29 OKTOBER 2010. - Ministerieel besluit tot nadere invulling van de regels inzake de indeling van de verrichtingen in de financiële administratie, de boekhoudkundige waarderings- en rubriceringsregels, de financiële rapportering aan de Vlaamse overheid en de boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-02-2011 en tekstbijwerking tot 22-12-2020)
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - De indeling van de verrichtingen in de financiële administratie van de sociale huisvestingsmaatschappijen
Afdeling I. - De verrichtingen die ingevolge de Boekhoudwet in de boekhouding van de sociale huisvestingsmaatschappijen opgenomen moeten worden
Art. 4
Afdeling II. [1 Aanvullende informatie ter uitvoering van artikel 5.77, § 3, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]1
Art. 5-7
Afdeling III. - Gevolgen van de verplichting tot aparte registratie van bepaalde activiteiten in de financiële administratie van de sociale huisvestingsmaatschappij ingevolge bepalingen in andere regelgeving dan de gemeenrechtelijke boekhoudwetgeving
Art. 8-9
HOOFDSTUK IV. - De aanvullende waarderings- en rubriceringsregels
Art. 10-12
HOOFDSTUK V. - De boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen
Afdeling I. - De relatie tussen de organisatie van de financiële administratie en de indeling van de verrichtingen met toepassing van artikel 4 tot en met 9
Art. 13-15
Afdeling II. - Het boekjaar van de sociale huisvestingsmaatschappij
Art. 16
Afdeling III. - Het debiteurenreglement van de sociale huisvestingsmaatschappij
Art. 17
HOOFDSTUK VI. - De jaarlijkse financiële rapportering van de sociale huisvestingsmaatschappijen [1 ...]1
Art. 18-19
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 20
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding
Art. 21
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° algemene boekhouding : een elektronische of papieren administratie waarin alle verrichtingen die ingevolge de Boekhoudwet en de uitvoeringsbesluiten ervan, in een boekhouding worden opgenomen, en die al dan niet op gecentraliseerde wijze geregistreerd worden op grootboekrekeningen en waaruit de wettelijke jaarrekeningrapportering rechtstreeks en zonder aanpassingen voortvloeit;
2° boekhouding : een elektronische of papieren administratie, al dan niet verder opgedeeld in een algemene boekhouding en één of meer subadministraties van de boekhouding, waarin alle verrichtingen die ingevolge de Boekhoudwet en de uitvoeringsbesluiten ervan, in een boekhouding worden opgenomen, en die geregistreerd worden op grootboekrekeningen, in voorkomend aangevuld met registraties op analytische rekeningen van een kostprijsadministratie of op een andere wijze die voldoet aan de voorwaarden van de Boekhoudwet wat betreft de registratie van verrichtingen zoals de individuele registratie van elke verrichting en de onuitwisbaarheid van geregistreerde informatie, en waar de wettelijke jaarrekeningrapportering rechtstreeks en zonder aanpassingen uit voortvloeit;
3° Boekhoudwet : [2 Boek III, titel 3, Hoofdstuk 2 van het Wetboek van Economisch Recht van 28 februari 2013.]2;
4° [1 ...]1
5° extracomptabele financiële administratie : een papieren of elektronische administratie die geen deel uitmaakt van de boekhoudkundige administraties, vermeld in punt 1° tot en met 2° en die in het kader van dit besluit gebruikt wordt voor de volgende doeleinden :
a) creatie van gegevens die, aanvullend op de gegevens van de boekhoudkundige administraties, vereist zijn voor de opmaak van de financiële rapportering aan de VMSW, vermeld in artikel [1 18]1;
b) creatie van bewijsstukken voor de registratie van verrichtingen in de boekhoudkundige administraties van de SHM die ingevolge de Boekhoudwet en de uitvoeringsbesluiten ervan, in de boekhouding van de SHM geregistreerd moeten worden;
6° financiële administratie : het geheel van de boekhoudkundige administraties, in voorkomend geval aangevuld met een of meer extracomptabele financiële administraties;
7° huurlasten : de huurlasten, vermeld in artikel 1, § 1 van [3 bijlage 27, die bij het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 is gevoegd]3;
8° integrale renovatie : renovatie of omvorming van een woning waarbij het niveau van wooncomfort door vernieuwing van de woninguitrusting in die mate verbeterd wordt, dat ze geschikt is om gedurende een nieuwe investeringscyclus van 33 jaar gebruikt te worden voor de huisvesting van bewoners;
9° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het beleidsveld Wonen;
10° project : één of meer terreinen, gebouwen of een geheel van terreinen en gebouwen die geografisch en organisatorisch een geheel vormen voor het beheer ervan door de sociale huisvestingsmaatschappij;
11° sociale huisvestingsmaatschappijen : de vennootschappen, vermeld in [3 artikel 4.36 en 7.5 van Vlaamse Codex Wonen van 2021]3;
12° [3 ...]3
13° VMSW : de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, vermeld in [3 artikel 4.7 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021]3;
14° wettelijke jaarrekeningrapportering : de statutaire jaarrekening die ingevolge artikel 92 en 93 van het Wetboek van Vennootschappen jaarlijks door de zaakvoerders of bestuurders van een vennootschap wordt opgemaakt;
15° woningen : een sociaal woonproject met inbegrip van aanhorigheden zoals garages, staanplaatsen, ondergrondse parkings en omgevingswerken;
16° werken in onroerende staat : het bouwen, verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken, geheel of ten dele, van een uit zijn aard onroerend goed, alsook de handelingen die erin bestaan een roerend goed te leveren en het meteen op zodanige wijze aan te brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt.
----------
(1)<MB 2012-03-19/07, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<MB 2019-05-06/11, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(3)<MB 2020-12-15/04, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art.2.Dit besluit is van toepassing op de vennootschappen die de Vlaamse Regering als sociale huisvestingsmaatschappij heeft erkend met uitvoering van [1 artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021]1 of die een tijdelijke erkenning hebben met uitvoering van [1 artikel 7.5 van de voormelde codex]1.
----------
(1)<MB 2020-12-15/04, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.3.Dit besluit legt de nadere regels vast voor :
1° de indeling van de verrichtingen in de financiële administratie van de sociale huisvestingsmaatschappijen;
2° de aanvullende waardering- en rubriceringregels die de sociale huisvestingsmaatschappijen toepassen in hun boekhouding;
3° de boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen;
4° de jaarlijkse financiële rapportering van de sociale huisvestingsmaatschappijen [1 ...]1.
----------
(1)<MB 2012-03-19/07, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
HOOFDSTUK III. - De indeling van de verrichtingen in de financiële administratie van de sociale huisvestingsmaatschappijen
Afdeling I. - De verrichtingen die ingevolge de Boekhoudwet in de boekhouding van de sociale huisvestingsmaatschappijen opgenomen moeten worden
Art.4. Met het oog op de rapportering, vermeld in artikel 18, registreren de sociale huisvestingsmaatschappijen de verrichtingen die als gevolg van de Boekhoudwet en de uitvoeringsbesluiten ervan, in de boekhouding van een onderneming opgenomen moeten worden, in hun boekhouding op een dergelijke manier dat ze op een eenduidige en transparante wijze in relatie worden gebracht met het rekeningenstelsel, gevoegd als bijlage 2 bij dit besluit.
Het rekeningenstelsel, vermeld in het eerste lid, is een verdere indeling van het minimum algemeen rekeningenstelsel (MAR) zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen rekeningenstelsel in het kader van de specifieke activiteiten van de sociale huisvestingsmaatschappijen en de regelgeving die de activiteiten beheerst.
Afdeling II. [1 Aanvullende informatie ter uitvoering van artikel 5.77, § 3, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]1
----------
(1)
Art.5. De verrichtingen die betrekking hebben op de onderstaande activiteiten, worden in de financiële administratie van de sociale huisvestingsmaatschappij apart van de overige verrichtingen geregistreerd :
1° verrichtingen inzake de kosten van de algemene werking van de sociale huisvestingsmaatschappij, inclusief de afschrijvingen en het externe onderhoud van de gebouwen die op permanente basis gebruikt worden voor de huisvesting van de administratieve diensten van de sociale huisvestingsmaatschappij;
2° verrichtingen inzake de kosten van de werking van de regie van de sociale huisvestingsmaatschappij, inclusief de afschrijvingen en het externe onderhoud van de technische en andere gebouwen waarvan de regie van de sociale huisvestingsmaatschappij op permanente basis gebruikmaakt;
3° verrichtingen inzake de kosten van het door externen geleverde onderhoud en herstel van de woningen die door de sociale huisvestingsmaatschappij verhuurd worden.
Art.6.§ 1. In de financiële administratie van de SHM wordt minimaal de volgende informatie geregistreerd :
1° wat betreft de totale kosten van de onderhouds- en herstellingswerkzaamheden die apart worden geregistreerd, met toepassing van artikel 5, 2° en 3° :
a) het bedrag voor de onderhouds- en herstellingswerkzaamheden ten laste van de sociale huisvestingsmaatschappij als verhuurder;
b) het bedrag voor de onderhouds- en herstellingswerkzaamheden ten laste van de huurder;
2° [2 ...]2.
§ 2. Wat het onderscheid tussen de onderhouds- en herstellingswerkzaamheden ten laste van de sociale huisvestingsmaatschappij en die ten laste van de huurder betreft, voldoet de sociale huisvestingsmaatschappij aan de gestelde voorwaarde als ze in haar financiële administratie de volgende gegevens opneemt :
1° de kostendekkende facturatie aan de huurder van de vergoedingen die apart van de huurprijs en huurlasten worden aangerekend voor de onderhouds- en herstellingswerkzaamheden, en recuperaties van huurschade, en aparte registratie van de opbrengst van die facturatie in de boekhouding op het moment dat die vergoedingen aan de sociale huisvestingsmaatschappij verschuldigd zijn;
2° de aparte registratie in de boekhouding van de huurlasten die betrekking hebben op de vergoeding voor onderhoudswerkzaamheden ten laste van de huurder, vermeld in artikel 1, § 1, van [4 bijlage 27, die bij het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 gevoegd is]4.
De onderhouds- en herstellingswerkzaamheden die ten laste vallen van de sociale huisvestingsmaatschappij, worden bepaald door middel van de vaststelling van het verschil tussen :
1° enerzijds het totale bedrag van de onderhouds- en herstellingskosten van de verhuurde woningen als som van :
a) het totale bedrag van de kosten van de onderhouds- en herstellingswerkzaamheden aan verhuurde woningen die door externen zijn uitgevoerd, vermeld in artikel 5, 3°;
b) het totale bedrag van de werkingskosten van de regie, vermeld in artikel 5, 2°;
2° anderzijds het totale bedrag van de vergoedingen voor de onderhouds- en herstellingswerkzaamheden ten laste van de huurder, en recuperatie van huurschade, vermeld in het eerste en tweede lid, in voorkomend geval verminderd met de verliezen ingevolge waardeverminderingen en minderwaarden die gerealiseerd worden op deze opbrengsten.
[1 [3 ]3).]1
----------
(1)<MB 2013-01-07/01, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<MB 2019-05-06/11, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(3)<MB 2019-05-06/11, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(4)<MB 2020-12-15/04, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.7.§ 1. Bij de toewijzing van de verrichtingen aan de activiteiten, vermeld in artikel 5, 1° tot en met 3°, en artikel 6, § 1, eerste lid, 1° en 2°, kunnen de sociale huisvestingsmaatschappijen gebruikmaken van de volgende technieken :
1° de rechtstreekse toewijzing aan de categorie in kwestie;
2° een objectief gemotiveerde verdeelsleutel;
3° elke andere toewijzingsregel voor zover die objectief gemotiveerd kan worden.
§ 2. De sociale huisvestingsmaatschappijen bepalen zelf op welke wijze ze de toewijzing van de verrichtingen, vermeld in § 1, registreren in hun financiële administratie. Ze kunnen daarbij conform artikel 13 gebruikmaken van een of meer extracomptabele administraties, de boekhoudkundige administratie of een combinatie van die administraties.
[1 ...]1
----------
(1)<MB 2012-03-19/07, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Afdeling III. - Gevolgen van de verplichting tot aparte registratie van bepaalde activiteiten in de financiële administratie van de sociale huisvestingsmaatschappij ingevolge bepalingen in andere regelgeving dan de gemeenrechtelijke boekhoudwetgeving
Art.8.[1 Voor de onderstaande activiteiten wordt in voorkomend geval en met toepassing van de richtlijn 2006/111/EG van de Europese Commissie van 16 november 2006 bij de registratie van de verrichtingen een extra onderscheid gemaakt tussen :
1° de verrichtingen inzake het bescheiden woonaanbod, vermeld in [3 artikel 5.93 tot en met 5.105 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021]3;
2° [2 ...]2
3° de overige verrichtingen inzake leveringen van diensten of goederen die geen betrekking hebben op leveringen waarvoor het Vlaamse Gewest aan de sociale huisvestingsmaatschappij een bijzonder of uitsluitend recht heeft verleend.
De verhuring of de verkoop van niet-residentiële ruimten zoals garages en winkelruimten aan andere dan sociale huurders of kopers van de sociale huisvestingsmaatschappij worden beschouwd als verrichtingen als vermeld in het eerste lid, 3°.]1
----------
(1)<MB 2013-01-07/01, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<MB 2019-05-06/11, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(3)<MB 2020-12-15/04, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.9.§ 1. De afzonderlijke registratie in de boekhouding van de sociale huisvestingsmaatschappij van de verrichtingen betreffende de activiteiten, vermeld in artikel 8, wordt, met behoud van de toepassing van § 2, gerealiseerd door minimaal het volgende onderscheid toe te passen :
1° de huuropbrengsten;
2° de opbrengsten van de forfaitaire voorschotten betreffende de huurlasten;
3° in voorkomend geval, de meer- en minderopbrengsten ingevolge de resultaten van de jaarlijkse afrekening van de huurlasten die worden terugbetaald aan of gevorderd van de huurders;
4° de opbrengsten uit apart van de huurlasten gefactureerde onderhouds- en herstellingswerkzaamheden die ten laste van de huurder zijn;
5° de vorderingen op huurders, alsook de waardeverminderingen, terugnemingen van waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden die gerealiseerd worden op deze vorderingen;
6° [2 de verrichtingen betreffende de aanschaffingswaarde van terreinen die worden geboekt als vaste activa in de rubriek III.A " Terreinen en gebouwen ", alsmede de daarmee samenhangende waardeverminderingen en herwaarderingsmeerwaarden;]2;
7° [2 de verrichtingen betreffende de aanschaffingswaarde van gebouwen die worden geboekt als vaste activa in de rubriek III.A " Terreinen en gebouwen ", alsmede de daarmee samenhangende afschrijvingen]2;
[1 8° [2 de verrichtingen betreffende de aanschaffingswaarde van gronden en gebouwen die worden geboekt in de rubriek VI. A.5 " Onroerende goederen bestemd voor de verkoop ", alsmede de daarmee samenhangende voorraadwijzigingen en verkoopopbrengsten;]2
9° [2 de kosten inzake extern uitgevoerd groot en gewoon onderhoud en herstel]2;
[2 10° de onroerende voorheffing;]2
[2 11° het aandeel in de algemene werkingskosten van de sociale huisvestingsmaatschappij dat in voorkomend geval betrekking heeft op de activiteit, vermeld in artikel 8, eerste lid, 1° ;]2
[2 12° de vergoeding voor het gebruik van de terreinen door de activiteit, vermeld in artikel 8, eerste lid, 1° indien het terrein door de sociale huisvestingsmaatschappij voorheen is verworven met het oog op gebruik in het kader van de sociale woningbouw.]2
§ 2. Met betrekking tot de activiteiten, vermeld in artikel 8, wordt het onderscheid, vermeld in paragraaf 1, in voorkomend geval aangevuld met andere verrichtingen als een extra onderscheid vereist is.
Met betrekking tot onroerende goederen die de aard hebben van vaste activa en die niet op permanente basis gebruikt worden voor de activiteit, vermeld in artikel 8, eerste lid, 1°, worden alleen de verrichtingen, vermeld in paragraaf 1, 1° tot en met 5°, apart geregistreerd.
[2 § 3. De sociale huisvestingsmaatschappijen bepalen zelf op welke wijze ze de toewijzing van de verrichtingen, vermeld in § 1, registreren in hun financiële administratie. Ze kunnen daarbij conform artikel 13 gebruikmaken van een of meer extracomptabele administraties, de boekhoudkundige administratie of een combinatie van die administraties.]2
----------
(1)<MB 2013-01-07/01, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<MB 2019-05-06/11, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
HOOFDSTUK IV. - De aanvullende waarderings- en rubriceringsregels
Art.10. De sociale huisvestingsmaatschappijen voeren hun boekhouding met inachtneming van de aanvullende waarderings- en rubriceringsregels, vermeld in dit hoofdstuk, die concrete invulling geven aan de gemeenrechtelijke waarderings- en rubriceringregels van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen met betrekking tot een aantal belangrijke en vaak voorkomende verrichtingen van de sociale huisvestingsmaatschappijen.
Art.11. De aanvullende waarderings- en rubriceringsregels die van toepassing zijn op de sociale huisvestingsmaatschappijen, hebben betrekking op de volgende vermogensbestanddelen :
1° de terreinen en gebouwen;
2° de vorderingen en schulden tussen de sociale huisvestingsmaatschappijen en hun huurders;
3° de rekeningen-courant van de sociale huisvestingsmaatschappijen bij de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen;
4° de projectsubsidies;
5° de voorzieningen voor grote onderhouds- en herstellingswerken;
6° de leningen die aan de sociale huisvestingsmaatschappijen toegekend worden;
7° de huurwaarborgen die de huurders stellen ten gunste van de sociale huisvestingsmaatschappijen.
Art.12. De aanvullende waarderings- en rubriceringsregels zijn opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit.
HOOFDSTUK V. - De boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen
Afdeling I. - De relatie tussen de organisatie van de financiële administratie en de indeling van de verrichtingen met toepassing van artikel 4 tot en met 9
Art.13. De sociale huisvestingsmaatschappijen maken het onderscheid in hun financiële administratie, vermeld in artikel 4 tot en met 9, door gebruik te maken van een of meer boekhoudkundige administraties, in voorkomend geval aangevuld met een of meer extracomptabele financiële administraties.
De sociale huisvestingsmaatschappijen bepalen zelf op welke wijze ze hun financiële administratie organiseren door gebruik te maken van een combinatie van de instrumenten, vermeld in het eerste lid, rekening houdende met de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook met de vereiste van een transparant en consistent verband tussen hun financiële administratie en de financiële rapportering aan de VMSW, vermeld in artikel 18.
Art.14.De informatie die geregistreerd wordt in een extracomptabele administratie, vormt een transparant en consistent geheel met die geregistreerd in de boekhoudkundige administraties. De authenticiteit van de informatie in de extracomptabele administraties wordt op dezelfde wijze gegarandeerd als die in de boekhoudkundige administratie.
[1 De sociale huisvestingsmaatschappijen registreren in het bijzonder alle verrichtingen die betrekking hebben op huurders van hun woningen of andere onroerende goederen in de debiteurensoftware die gebruikt wordt voor de administratieve organisatie van hun huuractiviteit. Alle verrichtingen die in de voormelde debiteurensoftware worden geregistreerd, worden individueel of in de vorm van een samenvatting overgenomen in de boekhoudkundige administratie van de sociale huisvestingsmaatschappij. De debiteurensoftware en de boekhoudkundige administratie moeten minstens op maandbasis met elkaar in overeenstemming gebracht worden.]1
----------
(1)<MB 2013-01-07/01, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.15.De sociale huisvestingsmaatschappijen organiseren een extracomptabele administratie voor de werken in onroerende staat die door het eigen personeel uitgevoerd worden.
Deze extracomptabele administratie wordt gevoerd aan de hand van werkbonnen die per interventie worden opgesteld en die het mogelijk maken om de kost en de aard van elke interventie te bepalen.
Deze werkbonnen vormen inzake de werkzaamheden die door het eigen personeel van de sociale huisvestingsmaatschappij uitgevoerd zijn, de verantwoordingsstukken op basis waarvan de in artikel 6, § 1, 2° gevraagde informatie wordt geleverd betreffende het onderhoud en herstel ten laste van de verhuurder van de sociale huurwoningen.
[1 De werkbonnen bevatten minimaal de volgende gegevens :
1° de woninggroep waar de interventie plaatsvindt;
2° de vermelding of de kosten van de interventie gedragen worden door de huurder of door de verhuurder;
3° de duur van de interventie, uitgedrukt in aantal VTE-werkuren;
4° in voorkomend geval, de verbruikte voorraadgoederen waarvan de prijs voldoende hoog is om als apart deel van de kostprijs van de interventie opgenomen te worden.]1
Het staat de sociale huisvestingsmaatschappij vrij om deze gegevens al dan niet over te nemen in een boekhoudkundige administratie onder de vorm van interne facturatie en bijkomende detailleringen in de grootboekrekeningen van de SHM.
----------
(1)<MB 2013-01-07/01, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Afdeling II. - Het boekjaar van de sociale huisvestingsmaatschappij
Art.16. Het boekjaar van de sociale huisvestingsmaatschappij loopt van 1 januari tot en met 31 december.
De sociale huisvestingsmaatschappij sluit haar boekjaar af op het einde van elk kalenderjaar. Als het Wetboek van Vennootschappen daarin voorziet, sluit de sociale huisvestingsmaatschappij haar boekhouding daarnaast af op andere tijdstippen die in het Wetboek vastgesteld zijn. Dat laatste kan zich onder meer voordoen ingeval van fusies, overnames of splitsingen van sociale huisvestingsmaatschappijen.
Afdeling III. - Het debiteurenreglement van de sociale huisvestingsmaatschappij
Art.17. De sociale huisvestingsmaatschappij heeft, uiterlijk op 31 december 2011, een door haar raad van bestuur goedgekeurd debiteurenreglement waarin minimaal het volgende is opgenomen :
1° de procedure die de sociale huisvestingsmaatschappij hanteert in haar relaties met haar klanten, inzonderheid haar huurders, en waarin ondermeer de regels op het vlak van de inning van uitstaande vorderingen en de betaling van uitstaande schulden ten aanzien van huurders opgenomen zijn;
2° de documenten, rekening houdende met de bepalingen in artikel 16 van de bijlage 1 van dit besluit, op basis waarvan een vordering dubieus wordt verklaard, waardeverminderingen worden geboekt op dubieus verklaarde vorderingen en dubieus verklaarde vorderingen worden afgeboekt wegens oninbaarheid;
3° de leidraad die de sociale huisvestingsmaatschappij hanteert om te bepalen of een door de sociale huisvestingsmaatschappij uitgevoerd werkzaamheid inzake onderhoud en herstel ten laste is van de huurder onder de vorm van een aparte aanrekening, ten laste is van de sociale huisvestingsmaatschappij dan wel onder de huurlasten valt;
4° de regels inzake de volgorde van toewijzing van ontvangen betalingen aan vorderingen op huurders.
HOOFDSTUK VI. - De jaarlijkse financiële rapportering van de sociale huisvestingsmaatschappijen [1 ...]1
----------
(1)
Art.18.§ 1. De sociale huisvestingsmaatschappijen dienen jaarlijks bij de VMSW een financiële rapportering in, die bestaat uit de volgende onderdelen :
1° de door de algemene vergadering van de sociale huisvestingsmaatschappij goedgekeurde statutaire jaarrekening betreffende het afgesloten boekjaar;
2° de proef- en saldibalans betreffende het afgesloten boekjaar van het softwarepakket waarmee de boekhouding van de sociale huisvestingsmaatschappij gevoerd wordt;
3° een rapport onder de vorm van een proef- en saldibalans betreffende het afgesloten kalenderjaar, ingedeeld volgens het uniform rekeningstelsel vermeld als bijlage 2 bij dit besluit;
4° [1 4° het jaarverslag van de sociale huisvestingsmaatschappij als vermeld in artikel 94 tot en met 96 van het Wetboek van Vennootschappen;
5° een saldobevestiging, ondertekend door twee personen die bevoegd zijn om de sociale huisvestingsmaatschappij te verbinden en waarvan de specimen bij de VMSW berust, wat betreft de saldi van de leningen en rekeningen - courant van de sociale huisvestingsmaatschappij bij de VMSW, die voorafgaandelijk zijn meegedeeld door de VMSW;
6° het verslag van de commissaris van de sociale huisvestingsmaatschappij, vermeld in artikel 143 en 144 van het Wetboek van Vennootschappen, eventueel aangevuld met een managementletter van de commissie aan het bestuursorgaan van de sociale huisvestingsmaatschappij;]1
[2 7° in voorkomend geval, de jaarbrochure of het jaarboek waarin de sociale huisvestingsmaatschappij, aanvullend op het jaarverslag, vermeld in punt 4°, rapporteert over de toestand van de sociale huisvestingsmaatschappij, over de activiteiten van het voorbije boekjaar, en over de gebeurtenissen die daarop een invloed hadden;
8° de samenstelling van de huuropbrengsten en de ermee samenhangende opbrengsten en de evolutie van de vorderingen en schulden t.a.v. de huurders van de sociale huisvestingsmaatschappij;
9° de onderhoudskosten ten laste van de sociale huisvestingsmaatschappij, [3 ...]3, wat de sociale huuractiviteit betreft;
10° de werkingskosten die betrekking hebben op de sociale huuractiviteit, opgedeeld in personeelskosten en andere kosten;
11° het [4 gemiddeld aantal]4 VTE dat betrekking heeft op de sociale huuractiviteit, opgesplitst in arbeiders en bedienden;
12° de werkingskosten die betrekking hebben op de sociale koopactiviteit, opgedeeld in personeelskosten en andere kosten;
13° het [4 gemiddeld aantal]4 VTE dat betrekking heeft op de sociale koopactiviteit, opgesplitst in arbeiders en bedienden;]2
[3 14° de werkingskosten die betrekking hebben op de activiteit waarbij bijzondere sociale leningen worden toegekend, opgedeeld in personeelskosten en andere kosten;]3
[3 15° het [4 gemiddeld aantal]4 VTE dat betrekking heeft op de activiteit waarbij bijzondere sociale leningen worden toegekend, opgesplitst in arbeiders en bedienden;]3
[3 16° de verrichtingen vermeld in artikel 9 betreffende de boekjaren waarvoor de gedelegeerd bestuurder van de VMSW dit bepaalt.]3
[2 De rapportering, [3 vermeld in het eerste lid, 3°, 8° tot 16° ]3, gebeurt elektronisch op de manier die de VMSW vaststelt en voorafgaand meedeelt aan de sociale huisvestingsmaatschappijen via het overleg, vermeld in [4 artikel 4.38 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]4.
De rapporteringen,[3 vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 4° tot en met 7°]3, worden aan de VMSW geleverd door middel van een bestand. De VMSW stelt de sociale huisvestingsmaatschappijen jaarlijks in kennis van de bestandsformaten waarmee de bestanden bij haar ingediend kunnen worden, en van de manier waarop dat moet gebeuren. De inhoud van de rapporten, vermeld in het eerste lid, 8° en 9°, wordt door de VMSW in overleg met het intern verzelfstandigd agentschap Wonen-Vlaanderen vastgelegd.]2
§ 2. [1 ...]1
----------
(1)<MB 2012-03-19/07, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<MB 2013-01-07/01, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<MB 2019-05-06/11, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(4)<MB 2020-12-15/04, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.19.§ 1. De rapporteringen, vermeld in artikel 18, § 1, worden jaarlijks uiterlijk [2 een maand]2 na de algemene vergadering van de sociale huisvestingsmaatschappij waarop de jaarrekening van het afgesloten boekjaar wordt goedgekeurd, aan de VMSW bezorgd. [3 De VMSW verwerkt de gegevens van de rapportering vermeld in artikel 18, § 1, 3° en 8° tot 16° in databanken.]3. Zij stelt de onverwerkte gegevens van de rapporteringen alsook de verwerkte gegevens van de rapportering vermeld in artikel 18, § 1, 3°, ter beschikking van [1 ...]1 [4 de afdeling Toezicht van het agentschap Wonen-Vlaanderen]4.[3 De VMSW stelt de onverwerkte rapporteringen onmiddellijk ter beschikking en verwerkt de rapportering vermeld in artikel 18, § 1, 3° en 8° tot 16° tegen uiterlijk 31 augustus van het kalenderjaar dat volgt op het afgesloten boekjaar."]3.
§ 2 Enkel rapporten die conform [1 artikel 18]1 ingediend worden, worden als geldig ingediende rapporteringen beschouwd.
§ 3. De VMSW [1 bezorgt]1 de sociale huisvestingsmaatschappij betreffende de door haar ingediende rapporten binnen de 10 werkdagen na de ontvangst ervan een ontvangstbevestiging.
De bestanden betreffende de rapportering vermeld in artikel 18, § 1, 3°, bevatten een functie op het vlak van interne consistentie waarmee de gelijkheid van actief en passief en deze van kosten en opbrengsten nagegaan wordt. Een bestand dat niet voldoet aan deze eis van interne consistentie, kan niet als een geldig ingediende rapportering beschouwd worden. De sociale huisvestingsmaatschappij wordt hiervan binnen [2 een maand]2 na de ontvangst door de VMSW in kennis gesteld.
[1 ...]1
Uiterlijk op [1 31]1 augustus, bezorgt de VMSW aan [4 de afdeling Toezicht van het agentschap Wonen-Vlaanderen]4 een overzicht van de rapporteringen die [2 hetzij na 31 juli, hetzij]2 niet geldig bij haar zijn ingediend.
[1 Als de VMSW na 31 [2 juli]2 nog rapporten ontvangt]1, worden deze op dezelfde wijze ter beschikking gesteld als de rapporten die tijdig [1 ...]1 zijn ingediend. De verwerking door de VMSW van de rapportering vermeld in [3 artikel 18, § 1, 3° en 8° tot 16°]3, gebeurt binnen de maand na de ontvangst ervan. [2 Als [4 de afdeling Toezicht van het agentschap Wonen-Vlaanderen]4 in het kader van haar controlewerkzaamheden verbeterde of aanvullende informatie in bezit heeft betreffende de rapporteringen, vermeld in [3 artikel 18, § 1, 3° en 8° tot 16°]3, stelt het die informatie ter beschikking van de VMSW en het intern verzelfstandigd agentschap Wonen-Vlaanderen.]2
----------
(1)<MB 2012-03-19/07, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<MB 2013-01-07/01, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<MB 2019-05-06/11, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(4)<MB 2020-12-15/04, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art.20.
<Opgeheven bij MB 2019-05-06/11, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding
Art.21.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2011 met uitzondering van de artikelen 6, § 1, 2°, [1 en 15, die in werking]1 treden met ingang van 1 januari 2012.
[2 ...]2.
----------
(1)<MB 2012-03-19/07, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<MB 2019-05-06/11, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. De aanvullende waarderings- en rubriceringsregels
HOOFDSTUK I. - De terreinen en gebouwen
Afdeling I. - Onderscheid tussen voorraden en materiële vaste activa
Artikel 1. Terreinen en gebouwen worden als voorraadgoed dan wel als materieel vast actiefbestanddeel geboekt op basis van de bestemming die de sociale huisvestingsmaatschappij aan het betreffende terrein of gebouw heeft toebedeeld. Terreinen en gebouwen welke voorbestemd zijn om het voorwerp te worden van een verkavelingproject of een koopproject worden geboekt onder de rubriek VI. A. " Voorraden " van het actief van de balans. Terreinen en gebouwen die deel uitmaken van of voorbestemd zijn om deel uit te maken van projecten die duurzaam aangewend worden voor de bedrijfsuitoefening, worden geboekt onder de rubriek III. A " Materiële vaste activa - terreinen en gebouwen ". De activa die opgenomen worden onder de rubriek rubriek III. A " Materiële vaste activa - terreinen en gebouwen " betreffen o.m. de terreinen en gebouwen die gebruikt worden voor de huisvesting van de eigen administratieve en technische diensten of voor de verhuring aan sociale en andere huurders.
Afdeling II. - Aanschaffingswaarde van de terreinen en gebouwen
Onderafdeling I. - Algemeen
Art. 2. § 1. De terreinen en gebouwen van de sociale huisvestingsmaatschappijen worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen.
De aanschaffingswaarde van de terreinen en gebouwen wordt bepaald als de som van :
1° de aankoopprijs of, in voorkomend geval, de vervaardigingprijs of inbrengwaarde;
2° de externe en de interne bij de aankoop komende kosten;
3° in voorkomend geval, de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor de financiering van de constructie of de renovatie van gebouwen, voor zover deze betrekking heeft op de periode die aan de gebruiksklaarheid voorafgaat.
De opname in de aanschaffingswaarde van de rente op vreemd vermogen, zoals vermeld in het tweede lid, 3e van deze paragraaf, is een mogelijkheid. Wanneer de sociale huisvestingsmaatschappij hiervoor opteert, neemt ze dit op in de lijst van waarderingsregels die door de raad van bestuur van de sociale huisvestingsmaatschappij worden goedgekeurd. De sociale huisvestingsmaatschappij past deze waarderingsregel consistent jaarlijks toe op alle gebouwen of renovaties die met rentedragende leningen geconstrueerd of gerenoveerd worden.
[21 In het tweede lid, 2°, wordt verstaan onder bij de aankoop komende kosten: alle kosten die nodig zijn om de aangekochte, vervaardigde of ingebrachte activa functioneel te maken voor de sociale huisvestingsmaatschappij. Het zijn kosten die noodzakelijk zijn om de voormelde activa effectief te benutten.]21
§ 2.[12 De externe, bij de aankoop komende kosten omvatten onder meer:
1. Inzake verwervingen:
1° de reële kostprijs van de aankoop;
2° het ereloon van de notaris en de aktekosten;
3° de opmeting van het onroerend goed;
4° het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek;
5° het archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem;
6° keuringen of proeven;
7° de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit Beheersvergoeding van 13 januari 2012;
8° de niet-aftrekbare btw of de registratierechten op de kostprijs van de verwerving en op de extra kosten bij de verwerving.
2. Inzake de sloop:
1° de kosten voor de aanneming van de sloop;
2° de erelonen;
3° de btw op de aanneming;
4° de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit Beheersvergoeding.
3. Inzake de bouw:
1° de reële kostprijs van de bouw, met inbegrip van de aansluitingskosten van de nutsvoorzieningen;
2° de studiekosten, die o.m de volgende kosten kunnen omvatten:
- de studie en de leiding van de werkzaamheden;
- de veiligheids- en de gezondheidscoördinatie;
- het toezicht op de uitvoering van de opdracht;
- archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem en archeologische opgravingen;
- keuringen of proeven;
- het houden van de plaatsingsprocedure;
- de asbestinventaris, ingevolge het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest;
- de EPB-aangifte, ingevolge het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet;
3° de niet-aftrekbare btw op de kostprijs van de bouw en op de studiekosten;
4° de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit Beheersvergoeding.
4. Inzake de renovatie, verbetering of aanpassing van gebouwen:
1° de reële kostprijs van de investering;
2° de studiekosten, vermeld in punt 3. Inzake de bouw;
3° de niet-aftrekbare btw op de kostprijs van de investering en op de studiekosten;
4° de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit Beheersvergoeding.
5. Inzake het bouwrijp maken van terreinen, infrastructuurwerken, oprichting van gemeenschapsvoorzieningen en aanpassingswerken aan de woonomgeving:
1° de reële kostprijs van het bouwrijp maken, met inbegrip van de eventuele sloop van de aanwezige constructies, magazijnkosten, beheer- en coördinatiekosten, vervoerskosten, alsook eventuele kosten voor de uitvoering van archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of van verplichte archeologische opgravingen;
2° de algemene kosten, waaronder:
- de studie en de leiding van de werkzaamheden;
- de veiligheids- en de gezondheidscoördinatie;
- het toezicht op de uitvoering van de opdracht;
- het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek;
- keuringen of proeven;
- het archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem;
- het houden van de plaatsingsprocedure.]12.
§ 3. De interne, bij de aankoop komende kosten omvatten o.m. :
1° de kosten van het toezicht dat de sociale huisvestingsmaatschappij als bouwheer uitoefent op de werven in uitvoering;
2° de kosten van de administratieve verwerking van de verrichtingen betreffende de werven in uitvoering;
3° de personeels- en materiaalkosten betreffende de werken in onroerende staat die door het eigen personeel van de sociale huisvestingsmaatschappij zijn uitgevoerd op de werven in uitvoering en die noodzakelijk zijn om het project gebruiksklaar te maken;
4° de personeelskosten, en ermee gerelateerde andere kosten, van personeelsleden die noodzakelijke werkzaamheden uitvoeren die, indien ze niet door eigen personeelsleden uitgevoerd zouden zijn, door een externe firma geleverd zouden worden, zoals daar zijn de kosten van een architect, veiligheidscoördinator of ingenieur die tot het eigen personeel behoren.
De kosten onder 1° en 2° zijn indirect aan de vervaardiging van de activa toerekenbaar. De kosten onder 3° en 4° zijn direct aan de vervaardiging van de activa toerekenbaar.
De sociale huisvestingsmaatschappij heeft de keuze om de kosten onder 1° en 2° al dan niet te activeren. Deze bij de aankoop komende kosten kunnen als volgt bepaald worden :
- ofwel op basis van de reëel door de sociale huisvestingsmaatschappij gemaakte kosten dienaangaande welke gestaafd worden door verantwoordingsstukken;
- ofwel op volgende forfaitaire wijze :
o 1,5 % van de aankoopprijs [4 inclusief btw ]4 of de vervaardigingsprijs zoals vermeld in § 1, 1° voor de kosten onder 1°;
o 0,5 % van de aankoopprijs [4 inclusief btw ]4 of vervaardigingsprijs zoals vermeld in § 1, 1° voor de kosten onder 2°.
De activering van de kosten onder 1° en 2° dient jaarlijks te gebeuren gedurende de constructieperiode van de betrokken gebouwen. Indien wordt geopteerd voor de berekening op forfaitaire wijze, wordt het te activeren bedrag berekend als het verschil tussen enerzijds het bedrag bekomen door toepassing van het percentage op de aankoop- of vervaardigingsprijs zoals deze geboekt staat op balansdatum op het einde van het huidige boekjaar of op de datum van de gebruiksklaarheid en, anderzijds, het bedrag dat op het einde van het vorige boekjaar voor deze interne bij de aankoop komende kosten opgenomen was in de aanschaffingswaarde van het betrokken project.
De sociale huisvestingsmaatschappij maakt haar keuze in de waarderingsregels, zowel inzake het al dan niet activeren van de kosten onder 1° en 2° als inzake de gekozen waarderingsregel uit het derde lid van deze paragraaf. De sociale huisvestingsmaatschappij past deze keuze consistent jaar na jaar toe.
[12 ...]12
De activering van de kosten onder 3° en 4° is verplicht en dient in voorkomend geval jaarlijks te gebeuren gedurende de constructieperiode van de betrokken gebouwen en gebeurt op basis van verantwoordingsstukken betreffende het verbruikte materiaal en de toe te rekenen personeelskosten.
§ 4. Bij een aankoop van een goede woning onder het stelsel van de [11 registratiebelasting of registratierechten]11 of een aankoop van een woning onder het stelsel van de [11 registratiebelasting of registratierechten]11 die gevolgd wordt door een renovatie alvorens de sociale huisvestingsmaatschappij overgaat tot de verhuring van de woning, maakt de sociale huisvestingsmaatschappij met het oog op onder meer de vaststelling van de jaarlijkse afschrijvingskost, bij de registratie van de aanschaffingswaarde een onderscheid tussen het grondaandeel en gebouwaandeel op basis van een raming door een expert dan wel op basis van de forfaitaire verdeling die vermeld wordt in artikel 195/97 van de Commentaren op het Wetboek van Inkomstenbelastingen waarbij een zesde van de aanschaffingswaarde aan de grond wordt toegerekend en vijf zesde ervan aan het gebouw.
[12 § 5. Indien de activering van de kosten vermeld in de paragrafen 2 en 3 aanleiding geeft tot een overwaardering van de betrokken activa die het getrouw beeld van de jaarrekening verstoort, wordt overgegaan tot een uitzonderlijke afschrijving of waardevermindering teneinde het getrouw beeld van de jaarrekening te herstellen.]12
[12 § 6. De boete die een sociale huisvestingsmaatschappij vanwege een aannemer kan vorderen naar aanleiding van de laattijdige uitvoering van de werken, wordt opgenomen onder de niet-recurrente bedrijfsopbrengsten en niet in mindering gebracht van de aanschaffingswaarde van het betrokken project.]12
Onderafdeling II. - Kosten voor het bouwrijp maken van terreinen en de aanleg van infrastructuurwerken en gemeenschapsvoorzieningen die aan het openbaar domein worden overgedragen
Art. 3. § 1. Minstens de volgende verrichtingen zijn bij de aankoop horende kosten die aan het grondaandeel van de huur- of koopwoningen of aan de te verkopen kavels worden toegerekend :
1. de [13 kostprijs]13 van bij het project horende gronden die aan het openbaar domein overgedragen worden;
2. de [13 kostprijs]13 van volledig gesloopte constructies indien het constructies betreft die aanwezig waren op een door de sociale huisvestingsmaatschappij verworven terrein en gesloopt worden in het kader van de [13 projectontwikkeling of]13 verkaveling;
3. de [13 kostprijs]13 van de volgende verrichtingen [13 ...]13 :
a. de [13 kostprijs]13 van het gedeelte ten laste van de sociale huisvestingsmaatschappij van de infrastructuurwerken en gemeenschapsvoorzieningen die kosteloos aan het openbaar domein overgedragen worden en waarvan de VMSW de bouwheer is;
b. de [13 kostprijs]13 van de infrastructuurwerken en gemeenschapsvoorzieningen waarvan de sociale huisvestingsmaatschappij de bouwheer is en die na oplevering kosteloos aan het openbaar domein overgedragen worden;
c. [13 de kosten van het bouwrijp maken van terreinen]13;
[13 d. de kosten van sloping van gebouwen of andere constructies indien de sloopwerken niet noodzakelijk voorafgaan aan de opbouw van nieuwe gebouwen of renovatie van bestaande gebouwen.]13
§ 2. Minstens de volgende verrichtingen zijn bij de aankoop horende kosten die aan het gebouwaandeel van de huur- of koopwoningen worden toegerekend :
[13 1. De kosten van gehele of gedeeltelijke sloping van gebouwen of andere constructies indien de sloopwerken noodzakelijk voorafgaan aan de opbouw van nieuwe gebouwen of renovatie van bestaande gebouwen]13;
[13 2. De kosten van de huisaansluitingen voor nutsvoorzieningen zoals deze inzake elektriciteit, aardgas, water, telefoon en kabelcommunicatie]13;
[13 3. De kostprijs van het gedeelte ten laste van de sociale huisvestingsmaatschappij van de infrastructuurwerken en gemeenschapsvoorzieningen die kosteloos aan het openbaar domein overgedragen worden en waarvan de VMSW de bouwheer is, indien deze betrekking hebben op een koopproject en de toewijzing aan het gebouw vereist wordt door de wetgeving betreffende de aftrekbaarheid van de belasting over de toegevoegde waarde]13;
[13 4. De waarde van de infrastructuurwerken en gemeenschapsvoorzieningen waarvan de sociale huisvestingsmaatschappij de bouwheer is en die na oplevering kosteloos aan het openbaar domein overgedragen worden, indien deze betrekking hebben op een koopproject en de toewijzing aan het gebouw vereist wordt door de wetgeving betreffende de aftrekbaarheid van de belasting over de toegevoegde waarde.]13.
§ 3. Indien de activering van de kosten vermeld in de paragrafen 1 en 2 aanleiding geeft tot een overwaardering van de betrokken activa die het getrouw beeld van de jaarrekening verstoort, wordt overgegaan tot een uitzonderlijke afschrijving of waardevermindering teneinde het getrouw beeld van de jaarrekening te herstellen.
§ 4. De projectsubsidies die de sociale huisvestingsmaatschappij in voorkomend geval ontvangt voor de financiering van de verrichtingen die vermeld in worden in de paragrafen 1 en 2, worden in de boekhouding van de sociale huisvestingsmaatschappij verwerkt zoals vermeld in hoofdstuk IV.
§ 5. Indien de oplevering van de werkzaamheden betreffende deze infrastructuurwerken en gemeenschapsvoorzieningen ingeval van een koopproject plaatsvindt na de verkoop van de omliggende koopwoningen en kavels, legt de sociale huisvestingsmaatschappij op het moment van de verkoop een voorziening voor risico's en kosten aan ten bedrage van het op dat moment nog niet gefactureerde gedeelte van de werkzaamheden dat ten laste van de sociale huisvestingsmaatschappij zal zijn. De latere facturatie aan de sociale huisvestingsmaatschappij van deze werkzaamheden wordt opgenomen in de kosten van de rubriek II.A.1 " Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen " van de resultatenrekening in de rekeningengroep 605 " Onroerende goederen bestemd voor de verkoop " en heeft een terugname van de vermelde voorziening tot gevolg.
Onderafdeling III. - [22 De boekhoudkundige verwerking van projecten in het kader van boek 5, deel 1, titel 2, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]22
Art. 5. § 1. Wanneer de sociale huisvestingsmaatschappij gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde onroerende goederen bezit op grond van erfpacht-, opstal-, leasing- of soortgelijke overeenkomsten bezit waarbij de contractueel te storten termijnen, naast de rente en de kosten van de verrichting, ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het gebouw heeft geïnvesteerd, wordt de aanschaffingswaarde van het gebouw geboekt onder de rubriek III. D. " Leasing en soortgelijk rechten " van de actiefzijde van de balans van de jaarrekening. Dit gebeurt ten bedrage van het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het gebouw waarop de overeenkomst betrekking heeft. De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde worden geboekt onder de rubriek VIII. A. 3 " Leasingschulden en soortgelijke schulden " en IX. A " Schulden op meer dan 1 jaar die binnen het jaar vervallen " van de passiefzijde van de balans ten belope van het gedeelte van de in de volgende boekjaren te storten termijnen dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het gebouw waarop de overeenkomst betrekking heeft.
§ 2. Het gedeelte van de erfpachtcanon, vermeld in artikel III.4 van de PPS-overeenkomst van [23 artikel 1.2, eerste lid, 103°, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]23, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van de gebouwen die het voorwerp zijn van de erfpachtovereenkomst die deel uitmaakt van de voornoemde PPS-overeenkomst, wordt verwerkt zoals vermeld in de eerste paragraaf van dit artikel.
§ 3. De benodigde informatie voor een correcte boekhoudkundige verwerking wordt aan de sociale huisvestingsmaatschappij verstrekt door de erfpachtgever waarmee deze de bovenvermelde vierpartijenovereenkomst heeft afgesloten. Deze informatie betreft enerzijds het totale aan de erfpachtgever verschuldigde kapitaalbedrag dat de sociale huisvestingsmaatschappij volgens de bepalingen in § 1 van dit artikel dient te boeken op het passief van de balans, en anderzijds de samenstelling van de erfpachttermijnen in een kapitaalgedeelte, interestgedeelte en een gedeelte betreffende de andere kosten van de verrichting, zijnde de kosten van de grote onderhouds- en herstellinsgwerken ten laste van de erfpachtgever die vermeld worden in artikel III.8 van de PPS-overeenkomst, en de beheersvergoeding ten laste van de erfpachtgever die vermeld wordt in artikel III.9 van de PPS-overeenkomst.
Afdeling III. - Tijdstip waarop investeringen in terreinen en gebouwen opgenomen worden in de boekhouding van de sociale huisvestingsmaatschappij
Art. 6. Aankopen van onroerende goederen worden als vast actiefbestanddeel of voorraadbestanddeel onder de rubrieken, III. A. " Terreinen en gebouwen ", III. F. " Activa in aanbouw en vooruitbetalingen " of VI. A. " Voorraden en bestellingen in uitvoering " van het actief van de balans van de sociale huisvestingsmaatschappij opgenomen vanaf de datum van het verlijden van de authentieke akte waarmee de juridische eigendomsoverdracht van het onroerend goed wordt uitgevoerd [5 of vanaf de datum van de ondertekening van de aankoopovereenkomst als die voorafgaat aan het verlijden van de authentieke akte]5.
De bedragen die in voorkomend geval door de sociale huisvestingsmaatschappij in het kader van deze overeenkomst als voorschot betaald worden, worden geboekt op de balans onder de rubrieken III. F. " Activa in aanbouw en vooruitbetalingen " of VI. A. " Voorraden en bestellingen in uitvoering ". Ook de bedragen die betaald worden in het kader van een toekomstige aankoop en die conform artikel 1 van deze bijlage als bij de aankoop komende kosten worden beschouwd, worden als vooruitbetaling geboekt onder de balansrubrieken III. F. en VI. A.
Art. 7. De waarde van verkochte onroerende goederen welke geboekt zijn in de balansrubrieken vermeld in artikel 6, wordt weggeboekt uit deze rubrieken naar aanleiding van de verkoop op de datum van het verlijden van de authentieke akte betreffende de verkoop van deze goederen [6 of op de datum van de ondertekening van de verkoopovereenkomst als die voorafgaat aan het verlijden van de authentieke akte]6.
De bedragen die in voorkomend geval door de sociale huisvestingsmaatschappij in het kader van de verkoopovereenkomst vermeld in het vorige lid als voorschot ontvangen worden, worden opgenomen onder de rubriek IX. D. " Schulden op ten hoogste één jaar - ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen " van het passief van de balans indien het onroerende goederen betreft die als voorraden geboekt staan of onder de rubriek IX. F. " Schulden op ten hoogste één jaar - overige schulden " indien het onroerende goederen betreft die als vaste activa geboekt staan.
De bedragen die kandidaat-kopers van sociale koopwoningen of sociale kavels aan de sociale huisvestingsmaatschappij betalen worden opgenomen op het passief van de balans onder de rubriek IX. F. " Schulden op ten hoogste één jaar - overige schulden ".
Indien in de periode die volgt op de verkoop van koopwoningen of kavels nog werken in onroerende staat betreffende het verkochte project aan de sociale huisvestingsmaatschappij zullen geleverd en gefactureerd worden, legt de sociale huisvestingsmaatschappij op de datum van de verkoop van de kavels en de koopwoningen een voorziening voor risico's en kosten aan op basis van een raming van de kostprijs van de nog te factureren werken. De kost van deze werken zal bij facturatie geboekt worden op het debet van een rekening in de rubriek II.A.1 " Aankopen handelsgoederen, grond- en hulpstoffen " van de resultatenrekening, zonder dat er later betreffende deze kosten een voorraadwijziging zal volgen. Naarmate de door deze voorziening gedekte werken als kost geboekt worden, wordt het bedrag van deze voorziening teruggenomen.
Art. 8. De kapitaalwaarde van onroerende goederen die onder de voorwaarden van artikel 5 op de balans van de sociale huisvestingsmaatschappij worden geboekt, worden in de boekhouding onder de in artikel 5 vermelde rubrieken opgenomen vanaf het moment van het verlijden van de authentieke akte, vermeld in de artikelen III.1 en III.2 van de vierpartijenovereenkomst waarnaar verwezen wordt in het tweede lid van artikel 5, waarin naast de exacte kadastrale omschrijving van de onroerende goederen ook de voorlopige oplevering van deze goederen aan de sociale huisvestingsmaatschappij als erfpachtnemer worden vastgelegd. De vergoedingen die de sociale huisvestingsmaatschappij als opstalgever ontvangt conform de opstalovereenkomst die wordt afgesloten in het kader van deze vierpartijenovereenkomst, worden geboekt als opbrengsten onder de rubriek I. D. " Andere bedrijfsopbrengsten " van de resultatenrekening. Het totale bedrag van de opstalvergoedingen die op balansdatum gedurende de resterende duur van de opstalovereenkomst nog te ontvangen zijn door de opstalgever, wordt geboekt op rekeningen onder de klasse 09 " Diverse rechten en verplichtingen ". De aanschaffingswaarde van de in opstal gegeven terreinen, evenals de eventuele waardeverminderingen op deze terreinen, blijven geboekt staan op rekeningen binnen de rekeninggroep 220 " Terreinen " binnen de rubriek III. A. " Terreinen en gebouwen " van de balans van de sociale huisvestingsmaatschappij.
Afdeling IV. - Afschrijvingen, waardeverminderingen en herwaarderingsmeerwaarden van terreinen en gebouwen
Onderafdeling I. - De afschrijving van gebouwen die bestemd zijn om als woning verhuurd te worden
Art. 9. § 1. Alle afschrijfbare onroerende goederen of geactiveerde werken in onroerende staat worden lineair afgeschreven.
Indien er op 31 december 2010 onroerende goederen of werken in onroerende staat afgeschreven worden op basis van een progressief afschrijvingsritme, wordt de resterende boekwaarde van deze goederen of werken vanaf boekjaar 2011 gedurende de resterende afschrijvingsduur op lineaire wijze afgeschreven. [1 In voorkomend geval kan de sociale huisvestingsmaatschappij er vanaf het boekjaar 2011 voor opteren om eenmalig een inhaalafschrijving te boeken ten bedrage van het verschil tussen enerzijds de som van de op 31 december van het voorgaande boekjaar uitstaande geboekte afschrijvingen en anderzijds de geboekte afschrijvingen op 31 december van hetzelfde boekjaar, die verkregen zouden zijn bij toepassing van de lineaire afschrijvingsmethode van bij de aanvang van de ingebruikname van de betrokken goederen of werken.]1
§ 2. [24 De aanschaffingswaarde, vermeld in artikel 2, § 1, van nieuw gerealiseerde gebouwen of integrale renovaties die als materiële vaste activa geboekt worden en waarvan de eerste afschrijving plaatsvindt in het boekjaar 2021 of in een later boekjaar, wordt lineair afgeschreven over een periode van vijftig jaar die aanvangt vanaf het moment van de bedrijfsklaarheid, met uitzondering van de volgende onderdelen, die lineair worden afgeschreven over de volgende termijnen:
1° sanitair: 15 jaar;
2° lift: 25 jaar;
3° centrale verwarming, exclusief de verwarmingsketel: 25 jaar;
4° centrale verwarming, verwarmingsketel: 15 jaar;
5° warmtepomp: 15 jaar;
6° zonneboiler: 15 jaar;
7° fotovoltaïsch zonne-energiesysteem, exclusief omvormers: 20 jaar;
8° omvormers fotovoltaïsch zonne-energiesysteem: 10 jaar;
9° ventilatie: 15 jaar.]24
[24 Het bedrag van de kostprijselementen die in minder dan vijftig jaar afgeschreven worden, wordt berekend op basis van de bedragen in de vorderingsstaten van het project in kwestie van de sociale huisvestingsmaatschappij. De sociale huisvestingsmaatschappij kan ervoor opteren om die bedragen, met uitzondering van het fotovoltaïsche zonne-energiesysteem, forfaitair te bepalen door de volgende percentages toe te passen op de aankoopprijs, vervaardigingsprijs of inbrengwaarde van de nieuwe gerealiseerde gebouwen of integrale renovaties:
1° sanitair: 5%;
2° lift: 2%;
3° centrale verwarming, exclusief de verwarmingsketel: 4%;
4° centrale verwarming, verwarmingsketel: 2%;
5° warmtepomp: 0,75%;
6° zonneboiler: 1,5%;
7° ventilatie: 2,5%.
Het niet-afgeschreven gedeelte van de aanschaffingswaarde, vermeld in artikel 2, § 1, van nieuw gerealiseerde gebouwen of integrale renovaties die als materiële vaste activa geboekt worden en waarvan de eerste afschrijving heeft plaatsgevonden in de periode van boekjaar 2011 tot en met boekjaar 2020, wordt vanaf het boekjaar 2020 of 2021 afgeschreven conform het eerste lid, verminderd met het aantal jaren dat het gebouw of de renovatie is afgeschreven in de periode die aan dit boekjaar voorafgaat.
De sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen ervoor opteren om in het boekjaar 2020 of 2021 de geboekte afschrijvingen van de gebouwen of renovaties, vermeld in het derde lid, terug te nemen voor het bedrag van het verschil tussen de al geboekte afschrijvingen en de afschrijvingen die geboekt zouden zijn in de periode die aan het boekjaar van de terugname voorafgaat, als de afschrijvingen worden berekend conform het eerste en tweede lid. De sociale huisvestingsmaatschappij maakt melding van de terugname in de toelichting van het boekjaar waarin deze verrichting is geboekt.]24
De interne en de externe bij de aankoop komende kosten vermeld in artikel 2, § 1, 2°, alsook de geactiveerde rente op vreemd vermogen vermeld in artikel 2, § 1, 3°, worden samen met de aankoopprijs, vervaardigingsprijs of inbrengwaarde vermeld in artikel 2, § 1, 1° afgeschreven of vormen samen het voorwerp van waardeverminderingen.
In afwijking van het eerste lid worden bebouwde onroerende goederen die een sociale huisvestingsmaatschappij in gebruik heeft ingevolge een erfpacht-, opstal, leasing of soortgelijke overeenkomst en waarbij de bepalingen van de overeenkomst voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 95, § 1, III. D. van het K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen, afgeschreven over de duur van deze overeenkomst indien deze korter is dan de termijn in het eerste lid.
In afwijking van het eerste lid worden gebouwen die de sociale huisvestingsmaatschappij in eigendom heeft op een terrein waarop zij een opstal- of erfpachtrecht heeft verworven, afgeschreven over de duur van deze opstal- of erfpachtovereenkomst indien deze korter is dan de termijnen in het eerste of het derde lid van dit artikel.
[7 De aankoopprijs, vervaardigingsprijs of inbrengwaarde, vermeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 1°, van deze bijlage, van gebouwen die door de sociale huisvestingsmaatschappij zijn verworven om als vast actief verhuurd te worden en die op het moment van hun opname in het vermogen van de sociale huisvestingsmaatschappij niet als een nieuw gebouw beschouwd kunnen worden, kan lineair afgeschreven worden over een periode die korter is dan 33 jaar als de technische staat waarin de gebouwen zich op dat moment bevinden, het waarschijnlijk maakt dat ingrijpende renovaties uitgevoerd zullen worden na een gebruiksperiode van minder dan 33 jaar.]7
§ 3. [24 De onderstaande afschrijvingstermijnen gelden voor de volgende renovaties:
1° de volgende renovaties aan de binnenkant van het gebouw kunnen over een periode van 15 jaar afgeschreven worden:
a) keukenmeubilair en -toestellen vernieuwen;
b) binnenschrijnwerk vernieuwen;
c) vloerbekleding vernieuwen;
d) elektrische uitrusting van de woning vernieuwen;
e) sanitaire uitrusting vernieuwen;
f) nieuwe verwarmingsketels met hoog rendement plaatsen;
2° de volgende renovaties aan de binnenkant van het gebouw kunnen over een periode van 25 jaar afgeschreven worden:
a) installaties voor centrale verwarming, exclusief de verwarmingsketel vernieuwen;
b) liftinstallaties vernieuwen;
3° de volgende renovaties aan de buitenkant van het gebouw kunnen over een periode 15 jaar afgeschreven worden:
a) dakbedekking vernieuwen, zonder de hele bestaande dakbedekking te verwijderen;
b) een gedeelte van het buitenschrijnwerk vernieuwen, in het kader van een gestructureerde aanpak, bv. de vervanging van de garagepoorten van een reeks woningen of garages;
4° de volgende renovaties aan de buitenkant van het gebouw kunnen over een periode van 33 jaar afgeschreven worden:
a) het volledige buitenschrijnwerk vernieuwen;
b) de volledige dakbedekking vernieuwen, met gehele verwijdering van de bestaande dakbedding;
c) het volledige parament van buitengevels vernieuwen.]24
De afschrijvingstermijn van renovaties die niet vermeld worden in het eerste lid, stemt overeen met de geraamde reële economische levensduur van de betrokken activa zonder echter de termijn van 33 jaar te overschrijden
Indien de renovatie bestaat uit de vervanging van elementen met een verschillende economische levensduur, wordt de aanschaffingswaarde van de renovatie gesplitst geregistreerd indien dit mogelijk is, of, indien dit niet mogelijk is, wordt de renovatie afgeschreven over de termijn van het meest relevante deel van de renovatiewerkzaamheden.
Art. 10. De sociale huisvestingsmaatschappij handhaaft de afschrijvingsduur van de gebouwen waarvan de eerste afschrijving is geboekt in 2010 of een vroeger boekjaar.
In afwijking van het eerste lid kan de sociale huisvestingsmaatschappij vanaf boekjaar 2011 voor het geheel van de daar vermelde onroerende goederen ervoor opteren om de jaarlijkse afschrijvingsannuïteit te berekenen op basis van een afschrijvingsduur van de aanschaffingswaarde van de betrokken goederen [2 van 50 of van 33 jaar als de oorspronkelijke afschrijvingsduur van die goederen op 31 december 2010 langer dan 50 of 33 jaar was]2. De sociale huisvestingsmaatschappij kan in dit kader aanvullend opteren voor de boeking van een inhaalafschrijving ten bedrage van het verschil tussen enerzijds de uitstaande geboekte afschrijvingen op basis van de bestaande afschrijvingsduur van deze goederen en anderzijds de geboekte afschrijvingen die zouden uitstaan op balansdatum van het boekjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de aanpassing van de jaarlijkse afschrijvingsannuïteit plaatsvindt, indien de initiële afschrijvingstermijn van de aanschaffingswaarde van de betrokken goederen [2 50 of 33 jaar zou zijn geweest, naargelang van het geval]2.
[2 De aanpassing van de afschrijvingsduur en de eventuele inhaalafschrijving moet voor alle gebouwen met dezelfde waarderingsregels in hetzelfde jaar gebeuren.]2
Onderafdeling II. - De waardering van terreinen
Art. 11. Terreinen die onder de materiële vaste activa geboekt zijn, kunnen het voorwerp vormen van waardeverminderingen indien er een duurzame minwaarde wordt vastgesteld in de vergelijking tussen de bestaande netto-boekwaarde en de raming van de waarde van het terrein. Deze waardevermindering wordt verantwoord met een schattingsverslag van een expert.
Art. 12. Wanneer naar aanleiding van een nieuw te realiseren gebouw of een integrale renovatie wordt vastgesteld dat de waarde van het terrein of het bestaande gebouw duurzaam uitstijgt boven de netto-boekwaarde van dat moment, kan de sociale huisvestingsmaatschappij opteren om onder de voorwaarden [25 , vermeld in artikel 3:35 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]25 voor dit terrein of gebouw een herwaarderingsmeerwaarde te boeken. Deze herwaarderingsmeerwaarde wordt verantwoord met een schattingsverslag van een expert.
Onderafdeling III. - Vooruitbetalingen betreffende niet-gerealiseerde projecten
Art. 13. Wanneer een aankoop van een onroerend goed of een werk in onroerende staat waarvoor de sociale huisvestingsmaatschappij conform artikel 12 van deze bijlage bij de aankoop komende kosten als vooruitbetaling heeft geactiveerd op rekeningen binnen de rubrieken F. " Activa in aanbouw en vooruitbetalingen " of VI. A. " Voorraden en bestellingen in uitvoering ", en er voldoende zekerheid is dat de betreffende aankoop van het onroerend goed of het betreffende werk in onroerende staat niet zal plaatsvinden, wordt de aanschaffingswaarde van de al geactiveerde kosten met betrekking tot deze verrichtingen het voorwerp van een uitzonderlijke afschrijving, indien het een afschrijfbaar vast actiefbestanddeel betreft, of een uitzonderlijke waardvermindering, indien het een niet-afschrijfbaar vast actiefbestanddeel of een voorraadgoed betreft. De aanschaffingswaarde en de geboekte afschrijving of waardevermindering worden vervolgens afgeboekt.
Afdeling V. - Het onderscheid tussen de investeringen en de onderhouds- en herstellingswerken
Art. 14. § 1. De werken in onroerende staat die worden uitgevoerd aan bestaande woningen, worden steeds integraal geregistreerd ofwel als onderhouds- en herstellingswerken, ofwel als investeringen.
Werkzaamheden waarbij in één opdracht 2 of meer soorten werken in onroerende staat worden uitgevoerd of delen van de woning als voorwerp hebben, kunnen afzonderlijk beschouwd worden bij de bepaling of deze verschillende soorten als investering dan wel als onderhoud en herstel beschouwd moeten worden.
Werkzaamheden die gespreid over een aantal opdrachten hetzelfde deel van de woning als voorwerp hebben of hetzelfde soort werk in onroerende staat betreffen, kunnen samen bekeken worden om te bepalen of er al dan niet sprake is van een investering op voorwaarde dat deze opdrachten kaderen in een vooraf uitgewerkte planmatige aanpak.
§ 2. De werkzaamheden in het kader van de normale, periodieke vernieuwing van duidelijk identificeerbare onderdelen van woningen na afloop van hun normale economische levensduur, worden als een investering beschouwd op voorwaarde dat de beoogde onderdelen van de woningen geheel vernieuwd worden en deze onderdelen samen de vervanging betreffen van een volledig aspect van de woning zoals het buitenschrijnwerk, gevelbekledingen en woninguitrustingen zoals keukens, badkameruitrusting en c.v.-installaties.
De werken ten gevolge van onvoorziene oorzaken die niet onder de normale, periodieke vernieuwing vallen, zoals werken als gevolg van abnormale slijtage of onvolkomenheden aan het gebouw, worden in principe als onderhoud en herstel beschouwd. In voorkomend geval kan een bepaald werk in uitzonderlijke omstandigheden als investering beschouwd worden.
De sociale huisvestingsmaatschappij gaat, na de boeking in voorkomend geval van een uitzonderlijke afschrijving, over tot de gehele of gedeeltelijke desactivering van de overblijvende netto-boekwaarde van de vervangen onderdelen van de woning indien het behoud van de betrokken netto-boekwaarde zou leiden tot de overwaardering van de waarde van het betrokken project in de boekhouding van de sociale huisvestingsmaatschappij.
Bij de volledige sloop van een onroerend goed dat door de sociale huisvestingsmaatschappij voorheen als materieel vast actiefbestanddeel in gebruik was en het voorwerp was van afschrijvingen, wordt de overblijvende netto-boekwaarde uitzonderlijk afgeschreven, waarna de aanschaffingswaarde en de geboekte afschrijvingen betreffende deze aanschaffingswaarde worden uitgeboekt. [14 De sociale huisvestingsmaatschappij heeft de mogelijkheid om de afschrijving via het gebruik van overlopende rekeningen te spreiden over de tijdspanne die nodig is voor het oprichten van het nieuwe gebouw zoals voorzien in artikel 61/223 van de Commentaar op het Wetboek van Inkomstenbelastingen.]14
§ 3. Werkzaamheden in het kader van nieuwbouw, vervangingsbouw of van de integrale renovatie van een woning, worden steeds als een investering beschouwd, alsook werkzaamheden aan een woning die elementen aan de woning toevoegen die voorheen niet aanwezig waren.
§ 4. Gewone en grote onderhouds- en herstellingswerkzaamheden die door externen uitgevoerd worden, worden onderscheiden geregistreerd.
Art. 15. De identificatie door de sociale huisvestingsmaatschappij van werken in onroerende staat als investering dan wel als groot of klein onderhoud en herstel gebeurt aan de hand van de principes in artikel 14.
[15 De VMSW publiceert een leidraad met een niet-exhaustieve lijst van werken in onroerende staat in functie van het onderscheid tussen enerzijds onderhouds-en herstellingswerken en anderzijds investeringen]15.
1° Onderhouds- en herstellingswerken :
a. Gewone onderhouds- en herstellingswerken :
o de kosten die als gevolg van artikel 1, § 1, van bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode ten laste van de huurder vallen, meer bepaald :
- normaal onderhoud en reinigen van de gemene delen en de groenruimten;
- ophalen en verwerken van huisvuil en het reinigen van vuilnislokalen en -containers;
- reinigen en ontstoppen van septische putten, controleputten, afvoerleidingen en rioleringen;
- ongediertebestrijding en het ontsmetten van lokalen;
- normaal onderhoud en de controle van liften, centrale verwarmingsinstallaties met inbegrip van het reinigen van schouwen, ventilatiesystemen, regenwaterinstallaties, drukopvoerinstallaties, geautomatiseerde systemen van toegang, warmwatertoestellen, zonne-energiesystemen en branddetectie-, brandbestrijdings- en beveligingssystemen;
- het gewone onderhoud van de collectieve schotel-, televisie- of radio-antenne;
o sporadische vervanging van onderdelen van de installaties uit het vorige munt, zoals radiatoren van een installatie voor centrale verwarming;
o sporadische vernieuwing of verbetering van plastische voegwerken;
o herstellen van huurschade in de mate dat enkel de oorspronkelijke toestand wordt hersteld;
o de sporadische vervanging van warmwatertoestellen en c.v.-ketel door toestellen met vergelijkbare technische kwaliteiten;
o sporadische vervanging van kleine garagepoorten;
o sporadische vervanging, aanpassing of herstelling van delen van het binnen- of buitenschrijnwerk;
o schade van kleine lekken herstellen;
o sporadische herstelling van keuken- en badkameruitrusting;
o diverse herstellingen van kleine omvang zoals sloten, kraandichtingen, houtversteviging (capsules);
o sporadische herstelling van delen van de elektrische uitrusting van een woning.
b. Grote onderhouds- en herstellingswerken :
o de kosten die als gevolg van artikel 1, § 2 van bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode ten laste van de verhuurder vallen, meer bepaald :
* grote onderhoudswerken in de gemeenschappelijke delen en groenruimten, zoals het volledig (her)schilderen van de gemeenschappelijke delen en traphalen;
* het herstellen en het groot onderhoud van liften, centrale verwarmingsinstallaties met inbegrip van het reinigen van schouwen, ventilatiesystemen, regenwaterinstallaties, drukopvoerinstallaties, geautomatiseerde systemen van toegang, warmwatertoestellen, zonne-energiesystemen en branddetectie-, brandbestrijdings- en beveligingssystemen;
o planmatige vervanging van onderdelen van de installaties onder het vorige punt, zoals vervanging van radiatoren of leidingen van installaties voor centrale verwarming
o planmatige vervanging van ketels van installaties voor centrale verwarming door vergelijkbare toestellen;
o schilderwerken en betonherstel van buitenmuren;
o smeren van nokpannen;
o vernieuwing van roofing bij platte daken;
o vernieuwing van schuine daken door vervanging van alle dakpannen
o planmatige vervanging van grote garagepoorten van bv. ondergrondse parkings (zonder isolatie);
o planmatige vervanging van delen van het binnen- of buitenschrijnwerk, zoals buitendeuren en bepaalde ramen, zonder dat het geheel van het schrijnwerk van een bepaalde woning vernieuwd wordt;
o behandelen van gevels met siliconengel;
o injecteren van producten tegen opstijgend vocht (+ alle andere vochtbestrijdingsmiddelen);
o zandstralen van gevels;
o vernieuwen of herstellen van binnenpleisterwerk;
o waterschade herstellen (inclusief herschilder- en decoratiewerken, uitbreken en herleggen of vervangen van vloeren en/of vloerbekledingen);
o planmatige herstelling of gedeeltelijke vervanging van keuken- en badkameruitrusting (bv. de vervanging van enkel de sanitaire leidingen, een wc, een lavabo of een badkuip);
o vernieuwing van voegwerken van het parament;
o vervanging van regenwaterafvoer, kroonlijsten, goten en riolering;
o planmatige vervangingen van opritten, dammen of rioleringen;
o vervanging van vloerbekledingen, vloeren of plinten in 1 lokaal (na bv. waterschade);
o planmatige herstelling en vernieuwing van de elektrische uitrusting van een woning.
2° Investeringen :
o investeringen die de periodieke vernieuwing betreffen van duidelijk identificeerbare delen van de woning :
* vernieuwing van het volledige buiten- of binnenschrijnwerk van een woning;
* volledige vernieuwing van keuken- en badkameruitrusting;
* vernieuwing van het volledige parament, inclusief de voegwerken, van buitengevels;
* vernieuwing dakbedekking in combinatie met plaatsen van isolatie waar voorheen geen vergelijkbare isolatie aanwezig was (indien uitgevoerd zonder premievergoedingen die het grootste gedeelte van de kostprijs dekken);
* volledige vernieuwing van installaties voor centrale verwarming;
* modernisering installaties voor centrale verwarming door plaatsing van nieuwe c.v-ketels met hoog rendement;
* planmatige vervanging garagepoorten (met isolatie);
* herstellen van het dakgebinte in combinatie met vernieuwing van de dakpannen;
* plaatsing van dakvlakramen;
* volledige vernieuwing van de elektrische uitrusting van een woning als onderdeel van een groter renovatieproject;
* sanitaire vernieuwing;
* vervanging en modernisering van liftinstallaties.
o werken die onderdelen toevoegen aan de woning die voorheen niet aanwezig waren (bv. installatie van centrale verwarming waar deze voorheen niet aanwezig was)
o integrale renovaties.
HOOFDSTUK II. - De vorderingen en schulden tussen de sociale huisvestingsmaatschappij en haar huurders
Art. 16. § 1. De verrichtingen betreffende de vorderingen op huurders worden minimaal in functie van de hiernavolgende indeling onderscheiden geregistreerd in de boekhouding van de sociale huisvestingsmaatschappij :
1° Handelsvorderingen huurderswoningen
a. Gewone vorderingen huurders woningen
b. Te innen vergoedingen huurders woningen - op balansdatum vaststaand, nog niet gevorderd resultaat jaarlijkse afrekening huurlasten
c. Dubieuze vorderingen huurders woningen
2° Handelsvorderingen andere huurders
a. Gewone vorderingen andere huurders
b. Te innen vergoedingen andere huurders - op balansdatum vaststaand, nog niet gevorderd resultaat jaarlijkse afrekening huurlasten
c. Dubieuze vorderingen andere huurders
De vorderingen vermeld onder 1°, a. en c. worden met betrekking tot de vorderingen op de huurders van woningen verder opgedeeld in vorderingen op zittende huurders en vorderingen op vertrokken huurders.
Bij de verwerking van de eindsaldi op balansdatum in de grootboekrekeningen van de boekhoudkundige administratie wordt in voorkomend geval een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het totaal van de uitstaande vorderingen en anderzijds het totaal van de tijdelijk uitstaande schulden ingevolge hogere dan verschuldigde betalingen door de huurder.
§ 2. Vorderingen op huurders worden gewaardeerd aan nominale waarde.
[16 ...]16.
In dit kader worden betalingen of afboekingen op chronologische wijze toegerekend aan de oudste vorderingen die niet afgeboekt zijn door specifiek aan deze vorderingen toegerekende afboekingen of betalingen indien in de administratie niet uitdrukkelijk wordt aangeduid op welke vordering of groep van vorderingen deze toe te rekenen betalingen of afboekingen betrekking hebben. Betalingen of afboekingen die aan een groep van vorderingen zijn toegekend, worden op chronologische wijze toegerekend aan de oudste vorderingen binnen deze groep indien ze niet aan een bepaalde vordering binnen deze groep worden toegerekend. Indien 2 of meer vorderingen op dezelfde datum ontstaan zijn, worden afboekingen of betalingen in voorkomend geval conform artikel 1256 van het Burgerlijk Wetboek naar evenredigheid toegerekend op deze vorderingen.
De sociale huisvestingsmaatschappij neemt in haar debiteurenreglement een volgorde op inzake de toewijzing van ontvangen betalingen aan vorderingen op huurders of groepen van vorderingen op huurders [16 ...]16.
§ 3. Vorderingen op huurders worden overgeboekt naar dubieuze vorderingen op huurders vanaf het moment dat er onzekerheid bestaat over de betalingen van deze vorderingen.
Inzake de vorderingen die geregistreerd worden als dubieuze vorderingen, worden in voorkomend geval waardeverminderingen geboekt ten bedrage van het gedeelte van deze vorderingen waarover onzekerheid bestaat aangaande de betaling ervan. [8 ...]8 [8 ...]8
Inzake de vorderingen die betrekking hebben op vertrokken huurders, worden alle openstaande vorderingen op huurders die op het einde van het boekjaar sedert minimaal 6 maanden geen huurder van de sociale huisvestingsmaatschappij meer zijn, beschouwd als dubieuze vorderingen waarop een waardevermindering wordt geboekt ten bedrage van 100 % van de nominale waarde van deze vorderingen, tenzij de sociale huisvestingsmaatschappij concrete elementen heeft om een lagere waardevermindering te verantwoorden.
§ 4. De waardeverminderingen, terugnemingen van deze waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden op de realisatie van de handelsvorderingen worden onderscheiden geregistreerd in functie van het onderscheid tussen handelsvorderingen op de huurders van woningen en handelsvorderingen op andere huurders.
Art. 17. § 1. De verrichtingen betreffende de schulden ten aanzien van de huurders worden onderscheiden geregistreerd in functie van de volgende indeling :
1° Schulden ten aanzien van huurders woningen
a. Op balansdatum uitstaande schulden
b. Crediteuren voor vergoedingen - aan balansdatum toegewezen, nog niet verschuldigde schulden ingevolge de jaarlijkse afrekening van huurlasten.
2° Schulden van andere huurders
a. Op balansdatum uitstaande schulden
b. Crediteuren voor vergoedingen - aan balansdatum toegewezen, nog niet verschuldigde schulden ingevolge de jaarlijkse afrekening van huurlasten.
De schulden ten aanzien van de huurders ingevolge het eerste lid, 1° en 2° van deze paragraaf worden onderscheiden geregistreerd in de financiële administratie van de sociale huisvestingsmaatschappij op rekeningen binnen de rubriek IX. F " Schulden op ten hoogste één jaar - overige schulden " van het passief van de balans.
§ 2. Schulden ten aanzien van huurders worden gewaardeerd aan nominale waarde.
In dit kader worden betalingen of andere afboekingen van schulden zoals verrekeningen met uitstaande vorderingen, op chronologische wijze toegerekend aan de oudste schulden die niet afgeboekt zijn door specifiek aan deze schulden toegerekende afboekingen of betalingen indien in de financiële administratie niet uitdrukkelijk wordt aangeduid op welke schuld of groep van schulden deze toe te rekenen betalingen of afboekingen betrekking hebben. Betalingen of afboekingen die aan een groep van schulden zijn toegekend, worden op chronologische wijze toegerekend aan de oudste schulden binnen deze groep indien ze niet aan een bepaalde schuld binnen deze groep worden toegerekend. Indien 2 of meer schulden op dezelfde datum ontstaan zijn, worden afboekingen of betalingen in voorkomend geval naar evenredigheid toegerekend op deze schulden.
Art. 18. De verrekening door middel van schuldvergelijking van schulden, vermeld in artikel [3 17]3 van deze bijlage, met vorderingen op dezelfde huurder, vermeld in artikel [3 16]3 van deze bijlage, gebeurt nadat de betrokken vorderingen en schulden resp. op het debet en credit van de overeenkomstige grootboekrekeningen zijn geboekt.
Wanneer de sociale huisvestingsmaatschappij in uitvoering van [26 artikel 6.61, § 2, derde lid, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]26 bij de beëindiging van het huurcontract een gedeelte of het geheel van de door de huurder of namens de huurder gestorte huurwaarborg door middel van schuldvergelijking verrekent met openstaande vorderingen van de sociale huisvestingsmaatschappij op dezelfde huurder, gebeurt dit door de debitering van de waarborgschuld ten opzichte van de creditering van de openstaande vordering of vorderingen op deze huurder. Het niet-verrekende gedeelte van de waarborgschuld wordt in voorkomend geval gedebiteerd ten opzichte van een creditering van een financiële rekening naar aanleiding van de terugbetaling van dit bedrag aan de huurder.
Art. 19. § 1. Vorderingen op huurders, inzonderheid deze betreffende de jaarlijkse afrekening van de huurlasten en apart van de huur en huurlasten aan de huurder aangerekende vergoedingen wegens onderhoud en herstel of huurschade, worden geboekt op het moment van het ontstaan van de vordering.
Schulden die de sociale huisvestingsmaatschappij heeft ten aanzien van haar huurders, inzonderheid deze naar aanleiding van de jaarlijkse afrekening van de huurlasten en deze als gevolg van aan de sociale huisvestingsmaatschappij toegekende verminderingen op de onroerende voorheffing omwille van de gezinssamenstelling van de huurder, worden geboekt op het moment van het ontstaan van de schuld.
§ 2. Inzake de schulden aan de huurders ingevolge aan de sociale huisvestingsmaatschappij toegekende verminderingen op de onroerende voorheffing ontstaat de schuld op het moment van de ontvangst van het aanslagbiljet.
Inzake de schulden en vorderingen die voortvloeien uit de jaarlijkse afrekening van de huurlasten, ontstaat de vorderingen op de schuld ten opzichte van de huurder op het moment van de vaststelling van het resultaat van de jaarlijkse afrekening. Indien de sociale huisvestingsmaatschappij op het moment van de vaststelling van het resultaat van de jaarlijkse afrekening haar boekhouding betreffende het boekjaar waarop de afrekening betrekking heeft, nog niet heeft afgesloten, worden de betrokken vorderingen en schulden op de balansdatum van het af te sluiten boekjaar onderscheiden van de andere vorderingen en schulden geregistreerd.
§ 3. Het resultaat van de jaarlijkse afrekening van de huurlasten wordt geboekt als vordering dan wel schuld ten aanzien van de huurder ten bedrage van het nog niet ontvangen, uitbetaalde of verrekende bedrag.
De berekeningsnota's betreffende de afrekening van de huurlasten kunnen op een transparante en éénduidige wijze in relatie worden gebracht met de overeenstemmende kosten en opbrengsten in de rekeningen van de sociale huisvestingsmaatschappij.
HOOFDSTUK III. - De rekeningen-courant van de sociale huisvestingsmaatschappijen bij de VMSW
Art. 20. De rekeningen-courant die de sociale huisvestingsmaatschappij bij de VMSW aanhouden, worden geboekt op rekeningen binnen de rubrieken VIII. " Geldbeleggingen " en IX " Liquide middelen ".
Een creditsaldo op één of meer van deze rekeningen-courant wordt op balansdatum opgenomen in rekeningen binnen de rekeninggroep 433 " Kredietinstellingen - schulden in rekening-courant " binnen de rubriek IX. B.1. " Schulden op ten hoogste één jaar - Financiële schulden - kredietinstellingen ".
HOOFDSTUK IV. - De projectsubsidies
Art. 21. De verrichtingen betreffende de projectsubsidies voor koop- en huurprojecten die als materiële vaste activa of voorraden in de respectievelijke rubrieken III.A " Terreinen en gebouwen " en VI.A " Voorraden " van de balans worden geregistreerd, worden in de balans en de resultatenrekening minimaal ingedeeld op de volgende wijze
1° Subsidies die worden toegekend door de Vlaamse overheid;
2° Subsidies die worden toegekend door lokale overheden;
3° Subsidies die worden toegekend door andere overheden of organisaties.
De financiële administratie van de sociale huisvestingsmaatschappij bevat betreffende deze subsidies informatie over de identificatie van het project, het toegekende subsidiebedrag alsook de al gestorte en nog te ontvangen bedragen.
Indien een subsidie wordt toegekend voor de verwerving van een onroerend goed waarvan de aanschaffingswaarde in de boekhoudkundige administratie van de sociale huisvestingsmaatschappij gedeeltelijk als een terrein en gedeeltelijk als een gebouw wordt opgenomen, dan wordt deze subsidie naar evenredigheid toegerekend aan het betrokken terrein en aan het betrokken gebouw.
Art. 22. § 1. Subsidies die van overheidswege aan sociale huisvestingsmaatschappijen toegekend worden voor investeringen in onroerende goederen die de aard van vaste activa hebben, worden na aftrek van de uitgestelde belastingen geboekt op rekeningen onder de rubriek VI. " Kapitaalsubsidies " van het passief van de balans van de sociale huisvestingsmaatschappij. De uitgestelde belastingen worden geboekt op rekeningen onder de rubriek VII. B " Uitgestelde belastingen " van het passief van de balans.
Het bedrag dat ingevolge het vorige lid geboekt wordt onder de uitgestelde belastingen, wordt in principe geraamd op basis van het aanslagtarief in de vennootschapsbelasting van de sociale huisvestingsmaatschappijen dat van toepassing is voor het boekjaar waarin de kapitaalsubsidie voor de eerste maal geboekt wordt in de balans. Er kan bij de waardering van deze uitgestelde belastingen rekening gehouden worden met de belastingverminderingen en vrijstellingen waarvan op het ogenblik dat deze subsidies worden geboekt, kan worden vermoed dat zij in de nabije toekomst zullen leiden tot een lagere belasting op deze subsidies.
Ook subsidies die toegekend worden voor investeringen in niet-afschrijfbare vaste activa zoals terreinen, worden opgenomen in de rubriek VI. " Kapitaalsubsidies " na aftrek van de uitgestelde belastingen.
§ 2. Wanneer de regelgeving die de toekenning van de projectsubsidies regelt, opschortende voorwaarden oplegt aangaande de opeisbaarheid van deze subsidies bij de subsidiërende overheid, wordt het bedrag ervan opgenomen op de balans van de sociale huisvestingsmaatschappij al naargelang de opschortende voorwaarden voldaan zijn en de subsidie, of gedeelten ervan, opeisbaar worden en dit onafhankelijk van de datum van de storting van de opgevraagde subsidiebedragen. [17 ...]17.
[27 De subsidie wordt geboekt zodra de subsidiërende overheid haar verbintenis onvoorwaardelijk en voor het bedrag in kwestie bevestigt, ook al geldt daarvoor eventueel een opschortende termijn waarin de opeisbaarheid wordt uitgesteld, en ze in schijven wordt opgesplitst.]27
Art. 23. § 1. Subsidies die van overheidswege aan sociale huisvestingsmaatschappijen toegekend worden voor investeringen in onroerende goederen die de aard van voorraadgoederen hebben, worden opgenomen op het credit van rekeningen van de rekeninggroep 493 " Over te dragen opbrengsten " onder de rubriek X. " Overlopende rekeningen " van het passief van de balans indien deze subsidies opeisbaar zijn door de sociale huisvestingsmaatschappij vooraleer de kost van de gesubsidieerde handelingen, zijnde de boeking van de kost op het debet van een rekening binnen de rekeninggroep 6095 " Voorraadwijziging onroerende goederen bestemd voor de verkoop [18 ...]18naar aanleiding van de overdracht aan de koper van de gesubsidieerde onroerende goederen, in de resultatenrekening van de sociale huisvestingsmaatschappij wordt opgenomen.
§ 2. Indien er in de reglementering aangaande de toekenning van deze subsidie opschortende voorwaarden zijn opgenomen inzake de opeisbaarheid van deze subsidies, worden de subsidies op de balans van de sociale huisvestingsmaatschappij opgenomen zodra deze opschortende voorwaarden vervuld zijn.
§ 3. Projectsubsidies die van overheidswege worden toegekend voor projecten zoals vermeld in de eerste paragraaf van dit artikel, en waarbij deze subsidies in het kader van de vaststelling van de verkoopprijs van de kavels of woningen van deze projecten op aangeven van de overheid door de sociale huisvestingsmaatschappij verrekend worden met de kostprijs ervan, worden ze geboekt in de rekeningen van de klasse 70 " Omzet " op het moment dat de kost van de gesubsidieerde handelingen, vermeld in het eerste lid van § 1 van dit artikel, wordt geboekt in de rekeningen van de rekeninggroepen 6095 " Voorraadwijziging onroerende goederen besteld voor de verkoop [18 ...]18, tenzij er op dat moment onvoldoende zekerheid is inzake de toekenning van het geheel of een deel van de subsidie. In dat geval wordt de subsidie in resultaat genomen op het moment dat er voldoende zekerheid is omtrent deze toekenning.
Art. 24. Het bedrag aan projectsubsidies dat op balansdatum van overheidswege al is toegekend aan de sociale huisvestingsmaatschappij, maar dat ingevolge opschortende voorwaarden in de regelgeving aangaande de opvraagbaarheid van deze subsidies, nog niet op de balans van de sociale huisvestingsmaatschappij kan opgenomen worden ingevolge de bepalingen in de artikelen 2 en 3, wordt geboekt op rekeningen binnen de rekeningklasse 09 " Diverse rechten en verplichtingen ".
HOOFDSTUK V. - De voorzieningen voor grote onderhouds- en herstellingswerken
Art. 25. De sociale huisvestingsmaatschappij bepaalt jaarlijks het bedrag van de voorzieningen voor groot onderhoud en herstel in de rubriek VII.A.3 " Voorzieningen voor grote onderhouds- en herstellingswerken " op basis van een geactualiseerde planning van de grote onderhouds- en herstellingswerke [19 ...]19.
Art. 26.[20 ...]20
Art. 27. In functie van de planning die vermeld wordt in artikel [9 25]9, legt de sociale huisvestingsmaatschappij jaarlijks bijkomende voorzieningen aan of neemt voorzieningen terug via de rubriek II.F " Voorzieningen voor risico's en kosten : toevoegingen (bestedingen en terugnemingen) " van de resultatenrekening van de sociale huisvestingsmaatschappij.
HOOFDSTUK VI. - De leningen die aan de sociale huisvestingsmaatschappijen toegekend worden
Art. 28. Schulden die ontstaan ingevolge de opname van gelden in het kader van een kredietovereenkomst, worden ten bedrage van hun nominale waarde in het vermogen van de sociale huisvestingsmaatschappij opgenomen op het passief van de balans onder de rubriek VIII. A. " Schulden op meer dan één jaar - financiële schulden ".
Zij worden opgenomen in het vermogen vanaf het moment dat de sociale huisvestingsmaatschappij gelden ontvangt door middel van ofwel een storting op een financiële rekening waarvan zij de houder is, ofwel een betaling van schulden op naam van de sociale huisvestingsmaatschappij door haar kredietverstrekker.
Bedragen van een kredietopening ten gunste van de sociale huisvestingsmaatschappij die op balansdatum nog niet zijn opgenomen, worden door de sociale huisvestingsmaatschappij als diverse rechten geboekt op rekeningen onder de klasse 09 " Diverse rechten en verplichtingen ".
Art. 29. Renteloze of abnormaal laag rentende schulden die terugbetaalbaar zijn na meer dan één jaar te rekenen vanaf het ogenblik dat zij in het vermogen van de vennootschap zijn opgenomen, worden als vordering of als schuld opgenomen in het vermogen van de sociale huisvestingsmaatschappij voor hun nominale waarde.
[10 De met deze leningen gefinancierde vaste activa of voorraadgoederen worden gewaardeerd op basis van hun aanschaffingswaarde zoals bepaald in hoofdstuk I, afdeling II, van deze bijlage.]10
Het bedrag aan verschuldigde interesten dat in voorkomend geval betreffende deze leningen als rente geboekt wordt onder de rubriek V. A. " Kosten van schulden ", is het bedrag aan effectief betaalde of toegekende interesten conform de bepalingen van de leningovereenkomst. Indien het voordeel dat de sociale huisvestingsmaatschappij geniet ingevolge deze schulden, een significante invloed heeft op de resultaten en het vermogen van de maatschappij, wordt hiervan melding gemaakt in de toelichting van de jaarrekening.
Art. 30. De leningen die de VMSW aan de sociale huisvestingsmaatschappijen toekent worden geboekt op rekeningen binnen de rubriek VIII. A. 4. " Schulden op meer dan een jaar - Financiële schulden - kredietinstellingen " en IX. A. " Schulden op meer dan een jaar die binnen het jaar vervallen " indien het leningen met een oorspronkelijke aflossingstermijn van meer dan een jaar betreft. Leningen van de VMSW met een oorspronkelijke aflossingstermijn van maximum 1 jaar betreft, worden geboekt op rekeningen binnen de rubriek IX. B.1. " Schulden op ten hoogste één jaar - Financiële schulden - kredietinstellingen ".
HOOFDSTUK VII. - De waarborgen die de huurders stellen ten gunste van de sociale huisvestingsmaatschappijen
Art. 31. Wanneer de sociale huisvestingsmaatschappij ervoor opteert om de gelden van de huurwaarborgen van de sociale huurders met een contract van onbepaalde duur conform [28 artikel 6.61, § 2, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]28 in haar handen te laten storten, vormen deze waarborgsommen een schuld op het passief van de balans van de sociale huisvestingsmaatschappij ten aanzien van haar huurders onder de rubrieken VIIII. D. " Schulden op meer dan één jaar - overige schulden " en IX. A. " Schulden op meer dan een jaar die binnen het jaar vervallen ".
De bedragen welke onder de rubriek IX. A. " Schulden op meer dan een jaar die binnen het jaar vervallen " worden opgenomen betreffen de volgende gevallen :
1° waarborgschulden ten aanzien van huurders waarvan op balansdatum bekend is dat het huurcontract binnen het jaar zal stopgezet worden, hetzij op initiatief van de huurder, hetzij op initiatief van de sociale huisvestingsmaatschappij;
2° het gedeelte van de uitstaande waarborgschulden waarvan op basis van historische, statistische informatie op balansdatum kan verwacht worden dat het betrekking heeft op huurcontracten die binnen het jaar stopgezet zullen worden, indien dit bedrag significant hoger ligt dan het bedrag onder 1° van dit lid.
Deze schulden worden gewaardeerd volgens hun nominale waarde, verhoogd met de ingevolge [28 artikel 6.61, § 2, vierde lid, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]28 jaarlijks op 31 december of bij de afloop van het huurcontract gekapitaliseerde interesten. De interesten die gekapitaliseerd worden naar aanleiding van de afloop van het huurcontract, worden voorafgaand aan de afboeking van de schuld gekapitaliseerd.
Art. 32. Wanneer de sociale huisvestingsmaatschappij in uitvoering van [29 artikel 6.61, § 1, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]29 ervoor opteert om de huurwaarborgen te beheren volgens de regeling in artikel 10 van afdeling II van titel VIII van boek III van het Burgerlijk Wetboek, vormen deze waarborgen een zakelijke zekerheid die door de huurder ten gunste van de sociale huisvestingsmaatschappij wordt gesteld en worden zij door de sociale huisvestingsmaatschappij aldus geboekt op rekeningen binnen de klasse 03 " Ontvangen zekerheden ".
Art. 33. Indien de sociale huisvestingsmaatschappij aan de huurder een gespreide betaling van de huurwaarborg heeft toegestaan, wordt het verschil tussen het door de huurder al gestorte bedrag en het totale bedrag van de huurwaarborg door de sociale huisvestingsmaatschappij geboekt op rekeningen binnen de klasse 09 " Diverse rechten en verplichtingen " en dit zowel in de situatie die beschreven wordt in artikel 1 als in deze die beschreven wordt in artikel 2 van deze bijlage.
----------
(1)<MB 2012-03-19/07, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<MB 2012-03-19/07, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<MB 2012-03-19/07, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(4)<MB 2013-01-07/01, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(5)<MB 2013-01-07/01, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(6)<MB 2013-01-07/01, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(7)<MB 2013-01-07/01, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(8)<MB 2013-01-07/01, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(9)<MB 2013-01-07/01, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(10)<MB 2013-01-07/01, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(11)<BVR 2014-12-19/87, art. 40, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(12)<MB 2019-05-06/11, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(13)<MB 2019-05-06/11, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(14)<MB 2019-05-06/11, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(15)<MB 2019-05-06/11, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(16)<MB 2019-05-06/11, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(17)<MB 2019-05-06/11, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(18)<MB 2019-05-06/11, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(19)<MB 2019-05-06/11, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(20)<MB 2019-05-06/11, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2019>
(21)<MB 2020-12-15/04, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(22)<MB 2020-12-15/04, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(23)<MB 2020-12-15/04, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(24)<MB 2020-12-15/04, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2020>
(25)<MB 2020-12-15/04, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(26)<MB 2020-12-15/04, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(27)<MB 2020-12-15/04, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(28)<MB 2020-12-15/04, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(29)<MB 2020-12-15/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. N2.[1 Bijlage 2
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.S. van 22-12-2020, p. 91298)]1
----------
(1)<MB 2020-12-15/04, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2020>