Details





Titel:

25 FEBRUARI 2013. - Programmadecreet 2013(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-03-2013 en tekstbijwerking tot 06-06-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Persoonsgebonden aangelegenheden
Afdeling 1. - Gezondheid
Art. 1-3
Afdeling 2. - Woonstructuren voor bejaarden
Art. 4-14
Afdeling 3. - Niet-dringend ziekenvervoer
Art. 15-16
Afdeling 4. - Thuishulpdiensten
Art. 17-18
Afdeling 5. - Jeugdbijstand
Art. 19-20
Afdeling 6. - Noodopvangwoningen
Art. 21-24
Afdeling 7. - Schuldbemiddeling en afbetaling van schulden
Art. 25-29
HOOFDSTUK 2. - Culturele aangelegenheden
Afdeling 1. - Ondersteuning van musea
Art. 30
Afdeling 2. - Jeugd
Art. 31-32
Afdeling 3. - Volwassenenvorming
Art. 33-38
Afdeling 4. - Toerisme
Art. 39
HOOFDSTUK 3. - Monumentenzorg
Art. 40-41
HOOFDSTUK 4. - Financiën en begroting
Afdeling 1. - Financieel reglement
Art. 42-56
Afdeling 2. - Instellingen van openbaar nut
Art. 57-61
Afdeling 3. - Afschrijvingsfonds
Art. 62-64
HOOFDSTUK 5. - Niet-commerciële sector
Afdeling 1. [1 - Socio-culturele sector]1
Art. 65
Afdeling 2. [1 - Oprichting van een personeelsregister voor de non-profitsector]1
Art. 65.1-65.8
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 66





Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Persoonsgebonden aangelegenheden
Afdeling 1. - Gezondheid
Artikel 1. Hoofdstuk I van het decreet van 1 juni 2004 betreffende de gezondheidspromotie en inzake medische preventie wordt aangevuld met een artikel 1.1, luidende :
  " Art. 1.1. Het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake gezondheid kan persoonsgegevens die de gezondheid betreffen, verzamelen en verwerken, met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en met inachtneming van de medische geheimhoudingsplicht. Gegevens worden uitsluitend verzameld en verwerkt indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening, opvolging en evaluatie van de bevoegdheden van de Duitstalige Gemeenschap op het gebied van gezondheid.
  De Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de verzameling en verwerking van de gegevens vermeld in het eerste lid. "

Art.2. Artikel 8, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2005 en 25 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
  " § 2. Behoren tot de Adviesraad met raadgevende stem :
  1° één vertegenwoordiger van de Regering;
  2° twee vertegenwoordigers van het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake gezondheid;
  3° één vertegenwoordiger van het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake pedagogie;
  4° één vertegenwoordiger van het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake sport. "

Art.3. In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "de bevoegde Afdeling" vervangen door de woorden "het bevoegde departement".

Afdeling 2. - Woonstructuren voor bejaarden
Art.4. In artikel 1 van het decreet van 4 juni 2007 betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden, de seniorenresidenties en de psychiatrische verzorgingstehuizen wordt de bepaling onder 6° vervangen als volgt :
  " 6° departement : het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake gezondheid; "

Art.5. Artikel 1 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 februari 2012, wordt aangevuld met bepalingen onder 9° en 10°, luidende :
  " 9° opnamecapaciteit : aantal erkende plaatsen in een zorgaanbod;
  10° vestigingsplaats : alle inrichtingen van een inrichtende macht die binnen een straal van één kilometer liggen. "

Art.6. In artikel 2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 februari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de volgende § 1.1 wordt ingevoegd :
  " § 1.1. Met het oog op de toelating of erkenning moeten de in § 1, 2°, 4°, 5° en 6°, vermelde zorgaanbiedingen bij een rustoord voor bejaarden of een rust- of verzorgingstehuis worden aangesloten. "
  2° de volgende § 1.2 wordt ingevoegd :
  " § 1.2. De totale opnamecapaciteit van de zorgaanbiedingen vermeld in § 1, 1° en 6°, bedraagt niet meer dan 150 plaatsen per vestigingsplaats. "

Art.7. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt de eerste zin vervangen als volgt :
  " De inrichtende macht van een zorgaanbod of een psychiatrisch verzorgingstehuis vraagt in de volgende gevallen, vóór de voorlopige erkenning, bij de Regering een toelating aan om : "
  2° het artikel wordt aangevuld met een vierde, vijfde en zesde lid, luidende :
  " De aanvraag om toelating moet volledig zijn en uiterlijk op 1 juli bij het bevoegde departement worden ingediend.
  De Regering beslist eenmaal per jaar, tegen 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar, over de toelating van aanvullende opnamecapaciteiten voor nieuwe of reeds bestaande zorgaanbiedingen.
  De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag vermeld in het vierde lid. "

Art.8. Hoofdstuk II, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 3.1, luidende :
  " Art. 3.1. Tot uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de toelating kan de inrichtende macht van een zorgaanbod een aanvraag indienen om de toelating voor een periode van ten hoogste één jaar te verlengen.
  De Regering beslist over deze aanvraag tot verlenging binnen drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag.
  De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag tot verlenging van de toelating. "

Art.9. In artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 maart 2010 en 13 februari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 2 worden de woorden "Onverminderd artikel 9 kent de Regering" vervangen door de woorden "De Regering kent";
  2° in § 3 worden de woorden "Behalve voor de seniorenresidenties betreffen de door de Regering vastgelegde erkenningsvoorwaarden in het bijzonder :" vervangen door de woorden "De door de Regering vastgelegde erkenningsvoorwaarden betreffen in het bijzonder :".

Art.10. Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.11. In artikel 12, §§ 1 en 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "de afdeling" vervangen door de woorden "het departement".

Art.12. In artikel 13, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "zorgaanbiedingen en psychiatrische verzorgingstehuizen" vervangen door de woorden "zorgaanbiedingen, psychiatrische verzorgingstehuizen en seniorenresidenties".

Art.13. In artikel 14 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2008 en 13 februari 2012, wordt na § 2 een § 2.1 ingevoegd, luidende :
  " § 2.1. Indien de in artikel 2, § 1, 1°, genoemde zorgaanbieding niet over een bezettingsgraad van minstens 93 % van de erkende opnamecapaciteit beschikt - een bezettingsgraad die berekend wordt op basis van de hoogste jaarlijkse bezettingsgraad tijdens de drie afgelopen jaren te rekenen vanaf 1 juli van een jaar - wordt het verschil tussen de minimale bezettingsgraad van 93 % en de werkelijke hoogste bezettingsgraad op 1 januari van het jaar volgend op het begrotingsjaar procentueel van de erkende opnamecapaciteit afgetrokken.
  De Regering deelt de inrichtende macht van een zorgaanbieding twee maanden van te voren per aangetekende brief mee dat ze van plan is om een deel van de opnamecapaciteit in te trekken. De inrichtende macht beschikt over een termijn van veertien dagen om haar standpunt daaromtrent mee te delen.
  Binnen een maand na ontvangst van het standpunt beslist de Regering of een deel van de opnamecapaciteit al dan niet wordt ingetrokken. Die beslissing wordt zo snel mogelijk ter kennis gebracht van de inrichtende macht. "

Art.14. Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een § 3, luidende :
  " § 3. In afwijking van artikel 2, § 1.2, blijven toelatingen die overeenkomstig artikel 3 zijn toegekend en die op 1 januari 2013 voorliggen, geldig. "

Afdeling 3. - Niet-dringend ziekenvervoer
Art.15. In de artikelen 3 en 4 van het decreet van 4 juni 2007 betreffende het niet-dringend ziekenvervoer worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in artikel 3, § 1, worden de woorden "de bevoegde afdeling" vervangen door de woorden "het bevoegde departement".
  2° in artikel 4, § 1, worden de woorden "de bevoegde afdeling" vervangen door de woorden "het bevoegde departement".

Art.16. In artikel 4, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "de door de Regering aangewezen ambtenaar" vervangen door de woorden "het door de Regering aangewezen personeelslid" en wordt het woord "ambtenaar" vervangen door het woord "personeelslid"; in artikel 4, §§ 2 en 3, van hetzelfde decreet worden de woorden "de ambtenaar" telkens vervangen door de woorden "het personeelslid" en in artikel 6 van hetzelfde decreet wordt het woord "ambtenaren" telkens vervangen door het woord "personeelsleden".

Afdeling 4. - Thuishulpdiensten
Art.17. In artikel 2 van het decreet van 16 februari 2009 betreffende de thuishulpdiensten en houdende oprichting van een consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp wordt de bepaling onder 7° vervangen als volgt :
  " 7° departement : het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Gezin en Bejaarden; "

Art.18. In de artikelen 4, 5, 7 §§ 1 en 2, 15, § 3, 16, §§ 1 en 2, 19, § 2 en 20 van hetzelfde decreet worden de woorden "de afdeling" telkens vervangen door de woorden "het departement".

Afdeling 5. - Jeugdbijstand
Art.19. In artikel 1 van het decreet van 19 mei 2008 over de jeugdbijstand en houdende omzetting van maatregelen inzake jeugdbescherming wordt de bepaling onder 10° vervangen als volgt :
  " 10° departement : het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake jeugdbijstand. "

Art.20. In de artikelen 8, § 1, 21 §§ 2 tot 4, 26 § 1, 27, eerste lid, en 30, § 2, 4°, van hetzelfde decreet worden de woorden "de Afdeling" telkens vervangen door de woorden "het departement".

Afdeling 6. - Noodopvangwoningen
Art.21. In artikel 4 van het decreet van 9 mei 1994 betreffende de noodopvangwoningen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de bepaling onder 2°, vervangen bij het decreet van 15 maart 2010, wordt aangevuld met de woorden "die als noodopvangwoning moet dienen";
  2° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : "3° de inrichting moet personen in noodtoestand opnemen, zonder onderscheiding van herkomst, ras of ideologische of politieke overtuiging;"

Art.22. Artikel 5, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  " Indien aan de in artikel 4 vermelde voorwaarden is voldaan, wordt de erkenning voor onbepaalde tijd toegekend. "

Art.23. Artikel 6 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 15 maart 2010, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 6. Indien niet voldaan is aan één of meer van de in artikel 4 opgelegde voorwaarden die voor een erkenning noodzakelijk zijn, kan de Regering de erkenning weigeren of een voorwaardelijke voorlopige erkenning voor een beperkte termijn van ten hoogste drie jaar toekennen.
  Indien niet meer voldaan wordt aan één of meer van de in artikel 4 opgelegde voorwaarden die de basis van een erkenning vormden, kan de Regering de erkenning intrekken of een voorwaardelijke verlenging van de erkenning voor een beperkte termijn van ten hoogste drie jaar toekennen. "

Art.24. Artikel 23 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidende :
  " De inrichting en haar inrichtende macht bieden het Ministerie de mogelijkheid om de noodopvangwoningen te bezichtigen, na voorafgaande aankondiging indien de woningen leegstaan of na uitdrukkelijke toestemming van de huurder. Het Ministerie inspecteert de noodopvangwoningen van de inrichtende macht ten minste één keer om de drie jaar. "

Afdeling 7. - Schuldbemiddeling en afbetaling van schulden
Art.25. Artikel 5, tweede lid, van het decreet van 29 april 1996 betreffende de schuldbemiddeling en de afbetaling van schulden wordt vervangen als volgt :
  " De erkenning wordt voor onbepaalde duur verleend. "

Art.26. Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.27. Artikel 8 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  " De instelling voor schuldbemiddeling biedt het Ministerie de mogelijkheid om de instelling na voorafgaande aankondiging te bezichtigen. De instelling voor schuldbemiddeling biedt het Ministerie de mogelijkheid om de erkenningsvoorwaarden te allen tijde te controleren en alle daarop betrekking hebbende documenten in te zien. "

Art.28. Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  " De tegemoetkoming van het Fonds voor afbetaling van schulden geschiedt binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen in de vorm van een renteloze lening. Die lening dient om alle bestaande schulden volledig af te betalen, met uitzondering van de financiële verplichtingen die de Regering bepaalt. De Regering bepaalt de nadere criteria op basis waarvan het Fonds voor afbetaling van schulden een lening verstrekt. "

Art.29. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk III ingevoegd, luidende :
  " HOOFDSTUK III. - SLOTBEPALINGEN" "
  Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt in het nieuwe hoofdstuk III opgenomen.
  In het nieuwe hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt een artikel 16 ingevoegd, luidende :
  " Art. 16. De lopende erkenningen die overeenkomstig artikel 2 zijn verleend, met uitzondering van de voorwaardelijke erkenningen, worden op 1 maart 2013 omgezet in erkenningen van onbepaalde duur. "

HOOFDSTUK 2. - Culturele aangelegenheden
Afdeling 1. - Ondersteuning van musea
Art.30. In artikel 4, derde lid, 1°, van het decreet van 7 mei 2007 over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties wordt tussen de eerste en de tweede zin een nieuwe zin ingevoegd, luidende :
  " de voorwaarde "zonder winstgevend doel zijn" geldt niet voor autonome gemeentebedrijven; "

Afdeling 2. - Jeugd
Art.31. Artikel 8 van het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk wordt aangevuld met een bepaling onder 5°, luidende :
  " 5° bij de door de Regering aangewezen dienst jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, een gecodeerde lijst indienen van alle jonge mensen die op 31 december van het voorgaande jaar lid van de jeugdorganisatie waren. "

Art.32. Artikel 14, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een bepaling onder 7.1, luidende :
  " 7.1 het jeugdkamp moet in overnachting voorzien en minstens vijf opeenvolgende dagen duren; "

Afdeling 3. - Volwassenenvorming
Art.33. In artikel 7, eerste lid, 3°, van het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs worden de woorden "130 dagen" vervangen door de woorden "104 dagen".

Art.34. In hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt een artikel 7.1 ingevoegd, luidende :
  " Art. 7.1. Ondersteuningsperiode
  De periode waarin een instelling voor volwassenenonderwijs ondersteund wordt, begint op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Regering haar goedkeuring heeft gegeven. De ondersteuningsperiode bedraagt vier jaar en wordt eenvormig op alle ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs toegepast.
  Nieuwe ondersteuningsaanvragen kunnen tijdens een ondersteuningsperiode worden ingediend. De ondersteuning loopt op het einde van de eenvormige ondersteuningsperiode af. "

Art.35. In artikel 8, § 5, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden tussen de woorden "en geldt" en de woorden "voor vier jaar" de woorden ", onverminderd artikel 7.1, tweede lid," ingevoegd;
  2° in dezelfde paragraaf wordt na het eerste lid het volgende lid ingevoegd :
  " Indien het concept achteraf inhoudelijk wordt gewijzigd, moeten die wijzigingen vooraf en uitvoerig gemotiveerd ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Regering. "
  3° het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen als volgt : " Als twee jaar van de eenvormige ondersteuningsperiode verstreken zijn, wordt het goedgekeurd globaal concept aan een tussentijdse evaluatie onderworpen. Deze dient als basis om het volgend globaal concept uit te werken. "

Art.36. In artikel 10, derde lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "De jaarlijkse forfaitaire toelage wordt bij het begin van de geldigheidsperiode" vervangen door de woorden "Onverminderd artikel 7.1, tweede lid, wordt de jaarlijkse forfaitaire toelage bij het begin van de geldigheidsperiode".

Art.37. In artikel 15, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "De Regering vordert de toelage terug" vervangen door de woorden "De Regering vordert de toelage geheel of gedeeltelijk terug".

Art.38. In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt een artikel 18.1 ingevoegd, luidende :
  " Art. 18.1. Overgangsbepaling
  § 1. De eerste eenvormige ondersteuningsperiode overeenkomstig artikel 7.1 begint op 1 januari 2014 en dekt de periode 2014-2017.
  § 2. Instellingen voor volwassenenonderwijs waarvan het globaal concept goedgekeurd werd voor een periode die na 1 januari 2014 doorloopt, worden, nadat hun ondersteuning is afgelopen en indien een nieuwe aanvraag is goedgekeurd, overgenomen in een overgangsperiode voor de ondersteuning. In afwijking van artikel 8, §§ 3 en 4, hoeft voor die verlengingen geen voorafgaand advies van de vakjury te worden ingewonnen.
  De overgangsperiode voor de ondersteuning begint overeenkomstig artikel 7.1 op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Regering haar goedkeuring heeft gegeven en eindigt met de eenvormige ondersteuningsperiode 2014-2017. "

Afdeling 4. - Toerisme
Art.39. In artikel 9, tweede lid, van het decreet van 17 februari 2003 betreffende de erkenning en bevordering van de verfraaiingscomités, verenigingen voor het vreemdelingenverkeer en van de koepelverenigingen ervan, alsmede van de informatiebureaus en informatiepunten, gewijzigd bij het decreet van 15 maart 2010, wordt na de eerste zin de volgende zin ingevoegd :
  " Gemeenten kunnen de inrichtende machten van informatiepunten zijn. "

HOOFDSTUK 3. - Monumentenzorg
Art.40. In het opschrift van artikel 25 van het decreet van 23 juni 2008 betreffende de bescherming van monumenten, klein erfgoed, ensembles en landschappen en betreffende de opgravingen worden de woorden "en vergunningsplicht" opgeheven.
  Het derde lid van hetzelfde artikel wordt opgeheven.

Art.41. In hoofdstuk IV, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 25.1 ingevoegd, luidende :
  " Art. 25.1. Vergunningsplicht voor veranderingswerken op archeologische vindplaatsen
  § 1. Voor veranderingswerken aan archeologische vindplaatsen opgenomen in de inventaris is een voorafgaande vergunning van de Regering vereist. Aan die vergunning zijn de volgende voorwaarden verbonden :
  1° het gaat om één van de volgende werkzaamheden :
  a) tuinaanleg;
  b) gebruik van landbouwgrond;
  c) bouwprojecten;
  d) indelingen in percelen;
  e) wegwerkzaamheden en wegenbouw;
  f) het leggen van leidingen voor de openbare distributie van water, gas, elektriciteit en warmte, voor de openbare riolering of voor telecommunicatie.
  2° de werken kunnen de archeologische goederen wijzigen, herstellen of beschadigen;
  3° als gevolg van de grondbeweging wordt het gebruik van de bodem of de ondergrond gewijzigd.
  § 2. Aanvragen om goedkeuring van veranderingswerken op archeologische vindplaatsen worden bij het Ministerie ingediend. Daartoe wordt het door de Regering vastgelegde aanvraagformulier gebruikt. Indien de aanvrager niet de eigenaar is, dan voegt hij een akkoordverklaring van de eigenaar bij zijn aanvraag.
  Voor de werkzaamheden vermeld in § 1, 1°, c) tot f), moeten bovendien de plannen worden ingediend.
  § 3. Binnen vijftien kalenderdagen nadat de aanvraag is ingekomen, controleert het Ministerie of de aanvraag volledig is en vraagt het zo nodig om de ontbrekende documenten toe te zenden.
  Zodra de volledigheid van de aanvraag bevestigd is, beschikt de Regering over een termijn van dertig kalenderdagen om een beslissing te nemen. Indien binnen die termijn geen beslissing is genomen, wordt de vergunning geacht te zijn toegekend.
  De vergunning bepaalt de voorwaarden en vereisten voor de uitvoering van de werken.
  § 4. Binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van de beslissing van de Regering kan de aanvrager beroep instellen bij de Regering. Het met redenen omklede beroep wordt per aangetekend schrijven ingesteld. De Regering beschikt over dertig kalenderdagen om uitspraak te doen over het beroep. "

HOOFDSTUK 4. - Financiën en begroting
Afdeling 1. - Financieel reglement
Art.42. In artikel 12 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap wordt het tweede lid opgeheven.

Art.43. In hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt een artikel 13.1 ingevoegd, luidende :
  " Art. 13.1 - Vastgesteld recht
  Een recht geldt als vastgesteld wanneer :
  1° het bedrag precies is bepaald;
  2° de identiteit van de schuldenaar of de schuldeiser bekend is;
  3° de betalingsverplichting bestaat en
  4° een verantwoordingsstuk beschikbaar is. "

Art.44. In artikel 36 van hetzelfde decreet worden de woorden "1 maart" vervangen door de woorden "15 februari".

Art.45. In artikel 38 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid, 1°, worden de woorden "de uitvoeringsrekening van de begroting overeenkomstig artikel 16 en" opgeheven;
  2° het derde lid wordt aangevuld met bepalingen onder 5° en 6°, luidende :
  " 5° de uitvoeringsrekeningen overeenkomstig artikel 16;
  6° een samenvattend overzicht van de vastleggingen die op 31 december openstaan. "

Art.46. In artikel 39, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "De rekeningen moeten" vervangen door de woorden "De rekeningaflegging moet".

Art.47. In artikel 40 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "30 juni" worden vervangen door de woorden "31 mei";
  2° het artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  " De jaarrekening van de diensten van het hoofdbestuur wordt vóór 15 mei van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, toegezonden aan het Rekenhof. "

Art.48. In hetzelfde decreet wordt een artikel 40.1 ingevoegd, luidende :
  " Art. 40.1. Certificering
  Uiterlijk op de 30ste september die volgt op het einde van het begrotingsjaar zendt het Rekenhof de in artikel 46 beschreven certificering van de jaarrekeningen toe aan het Parlement, aan de Regering en aan de betreffende instellingen. "

Art.49. In artikel 41 van hetzelfde decreet wordt het opschrift van het artikel vervangen als volgt : " Opmerkingen bij de rekeningaflegging ".
  In hetzelfde artikel worden de woorden "en de in artikel 46 beschreven certificering" opgeheven.

Art.50. In artikel 46 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 februari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid worden de woorden "certificering van de rekeningen" vervangen door de woorden "certificering van de jaarrekeningen";
  2° na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  " Bij het vaststellen van de controlemodaliteiten worden de diensten van het hoofdbestuur en de diensten met afzonderlijk beheer voor de certificering en voor de opmerkingen bij de rekeningaflegging als een eenheid beschouwd. "
  3° het vroegere derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt aangevuld als volgt :
  " - de VZW Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap;
  - de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap;
  - de Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap. "

Art.51. In artikel 84 van hetzelfde decreet wordt het opschrift van het artikel vervangen als volgt : "Jaarrekening".
  In hetzelfde artikel worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
  " Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, zendt de rekenplichtige van de dienst met afzonderlijk beheer de jaarrekening overeenkomstig artikel 38 toe aan de bevoegde minister en aan de Minister van Begroting. "
  2° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in de eerste zin worden de woorden "de uitvoeringsrekening van de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag" vervangen door de woorden "de jaarrekening";
  b) in de tweede zin worden de woorden "31 mei" vervangen door de woorden "15 april".

Art.52. In hetzelfde decreet wordt een artikel 84.1. ingevoegd, luidende :
  " Art. 84.1. Jaarverslag
  Uiterlijk op 30 april van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, zendt de gedelegeerde ordonnateur van de dienst met afzonderlijk beheer een jaarverslag over zijn activiteiten tijdens het afgelopen begrotingsjaar toe aan de bevoegde minister en aan de Minister van begroting. Indien de dienst met afzonderlijk beheer een beheerscontract met de Regering heeft gesloten, bevat het jaarverslag ook een beschrijving van de situatie qua uitvoering van dit beheerscontract.
  Na goedkeuring door de Regering zendt de Minister van begroting het jaarverslag toe aan het Rekenhof. Deze toezending heeft uiterlijk plaats op 15 mei van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt. "

Art.53. Artikel 85 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.54. In artikel 99 van hetzelfde decreet wordt het opschrift van het artikel vervangen als volgt : "Jaarrekening".
  In hetzelfde artikel worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
  " Uiterlijk op 15 april van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, zendt de rekenplichtige van de instelling van openbaar nut de jaarrekening overeenkomstig artikel 38 toe aan de toezichthoudende minister en aan de Minister van begroting. "
  2° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in de eerste zin worden de woorden "de uitvoeringsrekening van de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag" vervangen door de woorden "de jaarrekening";
  b) in de tweede zin worden de woorden "31 mei" vervangen door de woorden "30 april".

Art.55. In hetzelfde decreet wordt een artikel 99.1. ingevoegd, luidende :
  " Art. 99.1. Jaarverslag
  Uiterlijk op 15 mei van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, zendt de gedelegeerde ordonnateur van de instelling van openbaar nut een jaarverslag over de activiteiten tijdens het afgelopen begrotingsjaar toe aan de toezichthoudende minister en aan de Minister van begroting. Indien de instelling van openbaar nut een beheerscontract met de Regering heeft gesloten, bevat het jaarverslag ook een beschrijving van de situatie qua uitvoering van dit beheerscontract.
  Na goedkeuring door de Regering zendt de Minister van Begroting het jaarverslag toe aan het Rekenhof. Deze toezending heeft uiterlijk plaats op 31 mei van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt. "

Art.56. Artikel 100 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Afdeling 2. - Instellingen van openbaar nut
Art.57. Artikel 34, § 2, van het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, vervangen bij het decreet van 25 mei 2009, wordt opgeheven.

Art.58. In artikel 7, derde lid, van het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachige Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007, worden de woorden "de bevoegde afdeling" vervangen door de woorden "het bevoegde departement".

Art.59. Artikel 33bis van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 25 mei 2009, wordt opgeheven.

Art.60. Artikel 38bis van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s, vervangen bij het decreet van 25 mei 2009, wordt opgeheven.

Art.61. Artikel 16 van het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap, vervangen bij het decreet van 25 mei 2009, wordt opgeheven.

Afdeling 3. - Afschrijvingsfonds
Art.62. In artikel 1, tweede lid, van het decreet van 21 december 1995 houdende oprichting van een afschrijvingsfonds in de Duitstalige Gemeenschap worden de woorden "in de zin van artikel 45 van de wetgeving op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 17 juli 1991" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 56 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap".

Art.63. Artikel 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : " Het Fonds dient om de door de Duitstalige Gemeenschap aangegane leningen af te betalen, alsook om debetrente en rente op kredietlijnen te betalen. "

Art.64. Artikel 4bis, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 februari 2003, wordt vervangen als volgt : " De uitgaven van het afschrijvingsfonds bestaan uit de jaarlijkse terugbetalingen van kapitaal en intresten van de aangegane leningen, alsook uit de jaarlijkse betalingen van debetrente en rente op kredietlijnen. "

HOOFDSTUK 5. - Niet-commerciële sector
Afdeling 1. [1 - Socio-culturele sector]1   ----------   (1)
Art.65.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen en met inachtneming van de voorwaarden vermeld in § 2, ontvangen de socioculturele instellingen uit de niet-commerciële sector de volgende jaarlijkse subsidies :
  1° in 2013 : 214 euro per voltijds equivalente betrekking;
  2° [1 in de jaren 2014-2016 537 euro per voltijds equivalente betrekking;]1
  [1 3° [2 in de jaren 2017-2019]2 :
   a) voor de ontwikkeling van de weddeschalen: 714,39 euro per voltijds equivalente betrekking;"
   b) voor de erkenning van dienstjaren: 248,41 euro per voltijds equivalente betrekking[2 ;]2]1
  Voor de berekening van het aantal voltijdse equivalenten worden de personeelsleden van het onderwijs die in de instellingen werkzaam zijn, niet in aanmerking genomen. Als teldag geldt elk jaar 1 januari.
  [2 4° in 2020: 1.341,18 euro per voltijds equivalente betrekking;]2
  [3 5° in 2021: 1.719,56 euro per voltijds equivalente betrekking;]3
  [4 6° in het jaar 2022: 2.097,94 euro per voltijds equivalente betrekking;]4
  [5 7° [6 vanaf 2023]6 : 2.357,03 euro per voltijds equivalente betrekking.]5
  § 2. Om subsidie te ontvangen, moeten de in § 1 vermelde instellingen aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° de instellingen ontvangen direct of indirect subsidies van de Duitstalige Gemeenschap in het kader van de bevoegdheden vermeld in artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
  2° de instellingen hebben personen in dienst die op basis van een arbeidsovereenkomst werken;
  3° [1 de instellingen voldoen aan de minimumvoorwaarden [2 overeenkomstig de op het tijdstip van de ondersteuning geldende collectieve arbeidsovereenkomst van het paritair subcomité 329.02]2.]1
  [3 ...]3
  De Regering vordert een subsidie geheel of gedeeltelijk terug wanneer de ontvanger van de subsidie de bepalingen van dit artikel overtreedt.
  [1 § 3. [3 ...]3
   De subsidie vermeld in [2 paragraaf 1, eerste lid, 3°, b), en 4°,]2 en andere voordelen kunnen alleen in aanmerking komen voor de subsidiëring als ze in het kader van een overeenkomst tussen de sociale partners vastgelegd werden en de Regering vooraf met de subsidiëring van die voordelen ingestemd heeft.]1
  ----------
  (1)<DDG 2017-02-20/13, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DDG 2019-12-12/19, art. 381, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DDG 2020-12-10/38, art. 118, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (4)<DDG 2021-12-15/17, art. 119, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (5)<DDG 2022-12-15/54, art. 73, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (6)<DDG 2025-02-24/04, art. 88, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. [1 - Oprichting van een personeelsregister voor de non-profitsector]1   ----------   (1)
Art. 65.1. [1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
   1° diensten en instellingen van de non-profitsector: alle privaatrechtelijke en publiekrechtelijke organisaties, instellingen en diensten die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren - met uitzondering van de onderwijssector - en die personeelssubsidie van de Regering ontvangen;
   2° personeelsregister: de databank die overeenkomstig artikel 65.2 door de Regering is opgericht en die de gegevens vermeld in artikel 65.3 bevat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 120, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art. 65.2. [1 De Regering richt een personeelsregister voor de non-profitsector op en beheert dat register.
   Het personeelsregister is bedoeld om de volgende doeleinden te verwezenlijken:
   1° het doelmatig controleren van de bewijsstukken voor de subsidies die alleen worden toegekend als bepaalde personeelsnormen worden nageleefd, alsook het toekennen van die subsidies;
   2° het doelmatig controleren van de naleving van voorwaarden voor het verkrijgen of behouden van een vergunning, toelating of erkenning die verband houdt met personeelsnormen, alsook het toekennen van die vergunning, toelating of erkenning;
   3° het inschatten van de uitwerkingen van decretale of verordenende wijzigingen op de betrokken diensten en instellingen van de non-profitsector;
   4° het opstellen van relevante statistieken en simulaties over de behoefte aan dienstverleningen van de non-profitsector die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteert, de mate waarin die behoefte gedekt wordt, het aantal en de kwaliteit van de geschapen banen, het aantal en het belang van de diensten en instellingen van de non-profitsector die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 121, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art. 65.3. [1 De Regering kan alle overeenkomstig artikel 65.5 toereikende, ter zake dienende en niet overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verwerken:
   1° voor de diensten en instellingen van de non-profitsector:
   a) het ondernemingsnummer;
   b) de contactgegevens;
   c) het identificatienummer van het bestuur dat bevoegd is voor de controle op de naleving van de voorwaarden voor de vergunning, de verklaring, het toezicht, de erkenning en/of de subsidiëring;
   d) de paritaire commissie of paritaire subcommissie waaronder de dienst of de instelling ressorteert;
   e) het bedrag en de financieringsbron van alle overheidssteun;
   f) de rechtsvorm;
   2° met betrekking tot de personeelsleden van de diensten en instellingen van de non-profitsector:
   a) het rijksregisternummer;
   b) de naam en voornaam;
   c) de geboortedatum;
   d) het interne identificatienummer van het personeelslid;
   e) de elementen betreffende de functie van het personeelslid;
   f) de elementen betreffende de arbeidstijdregeling van het personeelslid;
   g) de elementen betreffende de beroepskwalificatie of de opleiding van het personeelslid;
   h) elementen die noodzakelijk zijn voor de berekening van de anciënniteit van het personeelslid;
   i) inlichtingen over de aard van de arbeidsverhouding, in het bijzonder het statuut van de werknemer en de door hem gepresteerde uren;
   j) inlichtingen over het loon, de andere voordelen en de loonkosten van het personeelslid.
   De Regering preciseert de gegevenscategorieën vermeld in het eerste lid na een voorafgaand advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 121, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art. 65.4. [1 De diensten en instellingen van de non-profitsector registreren de gegevens vermeld in artikel 65.3 in het personeelsregister en werken die gegevens bij binnen de bewijsvoeringstermijnen die in de grondslagen voor de berekening van de ondersteuning zijn vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 123, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art. 65.5. [1 Onverminderd andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten de Regering en andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 125, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art. 65.6. [1 De Regering is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in artikel 65.3, alsook voor het personeelsregister. De Regering geldt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming voor de verwerking van die gegevens en het personeelsregister.
   De Regering verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van wettelijke of decretale opdrachten, in het bijzonder wat betreft de taken vermeld in artikel 65.2 en de decreten en besluiten die aan dat artikel ten grondslag liggen, voor zover deze betrekking hebben op het controleren van de bewijsstukken voor subsidies waarvan de toekenning gebonden is aan de inachtneming van personeelsnormen, op de toekenning van die subsidies en op het doelmatig controleren van de naleving van voorwaarden voor het verkrijgen of behouden van een vergunning, toelating of erkenning die verband houdt met personeelsnormen, alsook het toekennen van die vergunning, toelating of erkenning. Ze mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van haar wettelijke of decretale opdrachten gebruiken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 125, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art. 65.7. [1 De gegevens mogen tot hoogstens tien jaar na beëindiging van de arbeidsverhouding van de betrokken personeelsleden bij de diensten en instellingen van de non-profitsector bewaard worden in een vorm die de mogelijkheid biedt de betrokken personen te identificeren. Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd.
   Voor zover er een administratieve of gerechtelijke procedure loopt tegen een beslissing die op basis van die gegevens werd genomen, wordt de in het eerste lid bepaalde bewaringstermijn verlengd tot er naar aanleiding van die procedures een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 126, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art. 65.8. [1 De Regering en de diensten en instellingen van de non-profitsector zien erop toe dat passende veiligheidsmaatregelen worden toegepast bij de verwerking van de gegevens vermeld in artikel 65.3.
   Op zijn minst gelden de volgende veiligheidsmaatregelen:
   1° het personeelsregister wordt voor alle diensten en instellingen van de non-profitsector beveiligd met een afzonderlijk paswoord;
   2° alle diensten en instellingen van de non-profitsector kunnen alleen de gegevens registreren, inzien en bijwerken die betrekking hebben op henzelf of op hun personeelsleden.
   De Regering kan de nadere regels daaromtrent bepalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 127, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 66.Artikel 33 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2011.
  Artikel 23 heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2012.
  De artikelen 30, 31, 39, 42 tot 64 en 65 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2013.