15 DECEMBER 1993. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams [Agentschap voor] Personen met een Handicap. <BVR2007-02-16/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-02-1997 en tekstbijwerking tot 06-09-2013)
Art. 1
HOOFDSTUK I. - Vergunningsstelsel.
Art. 2-8, 8bis
HOOFDSTUK II. - Erkenning van voorzieningen.
Art. 9-17
HOOFDSTUK III. - Beroepsprocedure.
Art. 18-23
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 24-28
1994035833 1995036554 1997035106 1997036291 1999036197 2006035364 2007035379 2012035727 2013204387
Artikel 1. <BVR 2007-02-16/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Dit besluit is van toepassing op de voorzieningen die gesubsidieerd kunnen worden met toepassing van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
HOOFDSTUK I. - Vergunningsstelsel.
Art.2. (Het bouwen, het inrichten, het oprichten, het in gebruik nemen, het exploiteren en het wijzigen van de opnamecapaciteit van de voorzieningen, vermeld in artikel 1, is, tenzij het anders bepaald is in de reglementering betreffende de erkenning van het type voorziening, in kwestie, onderworpen aan een voorafgaande vergunning, verleend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, hierna agentschap te noemen.) <BVR 2007-02-16/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Voor reeds erkende voorzieningen is deze voorafgaande vergunning evenwel slechts vereist in geval van wijziging van inplantingsplaats, van categorie of van de in de erkenning opgenomen capaciteit.
Deze vergunning wordt verleend overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art.3. § 1. De aanvraag tot het verlenen van de vergunning wordt voorafgaand aan de aanvang van de werken voor het bouwen, het inrichten en oprichten, het ingebruiknemen, het exploiteren of het wijzigen van de opnamecapaciteit van de in artikel 1 bedoelde voorzieningen bij aangetekend schrijven bij het (agentschap) ingediend door de rechtspersoon die de inrichtende macht is van de aanvragende voorziening. <BVR 2007-02-16/32, art. 4, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De aanvraag vermeldt of omvat :
1° de volledige benaming, adres en rechtsvorm van de aanvrager;
2° indien de voorziening nog niet erkend is, een kopie van de statuten van de inrichtende macht indien het om een privaatrechtelijk rechtspersoon gaat;
3° de aard van de werken, verrichtingen, aanpassingen of exploitatie waarvoor vergunning wordt aangevraagd, met vermelding van de inplantingsplaats en met een tijdsplanning van de verschillende etappes van realisatie;
4° een verantwoording van de noodzaak van de in 2° bedoelde capaciteit, werken, verrichtingen, aanpassingen of exploitatie, gezien zowel in het raam van de doelstellingen van de aanvragende voorziening als in funktie van de reële behoeften, rekening houdende met de in de regio van inplanting bestaande of geplande welzijnsvoorzieningen;
5° de aangevraagde capaciteit, of, wanneer het een wijziging van capaciteit betreft, de huidige en de gevraagde capaciteit;
6° de verbintenis te zullen voldoen aan de erkenningsvoorwaarden;
7° (de verbintenis alle gevraagde inlichtingen in verband met de aanvraag te verschaffen en de toelating om de in de aanvraag vervatte gegevens te laten controleren door de personeelsleden van het agentschap dat tot taak heeft toezicht te houden op de toepassing van de voor deze voorzieningen geldende regelgeving met betrekking tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.) <BVR 2007-02-16/32, art. 4, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 2. Het is de bij artikel 1 bedoelde voorzieningen evenwel toegestaan de vergunde capaciteit te overschrijden zonder voorafgaande aanvraag tot wijziging van de verleende vergunning of erkenning, mits aan volgende voorwaarden te voldoen :
1° de overschrijding van de vergunde capaciteit is slechts tijdelijk;
2° de capaciteit wordt slechts tot maximaal 10 t.h. van de vergunde capaciteit overschreden;
3° de gemiddelde jaarbezetting mag de vergunde capaciteit gedurende ten hoogste twee opeenvolgende jaren met een maximum van 5 t.h. overschrijden;
4° de voorziening moet deze overschrijdingen onverwijld aan het (agentschap) mededelen. <BVR 2007-02-16/32, art. 4, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.4. De vergunning kan enkel worden verleend indien de aanvragende voorziening past in de programmatie (, die wordt vastgesteld na advies van het agentschap). Indien de vergunning financiële lasten kan meebrengen voor het (agentschap), kan ze slechts verleend worden binnen de grenzen van de begrotingsvooruitzichten. <BVR 2007-02-16/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.5.De vergunning wordt verleend door (het agentschap), die uitspraak doet over de in artikel 3 bedoelde aanvraag binnen de drie maanden nadat het aanvraagdossier volledig is. <BVR 2007-02-16/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De vergunning geldt voor een maximumduur van [1 drie]1 jaar en kan steeds worden opgeschort of ingetrokken wanneer blijkt dat de aanvrager zonder voorafgaande nieuwe aanvraag afwijkt van de gegevens voorgelegd overeenkomstig het tweede lid van artikel 3. Opschorting van de vergunning brengt geen verlenging van de geldigheidsduur met zich mee. Deze maximumduur van [1 drie]1 jaar kan maximaal tweemaal verlengd worden voor een periode van telkens 1 jaar indien de verdere verwezenlijking van de werken, verrichtingen, aanpassingen of exploitatie, waarvoor vergunning is aangevraagd, een vertraging oploopt.
----------
(1)<BVR 2012-06-15/06, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
Art.6. Het verlenen van een voorafgaande vergunning houdt geen automatisch recht op erkenning en op subsidiëring van de werken, verrichtingen, aanpassingen of exploitatie in.
Art.7. De beslissing van het (agentschap) houdende de vergunning of de met redenen omklede gehele of gedeeltelijke weigering, schorsing of intrekking van vergunning wordt aan de aanvrager bij aangetekend schrijven medegedeeld. <BVR 2007-02-16/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.8.<BVR 1999-04-27/46, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 21-07-1999> § 1. In geval de vergunning geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, opgeschort of ingetrokken, kan de aanvrager binnen de dertig dagen na ontvangst van de beslissing hiertegen beroep aantekenen [1 ...]1. De termijn van dertig dagen is voorgeschreven op straffe van verval.
Het beroepschrift wordt bij aangetekend schrijven ingediend bij het (agentschap) met duidelijke vermelding van de motieven waarop het gesteund is en vergezeld van de nodige bewijsstukken. <BVR 2007-02-16/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[1 Het beroep wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers]1.
§ 2. Het beroep werkt schorsend vanaf de datum waarop het aangetekend schrijven, bedoeld in § 1, tweede lid, wordt verzonden tot aan de kennisgeving van [1 de beslissing over het beroep]1 aan de aanvrager.
De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing indien het een dringende beslissing tot schorsing of intrekking van de vergunning betreft wegens manifeste overtreding van de vergunningsvoorwaarden of wegens een ernstige overtreding van de veiligheids- of gezondheidsnormen die een duidelijk gevaar betekenen voor de fysieke of psychische gezondheid van de bewoners.
----------
(1)<BVR 2013-07-12/41, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 8bis. <Ingevoegd bij BVR 2007-02-16/32, art. 9; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Om erkend te worden moet de voorziening opgericht zijn door een vereniging zonder winstoogmerk, of door een ondergeschikt bestuur zoals een provincie, een gemeente, een intercommunale van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging als vermeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of door een publiekrechtelijke rechtspersoon of een instelling van openbaar nut.
Als de voormelde rechtspersoon ook voorzieningen organiseert die geen taak opnemen in het kader van het voormelde decreet, moet de inhoudelijke en administratieve autonomie van de voorzieningen waarvoor binnen het voormelde decreet erkenning wordt aangevraagd, gewaarborgd zijn.
De voorzieningen die erkend zijn voor de opname, behandeling en begeleiding van minderjarigen, respectievelijk meerderjarigen, mogen personen met een handicap tot 21 jaar, respectievelijk vanaf achttien jaar opnemen.
De erkenning van een voorziening waarvan de beheerders of personeelsleden gelden of goederen beheren van de personen met een handicap, wordt afhankelijk gesteld van de oprichting van een toezichtsraad.
Om door het agentschap te kunnen worden gesubsidieerd, moet een voorziening door het agentschap zijn erkend.
HOOFDSTUK II. - Erkenning van voorzieningen.
Art.9. De aanvraag tot erkenning van een in artikel 1 bedoelde voorziening wordt door de aanvrager per aangetekende zending gericht aan het (agentschap), samen met de documenten en inlichtingen vereist krachtens de reglementering betreffende de erkenning van het betrokken type voorziening. <BVR 2007-02-16/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.10. De administratie van het (agentschap) onderzoekt de aanvraag en kan, indien nodig, bijkomende inlichtingen vragen of deze doen inwinnen door de ambtenaren die zij hiertoe aanduidt. <BVR 2007-02-16/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De erkenning wordt verleend door (het agentschap) die uitspraak doet over de in artikel 9 bedoelde aanvraag binnen de twee maanden nadat het aanvraagdossier volledig is. <BVR 2007-02-16/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.11. Om te worden erkend moet de voorziening :
a) (beantwoorden aan de erkenningsvoorwaarden, die werden vastgesteld voor de categorie van voorzieningen in kwestie;) <BVR 2007-02-16/32, art. 11, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
b) over een voorafgaande vergunning beschikken in de gevallen waar deze volgens artikel 2 vereist is;
(c) passen binnen de programmatie die wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering na advies van het agentschap.) <BVR 2007-02-16/32, art. 11, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.12.[1 De erkenning wordt verleend voor onbepaalde duur. De beslissing vermeldt de aanvangsdatum van de erkenning.
In afwijking van het eerste lid wordt aan nieuwe voorzieningen een erkenning voor een periode van minimum een jaar en maximum vijf jaar verleend.
In afwijking van het eerste lid kan het agentschap een erkenning van onbepaalde duur omvormen naar een erkenning van bepaalde duur, als met toepassing van artikel 56, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap begeleidende maatregelen worden opgelegd. Deze erkenning van bepaalde duur bedraagt minimum een jaar en maximum vijf jaar.
De gemotiveerde beslissing houdende erkenning of weigering van erkenning wordt betekend aan de aanvrager voor het eind van de maand volgend op de maand van beslissing.]1
----------
(1)<BVR 2012-06-15/06, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
Art.13.[1 De voorzieningen met een erkenning van bepaalde duur dienen bij het agentschap een aanvraag tot verlenging van de erkenning in samen met de vereiste documenten en inlichtingen, uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenningsperiode.
Als er een wijziging van de erkenning wordt gevraagd, moet de aanvraag samen met de vereiste documenten en inlichtingen zes maanden vóór de geplande wijziging worden ingediend bij het agentschap.
Bij wijziging van de erkenning ter uitvoering van het uitbreidingsbeleid, bepaald met toepassing van de bepalingen van titel II, hoofdstuk VIII van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006 betreffende de regie van de zorg en bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap en betreffende de erkenning en subsidiëring van een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap, dienen de voorzieningen binnen twee maanden na het verzoek van het agentschap daartoe, de aanvraag tot wijziging van de erkenning, samen met de vereiste documenten in bij het agentschap.]1
----------
(1)<BVR 2012-06-15/06, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
Art.14. Indien de aanvraag tot verlenging of tot wijziging van de lopende erkenning binnen de voorgeschreven termijn werd ingediend, blijven de erkenningen verleend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit verder uitwerking hebben voor dezelfde opnamecapaciteit en voor dezelfde categorieën van gehandicapten gedurende maximum zes maanden na de in het erkenningsbesluit vermelde vervaldag, voor zover de voorziening aan de erkenningsvoorwaarden blijft voldoen.
Voldoet een voorziening niet aan de gestelde erkenningsvoorwaarden, dan kan het doorlopen van de erkenning gedurende maximum zes maanden, afhankelijk gesteld worden van de verbintenis van de instelling om binnen deze termijn de nodige maatregelen te nemen om opnieuw aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen. Wordt deze verbintenis niet nageleefd, dan wordt de erkenning niet verlengd.
Art.15. De erkenning verleend aan een voorziening overeenkomstig dit besluit kan door het (agentschap) worden opgeschort of ingetrokken, wanneer één van de door de erkenning vastgestelde voorwaarden niet meer vervuld is. <BVR 2007-02-16/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.16. De beslissing tot opschorting of intrekking wordt met redenen omkleed en bij aangetekend schrijven meegedeeld aan de rechtspersoon die de inrichtende macht is van de voorziening.
Art.17.<BVR 1999-04-27/46, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 21-07-1999> § 1. In geval van gehele of gedeeltelijke weigering van een erkenning, van een verlenging of van een wijziging van erkenning of in geval van opschorting of intrekking van erkenning, kan de inrichtende macht van de betrokken voorziening binnen de dertig dagen na ontvangst van de beslissing hiertegen beroep aantekenen [1 ...]1. De termijn van dertig dagen is voorgeschreven op straffe van verval.
Het beroepschrift wordt bij aangetekend schrijven ingediend bij het (agentschap) met duidelijke vermelding van de motieven waarop het gesteund is en vergezeld van de nodige bewijsstukken. <BVR 2007-02-16/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[1 Het beroep wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers]1.
§ 2. Het beroep werkt schorsend vanaf de datum waarop het aangetekend schrijven, bedoeld in § 1, tweede lid, wordt verzonden tot aan de kennisgeving van [1 de beslissing over het beroep]1 aan de inrichtende macht.
De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing indien het een dringende beslissing tot schorsing of intrekking van de erkenning betreft wegens manifeste overtreding van de erkenningsvoorwaarden of wegens een ernstige overtreding van de veiligheids- of gezondheidsnormen die een duidelijk gevaar betekenen voor de fysieke of psychische gezondheid van de bewoners.
----------
(1)<BVR 2013-07-12/41, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK III. - Beroepsprocedure.
Art.18. (Opgeheven) <BVR 1999-04-27/46, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 21-07-1999>
Art.19. (Opgeheven) <BVR 1999-04-27/46, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 21-07-1999>
Art.20. (Opgeheven) <BVR 1999-04-27/46, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 21-07-1999>
Art.21. (Opgeheven) <BVR 1999-04-27/46, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 21-07-1999>
Art.22. (Opgeheven) <BVR 1999-04-27/46, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 21-07-1999>
Art.23. (Opgeheven) <BVR 1999-04-27/46, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 21-07-1999>
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.24. De artikelen 45, 46, 49, 51 en 81 van voormeld decreet van 27 juni 1990 treden in werking op 1 juli 1994.
Art.25.§ 1. De bepalingen van hoofdstuk I zijn niet van toepassing voor het exploiteren en het ingebruiknemen van een voorziening, die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit erkend is in uitvoering van de bepalingen van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden of van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, voor zover het aktiviteiten betreft binnen het raam van deze erkenning, of die reeds in het bezit zijn van een principiële goedkeuring tot oprichting of tot uitbreiding van een voorziening of afdeling voor zover deze goedkeuring niet gegeven werd vóór 1 januari 1988.
§ 2. De in § 1 bedoelde erkenningen blijven uitwerking hebben tot hun vervaldatum of tot 5 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, indien de erkenningsbeslissing geen vervaldatum vermeldt. (Voor de beschutte werkplaatsen blijft de in § 1 bedoelde erkenning uitwerking hebben tot en met 31 december 1999.) <BVR 1999-06-22/54, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 1999-09-15>
(§ 3. Bepalingen van Hoofdstuk I zijn van toepassing voor het exploiteren en het ingebruiknemen van een voorziening, die erkend was op de datum van inwerkingtreding van dit besluit in uitvoering van de bepalingen van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen of van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, en wiens erkenning ingetrokken wordt na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.) <BVR 1996-12-17/43, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 15-02-1997>
[1 § 4. De erkenningen met vervaldatum na 1 juli 2012 hebben een erkenning van onbepaalde duur met als aanvangsdatum 1 juli 2012.]1
----------
(1)<BVR 2012-06-15/06, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
Art.26. De aanvragen tot erkenning of tot wijziging of verlenging van de erkenning, ingediend voor 1 juli 1994 met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde voorzieningen, worden behandeld volgens de regeling die tot op 30 juni 1994 van kracht was.
De aanvragen ingediend vanaf 1 juli 1994 worden behandeld volgens de regelen van dit besluit.
Art.27. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1994.
Art. 28. De Vlaamse minister bevoegd voor bijstand aan personen is belast met de uitvoering van dit besluit.