Details





Titel:

27 JUNI 1986. - Decreet betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap. <Vertaling> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-05-1990 en tekstbijwerking tot 30-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-6, 6bis, 7-7.2
HOOFDSTUK II. - Organisatie van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap.
Afdeling 1. - De Raad van Beheer.
Art. 8-16
Afdeling 2. [1 - De directieraad]1
Art. 17-26
Afdeling 3. - De directeur.
Art. 27-31
HOOFDSTUK III. - Bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen.
Art. 32-33
HOOFDSTUK IV. - Financiën.
Art. 34-35
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
Art. 36-38



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1977021801  1977070402 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap dat onder de benoeming " Belgisch Radio- en Televisiecentrum voor uitzendingen in de Duitse taal " door de wet van 18 februari 1977 houdende de bepalingen betreffende de openbare Radio- en Televisiedienst opgericht werd en hierna " het Centrum " genoemd wordt, is met de openbare dienst van de radio- en televisieuitzendingen in de Duitse taal belast.
  Het Centrum stelt het programma van zijn uitzendingen en de uitvoeringsmodaliteiten ervan vast.
  [2 Derde lid opgeheven.]2
  [1 Het Centrum is een instelling van openbaar nut in de zin van artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap en is onderworpen aan de bepalingen van dat decreet.]1
  ----------
  (1)<DDG 2009-05-25/21, art. 109, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<DDG 2011-02-14/08, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art. 1.1.[1 Het Centrum is belast met de volgende taken :
  1° het organiseren van lineaire [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten;
  2° het aanbieden van niet-lineaire [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten die verband houden met de activiteit vermeld in de bepaling onder 1°;
  3° het beheren van de technische voorzieningen die noodzakelijk zijn om lineaire [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten te organiseren of niet-lineaire [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten aan te bieden;
  4° alle handelsovereenkomsten sluiten en alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn voor de activiteiten vermeld in de bepalingen onder 1° tot 3° of voor de commercialisering daarvan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2011-02-14/08, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2010>
  (2)<DDG 2021-03-01/06, art. 147, 018; Inwerkingtreding : 12-04-2021>

Art. 1.2. [1 Overeenkomstig de technische ontwikkeling en de economische haalbaarheid zorgt het Centrum ervoor dat, wat de kwaliteit van de programma's en van de ontvangst betreft, gelijkmatig en permanent twee lineaire klankdiensten en één lineaire televisiedienst worden aangeboden aan alle inwoners van het Duitse taalgebied. Voorts zorgt het Centrum ervoor dat aan de Duitstalige bewoners buiten het Duitse taalgebied minstens één lineaire klankdienst en één lineaire televisiedienst worden aangeboden. Tot zijn opdracht van openbare dienstverlening behoort ook het beschikbaar stellen van niet-lineaire mediadiensten die verband houden met lineaire mediadiensten overeenkomstig artikel 1.4.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2011-02-14/08, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2010>

Art. 1.3. [1 Via alle mediadiensten die overeenkomstig artikel 1.2 worden verbreid, heeft het Centrum de volgende kernopdracht :
  1° de bevolking uitvoerig informeren over alle belangrijke politieke, sociale, economische, culturele en sportonderwerpen;
  2° het begrip bevorderen voor alles wat te maken heeft met een democratische samenleving;
  3° de identiteit van de Duitstalige Gemeenschap bevorderen in het licht van de Europese geschiedenis en de Europese integratie;
  4° het begrip voor de Europese integratie bevorderen;
  5° cultuur, kunst, taal en wetenschap bijbrengen en bevorderen;
  6° op passende wijze rekening houden met de kunstzinnige en creatieve productie in de Duitstalige Gemeenschap en die productie op passende wijze bevorderen;
  7° een veelzijdig cultureel aanbod verstrekken;
  8° amusementsprogramma's aanbieden;
  9° op passende wijze rekening houden met alle leeftijdscategorieën;
  10° op passende wijze rekening houden met de wensen van gehandicapten, waartoe ook sensibilisering behoort inzake integratie van gehandicapten in de maatschappij en op het werk;
  11° op passende wijze rekening houden met de wensen van gezinnen en kinderen, alsook met de gelijke behandeling van mannen en vrouwen;
  12° op passende wijze rekening houden met het gewicht van de verschillende erkende erediensten en erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen;
  13° jongeren-, school- en volwasseneneducatie verspreiden en bevorderen, alsook mediacompetentie bevorderen;
  14° informeren over gezondheid, natuur-, milieu- en consumentenbescherming en daarbij het inzicht in de duurzaamheidsbeginselen bevorderen;
  15° de bevolking meer belangstelling doen krijgen om zelf aan sport te doen;
  16° informeren over de betekenis, functie en taken van de Duitstalige Gemeenschap;
  17° het inzicht in economische, sociale, ecologische en culturele samenhangen bevorderen;
  18° op passende wijze rekening houden met sociale en humanitaire activiteiten en die activiteiten op passende wijze bevorderen.
  Ter vervulling van zijn opdracht stelt het Centrum iedereen een gedifferentieerd aanbod aan informatie, cultuur, ontspanning en sport ter beschikking. Het aanbod is gericht op de diverse interesses van alle luisteraars en kijkers en houdt er op evenwichtige wijze rekening mee. De bijdragen tot het totale programma staan in evenredige verhouding tot elkaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2011-02-14/08, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2010>

Art. 1.4.[1 Ter vervulling van zijn publiekrechtelijke kernopdracht overeenkomstig artikel 1.3. stelt het Centrum ook een niet-lineair aanbod ter beschikking dat vooral inhouden omvat die uitzendingen begeleiden en in rechtstreekse samenhang staan met zijn lineaire mediadiensten. Dat niet-lineaire aanbod omvat overeenkomstig de technische ontwikkeling en de economische haalbaarheid :
  1° informatie over het Centrum en zijn overeenkomstig artikel 1.2 georganiseerde lineaire [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten en aangeboden niet-lineaire [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten;
  2° een nieuwsoverzicht van de dag;
  3° een dienst op aanvraag voor programma's die via de in artikel 1.2 vermelde lineaire [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten worden uitgezonden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2011-02-14/08, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2010>
  (2)<DDG 2021-03-01/06, art. 148, 018; Inwerkingtreding : 12-04-2021>

Art. 1.5.[1 Overeenkomstig de technische ontwikkeling en de economische haalbaarheid stelt het Centrum, naast het aanbod in de zin van artikel 1.4, andere niet-lineaire mediadiensten ter beschikking die een werkzame bijdrage leveren om de publiekrechtelijke kernopdracht in de zin van artikel 1.3 te vervullen. Daartoe behoren ook de diensten op aanvraag. Zulke mediadiensten mogen eerst worden aangeboden nadat een aanbodconcept is opgesteld. Als aan de voorwaarden van artikel 1.6 is voldaan, vindt overeenkomstig de artikelen 1.6 tot 1.8 een voorafgaand onderzoek plaats.
  Volgende onlinediensten mogen niet ter beschikking gesteld worden in het kader van de publiekrechtelijke opdracht :
  1° advertentieportalen, advertenties of kleine advertenties;
  2° beroepenregisters en beroepengidsen;
  3° prijsvergelijkingsportalen, alsook berekeningsprogramma's zoals programma's om prijzen en verzekeringen te berekenen;
  4° portalen voor de evaluatie van dienstverleningen, instellingen en producten, voor zover ze geen verband houden met een concreet programma of de concrete inhoud van een aangeboden mediadienst;
  5° partner- en contactbeurzen;
  6° ruilbeurzen, voor zover ze geen liefdadigheidsdoelstelling hebben;
  7° businessnetwerken;
  8° telecommunicatiediensten, met inbegrip van toegangsaanbieding;
  9° erotisch aanbod;
  10° het factureren voor derden;
  11° kansspelen en weddenschappen;
  12° softwarediensten, voor zover ze niet nodig zijn om de eigen mediadiensten te gebruiken;
  13° routeplanners, behalve in samenhang met verkeersinformatie;
  14° muziekdownload van commerciële niet-eigen producties;
  15° spel- en amusementsaanbod dat geen verband houdt met de programma's of het aanbod;
  16° sms-diensten, met uitzondering van sms-diensten die betrekking hebben op eigen [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten of bij een programma horen;
  17° zoekdiensten, met uitzondering van zoekdiensten die betrekking hebben op de eigen [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten;
  18° onlineveilingen, met uitzondering van niet-commerciële veilingen voor doeleinden van algemeen belang;
  19° e-commerce en e-banking;
  20° beltonen en e-cards;
  21° het downloaden van foto's die geen verband houden met een uitzending;
  22° activiteitenkalenders, voor zover ze niet bij aangeboden diensten horen in de zin van artikel 1.4 en artikel 1.5, eerste lid, en geen autonoom en volledig aanbod vormen;
  23° fora en chats;
  24° links die niet dienen om eigen inhoud - ook inhoud van deelnemende ondernemingen - te verspreiden, aan te vullen, te verdiepen of te verduidelijken. Die links mogen niet rechtstreeks aanzetten tot kopen;
  25° een vak- of doelgroepgericht aanbod dat qua vorm en inhoud verder reikt dan een aanbod van algemeen belang, voor zover het niet gaat om een aanbod dat bij een uitzending hoort; een aanbod voor liefdadigdheidsdoeleinden is in elk geval toegestaan;
  26° adviesportalen die geen verband houden met de uitzendingen.
  Diensten waarmee gebruikers inhouden kunnen meedelen of bekendmaken die inhoudelijk verband houden met uitgezonden geluids- of televisieprogramma's zijn toegestaan, indien het om een niet-permanent aanbod gaat dat redactioneel begeleid wordt. In zulke aangeboden diensten kan een gebruiker alleen inhouden bekendmaken indien hij geregistreerd is met vermelding van zijn naam, voornaam en adres. De registratie is alleen geldig wanneer de gebruiker, zonder dwang en met kennis van zaken, voor het concrete geval uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven om zijn gegevens te gebruiken. Wanneer er duidelijk reden is om te vermoeden dat de registratiegegevens onjuist zijn, maant het Centrum de gebruikers aan om de juistheid van de gegevens binnen een redelijke termijn te bewijzen omdat het registratieprofiel anders wordt gewist en weigert a priori de registratie van gebruikers van wie de gegevens kennelijk onjuist zijn. De gegevens die bij de registratie worden meegedeeld, mogen niet voor andere doeleinden dan de registratie worden gebruikt. Op verzoek van de gebruiker worden alle gegevens, met inbegrip van het registratieprofiel, gewist.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2011-02-14/08, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2010>
  (2)<DDG 2021-03-01/06, art. 149, 018; Inwerkingtreding : 12-04-2021>

Art. 1.6.[1 Er wordt een voorafgaand onderzoek uitgevoerd wanneer het Centrum van plan is om een nieuw niet-lineair aanbod in de zin van het tweede lid aan te bieden.
  Als nieuw aanbod worden beschouwd :
  1° [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten in de zin van artikel 1.2 die voor het eerst georganiseerd of ter beschikking gesteld worden en zich wezenlijk onderscheiden van de [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten die het Centrum op grond van de artikelen 1.2 tot 1.4 reeds op het tijdstip van het voorafgaand onderzoek aanbiedt of
  2° bestaande [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten in de zin van artikel 1.2 die zo gewijzigd worden dat het gewijzigde programma of aanbod zich naar alle waarschijnlijkheid wezenlijk van de bestaande [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadienst zal onderscheiden.
  Er is inzonderheid een wezenlijk onderscheid in de zin van het tweede lid :
  1° wanneer het aanbod zich qua inhoud, vorm van technische beschikbaarheid of vorm van toegang wezenlijk onderscheidt van de bestaande [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten in de zin van artikel 1.2 of
  2° wanneer het aanbod gericht is tot een wezenlijk andere doelgroep dan die van de bestaande [2 audiovisuele en auditieve]2 mediadiensten in de zin van artikel 1.2.
  Doorslaggevend om te bepalen of er sprake is van een wezenlijke wijziging in de zin van het derde lid zijn in het bijzonder het aanbodconcept, indien dat bestaat, de programmaplanning en de jaarschema's van de uitzendingen en van de aangeboden diensten.
  Een nieuw aanbod mag eerst worden aangeboden nadat het overeenkomstig artikel 1.8 is goedgekeurd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2011-02-14/08, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2010>
  (2)<DDG 2021-03-01/06, art. 150, 018; Inwerkingtreding : 12-04-2021>

Art. 1.7. [1 Voor het voorafgaande onderzoek werkt het Centrum een voorstel voor een nieuw aanbod uit met de volgende inhoud :
  1° een aanbodconcept;
  2° een uitvoerige motivering waarin staat waarom het nieuwe aanbod aan het doel van de onderneming beantwoordt en nuttig lijkt om de publiekrechtelijke kernopdracht en de bijzondere opdrachten doeltreffend te vervullen;
  3° een voorstelling van de financiering van het nieuwe aanbod;
  4° een voorstelling van de uitwerkingen die het nieuwe aanbod naar alle waarschijnlijkheid zal hebben op de mededinging op de markt die voor het aanbod in kwestie relevant is, alsook op de keuzevrijheid voor de kijkers, luisteraars of gebruikers.
  Het Centrum bezorgt het voorstel voor het nieuwe aanbod aan de Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap en plaatst het onmiddellijk op zijn website waar het makkelijk kan worden gevonden en tijdens de hele duur van de raadpleging kan worden ingekeken. Daarbij wordt erop gewezen dat iedereen voor wie het geplande aanbod bestemd is, binnen een redelijke termijn van minstens twee weken opmerkingen kan maken. Het Centrum maakt de ingekomen opmerkingen, voor zover ze geen vertrouwelijke gegevens bevatten, bekend op zijn website.
  Voor zover het Centrum niet van het nieuwe aanbod afziet, bezorgt het het voorstel, de opmerkingen en de eventuele wijzigingen die op basis van de opmerkingen in het aanbodconcept zijn aangebracht, na het verstrijken van de termijn bedoeld in het tweede lid aan de Mediaraad en vraagt de goedkeuring van het nieuwe aanbod aan.
  De Mediaraad kan de federale mededingingsautoriteiten vragen om een standpunt in te nemen over de uitwerkingen die het nieuwe aanbod naar alle waarschijnlijkheid zal hebben op de concurrentiepositie van andere media-ondernemingen die in de Duitstalige Gemeenschap werkzaam zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2011-02-14/08, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2010>

Art. 1.8. [1 De Mediaraad keurt het nieuwe aanbod goed binnen vier weken na het verstrijken van de raadpleging vermeld in artikel 1.7 wanneer het voldoet aan de voorschriften van dit decreet en :
  1° wanneer te verwachten valt dat het nieuwe aanbod ertoe bijdraagt om te voorzien in de sociale, democratische en culturele behoeften van de bevolking en om de publiekrechtelijke kernopdracht doeltreffend te vervullen, in het bijzonder om de doelstellingen vermeld in artikel 1.3 te bereiken en
  2° wanneer niet te verwachten valt dat het nieuwe aanbod negatieve uitwerkingen zal hebben op de concurrentiepositie op de markt die voor het aanbod in kwestie relevant is en op de keuzevrijheid voor de kijkers, luisteraars en gebruikers, die onevenredig zijn in vergelijking met de bijdrage die het nieuwe aanbod levert om de publiekrechtelijke kernopdracht te vervullen.
  Aan de goedkeuring in de zin van het eerste lid worden voorwaarden verbonden, voor zover die noodzakelijk zijn om de uitwerkingen van het nieuwe aanbod op de mededinging op de markt die voor het aanbod in kwestie relevant is of op de keuzevrijheid voor de kijkers, luisteraars en gebruikers te beperken tot een peil dat verenigbaar is met het eerste lid, 2°. De voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op de technische uitrusting en beschikbaarheid van het aanbod en de inhoudelijke categorieën van het aanbod. Ze kunnen ook worden opgelegd ter waarborging van de inhoudelijke beloften die het Centrum in het kader van het aanbodconcept heeft gemaakt. Concrete inhouden van het nieuwe aanbod mogen niet worden voorgeschreven in de vorm van voorwaarden.
  In het kader van de beoordeling overeenkomstig het eerste en het tweede lid houdt de Mediaraad in het bijzonder rekening met :
  1° het bestaande aanbod dat binnen de publiekrechtelijke opdracht valt;
  2° het bestaande, met het geplande aanbod vergelijkbare aanbod van andere mediabedrijven die op de markt van de media werkzaam zijn;
  3° de bijzondere eisen en een daardoor te verwachten meerwaarde van het nieuwe aanbod ten aanzien van het voor het overige vergelijkbare aanbod op de markt van de media;
  4° een eventuele bevordering van de Duitse taal en de Duitse door het nieuwe aanbod, alsook de noodzaak om in de programmering overeenkomstig artikel 1.3, eerste lid, over een specifiek media-aanbod met een regionaal karakter te beschikken, voor zover het door het Centrum voorgestelde aanbod naar alle waarschijnlijkheid een regionaal karakter zal hebben;
  5° eventuele positieve gevolgen die het nieuwe aanbod voor de mededinging zou kunnen hebben, in het bijzonder wegens zijn, in vergelijking met het bestaande media-aanbod, innovatief karakter op het gebied van journalistiek of techniek;
  6° eventuele positieve gevolgen die het nieuwe aanbod zou kunnen hebben op de keuzevrijheid voor de kijkers, luisteraars en gebruikers;
  7° de opmerkingen overeenkomstig artikel 1.7, vierde lid.
  Het Centrum zorgt ervoor dat het aanbodconcept en de goedkeuring ervan door de Mediaraad gemakkelijk terug te vinden is op zijn website en tijdens de hele geldigheidsduur kan worden ingekeken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2011-02-14/08, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2010>

Art. 1.9. [1 (oud 1bis) <Ingevoegd bij DDG 1995-10-16/39, art. 1; Inwerkingtreding : 16-10-1995> § 1. De verplichtingen waaraan het centrum moet voldoen om zijn taak te vervullen, worden in een beheersverdrag vastgesteld dat het Centrum met de Regering van de Duitstalige Gemeenschap onderhandelt en sluit.
  Dit verdrag omvat ook gegevens betreffende middelen die door de Duitstalige Gemeenschap ter beschikking van het Centrum gesteld worden.
  (Vóór de ondertekening moet het beheerscontract aan (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap ter goedkeuring worden voorgelegd.) <DDG 2003-02-03/51, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 05-09-2003> <DDG 2004-11-08/33, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 08-11-2004>
  § 2. Het beheersverdrag wordt eenstemmig door de raad van beheer goedgekeurd. Wordt bij de eerste stembeurt de eenparigheid der stemmen niet bereikt, dan kan de beslissing op een volgende vergadering die ten minste 30 dagen na de eerste stembeurt plaatsvindt, met de meerderheid worden genomen.
  § 3. Het beheersverdrag wordt door besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap aangenomen en treedt in werking op een erbij vastgelegde datum.
  § 4. Het beheersverdrag wordt voor de duur van een zittingsperiode gesloten. Een advies wordt jaarlijks uitgebracht over de uitvoering van het verdrag die eventueel aan de behoeften wordt aangepast. Voor het jaarlijkse advies gelden de criteria die in het vertrag vastgelegd zijn. Voor een aanpassing gelden de bestemmingen van §§ 2 en 3 van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<hernummerd bij DDG 2011-02-14/08, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art.2. De nieuwsuitzendingen van het Centrum worden in een geest van strenge objectiviteit en zonder enige voorafgaande censuur gehouden.
  (Lid 2 opgeheven) <DDG 1999-04-26/58, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 27-07-1999>

Art.3. (Opgeheven) <DDG 1999-04-26/58, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 27-07-1999>

Art.4.[1 [2 Als het Centrum voor de vervulling van zijn in artikel 1.3 bedoelde publiekrechtelijke kernopdracht een radiofrequentie gebruikt die is opgenomen in het frequentieplan van de Duitstalige Gemeenschap, dan is daartoe een voorafgaande radiospectrumtoewijzing door de Regering vereist. De Regering legt de toepasselijke procedure vast.]2
   Het Centrum mag ook mediadiensten door andere systemen als terrestrische uitzending uitzenden.]1
  ----------
  (1)<DDG 2021-03-01/06, art. 151, 018; Inwerkingtreding : 12-04-2021>
  (2)<DDG 2022-12-15/54, art. 35, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.5.<DDG 1995-10-16/39, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995> Het centrum kan in binnen- of buitenland met andere openbare inrichtingen samenwerken of aan de stichting van verenigingen zonder winstoogmerk deelnemen voor zover hun doel met de taken van het Centrum verenigbaar is en tot de vervulling ervan bijdraagt. [1 Het zorgt in het bijzonder voor nauwe samenwerking met de andere Belgische en buitenlandse radio- en televisieomroepen.]1
  ----------
  (1)<DDG 2011-02-14/08, art. 82, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art.6. <DDG 1995-10-16/39, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995> Het Centrum kan samenwerkingsakkoorden sluiten met handelsvennootschappen waarvan de activiteiten tot de vervulling van de taken van het Centrum bijdragen.
  Die samenwerking kan de vorm van een deelneming in het kapitaal aannemen.

Art. 6bis. <Ingevoegd bij DDG 2004-03-01/37, art. 15; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Om zijn opdracht te vervullen kan het BRF personeel bij arbeidsovereenkomst in dienst nemen. "

Art.7. De zetel van het Centrum is gevestigd te Eupen.

Art. 7.1. [1 De Regering waarborgt in de zin van artikel 138 van de wet van 27 oktober betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening de naleving van de verplichtingen die qua opbouw van wettelijke pensioenen resulteren uit de regeling voor de ouderdomsvoorzieningen van de BRF.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2009-04-27/19, art. 14, 011; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

Art. 7.2. [1 Het Belgische Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap is lid van de instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie in de Duitstalige Gemeenschap vermeld in artikel 2 van het decreet van 25 maart 2013 tot erkenning en subsidiëring van een instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2013-03-25/08, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK II. - Organisatie van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap.
Afdeling 1. - De Raad van Beheer.
Art.8.§ 1. (Het Centrum staat onder het toezicht van een raad van beheer, hierna "de raad" genoemd. De raad bestaat uit door het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap gekozen leden die stemgerechtigd zijn. Ook leden met raadgevende stem kunnen overeenkomstig lid 3 tot de raad behoren.
  Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap bepaalt het aantal stemgerechtigde leden alsmede hun verdeling onder de in het Parlement vertegenwoordigde fracties. Er wordt toepassing gemaakt van de evenredige vertegenwoordiging van de in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap vertegenwoordigde fracties alsmede van de in artikel 172, eerste en tweede lid, van het Kieswetboek voorgeschreven principes, waarbij elke fractie ten minste door één lid vertegenwoordigd wordt.
  Wordt een fractie met toepassing van lid 1 niet door een stemgerechtigd lid in de raad vertegenwoordigd, dan moet die fractie door een lid met raadgevende stem worden vertegenwoordigd.
  Voor elk in lid 1 vermeld lid worden twee plaatsvervangers verkozen. Tot eerste en tweede plaatsvervanger van een werkend lid worden de kandidaten verkozen wier naam naast de naam van dat werkend lid op de in § 2, lid 3, bedoelde lijst voorkomt.) <DDG 2004-11-08/33, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 08-11-2004>
  § 2. (De leden van de Raad worden voor de duur van een zittingsperiode van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap gekozen. Het mandaat is hernieuwbaar.
  Bij de tweede zitting volgend op zijn vernieuwing bepaalt het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap het aantal stemgerechtigde en raadgevende leden van de raad alsmede hun verdeling onder de in het Parlement vertegenwoordigde fracties.
  De verkiezing van de werkende en plaatsvervangende leden van de raad gebeurt bij de derde zitting na de installatie van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap. Daartoe draagt elke in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap vertegenwoordigde fractie een lijst met kandidaten - werkende leden voor. Op die lijst staan naast de naam van iedere kandidaat de namen van zijn eerste en tweede plaatsvervanger. Het aantal kandidaten van een lijst stemt overeen met het aantal leden bepaald met toepassing van lid 2 en met hun verdeling onder de in het Parlement vertegenwoordigde fracties.
  Draagt een fractie geen kandidaat voor, zodat de leden van de raad niet kunnen worden verkozen overeenkomstig de leden 2 en 3, wordt de verkiezing van de overige leden en plaatsvervangers van de raad alsmede de samenstelling ervan echter als regelmatig beschouwd.
  Tot de verkiezing van de leden van de raad blijven de leden in ambt die voor de vorige zittingsperiode gekozen werden.) <DDG 2004-11-08/33, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 08-11-2004>
  [1 § 2.1 - Met behoud van de toepassing van de bepalingen inzake afzettingsrecht vervat in dit decreet of in het algemene recht kan het Parlement op eigen initiatief, op voorstel van een van de in artikel 8, § 1, bedoelde fracties of op voorstel van de raad een door hem overeenkomstig paragraaf 2 aangesteld lid onder de volgende voorwaarden te allen tijde afzetten:
   1° als kan worden bewezen dat het betrokken lid in de uitoefening van zijn mandaat een zware fout of een grove nalatigheid heeft begaan of
   2° als kan worden bewezen dat het betrokken lid een handeling of een gedraging heeft gesteld die onverenigbaar is met de uitoefening van zijn mandaat of
   3° als kan worden bewezen dat het betrokken lid de democratische beginselen die in de volgende rechtsteksten zijn vastgelegd, niet in acht neemt of lid is van een organisatie, partij, vereniging of rechtspersoon die de democratische beginselen die in de volgende rechtsteksten zijn vastgelegd, niet in acht neemt:
   - wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden; en
   - wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd.
   Een afzetting overeenkomstig het eerste lid vindt plaats na een voorafgaande hoorzitting ten overstaan van het door het Parlement aangestelde orgaan, waarbij het betrokken lid zich mag laten begeleiden door een persoon van zijn keuze.
   Het Parlement kiest voor de resterende termijn een nieuw lid van de raad. Een afgezet lid is niet herkiesbaar voor de resterende mandaatstermijn, noch voor de daaropvolgende mandaatstermijn.]1
  § 3. De leden van de Raad die ophouden hun ambt uit te oefenen voordat hun mandaat verstreken is, worden door hun plaatsvervanger vervangen.
  De Raad maakt een einde aan de ambtstermijn van zijn leden die zonder geldige reden meer dan vijf opeenvolgende vergaderingen niet hebben bijgewoond of die aan de voorwaarden vermeld in artikel 9, § 1 en § 2, eerste lid niet meer voldoen.
  § 4. Een lid van de Raad van beheer dat zich op een geldige reden voor zijn afwezigheid kan beroepen, kan zich door zijn plaatsvervanger laten vertegenwoordigen; deze oefent de bevoegdheden van een werkend lid uit.
  ----------
  (1)<DDG 2024-05-06/14, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.9.§ 1. [1 Om tot lid van de Raad van het Centrum te worden verkozen, moet men de burgerlijke en politieke rechten genieten, ten minste 21 jaar oud zijn en de Duitse taal beheersen.]1
  § 2. (De hoedanigheid van lid van de Raad is onverenigbaar met die van lid van het Europees Parlement, van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van een (Gewest- of Gemeenschapsparlement) of van een Regering; bovendien is ze ook onverenigbaar met die van provinciegouverneur, van medewerker bij een ministerieel kabinet of van personeelslid van het Centrum.) <DDG 2000-10-23/31, art. 67; Inwerkingtreding : 15-12-2000> <DDG 2004-11-08/33, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 08-11-2004>
  Het is alle leden van de Raad van Beheer verboden :
  1. aanwezig te zijn bij de beraadslagingen over aangelegenheden waar zij direct bij betrokken zijn of waar hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en direct belang bij hebben;
  2. direct of indirect deel te nemen aan enige dienst, leverantie of aanbesteding voor het Centrum of als koper of huurder bij de in artikel 34, § 1, lid 1, punt 4 bepaalde verrichtingen op te treden;
  3. (Het voorafgaande lid is ook van toepassing op alle personen die niet deel uitmaken van de raad, de vergaderingen ervan met raadgevende stem echter bijwonen;) <DDG 2004-11-08/33, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 08-11-2004>
  4. in het belang van het Centrum te klagen, aan te geven of te vervolgen, behalve indien het kosteloos gebeurt.
  Het voorafgaande lid is ook van toepassing op alle personen met raadgevende stem die de vergaderingen van de Raad bijwonen.
  ----------
  (1)<DDG 2016-02-22/24, art. 34, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.10. <DDG 2004-11-08/33, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 08-11-2004> De Raad kiest de voorzitter en de ondervoorzitters onder zijn stemgerechtigde leden zo dat elke erkende fractie die in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap vertegenwoordigd is, evenals door de voorzitter of door een ondervoorzitter vertegenwoordigd wordt.

Art.11. § 1. (De raad kan enkel geldig beslissen, indien meer dan de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn.) <DDG 2004-11-08/33, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 08-11-2004>
  De besluiten van de Raad worden bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen genomen.
  § 2. Wordt bij de eerste stembeurt geen volstrekte meerderheid bereikt, dan kan het besluit op elke vergadering die ten minste dertig dagen na de eerste stembeurt plaatsvindt, met betrekkelijke meerderheid genomen worden. Bij staking van stemmen op deze vergadering is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
  § 3. De bepalingen van § 2 van dit artikel zijn niet toepasselijk op de verkiezing van de voorzitter en van de ondervoorzitters.
  Indien bij deze verkiezingen geen absolute meerderheid bereikt wordt tijdens de eerste stembeurt, wordt een tweede stembeurt gehouden waarbij de betrekkelijke meerderheid volstaat. Bij staking van stemmen tijdens de tweede stembeurt krijgt de jongste kandidaat de voorrang.

Art.12. De (Regering) van de Duitstalige Gemeenschap kan zich op de vergaderingen van de Raad door één van haar leden laten vertegenwoordigen, dat deze vergaderingen met raadgevende stem bijwoont. <DDG 1995-10-16/39, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Art.13. <DDG 1995-10-16/39, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995> Elke van de in het Centrum vertegenwoordigde erkende vakbonden wijst een personeelslid aan dat het deel van de zitting van de Raad van beheer met raadgevende stem bijwoont, waarin beslissingen betreffende de algemene politiek van de uitzendingen, haar uitoefeningsmodaliteiten en het programmaplan behandeld worden.

Art.14. Ieder lid van de Raad kan (na overleg met de directeur) de onverwijlde overhandiging van alle notulen of verslagen betreffende een besluit van onverschillig welk orgaan van het Centrum eisen. Het kan eveneens (na overleg met de directeur) en volgens de mogelijkheden van de dienst de opname of de geschreven tekst van elke uitzending vragen. De betreffende documenten, kopieën of opnamen moeten hem onmiddellijk worden bezorgd. <DDG 1995-10-16/39, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Art.15.De Raad geeft zich een reglement van orde dat de modaliteiten vermeldt volgens welke hij zijn bevoegdheden aan [1 zijn voorzitter, de directieraad en de directeur]1 kan overdragen. <DDG 1995-10-16/39, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>
  Het reglement van orde wordt aan de (Regering) van de Duitstalige Gemeenschap ter goedkeuring voorgelegd. <DDG 1995-10-16/39, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>
  ----------
  (1)<DDG 2017-02-20/13, art. 25, 017; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Art.16. De (Regering) van de Duitstalige Gemeenschap stelt het bedrag van het presentiegeld vast dat aan de leden van de Raad kan worden toegekend. Zij bepaalt de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten. <DDG 1995-10-16/39, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Afdeling 2. [1 - De directieraad]1   ----------   (1)
Art.17.[1 Het Centrum heeft een directieraad die uit minstens 3 en hoogstens 5 personen bestaat.
   De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de directieraad.]1
  ----------
  (1)<DDG 2017-02-20/13, art. 27, 017; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Art.18.[1 In het kader van de bevoegdheden die de Raad overeenkomstig artikel 15 overdraagt, neemt de directieraad alle beslissingen die noodzakelijk zijn voor de operationele leiding van het Centrum.
   De taken vermeld in het eerste lid worden uitgeoefend onverminderd :
   1° de bevoegdheden die de Raad overeenkomstig artikel 15 aan de directeur overdraagt;
   2° de algemene leidinggevende bevoegdheid van de directeur bedoeld in artikel 27 en zijn verdere decretale taken;
   3° de taken die de Regering aan de directieraad opdraagt op grond van artikel 102, § 1, eerste lid, van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<DDG 2017-02-20/13, art. 27, 017; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Art.19.[1 De directieraad stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Regering.
   In het huishoudelijk reglement worden in het bijzonder de volgende aspecten geregeld :
   1° de bijeenroeping van de directieraad;
   2° het vergaderritme;
   3° het besluitvormingsproces in de directieraad;
   4° het opstellen van de notulen;
   5° de verdere informatieplichten.]1
  ----------
  (1)<DDG 2017-02-20/13, art. 27, 017; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Art.20. (Opgeheven) <DDG 1995-10-16/39, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Art.21. (Opgeheven) <DDG 1995-10-16/39, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Art.22. (Opgeheven) <DDG 1995-10-16/39, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Art.23. (Opgeheven) <DDG 1995-10-16/39, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Art.24. (Opgeheven) <DDG 1995-10-16/39, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Art.25. (Opgeheven) <DDG 1995-10-16/39, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Art.26. (Opgeheven) <DDG 1995-10-16/39, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Afdeling 3. - De directeur.
Art.27.<DDG 1995-10-16/39, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995> [1 § 1.]1 [2 De diensten van het Centrum worden, onverminderd de bevoegdheden die de Raad overeenkomstig artikel 15 aan de directieraad overdraagt, onder het toezicht van de Raad door een directeur geleid.]2
  [1 § 2.]1 [1 De raad organiseert een vergelijkend examen met het oog op de bezetting van de betrekking als directeur. Te dien einde bepaalt hij de doelstellingen van het centrum en stelt een functiebeschrijving voor de directeurbetrekking alsmede het vereiste profiel op. De doelstellingen, de functiebeschrijving en het profiel worden door de Regering goedgekeurd.
   Op advies van de raad richt de Regering een college van deskundigen op dat ten hoogste vijf leden telt. Samen met het college van deskundigen werkt de raad de selectieprocedure uit en legt ze aan de Regering ter goedkeuring voor.
   De selectieprocedure bevat tenminste :
   - een evaluatie, door het college van deskundigen, van de ingediende sollicitatiedocumenten;
   - een verhoor, door het college van deskundigen, van de kandidaten wier documenten aan het vereiste profiel beantwoorden. Tijdens dit verhoor zullen de kandidaten hun concept m.b.t. de verwezenlijking van de vastgelegde doelstellingen voorstellen;
   - een rangschikking van de kandidaten, resultaat van de selectieprocedure.
   Op het einde van de selectieprocedure legt het college van deskundigen een lijst aan de raad voor met de rangschikking van de kandidaten. Indien de raad, bij de indienstneming van de directeur, de bepaalde rangschikking niet naleeft, dan moet hij deze beslissing uitvoerig met redenen omkleden en ze aan de Regering ter goedkeuring voorleggen.
   De raad stelt de directeur voor zes jaar aan; het mandaat kan meermaals, telkens voor zes jaar, verlengd worden.
   Vóór het verstrijken van de bepaalde mandaatstermijn kan de directeur slechts om een geldige reden en door beslissing van de raad worden afgezet. De directeur moet worden gehoord voordat de afzetting wordt besloten.]1
  ----------
  (1)<DDG 2008-06-16/35, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 16-06-2008>
  (2)<DDG 2017-02-20/13, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Art.28. <DDG 1995-10-16/39, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995> De directeur neemt met beratende stem deel aan de zittingen van de Raad.

Art.29. <DDG 1995-10-16/39, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995> De directeur is belast met de uitvoering van de beslissingen van de Raad.
  Hij vertegenwoordigt het Centrum in gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen.

Art.30. (Opgeheven) <DDG 1995-10-16/39, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

Art.31. <DDG 1995-10-16/39, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995> In spoedgevallen oefent de directeur de bevoegdheden van de Raad uit in het kader van de in het huishoudelijk reglement vastgelegde voorwaarden.

HOOFDSTUK III. - Bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen.
Art.32. <DDG 1995-10-16/39, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995> De raad zorgt voor de vrijheid van meningsuiting van de verschillende ideologische en filosofische strekkingen.

Art.33. (Opgeheven) <DDG 1995-10-16/39, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>

HOOFDSTUK IV. - Financiën.
Art.34.§ 1. De ontvangsten van het Centrum bestaan inzonderheid uit :
  1. het bedrag van de kredieten die [het Parlement] van de Duitstalige Gemeenschap ter beschikking van het Centrum stelt; <DDG 2004-11-08/33, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 08-11-2004>
  2. het bedrag van schenkingen en legaten die met goedkeuring van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap het Centrum toekomen;
  3. de leningen die het Centrum mag aangaan, onder meer door de uitgifte van obligaties;
  4. de ontvangsten voortvloeiend uit de verkoop van publicaties en eigen klank- en beeldopnamen en de ontvangsten voortvloeiend uit de verkoop en de verhuring van zijn produkties alsmede uit de betaling van diensten in onverschillig welke vorm;
  5. [de ontvangsten voortvloeiend uit de publiciteit;
  6° de ontvangsten voortvloeiend uit de in artikel 6 bedoelde samenwerkingsakkoorden.] <DDG 1995-10-16/39, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 16-10-1995>
  § 2. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 57, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.35.
  <Opgeheven bij DDG 2009-05-25/21, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

HOOFDSTUK V. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
Art.36. <DDG 2004-11-08/33, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 08-11-2004> Voor de zittingsperiode van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap die op 13 juni 2004 begonnen is, gelden de door het Parlement op 16 september 2004 aangewezen leden van de raad van beheer van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap als stemgerechtigde leden in de zin van artikel 8, § 1, leden 1 en 2.
  Voor de zittingsperiode van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap die op 13 juni 2004 begonnen is, wordt het aantal leden met raadgevende stem bepaald op de dag waarop het decreet van 8 november 2004 tot wijziging van het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap wordt aangenomen. Op dezelfde dag worden deze leden door het Parlement aangewezen overeenkomstig artikel 8, § 1, leden 3 en 4.

Art. 36.1. [1 De toewijzing van radiospectrum aan het Centrum volgens de procedures die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van het decreet van 1 maart 2021 betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen, blijft van kracht tot hun opheffing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-03-01/06, art. 152, 018; Inwerkingtreding : 12-04-2021>


Art.37. Worden opgeheven :
  1. <Opheffingsbepaling van artikelen 7, § 1, lid 2 en §§ 2 tot 4; 8, lid 1; 9 en 10 van de W 1977-02-18/33>
  2. het reglementair besluit van 4 juli 1977 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum voor uitzendingen in de Duitse taal, gewijzigd door het reglementair besluit van 13 november 1978 en door het decreet van 25 juni 1985.

Art. 38. <Wijzigingsbepaling van artikelen 7, § 1; 7, §5 en 11 van de W 1977-02-18/33>