14 FEBRUARI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers en van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg, wat betreft het bezwaar dat kandidaat-pleegzorgers of pleegzorgers kunnen indienen tegen de weigering of intrekking van een attest om pleegkinderen of pleeggasten op te vangen en wat betreft overgangsbepalingen met betrekking tot pleegzorg
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg
Art. 2-4
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters
Art. 5
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 6-7
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers
Artikel 1. In het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers wordt een hoofdstuk 5/1, dat bestaat uit artikel 23/1 tot en met 23/4, ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Hoofdstuk 5/1. Specifieke regeling voor de behandeling van bezwaren van kandidaat-pleegzorgers en pleegzorgers
Art. 23/1. In afwijking van artikel 7, 8, 10, 12, § 1, artikel 13, 14 en 22 van dit besluit zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op de behandeling van bezwaarschriften van kandidaat-pleegzorgers of pleegzorgers, vermeld in artikel 14, § 5, tweede lid, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg.
Art. 23/2. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° pleegzorger: een meerderjarige natuurlijke persoon die een of meer minderjarige of meerderjarige natuurlijke personen in het eigen gezin opvangt;
2° dienst voor pleegzorg: een dienst als vermeld in artikel 7 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, die vergund is met toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 3, van het voormelde decreet.
Het secretariaat beoordeelt de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger volgens artikel 60/1 van het besluit de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg. Als het bezwaarschrift niet ontvankelijk is, deelt het secretariaat dat binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst ervan mee aan de indiener van het bezwaar, met vermelding van de reden.
Het secretariaat bezorgt het ontvankelijke bezwaarschrift binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst ervan, met een aangetekende zending aan de dienst voor pleegzorg die na een herscreening van de kandidaat-pleegzorger of de pleegzorger de beslissing heeft genomen waartegen het bezwaar is gericht, en aan de dienst voor pleegzorg van de verblijfplaats van de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger. Met dezelfde zending vraagt het secretariaat bij de voormelde diensten de relevante dossierstukken op. Die diensten bezorgen de dossierstukken binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van de vraag met een aangetekende zending aan het secretariaat.
Het secretariaat deelt aan de indiener van het bezwaar en aan de betrokken diensten voor pleegzorg mee wanneer de termijn, vermeld in artikel 23/4, een aanvang neemt.
De stukken, vermeld in het derde lid, en eventueel aanvullende stukken die door de indiener van het bezwaar of door de betrokken diensten voor pleegzorg worden aangereikt, liggen tot de dag voor de behandeling van het bezwaar ter inzage op het secretariaat.
Art. 23/3. Het bezwaar wordt behandeld door de kamer voor welzijnsvoorzieningen.
De kamer, vermeld in het eerste lid, hoort de indiener van het bezwaar als die daarom heeft verzocht in zijn bezwaarschrift. Ze hoort ook de beide diensten voor pleegzorg, vermeld in artikel 23/2, derde lid. De uitnodigingen daarvoor worden uiterlijk de achtste dag voor de vergadering van de kamer met een aangetekende brief verstuurd. De indiener van het bezwaar en de voormelde diensten voor pleegzorg kunnen zich tijdens de vergadering laten bijstaan of vertegenwoordigen door een of meer personen die ze daarvoor aanwijzen. Ze kunnen nog stukken neerleggen om hun mondelinge uiteenzetting te staven.
Art. 23/4. Het secretariaat bezorgt het advies van de kamer, vermeld in artikel 23/3, gelijktijdig aan de indiener van het bezwaar en aan de diensten voor pleegzorg, vermeld in artikel 23/2, derde lid, uiterlijk vijfenzeventig kalenderdagen nadat het secretariaat de relevante dossierstukken van de voormelde diensten heeft ontvangen.
De voorzitter van de kamer kan bij een gemotiveerde beslissing die termijn, vermeld in het eerste lid, met dertig dagen verlengen. De indiener van het bezwaar en de betrokken diensten voor pleegzorg worden onmiddellijk op de hoogte gebracht van de verlenging.".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg
Art.2. In hoofdstuk 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg wordt een afdeling 2/1, die bestaat uit artikel 60/1 tot en met 60/3, ingevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling 2/1. Bezwaar tegen de weigering of intrekking van een attest
Art. 60/1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger tot uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangst van de beslissing die volgt op een herscreening als vermeld in artikel 55, § 2, derde lid, artikel 56, derde lid, of artikel 59, tweede lid, tegen die beslissing met een aangetekende zending een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het secretariaat van de Adviescommissie.
Art. 60/2. De Adviescommissie behandelt het bezwaarschrift, vermeld in artikel 60/1 van dit besluit, volgens de regels, vermeld in hoofdstuk 5/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers. De dienst voor pleegzorg die na een herscreening van de kandidaat-pleegzorger of de pleegzorger de beslissing heeft genomen waartegen het bezwaar is gericht, en de dienst voor pleegzorg van de verblijfplaats van de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger verlenen daaraan hun medewerking conform de bepalingen van dat hoofdstuk.
Art. 60/3. Binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het advies van de Adviescommissie deelt de dienst voor pleegzorg van de verblijfplaats van de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger zijn gemotiveerde beslissing over het bezwaarschrift, vermeld in artikel 60/1 van dit besluit, met een aangetekende zending mee aan de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger. Overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers kan de dienst over het bezwaarschrift pas een beslissing nemen na ontvangst van het advies van de Adviescommissie. Als echter de Adviescommissie haar advies niet heeft meegedeeld binnen de daarvoor bepaalde termijn, deelt de dienst zijn gemotiveerde beslissing over het bezwaarschrift met een aangetekende zending mee aan de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger binnen dertig kalenderdagen na het verstrijken van die termijn.".
Art.3. In artikel 111 van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
"1° wordt in artikel 1, 12°, onder verwijzer ook verstaan:
a) het comité voor bijzondere jeugdzorg, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand;
b) het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, behalve voor de toepassing van artikel 30 en 112.".
Art.4. In hoofdstuk 8 van hetzelfde besluit worden een artikel 111/1 tot en met 111/3 ingevoegd, die luiden als volgt:
"Art. 111/1. Totdat de bepalingen van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, die betrekking hebben op de toegangspoort, in werking zijn getreden, worden aanvragen tot ondersteuning die betrekking hebben op pleegzorg voor minderjarigen met een handicap, ingediend bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap overeenkomstig artikel 1 en 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap handelt de aanvragen af overeenkomstig de bepalingen van voormeld besluit.
Art. 111/2. De aanvragen tot ondersteuning die betrekking hebben op pleegzorg voor personen met een handicap en die voor 1 januari 2014 bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap werden ingediend, maar waarover dat agentschap voor die datum nog geen beslissing tot toewijzing heeft genomen, worden door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap afgehandeld.
Art. 111/3. De beslissingen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap tot toewijzing van pleegzorg, die genomen zijn met toepassing van artikel 111/1 of 111/2, of die genomen zijn voor 1 januari 2014 maar waarvan de uitvoering voor die datum niet werd aangevat, worden door de diensten voor pleegzorg naar de meest passende modules binnen de pleegzorg vertaald en door die diensten uitgevoerd.".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters
Art.5. In artikel 75 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
"1° artikel 1, 2, 5, artikel 7 tot en met 10, artikel 25 tot en met 32, artikel 35 en 36 van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;".
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2014, met uitzondering van: 1° artikel 3 en 4, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2014;
2° artikel 5 dat in werking treedt op 1 april 2014.
Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.