Details





Titel:

8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor [ouderen] en voorzieningen in de thuiszorg. <BVR2009-07-24/26, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010> (NOTA : opgeheven bij BVR2019-12-13/06, art. 33; Inwerkingtreding : 01-01-2020) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-08-1999 en tekstbijwerking tot 10-01-2020)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities en algemene bepaling.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Bouwtechnische en bouwfysische normen.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Subsidiabele oppervlakte.
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - Investeringssubsidie.
Art. 5-12
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 13-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1985024633  1994036085 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities en algemene bepaling.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [3 aanvrager : rechtspersoon die erkend is of voldoet aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die een aanvraag tot het verkrijgen van een investeringssubsidie of investeringswaarborg indient;]3
  2° [3 investering : kosten voor bouw-, uitbreidings- en verbouwingswerkzaamheden, aankoop van infrastructuur, uitrusting of apparatuur, met uitzondering van de aankoop van grond;]3
  3° [3 investeringssubsidie : subsidie als rechtstreekse of onrechtstreekse bijdrage in de kostprijs of de financiering van de investering door een aanvrager, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden]3
  4° subsidiebelofte : verbintenis, die op het lopende begrotingsjaar wordt vastgelegd, om voor een investering een investeringssubsidie toe te kennen;
  5° [4 ...]4
  6° [3 project : het voorwerp van de geplande investering, zoals omschreven in het masterplan, waarvoor een investeringssubsidie of investeringswaarborg wordt gevraagd;]3
  7° [4 ...]4
  8° [3 masterplan : globale en beschrijvende schets met kostenraming van het geplande project of de geplande projecten, met vermelding van de doelgroep, de capaciteit, de uitvoeringstermijnen en toekomstige ontwikkelingen, met daarbij een financieel plan in verhouding tot de verwachte exploitatie;]3
  9° nieuwbouw : een nieuwe bouwconstructie met een eigen, autonome en functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden, die een ruwbouw bevat;
  10° uitbreiding : het bouwen van een nieuwe bouwconstructie aan of bij een bestaande constructie die een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden heeft of voor dergelijke bestemming in aanmerking komt en waarbij de nieuwe constructie functioneel aansluit;
  11° aankoop : de verwerving van een gebouw dat in aanmerking komt voor een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden;
  12° verbouwing : elke materiële ingreep, met uitzondering van uitbreiding alsmede van de onderhoudswerken of de door slijtage noodzakelijke vervangingswerken, tot verbetering of vernieuwing van een gebouw met een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden, of dat voor een dergelijke functionele bestemming in aanmerking komt;
  13° [2 lokaal dienstencentrum : een voorziening als vermeld in artikel 16 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009;]2
  14° [2 [5 ...]5;]2
   15° [2 dagverzorgingscentrum : een voorziening als vermeld in artikel 25 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009;]2
   16° [2 centrum voor kortverblijf : een voorziening als vermeld in artikel 30 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009;]2
   17° [2 woonzorgcentrum : een voorziening als vermeld in artikel 37 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009;]2
   18° [2 voorziening voor ouderen : een dagverzorgingscentrum, een centrum voor kortverblijf of een woonzorgcentrum;]2
   19° [2 voorziening in de thuiszorg : een lokaal dienstencentrum [5 ...]5;]2
  20° subsidiabele oppervlakte : de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring.
  ----------
  (1)<BVR 2008-05-30/39, art. 47, 004; Inwerkingtreding : 03-10-2008>
  (2)<BVR 2009-07-24/26, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<BVR 2011-11-10/07, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 19-12-2011>
  (4)<BVR 2016-01-15/17, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 20-03-2016>
  (5)<BVR 2019-12-13/06, art. 23, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.2.Dit besluit stelt de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen vast voor lokale dienstencentra, [2 ...]2 dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf en [1 woonzorgcentra]1.
  ----------
  (1)<BVR 2009-07-24/26, art. 33, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<BVR 2019-12-13/06, art. 24, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II. - Bouwtechnische en bouwfysische normen.
Art.3.§ 1. De algemene bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van de voorzieningen voor [2 ouderen]2 en voorzieningen in de thuiszorg moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn :
  1° de regelgeving over de brandveiligheid;
  2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek;
  3° [3 de regelgeving over de eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat;]3
  4° [3 ...]3
  5° [3 ...]3
  6° het algemeen Reglement inzake elektrische installaties;
  7° [3 de typebestekken, opgesteld door het Vlaams ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken;]3
  8° de regelgeving over de stedenbouw en ruimtelijke ordening;
  9° de regelgeving over de milieuvergunningen;
  10° [3 indien van toepassing, de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.]3
  § 2. [2 De specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van de voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn :
   1° voor de woonzorgcentra : de specifieke erkenningsvoorwaarden, opgenomen in bijlage XII bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, inzonderheid de voorwaarden die betrekking hebben op de zorg en kwaliteit van de zorg en de infrastructuur;
   2° voor de voorzieningen in de thuiszorg, de dagverzorgingscentra en de centra voor kortverblijf : de specifieke erkenningsvoorwaarden, opgenomen in bijlagen VI, [5 ...]5 IX en XI bij het besluit, vermeld in punt 1°, inzonderheid de voorwaarden die betrekking hebben op de infrastructuur.]2
  [3 § 3. De bouwfysische normen, vermeld in paragraaf 1 en 2, gelden met behoud van de toepassing van de wetgeving over veiligheid, hygiëne, comfort en bescherming van de arbeid.]3
  [4 § 4. Innovatieve pilootprojecten, geselecteerd na een oproep door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kunnen van het Fonds een afwijking krijgen van de specifieke erkenningsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 2. Afwijkingen worden alleen verleend als ze tot doel hebben de levenskwaliteit van de bewoners van de innovatieve pilootprojecten te verhogen. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt daarvoor de bijkomende selectiecriteria.]4
  ----------
  (1)<BVR 2008-05-30/39, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 03-10-2008>
  (2)<BVR 2009-07-24/26, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<BVR 2011-11-10/07, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 19-12-2011>
  (4)<BVR 2014-05-16/19, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 14-08-2014>
  (5)<BVR 2019-12-13/06, art. 25, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK III. - Subsidiabele oppervlakte.
Art.4.§ 1. De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal :
  1° [1 voor de woonzorgcentra : 65 m2 per woongelegenheid als alle kamers van het woonzorgcentrum waarin de ouderen individueel verblijven, met inbegrip van hun sanitaire cellen, een oppervlakte hebben van 25 m2 of groter. Als dat niet het geval is, wordt de maximale subsidiabele oppervlakte van 65 m2 per woongelegenheid voor die woongelegenheden die kleiner zijn dan 25 m2, met het verschil in kameroppervlakte verminderd. Voor de woongelegenheden die wel beschikken over een oppervlakte van 25 m2 of groter is dan de maximale subsidiabele oppervlakte 65 m2 per woongelegenheid. De oppervlakte van de kamers, met inbegrip van hun sanitaire cellen, wordt gemeten tussen de assen van de drie binnenmuren en de buitenzijde van de buitenmuur;]1
  2° voor de lokale dienstencentra : de aanvaarde noodzakelijke oppervlakte voor de gemeenschappelijke voorzieningen voor dienstverlening met een maximum van 600 m2 per dienstencentrum;
  3° [4 ...]4
  4° [2 voor de dagverzorgingscentra: 300 m2 per dagverzorgingscentrum;]2
  5° [1 voor de centra voor kortverblijf : 65 m2 per woongelegenheid als alle kamers van het centrum voor kortverblijf waarin de ouderen individueel verblijven, met inbegrip van hun sanitaire cellen, een oppervlakte hebben van 25 m2 of groter. Als dat niet het geval is, wordt de maximale subsidiabele oppervlakte van 65 m2 per woongelegenheid voor die woongelegenheden die kleiner zijn dan 25 m2, met het verschil in kameroppervlakte verminderd. Voor de woongelegenheden die wel beschikken over een oppervlakte van 25 m2 of groter is dan de maximale subsidiabele oppervlakte 65 m2 per woongelegenheid. De oppervlakte van de kamers, met inbegrip van hun sanitaire cellen, wordt gemeten tussen de assen van de drie binnenmuren en de buitenzijde van de buitenmuur.]1
  § 2. [3 ...]3
  § 3. Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld [3 in § 1]3, kan enkel op gemotiveerd verzoek afgeweken worden bij verbouwing of uitbreiding in zoverre de erkennings- en exploitatievoorwaarden dit vereisen.
  § 4. (...) <BVR 2000-06-08/48, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2000>
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-04/05, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 05-07-2010>
  (2)<BVR 2012-09-14/21, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 17-12-2012>
  (3)<BVR 2018-07-06/25, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (4)<BVR 2019-12-13/06, art. 26, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IV. - Investeringssubsidie.
Art.5.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is vastgesteld op :
  1° voor de [1 woonzorgcentra]1 : (550 euro) per m2; <BVR 2001-06-01/42, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2° voor de lokale dienstencentra : (500 euro) per m2; <BVR 2001-06-01/42, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  3° [4 ...]4
  4° voor de dagverzorgingscentra : (550 euro) per m2; <BVR 2001-06-01/42, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  5° voor de centra voor kortverblijf : (550 euro) per m2. <BVR 2001-06-01/42, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. [3 § 2. Voor een nieuwbouw van een lokaal dienstencentrum [4 ...]4 of een dagverzorgingscentrum kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, 2°, 3° of 4°, dan verdeeld op de volgende wijze:
   1° technische uitrusting: 30%;
   2° afwerking: 25%;
   3° uitrusting en meubilering: 10%.
   De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit beslui.]3.
  ----------
  (1)<BVR 2009-07-24/26, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<BVR 2016-01-15/17, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 20-03-2016>
  (3)<BVR 2018-07-06/25, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (4)<BVR 2019-12-13/06, art. 27, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.6.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is vastgesteld op :
  1° voor de ruwbouw, de technische uitrusting en de afwerking van de [1 woonzorgcentra]1 : (500 euro) per m2; <BVR 2001-06-01/42, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2° voor de ruwbouw, de technische uitrusting en de afwerking van de lokale dienstencentra : (450 euro) per m2; <BVR 2001-06-01/42, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  3° [3 ...]3
  4° voor de ruwbouw, de technische uitrusting en de afwerking van de dagverzorgingscentra : (500 euro) per m2; <BVR 2001-06-01/42, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  5° voor de ruwbouw, de technische uitrusting en de afwerking van de centra voor kortverblijf : (500 euro) per m2; <BVR 2001-06-01/42, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  6° voor de uitrusting en meubilering : 60 % van de goedgekeurde raming.
  Het basisbedrag, bedoeld in het eerste lid, 6°, wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
  § 2. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding zoals bepaald in § 1 kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw zoals bepaald in artikel 5, § 1.
  [2 § 3. Voor een uitbreiding van een lokaal dienstencentrum [3 ]3 of een dagverzorgingscentrum kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, 2° [3 ...]3 of 4°, dan verdeeld op de volgende wijze:
   1° technische uitrusting: 30%;
   2° afwerking: 25%.
   De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.
   Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.
   De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 5, § 2.]2
  ----------
  (1)<BVR 2009-07-24/26, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<BVR 2018-07-06/25, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (3)<BVR 2019-12-13/06, art. 28, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.7.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwing is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
  Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwing mag ten hoogste 75 % van het in [2 artikel 6, § 1, eerste lid, 1°, 2°, 4° of 5°]2 bepaalde basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding bedragen.
  [1 Voor een lokaal dienstencentrum [2 ...]2 of een dagverzorgingscentrum mag, in afwijking van het tweede lid, het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding van de voorziening in kwestie, vermeld in [2 artikel 6, § 1, eerste lid, 2° of 4°, en § 2,]2 als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
   1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;
   2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
   3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.
   In het derde lid, 1°, wordt verstaan onder erfgoedgebouw:
   1° een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
   2° een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
   3° een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-07-06/25, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-12-13/06, art. 29, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.8.[1 [2 Behalve bij een lokaal dienstencentrum [4 ...]4 of een dagverzorgingscentrum]2 komt een aankoop alleen in aanmerking voor een investeringssubsidie als hij gepaard gaat met en wordt gevolgd door verbouwingswerkzaamheden.
   Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor een aankoop met of zonder verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 5, § 1. Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door het comité van aankoop geschatte venale waarde van het gebouw en de aan de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en [3 registratiebelasting of registratierechten]3 of btw, in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-11-10/07, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 19-12-2011>
  (2)<BVR 2014-02-14/26, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 25-04-2014>
  (3)<BVR 2014-12-19/87, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<BVR 2019-12-13/06, art. 30, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.9.[1 Tenzij het anders bepaald is, kan er in een periode van twintig jaar na de ingebruikname van een investering die gesubsidieerd is door het Fonds of door zijn rechtsvoorgangers, geen [2 subsidiebelofte]2 worden verkregen voor hetzelfde project of voor een deel van hetzelfde project, ongeacht de sector van de persoonsgebonden aangelegenheden waarin de subsidie is verkregen. Alleen als een verbouwing noodzakelijk wordt wegens gewijzigde regelgeving of wegens gewijzigde en opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan binnen die periode een [2 subsidiebelofte]2 voor een verbouwing worden verkregen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-02-14/26, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 25-04-2014>
  (2)<BVR 2016-01-15/17, art. 24, 012; Inwerkingtreding : 20-03-2016>

Art.10.
  <Opgeheven bij BVR 2018-07-06/25, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2018>

Art.11.De bedragen zoals bepaald in artikel 5 en 6 worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.
  [1 De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20. Daarin geldt : s = het officiële loon in de bouwnijverheid voor de categorie 2A, van kracht op 1 januari van het betreffende jaar; S = 19,885; i = de index van de bouwmaterialen van kracht op 1 november voorafgaand aan het betreffende jaar; I = [2 3 627]2.]1
  ----------
  (1)<BVR 2008-05-30/39, art. 49, 004; Inwerkingtreding : 03-10-2008>
  (2)<BVR 2010-06-04/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 03-10-2008>

Art.12.Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief BTW wordt vastgesteld met toepassing van artikel 5, 6,[2 7 of 8]2, een subsidie voor de BTW tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen [1 10 %]1. De totale investeringssubsidie wordt dan als volgt berekend : basisbedrag + geldende BTW op het basisbedrag + algemene onkosten à [1 10 %]1 op het basisbedrag + geldende BTW op de algemene onkosten.
  ----------
  (1)<BVR 2008-05-30/39, art. 50, 004; Inwerkingtreding : 03-10-2008>
  (2)<BVR 2018-07-06/25, art. 20, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2018>

HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.13. De volgende regelingen worden opgeheven :
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 1985 houdende de bijzondere voorwaarden voor de subsidiëring van de investeringsverrichtingen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 en 3 mei 1995;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de bejaardenvoorzieningen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995.

Art. 14.De Vlaamse Minister, bevoegd voor de Investeringen voor Verzorgingsinstellingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.