Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 APRIL 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten betreffende de stelsels van onderbreking van de beroepsloopbaan en van tijdskrediet inzake de gecentraliseerde indiening van de aanvragen loopbaanonderbreking en tijdskrediet



Inhoudstafel:


Art. 1-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1986010969  1991012632  1991013073  1998002123  1999012413  2001009191  2001013224  2002012710  2009204878  2013201170  2014202144  2014202327 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 27 november 1985 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan voor de leden van het administratief, gespecialiseerd, meester-, vak- en dienstpersoneel van de universitaire instellingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1°) artikel 4, § 4, tweede lid, wordt opgeheven;
  2°) in artikel 5, eerste zin, worden de woorden "van het ambtsgebied waarin het verblijft" opgeheven.

Art.2. In het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 19, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 december 1992 en 9 juli 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 19. De werknemers die een onderbrekingsuitkering willen genieten, dienen hiertoe een aanvraag in bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. De aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 20.";
  2°) in artikel 20, eerste lid, worden de woorden ", mits goedkeuring door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid" opgeheven;
  3°) in artikel 22, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 22. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum.".

Art.3. In het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 10, tweede lid, wordt opgeheven;
  2°) artikel 16, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 16. § 1. De personeelsleden die hun loopbaan geheel of gedeeltelijk onderbreken dienen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een aanvraag in voor het bekomen van de onderbrekingsuitkeringen. De aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in § 2."
  3°) in artikel 16, § 2, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1996, worden de woorden ", na goedkeuring van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid" opgeheven;
  4°) in artikel 16bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 september 2012 en vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.4. In het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 127, tweede lid, wordt opgeheven;
  2°) artikel 133, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art.133. De ambtenaar die een onderbrekingsuitkering wenst te genieten, dient bij een ter post aangetekende brief een aanvraag in gericht aan het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 134.";
  3°) in artikel 134, eerste lid, worden de woorden "mits zij worden goedgekeurd door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid" opgeheven;
  4°) in artikel 136, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt in het eerste lid, de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 136. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.5. In het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen worden de volgende wijzingen aangebracht :
  1°) artikel 26, tweede lid, wordt opgeheven;
  2°) artikel 27, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 27. De ambtenaar die een onderbrekingsuitkering wenst te genieten, dient bij een ter post aangetekende brief een aanvraag in gericht aan het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 28.";
  3°) in artikel 28, eerste lid, worden de woorden "mits zij worden goedgekeurd door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid" opgeheven;
  4°) in artikel 30, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt in het eerste lid, de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 30. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.6. In het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 75, tweede lid, wordt opgeheven;
  2°) artikel 80, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 80. Het personeelslid dat een onderbrekingsuitkering wenst te genieten, dient bij een ter post aangetekende brief een aanvraag in gericht aan het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 81.";
  3°) in artikel 81, eerste lid, worden de woorden "mits goedkeuring door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid" opgeheven;
  4°) in artikel 83, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt in het eerste lid, de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 83. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.7. In het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van Hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 13, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 juni 2007 en 3 februari 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 13. De werknemers die een onderbrekingsuitkering willen genieten, dienen daartoe een aanvraag in bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
  De aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 14.
  De werknemers die een tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking hebben verkregen van hun werkgever, dienen dit te melden bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 14 en binnen de termijn bepaald in artikel 16";
  2°) in artikel 14, eerste lid, worden de woorden "de Minister die Tewerkstelling en Arbeid onder zijn bevoegdheid heeft, na advies van" opgeheven;
  3°) artikel 14, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De Minister bevoegd voor Werk kan bepalen welke bewijsstukken de werknemer bij zijn aanvraag dient te voegen";
  4°) in artikel 16, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 februari 2014, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art; 16. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.8. In het koninklijk besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 22, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 22. De personeelsleden die een onderbrekingsuitkering willen genieten, dienen daartoe een aanvraag in bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
  De aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 23.";
  2°) in artikel 23, eerste lid, worden de woorden "de Minister die Tewerkstelling en Arbeid onder zijn bevoegdheid heeft, na advies van" opgeheven;
  3°) artikel 23, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De Minister bevoegd voor Werk kan bepalen welke bewijsstukken het personeelslid bij zijn aanvraag dient te voegen";
  4°) in artikel 26, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 26. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.9. In het koninklijk besluit van 16 november 2009 houdende toekenning aan de personeelsleden van de Belgische Technische Coöperatie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 17, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 17. De personeelsleden die een onderbrekingsuitkering willen genieten, dienen een aanvraag in te dienen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
  De aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 18.";
  2°) in artikel 18, eerste lid, worden de woorden "de Minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid, na advies van" opgeheven;
  3°) artikel 18, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling:
  "De Minister bevoegd voor Werk kan bepalen welke bewijsstukken het personeelslid bij zijn aanvraag dient te voegen";
  4°) in artikel 21, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 21. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.10. In het koninklijk besluit van 29 april 2013 houdende toekenning aan de personeelsleden van de Cel voor Financiële Informatieverwerking van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 17, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 17. De personeelsleden die een onderbrekingsuitkering willen genieten, dienen een aanvraag in te dienen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
  Deze aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 18.";
  2°) in artikel 18, eerste lid, worden de woorden "de Minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid, na advies van" opgeheven;
  3°) artikel 18, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De Minister bevoegd voor Werk kan bepalen welke bewijsstukken het personeelslid bij zijn aanvraag dient te voegen";
  4°) in artikel 21, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 21. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.11. In het koninklijk besluit van 10 april 2014 houdende toekenning van het recht op ouderschapsverlof en verlof voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid aan bepaalde werknemers, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 28, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 28. De werknemers die een onderbrekingsuitkering willen genieten, dienen een aanvraag in te dienen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
  De aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 29.";
  2°) in artikel 29, eerste lid, worden de woorden "de Minister bevoegd voor Werk, na advies van" opgeheven;
  3°) artikel 29, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De Minister bevoegd voor Werk kan bepalen welke bewijsstukken de werknemer bij zijn aanvraag dient te voegen";
  4°) in artikel 32, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 32. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.12. In het koninklijk besluit van 12 mei 2014 houdende toekenning aan de contractuele personeelsleden van de Ombudsdienst voor Energie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) artikel 19, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 19. De contractuele personeelsleden die een onderbrekingsuitkering willen genieten, dienen een aanvraag in te dienen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
  De aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 20.";
  2°) in artikel 20, eerste lid, worden de woorden "de Minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid, na advies van" opgeheven;
  3°) artikel 20, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De Minister bevoegd voor Werk kan bepalen welke bewijsstukken het contractueel personeelslid bij zijn aanvraag dient te voegen";
  4°) in artikel 23, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 23. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn naar het adres van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat is vermeld op het aanvraagformulier, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum."

Art.13. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2018.

Art. 14. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.