Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 DECEMBER 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 en diverse andere bepalingen in het licht van de overname van de dienst van de registratie- en erfbelasting



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken
Art. 1.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg
Art. 3
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001
Art. 4
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen
Art. 5
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten
Art. 6
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
Art. 7
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009
Art. 8
HOOFDSTUK 9. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 tot regeling van de vrijstelling inzake successierechten verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van investeringsprogramma's van serviceflats
Art. 9
HOOFDSTUK 10. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 1996 tot uitvoering van artikel 54 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud
Art. 10-11
HOOFDSTUK 11. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen voor zover het betrekking heeft op overlijdens van vóór 1 januari 2012
Art. 12-18
HOOFDSTUK 12. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg
Art. 19
HOOFDSTUK 13. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2001 houdende de toekenning van een subsidie aan Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen zonder winstoogmerk als tegemoetkoming in de vergoeding voor de verwerving van de eigendom van de serviceflatgebouwen die op hun grond zijn opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst met de BEVAK
Art. 20
HOOFDSTUK 14. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 21
HOOFDSTUK 15. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand
Art. 22
HOOFDSTUK 16. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en ambulante gezondheidszorg
Art. 23
HOOFDSTUK 17. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk
Art. 24
HOOFDSTUK 18. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor gezinnen met kinderen
Art. 25
HOOFDSTUK 19. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan
Art. 26
HOOFDSTUK 20. - Wijzigingen van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013
Art. 27-39
HOOFDSTUK 21. - Wijziging van het ministerieel besluit van 29 oktober 2010 tot nadere invulling van de regels inzake de indeling van de verrichtingen in de financiële administratie, de boekhoudkundige waarderings- en rubriceringsregels, de financiële rapportering aan de Vlaamse overheid en de boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen
Art. 40
HOOFDSTUK 22. - Slotbepalingen
Art. 41-42
BIJLAGE.
Art. N1





Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken
Artikel 1. In artikel 40, derde lid, van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken, wordt de zinsnede "het artikel 72 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten" vervangen door de zinsnede "artikel 2.9.4.2.8, § 1, artikel 2.9.6.0.4, en artikel 3.12.3.0.1, § 1, 2° en 3°, § 3, vierde lid, en § 5, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013".

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990
Art.2. In artikel 13bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden "Het recht van successie of van overgang bij overlijden dat" vervangen door de woorden "De erfbelasting die";
  2° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 55quater van het Wetboek der successierechten" vervangen door de zinsnede "artikel 2.7.6.0.3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013";
  3° in het tweede lid, 2), wordt de zinsnede "onder 1) van § 2 van artikel 55quater van het Wetboek der successierechten" vervangen door de zinsnede "in artikel 2.7.6.0.3, tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013".

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg
Art.3. In artikel 35, § 3, tweede lid, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2000 en vernummerd bij het decreet van 13 februari 2004, worden de woorden "de registratie- of successierechten" vervangen door de woorden "de registratie- of erfbelasting".

HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001
Art.4. In artikel 7, § 1, eerste lid, van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001 wordt de zinsnede "artikel 55bis, § 2, van het Wetboek der successierechten, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1994" vervangen door de zindsnede "artikel 2.7.6.0.1, § 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013".

HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen
Art.5. In artikel 9 van het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004, wordt paragraaf 9 opgeheven.

HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten
Art.6. In artikel 21/1 van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten, ingevoegd bij het decreet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "artikel 161, 14°, van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten" vervangen door de zinsnede "artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 4°, en tweede tot en met vierde lid, artikel 2.9.6.0.3, eerste lid, 12°, artikel 2.9.6.0.3, derde tot en met vijfde lid, en artikel 2.10.6.0.3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013";
  2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 161, 14°, eerste lid, van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten" vervangen door de zinsnede "artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 4°, artikel 2.9.6.0.3, eerste lid, 12°, en artikel 2.10.6.0.3, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013";
  3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 161, 14°, tweede lid, van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten" vervangen door de zinsnede "artikel 2.8.6.0.1, tweede lid, artikel 2.9.6.0.3, derde lid, en artikel 2.10.6.0.3, tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013".

HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
Art.7. In artikel 3.1.10, § 1, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt de zinsnede "de artikelen 45 en 46 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten" vervangen door de zinsnede "artikel 2.9.3.0.1 en 2.9.7.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013";
  2° in het tweede lid, 2°, wordt de zinsnede "artikel 46bis, vierde lid, 2°, c), van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten" vervangen door de zinsnede "artikel 2.9.3.0.2, § 2, 2°, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013".

HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009
Art.8. In artikel 2.6.2, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid worden de woorden "de registratie- of successierechten" vervangen door de woorden "de registratie- of erfbelasting";
  2° in het derde lid, 1°, wordt het woord "registratierechten" vervangen door het woord "registratiebelasting".

HOOFDSTUK 9. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 tot regeling van de vrijstelling inzake successierechten verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van investeringsprogramma's van serviceflats
Art.9. In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 tot regeling van de vrijstelling inzake successierechten verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van investeringsprogramma's van serviceflats, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 december 1996 en 21 december 2012, wordt de zinsnede "artikel 11" vervangen door de zinsnede "artikel 2.7.6.0.1, § 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013".

HOOFDSTUK 10. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 1996 tot uitvoering van artikel 54 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud
Art.10. In artikel 1, § 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 1996 tot uitvoering van artikel 54 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud worden de woorden "de registratie- of successierechten" vervangen door de woorden "de registratie- of erfbelasting".

Art.11. In artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007, worden de woorden "de registratie- of successierechten" vervangen door de woorden "de registratie- of erfbelasting".

HOOFDSTUK 11. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen voor zover het betrekking heeft op overlijdens van vóór 1 januari 2012
Art.12. Artikel 2bis en 2ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2006, worden opgeheven.

Art.13. Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2001 en 23 april 2004, wordt opgeheven.

Art.14. Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2001 en 23 juni 2006, wordt opgeheven.".

Art.15. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 en 23 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid opgeheven;
  2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt :
  " § 2. Bij die kennisgeving moet een afschrift worden gevoegd van de RSZ-aangiften, van het aandelenregister en/of van de stukken waaruit de wijziging blijkt.";
  3° paragraaf 3 en paragraaf 4 worden opgeheven.

Art.16. In artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2001, wordt het woord "administratie" vervangen door de woorden "bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie.".

Art.17. Bijlage 1 tot en met 4 bij het hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 22 september 2008, worden opgeheven.

Art.18. In bijlage 5 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 22 september 2008, wordt de zinsnede "artikel 133 en volgende van het Wetboek van successierechten" vervangen door de zinsnede "de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 15, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013".

HOOFDSTUK 12. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg
Art.19. In artikel 8, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt het woord "registratierechten" vervangen door de woorden "registratiebelasting of registratierechten".

HOOFDSTUK 13. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2001 houdende de toekenning van een subsidie aan Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen zonder winstoogmerk als tegemoetkoming in de vergoeding voor de verwerving van de eigendom van de serviceflatgebouwen die op hun grond zijn opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst met de BEVAK
Art.20. In artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2001 houdende de toekenning van een subsidie aan Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen zonder winstoogmerk als tegemoetkoming in de vergoeding voor de verwerving van de eigendom van de serviceflatgebouwen die op hun grond zijn opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst met de BEVAK wordt de zinsnede "artikel 55bis, § 2, van het Wetboek der successierechten, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1994, en van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 tot regeling van de het vrijstelling inzake successierechten verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen, opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van investeringsprogramma's van serviceflats" vervangen door de zinsnede "artikel 2.7.6.0.1, § 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013".

HOOFDSTUK 14. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art.21. In artikel 4, vierde lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt het woord "registratierechten" vervangen door de woorden "registratiebelasting of registratierechten".

HOOFDSTUK 15. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand
Art.22. In artikel 11, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand wordt het woord "registratierechten" vervangen door de woorden "registratiebelasting of registratierechten".

HOOFDSTUK 16. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en ambulante gezondheidszorg
Art.23. In artikel 14, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en ambulante gezondheidszorg wordt het woord "registratierechten" vervangen door de woorden "registratiebelasting of registratierechten".

HOOFDSTUK 17. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk
Art.24. In artikel 10, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk wordt het woord "registratierechten" vervangen door de woorden "registratiebelasting of registratierechten".

HOOFDSTUK 18. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor gezinnen met kinderen
Art.25. In artikel 13, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor gezinnen met kinderen wordt het woord "registratierechten" vervangen door de woorden "registratiebelasting of registratierechten".

HOOFDSTUK 19. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan
Art.26. In artikel 9, zevende lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan wordt het woord "registratierechten" vervangen door de woorden "registratiebelasting of registratierechten".

HOOFDSTUK 20. - Wijzigingen van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013
Art.27. Artikel 1.1.0.0.1. van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 1.1.0.0.1. De begrippen, gehanteerd in titel 2, hoofdstuk 5, worden geïnterpreteerd in overeenstemming met de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van verkrotting van gebouwen en/of woningen.
  De begrippen, gehanteerd in titel 2, hoofdstuk 6, worden geïnterpreteerd in overeenstemming met de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.
  In titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 3, van dit besluit wordt verstaan onder : de bijzondere commissie : de bijzondere commissie, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
  In titel 3, hoofdstuk 20, van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het Agentschap : het Agentschap voor Natuur en Bos, vermeld in artikel 27, § 1, 2° van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  2° uitgebreid beheerplan van bossen : het beheerplan dat de gegevens bevat, vermeld in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de beheerplannen van bossen.".

Art.28. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 7, dat bestaat uit artikel 2.7.1.0.1 tot en met 2.7.7.0.1, toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "Hoofdstuk 7. Erfbelasting
  Afdeling 1. Belastbaar voorwerp
  Art. 2.7.1.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik..
  Afdeling 2. Belastingplichtigen
  Art. 2.7.2.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 3. Belastbare grondslag
  Art. 2.7.3.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 4. Tarieven
  Art. 2.7.4.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 5. Verminderingen
  Art. 2.7.5.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 6. Vrijstellingen
  Art. 2.7.6.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 7. Wijze van heffing
  Art. 2.7.7.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.".

Art.29. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 8, dat bestaat uit artikel 2.8.1.0.1 tot en met 2.8.7.0.1, toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "Hoofdstuk 8. Schenkbelasting
  Afdeling 1. Belastbaar voorwerp
  Art. 2.8.1.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 2. Belastingplichtigen
  Art. 2.8.2.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 3. Belastbare grondslag
  Art. 2.8.3.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 4. Tarieven
  Art. 2.8.4.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 5. Verminderingen
  Art. 2.8.5.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 6. Vrijstellingen
  Art. 2.8.6.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 7. Wijze van heffing
  Art. 2.8.7.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.".

Art.30. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 9, dat bestaat uit artikel 2.9.1.0.1 tot en met 2.9.7.0.1, toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "Hoofdstuk 9. Verkooprecht
  Afdeling 1. Belastbaar voorwerp
  Art. 2.9.1.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 2. Belastingplichtigen
  Art. 2.9.2.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 3. Belastbare grondslag
  Art. 2.9.3.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 4. Tarieven
  Art. 2.9.4.0.1. In het geval, vermeld in artikel 3.6.0.0.6, § 6, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt het maximum inkomen van het gebouwd onroerend goed en van zijn aanhorigheden vastgesteld conform artikel 2.9.4.2.1, § 2, 2°, b) en c), van de voormelde codex en volgens het daarin gemaakte onderscheid, met dien verstande dat de datum waarop het kadastraal inkomen is vastgesteld na voltooiing van het gebouw, in de plaats komt van de datum van de akte van verkrijging.
  Art. 2.9.4.0.2. De coëfficiënt, vermeld in artikel 2.9.4.2.8, § 1, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt vastgesteld op driehonderdvijftig.
  Afdeling 5. Verminderingen
  Art. 2.9.5.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 6. Vrijstellingen.
  Art. 2.9.6.0.1. De coëfficiënt, vermeld in artikel 2.9.6.0.4 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt bepaald met toepassing van artikel 2.9.4.0.2.
  Afdeling 7. Wijze van heffing
  Art. 2.9.7.0.1. De coëfficiënt, vermeld in artikel 2.9.7.0.2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt bepaald met toepassing van artikel 2.9.4.0.2..".

Art.31. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 10, dat bestaat uit artikel 2.10.1.0.1 tot en met artikel 2.10.7.0.1, toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "Hoofdstuk 10. Verdeelrecht
  Afdeling 1. Belastbaar voorwerp
  Art. 2.10.1.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 2. Belastingplichtigen
  Art. 2.10.2.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 3. Belastbare grondslag
  Art. 2.10.3.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 4. Tarieven
  Art. 2.10.4.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 5. Verminderingen
  Art. 2.10.5.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 6. Vrijstellingen
  Art. 2.10.6.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 7. Wijze van heffing
  Art. 2.10.7.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.".

Art.32. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 11, dat bestaat uit artikel 2.11.1.0.1 tot en met artikel 2.11.7.0.1, toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "Hoofdstuk 11. Recht op hypotheekvestiging
  Afdeling 1. Belastbaar voorwerp
  Art. 2.11.1.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 2. Belastingplichtigen
  Art. 2.11.2.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 3. Belastbare grondslag
  Art. 2.11.3.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 4. Tarieven
  Art. 2.11.4.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 5. Verminderingen
  Art. 2.11.5.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 6. Vrijstellingen
  Art. 2.11.6.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
  Afdeling 7. Wijze van heffing
  Art. 2.11.7.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.".

Art.33. Aan titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 1, van hetzelfde besluit wordt een artikel 3.3.1.0.3 toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 3.3.1.0.3. De aangifte van nalatenschap, vermeld in artikel 3.3.1.0.5 of 3.3.1.0.6 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt gedaan door middel van een formulier, dat wordt afgeleverd door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie en dat de elementen bevat, vermeld in artikel 3.3.10.8, § 1, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013."

Art.34. Aan titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 3, van hetzelfde besluit worden een artikel 3.4.3.0.3 tot en met 3.4.3.0.8 toegevoegd, die luiden als volgt :
  "Art. 3.4.3.0.3. § 1. Als de kunstwerken in hun geheel deel uitmaken van de nalatenschap of op de dag van het overlijden in hun geheel toebehoren aan de overledene en zijn overlevende echtgenoot, moet de schattingsaanvraag, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, zevende lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, worden ingediend voor het verstrijken van hetzij de normale termijn voor de indiening van de aangifte, vermeld in artikel 3.3.1.0.5, § 2, van de voormelde codex, hetzij de termijn voor de aangifte die conform artikel 3.3.1.0.7 van de voormelde codex werd verlengd, als de verlenging van de termijn van indiening werd toegestaan op andere gronden dan de indiening van de schattingsaanvraag.
  Als datum van de schattingsaanvraag geldt de datum van de afgifte bij de post van de aangetekende brief.
  § 2. Als de kunstwerken op de dag van het overlijden in hun geheel toebehoren aan de overlevende echtgenoot of aan de erfgenamen, legatarissen of begiftigden, moet de schattingsaanvraag, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, zevende lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, worden ingediend voor het verstrijken van de betalingstermijn, vermeld in artikel 3.4.2.0.1, eerste lid, van de voormelde codex.
  Als datum van de schattingsaanvraag geldt de datum van de afgifte bij de post van de aangetekende brief.
  § 3. Zowel in het geval, vermeld in paragraaf 1, als in het geval, vermeld in paragraaf 2, geldt de schattingsaanvraag als aanbod tot inbetalinggeving.
  § 4. De schattingsaanvraag, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, zevende lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, vermeldt :
  1° de voornamen, de achternaam en de laatste fiscale woonplaats van de erflater en de plaats en de datum van zijn overlijden;
  2° de voornamen, de achternaam en de woonplaats van iedere schattingsaanvrager, de titel krachtens welke ze tot de nalatenschap komen en de vermelding of ze al dan niet gehouden zijn tot de indiening van de aangifte van nalatenschap;
  3° de keuze van de woonplaats in België van één van de schattingsaanvragers als plaats waar alle kennisgevingen aan de schattingsaanvragers naar kunnen worden gestuurd;
  4° een nauwkeurige beschrijving van ieder kunstwerk waarvan de schatting wordt gevraagd met vermelding van de auteurs ervan, de situering van de kunstwerken in het oeuvre van de auteurs, de plaatsen waar ze eventueel werden tentoongesteld, de staat waarin het kunstwerk verkeert en de plaats waar ze zich zullen bevinden gedurende de procedure van inbetalinggeving als het om moeilijk verplaatsbare kunstwerken gaat;
  5° of de kunstwerken al dan niet verzekerd zijn, en als de kunstwerken verzekerd zijn, de naam van de verzekeringsmaatschappijen, de datum en het nummer van de polissen en de verzekerde waarde per kunstwerk als ze afzonderlijk zijn verzekerd;
  6° de uitdrukkelijke bevestiging dat ieder kunstwerk waarvan de schatting wordt gevraagd voldoet aan de eigendomsvoorwaarde, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, tweede lid, van de voormelde codex, met specificatie van de wijze waarop de titel van eigendom van de schattingsaanvragers tot stand is gekomen.
  § 5. De schattingsaanvraag, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, zevende lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, bevat ook een dossier met daarin :
  1° stukken en elementen die de eigendomstitels van de schattingsaanvragers staven;
  2° recente fotografische of andere afbeeldingen van de kunstwerken;
  3° in voorkomend geval, een kopie van de echtheidscertificaten die de aangevers bezitten;
  4° als de schattingsaanvragers daarover beschikken, alle stukken of elementen die een indicatie geven van de actuele waarde van de aangeboden kunstwerken;
  5° alle stukken of elementen waaruit blijkt dat de kunstwerken naar het oordeel van de schattingsaanvragers internationale faam hebben of waaruit blijkt dat de kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren;
  6° een afschrift van alle verzekeringscontracten die permanent of occasioneel voor de aangeboden kunstwerken werden gesloten, met de bijgevoegde expertiseverslagen die eventueel werden opgemaakt om de te verzekeren waarde te bepalen.
  § 6. De bijzondere commissie reikt een ontvangstbewijs van de schattingsaanvraag uit aan de schattingsaanvragers.
  § 7. Als de schattingsaanvraag of het dossier dat bij de aanvraag moet worden gevoegd onvolledig of onduidelijk is, vraagt de bijzondere commissie de nodige stukken of bewijzen op bij de schattingsaanvragers.
  § 8. De bijzondere commissie adviseert conform artikel 3.4.3.0.2, § 2, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen tot de onontvankelijkheid van de schattingsaanvraag te beslissen als :
  1° de aanvraag niet voldoet aan de vereisten, vermeld in paragraaf 4;
  2° de schattingsaanvragers de stukken, vermeld in paragraaf 7, die de bijzondere commissie heeft opgevraagd niet leveren binnen een termijn van een maand;
  3° de schattingsaanvraag laattijdig werd ingediend.
  In het geval, vermeld in het eerste lid, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen de beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. Hij stelt de bijzondere commissie in kennis van zijn beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen.
  De bijzondere commissie brengt de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. De bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie brengt vervolgens de schattingsaanvragers van deze beslissing op de hoogte.
  Art. 3.4.3.0.4. § 1. De bijzondere commissie kan eisen dat de kunstwerken die ter betaling van de invorderbare erfbelasting worden aangeboden, worden getoond aan de bijzondere commissie of aan de experten of instellingen die ze heeft aangewezen.
  De bijzondere commissie kan ook eisen dat de kunstwerken aan de bijzondere commissie of aan de experten of instellingen die ze heeft aangewezen, in bruikleen gegeven worden voor nader onderzoek naar de echtheid en naar de kosten van restauratie of instandhouding ervan.
  De voorzitter van de bijzondere commissie bepaalt de datum en de plaats van de uitvoering van die verplichtingen in overleg met de schattingsaanvragers. Als een kunstwerk moeilijk te verplaatsen is, kunnen de schattingsaanvragers verzoeken zich van de hun opgelegde verplichtingen te kwijten door het kunstwerk op de dagen en uren die de voorzitter heeft bepaald, toegankelijk te maken voor de bijzondere commissie of voor de experten die de bijzondere commissie heeft aangewezen of de vertegenwoordigers van de instellingen die de bijzondere commissie heeft aangewezen. De plaats waar het kunstwerk toegankelijk wordt gemaakt, moet in België liggen.
  De kunstwerken worden getoond en het in bruikleen gegeven op risico van de schattingsaanvragers. Met uitzondering van artikel 1883, zijn artikel 1880 tot en met 1891 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
  § 2. Als de schattingsaanvragers zich niet kunnen of willen kwijten van de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1, adviseert de bijzondere commissie conform artikel 3.4.3.0.2, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, op grond daarvan tot de onontvankelijkheid van de schattingsaanvraag te beslissen.
  In het geval, vermeld in het eerste lid, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen de beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. Hij stelt de bijzondere commissie in kennis van zijn beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen.
  De bijzondere commissie brengt de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. De bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie brengt vervolgens de schattingsaanvragers van deze beslissing op de hoogte.
  § 3. Als de bijzondere commissie vaststelt dat geen van de kunstwerken voldoet aan de kwalitatieve vereisten, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, geeft ze een negatief advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen conform artikel 3.4.3.0.2, § 2, eerste lid, van de voormelde codex.
  In het geval, vermeld in het eerste lid, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen de beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. Hij stelt de bijzondere commissie in kennis van zijn beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen.
  De bijzondere commissie brengt de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. De bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie brengt vervolgens de schattingsaanvragers van deze beslissing op de hoogte.
  § 4. Als de bijzondere commissie oordeelt dat sommige van de kunstwerken wel en andere niet voldoen aan de kwalitatieve vereisten, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, brengt de voorzitter van de commissie de schattingsaanvragers daarvan op de hoogte.
  In het geval, vermeld in het eerste lid, hebben de schattingsaanvragers de mogelijkheid om hun aanvraag te beperken tot de kunstwerken die voldoen aan de kwalitatieve vereisten, vermeld in het eerste lid. Ze brengen de voorzitter van de bijzondere commissie daarvan op de hoogte binnen een maand, te rekenen vanaf de datum van de verzending van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
  Bij gebrek aan een tijdige kennisgeving als vermeld in het tweede lid, geeft de bijzondere commissie een negatief advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, conform artikel 3.4.3.0.2, § 2, eerste lid, van de voormelde codex, met betrekking tot de totaliteit van de kunstwerken. Er wordt dan verder gehandeld conform paragraaf 3, tweede lid.
  § 5. De bijzondere commissie stelt een verslag op van haar voorlopige bevindingen met betrekking tot de waarde van de kunstwerken die voldoen aan de kwalitatieve vereisten, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
  De bijzondere commissie brengt de schattingsaanvragers op de hoogte van het verslag, vermeld in het eerste lid. De schattingsaanvragers beschikken over een termijn van een maand, te rekenen vanaf de derde dag na de verzending van de voorlopige bevindingen, om hun opmerkingen kenbaar te maken.
  Na het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, stelt de bijzondere commissie het definitieve schattingsverslag op. Dat verslag geldt als advies met betrekking tot de vastgestelde waarde van de kunstwerken.
  De bijzondere commissie brengt de schattingsaanvragers op de hoogte van het definitieve schattingsverslag, vermeld in het derde lid.
  Art. 3.4.3.0.5. § 1. Binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, vermeld in artikel 3.4.3.0.3, § 8, tweede lid, artikel 3.4.3.0.4, § 2, tweede lid, § 3, tweede lid, en § 4, derde lid, dienen de schattingsaanvragers de aangifte van nalatenschap in als een verlenging van de indieningstermijn alleen voor de schattingsaanvraag werd toegestaan.
  Binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, vermeld artikel 3.4.3.0.3, § 8, tweede lid, artikel 3.4.3.0.4, § 2, tweede lid, en § 3, tweede lid, wordt een aanvullende aangifte ingediend als de kunstwerken waarvoor een schattingsaanvraag werd ingediend, in de aangifte zijn aangegeven met een "pro-memorie"- vermelding. Dat geldt ook voor de goederen die de schattingsaanvragers met toepassing van artikel 3.4.3.0.4, § 4, hebben teruggetrokken.
  § 2. Als op het tijdstip van de kennisgeving, vermeld in artikel 3.4.3.0.4, § 5, vierde lid, de aangifte van nalatenschap al ingediend is, dan moet geen aanvullende aangifte worden ingediend. Als in de oorspronkelijke aangifte de waarde van de aangeboden kunstwerken niet als "pro memorie" werd aangegeven, wordt die waardering gelijkgesteld met een "pro memorie"-vermelding.
  Er moet evenmin een aanvullende aangifte worden ingediend als het een aangifte betreft waarvoor personen die niet tot indiening gehouden zijn, een ontvankelijke schattingsaanvraag hebben ingediend. In dat geval worden de waarden, vermeld in de oorspronkelijke aangifte, gelijkgesteld met een "pro memorie"-vermelding.
  In de gevallen, vermeld in het eerste en tweede lid, vormen de "pro memorie"-vermeldingen of de daarmee gelijkgestelde vermelding in de ingediende aangifte samen met de kennisgeving, vermeld in artikel 3.4.3.0.4, § 5, vierde lid, de aangegeven waarde van de kunstwerken.
  § 3. Als de aangifte van nalatenschap nog niet ingediend is op het tijdstip van de kennisgeving, vermeld in artikel 3.4.3.0.4, § 5, vierde lid, en de schattingsaanvraag ingediend werd door een of meer personen die gehouden zijn tot de indiening van de aangifte van nalatenschap, dan geven de aangevers de door de bijzondere commissie geadviseerde waarde van de kunstwerken conform artikel 3.4.3.0.2, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 op in de aangifte van nalatenschap, met de vermelding dat die waarde conform artikel 3.4.3.0.2, § 2, eerste lid, van de voormelde codex,werd geadviseerd door de bijzondere commissie.
  § 4. Als de waarde van de aangeboden kunstwerken, geadviseerd door de bijzondere commissie conform artikel 3.4.3.0.2, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, lager is dan of gelijk is aan het gezamenlijke bedrag van de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, kunnen de schattingsaanvragers het aanbod alsnog geheel of gedeeltelijk intrekken.
  Als de waarde van de aangeboden kunstwerken, geadviseerd door de bijzondere commissie conform artikel 3.4.3.0.2, § 2, eerste lid, van de voormelde codex, het bedrag van de erfbelasting dat gezamenlijk door de schattingsaanvragers verschuldigd, overtreft, hebben ze de keuze om het aanbod te bevestigen, het aanbod aan te passen door een of meer kunstwerken uit het aanbod terug te trekken zodat de waarde van de overblijvende kunstwerken minder bedraagt dan of gelijk is aan de verschuldigde erfbelasting, of het aanbod in te trekken. In geval van bevestiging van het aanbod zal, als de schattingsaanvragers daarvoor opteren, het saldo worden toegerekend op de erfbelasting, berekend ten laste van andere met name genoemde erfgenamen, legatarissen of begiftigden. Als er na die toerekening nog een saldo overblijft, zal dat worden toegerekend op na te vorderen erfbelasting ten laste van de schattingsaanvragers en, in voorkomend geval, op na te vorderen erfbelasting ten laste van de andere met name genoemde erfgenamen, legatarissen of begiftigden. De bevestiging van het aanbod levert geen recht op uitkering van het saldo op.
  In het geval, vermeld in artikel 3.4.3.0.3, § 1, blijft bij aanpassing of bij intrekking van het aanbod, vermeld in het tweede lid, de door de bijzondere commissie geadviseerde waarde van de kunstwerken conform artikel 3.4.3.0.2, § 2, eerste lid, van de voormelde codex, die afhangen van de nalatenschap, de waarde die in aanmerking wordt genomen voor de heffing van de erfbelasting.
  § 5. Binnen een maand na de verzending van het aanslagbiljet brengen de schattingsaanvragers :
  1° in geval van paragraaf 4, eerste lid, de bijzondere commissie op de hoogte van de intrekking van het aanbod of van de bedragen ten belope waarvan de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, met de inbetalinggeving kan worden voldaan als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen;
  2° in geval van paragraaf 4, tweede lid, de bijzondere commissie op de hoogte van de bevestiging, de aanpassing of de intrekking van het aanbod. Als het aanbod wordt aangepast vermelden de schattingsaanvragers de bedragen ten belope waarvan de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, met de inbetalinggeving kan worden voldaan als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen. Als het aanbod wordt bevestigd, vermelden ze in voorkomend geval de bedragen ten belope waarvan de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers en door de andere met naam genoemde erfgenamen, legatarissen of begiftigden, met de inbetalinggeving kan worden voldaan als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen.
  Bij gebreke van de kennisgeving aan de bijzondere commissie, vermeld in het eerste lid, 1°, worden de schattingsaanvragers geacht het aanbod te hebben bevestigd en zal de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, geacht worden te zijn voldaan naar evenredigheid van ieders aandeel in de gezamenlijk door hen verschuldigde belasting in het geval, vermeld in artikel 3.4.3.0.3, § 1 en naar evenredigheid van ieders aandeel in de eigendom van het kunstwerk in het geval, vermeld in artikel 3.4.3.0.3, § 2, als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen.
  Bij gebreke van de kennisgeving van de bevestiging, aanpassing of intrekking van het aanbod tot inbetalinggeving aan de bijzondere commissie, vermeld in het eerste lid, 2°, worden de schattingsaanvragers geacht het aanbod te hebben bevestigd. In dat geval zal de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, geacht worden te zijn voldaan, als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen. Het saldo zal niet toegerekend worden.
  Art. 3.4.3.0.6. § 1. De voorzitter van de bijzondere commissie bezorgt het advies over de kwalitatieve vereisten, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, en over de vastgestelde waarde van de kunstwerken aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen.
  Bij het advies wordt een dossier gevoegd dat de volgende stukken bevat :
  1° de schattingsaanvraag, het dossier, vermeld in artikel 3.4.3.0.3, § 5, en alle stukken of bewijzen die de schattingsaanvragers met toepassing van artikel 3.4.3.0.3, § 7, hebben voorgelegd;
  2° de door de aanvrager gedane kennisgevingen ter uitvoering van artikel 3.4.3.0.5, § 5, eerste lid. Bij gebrek aan kennisgevingen vermeldt de voorzitter van de bijzondere commissie dat toepassing wordt gemaakt van artikel 3.4.3.0.5, § 5, tweede lid;
  3° in voorkomend geval, de door de bijzondere commissie opgemaakte lijst van de musea of de instellingen die belangstelling tonen om de kunstwerken in bruikleen te krijgen voor opneming in hun collecties;
  4° een gemotiveerd advies over de meest geschikte bestemming van de aangeboden kunstwerken.
  § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, brengt de voorzitter van de bijzondere commissie op de hoogte van zijn beslissing over het aanbod.
  Als de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, niet alle aangeboden kunstwerken aanvaardt, worden de bedragen, die door de inbetalinggevers werden meegedeeld conform artikel 3.4.3.0.5, § 5, eerste lid, en ten belope waarvan ze de erfbelasting die ieder van hen verschuldigd is, met het aanbod willen voldoen, herleid naar evenredigheid van de waarde van de kunstwerken die de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, heeft aanvaard.
  Voor de kunstwerken die de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, aanvaardt, vermeldt hij in die kennisgeving de musea of de instellingen waaraan de kunstwerken moeten worden afgegeven.
  De voorzitter van de bijzondere commissie brengt de inbetalinggevers en de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, met vermelding van de bedragen ten belope waarvan de door ieder van de inbetalinggevers verschuldigde erfbelasting door de afgifte van de kunstwerken geacht wordt te zijn voldaan en van de musea of instellingen waaraan de kunstwerken moeten worden afgegeven. De voorzitter van de bijzondere commissie brengt de musea of instellingen aan wie de kunstwerken in bruikleen worden gegeven op de hoogte van de uiterste datum waarop ze de kunstwerken in ontvangst moeten nemen.
  § 3. De inbetalinggevers moeten de kunstwerken op hun kosten aan de aangewezen musea of instellingen afgeven binnen twee maanden, te rekenen van de datum van de kennisgeving door de voorzitter van de bijzondere commissie, vermeld in paragraaf 2, vierde lid.
  De musea of instellingen bevestigen de afgifte van de kunstwerken binnen de gestelde termijn aan de hand van een ontvangstbewijs, opgemaakt in tweevoud. De inbetalinggevers sturen onmiddellijk een exemplaar van het ontvangstbewijs aan de voorzitter van de bijzondere commissie.
  Als de kunstwerken niet binnen de gestelde termijn zijn afgegeven, brengen de aangewezen musea of instellingen de voorzitter van de bijzondere commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte. De voorzitter van de bijzondere commissie stelt de inbetalinggevers met een aangetekende brief in gebreke. Als de inbetalinggevers de kunstwerken niet binnen veertien dagen na de datum van de verzending van de ingebrekestelling hebben afgegeven, wordt de inbetalinggeving van rechtswege ontbonden, tenzij de voorzitter van de bijzondere commissie er de voorkeur aan geeft om de gedwongen tenuitvoerlegging van de verbintenis tot afgifte van de kunstwerken te eisen.
  § 4. Het risico van de kunstwerken blijft tot bij de afgifte van de kunstwerken bij de schattingsaanvragers.
  Elke wijziging, verandering of beschadiging van de kunstwerken tussen het tijdstip van de indiening van de schattingsaanvraag en het tijdstip van de afgifte brengt de ontbinding van rechtswege van de inbetalinggeving mee.
  Art. 3.4.3.0.7. § 1. De erelonen en expertisevergoedingen en alle andere vergoedingen van kosten die de bijzondere commissie betaald heeft aan experten en instellingen waarop ze voor de vervulling van haar taken heeft beroep gedaan, de kosten verbonden aan de verplaatsingen die de leden van de bijzondere commissie hebben gedaan om moeilijk verplaatsbare kunstwerken te onderzoeken op de plaats waar ze door de schattingsaanvragers worden bewaard, en de kosten die verbonden zijn aan de kennisgevingen en ingebrekestellingen die de bijzondere commissie heeft gedaan, worden beschouwd als schattingskosten.
  § 2. De voorzitter van de bijzondere commissie brengt de schattingsaanvragers op de hoogte van het bedrag dat als voorschot op de schattingskosten bij de bevoegde eniteit van de Vlaamse administratie moet worden betaald. Binnen een termijn van twee weken, te rekenen van de kennisgeving, storten de schattingsaanvragers het bedrag van het voorschot op rekening van de bevoegde entiteit van de Vlaamse Administratie. Binnen vijf dagen na de storting zendt de bevoegde entiteit van de Vlaamse adminstratie een eensluidend verklaard afschrift van het ontvangstbewijs aan de voorzitter van de bijzondere commissie.
  Dat voorschot wordt bepaald op 250 euro per kunstwerk waarvoor een schattingsaanvraag wordt ingediend.
  De bijzondere commissie kan in de loop van haar werkzaamheden beslissen het als voorschot te betalen bedrag voor een of meer kunstwerken te verhogen als blijkt dat de kosten van schatting van de desbetreffende kunstwerken meer dan het dubbele van de geldsom, vermeld in het eerste lid, zullen bedragen.
  Bij laattijdige of onvolledige betaling van het voorschot of van de verhoging ervan, is artikel 3.4.3.0.3, § 8, van overeenkomstige toepassing.
  § 3. Nadat de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, de inbetalinggeving geheel of gedeeltelijk aanvaard heeft en na de kennisname van het ontvangstbewijs, vermeld in artikel 3.4.3.0.6, § 3, tweede lid, zendt de voorzitter van de bijzondere commissie een attest aan de schattingsaanvragers waarin vermeld wordt dat de schattingskosten worden gedragen door het Vlaamse Gewest.
  Op zicht van dat attest betaalt de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bedrag van het voorschot terug aan de schattingsaanvragers.
  § 4. Als goederen uit de schattingsaanvraag of het aanbod tot inbetalinggeving worden teruggetrokken, als de inbetalinggeving niet wordt aanvaard of als het ontvangstbewijs, vermeld in artikel 3.4.3.0.6, § 3, tweede lid, niet wordt afgeleverd, stelt de voorzitter van de bijzondere commissie een staat van de schattingskosten op. De schattingsaanvragers zijn hoofdelijk en ondeelbaar gehouden tot betaling van die kosten.
  Onderaan op de staat van schattingskosten wordt het bedrag van het voorschot toegerekend op het bedrag van de schattingskosten.
  Blijft er nog een saldo ten bate van de schattingsaanvragers over, dan zendt de voorzitter van de bijzondere commissie een eensluidend verklaard afschrift van de aangevulde staat van schattingskosten aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie en aan de schattingsaanvragers. De bevoegde entiteit van de Vlaamse adminstratie stort vervolgens het saldo van het voorschot terug aan de schattingsaanvragers.
  Als het voorschot niet volstaat voor de betaling van de schattingskosten, zendt de voorzitter van de bijzondere commissie de aangevulde staat van schattingskosten aan de schattingsaanvragers en een eensluidend verklaard afschrift ervan aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie. Het bedrag van het saldo zoals dat blijkt uit de d aangevulde staat van schattingskosten, wordt door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie verder ingevorderd.
  Art. 3.4.3.0.8. § 1. De bijzondere commissie, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, is samengesteld uit :
  1° drie personeelsleden van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie, onder wie de voorzitter en de secretaris van de commissie;
  2° twee personeelsleden van de Vlaamse administratie van het beleidsdomein Cultuur;
  3° vijf leden, vertegenwoordigers van de Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed, opgericht bij artikel 4 van het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang.
  De effectieve leden van de bijzondere commissie, alsook hun plaatsvervangers, worden benoemd door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen.
  Het adres van de commissie wordt gevestigd op het adres van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie.
  § 2. De voorzitter van de bijzondere commissie stelt de plaats, de dag en het uur van de vergadering vast. Hij stelt eveneens de agenda vast.
  De commissieleden, of hun plaatsvervanger, kunnen een punt op de agenda laten inschrijven als ze daarvoor vooraf een verzoek aan de voorzitter hebben gericht.
  § 3. De voorzitter, of, in opdracht, een secretaris, roept de commissieleden op ten minste zeven dagen voor de datum van de vergadering. De oproeping vermeldt de agenda.
  Bij de oproeping wordt voor elke schattingsaanvraag, vermeld in artikel 3.4.3.0.3, § 1 en § 2, een afschrift van het aanvraagdossier gevoegd.
  § 4. Leden die de vergadering niet kunnen bijwonen, brengen het secretariaat van de bijzondere commissie daarvan op de hoogte, en verzoeken hun plaatsvervanger om hen op de vergadering te vertegenwoordigen.
  § 5. De voorzitter opent en sluit de vergaderingen. Hij leidt de besprekingen en organiseert de stemming als geen consensus wordt bereikt.
  § 6. De notulen van de vergaderingen van de bijzondere commissie maken een integrerend deel uit van het door de bijzondere commissie te verlenen advies. De notulen worden, samen met het ontwerp van advies, ter goedkeuring aan de commissieleden toegestuurd. De voorzitter van de bijzondere commissie ondertekent het goedgekeurde advies. Elk commissielid ontvangt een afschrift van het goedgekeurde en door de voorzitter ondertekende advies.
  § 7. De voorzitter beslist, op eigen initiatief of in voorkomend geval op vraag van de commissieleden, of en wanneer de eigenaar, de erfgenamen, legatarissen of begiftigden, of deskundigen in de vergadering worden uitgenodigd en toegelaten teneinde nadere inlichtingen over de kwalitatieve hoedanigheden, de toestand en de waarde van de te schatten werken te verstrekken.
  § 8. De commissieleden, de plaatsvervangers en de leden van het secretariaat zijn gehouden tot geheimhouding in verband met de besprekingen.".

Art.35. Aan titel 3, hoofdstuk 12, van hetzelfde besluit wordt een afdeling 3, die bestaat uit artikel 3.12.3.0.1, toegevoegd, die luidt als volgt :
  "Afdeling 3. - Andere verplichtingen in het kader van de registratiebelasting
  Art. 3.12.3.0.1. De beroepsverklaring, vermeld in artikel 2.9.4.2.4, § 2, 1°, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, moet verzonden worden naar de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie.
  De beroepsverklaring, vermeld in het eerste lid, moet gedagtekend en ondertekend zijn, en vermeldt de volgende gegevens :
  1° de voornamen, de achternaam, het beroep en het domicilie van de verklaarder, en zijn geboorteplaats en -datum, als het een particulier betreft;
  2° de bedrijfsnaam, de bedrijvigheid, de maatschappelijke zetel, de datum van de oprichtingsakte en, in voorkomend geval, de openbare ambtenaar voor wie deze akte verleden werd, als het een vennootschap betreft;
  3° de vermelding dat de beroepsverklaring ter uitvoering van artikel 2.9.4.2.4, § 2, 1°, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 gedaan wordt.".

Art.36. Artikel 3.13.1.2.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 3.13.1.2.1. De erfgenamen of de begiftigden moeten, om een melding te doen overeenkomstig artikel 2.7.4.2.4, § 2, eerste lid, of artikel 2.8.6.0.7, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie met het daarvoor bestemde formulier op de hoogte brengen van wijzigingen inzake de voorwaarden die gesteld worden om het verlaagde tarief of de vrijstelling te behouden.
  Voor het verlaagde tarief inzake de erfbelasting, moet in die kennisgeving het kohierartikel van het desbetreffende aanslagbiljet voor de erfbelasting worden opgenomen.
  Een afschrift van het rechtsgeldig aandelenregister dat ondertekend is door alle aandeelhouders of, bij gebreke daaraan, van de notulen van de algemene vergaderingen vanaf de datum van het overlijden van de erflater of vanaf de datum van de authentieke akte van schenking, alsook een afschrift van de stukken waaruit de wijziging blijkt, moeten bij de kennisgeving worden gevoegd.".

Art.37. Aan titel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014, wordt een hoofdstuk 20, dat bestaat uit artikel 3.20.0.0.1 tot en met 3.20.0.0.5, toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "Hoofdstuk 20. - Voorafgaande attesten
  Art. 3.20.0.0.1. De schriftelijke bevestiging van het Agentschap van de goedkeuring van het uitgebreid beheerplan van bossen geldt als attest tot vrijstelling van erfbelasting als vermeld in artikel 2.7.6.0.3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
  Art. 3.20.0.0.2. Het bevoegde personeelslid van de Vlaamse administratie brengt het Agentschap op de hoogte van het genoten voordeel per erfgenaam. Die kennisgeving bevat de volgende informatie :
  1° de voornaam, achternaam en het rijksregisternummer van de erflater;
  2° de voornaam, achternaam en de woonplaats van alle erfgenamen, alsook hun graad van verwantschap;
  3° de ligging en het kadastraal perceelnummer van het onroerend goed in kwestie;
  4° het bedrag van het genoten voordeel per erfgenaam.
  Art. 3.20.0.0.3. Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, vordert het Agentschap de subsidie, vermeld in artikel 13bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990, terug.
  Art. 3.20.0.0.4. Het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een brownfieldconvenant als vermeld in artikel 2.8.6.0.1, tweede lid, artikel 2.9.6.0.3, derde lid, en artikel 2.10.6.0.3, tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, bevat de volgende gegevens :
  1° de vermelding dat toepassing wordt gemaakt van één van de volgende bepalingen :
  a) artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 4°, van de voormelde codex;
  b) artikel 2.9.6.0.3., eerste lid, 12°, van de voormelde codex;
  c) artikel 2.10.6.0.3 van de voormelde codex;
  2° de naam en het adres van hetzij de begiftigde, hetzij de verkrijger;
  3° het adres en het kadasternummer van het geschonken of overgedragen onroerend goed;
  4° de verklaring dat het onroerend goed in kwestie verkregen werd door hetzij een schenking onder de levenden, hetzij een aankoop of een ruil of een andere overeenkomst tot overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik, hetzij een gehele of gedeeltelijke verdeling of een afstand onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen of een omzetting als vermeld in artikel 745quater en 745quinquies van het Burgerlijk Wetboek;
  5° de verklaring dat de overdracht van het onroerend goed plaats vond met het oog op de realisatie van een brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een brownfieldconvenant als vermeld in artikel 4 van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten;
  6° de verklaring dat het onroerend goed in kwestie deel uitmaakt van een brownfieldproject, met vermelding van de referentienummer en de projecthandelingen die ten aanzien van het onroerend goed in kwestie zullen worden gesteld;
  7° de datum en plaats van ondertekening van het attest.
  Het attest wordt door hetzij de begiftigde, hetzij de verkrijger ondertekend.
  Het bevoegde personeelslid van het Agentschap Ondernemen wordt belast met de opmaak en de verzending van de kennisgeving waarin staat dat de voorwaarden voor het behoud van de vrijstelling niet langer vervuld zijn. In die kennisgeving wordt de reden vermeld van het verval van de vrijstelling. De leidend ambtenaar van het Agentschap Ondernemen bepaalt de vorm van de kennisgeving.
  Art. 3.20.0.0.5. De leidend ambtenaar van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie wordt gemachtigd om de vorm van de formulieren en attesten, vermeld in de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 en dit besluit, te bepalen en die formulieren en attesten aan te passen aan de decreet- en besluitwijzigingen.".

Art.38. Aan artikel 5.0.0.0.1 van hetzelfde besluit worden een punt 10° tot en met 24° toegevoegd, die luiden als volgt :
  "10° het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, voor wat betreft het Vlaamse Gewest, met uitzondering van artikel 2, artikel 2bis, artikel 2ter, artikel 4, artikel 7, artikel 8ter, artikel 8quater, artikel 13 en 14, bijlage 1, B, bijlage 2, bijlage 3 en bijlage 4;
  11° het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, voor wat betreft het Vlaamse Gewest, met uitzondering van artikel 1, artikel 9/1, artikel 12, artikel 13, artikel 14 en artikel 15 en artikel 16 alsook van de bijlagen als die geen betrekking hebben op de registratiebelasting;
  12° het koninklijk besluit van 18 juli 1972 betreffende de uitvoering der artikelen 117 en 120 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 oktober 1985, voor wat betreft het Vlaamse Gewest, met uitzondering van artikel 3;
  13° artikel 1 van het het koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 1979, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;
  14° het koninklijk besluit van 26 november 1980 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 482 van het Wetboek der successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;
  15° het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 140ter, 3°, van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;
  16° het koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest, met uitzondering van artikel 2, § 3, artikel 22, artikel 23, artikel 24, artikel 31, artikel 32 en met uitzondering van artikel 6, eerste lid, 4°, en artikel 8, tweede lid, voor zover die artikelen betrekking hebben op de inkomstenbelastingen;
  17° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der successierechten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006 en 14 juli 2006 en bij het ministerieel besluit van 21 december 2006;
  18° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007 betreffende de vorm van het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant;
  19° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der successierechten;
  20° het ministerieel besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;
  21° het ministerieel besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten voor wat betreft het Vlaamse Gewest;
  22° het ministerieel besluit van 20 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten;
  23° het ministerieel besluit van 25 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten;
  24° het ministerieel besluit van 5 oktober 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten."

Art.39. Bijlage 2 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

HOOFDSTUK 21. - Wijziging van het ministerieel besluit van 29 oktober 2010 tot nadere invulling van de regels inzake de indeling van de verrichtingen in de financiële administratie, de boekhoudkundige waarderings- en rubriceringsregels, de financiële rapportering aan de Vlaamse overheid en de boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen
Art.40. In artikel 2 van bijlage 1 bij het ministerieel besluit van 29 oktober 2010 tot nadere invulling van de regels inzake de indeling van de verrichtingen in de financiële administratie, de boekhoudkundige waarderings- en rubriceringsregels, de financiële rapportering aan de Vlaamse overheid en de boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 7 januari 2013, wordt het woord "registratierechten" telkens vervangen door de woorden "registratiebelasting of registratierechten".

HOOFDSTUK 22. - Slotbepalingen
Art.41. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

Art.42. De Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N1. Bijlage 2. - Concordantietabellen
  Concordantietabel 1
  Tabel 1 : WIB 92


Bepaling WIB 92 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 300 Art. 3.2.1.0.1
Art. 300 Art. 3.2.1.0.2
Art. 300 Art. 3.2.3.0.1
Art. 300 Art. 3.2.5.0.1
Art. 300 Art. 3.4.1.0.1
Art. 300 Art. 3.4.3.0.1
Art. 300 Art. 3.4.3.0.2
Art. 300 Art. 3.4.4.0.1
Art. 300 Art. 3.4.5.0.1
Art. 300 Art. 3.4.6.0.1
Art. 300 Art. 3.10.3.1.1
Art. 300 Art. 3.10.3.2.1
Art. 300 Art. 3.10.3.2.2
Art. 300 Art. 3.10.3.2.3
Art. 300 Art. 3.10.3.2.4
Art. 300 Art. 3.10.3.2.5
Art. 300 Art. 3.10.3.2.6
Art. 300 Art. 3.10.3.2.7
Art. 300 Art. 3.10.3.3.1
Art. 300 Art. 3.10.3.3.2
Art. 300 Art. 3.10.3.4.1
Art. 300 Art. 3.10.3.4.2
Art. 300 Art. 3.10.3.4.3
Art. 300 Art. 3.10.3.5.1
Art. 300 Art. 3.10.5.1.1
Art. 300 Art. 3.10.5.1.2
Art. 300 Art. 3.10.5.1.3
Art. 300 Art. 3.10.5.1.4
Art. 300 Art. 3.10.5.1.5
Art. 300 Art. 3.10.5.1.6
Art. 300 Art. 3.10.5.1.7
Art. 300 Art. 3.12.2.0.1
Art. 300 Art. 3.12.2.0.2
Art. 300 Art. 3.12.2.0.3
Art. 300 Art. 3.12.2.0.4
Art. 300 Art. 3.13.2.0.1
Tabel 2 : Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92)


Bepaling KB/WIB 92 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 128 Art. 3.2.1.0.1
Art. 129 Art. 3.2.1.0.2
Art. 130 Art. 3.2.1.0.2
Art. 133, § 1 Art. 3.2.1.0.3
Art. 133, § 2 Art. 3.2.3.0.1
Art. 133, § 3 Art. 3.2.3.0.1
Art. 134 Art. 3.2.5.0.1
Art. 135 Art. 3.2.5.0.1
Art. 136 Art. 3.3.4.0.1
Art. 137 Art. 3.4.1.0.1
Art. 138 Art. 3.4.1.0.1
Art. 139, § 1 Art. 3.4.3.0.1
Art. 139, § 2 Art. 3.4.4.0.1
Art. 139, § 3 Art. 3.4.5.0.1
Art. 141 Art. 3.4.3.0.2
Art. 142 Art. 3.4.6.0.1
Art. 146 Art. 3.10.3.1.1
Art. 147 Art. 3.10.3.1.1
Art. 148 Art. 3.10.3.2.1
Art. 151 Art. 3.10.3.2.2
Art. 153 Art. 3.10.3.2.3
Art. 154 Art. 3.10.3.2.4
Art. 161 Art. 3.10.3.2.5
Art. 162 Art. 3.10.3.2.6
Art. 163 Art. 3.10.3.2.7
Art. 164 Art. 3.10.3.3.1
Art. 165 Art. 3.10.3.3.2
Art. 167 Art. 3.10.3.5.1
Art. 172 Art. 3.10.3.4.1
Art. 173 Art. 3.10.3.4.2
Art. 174 Art. 3.10.3.4.3
Art. 176 Art. 3.13.2.0.1
Art. 211 Art. 3.10.5.1.1
Art. 213 Art. 3.10.5.1.2
Art. 214 Art. 3.10.5.1.3
Art. 215 Art. 3.10.5.1.4
Art. 217 Art. 3.10.5.1.5
Art. 218 Art. 3.10.5.1.6
Art. 219 Art. 3.10.5.1.7
Art. 221 Art. 3.12.2.0.1
Art. 222 Art. 3.12.2.0.2
Art. 223 Art. 3.12.2.0.3
Art. 224 Art. 3.12.2.0.4
Tabel 3 : Besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 tot regeling van de modaliteiten waaronder de in artikel 253, eerste lid, 7° en 8°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstellingen van de onroerende voorheffing worden aangevraagd


Bepaling besluit 18 juli 2003 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Art. 2.1.6.0.1
Art. 2 Art. 2.1.6.0.2
Art. 3 Art. 2.1.6.0.3
Art. 4 Art. 2.1.6.0.4
Tabel 4 : Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010 houdende uitvoering van de compensatie voor de gederfde opbrengsten uit de gemeentelijke en de provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing op materieel en outillage en op energiezuinige gebouwen


Bepaling besluit 23 juli 2010 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Art. 3.1.0.0.3
Art. 2 Art. 3.1.0.0.4
Art. 4 Art. 3.1.0.0.5
Tabel 5 : Wetboek van 23 november 1965 van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (WIGB)


Bepaling WIGB Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 2 Art. 3.2.1.0.1
Art. 2 Art. 3.2.1.0.2
Art. 2 Art. 3.2.3.0.1
Art. 2 Art. 3.2.5.0.1
Art. 2 Art. 3.4.1.0.1
Art. 2 Art. 3.4.3.0.1
Art. 2 Art. 3.4.3.0.2
Art. 2 Art. 3.4.4.0.1
Art. 2 Art. 3.4.5.0.1
Art. 2 Art. 3.4.6.0.1
Art. 2 Art. 3.10.3.1.1
Art. 2 Art. 3.10.3.2.1
Art. 2 Art. 3.10.3.2.2
Art. 2 Art. 3.10.3.2.3
Art. 2 Art. 3.10.3.2.4
Art. 2 Art. 3.10.3.2.5
Art. 2 Art. 3.10.3.2.6
Art. 2 Art. 3.10.3.2.7
Art. 2 Art. 3.10.3.3.1
Art. 2 Art. 3.10.3.3.2
Art. 2 Art. 3.10.3.4.1
Art. 2 Art. 3.10.3.4.2
Art. 2 Art. 3.10.3.4.3
Art. 2 Art. 3.10.3.5.1
Art. 2 Art. 3.10.5.1.1
Art. 2 Art. 3.10.5.1.2
Art. 2 Art. 3.10.5.1.3
Art. 2 Art. 3.10.5.1.4
Art. 2 Art. 3.10.5.1.5
Art. 2 Art. 3.10.5.1.6
Art. 2 Art. 3.10.5.1.7
Art. 2 Art. 3.12.2.0.1
Art. 2 Art. 3.12.2.0.2
Art. 2 Art. 3.12.2.0.3
Art. 2 Art. 3.12.2.0.4
Art. 2 Art. 3.13.2.0.1
Tabel 6 : Koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (KB/WIGB)


Bepaling KB/WIGB Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 2 Art. 3.2.1.0.1
Art. 2 Art. 3.2.1.0.2
Art. 3, tweede zinsdeel Art. 3.2.1.0.2
Art. 5 Art. 3.2.3.0.1
Art. 6 Art. 3.2.5.0.1
Art. 7 Art. 3.3.4.0.1
Art. 10 Art. 3.4.3.0.1
Art. 10 Art. 3.4.3.0.2
Art. 10 Art. 3.4.4.0.1
Art. 10 Art. 3.4.5.0.1
Art. 10 Art. 3.4.6.0.1
Art. 11 Art. 3.4.4.0.1
Art. 13 Art. 3.10.3.1.1
Art. 14/1 Art. 3.13.2.0.1
Art. 15, § 3 Art. 2.2.6.0.1
Art. 16 Art. 2.2.6.0.2
Art. 25 Art. 3.3.1.0.1
Art. 26 Art. 3.3.1.0.2
Art. 30 Art. 2.2.6.0.3
Tabel 7 : Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2010 tot oprichting van een Vlaamse controle-instantie voor de naleving van de wetten op de verkeersbelastingen en houdende wijziging van diverse bepalingen


Bepaling besluit 10 december 2010 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Art. 3.13.2.0.1
Art. 2, eerste lid Art. 3.13.2.0.1
Art. 3 Art. 3.13.2.0.4
Art. 4 Art. 3.13.2.0.2
Art. 5 Art. 3.13.2.0.3
Tabel 8 : Wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 (Eurovignetwet)


Bepaling Eurovignetwet Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 2 Art. 3.2.1.0.1
Art. 2 Art. 3.2.1.0.2
Art. 2 Art. 3.2.3.0.1
Art. 2 Art. 3.2.5.0.1
Art. 2 Art. 3.4.1.0.1
Art. 2 Art. 3.4.3.0.1
Art. 2 Art. 3.4.3.0.2
Art. 2 Art. 3.4.4.0.1
Art. 2 Art. 3.4.5.0.1
Art. 2 Art. 3.4.6.0.1
Art. 2 Art. 3.10.3.1.1
Art. 2 Art. 3.10.3.2.1
Art. 2 Art. 3.10.3.2.2
Art. 2 Art. 3.10.3.2.3
Art. 2 Art. 3.10.3.2.4
Art. 2 Art. 3.10.3.2.5
Art. 2 Art. 3.10.3.2.6
Art. 2 Art. 3.10.3.2.7
Art. 2 Art. 3.10.3.3.1
Art. 2 Art. 3.10.3.3.2
Art. 2 Art. 3.10.3.4.1
Art. 2 Art. 3.10.3.4.2
Art. 2 Art. 3.10.3.4.3
Art. 2 Art. 3.10.3.5.1
Art. 2 Art. 3.10.5.1.1
Art. 2 Art. 3.10.5.1.2
Art. 2 Art. 3.10.5.1.3
Art. 2 Art. 3.10.5.1.4
Art. 2 Art. 3.10.5.1.5
Art. 2 Art. 3.10.5.1.6
Art. 2 Art. 3.10.5.1.7
Art. 2 Art. 3.12.2.0.1
Art. 2 Art. 3.12.2.0.2
Art. 2 Art. 3.12.2.0.3
Art. 2 Art. 3.12.2.0.4
Art. 2 Art. 3.13.2.0.1
Tabel 9 : Koninklijk besluit van 9 januari 1995 ter uitvoering van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet, overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993


Bepaling besluit 9 januari 1995 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Art. 3.13.2.0.1
Art. 2/1 Art. 2.4.6.0.1
Tabel 10 : Koninklijk besluit van 8 september 1997 tot bepaling van het wegennet waarop het eurovignet van toepassing is


Bepaling besluit 8 september 1997 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Art. 2.4.7.0.1
Tabel 11 : Koninklijk besluit van 19 december 2001 ter uitvoering van de artikelen 8, 12 en 13, van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een eurovignet, overeenkomstig Richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993


Bepaling besluit 19 december 2001 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Art. 3.4.8.0.1
Art. 2 Art. 3.4.7.0.1
Tabel 12 : Besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot vaststelling van de schalen van de administratieve boete inzake eurovignet


Bepaling besluit 18 maart 2011 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 3 Art. 3.18.0.0.1
Bijlage Bijlage 1
Tabel 13 : Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 (decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen)


Bepaling decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 40bis Art. 3.2.1.0.1
Art. 40bis Art. 3.2.1.0.2
Art. 40bis Art. 3.2.3.0.1
Art. 40bis Art. 3.2.5.0.1
Art. 40bis Art. 3.4.1.0.1
Art. 40bis Art. 3.4.3.0.1
Art. 40bis Art. 3.4.3.0.2
Art. 40bis Art. 3.4.4.0.1
Art. 40bis Art. 3.4.5.0.1
Art. 40bis Art. 3.4.6.0.1
Art. 40bis Art. 3.10.3.1.1
Art. 40bis Art. 3.10.3.2.1
Art. 40bis Art. 3.10.3.2.2
Art. 40bis Art. 3.10.3.2.3
Art. 40bis Art. 3.10.3.2.4
Art. 40bis Art. 3.10.3.2.5
Art. 40bis Art. 3.10.3.2.6
Art. 40bis Art. 3.10.3.2.7
Art. 40bis Art. 3.10.3.3.1
Art. 40bis Art. 3.10.3.3.2
Art. 40bis Art. 3.10.3.4.1
Art. 40bis Art. 3.10.3.4.2
Art. 40bis Art. 3.10.3.4.3
Art. 40bis Art. 3.10.3.5.1
Art. 40bis Art. 3.10.5.1.1
Art. 40bis Art. 3.10.5.1.2
Art. 40bis Art. 3.10.5.1.3
Art. 40bis Art. 3.10.5.1.4
Art. 40bis Art. 3.10.5.1.5
Art. 40bis Art. 3.10.5.1.6
Art. 40bis Art. 3.10.5.1.7
Art. 40bis Art. 3.12.2.0.1
Art. 40bis Art. 3.12.2.0.2
Art. 40bis Art. 3.12.2.0.3
Art. 40bis Art. 3.12.2.0.4
Art. 40bis Art. 3.13.2.0.1
Tabel 14 : Besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van verkrotting van gebouwen en/of woningen


Bepaling besluit 2 april 1996 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 11, eerste lid Art. 3.3.4.0.1
Art. 12, § 1 Art. 3.2.5.0.1
Art. 12, § 2 Art. 3.10.3.4.2
Art. 15 Art. 2.5.6.0.1
Art. 19 Art. 3.1.0.0.2
Tabel 15 : Decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten (decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten)


Bepaling decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 33 Art. 3.2.1.0.1
Art. 33 Art. 3.2.1.0.2
Art. 33 Art. 3.2.3.0.1
Art. 33 Art. 3.2.5.0.1
Art. 33 Art. 3.4.1.0.1
Art. 33 Art. 3.4.3.0.1
Art. 33 Art. 3.4.3.0.2
Art. 33 Art. 3.4.4.0.1
Art. 33 Art. 3.4.5.0.1
Art. 33 Art. 3.4.6.0.1
Art. 33 Art. 3.10.3.1.1
Art. 33 Art. 3.10.3.2.1
Art. 33 Art. 3.10.3.2.2
Art. 33 Art. 3.10.3.2.3
Art. 33 Art. 3.10.3.2.4
Art. 33 Art. 3.10.3.2.5
Art. 33 Art. 3.10.3.2.6
Art. 33 Art. 3.10.3.2.7
Art. 33 Art. 3.10.3.3.1
Art. 33 Art. 3.10.3.3.2
Art. 33 Art. 3.10.3.4.1
Art. 33 Art. 3.10.3.4.2
Art. 33 Art. 3.10.3.4.3
Art. 33 Art. 3.10.3.5.1
Art. 33 Art. 3.10.5.1.1
Art. 33 Art. 3.10.5.1.2
Art. 33 Art. 3.10.5.1.3
Art. 33 Art. 3.10.5.1.4
Art. 33 Art. 3.10.5.1.5
Art. 33 Art. 3.10.5.1.6
Art. 33 Art. 3.10.5.1.7
Art. 33 Art. 3.12.2.0.1
Art. 33 Art. 3.12.2.0.2
Art. 33 Art. 3.12.2.0.3
Art. 33 Art. 3.12.2.0.4
Art. 33 Art. 3.13.2.0.1
Tabel 16 : Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten


Bepaling besluit 1 juli 1997 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 14 Art. 3.1.0.0.1
Art. 18 Art. 2.6.7.0.1
Art. 18bis Art. 2.6.7.0.2
Art. 18ter Art. 2.6.7.0.3
Art. 19 Art. 2.6.7.0.4
Tabel 17 : Wetboek van 31 maart 1936 der successierechten


Bepaling W.Succ. Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 834, tweede lid en derde lid Art. 3.4.3.0.8, § 1, eerste en tweede lid
Tabel 18 : Koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten


Bepaling KB 31/03/1936 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 3 Opgeheven
Art. 5 Opgeheven
Art. 6 Opgeheven
Art. 8 Art. 3.4.3.0.1
Art. 8bis Art. 3.4.6.0.1
Art. 9 Opgeheven
Art. 10 Opgeheven
Art. 11 Opgeheven
Art. 12 Opgeheven
Bijlage 1A Opgeheven
Tabel 19 : Koninklijk besluit van 26 november 1980 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 48.2 van het Wetboek der Successierechten


Bepaling KB 26/11/1980 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 2 Opgeheven
Art. 3 Opgeheven
Art. 4 Opgeheven
Art. 5 Opgeheven
Art. 6 Opgeheven
Tabel 20 : Koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der Successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten


Bepaling KB 26/08/2003 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1, § 1 Art. 3.4.3.0.3, § 1, tweede lid en § 2, tweede lid
Art. 1, § 2, 1°, eerste lid, a) Opgeheven
Art. 1, § 2, 1°, eerste lid, b) Art. 3.4.3.0.3, § 1, eerste lid
Art. 1, § 2, 1°, tweede lid Art. 3.4.3.0.3, § 1, tweede lid
Art. 1, § 2, 2°, eerste lid, a) Opgeheven
Art. 1, § 2, 2°, eerste lid, b) Art. 3.4.3.0.3, § 2, eerste lid
Art. 1, § 2, 2°, tweede lid Art. 3.4.3.0.3, § 2, tweede lid
Art. 1, § 2, 3° Art. 3.4.3.0.3, § 3
Art. 1, § 3 Opgeheven
Art. 2, § 1 en § 2, met uitzondering van punt 3° Art. 3.4.3.0.3, § 4
Art. 2, § 2, 3° Opgeheven
Art. 3, 1° tot en met 6° Art. 3.4.3.0.3, § 5
Art. 3, 7° Opgeheven
Art. 4 Art. 3.4.3.0.3, § 6
Art. 5 Art. 3.4.3.0.3, § 7
Art. 6, eerste lid, 1° tot en met 3° Art. 3.4.3.0.3, § 8, eerste lid
Art. 6, tweede lid Art. 3.4.3.0.3, § 8, tweede lid
Art. 6, derde en vierde lid Opgeheven
Art. 7 Art. 3.4.3.0.4, § 1
Art. 8, eerste en tweede lid Art. 3.4.3.0.4, § 2
Art. 8, derde en vierde lid Opgeheven
Art. 9, § 1, eerste en tweede lid Art. 3.4.3.0.4, § 3
Art. 9, § 1, derde en vierde lid Opgeheven
Art. 9, § 2, eerste, tweede lid en vierde lid Art. 3.4.3.0.4, § 4
Art. 9, § 2, derde lid Opgeheven
Art. 10 met uitzondering van § 1, eerste lid, laatste zinsnede en van § 1, tweede lid, 2° Art. 3.4.3.0.4, § 5
Art. 11 Art. 3.4.3.0.5, § 1
Art. 12 Art. 3.4.3.0.5, § 2
Art. 13 Art. 3.4.3.0.5, § 3
Art. 14 Art. 3.4.3.0.5, § 4
Art. 15 met uitzondering van § 2 Art. 3.4.3.0.5, § 5
Art. 16 Art. 3.4.3.0.5, § 4 en § 5, eerste lid
Art. 17 Art. 3.4.3.0.5, § 5, tweede en derde lid
Art. 18 Art. 3.4.3.0.6, § 1
Art. 19 Art. 3.4.3.0.6, § 2
Art. 20 Art. 3.4.3.0.6, § 3
Art. 21 Art. 3.4.3.0.6, § 4
Art. 25 Art. 3.4.3.0.7, § 1
Art. 26, eerste lid Art. 3.4.3.0.7, § 2, eerste lid, eerste zin
Art. 26, tweede en derde lid Art. 3.4.3.0.7, § 2, tweede en derde lid
Art. 27 Art. 3.4.3.0.7, § 2, eerste lid, tweede en derde zin
Art. 28 Art. 3.4.3.0.7, § 2, vierde lid
Art. 29 Art. 3.4.3.0.7, § 3
Art. 30 Art. 3.4.3.0.7, § 4
Art. 33 Opgeheven
Art. 34 Opgeheven
Tabel 21 : Besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der Successierechten


Bepaling BVR 04/02/2005 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1, 2° en 6° Art. 1.1.0.0.1, derde lid
Art. 2 Art. 3.20.0.0.1
Art. 3 Art. 3.20.0.0.2
Art. 4 Art. 3.20.0.0.3
Art. 5 Opgeheven
Art. 6 Opgeheven
Art. 6bis Opgeheven
Art. 6ter Opgeheven
Art. 7 Opgeheven
Art. 8 Opgeheven
Bijlage Opgeheven
Tabel 22 : Besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der Successierechten


Bepaling BVR 02/03/2012 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 2 Art. 3.20.0.0.5
Art. 3 Opgeheven
Art. 4 Opgeheven
Art. 5, eerste en tweede lid Art. 3.13.1.2.1
Art. 5, derde en vierde lid Opgeheven
Art. 6 Opgeheven
Art. 7 Opgeheven
Tabel 23 : Ministerieel Besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten


Bepaling MB 09/03/2000 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1, eerste lid Art. 3.3.1.0.3
Art. 1, tweede en derde lid Opgeheven
Art. 2 Opgeheven
Art. 4 Opgeheven
Art. 5 Opgeheven
Art. 6 Opgeheven
Bijlagen Opgeheven
Tabel 24 : Ministerieel Besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten


Bepaling MB 30/01/2004 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Art. 3.4.3.0.8, § 2
Art. 2, eerste lid Opgeheven
Art. 2, tweede lid Art. 3.4.3.0.8, § 1, derde lid
Art. 3 Art. 3.4.3.0.8, § 3
Art. 4 Art. 3.4.3.0.8, § 4
Art. 5 Art. 3.4.3.0.8, § 5
Art. 6 Art. 3.4.3.0.8, § 6
Art. 7 Opgeheven
Art. 8 Art. 3.4.3.0.8, § 7
Art. 9 Art. 3.4.3.0.8, § 8
Tabel 25 : Koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten


Bepaling KB 11/01/1940 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 2 Art. 3.4.3.0.1
Art. 2bis Art. 3.4.6.0.1
Art. 8 Art. 2.9.4.0.1
Art. 9 Art. 3.12.3.0.1
Art. 10 Opgeheven
Art. 11 Opgeheven
Art. 12 Opgeheven
Art. 13 Opgeheven
Art. 14 Opgeheven
Art. 15 Opgeheven
Tabel 26 : Koninklijk besluit van 18 juli 1972 betreffende de uitvoering der artikelen 117 en 120 van het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten


Bepaling KB 18/07/1972 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 2 Opgeheven
Tabel 27 : Koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen


Bepaling KB 13/11/1978 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Art. 2.9.4.0.2, art. 2.9.6.0.1, art. 2.9.7.0.1
Tabel 28 : Koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 140ter, 3°, van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten


Bepaling KB 19/04/1999 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 2 Opgeheven
Art. 3 Opgeheven
Tabel 29 : Besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007 betreffende de vorm van het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant


Bepaling BVR 09/11/2007 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 2 Opgeheven
Art. 3 Opgeheven
Bijlage Art. 3.20.0.0.4, eerste en tweede lid
Tabel 30 : Ministerieel besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten voor wat betreft het Vlaamse Gewest


Bepaling MB 30/01/2004 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 2 Opgeheven
Art. 3 Opgeheven
Art. 4 Opgeheven
Art. 5 Opgeheven
Art. 6 Opgeheven
Art. 7 Opgeheven
Art. 8 Opgeheven
Art. 9 Opgeheven
Tabel 31 : Ministerieel besluit van 20 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten;


Bepaling MB 20/04/2006 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 2 Opgeheven
Tabel 32 : Ministerieel besluit van 25 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten;


Bepaling MB 25/04/2006 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 2 Opgeheven
Art. 3 Opgeheven
Art. 4 Opgeheven
Tabel 33 : Ministerieel besluit van 5 oktober 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten.


Bepaling MB 05/10/2006 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit
Art. 1 Opgeheven
Art. 2 Opgeheven
Art. 3 Opgeheven
Art. 4 Opgeheven
Concordantietabel 2
  Tabel 1 : WIB 92


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling WIB 92
Art. 3.2.1.0.1 Art. 300
Art. 3.2.1.0.2 Art. 300
Art. 3.2.3.0.1 Art. 300
Art. 3.2.5.0.1 Art. 300
Art. 3.4.1.0.1 Art. 300
Art. 3.4.3.0.1 Art. 300
Art. 3.4.3.0.2 Art. 300
Art. 3.4.4.0.1 Art. 300
Art. 3.4.5.0.1 Art. 300
Art. 3.4.6.0.1 Art. 300
Art. 3.10.3.1.1 Art. 300
Art. 3.10.3.2.1 Art. 300
Art. 3.10.3.2.2 Art. 300
Art. 3.10.3.2.3 Art. 300
Art. 3.10.3.2.4 Art. 300
Art. 3.10.3.2.5 Art. 300
Art. 3.10.3.2.6 Art. 300
Art. 3.10.3.2.7 Art. 300
Art. 3.10.3.3.1 Art. 300
Art. 3.10.3.3.2 Art. 300
Art. 3.10.3.4.1 Art. 300
Art. 3.10.3.4.2 Art. 300
Art. 3.10.3.4.3 Art. 300
Art. 3.10.3.5.1 Art. 300
Art. 3.10.5.1.1 Art. 300
Art. 3.10.5.1.2 Art. 300
Art. 3.10.5.1.3 Art. 300
Art. 3.10.5.1.4 Art. 300
Art. 3.10.5.1.5 Art. 300
Art. 3.10.5.1.6 Art. 300
Art. 3.10.5.1.7 Art. 300
Art. 3.12.2.0.1 Art. 300
Art. 3.12.2.0.2 Art. 300
Art. 3.12.2.0.3 Art. 300
Art. 3.12.2.0.4 Art. 300
Art. 3.13.2.0.1 Art. 300
Tabel 2 : Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92)


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB/WIB 92
Art. 3.2.1.0.1 Art. 128
Art. 3.2.1.0.2 Art. 129
Art. 3.2.1.0.2 Art. 130
Art. 3.2.1.0.3 Art. 133, § 1
Art. 3.2.3.0.1 Art. 133, § 2
Art. 3.2.3.0.1 Art. 133, § 3
Art. 3.2.5.0.1 Art. 134
Art. 3.2.5.0.1 Art. 135
Art. 3.3.4.0.1 Art. 136
Art. 3.4.1.0.1 Art. 137
Art. 3.4.1.0.1 Art. 138
Art. 3.4.3.0.1 Art. 139, § 1
Art. 3.4.3.0.2 Art. 141
Art. 3.4.4.0.1 Art. 139, § 2
Art. 3.4.5.0.1 Art. 139, § 3
Art. 3.4.6.0.1 Art. 142
Art. 3.10.3.1.1 Art. 146
Art. 3.10.3.1.1 Art. 147
Art. 3.10.3.2.1 Art. 148
Art. 3.10.3.2.2 Art. 151
Art. 3.10.3.2.3 Art. 153
Art. 3.10.3.2.4 Art. 154
Art. 3.10.3.2.5 Art. 161
Art. 3.10.3.2.6 Art. 162
Art. 3.10.3.2.7 Art. 163
Art. 3.10.3.3.1 Art. 164
Art. 3.10.3.3.2 Art. 165
Art. 3.10.3.4.1 Art. 172
Art. 3.10.3.4.2 Art. 173
Art. 3.10.3.4.3 Art. 174
Art. 3.10.3.5.1 Art. 167
Art. 3.10.5.1.1 Art. 211
Art. 3.10.5.1.2 Art. 213
Art. 3.10.5.1.3 Art. 214
Art. 3.10.5.1.4 Art. 215
Art. 3.10.5.1.5 Art. 217
Art. 3.10.5.1.6 Art. 218
Art. 3.10.5.1.7 Art. 219
Art. 3.12.2.0.1 Art. 221
Art. 3.12.2.0.2 Art. 222
Art. 3.12.2.0.3 Art. 223
Art. 3.12.2.0.4 Art. 224
Art. 3.13.2.0.1 Art. 176
Tabel 3 : Besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 tot regeling van de modaliteiten waaronder de in artikel 253, eerste lid, 7° en 8°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstellingen van de onroerende voorheffing worden aangevraagd


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 18 juli 2003
Art. 2.1.6.0.1 Art. 1
Art. 2.1.6.0.2 Art. 2
Art. 2.1.6.0.3 Art. 3
Art. 2.1.6.0.4 Art. 4
Tabel 4 : Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010 houdende uitvoering van de compensatie voor de gederfde opbrengsten uit de gemeentelijke en de provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing op materieel en outillage en op energiezuinige gebouwen


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 23 juli 2010
Art. 3.1.0.0.3 Art. 1
Art. 3.1.0.0.4 Art. 2
Art. 3.1.0.0.5 Art. 4
Tabel 5 : Wetboek van 23 november 1965 van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (WIGB)


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling WIGB
Art. 3.2.1.0.1 Art. 2
Art. 3.2.1.0.2 Art. 2
Art. 3.2.3.0.1 Art. 2
Art. 3.2.5.0.1 Art. 2
Art. 3.4.1.0.1 Art. 2
Art. 3.4.3.0.1 Art. 2
Art. 3.4.3.0.2 Art. 2
Art. 3.4.4.0.1 Art. 2
Art. 3.4.5.0.1 Art. 2
Art. 3.4.6.0.1 Art. 2
Art. 3.10.3.1.1 Art. 2
Art. 3.10.3.2.1 Art. 2
Art. 3.10.3.2.2 Art. 2
Art. 3.10.3.2.3 Art. 2
Art. 3.10.3.2.4 Art. 2
Art. 3.10.3.2.5 Art. 2
Art. 3.10.3.2.6 Art. 2
Art. 3.10.3.2.7 Art. 2
Art. 3.10.3.3.1 Art. 2
Art. 3.10.3.3.2 Art. 2
Art. 3.10.3.4.1 Art. 2
Art. 3.10.3.4.2 Art. 2
Art. 3.10.3.4.3 Art. 2
Art. 3.10.3.5.1 Art. 2
Art. 3.10.5.1.1 Art. 2
Art. 3.10.5.1.2 Art. 2
Art. 3.10.5.1.3 Art. 2
Art. 3.10.5.1.4 Art. 2
Art. 3.10.5.1.5 Art. 2
Art. 3.10.5.1.6 Art. 2
Art. 3.10.5.1.7 Art. 2
Art. 3.12.2.0.1 Art. 2
Art. 3.12.2.0.2 Art. 2
Art. 3.12.2.0.3 Art. 2
Art. 3.12.2.0.4 Art. 2
Art. 3.13.2.0.1 Art. 2
Tabel 6 : Koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (KB/WIGB)


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB/WIGB
Art. 2.2.6.0.1 Art. 15, § 3
Art. 2.2.6.0.2 Art. 16
Art. 2.2.6.0.3 Art. 30
Art. 3.2.1.0.1 Art. 2
Art. 3.2.1.0.2 Art. 2
Art. 3.2.1.0.2 Art. 3, tweede zinsdeel
Art. 3.2.3.0.1 Art. 5
Art. 3.2.5.0.1 Art. 6
Art. 3.3.1.0.1 Art. 25
Art. 3.3.1.0.2 Art. 26
Art. 3.3.4.0.1 Art. 7
Art. 3.4.3.0.1 Art. 10
Art. 3.4.3.0.2 Art. 10
Art. 3.4.4.0.1 Art. 10
Art. 3.4.4.0.1 Art. 11
Art. 3.4.5.0.1 Art. 10
Art. 3.4.6.0.1 Art. 10
Art. 3.10.3.1.1 Art. 13
Art. 3.13.2.0.1 Art. 14/1
Tabel 7 : Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2010 tot oprichting van een Vlaamse controle-instantie voor de naleving van de wetten op de verkeersbelastingen en houdende wijziging van diverse bepalingen


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 10 december 2010
Art. 3.13.2.0.1 Art. 1
Art. 3.13.2.0.1 Art. 2, eerste lid
Art. 3.13.2.0.2 Art. 4
Art. 3.13.2.0.3 Art. 5
Art. 3.13.2.0.4 Art. 3
Tabel 8 : Wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 (Eurovignetwet)


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling Eurovignetwet
Art. 3.2.1.0.1 Art. 2
Art. 3.2.1.0.2 Art. 2
Art. 3.2.3.0.1 Art. 2
Art. 3.2.5.0.1 Art. 2
Art. 3.4.1.0.1 Art. 2
Art. 3.4.3.0.1 Art. 2
Art. 3.4.3.0.2 Art. 2
Art. 3.4.4.0.1 Art. 2
Art. 3.4.5.0.1 Art. 2
Art. 3.4.6.0.1 Art. 2
Art. 3.10.3.1.1 Art. 2
Art. 3.10.3.2.1 Art. 2
Art. 3.10.3.2.2 Art. 2
Art. 3.10.3.2.3 Art. 2
Art. 3.10.3.2.4 Art. 2
Art. 3.10.3.2.5 Art. 2
Art. 3.10.3.2.6 Art. 2
Art. 3.10.3.2.7 Art. 2
Art. 3.10.3.3.1 Art. 2
Art. 3.10.3.3.2 Art. 2
Art. 3.10.3.4.1 Art. 2
Art. 3.10.3.4.2 Art. 2
Art. 3.10.3.4.3 Art. 2
Art. 3.10.3.5.1 Art. 2
Art. 3.10.5.1.1 Art. 2
Art. 3.10.5.1.2 Art. 2
Art. 3.10.5.1.3 Art. 2
Art. 3.10.5.1.4 Art. 2
Art. 3.10.5.1.5 Art. 2
Art. 3.10.5.1.6 Art. 2
Art. 3.10.5.1.7 Art. 2
Art. 3.12.2.0.1 Art. 2
Art. 3.12.2.0.2 Art. 2
Art. 3.12.2.0.3 Art. 2
Art. 3.12.2.0.4 Art. 2
Art. 3.13.2.0.1 Art. 2
Tabel 9 : Koninklijk besluit van 9 januari 1995 ter uitvoering van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet, overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 9 januari 1995
Art. 2.4.6.0.1 Art. 2/1
Art. 3.13.2.0.1 Art. 1
Tabel 10 : Koninklijk besluit van 8 september 1997 tot bepaling van het wegennet waarop het eurovignet van toepassing is


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 8 september 1997
Art. 2.4.7.0.1 Art.1
Tabel 11 : Koninklijk besluit van 19 december 2001 ter uitvoering van de artikelen 8, 12 en 13, van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een eurovignet, overeenkomstig Richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 19 december 2001
Art. 3.4.7.0.1 Art. 2
Art. 3.4.8.0.1 Art. 1
Tabel 12 : Besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot vaststelling van de schalen van de administratieve boete inzake eurovignet


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 18 maart 2011
Art. 3.18.0.0.1 Art. 3
Bijlage 1 Bijlage
Tabel 13 : Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 (decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen)


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen
Art. 3.2.1.0.1 Art. 40bis
Art. 3.2.1.0.2 Art. 40bis
Art. 3.2.3.0.1 Art. 40bis
Art. 3.2.5.0.1 Art. 40bis
Art. 3.4.1.0.1 Art. 40bis
Art. 3.4.3.0.1 Art. 40bis
Art. 3.4.3.0.2 Art. 40bis
Art. 3.4.4.0.1 Art. 40bis
Art. 3.4.5.0.1 Art. 40bis
Art. 3.4.6.0.1 Art. 40bis
Art. 3.10.3.1.1 Art. 40bis
Art. 3.10.3.2.1 Art. 40bis
Art. 3.10.3.2.2 Art. 40bis
Art. 3.10.3.2.3 Art. 40bis
Art. 3.10.3.2.4 Art. 40bis
Art. 3.10.3.2.5 Art. 40bis
Art. 3.10.3.2.6 Art. 40bis
Art. 3.10.3.2.7 Art. 40bis
Art. 3.10.3.3.1 Art. 40bis
Art. 3.10.3.3.2 Art. 40bis
Art. 3.10.3.4.1 Art. 40bis
Art. 3.10.3.4.2 Art. 40bis
Art. 3.10.3.4.3 Art. 40bis
Art. 3.10.3.5.1 Art. 40bis
Art. 3.10.5.1.1 Art. 40bis
Art. 3.10.5.1.2 Art. 40bis
Art. 3.10.5.1.3 Art. 40bis
Art. 3.10.5.1.4 Art. 40bis
Art. 3.10.5.1.5 Art. 40bis
Art. 3.10.5.1.6 Art. 40bis
Art. 3.10.5.1.7 Art. 40bis
Art. 3.12.2.0.1 Art. 40bis
Art. 3.12.2.0.2 Art. 40bis
Art. 3.12.2.0.3 Art. 40bis
Art. 3.12.2.0.4 Art. 40bis
Art. 3.13.2.0.1 Art. 40bis
Tabel 14 : Besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van verkrotting van gebouwen en/of woningen


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 2 april 1996
Art. 2.5.6.0.1 Art. 15
Art. 3.1.0.0.2 Art. 19
Art. 3.2.5.0.1 Art. 12, § 1
Art. 3.3.4.0.1 Art. 11, eerste lid
Art. 3.10.3.4.2 Art. 12, § 2
Tabel 15 : Decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten (decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten)


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten
Art. 3.2.1.0.1 Art. 33
Art. 3.2.1.0.2 Art. 33
Art. 3.2.3.0.1 Art. 33
Art. 3.2.5.0.1 Art. 33
Art. 3.4.1.0.1 Art. 33
Art. 3.4.3.0.1 Art. 33
Art. 3.4.3.0.2 Art. 33
Art. 3.4.4.0.1 Art. 33
Art. 3.4.5.0.1 Art. 33
Art. 3.4.6.0.1 Art. 33
Art. 3.10.3.1.1 Art. 33
Art. 3.10.3.2.1 Art. 33
Art. 3.10.3.2.2 Art. 33
Art. 3.10.3.2.3 Art. 33
Art. 3.10.3.2.4 Art. 33
Art. 3.10.3.2.5 Art. 33
Art. 3.10.3.2.6 Art. 33
Art. 3.10.3.2.7 Art. 33
Art. 3.10.3.3.1 Art. 33
Art. 3.10.3.3.2 Art. 33
Art. 3.10.3.4.1 Art. 33
Art. 3.10.3.4.2 Art. 33
Art. 3.10.3.4.3 Art. 33
Art. 3.10.3.5.1 Art. 33
Art. 3.10.5.1.1 Art. 33
Art. 3.10.5.1.2 Art. 33
Art. 3.10.5.1.3 Art. 33
Art. 3.10.5.1.4 Art. 33
Art. 3.10.5.1.5 Art. 33
Art. 3.10.5.1.6 Art. 33
Art. 3.10.5.1.7 Art. 33
Art. 3.12.2.0.1 Art. 33
Art. 3.12.2.0.2 Art. 33
Art. 3.12.2.0.3 Art. 33
Art. 3.12.2.0.4 Art. 33
Art. 3.13.2.0.1 Art. 33
Tabel 16 : Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 1 juli 1997
Art. 2.6.7.0.1 Art. 18
Art. 2.6.7.0.2 Art. 18bis
Art. 2.6.7.0.3 Art. 18ter
Art. 2.6.7.0.4 Art. 19
Art. 3.1.0.0.1 Art. 14
Tabel 17 : Wetboek van 31 maart 1936 der successierechten


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling W.Succ.
Art. 3.4.3.0.8, § 1, eerste en tweede lid Art. 834, tweede en derde lid
Tabel 18 : Koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 31/03/1936
Art. 3.4.3.0.1 Art. 8
Art. 3.4.6.0.1 Art. 8bis
Tabel 19 : Koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der Successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 26/08/2003
Art. 3.4.3.0.3, § 1, eerste lid Art. 1, § 2, 1°, eerste lid, b)
Art. 3.4.3.0.3, § 1, tweede lid Art. 1, § 2, 1°, tweede lid en art. 1, § 1
Art. 3.4.3.0.3, § 2, eerste lid Art. 1, § 2, 2°, eerste lid, b)
Art. 3.4.3.0.3, § 2, tweede lid Art. 1, § 2, 2°, tweede lid en art. 1, § 1
Art. 3.4.3.0.3, § 3 Art. 1, § 2, 3°
Art. 3.4.3.0.3, § 4 Art. 2 § 1 en § 2, met uitzondering van punt 3°
Art. 3.4.3.0.3, § 5 Art. 3, 1° tot en met 6°
Art. 3.4.3.0.3, § 6 Art. 4
Art. 3.4.3.0.3, § 7 Art. 5
Art. 3.4.3.0.3, § 8, eerste lid Art. 6, eerste lid, 1° tot en met 3°
Art. 3.4.3.0.3, § 8, tweede lid Art. 6, tweede lid
Art. 3.4.3.0.4, § 1 Art. 7
Art. 3.4.3.0.4, § 2 Art. 8, eerste lid en tweede lid voor zover dit geen bretkking heeft op de inkomstenbelastingen
Art. 3.4.3.0.4, § 3 Art. 9, § 1, eerste en tweede lid
Art. 3.4.3.0.4, § 4 Art. 9, § 2, eerste, tweede en vierde lid
Art. 3.4.3.0.4, § 5 Art. 10 met uitzondering van § 1, eerste lid, laatste zinsnede en van § 1, tweede lid, 2°
Art. 3.4.3.0.5, § 1 Art. 11
Art. 3.4.3.0.5, § 2 Art. 12
Art. 3.4.3.0.5, § 3 Art. 13
Art. 3.4.3.0.5, § 4 Art. 14 en art. 16
Art. 3.4.3.0.5, § 5, eerste lid Art. 15 en art. 16
Art. 3.4.3.0.5, § 5, tweede en derde lid Art. 15, § 3 en art. 17
Art. 3.4.3.0.6, § 1 Art. 18
Art. 3.4.3.0.6, § 2 Art. 19
Art. 3.4.3.0.6, § 3 Art. 20
Art. 3.4.3.0.6, § 4 Art. 21
Art. 3.4.3.0.7, § 1 Art. 25
Art. 3.4.3.0.7, § 2, eerste lid, eerste zin Art. 26, eerste lid
Art. 3.4.3.0.7, § 2, tweede en derde lid Art. 26, tweede en derde lid
Art. 3.4.3.0.7, § 2, eerste lid, tweede en derde zin Art. 27
Art. 3.4.3.0.7, § 2, vierde lid Art. 28
Art. 3.4.3.0.7, § 3 Art. 29
Art. 3.4.3.0.7, § 4 Art. 30
Tabel 20 : Besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der Successierechten


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling BVR 04/02/2005
Art. 1.1.0.0.1, vierde lid Art. 1, 2° en 6°
Art. 3.20.0.0.1 Art. 2
Art. 3.20.0.0.2 Art. 3
Art. 3.20.0.0.3 Art. 4
Tabel 21 : Besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der Successierechten


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling BVR 02/03/2012
Art. 3.13.1.2.1 Art. 5, eerste en tweede lid
Art. 3.20.0.0.5 Art. 2
Tabel 22 : Ministerieel Besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling MB 09/03/2000
Art. 3.3.1.0.3 Art. 1, eerste lid
Tabel 23 : Ministerieel Besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling MB 30/01/2004
Art. 3.4.3.0.8, § 1, derde lid Art. 2, tweede lid
Art. 3.4.3.0.8, § 2 Art. 1
Art. 3.4.3.0.8, § 3 Art. 3
Art. 3.4.3.0.8, § 4 Art. 4
Art. 3.4.3.0.8, § 5 Art. 5
Art. 3.4.3.0.8, § 6 Art. 6
Art. 3.4.3.0.8, § 7 Art. 8
Art. 3.4.3.0.8, § 8 Art. 9
Tabel 24 : Koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 11/01/1940
Art. 2.9.4.0.1 Art. 8
Art. 3.4.3.0.1 Art. 2
Art. 3.4.6.0.1 Art. 2bis
Art. 3.12.3.0.1 Art. 9
Tabel 25 : Koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 13/11/1978
Art. 2.9.4.0.2 Art. 1
Art. 2.9.6.0.1 Art. 1
Art. 2.9.7.0.1 Art. 1
Tabel 26 : Besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007 betreffende de vorm van het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant


Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling BVR 09/11/2007
Art. 3.20.0.0.4, eerste en tweede lid Bijlage