Details





Titel:

30 JANUARI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de Logo's (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-03-2009 en tekstbijwerking tot 08-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Erkenning en weigering van een erkenning
Art. 3-8
HOOFDSTUK IV. - Verlenging van de erkenning en weigering van de verlenging van de erkenning
Art. 9-10
HOOFDSTUK V. - Werkgebied, samenstelling en werkingsbeginselen
Art. 11-16
HOOFDSTUK VI. - [1 Taken en initiatieven]1
Art. 17, 17/1
HOOFDSTUK VII. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art. 18-19
HOOFDSTUK VIII. - Beroepsprocedure
Art. 20-22
HOOFDSTUK IX. - Subsidiëring
Art. 23-34
HOOFDSTUK X. - Het toezicht
Art. 35-36
HOOFDSTUK XI. - Administratieve sancties
Art. 37
HOOFDSTUK XII. - Wijzigingsbepalingen
Art. 38-43
HOOFDSTUK XIII. - Inwerkingtreding en slotbepaling
Art. 44-45
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991036430 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° aanvrager : de persoon of de rechtspersoon die geen winst beoogt en die een aanvraag tot erkenning als Logo indient;
  2°[5 ...]5
  3°[5 administratie: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]5;
  [6 3° /1 beleidsplan: een meerjarenplan voor de volledige duur van de erkenningsperiode van een Logo, met inbegrip van een meerjarenbegroting, dat aangeeft hoe de opdrachten, vermeld in artikel 30 van het decreet van 21 november 2003 en in artikel 17 van dit besluit, worden uitgevoerd;]6
  4° centrum voor geestelijke gezondheidszorg : de erkende verzorgingsvoorziening die op multidisciplinaire wijze ambulante geestelijke gezondheidszorg verleent in een extramuraal kader aan personen wiens geestelijke gezondheid verstoord is, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg;
  5° decreet van 21 november 2003 : het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid;
  [6 5° /1 eerstelijnszone: een eerstelijnszone als vermeld in artikel 26 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 tot erkenning en subsidiëring van de zorgraden en houdende inwerkingtreding van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders;
   5° /2 jaarplan: de concretisering van het beleidsplan van een Logo voor een werkingsjaar, met inbegrip van een begroting voor dat werkingsjaar;]6
  6° Logo : een door de Vlaamse Regering erkend samenwerkingsverband voor loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisatie binnen een geografisch aaneengesloten gebied als vermeld in artikel 2, 19°, van het decreet van 21 november 2003;
  7° lokaal sociaal beleid : het geheel van de beleidsbepaling en acties van lokaal bestuur en de acties van lokale actoren, met het oog op het garanderen van de toegang van elke burger tot de rechten, vastgelegd in artikel 23 en 24, § 3, van de Grondwet, en vermeld in het decreet van [4 9 februari 2018]4 betreffende het lokaal sociaal beleid;
  8° [4 preventiemethodiek: een geheel van te volgen vaste, weldoordachte werkwijzen om een bepaalde doelstelling op het vlak van het preventieve gezondheidsbeleid te bereiken. Een preventiemethodiek grijpt in op een of meer types van strategieën zoals educatie, omgevingsinterventies, het vastleggen van afspraken en regels, en het aanbieden van preventieve zorg of begeleiding, en kan ook materialen of diensten omvatten om de preventiemethodiek te kunnen toepassen;]4
  9° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
  10° [2 preventieorganisaties: de [4 [6 lokale besturen]6 te noemen]4, verenigingen, organisaties, of plaatselijke of regionale afdelingen ervan, met een werking binnen het werkgebied van een Logo, die een meerwaarde kunnen bieden aan de locoregionale uitvoering van het preventieve gezondheidsbeleid [6 ...]6;]2
  [6 10° /1 proportioneel universalisme: het werkingsprincipe op basis waarvan acties en beleid gericht zijn op alle burgers, maar met een verschillende intensiteit voor bepaalde doelgroepen. Volgens proportioneel universalisme kan gezondheidsongelijkheid alleen fundamenteel aangepakt worden als ingezet wordt op alle groepen tegelijk;]6
  11° [4 ...]4
  [1 12° medisch milieukundige : een medewerker van een Logo [6 met medisch milieukundige expertise]6 die wordt belast met taken rond milieugerelateerde gezondheid;
   13° onafhankelijkheid : het kunnen innemen van een ongebonden standpunt, op basis van objectieve vaststellingen, dat louter vanuit natuur- en sociaalwetenschappelijke kennis wordt gemotiveerd;
  [5 13° /1 secretaris-generaal: het hoofd van de administratie; ]5
  [6 3° /2 setting: de context, omstandigheden en sociale omgeving met een aantal vaste kenmerken, waarin iets plaatsvindt, ook levensdomein genoemd. De onderscheiden settings zijn gezin, vrije tijd, onderwijs, werk, zorg en welzijn, buurt en lokale gemeenschap;
   13° /3 referentieregio: een referentieregio als vermeld in artikel 5 van het Regiodecreet van 3 februari 2023;]6
   14° Vlaams medisch milieukundig netwerk : het samenwerkingsmodel dat bestaat uit drie actieniveaus, op de eerste lijn staan de medisch milieukundigen van de Logo's, op de tweede lijn staan de [5 administratie]5 en de [6 administratie die onder het beleidsdomein Omgeving ressorteert]6, op de derde lijn staan de organisaties die zorgen voor de wetenschappelijke onderbouwing van het milieugerelateerde gezondheidsbeleid.]1
  ----------
  (1)<BVR 2009-05-29/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2010>
  (2)<BVR 2014-05-16/31, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (3)<BVR 2017-02-24/16, art. 150, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (4)<BVR 2019-04-05/30, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 05-04-2019>
  (5)<BVR 2023-05-12/09, art. 81, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (6)<BVR 2024-05-17/55, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art.2.Dit besluit bepaalt de werkgebieden van de Logo's, vermeld in artikel 29 van het decreet van 21 november 2003, de erkenning, de subsidiëring en de opdrachten van de Logo's, vermeld in artikel 28, § 2 en § 3, en artikel 30, § 2, van het decreet van 21 november 2003, en regelt een aantal aspecten over de initiatieven, vermeld in artikel [1 30, § 1, § 3 en § 4,]1 van het decreet van 21 november 2003.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/30, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 05-04-2019>

HOOFDSTUK III. - Erkenning en weigering van een erkenning
Art.3.De [2 secretaris-generaal]2 erkent een Logo voor [1 [3 vijf]3]1 jaar als het Logo voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.
  [3 Er worden twee Logo's erkend, respectievelijk één voor het Nederlandse taalgebied en één voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.]3
  Aan de erkenning is een subsidie verbonden volgens de bepalingen van dit besluit.
  ----------
  (1)<BVR 2021-12-03/11, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 22-12-2021>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 82, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2024-05-17/55, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.4.Voor een erkenning als Logo moeten al de volgende voorwaarden vervuld zijn :
  1° de aanvrager dient een aanvraag tot erkenning in bij [2 de administratie]2;
  2° [3 2° de aanvraag bestaat minstens uit een voorontwerp van jaarplan voor het eerste werkingsjaar en een beleidsplan voor de duur van de erkenning waarin de aanvrager:
   a) de organisatiestructuur van het Logo toelicht;
   b) toelicht hoe de regionale en lokale werking worden uitgebouwd;
   c) toelicht hoe de opdrachten en het locoregionale karakter van de opdrachten gewaarborgd worden;
   d) toelicht hoe in de werking de principes van het facettenbeleid, vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 21 november 2003, worden geïmplementeerd;
   e) toelicht hoe in de werking de principes van het proportioneel universalisme worden geïmplementeerd;
   f) een gedetailleerd plan opmaakt voor de aanwending van de subsidies, vermeld in dit besluit, met minstens een meerjarenbegroting voor de duur van de erkenning, volgens een sjabloon dat de administratie ter beschikking stelt;]3
  3° [3 ...]3
  4° [3 ...]3
  5° [1 het Logo waarvoor een erkenning wordt aangevraagd is een vereniging zonder winstoogmerk of wordt opgericht door een vereniging zonder winstoogmerk. In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad kan het Logo opgericht worden door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;]1
  6°[3 ...]3
  [3 Als de aanvraag betrekking heeft op het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, toont de aanvrager in het beleidsplan zijn lokale en regionale werking als vermeld in het eerste lid, 2°, b), aan door een beschrijving van de uitbouw van een netwerk van locoregionale preventieactoren.
   Als de aanvraag betrekking heeft op het Nederlandse taalgebied, toont de aanvrager in het beleidsplan minstens aan dat de lokale en regionale werking, vermeld in het eerste lid, 2°, b), voldoet aan de volgende voorwaarden:
   1° binnen elke referentieregio richt de aanvrager een netwerk van locoregionale preventieactoren op. De aanvrager kan, afhankelijk van de locoregionale noden, een gemotiveerd verzoek indienen bij de administratie om de netwerken van locoregionale preventieactoren van verschillende referentieregio's die aan elkaar grenzen, samen te voegen, op voorwaarde dat de spreiding van de netwerken van locoregionale preventieactoren over het Nederlandse taalgebied gewaarborgd blijft en dat de locoregionale noden om de netwerken van locoregionale preventieactoren samen te voegen, voldoende aangetoond zijn. De aanvrager kan nooit minder dan vijf netwerken van locoregionale preventieactoren voorzien voor het volledige Nederlandse taalgebied;
   2° om de betrokkenheid van de locoregionale preventieactoren te verzekeren, richt de aanvrager per gebied waar een netwerk als vermeld in 1°, opgericht is, een adviesraad op. De adviesraad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de diverse preventieorganisaties en settings, met minstens vertegenwoordigers vanuit de lokale besturen. De bevoegdheden van de adviesraad zijn:
   a) de betrokkenheid van de locoregionale preventieactoren verzekeren;
   b) de adviesverlening over regionale en lokale doelstellingen binnen de gezondheidsdoelstellingen en de geformuleerde operationele doelstellingen;
   c) de opvolging van de locoregionale werking;
   d) de adviesverlening over de besteding van budgetten over de regionale en lokale werking, met inbegrip van de financiële inbreng van regionale en lokale partners.]3
  ----------
  (1)<BVR 2009-05-29/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2010>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 83, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2024-05-17/55, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.5.§ 1 De minister bepaalt welke [1 gegevens]1 de aanvraag tot erkenning moet bevatten om te kunnen oordelen of de erkenningsvoorwaarden vervuld zijn. Een aanvraag tot een erkenning is alleen ontvankelijk als ze die gegevens bevat.
  § 2. Als de aanvraag onontvankelijk is, wordt dat door [2 de administratie]2 aan de aanvrager gemeld binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag tot erkenning.
  § 3. [2 De administratie]2 vervolledigt het erkenningsdossier eventueel met een inspectieverslag als vermeld in artikel 35, 4°. [3 De administratie beoordeelt de gemotiveerde verzoeken, vermeld in artikel 4, derde lid, 1°.]3
  § 4. De beslissing van de [2 administrateur-generaal]2 waarbij de erkenning wordt verleend, wordt bezorgd aan de aanvrager.
  § 5. De [2 administrateur-generaal]2 uit het voornemen tot weigering van een erkenning als niet is voldaan aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.
  Het voornemen tot weigering van een erkenning wordt met een aangetekende zending ter kennis gebracht van de aanvrager. Dat voornemen wordt gemotiveerd.
  De aangetekende zending bevat naast het voornemen ook de uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij [2 de administratie]2.
  § 6. Als de erkenning wordt geweigerd, kan het Logo in kwestie geen aanspraak maken op een vergoeding voor kosten, verbonden aan activiteiten die hebben plaatsgevonden om een erkenning te verkrijgen, of voor verlies van inkomsten door de weigering van de erkenning.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/30, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 05-04-2019>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 84, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2024-05-17/55, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-11-2024>

Art.6.Alle gegevens en documenten die betrekking hebben op dit besluit worden elektronisch door en naar [2 de administratie]2 gestuurd. Als dat niet mogelijk is, worden ze per post [1 ...]1 gestuurd.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/30, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 85, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.7.
  <Opgeheven bij BVR 2024-05-17/55, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.8.Om erkend te blijven, moet een Logo voldoen aan al de bepalingen van dit besluit en in het bijzonder :
  1° voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4;
  2° voldoen aan de vereisten voor de samenstelling en aan de werkingsbeginselen, vermeld in artikel 12 tot en met 16;
  3° [1 de taken, vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, uitvoeren en initiatieven nemen als vermeld in artikel 17, § 2, eerste lid, volgens de bepalingen van dit besluit;]1
  4° [1 de registratiegegevens over de uitvoering van de taken en initiatieven bezorgen aan [2 de administratie]2. [2 De administratie;]2p bepaalt de vorm en de overdrachtswijze en -frequentie waarop de registratiegegevens bezorgd moeten worden en kan daartoe, na overleg met de betrokkenen, een registratiesysteem invoeren waarvan de administratieve last zo beperkt mogelijk wordt gehouden. De laatste registratiegegevens van een werkingsjaar worden bezorgd uiterlijk drie maanden nadat het werkingsjaar is verstreken;]1;
  5° per werkingsjaar het financiële verslag, vermeld in artikel 32, bezorgen aan [2 de administratie;]2, uiterlijk drie maanden nadat het werkingsjaar is verstreken;
  6° elke wijziging die betrekking heeft op de erkenning als Logo of de statuten ervan onmiddellijk aan [2 de administratie;]2 melden.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 87, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK IV. - Verlenging van de erkenning en weigering van de verlenging van de erkenning
Art.9.[1 De [2 secretaris-generaal]2 verlengt de erkenning van de Logo's [3 voor een nieuwe periode van vijf]3 jaar als het dossier tot verlenging van de erkenning voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 8 en 10, § 1 tot en met § 3 [3 , en een nieuw beleidsplan en jaarplan als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, werden ingediend]3.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-12-03/11, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 22-12-2021>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 88, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2024-05-17/55, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.10.§ 1. Om de continuïteit van de erkenning te kunnen garanderen, verzoekt [2 de administratie]2, minimaal twaalf maanden voordat de erkenning is afgelopen, een Logo om de informatie te bezorgen die conform artikel 8 nodig is voor een verlenging van de erkenning.
  De [2 secretaris-generaal]2 bepaalt de nadere regels voor de vorm van die informatie en voor de wijze waarop die bezorgd moet worden.
  § 2. Het Logo bezorgt, minimaal zes maanden voordat de erkenning is afgelopen, de informatie, vermeld in paragraaf 1, over de samenstelling van een dossier tot verlenging van een erkenning aan [2 de administratie]2.
  Het dossier tot verlenging van een erkenning is alleen ontvankelijk als het de nodige informatie, vermeld in paragraaf 1, bevat. Als het dossier onontvankelijk is, wordt het Logo minimaal drie maanden voordat de erkenning is afgelopen, daarvan op de hoogte gebracht. Binnen een termijn van een maand na de datum van het bericht van onontvankelijkheid moet het Logo het dossier vervolledigen. Als het Logo die termijn niet respecteert en de eventuele reden die daarvoor door het Logo wordt opgegeven niet door [2 de administratie]2 aanvaard wordt, moet er een nieuwe aanvraag tot erkenning ingediend worden.
  § 3. [2 De administratie]2 vervolledigt het dossier tot verlenging van een erkenning eventueel met een inspectieverslag als vermeld in artikel 35, 4°.
  § 4. De beslissing van de [2 secretaris-generaal]2 waarin de erkenning wordt verlengd, wordt bezorgd aan het Logo.
  § 5. Het voornemen tot weigering van een verlenging van erkenning wordt met een aangetekende zending ter kennis gebracht van het Logo. Dat voornemen wordt gemotiveerd.
  De aangetekende zending bevat naast het voornemen ook de uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij [2 de administratie]2.
  § 6. Als de [2 secretaris-generaal]2 voordat de erkenning afgelopen is, geen beslissing als vermeld in paragraaf 4, neemt of geen voornemen uit tot weigering van de verlenging van de erkenning als vermeld in paragraaf 5, wordt de erkenning van rechtswege verlengd met [1 twee]1 jaar.
  De erkenning wordt van rechtswege verlengd op voorwaarde dat het Logo de termijn, vermeld in paragraaf 2, respecteert en kan, volgens de bepalingen van dit besluit, worden geschorst of ingetrokken zoals een erkenning of een verlenging van een erkenning die niet van rechtswege is toegekend.
  § 7. Als de verlenging van de erkenning wordt geweigerd, kan het Logo in kwestie geen aanspraak maken op een vergoeding voor kosten, verbonden aan activiteiten die hebben plaatsgevonden om een verlenging van de erkenning te verkrijgen, of voor verlies van inkomsten door de weigering van de verlenging van de erkenning.
  ----------
  (1)<BVR 2021-12-03/11, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 22-12-2021>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 89, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK V. - Werkgebied, samenstelling en werkingsbeginselen
Art.11.Het werkgebied van een Logo [1 is het Nederlandse taalgebied, of]1 het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
  [1 In het Nederlandse taalgebied kan maar één Logo worden erkend en gesubsidieerd.]1
  In [1 ...]1 het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad kan maar [1 één Logo]1 worden erkend en gesubsidieerd.
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-17/55, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.12.Om de opdrachten en initiatieven uit te voeren, doet het Logo een beroep op personeelsleden en personen die ressorteren onder het Logo en op [1 de preventieorganisaties uit het gebied van de netwerken van locoregionale preventieactoren, vermeld in artikel 4, tweede lid of derde lid, 1°, van het Logo]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-17/55, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.13.Het Logo kan zelf personeelsleden aanwerven in dienstverband maar kan ook personen vergoeden voor prestaties.
  De deskundigheden, vermeld in artikel 2 van de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, zijn in voldoende mate aanwezig onder de personeelsleden en personen die ressorteren onder het Logo. Er is sprake van voldoende deskundigheid als de opleiding, de vorming, de ervaring en de inzetbaarheid van die personeelsleden en personen het Logo in staat stellen om de opdrachten naar behoren uit te voeren.
  [2 De deskundigheid, vermeld in artikel 2, 7°, van de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, is in voldoende mate aanwezig als minimaal dertien voltijdsequivalenten, afgekort VTE, voor de functie van medisch milieukundigen worden tewerkgesteld bij het Logo met als werkgebied het Nederlandse taalgebied, voor specifiek milieugerelateerde gezondheidstaken.]2
  [2 De spreiding van inzet van het aantal VTE over de referentieregio's is afhankelijk van het aantal inwoners per referentieregio en de milieugerelateerde gezondheidsimpact, zoals gevisualiseerd in de Zorgatlas van het Departement Zorg.]2
  De medisch milieukundige moet zijn taken in volle onafhankelijkheid kunnen uitvoeren.]1
  ----------
  (1)<BVR 2009-05-29/07, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2010>
  (2)<BVR 2024-05-17/55, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.14.Elke preventieorganisatie wordt door het Logo in kwestie uitgenodigd om deel te nemen aan het netwerk [1 , vermeld in artikel 4, tweede lid of derde lid, 1°]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-17/55, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.15.§ 1. Het Logo houdt rekening met de specifieke behoeften van delen van zijn werkgebied.
  § 2. [3 De Logo's werken samen aan specifieke opdrachten en initiatieven. De samenwerkingsmodaliteiten worden in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Logo's vastgelegd. 1°]3
  Als twee of meer Logo's een structureel samenwerkingsverband willen aangaan, moet dat voornemen vooraf gemeld worden aan [2 de administratie]2 en moet dat samenwerkingsverband goedgekeurd worden door de [2 secretaris-generaal]2. Dat samenwerkingsverband tussen Logo's mag de samenwerking van het Logo met de preventieorganisaties uit zijn werkgebied niet in het gedrang brengen [1 en moet garanderen dat het locoregionaal karakter van het takenpakket gerespecteerd blijft]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/30, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 05-04-2019>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 90, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2024-05-17/55, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.16.De minister kan vastleggen dat het Logo samenwerkingsafspraken moet maken met andere organisaties [2 of samenwerkingsverbanden]2 en kan de minimale inhoud en de duur van die samenwerking vastleggen.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2019-04-05/30, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 05-04-2019>

HOOFDSTUK VI. - [1 Taken en initiatieven]1   ----------   (1)
Art.17.[1 § 1. Om de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen na te streven als vermeld in artikel 30, § 1, van het decreet van 21 november 2003, en ter uitvoering van artikel 30, § 2, van voormelde decreet, voert een Logo binnen haar werkgebied en daar waar haar samenwerking met preventieorganisaties een meerwaarde heeft, al de volgende taken uit:
   1° [4 de operationele doelstellingen voor de Logo's die geformuleerd zijn door de administratie, realiseren en concretiseren in een jaarplan. Dat jaarplan sluit aan bij de beleidsprioriteiten van het preventieve gezondheidsbeleid en de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen. Om de voortgang van het jaarplan te evalueren, leveren de Logo's data aan in het registratiesysteem, vermeld in artikel 8, 4°, dat ter beschikking gesteld wordt door de administratie;]4
   2° het adviseren van het agentschap en de minister, op verzoek of op eigen initiatief, over het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid, onder meer over de behoefte aan [2 preventiemethodieken]2 en over de noden bij de implementatie ervan;
   3° het, minstens eenmaal per [4 erkenningsperiode]4, opmaken van een [4 evaluatie]4 voor de [4 administratie]4, met daarin voorstellen van efficiëntieverhoging van de eigen werking;
   4° aanspreekpunt zijn voor en, binnen haar taken, een samenwerking uitbouwen met de preventieorganisaties [2 , [4 ...]4]2;
   5° het dissemineren bij preventieorganisaties van methodieken in het kader van de preventieve gezondheidszorg en het facettenbeleid, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 21 november 2003, die aangeleverd worden door partnerorganisaties, of aangeleverd worden door andere organisaties en die aanvaard worden door het agentschap. Het dissemineren van [2 preventiemethodieken]2 houdt onder meer in:
   a) het zoeken [4 en samenbrengen]4 van geschikte preventieorganisaties voor een bepaalde [2 preventiemethodiek]2 of een geheel van [2 preventiemethodieken]2;
   b) het informeren van [4 , en bevorderen van de deskundigheid van]4 preventieorganisaties over het aanbod aan methodieken en de toepassing van die [2 preventiemethodieken]2;
   c) het aanmoedigen van preventieorganisaties om de acties op basis van bepaalde [2 preventiemethodieken]2 uit te voeren binnen hun eigen werking en hun eigen beleid en deze ook structureel op te nemen in hun werking en in hun eigen beleid;
   d) het informeren van preventieorganisaties over en het, waar nodig en mogelijk, doorverwijzen van preventieorganisaties naar organisaties met terreinwerking, andere organisaties en individuele zorgaanbieders, voor eventuele verdere ondersteuning bij de uitvoering van de [2 preventiemethodieken]2;
  [2 e) het helpen bij het organiseren van vormingen voor preventieorganisaties zodat zij acties kunnen opzetten op basis van de preventiemethodieken en die structureel kunnen verankeren in hun werking.]2
  [4 f) het ondersteunen van preventieorganisaties met expertise en kennis over de lokale situatie en specifieke doelgroepen;]4
   6° het bekendmaken van actieplannen voor het realiseren van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen bij [2 [4 de verschillende settings]4]2 en hen begeleiden en ondersteunen bij het uitwerken en opvolgen van [4 het preventieve]4 gezondheidsbeleid [2 ...]2 ;
   7° het opnemen van de eerstelijnsfunctie binnen het Vlaams medisch milieukundig netwerk voor milieugerelateerde gezondheidsproblemen. Dat houdt in:
   a) de taken, vermeld in punt 1° tot en met [2 6°]2 ;
   b) de taken, vermeld in artikel 4 en 5, § 1, § 2 en § 4, van het Binnenmilieubesluit van 11 juni 2004;
   c) het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie die gerelateerd is aan milieufactoren, en op verzoek van [3 de administratie]3 of de minister een actueel beeld van die milieugerelateerde gezondheidssituatie geven;
   d) interne en externe communicatie voeren rond gezondheid en milieu bij alle betrokkenen, op verzoek van [3 de administratie]3 meewerken aan acties rond lokale milieugerelateerde gezondheid die gericht zijn op risicocommunicatie, en het [2 lokaal bestuur]2 en [3 de administratie]3 op de hoogte brengen als dreigende gezondheidsrisico's als gevolg van het milieu in die gemeente worden gesignaleerd;
   e) een eerstelijnsaanspreekpunt zijn voor professionelen uit de gezondheidszorg, preventieorganisaties en de individuele burger, en de eigen werking bekendmaken bij professionelen uit de gezondheidszorg en bij preventieorganisaties om informatie over milieugerelateerde gezondheid door te geven en een netwerk te vormen;
   f) het uitvoeren van preventieve taken die gericht zijn op de beïnvloedbare factoren van milieugerelateerde gezondheid, zoals informeren, voorlichten en sensibiliseren;
   g) het lokaal initiëren en conceptualiseren van, alsook het bijdragen aan, het opzetten, het uitvoeren en het afstemmen van preventieprogramma's binnen de milieugerelateerde gezondheidszorg, en het uitwerken van een voorstel van plan van aanpak voor milieugerelateerde gezondheidsvraagstukken;
   h) het ondersteunen en adviseren van onder meer professionelen uit de gezondheidszorg en preventieorganisaties bij potentiële milieugerelateerde gezondheidsproblemen;
   i) medewerking verlenen, door de medisch milieukundigen, aan de [4 ...]4 eerstelijnsfunctie van het Vlaams medisch milieukundig netwerk door onder meer deelname aan project- en of werkgroepen, [2 ontwikkeling van preventiemethodieken]2;
   j) [2 het detecteren en signaleren van, het meewerken aan de impactinschatting van, en het bieden van ondersteuning in de opvolging van lokale milieugerelateerde potentiële gezondheidsproblemen;]2
   k) het detecteren en ter harte nemen van ongerustheid over milieu en gezondheid;
   l) professionelen uit de gezondheidszorg en preventieorganisaties wegwijs maken in de bestaande [2 preventiemethodieken]2 [2 ...]2 met betrekking tot gezondheid en milieu.
   De taak, vermeld in het eerste lid, [2 7°]2, geldt niet voor het Logo van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
  [4 8° het samenbrengen, interpreteren en duiden van informatie en data in functie van het lokale preventieve gezondheidsbeleid, en die op een actieve manier ter beschikking stellen aan de administratie en de preventieorganisaties.]4
   § 2. [4 Eigen initiatieven van het Logo als vermeld in artikel 30, § 3, van het decreet van 21 november 2003, zijn toegelaten op voorwaarde dat:
   1° ze niet in strijd zijn met het Vlaams preventief gezondheidsbeleid;
   2° ze de prioritaire opdrachten van de Logo's niet in het gedrang brengen;
   3° ze vooraf aan de administratie worden gemeld;
   4° het Logo voor die initiatieven dezelfde gegevens verzamelt als voor de Vlaamse initiatieven en die gegevens op dezelfde manier doorgeeft aan de administratie.]4
   Voor de volgende initiatieven gelden bijkomend de erbij vermelde voorwaarden:
   1° [4 meewerken aan de ontwikkeling en de evaluatie van preventiemethodieken:
   a) de preventiemethodieken worden ontwikkeld of geëvalueerd door een partnerorganisatie of door een andere organisatie die aanvaard is door de administratie;
   b) de te ontwikkelen of te evalueren preventiemethodiek past in de Vlaamse beleidsprioriteiten;]4
   2° zelf ontwikkelen van [2 preventiemethodieken]2:
   a) het Logo heeft daarvoor toestemming gekregen van het agentschap;
   b) bij de ontwikkeling van de [2 preventiemethodiek]2 wordt samengewerkt met een partnerorganisatie of met een andere organisatie die aanvaard is door [3 de administratie]3;
   c) de nood aan die [2 preventiemethodiek]2 aantonen;
   d) de [2 preventiemethodiek]2 is toepasbaar in heel Vlaanderen;
   e) de [2 preventiemethodiek]2 past in de Vlaamse beleidsprioriteiten;
   f) [4 de subsidies die toegekend zijn op basis van dit besluit en de eventuele reserves die daarmee aangelegd zijn, mogen niet besteed worden aan dit initiatief.]4
   3° [4 ...]4
   De volgende eigen initiatieven van het Logo als vermeld in artikel 30, § 3, van het decreet van 21 november 2003, zijn in strijd met de initiatieven en richtlijnen van de Vlaamse Regering of brengen de opdrachten van de Logo's in het gedrang en zijn dus niet toegelaten:
   1° het dissemineren van methodieken die niet aangeleverd zijn door partnerorganisaties of die aangeleverd worden door andere organisaties en niet aanvaard worden door het agentschap;
   2° het begeleiden van [2 lokale besturen]2 [4 en andere settings]4 bij het uitwerken en opvolgen van hun [4 preventieve gezondheidsbeleid]4 door gebruik te maken van [2 preventiemethodieken]2 die niet aangeleverd zijn door partnerorganisaties of die aangeleverd worden door andere organisaties en niet aanvaard zijn door [3 de administratie]3.
   [4 ...]4
  [4 § 3. De minister kan de taken, vermeld in paragraaf 1, nader bepalen en bijkomende voorwaarden bepalen voor de initiatieven, vermeld in paragraaf 2, eerste lid.]4
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 40, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2019-04-05/30, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 91, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (4)<BVR 2024-05-17/55, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 17/1.[1 Om een maximale ondersteuning bij het uitwerken en opvolgen van het lokale preventieve gezondheidsbeleid van de lokale besturen als vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 6°, van dit besluit, te bewerkstelligen, kan een subsidie voorzien worden om intergemeentelijke preventiewerkingen te financieren, als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
   1° de intergemeentelijke preventiewerkingen worden als volgt georganiseerd:
   a) de lokale besturen nemen het initiatief voor de oprichting van een intergemeentelijke preventiewerking, delen dat mee aan het Logo in kwestie, staan in voor de organisatie ervan en voor de afstemming met hun lokaal sociaal beleidsplan;
   b) de intergemeentelijke preventiewerking is gericht op een werkgebied van minstens twee aaneensluitende gemeenten dat volledig valt binnen het werkgebied van een eerstelijnszone. De verplichting tot het betrekken van een of meer aaneensluitende gemeenten binnen het werkgebied van een eerstelijnszone vervalt als de gemeente in kwestie of een deel van de gemeente het volledige werkgebied van een eerstelijnszone omvat. Bij fusiegemeenten die al voor die fusie een intergemeentelijke preventiewerking hadden, vervalt de verplichting tot het betrekken van een of meer aaneensluitende gemeenten binnen het werkgebied van een eerstelijnszone voor de twee legislaturen vanaf de fusie;
   c) de intergemeentelijke preventiewerking aanvaardt de inhoudelijke ondersteuning van het Logo, vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 6°, van dit besluit;
   d) er wordt ofwel een beherend lokaal bestuur aangesteld of het beheer gebeurt door het Logo of via een andere intergemeentelijke samenwerkingsvorm, die de middelen voor de intergemeentelijke preventiewerking, met inbegrip van de toegekende subsidie, beheert, hierna beheerder te noemen;
   e) als alle deelnemende lokale besturen van een intergemeentelijke preventiewerking dat wensen, kan de organisatie van de intergemeentelijke preventiewerking in kwestie gedelegeerd worden aan het Logo dat het werkgebied van de intergemeentelijke preventiewerking omvat, maar het kan ook aan een andere rechtspersoon gedelegeerd worden die werkt binnen het werkgebied van de intergemeentelijke preventiewerking en die expertise heeft op het vlak van de beleidsdoelstellingen van het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid en de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen, vermeld in punt 2°, a). Als het Logo de beheerder is, wordt de intergemeentelijke preventiewerking een afzonderlijk activiteitencentrum en wordt dat beschouwd als een taak als vermeld in artikel 30, § 2, van het decreet van 21 november 2003;
   2° binnen de intergemeentelijke preventiewerkingen worden de volgende taken opgenomen onder de verantwoordelijkheid van de beheerder, vermeld in punt 1°, d):
   a) organiseren en uitvoeren van een lokaal preventief gezondheidsbeleid dat afgestemd is op verschillende initiatieven en thema's binnen de beleidsdoelstellingen van het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid en de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen, en dat gebruikmaakt van de preventiemethodieken, met uitzondering van het opnemen van de eerstelijnsfunctie binnen het Vlaams medisch milieukundig netwerk, vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 7°, van dit besluit. Die taak kan het geven van geïndividualiseerde adviezen rechtstreeks aan burgers inhouden als de interventies die daarvoor nodig zijn, kortdurend zijn en geen behandeling betreffen;
   b) jaarlijks uiterlijk tegen 31 maart van het jaar dat volgt op het werkingsjaar waarin de intergemeentelijke preventiewerking een subsidie ontvangen heeft, een jaarrapport indienen bij de administratie. Het jaarrapport bestaat uit:
   i. een beknopt werkingsverslag;
   ii. een financiële verantwoording;
   c) jaarlijks uiterlijk tegen 31 januari van het jaar dat volgt op het werkingsjaar waarin de intergemeentelijke preventiewerking een subsidie ontvangen heeft, de preventieactiviteiten van de intergemeentelijke preventiewerking registreren in het registratiesysteem dat de administratie daarvoor ter beschikking stelt;
   3° de subsidie wordt uitsluitend en volledig aangewend voor intergemeentelijke preventiewerkingen;
   4° met behoud van de toepassing van het vijfde lid wordt er bij de aanvang van de intergemeentelijke preventiewerking, of bij de wijziging van de samenstelling of van de beheerder van de intergemeentelijke samenwerking een engagementsverklaring bezorgd aan de administratie waaruit blijkt dat de lokale besturen in kwestie voor de realisatie van de taken van de intergemeentelijke preventiewerkingen alle volgende engagementen opnemen:
   a) instaan voor cofinanciering van personeelskosten en werkingsmiddelen voor de intergemeentelijke preventiewerking, die ten minste even groot is als de subsidie vanuit de Vlaamse overheid voor de intergemeentelijke preventiewerking;
   b) met die financiering en de bijkomende subsidie personeel inzetten dat beschikt over voldoende competenties voor de intergemeentelijke preventiewerking en in werkingsmiddelen daarvoor voorzien;
   c) het organiseren en uitvoeren van een lokaal preventief gezondheidsbeleid dat aan de andere voorwaarden voldoet;
   d) jaarlijks rapporteren als vermeld in punt 2°, b).
   De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt niet toegekend voor gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
   De secretaris-generaal kent de subsidie, vermeld in het eerste lid, jaarlijks bij besluit toe aan de beheerder, vermeld in het eerste lid, 1°, d).
   De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt pas uitbetaald als is aangetoond dat voldaan is aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid. Voor de voorwaarden waar dat nog niet mogelijk is, wordt de subsidie uitbetaald op basis van de engagementsverklaring, vermeld in het eerste lid, 4°.
   Bij iedere wijziging in de samenstelling van de intergemeentelijke preventiewerking of van de beheerder, vermeld in het eerste lid, 1°, d), moet een nieuwe engagementsverklaring als vermeld in het eerste lid, 4°, aan de administratie bezorgd worden.
   De minister kan de bepalingen, vermeld in dit artikel, preciseren.
   Als door de bepalingen over het werkgebied van intergemeentelijke preventiewerkingen, vermeld in het eerste lid, 1°, b), voor intergemeentelijke preventiewerkingen van bepaalde lokale besturen geen subsidie zou kunnen worden toegekend, kan de minister afwijkingen toestaan bij het vastleggen van het werkgebied van die intergemeentelijke preventiewerkingen.
   De verplichting tot cofinanciering door het lokale bestuur, vermeld in het eerste lid, 4°, a), is niet van toepassing als de secretaris-generaal, ongeacht de reden, geen subsidie zou toekennen.
   Voor de subsidie voor de intergemeentelijke preventiewerkingen wordt jaarlijks in een bedrag voorzien van 3000 euro per gemeente, vermeerderd met 0,08 euro, beide gekoppeld aan de gezondheidsindex van december 2018, per gewogen inwoner van de gemeenten waarvan het lokaal bestuur participeert aan een intergemeentelijke preventiewerking. Het gewogen aantal inwoners is het aantal inwoners, op dezelfde wijze vastgelegd zoals bepaald in het voorlaatste lid van dit artikel, vermeerderd met eenmaal het aantal inwoners dat volgens de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming. Die berekening wordt gemaakt bij de aanvang van een nieuwe intergemeentelijke preventiewerking en vervolgens elk tweede jaar van de legislatuur van de lokale besturen. Bij een fusie van intergemeentelijke preventiewerkingen wordt de subsidie opnieuw berekend. De subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex.
   Het aantal inwoners in het werkgebied van de intergemeentelijke preventiewerking wordt, voor de toepassing van dit besluit, bepaald door de administratie op basis van de gegevens die zijn aangeleverd door het Belgische Statistiekbureau Statbel. Het aantal inwoners dat volgens de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming, wordt voor het laatst beschikbare kalenderjaar bepaald door de administratie op basis van de gegevens die zijn aangeleverd door het intermutualistisch agentschap, vermeld in artikel 278 van de programmawet (I) van 24 december 2002.
   Voor intergemeentelijke preventiewerkingen met een looptijd die korter is dan een volledig kalenderjaar, wordt de bijkomende subsidie berekend in verhouding tot de duur van de intergemeentelijke preventiewerking.
   In de loop van het werkingsjaar dat volgt op het werkingsjaar waarin de intergemeentelijke preventiewerking een subsidie ontvangen heeft, controleert de administratie de gerapporteerde gegevens, vermeld in het eerste lid, 2°, b), en c). Indien blijkt dat de verantwoording voor de subsidie onvoldoende is, vordert de administratie het gedeelte van de subsidie dat onvoldoende verantwoord is terug.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-17/55, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK VII. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art.18.§ 1. De [1 secretaris-generaal]1 formuleert een voornemen tot schorsing van een erkenning als het Logo niet meer voldoet aan de voorwaarden om erkend te blijven, vermeld in artikel 8, en als de voorwaarden, vermeld in artikel 78, § 2, van het decreet van 21 november 2003, vervuld zijn.
  § 2. Het voornemen tot schorsing van een erkenning wordt met een aangetekende zending ter kennis gebracht van het Logo. Dat voornemen wordt gemotiveerd.
  De aangetekende zending bevat naast het voornemen ook de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij [1 de administratie]1.
  § 3. Als de erkenning wordt geschorst, kan het Logo in kwestie geen aanspraak maken op een vergoeding voor kosten, verbonden aan activiteiten die hebben plaatsgevonden in het kader van de schorsing, of voor verlies van inkomsten door de schorsing van de erkenning.
  § 4. De volgende maatregelen kunnen opgelegd worden in het kader van de schorsing :
  1° het Logo moet de preventieorganisaties van het netwerk informeren over de schorsing;
  2° het Logo moet zijn activiteiten als Logo stopzetten;
  3° de subsidie, vermeld in artikel 24, wordt geheel of gedeeltelijk ingehouden of teruggevorderd als de voorwaarden, vermeld in artikel 77 van het decreet van 21 november 2003, vervuld zijn.
  De maatregel, vermeld in het eerste lid, 3°, kan per Logo worden gemoduleerd, afhankelijk van de redenen voor de schorsing.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.19.§ 1. De [1 secretaris-generaal]1 formuleert een voornemen tot intrekking van een erkenning als na een schorsing blijkt dat het Logo nog altijd niet voldoet aan de voorwaarden om erkend te blijven, vermeld in artikel 8, en als is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 78, § 2, van het decreet van 21 november 2003, en als de maatregelen in het kader van de schorsing, vermeld in artikel 18, § 4, niet worden nageleefd.
  § 2. De [1 secretaris-generaal]1 kan een erkenning ook intrekken als het Logo met een aangetekende zending daarom verzoekt. De beslissing van de administrateur-generaal wordt, binnen een termijn van zes maanden nadat het verzoek wordt ingediend, met een aangetekende zending bezorgd aan het Logo.
  § 3. Het voornemen tot intrekking van een erkenning wordt met een aangetekende zending bezorgd aan het Logo. Dat voornemen wordt gemotiveerd.
  De aangetekende zending bevat naast het voornemen ook de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij [1 de administratie]1.
  § 4. Als de erkenning wordt ingetrokken, kan het Logo in kwestie geen aanspraak maken op een vergoeding voor kosten, verbonden aan activiteiten die hebben plaatsgevonden in het kader van de intrekking van de erkenning, of voor verlies van inkomsten door de intrekking van de erkenning.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 94, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK VIII. - Beroepsprocedure
Art.20.Een aanvrager of een Logo kan binnen dertig dagen nadat de aangetekende zending, vermeld in artikel 5, § 5, artikel 10, § 5, artikel 18, § 2, of artikel 19, § 3, is verstuurd, met een aangetekende zending een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij [2 de administratie]2in een van de volgende gevallen :
  1° bij een voornemen tot weigering van een erkenning;
  2° bij een voornemen tot weigering van een verlenging van een erkenning;
  3° bij een voornemen tot schorsing van een erkenning;
  4° bij een voornemen tot intrekking van een erkenning.
  [2 De administratie]2 beoordeelt de ontvankelijkheid van het bezwaar dat Den aanvrager of een Logo heeft ingediend tegen een voornemen dat door de [2 secretaris-generaal]2 wordt geuit.
  Dat bezwaarschrift is onontvankelijk als :
  1° het bezwaarschrift niet gemotiveerd is;
  2° het bezwaarschrift niet is ingediend met een aangetekende zending;
  3° het bezwaarschrift niet is ingediend binnen dertig dagen nadat de aangetekende zending, vermeld in artikel 5, § 5, artikel 10, § 5, artikel 18, § 2, en artikel 19, § 3, verstuurd is.
  [1 Het ontvankelijke bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.]1
  ----------
  (1)<BVR 2013-07-12/41, art. 69, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 95, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.21.§ 1. [1 ...]1
  § 2. [1 ...]1
  § 3. [1 ...]1
  § 4. Als het Logo geen bezwaarschrift indient binnen dertig dagen nadat de aangetekende zending, vermeld in artikel 5, § 5, artikel 10, § 5, artikel 18, § 2, en artikel 19, § 3, is verstuurd, wordt, nadat die termijn verstreken is, de beslissing van de[2 secretaris-generaal ]2 aangetekend verstuurd naar het Logo of de aanvrager.
  ----------
  (1)<BVR 2013-07-12/41, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 96, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.22.
  <Opgeheven bij BVR 2013-07-12/41, art. 71, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK IX. - Subsidiëring
Art.23.[1 Elk werkingsjaar kent de secretaris-generaal aan de Logo's een subsidie toe binnen de beschikbare begrotingskredieten.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-17/55, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.24.[1 De subsidie voor het Logo met het Nederlandse taalgebied als werkgebied wordt vastgelegd op 8.452.201 euro.
   Het subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid, wordt voor minstens 80 procent aangewend voor personeelskosten.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-17/55, art. 15, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.25.[1 De subsidie voor het Logo van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt vastgelegd op [2 [3 [4 303.088,00]4]3]2 euro.]1
  [4 Het subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid, wordt voor minstens 80 procent aangewend voor personeelskosten.]4
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 43, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2015-03-13/05, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 24-04-2015>
  (3)<BVR 2019-12-28/01, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (4)<BVR 2024-05-17/55, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.26.[1 Vanaf werkingsjaar 2026 wordt de subsidie, vermeld in artikel 23, elk werkingsjaar in januari geïndexeerd door de bedragen, vermeld in artikel 24, eerste lid, en artikel 25, eerste lid, zoals tot dan toe geïndexeerd conform dit artikel, aan te passen volgens de volgende formule:
   Subsidiebedrag Y = 20% subsidiebedrag Y - 1 + (80% subsidiebedrag Y - 1 x (afgevlakte gezondheidsindex december Y - 1/afgevlakte gezondheidsindex december Y - 2))
   In de formule, vermeld in het eerste lid, wordt verstaan onder:
   1° Y: het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft;
   2° afgevlakte gezondheidsindex: het prijsindexcijfer, vermeld in artikel 2, § 2, van het Koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-17/55, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.27.§ 1. De Logo's ontvangen driemaandelijks een deel van de subsidie [2 , vermeld in artikel 24[4 en 25]4]2.
  Elk deel bedraagt 25 % van de geïndexeerde subsidie.
  Het derde en het vierde deel voor een bepaald werkingsjaar worden, behalve in het eerste werkingsjaar van een erkenning als Logo, pas uitbetaald als de registratiegegevens, vermeld in artikel 8, 4°, en het financiële verslag, vermeld in artikel 8, 5°, van het vorige werkingsjaar aan [3 de administratie]3 [4 werden bezorgd]4.
  [4 ...]4
  § 2. In de loop van het volgende werkingsjaar maakt het agentschap een jaarafrekening op basis van zijn beoordeling van de registratiegegevens, vermeld in artikel 8, 4°, die bezorgd werden, en van het financiële verslag, vermeld in artikel 8, 5° [2 [4 ...]4]2.
  [1 Als uit de evaluatie door [3 de administratie]3 blijkt dat de financiële verantwoording of de uitvoering van de activiteiten onvoldoende is, beslist [3 de administratie ]3 een deel van de ingebrachte kosten niet te aanvaarden.]1.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 45, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2019-04-05/30, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 05-04-2019>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 98, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (4)<BVR 2024-05-17/55, art. 18, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.28. Inkomsten die verkregen worden buiten dit besluit, worden niet in mindering gebracht van de subsidie die toegekend wordt in het kader van dit besluit, tenzij dubbele financiering wordt aangetoond. Als dubbele financiering van dezelfde opdracht wordt aangetoond, worden de uitgaven in kwestie niet als kosten aanvaard in het kader van dit besluit.

Art.29.§ 1. De aanleg van een reserve per Logo als vermeld in artikel 38, § 3, van het decreet van 21 november 2003, die wordt opgebouwd uit de subsidie in het kader van dit besluit, hierna reserve te noemen, wordt toegestaan.
  § 2. De reserve wordt elk werkingsjaar ter gelegenheid van de jaarafrekening door [3 de administratie]3 bepaald door de subsidie in het kader van dit besluit te verminderen met de uitgaven die aanvaard zijn door [3 de administratie]3 in het kader van de uitvoering van dit besluit. [2 [4 Als een Logo beheerder is van een intergemeentelijke preventiewerking als vermeld in artikel 17/1, eerste lid, 1°, d), van dit besluit, wordt de reserve in het kader van de subsidie, vermeld in artikel 17/1 van dit besluit, afzonderlijk bepaald en afzonderlijk behandeld van de reserve in het kader van de subsidie, vermeld in artikel 23 van dit besluit.]4]2
  § 3. [2 Elke reserve]2 die wordt opgebouwd in een bepaald werkingsjaar, mag niet meer bedragen dan een [1 vijfde]1 van de geïndexeerde subsidie voor het werkingsjaar in kwestie.
  [2 Elke gecumuleerde]2 reserve mag op het einde van een bepaald werkingsjaar nooit meer bedragen dan de helft van de geïndexeerde subsidie voor het werkingsjaar in kwestie.
  Als de reserve de limieten, vermeld in het eerste en tweede lid, overschrijdt, wordt dat verrekend bij de eerstvolgende uitbetaling van subsidies in het kader van dit besluit, of wordt het bedrag van de overschrijding van de reserve teruggevorderd.
  § 4. [4 Elke reserve is overdraagbaar naar een volgend werkingsjaar binnen een lopende erkenning of naar een volgende erkenning van dezelfde rechtspersoon of de rechtsopvolger ervan.]4
  § 5. De reserve kan alleen aangewend worden voor de realisatie van de opdrachten en initiatieven van het Logo en voor de verbintenissen die eruit voortvloeien.
  § 6. [1 Als de erkenning wordt ingetrokken of als geen nieuwe erkenning wordt verleend aan dezelfde rechtspersoon of aan de rechtsopvolger ervan, wordt de gecumuleerde reserve na afloop van de erkenning teruggevorderd.]1.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 45, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2019-04-05/30, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 05-04-2019>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 99, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (4)<BVR 2024-05-17/55, art. 19, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.30.§ 1. Alleen de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van de opdrachten en initiatieven, kunnen in rekening worden gebracht.
  § 2. Kosten van reizen naar en verblijven in het buitenland en reis- en verblijfskosten van buitenlandse deskundigen worden alleen vergoed als [2 de administratie]2 daarvoor op voorhand toestemming heeft verleend.
  § 3. Kosten die verbonden zijn aan leningen, worden niet terugbetaald behalve als [2 de administratie]2 daarvoor op voorhand toestemming heeft verleend.
  § 4. [1 Voor de aankoop van uitrustingsgoederen voor een totaal bedrag dat hoger is dan 5% van de subsidie van het werkingsjaar in kwestie, moet op voorhand toestemming worden verleend door [2 de administratie]2. Voor die toestemming worden alleen uitrustingsgoederen met een aanschafwaarde van meer dan 500 euro, btw inbegrepen, in rekening gebracht.
   Uitrustingsgoederen kunnen alleen worden gefinancierd via dit besluit als de kosten ervan gespreid worden afgeschreven. De afschrijvingstermijn voor informatica-apparatuur, hard- en software, bedraagt ten minste drie jaar. Voor meubilair en andere uitrustingsgoederen bedraagt die ten minste vijf jaar.]1.
  § 5. De aanwending van middelen die verkregen zijn in het kader van dit besluit, om onroerende goederen al dan niet volledig te verwerven, is alleen mogelijk als de minister daarvoor op voorhand, na advies van de inspectie van financiën, toestemming heeft verleend.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 100, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.31.§ 1. Iedere mediacampagne wordt door het Logo minimaal veertien dagen op voorhand gemeld aan [2 de administratie]2.
  § 2. De steun van de Vlaamse overheid moet vermeld worden op publicaties, presentaties en andere mededelingen over de opdrachten en initiatieven van het Logo.
  Die publicaties, presentaties en mededelingen worden, bij voorkeur elektronisch, bezorgd aan [2 de administratie]2. Als dat niet mogelijk is, wordt [2 de administratie]2 daarover geïnformeerd.
  § 3. [1 De Vlaamse overheid en de organisaties of personen die ze aanwijst, mogen, zonder dat ze eventuele kosten moeten betalen of aan andere verplichtingen moeten voldoen, gebruikmaken van alle gegevens, producten, documenten en materialen zoals ontwikkelde software en bijhorende broncodes, logo's, foto's en publicaties die in het kader van dit besluit werden ontwikkeld en waarvan het Logo, of zijn onderaannemer, de rechten bezit.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 101, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.32.[1 Het financiële verslag, vermeld in artikel 8, 5°, omvat:
   1° de staat van ontvangsten en uitgaven, gegroepeerd per kosten- en inkomstensoort, als een enkelvoudige boekhouding of kasboekhouding wordt gevoerd, of de resultatenrekening als een dubbele boekhouding wordt gevoerd, met inbegrip van de oorsprong, de omvang en de besteding van de eventuele middelen die verkregen worden buiten dit besluit en die verband kunnen houden met dit besluit;
   2° per medewerker de naam, de functie, de gemiddelde tewerkstellingstijd over het hele werkingsjaar en het bruto jaarloon;
   3° een genummerde lijst van de kosten en opbrengsten, met een verwijzing naar de begunstigde, het bedrag en een omschrijving, gerangschikt per kosten- of opbrengstensoort. De begunstigde houdt de originele bewijsstukken bij;
   4° indien van toepassing, een afschrijvingstabel met de lopende en de nieuwe afschrijvingen;
   5° een toelichting bij de evolutie van de inkomsten en uitgaven en over de besteding van de reserve;
   6° voor vzw's: de balans van activa en passiva.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 49, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.33.[1 [2 De administratie]2]1 kan de vorm van het financiële verslag nader bepalen.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-16/31, art. 50, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 102, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.34. Voor Logo's met een erkenning die niet ingaat op 1 januari of die niet eindigt op 31 december, worden alle bedragen, vermeld in dit besluit, in verhouding verrekend.

HOOFDSTUK X. - Het toezicht
Art.35.[3 De administratie]3 wordt belast met het toezicht op de Logo's.[2 ...]2
  ----------
  (1)<BVR 2015-01-30/08, art. 28, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<BVR 2018-12-07/22, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 20, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.36.De voortgang van de realisatie van de opdrachten en initiatieven van de Logo's wordt, als [1 de administratie]1 dat nodig acht, gecontroleerd en aangestuurd tijdens overlegmomenten met [1 de administratie]1. Het overleg wordt door het Logo voorbereid en gedocumenteerd, zodat een goede voortgangscontrole mogelijk is.
  [1 De administratie]1 kan andere deskundigen uitnodigen om deel te nemen aan het overleg.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 104, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK XI. - Administratieve sancties
Art.37.Als niet wordt voldaan aan de bepalingen van het decreet van 21 november 2003 en van dit besluit, kan de [1 secretaris-generaal]1l :
  1° ter uitvoering van artikel 76 van het decreet van 21 november 2003 een administratieve geldboete opleggen;
  2° ter uitvoering van artikel 77 van het decreet van 21 november 2003 de subsidie van een Logo inhouden of terugvorderen;
  3° ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 21 november 2003 de erkenning van een Logo schorsen of intrekken.
  De administratieve sanctie, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt opgelegd volgens de bepalingen, vermeld in artikel 18 tot en met 22.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 105, 013; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK XII. - Wijzigingsbepalingen
Art.38. In artikel 3 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991 inzake gezondheidspromotie, vervangen bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997 en gewijzigd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, worden de woorden "en de Logo's" geschrapt.

Art.39. In artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997, worden de woorden "en de Logo's" geschrapt.

Art.40. Artikel 21bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997 en gewijzigd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998, wordt opgeheven.

Art.41. Artikel 21ter en 21quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997, worden opgeheven.

Art.42. Artikel 21quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997 en gewijzigd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998, 30 november 2001 en 12 januari 2007, wordt opgeheven.

Art.43. In artikel 21sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997 en gewijzigd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, wordt de zinsnede ", met inachtneming van de rol van de Logo's," geschrapt.

HOOFDSTUK XIII. - Inwerkingtreding en slotbepaling
Art.44.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2009, met uitzondering van :
  1° artikel 3, 23 en 24, die in werking treden op 1 januari 2010;
  2° [1 ...]1
  3° artikel 38 tot en met 43, die in werking treden op 31 december 2009.
  ----------
  (1)<BVR 2009-05-29/07, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2010>

Art.45. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Bijlage
  Artikel 1. [2 ...]2
  Art. 2. Het Logo doet een beroep op personeelsleden en personen die beschikken over voldoende deskundigheid op het vlak van :
  1° de aansturing van een netwerk en de impact ervan;
  2° de communicatie en samenwerking met de verschillende beleidsniveaus en met de media;
  3° de communicatie met en tussen de preventieorganisaties van het netwerk om het preventieve gezondheidsbeleid uit te voeren;
  4° de preventieve gezondheidszorg in het algemeen en de gezondheidsbevordering en ziektepreventie in het bijzonder;
  5° de administratieve en logistieke organisatie van de opdrachten;
  6° de coaching en de ondersteuning van de uitvoering van acties met betrekking tot het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid.
  [1 7° milieugerelateerde gezondheid, behalve voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.]1
  ----------
  (1)<BVR 2009-05-29/07, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2010>
  (2)<BVR 2024-05-17/55, art. 20, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>