10 SEPTEMBER 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-10-2010 en tekstbijwerking tot 11-09-2024)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Bouwtechnische en bouwfysische normen
Art. 2-7
HOOFDSTUK 3. - Bijzondere uitrusting
Art. 8-9
HOOFDSTUK 4. - Subsidiabele oppervlakte
Art. 10
HOOFDSTUK 5. - Investeringssubsidie
Art. 11-18
HOOFDSTUK 6. - Specifieke subsidiëringsvoorwaarden voor de wijkgezondheidscentra
Art. 19-22
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepaling
Art. 23
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 24-26
2011206057 2013203083 2014035080 2014035303 2016035245 2018013760 2019014291 2019030608 2021032053
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° aanloopadres inzake beschut wonen : een geheel van lokalen ten behoeve van een door de Vlaamse Gemeenschap erkend samenwerkingsverband voor de oprichting en het beheer van initiatieven van beschut wonen waar minstens ruimte is voor vergaderingen, voor individuele gesprekken en groepsgesprekken, voor dagactiviteiten met het oog op ontspanning en vorming, en voor administratie;
2° centrum voor geestelijke gezondheidszorg : een door de Vlaamse Gemeenschap erkend centrum voor geestelijke gezondheidszorg als vermeld in het decreet betreffende de geestelijke gezondheidszorg;
3° consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen : een voorziening die bestaat uit een geheel van lokalen voor preventieve gezondheidszorg waar de profylaxe en de preventie van besmettelijke respiratoire aandoeningen en rookstopbegeleiding georganiseerd wordt, al of niet met een mobiele eenheid voor de RX-screening;
[1 3° /1 erfgoedgebouw: een gebouw dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
d) een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
3° /2 Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden; ]1
4° sector van de preventieve en de ambulante gezondheidszorg : de aanloopadressen inzake beschut wonen, de centra voor geestelijke gezondheidszorg, de consultatiebureaus voor respiratoire aandoeningen en de wijkgezondheidscentra;
5° wijkgezondheidscentrum : een voorziening met een geheel van lokalen waar eerstelijnsgezondheidszorg en gezondheidspromotie worden georganiseerd die gericht zijn op de bevolking van een geografisch omschreven gebied, met lage drempel en voldoende bereikbaarheid en waar een georganiseerde samenwerking is tussen ten minste huisartsengeneeskunde, een paramedische discipline en een discipline van maatschappelijk werk.
----------
(1)<BVR 2024-07-19/42, art. 24, 013; Inwerkingtreding : 21-09-2024>
HOOFDSTUK 2. - Bouwtechnische en bouwfysische normen
Art.2.De infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van de preventieve en de ambulante gezondheidszorg moet voldoen aan de volgende algemene bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen :
1° de regelgeving over de brandveiligheid;
2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen die toegankelijk zijn voor het publiek;
3° de regelgeving over de eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat;
4° het algemeen reglement inzake elektrische installaties;
5° de typebestekken, opgesteld door het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken;
6° de regelgeving over de stedenbouw en de ruimtelijke ordening;
7° de regelgeving over de milieuvergunningen;
8° [1 indien van toepassing, de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.]1
----------
(1)<BVR 2011-11-10/07, art. 81, 002; Inwerkingtreding : 19-12-2011>
Art.3.De infrastructuur van een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen moet voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen :
1° [1 een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) een wachtruimte van 10 m2, met een goede natuurlijke verluchting en verlichting. De oppervlakte van de wachtruimte is aangepast aan het aantal onderzoeken;
b) een consultatieruimte voor radiografie van 16 m2 met elektriciteitsleidingen die aangepast zijn aan het grote verbruik van de apparatuur. Die consultatieruimte biedt voldoende beveiliging tegen radioactieve stralen, zowel voor verpleegkundigen als voor patiënten en bezoekers. Er is ook koeling voorzien voor de tuberculine;
c) een aangepaste ruimte voor de ontwikkeling van foto's, als de foto's op analoge wijze ontwikkeld worden;
d) een of meer kleedhokjes, waarvan er minstens één aangepast is voor het gebruik door rolstoelgebruikers of door ouders met een kind;
e) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
f) voldoende sanitair voor zowel bezoekers als personeel van samen 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;]1
2° een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen waaraan een mobiele eenheid verbonden is, beschikt bovendien over de hieronder vermelde lokalen, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn :
a) een bureauruimte van [1 12]1 m2 voor de coördinatie van de onderzoeken;
b) een garage voor twee grote voertuigen;
c) een rustruimte van [1 12]1 m2 voor de chauffeurs;
d) een vergaderruimte van 20 m2.
----------
(1)<BVR 2019-04-05/46, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 20-07-2019>
Art.4.De infrastructuur van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg moet voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen :
1° een centrum voor geestelijke gezondheidszorg of een vestiging van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg moet gemakkelijk toegankelijk zijn en bereikbaar zijn, onder meer met het openbaar vervoer;
2° de lokalen waarin consulten met patiënten plaatsvinden, moeten voldoende geïsoleerd zijn tegen het geluid;
[1 3° de basisinfrastructuur van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) een wachtruimte van 10 m2. Als er zorg aan minderjarigen verstrekt wordt, is een afzonderlijke aangepaste wachtruimte nodig van 10 m2;
b) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
c) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
e) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
g) sanitair van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
h) een aangepaste spelruimte van 20 m2, als in het centrum speltherapie voor kinderen of ergotherapie voor volwassen wordt georganiseerd;
i) een bureauruimte van 12 m2, waar de hulpverlener taken uitvoert zonder dat de cliënt aanwezig is in de ruimte;
j) voldoende gespreksruimte voor de therapeutische behandeling van de cliënt van 16m2 per ruimte.]1
----------
(1)<BVR 2019-04-05/46, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 20-07-2019>
Art.5.De infrastructuur van een wijkgezondheidscentrum moet voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen :
1° een wijkgezondheidscentrum moet gemakkelijk toegankelijk zijn en bereikbaar zijn, onder meer met het openbaar vervoer;
2° de disciplinegebonden lokalen waarin de disciplines worden uitgeoefend, moeten voldoende geïsoleerd zijn tegen geluid;
[1 3° de basisinfrastructuur van een wijkgezondheidscentrum bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) algemene ruimtes :
1) een wachtruimte van 10 m2;
2) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
3) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
4) een sanitair voor de patiënten en een afzonderlijk sanitair voor het personeel, van samen minimum 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
5) [2 een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening]2;
b) voldoende, in verhouding tot het aantal ingeschreven patiënten, disciplinegebonden consultatieruimtes van 16 m2 waarin de disciplines worden uitgeoefend, om de nodige kwaliteitsvolle zorg- en dienstverlening te kunnen bieden. Die consultatieruimtes zijn ingericht volgens de noodzakelijkheden van de aangeboden disciplines. Bij nieuwbouw gaat men uit van het aantal te verwachten inschrijvingen.]1
----------
(1)<BVR 2019-04-05/46, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 20-07-2019>
(2)<BVR 2019-05-17/67, art. 18, 009; Inwerkingtreding : 20-07-2019>
Art.6.De infrastructuur van een aanloopadres inzake beschut wonen moet voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen :
1° het aanloopadres inzake beschut wonen moet gemakkelijk toegankelijk zijn en bereikbaar zijn, onder meer met het openbaar vervoer;
2° het aanloopadres inzake beschut wonen moet in de lokale leefgemeenschap gelokaliseerd zijn en in elk geval op voldoende ruime afstand van het ziekenhuis dat deel uitmaakt van het samenwerkingsverband voor de oprichting en het beheer van initiatieven van beschut wonen, zodat er zeker geen rechtstreekse toegang mogelijk is vanuit het aanloopadres inzake beschut wonen naar het domein waarop het ziekenhuis gevestigd is;
3° de lokalen waarin individuele gesprekken en teamvergaderingen plaatsvinden, moeten voldoende geïsoleerd zijn tegen geluid;
[1 4° de basisinfrastructuur van een aanloopadres voor beschut wonen bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
b) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
c) een archief- en bergruimte van samen 5 m2;
d) een sanitair van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet.]1
----------
(1)<BVR 2019-04-05/46, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 20-07-2019>
Art.7. De bouwfysische normen, vermeld in artikel 2 tot en met 6, gelden met behoud van de toepassing van de wetgeving over veiligheid, hygiëne, comfort en bescherming van de arbeid.
HOOFDSTUK 3. - Bijzondere uitrusting
Art.8. Een radiografietoestel behoort tot de bijzondere uitrusting van een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen en komt in aanmerking voor een investeringssubsidie.
Art.9. Een voertuig met een vast radiografietoestel en een voertuig met een verplaatsbaar radiografietoestel behoren tot de bijzondere uitrusting van een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen waaraan de mobiele eenheid verbonden is en komen in aanmerking voor een investeringssubsidie.
HOOFDSTUK 4. - Subsidiabele oppervlakte
Art.10.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder subsidiabele oppervlakte : de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring.
§ 2. De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal :
1° voor een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen waaraan geen mobiele eenheid verbonden is : 180 m2;
2° voor een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen waaraan een mobiele eenheid verbonden is : 250 m2;
3° voor een centrum voor geestelijke gezondheidszorg : 50 m2 per tegelijk aanwezige fysieke persoon. Het aantal tegelijk aanwezige fysieke personen wordt berekend door het aantal voltijds equivalenten die de Vlaamse Gemeenschap via enveloppefinanciering bezoldigt, te vermenigvuldigen met 1,64. Het aantal voltijds equivalenten die de Vlaamse Gemeenschap via enveloppefinanciering bezoldigt, wordt bepaald door 90 % van de jaarlijkse enveloppe van het concrete centrum voor geestelijke gezondheidszorg te delen door de gemiddelde jaarlijkse loonkosten van alle centra voor geestelijke gezondheidszorg. Voor de berekening van de gemiddelde jaarlijkse loonkosten van alle centra voor geestelijke gezondheidszorg wordt rekening gehouden met een gemiddelde anciënniteit van 16 jaar en met de volgende barema's :
a) barema 1.80 voor de helft van het personeel;
b) barema 1.55 voor een derde van het personeel;
c) barema 1.39 voor een zesde van het personeel;
[1 4° voor een wijkgezondheidscentrum met minder dan 2 000 ingeschreven patiënten, dat minimaal beschikt over een discipline huisartsengeneeskunde, een paramedische discipline en een discipline van maatschappelijk werk : 400 m2, te vermeerderen met 100 m2 voor een wijkgezondheidscentrum dat in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in [2 de steden Antwerpen of Gent]2, indien dat wijkgezondheidscentrum beschikt over een discipline gezondheidspromotie;
5° voor een wijkgezondheidscentrum met een aantal ingeschreven patiënten van 2 000 tot en met 4 000, dat minimaal beschikt over een discipline huisartsengeneeskunde, een paramedische discipline, een discipline van maatschappelijk werk en een discipline gezondheidspromotie : 650 m2, te vermeerderen met 100 m2 voor een wijkgezondheidscentrum dat in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in [2 de steden Antwerpen of Gent]2, indien dat wijkgezondheidscentrum beschikt over een extra zorgdiscipline;]1
[1 6° voor een wijkgezondheidscentrum met meer dan 4 000 ingeschreven patiënten, dat minimaal moet beschikken over een discipline huisartsengeneeskunde, een paramedische discipline, een discipline van maatschappelijk werk, een discipline gezondheidspromotie en een extra zorgdiscipline : 900 m2, te vermeerderen met 100 m2 voor een wijkgezondheidscentrum dat in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in [2 de steden Antwerpen of Gent]2.]1
Een aanloopadres inzake beschut wonen komt pas voor subsidiëring in aanmerking als het aanloopadres minstens 15 erkende plaatsen voor beschut wonen omvat. De maximale subsidiabele oppervlakte bedraagt dan 50 m2. Voor het aanloopadres inzake beschut wonen dat meer dan 25 erkende plaatsen voor beschut wonen omvat, wordt de maximale subsidiabele oppervlakte van 50 m2 verhoogd met maximaal 2 m2 per erkende plaats boven 25, met een maximale subsidiabele oppervlakte van 400 m2 per aanloopadres inzake beschut wonen.
[1 De extra zorgdiscipline, vermeld in het eerste lid, kan onder meer zijn : een psycholoog, een kinesist, een diëtist.
Wijkgezondheidscentra die niet voldoen aan de disciplines die voor hun categorie vereist zijn, worden voor de maximale subsidiabele oppervlakte gerangschikt onder de categorie waarvoor ze wel beschikken over de vereiste disciplines. Het bewijs van de aangeboden disciplines blijkt uit de bepalingen in de personeelscontracten.
Het aantal ingeschreven patiënten bij een wijkgezondheidscentrum, vermeld in het eerste lid, betreft de patiënten die ingeschreven zijn in het systeem van forfaitaire betalingen, vermeld in artikel 52, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en wordt vastgesteld op basis van [2 de rapportage door de ziekenfondsen over het aantal ingeschreven patiënten, ingediend op het moment dat de subsidiebelofte wordt verleend]2.]1
§ 3. [2 ...]2
§ 4. Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in paragraaf 2[2 ...]2, kan [3 het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan]3 bij verbouwing of uitbreiding, voor zover de erkennings- en exploitatievoorwaarden dat vereisen.
----------
(1)<BVR 2013-05-03/06, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2013>
(2)<BVR 2018-07-06/25, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
(3)<BVR 2024-07-19/42, art. 25, 013; Inwerkingtreding : 21-09-2024>
HOOFDSTUK 5. - Investeringssubsidie
Art.11.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is voor de sector van de preventieve en de ambulante gezondheidszorg vastgesteld op 550 euro per m2.
§ 2. [1 [2 § 2. Voor een nieuwbouw kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze:
1° technische uitrusting: 30%;
2° afwerking: 25%;
3° uitrusting en meubilering: 10%.
De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit]2]1.
----------
(1)<BVR 2016-01-15/17, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 20-03-2016>
(2)<BVR 2018-07-06/25, art. 45, 007; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
Art.12.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is voor de sector van de preventieve en de ambulante gezondheidszorg vastgesteld op 500 euro per m2.
§ 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij uitbreiding is voor de sector van de preventieve en de ambulante gezondheidszorg vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, als dat nodig is, verminderd op basis van de eindafrekening.
De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
§ 3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1 en 2, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 11.
[1 § 4. Voor een uitbreiding in de sector van de preventieve en ambulante gezondheidszorg kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze:
1° technische uitrusting: 30%;
2° afwerking: 25%.
De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.
Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.
De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 11, § 2.]1
----------
(1)<BVR 2018-07-06/25, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
Art.13.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwingswerken is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, als dat nodig is, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
§ 2. Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken mag ten hoogste 75 % bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 12, § 1.
[1 In afwijking van het eerste lid mag het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 12, § 1 en § 3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.
[3 ...]3
§ 3. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij verbouwing is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming, tot maximaal 50 euro per m2. Dat basisbedrag wordt, als dat nodig is, verminderd op basis van de eindafrekening.
De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
----------
(1)<BVR 2018-07-06/25, art. 47, 007; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
(2)<BVR 2019-05-17/67, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
(3)<BVR 2024-07-19/42, art. 26, 013; Inwerkingtreding : 21-09-2024>
Art.14.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop [1 met of zonder verbouwing]1, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 11. Als het gebouw dat het voorwerp uitmaakt van de aankoop, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in [3 een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds]3, bedraagt het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop [1 met of zonder verbouwing]1, uitrusting en meubilering inbegrepen, maximaal 100 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 11.
Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door [4 de Vlaamse Belastingdienst, vermeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst,]4 geschatte venale waarde van het gebouw en de aan de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en [2 registratiebelasting of registratierechten]2 of btw in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.
[5 In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 12, § 1 en § 3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing, waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar die renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, die de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.]5
----------
(1)<BVR 2011-11-10/07, art. 82, 002; Inwerkingtreding : 19-12-2011>
(2)<BVR 2014-12-19/87, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<BVR 2018-07-06/25, art. 48, 007; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
(4)<BVR 2019-05-17/67, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
(5)<BVR 2024-07-19/42, art. 27, 013; Inwerkingtreding : 21-09-2024>
Art.15.
<Opgeheven bij BVR 2024-05-31/16, art. 17, 012; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art.16.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de bijzondere uitrusting, vermeld in artikelen 8 en 9, bedraagt 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, als dat nodig is, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
[1 ...]1
----------
(1)<BVR 2018-07-06/25, art. 49, 007; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
Art.17.De bedragen, vermeld in artikel 11, 12 en 13, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.
De aanpassing, vermeld in het eerste lid, wordt doorgevoerd aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20, waarbij :
1° s : het officiële loon in de bouwnijverheid voor categorie 2A, dat van kracht is op 1 januari van het jaar in kwestie;
2° S : 19,885;
3° i : de index van de bouwmaterialen die van kracht is op 1 november voorafgaand aan het jaar in kwestie. [1 Vanaf 1 januari 2023 stemt i overeen met de Index I 2021, zoals berekend door de Federale Overheidsdienst Economie op 1 december voorafgaand aan het jaar in kwestie, na vermenigvuldiging met de coëfficiënt 87,02]1;
4° I : 3627.
----------
(1)<BVR 2023-01-13/05, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.18. Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief btw wordt vastgesteld met toepassing van artikelen 11, 12, 13, 14 en 16, een subsidie voor de btw tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 10 % . De totale investeringssubsidie wordt als volgt berekend : basisbedrag + geldende btw op het basisbedrag + algemene onkosten à 10 % op het basisbedrag + geldende btw op de algemene onkosten.
HOOFDSTUK 6. - Specifieke subsidiëringsvoorwaarden voor de wijkgezondheidscentra
Art.19. Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen moeten de wijkgezondheidscentra tevens voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 22.
Art.20. De geneeskundige en paramedische prestaties worden verleend op basis van een systeem van forfaitaire betalingen als vermeld in artikelen 52, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art.21.[1 Het wijkgezondheidscentrum waakt erover dat in het bijzonder de meest kwetsbare groepen gelijke kansen en toegang tot zorg krijgen. Het wijkgezondheidscentrum toont dat met een empirische onderbouwing aan.]1
----------
(1)<BVR 2019-05-17/67, art. 22, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art.22.Elk jaar brengt het wijkgezondheidscentrum verslag uit bij het [1 Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg,]1 over het beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in artikelen 20 en 21 [1 van dit besluit]1.
Als het [1 voormelde departement]1 vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan één of meer van de voorwaarden in dit hoofdstuk, wordt dat beschouwd als een bestemmingswijziging als vermeld in artikel 41, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 183, 011; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepaling
Art.23. In artikel 15, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009, 24 juli 2009, 18 juni 2010 en 16 juli 2010, wordt punt f) vervangen door wat volgt :
"f) artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg;".
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.24. Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 juni 2001, 14 september 2001, 31 maart 2006 en 30 mei 2008, wordt opgeheven.
Art.25. Voor de dossiers waarvoor de subsidiebelofte werd gegeven voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, gelden de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.