Details





Titel:

11 JANUARI 1940. - Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten. (NOTA : Opgeheven voor wat betreft het Vlaamse Gewest, met uitzondering van artikel 1, artikel 9/1, artikel 12, artikel 13, artikel 14 en artikel 15 en artikel 16 alsook van de bijlagen als die geen betrekking hebben op de registratiebelasting bij BVR2014-12-19/87, art. 38,, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015) (NOTA : art. 4, 5, de bijlage en de tweede bijlage opgeheven voor wat betreft het Vlaamse Gewest door DVR2013-12-13/06, art. 5.0.0.0.1 en DVR2014-12-19/97, art. 322,7°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-06-2006 en tekstbijwerking tot 13-10-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-2
Art. 2 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 2bis, 3
Art. 3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3 WAALS GEWEST
Art. 4
Art. 4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 4 WAALS GEWEST
Art. 5-7
Art. 7 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 7 WAALS GEWEST
Art. 8
Art. 8 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 8 WAALS GEWEST
Art. 9, 9/1, 10-11
Art. 11 Vlaams Gewest
Art. 11 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 12-16
BIJLAGE.
Art. N1
Art. N2 Vlaams Gewest
Art. N2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1.[1 De formaliteit kan worden vervuld in een onder elektronische vorm gehouden register.]1
   [2 De formaliteitsregisters worden dag aan dag afgesloten.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-01-26/02, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
  (2)<KB 2019-07-18/08, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 23-08-2019>

Art.2.[1 § 1. De betaling van de registratierechten, de hypotheekrechten, de boeten, de interesten en de retributies, kan gebeuren op volgende wijzen:
   1° door storting of overschrijving op de [2 financiële rekening van het bevoegde kantoor]2;
   2° [2 door middel van een elektronisch betaalmiddel dat door de minister van Financiën of zijn gemachtigde is toegelaten;]2
   3° in handen van een gerechtsdeurwaarder, wanneer deze vervolgingen instelt in opdracht van de ontvanger;
   4° [3 met een debetkaart aan de betaalterminal van het met de inning en de invordering belaste kantoor;]3
   5° via de betaalmodule geïntegreerd in de internettoepassing die de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking stelt voor de gedematerialiseerde aanbieding tot de hypothecaire formaliteiten en tot die van de registratie.
  [2 ...]2
  [2 § 1/1. In geval van voorafgaandelijke betaling van het recht en van de bijhorende boeten en interesten, evenals, in voorkomend geval van retributies, zijn de betalingswijzen bedoeld in § 1, 4° en 5° evenwel niet van toepassing wanneer het gaat om:
   1° het recht bedoeld in artikel 83, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek, verschuldigd op de akten bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3° van het Wetboek;
   2° het recht verschuldigd op de bijlagen van de akten bedoeld in 1° ;
   3° het recht bedoeld in artikel 259 van het Wetboek.]2
   § 2. De in de paragraaf 1 bedoelde betaling heeft uitwerking:
   1° bij een storting op de datum van de storting;
   2° bij een overschrijving, op de valutadatum waarop de rekening van het kantoor werd gecrediteerd en die wordt vermeld op het rekeninguittreksel;
   3° [2 in geval van betaling door middel van een door de minister van Financiën of zijn gemachtigde toegelaten elektronisch betaalmiddel, op de dag van de verrichting;]2
   4° bij een betaling na vervolgingen ingesteld door een gerechtsdeurwaarder in opdracht van de ontvanger, op de datum van de overhandiging der betaalmiddelen in handen van de gerechtsdeurwaarder;
   5° bij een betaling met debetkaart aan de betaalterminal van het kantoor, op de datum van deze verrichting;
   6° bij een betaling via de betaalmodule geïntegreerd in de internettoepassing die de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking stelt, op het moment waarop de betaling wordt bevestigd door de toepassing.
  [2 § 2/1. In afwijking van paragraaf 2 heeft de betaling van de sommen bedoeld in paragraaf 1/1 uitwerking in geval van storting of overschrijving, op de valutadatum van de creditering op de financiële rekening van het bevoegde kantoor.]2
   § 3. [2 De Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan, in bijzondere omstandigheden, andere betaalwijzen toestaan en de datum bepalen waarop de betaling uitwerking heeft.]2]1
  ----------
  (1)<KB 2019-07-18/08, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 23-08-2019>
  (2)<KB 2021-11-23/03, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
  (3)<KB 2022-09-21/02, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 23-10-2022>

Art.2 TOEKOMSTIG RECHT.   [1 § 1. De betaling van de registratierechten, de hypotheekrechten, de boeten, de interesten en de retributies, kan gebeuren op volgende wijzen:
   1° door storting of overschrijving op de [2 financiële rekening van het bevoegde kantoor]2;
   2° [2 door middel van een elektronisch betaalmiddel dat door de minister van Financiën of zijn gemachtigde is toegelaten;]2
   3° in handen van een gerechtsdeurwaarder, wanneer deze vervolgingen instelt in opdracht van de ontvanger;
   4° [7 met een debetkaart aan de betaalterminal van het met de inning en de invordering belaste kantoor;]7
   5° [6 ...]6
  [2 ...]2
  [2 § 1/1. In geval van voorafgaandelijke betaling van het recht en van de bijhorende boeten en interesten, evenals, in voorkomend geval van retributies, zijn de betalingswijzen bedoeld in § 1, 4° en 5° evenwel niet van toepassing wanneer het gaat om:
   1° het recht bedoeld in artikel 83, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek, verschuldigd op de akten bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3° van het Wetboek;
   2° het recht verschuldigd op de bijlagen van de akten bedoeld in 1° ;
   3° het recht bedoeld in artikel 259 van het Wetboek;]2
  [4 4° [7 ...]7]4
  [5 5° [7 ...]7]5
   § 2. De in de paragraaf 1 bedoelde betaling heeft uitwerking:
   1° [6 in geval van storting of overschrijving op de valutadatum van de creditering op de financiële rekening van het bevoegde kantoor;]6
   2° [6 ...]6
   3° [2 in geval van betaling door middel van een door de minister van Financiën of zijn gemachtigde toegelaten elektronisch betaalmiddel, op de dag van de verrichting;]2
   4° bij een betaling na vervolgingen ingesteld door een gerechtsdeurwaarder in opdracht van de ontvanger, op de datum van de overhandiging der betaalmiddelen in handen van de gerechtsdeurwaarder;
   5° bij een betaling met debetkaart aan de betaalterminal van het kantoor, op de datum van deze verrichting;
   6° bij een betaling via de betaalmodule geïntegreerd in de internettoepassing die de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking stelt, op het moment waarop de betaling wordt bevestigd door de toepassing.
  [2 § 2/1. In afwijking van paragraaf 2 heeft de betaling van de sommen bedoeld in paragraaf 1/1 uitwerking in geval van storting of overschrijving, op de valutadatum van de creditering op de financiële rekening van het bevoegde kantoor.]2
   § 3. [2 De Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan, in bijzondere omstandigheden, andere betaalwijzen toestaan en de datum bepalen waarop de betaling uitwerking heeft.]2]1

  (1)<KB 2019-07-18/08, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 23-08-2019>
  (2)<KB 2021-11-23/03, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
  (3)<KB 2021-11-23/03, art. 8,c, 010; Inwerkingtreding : 01-08-2022>
  (4)<KB 2021-11-23/03, art. 8,g, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
  (5)<KB 2021-11-23/03, art. 8,h, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
  (6)<KB 2021-11-23/03, art. 8,d, 010; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
  (7)<KB 2022-09-21/02, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 23-10-2022>

Art. 2bis.
  <Opgeheven bij KB 2019-07-18/08, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 23-08-2019>

Art.3.<R 23-08-1947, art. 1, BS 17-09-1947> Het maximum kadastraal inkomen, dat bedoeld wordt in artikel 53 van het Wetboek der Registratierechten, wordt vastgesteld op (323 EUR), wanneer de verkrijging slechts gronden bevat. <KB 2000-07-20/63, art. 3, 23, Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2001-07-13/52, art. 37, 6°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2019-12-19/05, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 17-01-2020>


Art. 3_WAALS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/23, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 23-12-2009>

Art.4.<KB 21-12-1979, art. 2, BS 25-12-1979, Inwerkingtreding : 01-01-1980> Wanneer de verkrijging tot voorwerp heeft hetzij een gebouwd onroerend goed, hetzij tegelijk een gebouwd onroerend goed en gronden, wordt het maximum kadastraal inkomen, dat bedoeld is in voormeld artikel 53, op (745 EUR) vastgesteld.
  Wanneer de verkrijging een onroerend goed tot voorwerp heeft dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd, wordt het door voorgaande lid vastgestelde bedrag verhoogd, met (100 EUR) indien de verkrijger of zijn echtgenoot drie of vier kinderen ten laste hebben, met (200 EUR) indien zij er vijf of zes ten laste hebben en met (300 EUR) indien zij er zeven of meer ten laste hebben, op de datum van de akte van verkrijging. De kinderen ten laste die voor tenminste 66 % getroffen zijn door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen, worden voor twee kinderen ten laste geteld. <KB 2000-07-20/63, art. 3, 23, Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2001-07-13-07/52, art. 37, 6°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Worden beschouwd als kinderen ten laste, in de zin van het tweede lid, de kinderen die deel uitmaken van het gezin van de verkrijger op de datum van de akte van verkrijging en die, gedurende het kalenderjaar dat deze datum voorafgaat, persoonlijk geen bestaansmiddelen hebben genoten waarvan het nettobedrag, bepaald overeenkomstig de artikelen 83 en 85 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, hoger is dan in artikel 82, § 1 van hetzelfde wetboek beoogde netto-bedrag.
  De in voormeld artikel 53 voorziene verlaging van registratierecht is slechts van toepassing op de in de verkrijging begrepen gronden, indien het totaal van de kadastrale inkomens van deze gronden niet meer bedraagt dan (323 EUR). <KB 2000-07-20/63, art. 3, 23, Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2001-07-13-07/52, art. 37, 6°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2019-12-19/05, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 17-01-2020>


Art. 4_WAALS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/23, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 23-12-2009>

Art.5. <KB 21-12-1979, art. 3, BS 25-12-1979, Inwerkingtreding : 01-01-1980> Als aanhorigheid voor de toepassing van de artikelen 53, 2° en 57 van het Wetboek der registratierechten wordt beschouwd, elk gebouwd of ongebouwd onroerend goed dat volgens zijn aard, zijn ligging, zijn oppervlakte en zijn waarde een normale bijhorigheid vormt, al naar het geval, hetzij van het huis of de verdieping of het gedeelte van verdieping verkregen onder het stelsel van artikel 53, 2°, hetzij van de woning op te richten op de onder het stelsel van artikel 57 aangekochte grond.

Art.6. (...) <KB 21-12-1979, art. 4, BS 25-12-1979, Inwerkingtreding : 01-01-1980>

Art.7.<R 23-08-1947, art. 1, BS 17-09-1947> Indien de verkrijger of zijn echtgenoot reeds de geheelheid of een onverdeeld deel van één of meer onroerende goederen in volle of in blote eigendom bezitten en deze goederen of de verkregen goederen een gebouwd eigendom bevatten, dan mag, voor de toepassing van artikel 54 van het Wetboek der registratierechten, het gecumuleerd kadastraal inkomen van deze laatste en van de eerste niet meer bedragen dan (het maximum kadastraal inkomen vastgesteld overeenkomstig lid 1 of lid 2 van artikel 4 van dit besluit en volgens het aldaar gemaakte onderscheid). <KB 2001-07-13/52, art. 37,6°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  In geen geval, is de in artikel 53 van voormeld wetboek voorziene verlaging van registratierecht toepasselijk op de gronden die begrepen zijn in de nieuwe verkrijging, indien hun kadastraal inkomen gevoegd bij dit van de gronden welke de verkrijger of zijn echtgenoot reeds bezaten, meer bedraagt dan (323 EUR). <KB 2000-07-20/63, art. 3, 23, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (De vorige leden zijn toepasselijk onverminderd de in artikel 54, tweede lid, tweede zin, van voormeld wetboek voorziene afwijking.) <KB 21-12-1979, art. 5, BS 25-12-1979, Inwerkingtreding : 01-01-1980>

Art.7_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2019-12-19/05, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 17-01-2020>


Art. 7_WAALS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/23, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 23-12-2009>

Art.8.<R 23-08-1947, art. 2, BS 17-09-1947> In het geval dat voorzien wordt door artikel 57 van het Wetboek der registratierechten, wordt het maximum inkomen van het gebouwd onroerend goed en van zijn aanhorigheden vastgesteld (overeenkomstig het eerste of het tweede lid van artikel 4 van dit besluit en volgens het aldaar gemaakte onderscheid, waarbij echter de datum waarop het kadastraal inkomen is vastgesteld na voltooiing van het gebouw in de plaats treedt van de datum van de akte van verkrijging). <KB 21-12-1979, art. 6, BS 25-12-1979, Inwerkingtreding : 01-01-1980>

Art.8_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2019-12-19/05, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 17-01-2020>


Art. 8_WAALS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/23, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 23-12-2009>

Art.9.[1 De door artikel 631 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten voorgeschreven beroepsverklaring wordt gedaan op het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie dat territoriaal bevoegd is voor het domicilie van de beroepspersoon of voor de statutaire zetel indien het een rechtspersoon betreft.
   Indien de beroepspersoon geen domicilie of statutaire zetel heeft in België, wordt de verklaring gedaan op het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie dat territoriaal bevoegd is voor de zetel van zijn verrichtingen in België. Ontbreekt deze eveneens dan wordt de verklaring gedaan op het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie te Brussel.
   Deze gedagtekende en ondertekende verklaring vermeldt:
   1° de verwijzing naar artikel 631 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten ter uitvoering waarvan zij wordt afgelegd;
   2° indien het een natuurlijk persoon betreft: zijn naam en voornaam, zijn domicilie, zijn Rijksregisternummer en wanneer dit ontbreekt zijn identificatienummer in de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, alsmede zijn ondernemingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   3° indien het een rechtspersoon betreft: zijn naam en statutaire zetel, alsmede zijn ondernemingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-07-18/08, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 23-08-2019>

Art. 9/1. [1 Het volgnummer bedoeld in artikel 177, eerste lid, 1°, van het Wetboek, is een natuurlijk getal, zonder enige toevoeging. Indien het repertorium per kalenderjaar wordt gehouden, mag het volgnummer worden voorafgegaan door het jaartal in combinatie met het teken "/".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-01-26/02, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.10.[1 Het door artikel 184 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten voorgeschreven bericht wordt aangetekend gericht aan de bevoegde adviseur-generaal van het Centrum Rechtszekerheid van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie dat territoriaal bevoegd is voor de ligging van het onroerend goed.
   Het bericht vermeldt betreffende de opsteller ervan en de contracterende partijen dezelfde identificatiegegevens, als die bedoeld in artikel 9, derde lid, 2° en 3°.
   Het geeft bovendien kennis van:
   1° de datum van de overeenkomst;
   2° de ligging en afmetingen van de scheidsmuur voorwerp van de overeenkomst;
   3° de kadastrale identificatie van de betrokken kadastrale planpercelen;
   4° de overeengekomen prijs en lasten voor de overname.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-07-18/08, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 23-08-2019>

Art.11. <KB 30-01-1987, art. 1, BS 07-02-1987, Inwerkingtreding : 01-02-1987> De vermindering van de proportionele fiscale boeten en van de vermeerderingen bedoeld in artikel 219 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten geschiedt volgens het barema dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
  Dit barema is evenwel niet van toepassing op overtredingen die gepleegd werden met de bedoeling de belasting te ontduiken of dit mogelijk te maken.

Art. 11_VLAAMS_GEWEST.
<KB 30-01-1987, art. 1, BS 07-02-1987, Inwerkingtreding : 01-02-1987> De vermindering van de proportionele fiscale boeten en van de vermeerderingen bedoeld in artikel 219 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten geschiedt volgens het barema dat als bijlage (of als tweede bijlage) bij dit besluit is gevoegd. <BVR 2004-05-14/54, art. 1, Inwerkingtreding : 06-08-2004>  Dit barema is evenwel niet van toepassing op overtredingen die gepleegd werden met de bedoeling de belasting te ontduiken of dit mogelijk te maken.

Art. 11_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
<KB 30-01-1987, art. 1, BS 07-02-1987, Inwerkingtreding : 01-02-1987> De vermindering van de proportionele fiscale boeten en van de vermeerderingen bedoeld in artikel 219 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten geschiedt volgens het barema dat als bijlage (of als tweede bijlage) bij dit besluit is gevoegd. <BESL 2006-05-11/38, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2006>  Dit barema is evenwel niet van toepassing op overtredingen die gepleegd werden met de bedoeling de belasting te ontduiken of dit mogelijk te maken.

Art.12. <KB 30-01-1987, art. 2, BS : 07-02-1987, Inwerkingtreding : 01-02-1987> De verminderde boete of vermeerdering wordt niet ingevorderd wanneer zij het bedrag van (5 EUR) niet bereikt. <KB 2000-07-20/63, art. 3, 23, Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2001-07-13/52, art. 37, 6°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.13. <KB 30-01-1987, art. 3, Inwerkingtreding : 01-02-1987> Wanneer de rechten, boeten, vermeerderingen en toebehoren bij dwangbevel worden ingevorderd, wordt de verminderde boete of de vermeerdering verhoogd met 50 % zonder dat het in te vorderen bedrag lager mag zijn dan 10 % van de verschuldigde rechten.
  De verhoging is evenwel niet van toepassing wanneer de rechter de vordering van de staat gedeeltelijk vermindert.)

Art.14. <KB 30-01-1987, art. 4, BS : 07-02-1987, Inwerkingtreding : 01-02-1987> Wanneer de boete of de vermeerdering wordt verminderd tot het bedrag van de wettelijke interest, wordt die interest berekend op het bedrag van de verschuldigde rechten, (afgerond op het lagere tiental euro). Iedere begonnen maand wordt voor een volle maand aangerekend.) <KB 2000-07-20/63, art. 6, § 19, 1°, BS : 21-09-1993, Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.15. <KB 30-01-1987, art. 5, BS : 07-02-1987, Inwerkingtreding : 01-02-1987> Het bedrag van de verminderde boete of vermeerdering wordt (afgerond op de lagere euro of het tiental euro naargelang het bedrag lager of hoger is dan 250 EUR). <KB 2000-07-20/63, art. 6, § 19, 2°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (Wanneer de verminderde boete of vermeerdering verhoogd wordt bij toepassing van artikel 13 van dit besluit, wordt het resultaat niet meer afgerond.) <KB 27-08-1993, art. 1, Inwerkingtreding : 26-07-1993>

Art.16. <Vernummerd bij KB 30-01-1987, art. 1, BS : 07-02-1987, Inwerkingtreding : 01-02-1987> Dit besluit trekt alle vorige reglementsbepalingen over de stof die het voorwerp van bovengaande artikelen uitmaakt in. Het zal op 1 februari 1940 in werking treden.

BIJLAGE.
Art. N1. Bijlage. <Ingevoegd bij KB 30-01-1987, BS : 07-02-1987, Inwerkingtreding : 01-02-1987>


 Aard van de overtredingBedrag van de verminderde
  boete of vermeerdering
I.Laattijdige registratie : 
 A. overtreding bedoeld inbedrag van de wettelijke
 artikel 41, 1° van het Wetboekintrest, berekend op de
  rechten vanaf het verstrijken
  van de registratietermijn,
  met minimum 1/10 en maximum
  1/2 van die rechten
 B. Overtreding bedoeld in 
 artikel 41, 2° van het Wetboek : 
 1. indien binnen de maand geengeen vermindering
 gevolg werd gegeven aan het 
 verzoek tot betaling van de 
 rechten 
 2. in de andere gevallenvolledige kwijtschelding
II.Laattijdige betaling : 
 Overtreding bedoeld inbedrag van de wettelijke
 artikel 41, 3° van het Wetboek :intrest, berekend vanaf het
  verstrijken van de
  betalingstermijn, op het
  bedrag van de laattijdige
  betaalde rechten met minimum
  1/10 en maximum 1/2 van die
  rechten
III.Kleine landeigendommen en 
 bescheiden woningen : 
 A. Onjuiste vermeldingen 
 (art. 59 van het Wetboek) : 
 1. inzake het bezit van een1/5 van de aanvullende rechten
 onroerend goed dat geheel of 
 gedeeltelijk tot bewoning is 
 bestemd (art. 55, 1e lid, 2°, c) 
 2. inzake de reeds bezeten 
 onroerende goederen 
 (art. 55, 1er lid, 2°, a) 
 a) de onjuiste vermelding heeft1/10 van de aanvullende rechten
 betrekking op onverdeelde delen 
 in blote eigendom 
 b) in alle andere gevallen1/5 van de aanvullende rechten
 B. Niet-naleving van devermeerdering teruggebracht
 verplichting tot uitbatingop het bedrag van de
 (vermeerdering bedoeld inwettelijke intrest, berekend
 art. 611 van het Wetboek :op de aanvullende rechten
  vanaf de datum van registratie
  van de akte van verkrijging,
  met maximum 1/2 van die
  rechten
IV.Handelaars in onroerende goederen : 
 A. Aankoop van landeigendommen1/4 van de aanvullende rechten
 waarvan de verkoopwaarde het 
 minimum, bepaald in 
 artikel 62, 2° lid niet 
 overschrijdt 
 (art. 632 van het Wetboek) : 
 B. Laattijdige aanbieding van debedrag van de wettelijke
 verklaring bedoeld in artikel 68intrest, berekend op de
 (art. 68 van het Wetboek) :aanvullende rechten vanaf het
  verstrijken van de
  aanbiedingstermijn, met
  minimum 1/10 en
  maximum 1/2 van die rechten
 C. Niet-uitoefening van hetbedrag van de wettelijke
 aangegeven beroepintrest, berekend, per
 (art. 71 van het Wetboek) :afzonderlijke akte van
  verkrijging vanaf de datum
  van zijn registratie, op de
  aanvullende rechten, zonder
  dat dat bedrag minder dan
  1/10 en meer dan 1/2 van deze
  rechten mag bedragen per akte
V.Ruil van ongebouwde 
 landeigendommen : 
 A. Onder- of overschatting van1/4 van de aanvullende rechten
 de kavels 
 (art. 731 van het Wetboek) : 
 B. Onjuiste verklaring inzake het1/5 van de aanvullende rechten
 gebruik van de geruilde goederen 
 (art. 732 van het Wetboek) : 
VI.Schenkingen : 
 Onjuiste verklaringen bedoeld in1/5 van de aanvullende of
 de artikelen 136, 1381 en 139 vanbijkomende rechten
 het Wetboek : 
VII.Verkoop onder het BTW-stelsel : 
 Onjuiste verklaringen1/5 van de aanvullende rechten
 (art. 159, 8°, van het Wetboek) : 
VIII.Tekort in de waardering : 
 A. Aan de controleschatting 
 onderworpen goederen 
 (art. 201 van het Wetboek) : 
 1. Registratierechten andere dan 
 het schenkingsrecht : 
 a) tekort niet hoger dan 1/4 van1/10 van de bijkomende rechten
 de prijs of de aangegeven waarde 
 b) tekort hoger dan 1/4 van de1/5 van de bijkomende rechten
 prijs of de aangegeven waarde 
 zonder 1/2 daarvan te 
 overschrijden 
 c) tekort hoger dan 1/2 van de1/4 van de bijkomende rechten
 prijs of de aangegeven waarde 
 zonder de geheelheid daarvan te 
 overschrijden 
 d) tekort hoger dan de prijs of de1/3 van de bijkomende rechten
 aangegeven waarde 
 2. Schenkingsrecht : 
 a) tekort niet hoger dan 1/4 van1/20 van de bijkomende rechten
 de aangegeven waarde 
 b) tekort hoger dan 1/4 van de1/10 van de bijkomende rechten
 aangegeven waarde zonder 1/2 
 daarvan te overschrijden 
 c) tekort hoger dan 1/2 van de1/6 van de bijkomende rechten
 aangegeven waarde zonder de 
 geheelheid daarvan te 
 overschrijden 
 d) tekort hoger dan de1/4 van de bijkomende rechten
 aangegeven waarde 
 B. Niet aan de controleschattingboete verminderd volgens
 onderworpen goederen (art. 202,de schaal VIII, A, 2
 1e lid, van het Wetboek) : 
IX.Onjuiste verklaringen bedoeld in1/5 van de bijkomende rechten
 artikel 202, 2° lid van 
 het Wetboek : 
X.Prijsbewimpeling - Veinzing.bedrag van de wettelijke
 Vermindering van de boete in deintrest, berekend op de
 uitzonderingsgevallen bepaald inontdoken rechten vanaf de
 art. 205 in fine van hetdatum waarop de
 Wetboek :rechtsvordering van de Staat
  is ontstaan met maximum 1/2
  van die rechten
XI.Laattijdige registratie van brievenboete verminderd volgens
 van adeldom en van vergunningende schaal I, A.
 tot verandering van naam of 
 voornaam 
 (art. 253 van het Wetboek) : 
XII.Onregelmatigheden begaan door deeenmaal de rechten
 instrumenterende openbare officier 
 of ambtenaar bij openbare verkopen 
 (art. 253 van het Wetboek) : 
 Afwezigheid van een openbaretweemaal de rechten
 officier 
 (art. 233 van het Wetboek) :

  <KB 27-08-1993, art. 2, Inwerkingtreding : 26-07-1993>

Art. N2_VLAAMS_GEWEST.
Tweede bijlage. (Vlaams Gewest) <Ingevoegd bij BVR 2004-05-14/54, art. 2, Inwerkingtreding : 06-08-2004>     Aard van de overtredingBedrag van de verminderde boeteIVermindering van de heffingsgrondslag1/2 van de aanvullende rechten (abattement) :  A. Onjuiste vermelding inzake het bezit  van een ander onroerend goed dat geheel  of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd  (art. 46bis, vierde lid W.Reg.)  B. Niet-naleving van de verplichting tot  vestiging van de hoofdverblijfplaats  (art. 46bis, vijfde lid W.Reg.) :  1. Ingeval van vermindering van de1/2 van de aanvullende rechten heffingsgrondslag bij de registratie van  het document dat tot de heffing van het  evenredig recht op de aankoop aanleiding  heeft gegeven  2. ingeval van vermindering van de1/2 van de aanvullende rechten heffingsgrondslag achteraf ingevolge  toepassing van artikel 212ter W.Reg. II.Meeneembaarheid :1/3 van de aanvullende rechten A. Onjuiste vermelding van de  registratierelazen en/of van het  wettelijk aandeel in de rechten  (art. 615 en art. 614, eerste lid,  2°/art. 212bis, zesde lid, 2° en  achtste lid W.Reg.)  B. Onjuiste verklaring betreffende de1/5 van de aanvullende rechten hoofdverblijfplaats ten tijde van de  verkoop (art. 615 en art. 614,  eerste lid, 3°, a) W.Reg.)/ten tijde  van de nieuwe aankoop (art. 212bis,  zesde lid, 3°, a), en achtste lid W.Reg).  C. Niet-naleving van de verplichting tot  vestiging van de hoofdverblijfplaats :  1. Primaire vorm van meeneembaarheid :  a) Boete van art. 615 en art. 614,Bedrag van de wettelijke eerste lid, 3°, b) W.Reg.intrest berekend op de  aanvullende rechten vanaf de  datum van registratie van  het document dat tot heffing  van het evenredig recht op  de aankoop aanleiding heeft  gegeven, met maximum 1/2 van  die rechten.  Bedrag van de wettelijke  intrest berekend op de ten  onrechte teruggegeven rechten  vanaf de datum van de  ordonnancering van de  teruggave van deze rechten,  met maximum 1/2 van die  rechten.  Bedrag van de wettelijke  intrest berekend op de  onrechtmatige teruggegeven  rechten vanaf de datum van  de ordonnancering van de  teruggave van deze rechten,  met maximum 1/2 van die  rechten b) boete van art. 212bis, achtste lid en  zesde lid, 3°, b) W.Reg.  2. secundaire vorm van meeneembaarheid  (ingevolge toepassing van  artikel 212ter W.Reg.). III.Schenking van bouwgrond  Onjuiste verklaring betreffende de1/3 van de aanvullende rechten bestemming van de grond  (artikel 140undecies W.Reg.) IV.Verlaagd tarief van artikel 53,1/3 van de aanvullende rechten eerste lid, 2°, W.Reg. Gebrek aan  inschrijving binnen de termijn en  gedurende de tijd bepaald in artikel 60,  tweede lid (artikel 611, tweede lid)  W.Reg.

Art. N2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Tweede bijlage. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) <Ingevoegd bij BESL 2006-05-11/38, art. 2, Inwerkingtreding : 01-06-2006>    Aard van de overtredingBedrag van de verminderde boete- - Vermindering van de heffingsgrondslag (abattement) :   A. Onjuiste verklaring inzake het bezit1/2 van de aanvullende rechtenvan een ander onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd (art. 46bis, zevende lid, W. Reg.)   B. Niet-naleving van de verplichting tot vestiging van de hoofdverblijfplaats :   1. in geval van vermindering van de1/3 van de aanvullende rechtenheffingsgrondslag bij de registratie van het document dat tot de heffing van het evenredig recht op de aankoop aanleiding heeft gegeven (art. 46bis, achtste lid, W. Reg.);   2. ingeval van vermindering van de1/3 van de aanvullende rechtenheffingsgrondslag achteraf ingevolge toepassing van artikel 212bis, derde lid, W. Reg.;   3. ingeval van vermindering van de1/3 van de aanvullende rechtenheffingsgrondslag achteraf ingevolge toepassing van artikel 212ter, W. Reg.