6 DECEMBER 2011. - Decreet ter ondersteuning van het jeugdwerk(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-01-2012 en tekstbijwerking tot 16-04-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-4
HOOFDSTUK 2. - Ondersteuning van de jeugdvoorzieningen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 5-7
Afdeling 2. - Ondersteuning van de jeugdorganisaties
Art. 8-14
Afdeling 3. [1 - Ondersteuning van de jongereninformatie]1
Art. 15-21
Afdeling 4. - Ondersteuning van het open jeugdwerk
Art. 22-28
Afdeling 5. - Ondersteuning van een Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap
Art. 29-34
HOOFDSTUK 3. - Opleiding en voortgezette opleiding
Afdeling 1. - Goedkeuring van voortgezette opleidingen voor jongeren
Art. 35-37
Afdeling 2. - Basisopleiding "vrijwillige jeugdleider"
Art. 38-40
Afdeling 3. - Erkende bewijzen
Art. 41-42
Afdeling 4. - Voortgezette opleidingen voor jeugdwerkers
Art. 43
Afdeling 5. - Ondersteuning van opleidingen en voortgezette opleidingen
Art. 44-45
HOOFDSTUK 4. - Ondersteuning van een Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap
Art. 46-49
HOOFDSTUK 5. - Jeugdcommissie van de Duitstalige Gemeenschap
Art. 50-55
HOOFDSTUK 5.1. [1 - Uitrustingsvoorwerpen]1
Art. 55.1-55.4
HOOFDSTUK 5.2 [1 Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens ]1
Art. 55.5-55.9
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 56-58
HOOFDSTUK 7. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 59-73
HOOFDSTUK 7.1. [1 - Tijdelijke maatregelen om de negatieve gevolgen van de coronacrisis te beperken]1
Art. 73.1-73.3
HOOFDSTUK 8. - Overgangsbepalingen
Art. 74-81
1984021047 1992033017 1992033077 1992933103 1994033007 1995033097 1999033020 1999033079 1999033105 2004033082 2005033072
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Definities.
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° kinderen : personen [2 van vier tot en met negen jaar]2;
2° jongeren : personen [2 van tien tot en met dertig jaar]2;
3° jonge mensen : kinderen en jongeren;
4° niet-formeel leren : leren dat ingebed is in geplande activiteiten die niet uitdrukkelijk als leren worden bestempeld (wat leerdoelstellingen, leertijd of leerondersteuning betreft), maar die een belangrijk leerelement omvatten. Niet-formeel leren is vanuit het standpunt van de lerende in de regel een bewuste keuze en leidt doorgaans niet tot een certificering;
5° informeel leren : een leerproces dat voortvloeit uit dagelijkse activiteiten die verband houden met het werk, het gezin of de vrijetijdsbesteding. Dit leren wordt niet georganiseerd of gestructureerd (wat leerdoelstellingen, leertijd of leerondersteuning betreft). Informeel leren is in de meeste gevallen niet-intentioneel en leidt doorgaans niet tot een certificering;
6° gevoelens van zelfeffectiviteit : succeservaringen die via waardering leiden tot vertrouwen in het eigen kunnen inzake ondernemingszin, creativiteit en culturele activiteit;
7° vormgevingscompetenties : de motivatie en het vermogen om, uitgaande van een analyse van de situatie, samen met anderen de leefomgeving duurzaam vorm te geven;
8° jeugdwerker : gekwalificeerde persoon [2 die als jeugdwelzijnswerker of als assistent-jeugdwerker op professionele basis]2 bezig is met jeugdwerk;
9° vrijwillige jeugdleider : persoon die op vrijwillige en onbezoldigde basis bezig is met jeugdwerk binnen een jeugdvoorziening;
10° erkend bewijs : de akte uitgereikt door de Regering om een goedgekeurde basis- of voortgezette opleiding individueel te erkennen;
11° opleidingen en voortgezette opleidingen : opleidingen en voortgezette opleidingen voor jongeren, alsook voor vrijwillige jeugdleiders, stagebegeleiders en jeugdwerkers die werkzaam zijn in het jeugdwerk in het Duitse taalgebied;
12° jeugdvoorziening : een jeugdorganisatie, een [1 aanbieder van jongereninformatie]1, een aanbieder van open jeugdwerk of het Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap;
13° jeugdgroep : georganiseerde groep van een jeugdorganisatie die in een bepaalde gemeente of een bepaald dorp activiteiten voor jonge mensen aanbiedt;
14°[2 aanbieder van open jeugdwerk: een vereniging zonder winstoogmerk die voldoet aan de algemene criteria om ondersteund te worden als jeugdorganisatie overeenkomstig artikel 5 en die zich bezighoudt met open jeugdwerk in de betrokken gemeente of, naargelang van het geval, de betrokken gemeente of de Regering]2;
15° vestigingsplaats : ruimte waar ontmoetingswerk plaatsvindt om het in artikel 2, tweede en derde lid, beschreven jeugdwerk te verwezenlijken [2 ;]2
[2 16° ondersteuningsperiode: periode van vijf jaar die altijd begint op 1 januari en waarin de ondersteuning overeenkomstig dit decreet wordt gewaarborgd;]2
[2 17° Algemene Verordening Gegevensbescherming: de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.]2
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 31, 013; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
(2)<DDG 2021-12-14/10, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.2.Voorwerp.
Dit decreet regelt de ondersteuning van jonge mensen, van het jeugdwerk, van de jeugdvoorzieningen en van de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap en de organisatie van opleidingen en voortgezette opleidingen voor jongeren en voor personen die werkzaam zijn in het jeugdwerk in het Duitse taalgebied.
[1 Jeugdwerk heeft hoofdzakelijk betrekking op buitenschoolse activiteiten]1 en is gebaseerd op niet-formele en informele leerprocessen en op vrijwillige deelneming.
Via passende activiteiten stimuleert jeugdwerk de individuele, sociale en culturele ontwikkeling van jonge mensen, rekening houdend met hun belangen en behoeften.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.3.[1 Seksegelijkheid]1.
Alle in dit decreet vermelde hoedanigheden gelden voor [1 alle]1 geslachten.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.4.[1 Strategisch plan [2 en ondersteuningsperiode]2
[2 De Regering maakt voor elke ondersteuningsperiode een sectoroverschrijdend strategisch plan bekend]2 dat bestaat uit centrale thema's, een evaluatie en een actieplan en voert dit plan uit. In het strategisch plan worden de leefruimten van jonge mensen in de Duitstalige Gemeenschap geregistreerd en worden nadere doelstellingen en taken bepaald die de situatie van jonge mensen kunnen verbeteren.
[2 De Regering maakt voor elke ondersteuningsperiode een sectoroverschrijdend strategisch plan bekend]2. Dat jeugdverslag is gebaseerd op een studie daaromtrent die door een wetenschappelijk instituut wordt uitgevoerd. De Regering betrekt de ondersteunde jeugdvoorzieningen en de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap bij de opmaak van het jeugdverslag.
[2 In januari van het jaar dat aan de volgende ondersteuningsperiode voorafgaat, bepaalt de Regering de thematische prioriteiten voor het volgende strategisch plan.]2. De Regering betrekt de ondersteunde jeugdvoorzieningen, de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap en jonge mensen bij het vastleggen van de centrale thema's van het strategisch plan. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de resultaten van het jeugdverslag, alsook met de sociaal-ruimtelijke analyse die de aanbieders van open jeugdwerk moeten opstellen. De Regering legt de centrale thema's van het strategisch plan ter goedkeuring voor aan het Parlement.
[2 In hetzelfde jaar maakt de Regering een evaluatie van het strategisch plan van de lopende ondersteuningsperiode en werkt ze, op basis van de vastgelegde thematische prioriteiten, het actieplan van het volgende strategisch plan uit]2.De Regering betrekt de ondersteunde jeugdvoorzieningen, de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap en jonge mensen bij de evaluatie van het strategisch plan en bij de uitwerking van het actieplan. De Regering legt de evaluatie ter kennisneming voor aan het Parlement; het actieplan legt ze ter goedkeuring voor aan het Parlement. [2 De uitvoering van het actieplan eindigt uiterlijk in het laatste jaar van de betreffende ondersteuningsperiode.]2.]1
----------
(1)<DDG 2015-11-23/11, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<DDG 2021-12-14/10, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 2. - Ondersteuning van de jeugdvoorzieningen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.5.Algemene ondersteuningscriteria.
§ 1. In het kader van dit decreet worden jeugdvoorzieningen ondersteund die :
1° zijn opgericht als vereniging zonder winstoogmerk met zetel in de Duitstalige Gemeenschap;
2° krachtens hun statuten belangstellende jongeren opnemen;
3° werkzaam zijn op het gebied van jeugdwerk in het Duitse taalgebied;
4° jonge mensen de mogelijkheid bieden om ervaringen op te doen die hun gevoel van zelfeffectiviteit versterken en om vormgevingscompetenties aan te leren;
5° de participatie van jonge mensen in hun jeugdvoorziening stimuleren;
6° activiteiten aanbieden en maatregelen nemen waarbij de behoeften van jonge mensen centraal staan;
[2 6.1 toenemend fysieke, virtuele en niet-gedefinieerde ruimten met elkaar verbinden en combineren om zich aan te passen aan de levensomstandigheden van jonge mensen;]2
7° rekening houden met de bijzondere belangen van kansarme jonge mensen, jonge mensen met een migratieachtergrond en jonge mensen [2 met ondersteuningsbehoefte]2;
[2 7.1 jonge mensen bereiken die door de digitalisering het risico lopen niet meer mee te kunnen in de maatschappij;]2
8° [2 ...]2
9° sinds ten minste één jaar bestaan en activiteiten organiseren;
10° ervoor zorgen dat de activiteiten door jeugdwerkers of vrijwillige jeugdleiders geleid worden;
11° in het Duitse taalgebied over de infrastructuur beschikken die voor de activiteiten noodzakelijk is;
12° een behoorlijke, autonome boekhouding overleggen die altijd mag worden ingezien en financiële controle mogelijk maakt;
13° bij de door de Regering aangewezen dienst jaarlijks, uiterlijk op [1 30 juni]1, een balans en een resultatenrekening van het vorige boekjaar, alsook een begroting voor het volgende boekjaar indienen;
14° hun leden en de bevolking regelmatig over hun activiteiten informeren.
§ 2. De prioriteiten van het jeugdwerk zijn :
1° maatschappelijk-politieke en maatschappelijke vorming ter stimulering van : de belangstelling om deel te nemen aan het politieke en maatschappelijke leven, het vermogen om maatschappelijk-politieke ontwikkelingen kritisch te beoordelen en de bereidheid om maatschappelijk-politieke ontwikkelingen actief mee vorm te geven;
2° cultureel jeugdwerk om creativiteit en culturele uitdrukkingsvormen te bevorderen;
3° vrijetijdsgeoriënteerd jeugdwerk om bij te dragen tot algemene ontplooiing via sport, spel en beweging;
4° [2 digitaal jeugdwerk om de digitale competenties en de mediageletterdheid van jonge mensen te bevorderen, zodat zij actief en creatief deelnemen aan de digitale samenleving, gefundeerde en weloverwogen keuzes maken en verantwoordelijkheid nemen voor en controle uitoefenen op hun digitale identiteit]2;
5° intercultureel jeugdwerk ter ondersteuning van interculturele competentie en zelfvinding;
6° [2 jeugdwerk waarbij nagedacht is over gendergelijkheid om gelijke kansen en het overwinnen van genderstereotypen te bevorderen, alsook om openheid en aanvaarding te bevorderen ten aanzien van de levenswijze van alle mensen, ongeacht hun seksuele identiteit ]2;
7° intergemeenschappelijk en internationaal jeugdwerk om een goede verstandhouding binnen België en op internationaal niveau te bevorderen, alsook om de waarborging van de vrede en de Europese identiteit te bevorderen[2 ;]2
[2 8° het duurzaamheidsbeginsel en de educatie voor duurzame ontwikkeling, waaronder het bevorderen van de belangstelling voor een zinvolle omgang met de natuur en het milieu en voor een wereldwijd rechtvaardig samenleven van alle mensen op deze wereld.]2
Uitgaande van de vrijwillige participatie van jonge mensen vervullen ondersteunde jeugdvoorzieningen hun taken in het kader van die prioriteiten, op eigen verantwoordelijkheid en met gebruik van verscheidene methoden.
§ 3. [2 ...]2
----------
(1)<DDG 2018-12-11/11, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DDG 2021-12-14/10, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 5.1. [1 Personeelssubsidies
§ 1 - Indien jongerenvoorzieningen op grond van dit decreet personeelssubsidies aanvragen voor de tewerkstelling van jeugdwelzijnswerkers, moeten zij aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze beschikken over een uittreksel uit het strafregister als bedoeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering waarin geen veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan zes maanden staat;
2° ze zijn minstens houder van het diploma van een sociaal-pedagogische bachelor.
Op basis van een gemotiveerd voorstel van de jeugdcommissie kan de Regering:
1° andere diploma's dan die vermeld in het eerste lid, 2°, als gelijkwaardig erkennen;
2° opleidingen uit een andere studierichting dan die vermeld in het eerste lid, 2°, goedkeuren om tegemoet te komen aan een specifieke behoefte in de jeugdwerkbranche waar de betrokken jeugdvoorziening actief is.
De jeugdvoorziening dient daartoe een met redenen omkleed verzoek in bij de Regering, waarin zij de specifieke behoefte uiteenzet. Een specifieke behoefte kan worden gemotiveerd door het overbruggen van een bijzondere werksituatie, ofwel door het uitwerken van een innovatieve of specifieke inhoud. Na het advies van de jeugdcommissie wordt voor deze medewerkers zo nodig een plan inzake voortgezette opleiding opgesteld.
§ 2 - Indien jongerenvoorzieningen op grond van dit decreet personeelssubsidies aanvragen voor de tewerkstelling van assistent-jeugdwerkers, moeten zij aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze beschikken over een uittreksel uit het strafregister als bedoeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering waarin geen veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan zes maanden staat;
2° ze zijn minstens houder van een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs resp. een daarmee gelijkgesteld diploma of houder van een eindeleertijdsgetuigschrift, kunnen bewijzen dat ze voldoende praktijkervaring in de animatie hebben opgedaan en verplichten zich, na advies van de jeugdcommissie, tot een plan inzake voortgezette opleiding van minstens 300 uur om zich specifiek te kwalificeren voor de jeugdwerkbranche waarin de betrokken jongerenvoorziening actief is.
Assistent-jeugdwerkers die bij hun aanstelling in een ondersteunde jeugdvoorziening houder zijn van een sociaal-pedagogisch bachelordiploma worden vrijgesteld van de aanvullende opleiding vermeld in het eerste lid, 2°.
Assistent-jeugdwerkers die bij hun aanstelling in een ondersteunde jeugdvoorziening geen houder zijn van een sociaal-pedagogisch bachelordiploma, moeten in het kader van het verplichte plan inzake voortgezette opleiding, na hun aanstelling, een voortgezette opleiding volgen over de bescherming van jonge mensen tegen verwaarlozing, geweld en seksueel misbruik.
De Regering legt de nadere regels van het plan inzake voortgezette opleiding vast.
§ 3 - De aanbieder van jongereninformatie en het Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap hebben daarnaast de mogelijkheid om op basis van dit decreet personeelssubsidies aan te vragen voor de tewerkstelling van leidinggevenden. Deze voldoen aan volgende voorwaarden:
1° ze beschikken over een uittreksel uit het strafregister als bedoeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering waarin geen veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan zes maanden staat;
2° ze zijn minstens houder van het diploma van een bachelor;
3° ze hebben minstens twee jaar ervaring of een kwalificatie op het gebied van personeelsbeheer.
§ 4 - De Regering bepaalt, voor de in §§ 1 tot 3 bedoelde functies, het bedrag van de personeelssubsidies, de voor de berekening van de personeelssubsidie in aanmerking komende personeelskosten en de nadere regels omtrent de subsidiëring. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-14/10, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.6.Aanvullende subsidies.
[1 § 1.]1 Ondersteunde jeugdvoorzieningen kunnen, naast de forfaitaire subsidies vermeld in de artikelen 13, 21, 28 en 34, een subsidie voor bijzondere projecten of interne voortgezette opleidingen krijgen. De Jeugdraad kan, naast de forfaitaire subsidie vermeld in artikel 48, een subsidie voor bijzondere projecten krijgen.
Bijzondere projecten zijn projecten die tegelijk aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° bijzonder belangrijk zijn voor de Duitstalige Gemeenschap en
2° gepaard gaan met uitzonderlijke kosten.
Bij de aanvragen voor bijzondere projecten of interne voortgezette opleidingen wordt een gedetailleerde staat van de ontvangsten en uitgaven en een beschrijving van de geplande activiteit gevoegd.
[1 § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de Regering ter ondersteuning van bijzondere projecten in het kader van de prioriteiten van het jeugdstrategieplan subsidie toekennen aan de volgende rechtspersonen :
1° instellingen van openbaar nut van de Duitstalige Gemeenschap;
2° gemeenten van het Duitse taalgebied;
3° verenigingen zonder winstoogmerk;
4° voor de jeugd bevoegde overheidsinstanties van buiten het Duitse taalgebied.]1
----------
(1)<DDG 2017-02-20/13, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 15-03-2017>
Art.7. Aanpassing van de bedragen.
De Regering kan het bedrag van de verschillende subsidievormen aan de beschikbare begrotingsmiddelen aanpassen.
Afdeling 2. - Ondersteuning van de jeugdorganisaties
Art.8.Ondersteuningscriteria voor jeugdorganisaties.
Jeugdorganisaties komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze :
1° aan de algemene ondersteuningscriteria vermeld in artikel 5 voldoen;
2° voornamelijk tijdens het weekeinde en in de schoolvakanties activiteiten voor jonge mensen aanbieden, waarbij vergaderingen van het bestuur van de jeugdorganisatie niet als activiteiten in de zin van deze bepaling gelden;
3° [3 ...]3
4° jaarlijks deelnemen aan de effectiviteitsdialoog vermeld in artikel 11.
[1 5° bij de door de Regering aangewezen dienst jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, een gecodeerde lijst indienen van alle jonge mensen die op 31 december van het voorgaande jaar lid van de jeugdorganisatie waren.]1
[2 6° aantonen dat minstens 50 jonge mensen lid zijn.]2
----------
(1)<DDG 2013-02-25/07, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<DDG 2016-02-22/24, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
(3)<DDG 2021-12-14/10, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.9.[1 Ondersteuningsaanvraag
Reeds ondersteunde jeugdorganisaties dienen uiterlijk op 31 maart van het jaar dat aan de volgende ondersteuningsperiode voorafgaat, een ondersteuningsaanvraag in bij de Regering. Jeugdorganisaties die nog geen ondersteuning van de Regering hebben gekregen, kunnen hun ondersteuningsaanvraag jaarlijks tot uiterlijk 31 maart indienen.
De ondersteuningsaanvraag voldoet aan de ondersteuningscriteria vermeld in de artikelen 5 en 8 en omvat minstens:
1° een analyse van de sterke en zwakke punten;
2° de opstelling van een jaarprogramma voor het eerste kalenderjaar van de ondersteuning, waaruit blijkt welke van de in artikel 5, § 2, genoemde prioriteiten zullen worden uitgevoerd in het kader van het algemene aanbod van de jeugdorganisaties voor hun respectieve doelgroep;
3° een beschrijving van de plaatselijke situatie wat financiële, personele en materiële middelen betreft;
4° het streefdoel en de structuur van de jeugdorganisatie;
5° een beschrijving van de manier waarop de vrijwillige jeugdleiders - en in voorkomend geval de jeugdwerkers in hoofdberoep - ondersteund en pedagogisch begeleid worden.
De Regering kan de vorm en de werkwijze voor de ondersteuningsaanvraag vastleggen ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.10.[1 Goedkeuring van de ondersteuning
De Regering onderzoekt de overeenkomstig artikel 9 ingediende ondersteuningsaanvraag en keurt haar uiterlijk op 31 oktober van het jaar waarin ze werd ingediend, in voorkomend geval goed. Aan de goedkeuring kunnen voorwaarden worden verbonden die verband houden met het bepaalde in de artikelen 5, 8 en 9.
De ondersteuning van een jeugdorganisatie wordt in principe toegekend voor de duur van de respectieve ondersteuningsperiode. Ze wordt van kracht op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de goedkeuring werd verleend ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.11.Effectiviteitsdialoog.
Elk jaar vindt in oktober een effectiviteitsdialoog plaats tussen vertegenwoordigers van een door de Regering aangewezen dienst en vertegenwoordigers van de ondersteunde jeugdorganisatie, waaraan ook leden van de raad van bestuur moeten deelnemen. In die dialoog komen de volgende onderwerpen aan bod :
1° [1 de uitvoering en actualisering van het jaarprogramma door de activiteiten van het voorgaande en het lopende kalenderjaar, alsmede de prioriteiten, projecten en activiteiten voor het komende jaar toe te lichten]1;
2° [1 ...]1;
3° [1 ...]1;
4° in voorkomend geval de kampverslagen vermeld in artikel 14.
De door de Regering aangewezen dienst maakt notulen over de effectiviteitsdialoog op; die notulen bevatten informatie over de punten vermeld in het eerste lid, 1° tot 4°, en bevatten de doelstellingen voor het volgende jaar. De notulen worden aan de jeugdorganisatie bezorgd.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.12.Categorieën.
§ 1. Jeugdorganisaties worden ingedeeld in zes categorieën.
§ 2. Jeugdorganisaties worden ingedeeld in categorie I indien ze :
1° overeenkomstig de artikelen 5 en 8 in aanmerking komen voor ondersteuning;
2° jaarlijks kunnen aantonen dat minstens 50 jonge mensen lid zijn van hun organisatie;
3° gemiddeld minstens drie activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, per maand organiseren buiten de zomerschoolvakanties.
Jeugdorganisaties worden in categorie II ingedeeld indien ze :
1° overeenkomstig de artikelen 5 en 8 in aanmerking komen voor ondersteuning;
2° jaarlijks kunnen aantonen dat minstens 100 jonge mensen lid zijn van hun organisatie;
3° gemiddeld minstens drie activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, per maand organiseren buiten de zomerschoolvakanties.
Jeugdorganisaties worden in categorie III ingedeeld indien ze :
1° overeenkomstig de artikelen 5 en 8 in aanmerking komen voor ondersteuning;
2° jaarlijks kunnen aantonen dat minstens 100 jonge mensen lid zijn van hun organisatie;
3° gemiddeld minstens drie activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, per maand organiseren buiten de zomerschoolvakanties;
4° activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, organiseren tijdens de zomerschoolvakanties;
5° in verscheidene gemeenten van het Duitse taalgebied werkzaam zijn.
Jeugdorganisaties worden in categorie IV ingedeeld indien ze :
1° overeenkomstig de artikelen 5 en 8 in aanmerking komen voor ondersteuning;
2° jaarlijks kunnen aantonen dat minstens 300 jonge mensen lid zijn van hun organisatie;
3° gemiddeld minstens tien activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, per maand organiseren buiten de zomerschoolvakanties;
4° minstens twintig dagen activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, organiseren tijdens de zomerschoolvakanties;
5° in verscheidene gemeenten van het Duitse taalgebied werkzaam zijn.
Jeugdorganisaties worden in categorie V ingedeeld indien ze :
1° overeenkomstig de artikelen 5 en 8 in aanmerking komen voor ondersteuning;
2° jaarlijks kunnen aantonen dat minstens 600 jonge mensen lid zijn van hun organisatie;
3° gemiddeld minstens vijftien activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, per maand organiseren buiten de zomerschoolvakanties;
4° minstens dertig dagen activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, organiseren tijdens de zomerschoolvakanties;
5° in verscheidene gemeenten van het Duitse taalgebied werkzaam zijn.
Jeugdorganisaties worden in categorie VI ingedeeld indien ze :
1° overeenkomstig de artikelen 5 en 8 in aanmerking komen voor ondersteuning;
2° jaarlijks kunnen aantonen dat minstens 1 000 jonge mensen lid zijn van hun organisatie;
3° minstens één jeugdwerker, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, in dienst hebben;
4° gemiddeld minstens dertig activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, per maand organiseren buiten de zomerschoolvakanties;
5° minstens zestig dagen activiteiten in de zin van artikel 8, 2°, organiseren tijdens de zomerschoolvakanties;
6° in verscheidene gemeenten van het Duitse taalgebied werkzaam zijn.
§ 3. [1 Als het aantal jonge mensen dat lid is van de jeugdorganisatie gedurende twee opeenvolgende jaren kan worden aangetoond, wordt op verzoek van de jeugdorganisatie een upgrade naar een hogere categorie uitgevoerd.
Als het aantal jonge mensen dat lid is van een jeugdorganisatie gedurende vijf opeenvolgende jaren kan worden aangetoond, wordt een degradatie naar een lagere categorie gemaakt]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.13.Subsidie voor jeugdorganisaties.
[1 § 1 .]1 Jeugdorganisaties van categorie I die in aanmerking komen voor ondersteuning ontvangen een jaarlijkse forfaitaire subsidie van 2.500 euro.
Jeugdorganisaties van categorie II die in aanmerking komen voor ondersteuning ontvangen een jaarlijkse forfaitaire subsidie van 10.000 euro.
Jeugdorganisaties van categorie III die in aanmerking komen voor ondersteuning ontvangen een jaarlijkse forfaitaire subsidie van 15.000 euro. Bij aanstelling van een 0,5 jeugdwerker, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, ontvangen jeugdorganisaties van categorie III aanvullend een jaarlijks forfait van 20.000 euro.
Jeugdorganisaties van categorie IV die in aanmerking komen voor ondersteuning ontvangen een jaarlijkse forfaitaire subsidie van 20.000 euro. Bij aanstelling van jeugdwerkers wordt een aanvullend jaarlijks forfait toegekend :
1° voor 0,5 voltijds equivalent : 20.000 euro of
2° voor één voltijds equivalent : 40.000 euro.
Jeugdorganisaties van categorie V die in aanmerking komen voor ondersteuning ontvangen een jaarlijkse forfaitaire subsidie van 30.000 euro. Bij aanstelling van jeugdwerkers wordt een aanvullend jaarlijks forfait toegekend :
1° voor 0,5 voltijds equivalent : 20.000 euro of
2° voor één voltijds equivalent : 40.000 euro.
Jeugdorganisaties van categorie VI die in aanmerking komen voor ondersteuning ontvangen een jaarlijkse forfaitaire subsidie van 70.000 euro. Naast de verplichting om één jeugdwerker, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, in dienst te nemen, kan bij de aanstelling van aanvullende jeugdwerkers een jaarlijks forfait worden toegekend :
1° voor 0,5 voltijds equivalent : 20.000 euro of
2° voor één voltijds equivalent : 40.000 euro.
[1 § 2 - Alle bedragen gelden onder voorbehoud van artikel 7.]1
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.14.Subsidie voor jeugdkampen.
Voor elke jeugdgroep van een ondersteunde jeugdorganisatie die een jeugdkamp organiseert, moet de jeugdorganisatie aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° vóór 1 juni van het jaar waarin het kamp plaatsvindt, per jeugdkamp een formulier - waarvan de Regering het model vastlegt en dat informatie verschaft over het aantal jonge mensen, hun leeftijd, de naam van de groepen, de plaats, de namen van de jeugdleiders, het aantal jeugdleiders en het verloop van de dag - ingevuld indienen;
2° het jeugdkamp tussen 15 juni en 31 augustus organiseren;
3° voor pedagogische begeleiding zorgen, waarbij voor de begeleiding van vierentwintig jonge mensen in minstens twee vrijwillige jeugdleiders moet worden voorzien. Eén vrijwillige jeugdleider moet houder zijn van een erkend bewijs "vrijwillige jeugdleider" van de Duitstalige Gemeenschap of van een andere binnenlandse of buitenlandse overheid, waarbij jeugdleiders die een sociaal pedagogische opleiding aangevat of voltooid hebben, gelijkgesteld worden. De tweede vrijwillige jeugdleider moet de eerste opleidingscyclus overeenkomstig artikel 39, § 1, tweede lid, voltooid hebben;
4° per jeugdkamp een jeugdleider aanstellen die de hoofdverantwoordelijkheid draagt en die minstens achttien jaar is;
5° per jeugdkamp een jeugdleider aanwijzen die bevoegd is voor de medische begeleiding en de hygiëne. De jeugdleider moet geslaagd zijn voor een EHBO-cursus. Die cursus bestaat uit minstens één specifieke EHBO-cursus voor jeugdkampen en duurt op zijn minst zes uur. Er moet een gezondheidsmap worden bijgehouden;
[3 5°1 een EHBO-koffer bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid;]3
6° een ongevallenverzekering voor alle jeugdleiders en deelnemers van het jeugdkamp sluiten;
7° [2 ...]2
[1 7.1 het jeugdkamp moet in overnachting voorzien en minstens vijf opeenvolgende dagen duren;]1
8° een door de Regering aangewezen dienst toestaan om ter plaatse controle uit te oefenen;
[3 9° een infrastructuur gebruiken die aangepast is aan de behoeften van de kinderen en die de bewegingsvrijheid, de veiligheid en de hygiëne van de kinderen waarborgt;
10° in een rustruimte voor kinderen tussen drie en vijf jaar voorzien;
11° de meerderjarige begeleiders van de kinderen hebben geen vermelding in het strafregister overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dat hen onder meer verbiedt om minderjarigen te begeleiden, wat gecontroleerd wordt aan de hand van hun uittreksel uit het strafregister [4 ...]4.]3
De ondersteunde jeugdorganisatie dient haar kampverslagen jaarlijks, uiterlijk tegen 30 september, in gebundelde vorm in bij de door de Regering aangewezen dienst. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de kampverslagen.
Voor de organisatie van jeugdkampen kunnen ondersteunde jeugdorganisaties een forfait van [4 1,50 euro]4 per dag en per deelnemer ontvangen.
Het forfaitaire bedrag wordt jaarlijks vastgelegd op basis van het gemiddelde aantal deelnemers en jeugdkampdagen in de laatste drie jaar.
----------
(1)<DDG 2013-02-25/07, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 05-04-2013>
(2)<DDG 2015-03-02/05, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 26-03-2015>
(3)<DDG 2018-12-11/11, art. 25, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<DDG 2021-12-14/10, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3. [1 - Ondersteuning van de jongereninformatie]1
----------
(1)
Art.15.Een informatieaanbod voor het hele taalgebied.
In het kader van de prestatieovereenkomsten vermeld in artikel 19 zorgt de Regering ervoor dat een aanbod aan jongereninformatie ter beschikking wordt gesteld voor het hele Duitse taalgebied. [1 Er is maar één ondersteunde aanbieder voor de jongereninformatie in het Duitse taalgebied.]1.
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 33, 013; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
Art.16.[1 Doelstelling van de jongereninformatie
De aanbieder van jongereninformatie stelt informatie ter beschikking die op juistheid getoetst is en die betrouwbaar, volledig, neutraal en voor iedereen toegankelijk is. De informatie is zowel qua vorm als qua inhoud afgestemd op de behoeften van jongeren. De aanbieder biedt jonge mensen permanent actuele informatie aan en helpt hen bij het zoeken naar informatie.
De aanbieder van jongereninformatie doet in alle gemeenten van het Duitse taalgebied aan projectwerk om zijn dienstverlening ter plaatse ter beschikking te stellen van de jongeren.
Voorts draagt de aanbieder van jongereninformatie bij tot een op kennis gebaseerd jeugdbeleid door de voorhanden zijnde kennis over jongeren en jongereninformatie te registreren en te ontsluiten.]1
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 34, 013; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
Art.17.[1 Ondersteuningsaanvraag
De aanbieder van jongereninformatie dient uiterlijk op 31 maart van het jaar dat aan de volgende ondersteuningsperiode voorafgaat, een ondersteuningsaanvraag in bij de Regering.
De ondersteuningsaanvraag voldoet aan de ondersteuningscriteria en doelstellingen vermeld in de artikelen 5 en 16 en omvat minstens:
1° een programma dat de uitvoering van de prioriteiten vermeld in artikel 5, § 2, beschrijft, dat de uitvoering van de doelstelling vermeld in artikel 16 beschrijft, dat de uitvoering van de specifieke doelstellingen en methoden die voortvloeien uit het jeugdverslag beschrijft en waaruit de betrokkenheid van het informatiecentrum voor jongeren bij de uitvoering van het strategisch plan blijkt;
2° het streefdoel van de organisatie;
3° de beschrijving van de financiële, personele en materiële middelen die ter plaatse beschikbaar zijn, met inbegrip van een voorstel voor het noodzakelijke betrekkingenpakket;
4° gegevens over de uitbouw van een netwerk en de samenwerking met de partners die noodzakelijk zijn voor de voorlichting van de jongeren;
5° de manier waarop de kwaliteit van de structuur en van het aanbod wordt geëvalueerd, alsook de manier waarop het werk van de medewerkers wordt geëvalueerd.
De Regering kan de vorm en de werkwijze voor de ondersteuningsaanvraag vastleggen ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.18.[1 - Goedkeuring van de ondersteuning
De Regering onderzoekt de overeenkomstig artikel 17 ingediende ondersteuningsaanvraag en keurt haar uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat aan de volgende ondersteuningsperiode voorafgaat, in voorkomend geval goed. Aan de goedkeuring kunnen voorwaarden worden verbonden die verband houden met het bepaalde in de artikelen 5, 16 en 17.
De ondersteuning van de aanbieder van jongereninformatie wordt in principe toegekend voor de duur van de respectieve ondersteuningsperiode. Ze wordt van kracht op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de goedkeuring werd verleend ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 15, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.19.[1 Prestatieovereenkomst
De Regering sluit een prestatieovereenkomst met de aanbieder van jongereninformatie. Die omvat:
1° het bedrag van de subsidie voor personeels- en werkingskosten;
2° de taken en het werkvolume van de medewerkers van het informatiecentrum voor jongeren;
3° de gegevens betreffende het beheer van de infrastructuur die ter beschikking staat;
4° de gegevens betreffende de financiële middelen, met inbegrip van het betrekkingenpakket dat in aanmerking komt voor ondersteuning;
5° de openingstijden;
6° de doelgroepen;
7° de beschrijving van de manier waarop het informatiecentrum voor jongeren betrokken is bij de uitvoering van het strategisch plan voor het jeugdwerk.
De prestatieovereenkomst geldt voor de duur van de ondersteuning ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.20.[1 Begeleiding van het informatiecentrum voor jongeren
§ 1 - Voor de begeleiding en de evaluatie van de prestatieovereenkomst richt de Regering een begeleidingscomité op waarin de Regering, [2 de door de Regering belaste dienst,]2 een vertegenwoordiger van de gemeenten van het kanton Eupen, een vertegenwoordiger van de gemeenten van het kanton Sankt Vith en het informatiecentrum voor jongeren vertegenwoordigd zijn.
De gemeenten wijzen hun respectieve vertegenwoordiger jaarlijks en voor een periode van één jaar aan. Eenzelfde gemeente mag slechts één keer per periode van vier jaar een vertegenwoordiger in haar respectieve kanton aanwijzen.
§ 2 - Het begeleidingscomité bespreekt het volgende:
1° de uitvoering en actualisering van het programma door de activiteiten van het voorgaande en het lopende kalenderjaar, alsmede de prioriteiten, projecten en activiteiten voor het komende jaar toe te lichten;
2° de uitvoering van de prestatieovereenkomst;
3° de actuele situatie wat financiële, personele en materiële middelen betreft;
4° de uitbouw van een netwerk en de samenwerking met de partners die noodzakelijk zijn voor de voorlichting van de jongeren.
De aanbieder van jongereninformatie maakt notulen op; die notulen bevatten informatie over de uitvoering van de prestatieovereenkomst. De notulen worden aan het begeleidingscomité bezorgd ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<DDG 2023-12-14/58, art. 27, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.21.[1 - Subsidie
§ 1 - De aanbieder van jongereninformatie ontvangt een subsidie om zijn werkings- en personeelskosten te dekken indien hij:
1° voldoet aan de ondersteuningscriteria vermeld in de artikelen 5 en 16;
2° minstens drie betrekkingen van jeugdwerker, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, en één zaakvoerder in dienst heeft.
De jaarlijkse forfaitaire subsidie voor de werkingskosten bedraagt 80.000 euro.
Het personeel wordt gesubsidieerd overeenkomstig artikel 5.1. Het betrekkingenpakket wordt vastgelegd in de prestatieovereenkomst.
§ 2 - De gemeente draagt bij in de kosten via een jaarlijks forfaitair bedrag van 1,20 euro per jongere tussen 10 en 30 jaar die zijn woonplaats heeft in de betreffende gemeente. Het bedrag wordt jaarlijks rechtstreeks aan de aanbieder van de jongereninformatie uitbetaald.
De basis voor de berekening van het forfaitair bedrag zijn de gegevens uit het bevolkingsregister over het aantal jongeren per gemeente tijdens het referentiejaar 2019. Om de vijf jaar wordt de berekeningsbasis geactualiseerd op basis van de gegevens uit het bevolkingsregister.
§ 3 - Alle bedragen gelden onder voorbehoud van artikel 7. ]1
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 18, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 4. - Ondersteuning van het open jeugdwerk
Art.22.Doelstelling van het open jeugdwerk.
Het ondersteunde open jeugdwerk biedt activiteiten aan waaraan alle jongeren kunnen deelnemen zonder dat ze lid hoeven te zijn of zich hoeven aan te melden. Het ondersteunde open jeugdwerk gaat in op de behoeften en interessen van de jongeren. In het ondersteunde open jeugdwerk wordt gewerkt met de methoden van projectwerk, ontmoetingswerk, straathoekwerk en individuele hulp. [1 Om deze doelstellingen te bereiken, kan het open jeugdwerk ook gegevens verwerken overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.]1
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 19, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.23.[1 Sociaal-ruimtelijke analyse en gemeentelijk jaarprogramma
De aanbieder van open jeugdwerk voert regelmatig sociaal-ruimtelijke analysen uit en stelt jaarlijks een gemeentelijk jaarprogramma op met inschakeling van de lokale partners die relevant zijn voor het jeugdwerk ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 20, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.24.[1 - Overleg
In het jaar waarin de thematische prioriteiten voor het volgende strategisch plan worden gepubliceerd, voert de aanbieder van open jeugdwerk overleg over de behoeften van de jonge mensen met de relevante actoren voor het jeugdwerk in de betrokken gemeente. Daartoe behoren minstens de ondersteunde jeugdvoorzieningen en de bevoegde gemeente]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 21, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.25.[1 - Organiserende instantie
§ 1 - De Regering ondersteunt één aanbieder van open jeugdwerk per gemeente van het Duitse taalgebied.
Het lokale open jeugdwerk kan georganiseerd worden door:
1° een vereniging zonder winstoogmerk die overeenkomstig artikel 5 voldoet aan de algemene criteria om ondersteund te worden als jeugdvoorziening en die in de betrokken gemeente aan open jeugdwerk doet;
2° de betrokken gemeente of;
3° de Regering, met behoud van de toepassing van artikel 29, eerste lid, 12°.
§ 2 - Uiterlijk op 1 januari van het jaar dat aan de volgende ondersteuningsperiode voorafgaat, deelt de huidige aanbieder van open jeugdwerk aan de Regering mee of hij een ondersteuningsaanvraag voor de volgende ondersteuningsperiode zal indienen.
Als de huidige aanbieder van open jeugdwerk deze stap niet zet binnen de termijn gesteld in het eerste lid of aangeeft dat hij geen ondersteuningsaanvraag voor de volgende ondersteuningsperiode zal indienen, dient de betrokken gemeente overeenkomstig artikel 26 uiterlijk op 31 maart van het jaar voorafgaand aan de volgende ondersteuningsperiode een ondersteuningsaanvraag in bij de Regering als zij van plan is om de taak als aanbieder van open jeugdwerk over te nemen.
Als de gemeente deze stap niet zet binnen de termijn gesteld in het tweede lid of aangeeft dat zij geen ondersteuningsaanvraag voor de volgende ondersteuningsperiode zal indienen, neemt de Regering de taak als aanbieder van open jeugdwerk in de betrokken gemeente over voor de volgende ondersteuningsperiode.
§ 3 - Als de organisatie van het open jeugdwerk bij de gemeente of de Regering ligt, publiceert de Regering twee jaar vóór het einde van de lopende ondersteuningsperiode een oproep, zodat geïnteresseerde verenigingen zich kandidaat kunnen stellen om tijdens de volgende ondersteuningsperiode als aanbieder van open jeugdwerk in de betrokken gemeente op te treden.
Indien een vereniging meedeelt dat zij de organisatie wil overnemen, dient zij daartoe een aanvraag in bij de Regering, binnen een door de Regering gestelde termijn.
De Regering onderzoekt of de vereniging in principe kan voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, tweede lid, 1°. Indien dit het geval is, vraagt de Regering die vereniging bij het begin van de volgende ondersteuningsperiode om haar overeenkomstig § 2, eerste lid, mee te delen of zij een ondersteuningsaanvraag zal indienen als aanbieder van open jeugdwerk.
§ 4 - Indien niet meer aan de ondersteuningscriteria wordt voldaan of indien dit decreet niet wordt nageleefd, maant de Regering de vereniging of de gemeente aan om, binnen een maand na kennisgeving daarvan, het bewijs te leveren dat dit decreet wel wordt nageleefd. Als de organiserende instantie geen gevolg geeft aan die aanmaning, dan zet de Regering de ondersteuning stop, nadat zij de organiserende instantie de mogelijkheid heeft gegeven om haar standpunt te kennen te geven.
Als een vereniging of een gemeente van plan is om de taak als aanbieder van open jeugdwerk tijdens de lopende ondersteuningsperiode stop te zetten, deelt zij dit minstens zes maanden voor de geplande stopzetting schriftelijk mee aan de Regering. Vrijwillige stopzetting van de organisatie leidt van rechtswege tot stopzetting van de ondersteuning.
Indien de ondersteuning tijdens de lopende ondersteuningsperiode wordt stopgezet, neemt de Regering de organisatie van het open jeugdwerk in de betrokken gemeente over voor de resterende duur van de ondersteuningsperiode.
§ 5 - Als de Regering de taak als aanbieder van open jeugdwerk overeenkomstig de bepalingen van dit artikel overneemt, zijn de artikelen 26, 27 en 28 niet van toepassing ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 22, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.26.[1 Ondersteuningsaanvraag
De aanbieder van open jeugdwerk dient uiterlijk op 31 maart van het jaar dat aan de volgende ondersteuningsperiode voorafgaat, een ondersteuningsaanvraag in bij de Regering.
De ondersteuningsaanvraag voldoet aan de ondersteuningscriteria en doelstellingen vermeld in de artikelen 5 en 22 en omvat minstens:
1° een gemeentelijk jaarprogramma dat de uitvoering van de prioriteiten vermeld in artikel 5, § 2, beschrijft, dat de uitvoering van de doelstelling vermeld in artikel 22 beschrijft, dat de uitvoering van de specifieke doelstellingen en methoden die voortvloeien uit het jeugdverslag beschrijft en waaruit de betrokkenheid van de aanbieder van open jeugdwerk bij de uitvoering van het strategisch plan blijkt;
2° het streefdoel van de organisatie;
3° de beschrijving van de financiële, personele en materiële middelen die ter plaatse beschikbaar zijn, met inbegrip van een voorstel voor het noodzakelijke betrekkingenpakket;
4° gegevens over de uitbouw van een netwerk en de samenwerking met de lokale partners die relevant zijn voor het jeugdwerk;
5° de manier waarop de kwaliteit van de structuur en van het aanbod wordt geëvalueerd, alsook de manier waarop het werk van de medewerkers wordt geëvalueerd.
De Regering kan de vorm en de werkwijze voor de ondersteuningsaanvraag vastleggen ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 23, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.27.[1 - Goedkeuring van de ondersteuning
§ 1 - De Regering onderzoekt de overeenkomstig artikel 26 ingediende ondersteuningsaanvraag en keurt haar uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat aan de volgende ondersteuningsperiode voorafgaat, in voorkomend geval goed. Aan de goedkeuring kunnen voorwaarden worden verbonden die verband houden met het bepaalde in de artikelen 5, 22, 23, 24 en 26.
De ondersteuning van de aanbieder van open jeugdwerk wordt in principe toegekend voor de duur van de respectieve ondersteuningsperiode. Ze treedt in werking op 1 januari van het jaar na de toekenning van de goedkeuring en geldt tot 31 december van het jaar waarin de thematische prioriteiten voor het volgende strategisch plan worden vastgelegd.
§ 2 - De aanbieder van open jeugdwerk dient jaarlijks uiterlijk op 30 juni van het volgende kalenderjaar een activiteitenverslag in, waaruit het volgende blijkt:
1° de uitvoering en actualisering van het gemeentelijke jaarprogramma door de activiteiten van het voorgaande en het lopende kalenderjaar [2 ...]2 toe te lichten;
2° de actuele situatie wat financiële, personele en materiële middelen betreft ]1.
[2 De aanbieder van open jeugdwerk dient het gemeentelijke jaarprogramma voor het volgende kalenderjaar, met inbegrip van de prioriteiten, projecten en activiteiten, jaarlijks uiterlijk op 15 november in.]2
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 24, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<DDG 2022-12-15/54, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.28.[1 Subsidie
§ 1 - De aanbieder van open jeugdwerk ontvangt een subsidie om zijn werkings- en personeelskosten te dekken indien hij:
1° voldoet aan de ondersteuningscriteria vermeld in de artikelen 5 en 22;
2° minstens één jeugdwerker, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, in dienst heeft.
De jaarlijkse forfaitaire subsidie voor de werkingskosten bedraagt:
1° 15.000 euro wanneer de aanbieder werkzaam is in een gemeente met minder dan 2.000 jongeren;
2° 30.000 euro wanneer de aanbieder werkzaam is in een gemeente met 2.000 tot 4.000 jongeren;
3° 45.000 euro wanneer de aanbieder werkzaam is in een gemeente met meer dan 4.000 jongeren.
Het personeel wordt gesubsidieerd overeenkomstig artikel 5.1. Het betrekkingenpakket wordt vastgelegd bij goedkeuring van de ondersteuningsaanvraag.
§ 2 - De gemeente draagt bij in de kosten via een jaarlijks forfaitair bedrag van 4 euro per jongere tussen 10 en 30 jaar die zijn woonplaats heeft in de betreffende gemeente. Het bedrag wordt jaarlijks rechtstreeks aan de betrokken aanbieder van het open jeugdwerk uitbetaald.
De basis voor de berekening van het forfaitair bedrag zijn de gegevens uit het bevolkingsregister over het aantal jongeren per gemeente tijdens het referentiejaar 2019. Om de vijf jaar wordt de berekeningsbasis geactualiseerd op basis van de gegevens uit het bevolkingsregister.
§ 3 - Alle bedragen gelden onder voorbehoud van artikel 7 ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 25, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 5. - Ondersteuning van een Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap
Art.29.Principe.
De Regering kan slechts één jeugdvoorziening als Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap ondersteunen; die jeugdvoorziening :
1° voldoet aan de algemene ondersteuningscriteria vermeld in artikel 5;
2° adviseert en begeleidt alle andere jeugdvoorzieningen in verband met jeugdwerk, ook wat het maken van sociaal-ruimtelijke analysen en het uitwerken van [2 ondersteuningsaanvragen]2 betreft;
3° begeleidt de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap;
4° verzamelt en verwerkt gegevens en inlichtingen over de jeugd in het Duitse taalgebied;
5° werkt samen met andere jeugdvoorzieningen in binnen- en buitenland, alsook met andere organisaties;
6° is werkzaam in het open jeugdwerk en het mobiele jeugdwerk;
7° houdt zich bezig met internationaal jeugdwerk;
8° bepaalt in haar statuten dat vertegenwoordigers van de Regering mogen deelnemen aan de vergaderingen van de algemene vergadering en van de raad van bestuur;
9° stelt een jaarprogramma op en houdt daarbij rekening met het strategisch plan;
10° biedt uitsluitend diensten in de jeugdsector aan;
11° beschikt over financiële en personele middelen om haar taken te kunnen uitoefenen[2 ;]2
[2 12° treedt op als aanbieder van mobiel jeugdwerk en voert zo nodig, overeenkomstig artikel 25, in opdracht van de Regering de taken van de aanbieder van open jeugdwerk uit in bepaalde gemeenten.]2
[1 De Regering kan het Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap, zo nodig in afwijking van het eerste lid, 10°, met het verlenen van andere diensten belasten. ]1
----------
(1)<DDG 2014-02-24/14, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
(2)<DDG 2021-12-14/10, art. 26, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.30.Doelstelling [4 en begeleiding]4 van het mobiele jeugdwerk.
§ 1. [3 - Mobiel jeugdwerk bestaat erin jonge mensen in bijzondere levensomstandigheden of met specifieke verzoeken te adviseren, te begeleiden en door te verwijzen.
Mobiel jeugdwerk heeft tot doel de levenssituatie en de leefwerelden van jonge mensen te verbeteren, vooral van de jonge mensen die niet door andere diensten of organisaties worden bereikt en geen gebruik maken van de diensten die door hen worden aangeboden en die in de openbare ruimte aan te treffen zijn.
Mobiel jeugdwerk focust op jonge mensen met meerdere problemen. Het wordt op basis van een aanleiding uitgevoerd en is niet overal actief. Mobiel jeugdwerk is vooral actief in dichtbevolkte gebieden van het Duitse taalgebied waar zich middelbare scholen bevinden.
Mobiel jeugdwerk maakt gebruik van de methoden van outreachend werk en aanwezigheid op de scène, projectwerk, individuele begeleiding, groepswerk en belangenbehartiging en buurtwerk. Die methoden worden toegepast in coöperatieve en organisatieoverschrijdende vormen door te netwerken met verschillende, relevante partners en diensten en door actief samen te werken met het open jeugdwerk op de betreffende locaties. Om deze doelstellingen te bereiken, kan het mobiel jeugdwerk ook gegevens verwerken overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Voorts houdt mobiel jeugdwerk rekening met de conclusies die voortvloeien uit de sociaal-ruimtelijke analyse van het open jeugdwerk van de betrokken gemeente en uit het jeugdverslag ]3.
§ 2. De Regering richt een begeleidingscomité op dat is samengesteld uit :
1° vertegenwoordigers van de dienst voor jeugdbijstand;
2° vertegenwoordigers van het onderwijs met beperkt leerplan;
3° vertegenwoordigers van de gemeenten waar mobiel jeugdwerk wordt aangeboden;
4° vertegenwoordigers van de organisaties die jongeren begeleiden en opvangen;
[4 4.1 vertegenwoordigers van het jeugdbureau;]4
5° vertegenwoordigers van de Regering en
6° vertegenwoordigers van de door de Regering aangewezen dienst.
[2 De leden van het begeleidingscomité worden telkens aangewezen voor de duur van het lopende beheerscontract tussen de Regering en het Jeugdbureau.]2
----------
(1)<DDG 2015-11-23/11, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<DDG 2017-02-20/13, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 15-03-2017>
(3)<DDG 2021-12-14/10, art. 27, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(4)<DDG 2023-12-14/58, art. 28, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 30.1.[1 - Concept voor mobiel en open jeugdwerk
§ 1 - Het Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap stelt een concept op voor de uitvoering van het mobiele jeugdwerk en, zo nodig, overeenkomstig artikel 25, voor de uitvoering van het open jeugdwerk en dit voor de duur van de respectieve ondersteuningsperiode.
De Regering kan de vorm en de werkwijze voor de aanvraag vastleggen.
§ 2 - Het concept omvat minstens:
1° een beschrijving van de belangrijkste bevindingen van de regelmatige sociaal-ruimtelijke analyses, het huidige jeugdverslag en het in artikel 24 vermelde overleg met de actoren die relevant zijn voor het jeugdwerk in het Duitse taalgebied;
2° een beschrijving van de verwezenlijking van de in artikel 5 vermelde prioriteiten voor het jeugdwerk, de uitvoering van het strategisch plan en de algemene doelstellingen vermeld in artikel 22 en in artikel 30, § 1;
3° een beschrijving van de geplande activiteiten en methoden voor mobiel en open jeugdwerk voor de duur van de respectieve ondersteuningsperiode;
4° een beschrijving van de infrastructurele, financiële, personele en logistieke middelen die beschikbaar zijn om de geplande activiteiten en methoden voor mobiel en open jeugdwerk uit te voeren;
5° voor gemeenten waar het open jeugdwerk door de Regering wordt georganiseerd: de resultaten van het overleg met de relevante actoren voor jeugdwerk overeenkomstig artikel 24.
De Regering kan andere in te dienen stukken bepalen.
§ 3 - De nadere regels voor de uitvoering van het concept zullen worden vastgelegd in het beheerscontract tussen de Regering en het Jeugdbureau. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-14/10, art. 28, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.31.[1 - Stukken die ter goedkeuring moeten worden voorgelegd
De volgende stukken, die het Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap jaarlijks opmaakt en tot 15 november van het voorafgaande jaar indient, moeten door de Regering worden goedgekeurd:
1° de begroting en de eventuele aanpassingen ervan;
2° het jaarprogramma ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 28.1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.32. Plichten.
Het Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap :
1° zorgt voor kwaliteitsmanagement, in het bijzonder door interne evaluatie;
2° belast een onafhankelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon één keer per ondersteuningsperiode met het evalueren van zijn organisatiestructuur en financiële situatie;
3° biedt een door de Regering aangewezen dienst te allen tijde de mogelijkheid om controle uit te oefenen en zijn boekhouding in te kijken;
4° stelt overeenkomstig de administratieve voorschriften geanonimiseerde gegevens ter beschikking van de Regering.
Art.33. Beheerscontract.
De Regering sluit met het Jeugdbureau een beheerscontract overeenkomstig artikel 105 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.
Het beheerscontract wordt gesloten voor de duur van het strategisch plan.
Art.34.[1 - Subsidie
Het Jeugdbureau ontvangt een jaarlijkse ondersteuning die in verhouding staat tot zijn personeels-, werkings- en activiteitskosten; het bedrag ervan wordt vastgelegd in het beheerscontract.
Het personeel wordt gesubsidieerd overeenkomstig artikel 5.1. Het betrekkingenpakket wordt vastgelegd in het beheerscontract ]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 29, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 3. - Opleiding en voortgezette opleiding
Afdeling 1. - Goedkeuring van voortgezette opleidingen voor jongeren
Art.35.
<Opgeheven bij DDG 2020-12-10/38, art. 40, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.36.Aanvraag.
§ 1. [1 De aanvragen om goedkeuring en ondersteuning van voortgezette opleidingen voor jongeren moeten voldoen aan de voorwaarden overeenkomstig artikel 37 en moeten vóór het begin van de voortgezette opleiding bij de Regering worden ingediend.]1
Aanbieders van voortgezette opleidingen die slechts erkende bewijzen wensen uit te reiken, dienen hun aanvraag om goedkeuring ten laatste 30 dagen vóór het begin van de voortgezette opleiding bij de Regering in.
§ 2. De jeugdcommissie brengt advies uit over de aanvragen, behalve over die welke ze zelf indient.
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 41, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.37. Algemene inhoudelijke criteria.
De Regering keurt een voortgezette opleiding goed indien :
1° de voortgezette opleiding :
a) zich voornamelijk richt tot jongeren die hun woonplaats in het Duitse taalgebied hebben of tot vrijwilligers die in het Duitse taalgebied in het jeugdwerk werkzaam zijn;
b) op niet-formele wijze bekwaamheden en vaardigheden inzake "persoonlijke competenties", "groepsmanagement", "technische competenties" of "maatschappelijk en politiek engagement" verstrekt;
c) voor alle jongeren en voor alle in het jeugdwerk werkzame vrijwilligers toegankelijk is.
2° de aanbieders van de voortgezette opleiding ten minste :
a) over de materiële middelen beschikken om de voortgezette opleiding zo goed mogelijk te organiseren;
b) een beroep doen op deskundige voordrachtgevers;
c) methodes gebruiken die aangepast zijn aan de doelstellingen en aan het doelpubliek en
d) ertoe verplicht zijn ervoor te zorgen dat de deelnemers de georganiseerde voortgezette opleiding evalueren.
De Regering kan de voorwaarden nader bepalen.
Op basis van een gemotiveerd voorstel van de jeugdcommissie kan de Regering voortgezette opleidingen goedkeuren die afwijken van één of meer van de criteria vermeld in het eerste lid.
Afdeling 2. - Basisopleiding "vrijwillige jeugdleider"
Art.38.Goedkeuring.
[1 De jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap organiseert overeenkomstig artikel 46, 8°, de basisopleiding die leidt tot het erkende bewijs "vrijwillige jeugdleider".]1
Een basisopleiding die niet door [1 de jeugdraad]1 georganiseerd wordt, maar aan de voorwaarden van de artikelen 37 en 39 voldoet, kan tot het erkende bewijs "vrijwillige jeugdleider" leiden indien :
1° de jeugdcommissie een positief advies over die basisopleiding geeft;
2° die basisopleiding toegankelijk is voor alle belangstellende jongeren;
3° de Regering ten minste 45 dagen vóór het begin van de basisopleiding over het lesrooster en de gegevens betreffende de voordrachtgevers beschikt.
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 42, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.39.Specifieke voorwaarden voor de basisopleiding.
§ 1. De basisopleiding bestaat uit twee cyclussen.
De eerste cyclus omvat ten minste 40 lestijden theorie en een EHBO-opleiding. In deze cyclus worden de op te leiden personen erop voorbereid een groep jonge mensen op verantwoordelijke wijze te leiden en deze groep bij de verwezenlijking van zijn projecten te ondersteunen, zelfstandig activiteiten of projecten te plannen en uit te voeren, groepsprocessen te observeren - met aandacht voor de bijzondere zorg van de jeugdleiders om jonge mensen tegen verwaarlozing, geweld en seksueel misbruik te beschermen - en zo nodig pedagogisch adequaat daarop te reageren. De cyclus verschaft de op te leiden personen bovendien kennis over de structuren van het jeugdwerk in de Duitstalige Gemeenschap.
De tweede cyclus omvat ten minste 30 lestijden en bestaat naar keuze uit :
1° een stage, waarbij de op te leiden persoon door een stagebegeleider ondersteund wordt en een jeugdgroep gedurende ten minste 15 uur zelfstandig leidt;
2° een stage, waarbij de op te leiden persoon door een stagebegeleider ondersteund wordt en een jeugdgroep gedurende ten minste acht uur zelfstandig leidt, alsook een theoretische opleiding van ten minste 16 lestijden of
3° een theoretische opleiding.
De tweede cyclus heeft tot doel de tijdens de eerste cyclus verworven kennis te verdiepen.
§ 2. Deelnemen aan de tweede cyclus is pas mogelijk nadat de eerste cyclus met succes is gevolgd.
§ 3. Jongeren mogen ten vroegste [1 in het jaar waarin ze de leeftijd van 15 jaar bereiken,]1 deelnemen aan de eerste cyclus die leidt tot het erkende bewijs "vrijwillige jeugdleider".
----------
(1)<DDG 2022-12-15/54, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.40.Stagebegeleider.
De stagebegeleider neemt deel aan een theoretische voortgezette opleiding die ten minste 20 lestijden omvat en hem vertrouwd maakt met de inhoud van de eerste cyclus en met de taken van een stagebegeleider. [1 Voor stagebegeleiders die een sociaal-pedagogische opleiding in het hoger onderwijs voltooid hebben, duur de opleiding 10 uur."]1 Bovendien voldoet [1 de stagebegeleider]1 aan de volgende voorwaarden :
1° in hoofdberoep in de jeugdsector werkzaam zijn of geweest zijn of
2° twee jaar ervaring als vrijwillige jeugdleider hebben en aan de organisatie van ten minste 20 lestijden van de eerste cyclus deelnemen.
----------
(1)<DDG 2018-12-11/11, art. 26, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 3. - Erkende bewijzen
Art.41. Uitreiking van erkende bewijzen.
De aanbieders van goedgekeurde basis- en voortgezette opleidingen delen de Regering de gegevens mee van de deelnemers die een goedgekeurde basis- of voortgezette opleiding met succes hebben afgesloten en een door de Regering erkend bewijs willen verkrijgen. Aan deze personen reikt de Regering een erkend bewijs uit.
Art.42. Inhoud van de erkende bewijzen.
De erkende bewijzen worden door de Regering uitgereikt en bevatten de volgende gegevens :
1° naam, voornamen, geboortedatum en -plaats van de cursist;
2° naam en voornamen van de verantwoordelijke stagebegeleider;
3° benaming van de aanbieder van de basis- of voortgezette opleiding;
4° benaming van de gevolgde basis- of voortgezette opleiding, inhoudelijke beschrijving, duur en doelstellingen ervan;
5° naam, voornamen en kwalificatie van de voordrachtgevers;
6° datum van de basis- of voortgezette opleiding en van de stage;
7° datum waarop het erkende bewijs uitgereikt wordt;
8° handtekening van de bevoegde Minister of van diens gemachtigde.
Naargelang van het erkende bewijs kan de Regering aanvullende gegevens vastleggen, voor zover het daarbij niet om persoonlijke gegevens gaat.
Afdeling 4. - Voortgezette opleidingen voor jeugdwerkers
Art.43.Voortgezette opleidingen voor jeugdwerkers.
Opdat overeenkomstig [1 artikel 45]1 subsidie kan worden toegekend, moet de aangestelde jeugdwerker regelmatig bijscholingscursussen volgen die beantwoorden aan de eisen van de respectieve jeugdvoorziening. [1 Bij een voltijdse betrekking moeten die cursussen om de drie jaar]1 worden aangeboden en minstens 90 lestijden omvatten. [1 Bij een deeltijdse betrekking is het minimale aantal uren voortgezette opleiding evenredig aan de effectief gepresteerde arbeidstijd.]1
[2 ...]2.
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 30, 009; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
(2)<DDG 2021-12-14/10, art. 30, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 5. - Ondersteuning van opleidingen en voortgezette opleidingen
Art.44.Subsidies voor de organisatie van voortgezette opleidingen.
Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering subsidies toekennen voor de organisatie van goedgekeurde voortgezette opleidingen [2 ...]2.
[1 ...]1
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 31, 009; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 43, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.45.[1 Subsidies voor het volgen van opleidingen en voortgezette opleidingen
Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering de volgende subsidies voor deelname aan opleidingen en voortgezette opleidingen toekennen aan de jeugdvoorzieningen:
1° hoogstens 650 euro per jaar per medewerker in hoofdberoep;
2° hoogstens 650 euro per jaar per vrijwillige jeugdleider.
De bedragen gelden onder voorbehoud van artikel 7]1.
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 31, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 4. - Ondersteuning van een Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap
Art.46.[1 Principe
In het Duitse taalgebied kan de Regering maar één Jeugdraad ondersteunen; die Jeugdraad voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° hij is opgericht als vereniging zonder winstoogmerk met zetel in het Duitse taalgebied;
2° hij is niet gebonden aan een partij of een wereldbeschouwing en houdt rekening met de artikelen 6 en 7 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt;
3° zijn leden zijn individuele jongeren en andere niet-ondersteunde organisaties van de Duitstalige Gemeenschap die voornamelijk in de jeugdsector werkzaam zijn, alsook alle jeugdvoorzieningen die overeenkomstig hoofdstuk 2, afdeling 2 tot 4, ondersteund worden, [2 waaronder minstens twee vertegenwoordigers van de jeugdorganisaties, één vertegenwoordiger van het open jeugdwerk, één vertegenwoordiger van het Jeugdbureau]2 en één vertegenwoordiger van de jongereninformatie;
4° hij vertegenwoordigt de belangen van de jonge mensen door te fungeren als spreekbuis van de jonge mensen en als tussenpersoon tussen de jongeren en de beleidsmakers in het Duitse taalgebied;
5° hij neemt initiatieven die hij nuttig acht om de problemen van jongeren in de Duitstalige Gemeenschap te onderzoeken of op te lossen, alsook om de ontplooiingsmogelijkheden en de participatie van de jongeren in de Duitstalige Gemeenschap uit te bouwen;
6° hij verwezenlijkt projecten voor en met jonge mensen en zijn leden en staat daarbij open voor alle jongeren, in het bijzonder rond politieke vorming;
7° hij neemt initiatieven en ontwikkelt methoden die hij nodig acht om zijn doelstellingen te verwezenlijken en dit op regionaal, nationaal, Europees en internationaal vlak;
8° hij organiseert de basisopleiding die leidt tot het erkende bewijs "vrijwillige jeugdleider", voor zover:
a) hij het lesrooster en de gegevens over de voordrachtgevers ten minste 45 dagen vóór het begin van de basisopleiding bij de Regering indient;
b) hij aan de voorwaarden van de artikelen 37 en 39 voldoet;
c) hij binnen 60 kalenderdagen na het voltooien van de opleidingscyclus een eindverslag of evaluatieverslag aan de Regering bezorgt via het daarvoor beschikbare formulier.]1
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 44, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(2)<DDG 2022-12-15/54, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.47.Advies.
De Jeugdraad kan uit eigen beweging adviezen verstrekken over alle onderwerpen die betrekking hebben op de jonge mensen in de Duitstalige Gemeenschap. [1 Als de Jeugdraad een advies over een voorontwerp van decreet geeft, dient de Regering dat advies samen met het ontwerp van decreet in bij het Parlement.]1
Bij decreetontwerpen en decreetvoorstellen die invloed hebben op de situatie van de jeugdvoorzieningen en de Jeugdraad, wint de bevoegde minister of de voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap het advies van de Jeugdraad in. De Jeugdraad verstrekt het advies binnen veertig dagen na ontvangst van de adviesaanvraag. [1 De Jeugdraad bezorgt dat advies aan de aanvrager binnen een door de aanvrager gestelde termijn.]1 [2 Op verzoek van de Jeugdraad bezorgt de aanvrager binnen de gestelde termijn nadere achtergrondinformatie over de inhoud van het aangevraagde advies.]2
De voorzitter van het Parlement of de Regering van de Duitstalige Gemeenschap kan de Jeugdraad belasten met het uitwerken van adviezen over onderwerpen die van belang zijn voor de jeugd.
----------
(1)<DDG 2016-11-07/03, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 45, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.48.Subsidie.
Met behoud van de toepassing van artikel 7 ontvangt de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap een jaarlijkse forfaitaire subsidie van [1 30.000 euro]1. In die forfaitaire subsidie zijn de reisvergoedingen en het presentiegeld van de leden inbegrepen.
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 46, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.49.Plichten.
De Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap :
1° staat de Regering en het Parlement terzijde met advies;
2° licht de Regering in over zijn activiteiten en besluiten;
3° licht de Regering in over zijn statuten en alle wijzigingen van die statuten;
4° komt minstens één keer per jaar bijeen met de Regering en bespreekt, op basis van een sectoroverschrijdende benadering, de lokale, regionale, nationale, Europese en internationale ontwikkelingen inzake jeugdbeleid. Op die bijeenkomsten kunnen ook andere jeugdvoorzieningen en experts uitgenodigd worden;
5° biedt een door de Regering aangewezen dienst te allen tijde de mogelijkheid om controle uit te oefenen en zijn boekhouding in te kijken;
6° werkt actief mee aan het uitwerken, implementeren en evalueren van het strategisch plan.
[1 Als de Jeugdraad een activiteitenverslag opstelt, wordt dat activiteitenverslag gelijktijdig aan het Parlement en aan de Regering toegezonden.]1
----------
(1)<DDG 2016-11-07/03, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK 5. - Jeugdcommissie van de Duitstalige Gemeenschap
Art.50. Oprichting.
Er wordt een jeugdcommissie van de Duitstalige Gemeenschap opgericht. De Regering zorgt voor de begeleiding van de commissie.
Art.51.Taken.
De jeugdcommissie heeft de volgende taken :
1° [2 de basisopleidingen, alsook de voortgezette opleiding tot stagebegeleider overeenkomstig artikel 40 in opdracht van de Regering evalueren;]2
2° de voortgezette opleidingen voor jongeren, stagebegeleiders en vrijwillige jeugdleiders organiseren en evalueren;
3° overeenkomstig de artikelen 36, § 2, en 38, [2 ...]2 advies uitbrengen over voortgezette opleidingen die door andere aanbieders worden georganiseerd en die opleidingen coördineren en evalueren;
4° in opdracht van de Regering of op eigen initiatief adviezen formuleren over het thema "opleiding en voortgezette opleiding voor jongeren".
Met voorafgaande toestemming van de Regering kan de jeugdcommissie deskundigen met de organisatie van voortgezette opleidingen belasten.
[1 Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap kan door bemiddeling van zijn voorzitter een advies aanvragen bij de jeugdcommissie. De jeugdcommissie bezorgt dat advies aan de aanvrager binnen een door het Parlement gestelde termijn.
Als de jeugdcommissie een advies over een voorontwerp van decreet geeft, dient de Regering dat advies samen met het ontwerp van decreet in bij het Parlement.
Als de jeugdcommissie een activiteitenverslag opstelt, wordt dat activiteitenverslag gelijktijdig aan het Parlement en aan de Regering toegezonden.]1
----------
(1)<DDG 2016-11-07/03, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 47, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.52.Leden.
§ 1. De jeugdcommissie bestaat uit ten minste vier en ten hoogste [1 tien]1 leden. Deze leden worden door de Regering aangewezen na een openbare oproep tot de jeugdvoorzieningen. De Regering wijst de voorzitter aan onder de leden van de jeugdcommissie.
Eén lid wordt op de voordracht van de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap aangewezen. Een ander lid vertegenwoordigt de diensten van de Regering. De overige leden beschikken over sociaal-pedagogische kwalificaties.
Meer dan de helft van de leden van de jeugdcommissie, met uitzondering van de vertegenwoordiger van de diensten van de Regering, bestaat uit vertegenwoordigers van ondersteunde jeugdvoorzieningen.
§ 2. Het mandaat duurt drie jaar. Het is toegestaan een lid opnieuw aan te wijzen.
Als een lid zijn mandaat vroegtijdig beëindigt, wordt het mandaat door een nieuw aangewezen lid voleindigd.
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Art.53. Werkwijze.
De jeugdcommissie komt ten minste vier keer per jaar bijeen op uitnodiging van de voorzitter. De voorzitter kan aanvullende vergaderingen bijeenroepen. De gewone vergaderingen zijn niet openbaar.
Met toestemming van de Regering of van haar gemachtigde kunnen deskundigen worden uitgenodigd.
De jeugdcommissie neemt haar beslissingen per consensus. De jeugdcommissie kan slechts geldig beraadslagen als de helft van de leden aanwezig is, met een quorum van drie leden.
Zij stelt haar eigen huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de Regering.
Art.54.Notulen, evaluatie.
Na elke vergadering legt de jeugdcommissie de notulen, die inzonderheid de adviezen bevatten, aan de Regering voor. Ten laatste op [1 30 september]1 van het volgende jaar legt ze aan de Regering een evaluatie van de basis- en voortgezette opleidingen van het vorige jaar voor.
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 48, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.55. Vergoedingen.
De leden van de jeugdcommissie en de personen die met toepassing van artikel 53, tweede lid, aan de vergaderingen deelnemen, krijgen presentiegeld en reisvergoedingen overeenkomstig de door de Regering vastgelegde bepalingen.
HOOFDSTUK 5.1. [1 - Uitrustingsvoorwerpen]1
----------
(1)
Art. 55.1.[1 1. Ondersteuningsprincipes
§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering subsidie toekennen voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen die bestemd zijn voor de uitoefening van jeugdwerk en die niet tot een infrastructuur behoren; die subsidie is bedoeld om een deel van de kosten voor de vernieuwing of uitbreiding van de basisuitrusting te dekken.
§ 2. Subsidies voor uitrustingsvoorwerpen worden alleen toegekend :
1° wanneer de Regering voor elke bestelling of elke aankoop haar schriftelijke toestemming heeft gegeven;
2° wanneer de aanvrager zich schriftelijk ertoe verplicht :
a) geen afstand te doen van de gesubsidieerde voorwerpen gedurende een periode van vijf jaar die ingaat op de dag van de uitbetaling van de subsidies en dit noch gratis, noch tegen betaling;
b) de Regering te allen tijde toe te staan de gegevens te controleren en alle daarop betrekking hebbende documenten in te zien;
c) zijn ontbinding onmiddellijk mee te delen aan de Regering.
In geval van ontbinding worden de gesubsidieerde voorwerpen, in overleg met de Regering, ter beschikking gesteld van een andere [2 jeugdvoorziening]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<DDG 2021-12-14/10, art. 32, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 55.2.[1 Aanvraag
§ 1. De aanvraag kan worden ingediend door ondersteunde [2 jeugdvoorzieningen]2.
§ 2. Om de subsidie tijdens het lopende begrotingsjaar te kunnen ontvangen, moeten de aanvragers hun aanvraag voor 31 maart van het betreffende jaar bij de Regering indienen.
§ 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° een verklaring waaruit blijkt waarom de uitrusting moet worden aangeschaft;
2° een kostenstaat.
In afwijking van het eerste lid, 2°, dient de aanvrager drie kostenramingen in indien de uitrusting meer dan 5.500 euro zonder btw kost.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<DDG 2021-12-14/10, art. 33, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 55.3. [1 Subsidie
Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering een subsidie voor uitrustingsvoorwerpen toekennen van ten hoogste 50 %.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 55.4. [1 Plichten
De uitrustingsvoorwerpen die aangekocht werden met subsidies die op grond van dit hoofdstuk werden toegekend, moeten tegen brand worden verzekerd wanneer ze op een en dezelfde plaats worden opgeslagen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK 5.2 [1 Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens ]1
----------
(1)
Art. 55.6. [Verwerking van persoonsgegevens
De Regering, de ondersteunde jeugdvoorzieningen en de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap zijn de verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming voor de verwerking van de persoonsgegevens die in dit decreet worden vermeld. Als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming gelden:
1° de Regering voor de vervulling van de taken vermeld in artikel 14, eerste lid, 8°, en vermeld in hoofdstuk 3;
2° de ondersteunde jeugdvoorzieningen voor de taken vermeld in hoofdstuk 2;
3° de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap voor de taken vermeld in de hoofdstukken 3 en 4.
De Regering, de ondersteunde jeugdvoorzieningen en de Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap mogen de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden gebruiken dan voor de uitvoering van hun wettelijke of decretale opdrachten die verband houden met dit decreet.
De verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de toepasselijke regelgeving inzake bescherming bij de verwerking van persoonsgegevens.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-14/10, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 55.7. [1 - Gegevenscategorieën
§ 1 - De Regering kan de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerken overeenkomstig artikel 55.6:
1° identiteitsgevens en contactgegevens van de deelnemers aan opleidingen en voortgezette opleidingen, van de stagebegeleiders en van de opleiders;
2° de gegevens vermeld in § 2, eerste lid, in het geval vermeld in het tweede lid, 2°;
3° de gegevens vermeld in § 3, eerste lid, in het geval vermeld in het tweede lid, 3°;
4° de gegevens vermeld in § 4, eerste lid, in het geval vermeld in het tweede lid, 4°.
De gegevenscategorieën vermeld in het eerste lid kunnen worden verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° goedkeuring en bevordering van opleidingen en voortgezette opleidingen overeenkomstig hoofdstuk 3, met inbegrip van controle van de subsidiëringsvoorwaarden, en afgifte van erkende bewijzen als bedoeld in artikel 41;
2° ondersteuning van jeugdvoorzieningen die personeelssubsidies overeenkomstig artikel 5.1 ontvangen, met inbegrip van controle van de subsidiëringsvoorwaarden;
3° controle op jeugdkampen overeenkomstig artikel 14, eerste lid, 8°;
4° overname van de taak als aanbieder van open jeugdwerk overeenkomstig artikel 24.
§ 2 - De ondersteunde jeugdvoorzieningen kunnen overeenkomstig artikel 55.6 de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerken voor gesubsidieerd personeel:
1° identiteitsgegevens en contactgegevens;
2° gegevens over het einddiploma en de opleiding;
3° gegevens over de arbeidsverhouding en het salaris;
4° justitiële gegevens als bedoeld in artikel 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, beperkt tot het uittreksel uit het strafregister.
De categorieën van gegevens vermeld in het eerste lid kunnen worden verwerkt om, met inachtneming van de voorwaarden vermeld in artikel 5.1, subsidie van de Duitstalige Gemeenschap aan te vragen.
§ 3 - De jeugdorganisaties kunnen bovendien overeenkomstig artikel 55.6 de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerken voor hun leden:
1° identiteitsgegevens en contactgegevens;
2° gezondheidsgegevens voor de personen vermeld in de gezondheidsmap;
3° justitiële gegevens als bedoeld in artikel 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, beperkt tot het uittreksel uit het strafregister voor jeugdkampbegeleiders.
De categorieën van gegevens vermeld in het eerste lid kunnen worden verwerkt om, met inachtneming van de voorwaarden vermeld in artikel 14, subsidie van de Duitstalige Gemeenschap aan te vragen.
§ 4 - De aanbieders van open jeugdwerk en mobiel jeugdwerk kunnen bovendien overeenkomstig artikel 55.6 de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerken voor de begeleide jonge mensen, op verzoek van de betrokkenen:
1° identiteitsgegevens en contactgegevens;
2° gegevens over het einddiploma en de opleiding;
3° gegevens over de gezinssituatie;
4° gegevens over de sociale en financiële situatie;
5° gegevens over de vrijetijdsbesteding;
6° gegevens over de bekwaamheden en interesses;
7° medische en psychologische gegevens;
8° gevoelige gegevens als bedoeld in artikel 9 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming;
9° justitiële gegevens als bedoeld in artikel 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
De categorieën van gegevens vermeld in het eerste lid kunnen worden verwerkt ten behoeve van het open jeugdwerk overeenkomstig artikel 22 of ten behoeve van het mobiel jeugdwerk overeenkomstig artikel 30.
§ 5 - De Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap kan, overeenkomstig artikel 55.6, identiteitsgegevens en contactgegevens verwerken van deelnemers aan opleidingen en voortgezette opleidingen, stagebegeleiders en opleiders.
De categorieën van gegevens vermeld in het eerste lid kunnen worden verwerkt ten behoeve van de organisatie van de basisopleiding overeenkomstig artikel 38 die leidt tot het erkende bewijs van vrijwillige jeugdleider.
§ 6 - De Regering kan de gegevenscategorieën vermeld in de §§ 1 tot 5 preciseren. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-14/10, art. 37, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 55.8. [1 Duur van de gegevensverwerking
De gegevens mogen in een vorm bewaard worden die de mogelijkheid biedt de betrokken personen te identificeren:
1° voor de gegevens vermeld in artikel 55.7, § 1, eerste lid, 1° en 2°, en § 2, eerste lid: tot hoogstens tien jaar na de verzameling ervan;
2° voor de gegevens vermeld in artikel 55.7, § 1, eerste lid, 3°, en § 3, eerste lid: tot hoogstens twee jaar na het einde van het kamp;
3° voor de gegevens vermeld in artikel 55.7, § 1, eerste lid, 4°, en § 4, eerste lid: tot hoogstens twee jaar na het laatste contact met betrokkene.
Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijnen vernietigd. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-14/10, art. 38, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 55.9. [1 Veiligheidsmaatregelen
De Regering legt in voorkomend geval de nodige veiligheidsmaatregelen vast voor de verwerking van de persoonsgegevens bepaald in dit hoofdstuk. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-14/10, art. 39, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.56. Algemeen.
De subsidies die krachtens dit decreet moeten worden uitbetaald, vervangen alle uitkeringen waarop de subsidieontvangers recht hebben op grond van het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten en het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers alsook van de jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten.
Art. 56.1. [1 Coëfficiënt
Met het oog op de aanpassing aan de beschikbare begrotingsmiddelen en met het oog op de aanpassing aan de index van de kosten van levensonderhoud kan de Regering alle of sommige van de in dit decreet vastgestelde bedragen met een coëfficiënt vermenigvuldigen ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-14/10, art. 40, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.57.[1 - Controle
De Regering kan de naleving van dit decreet te allen tijde laten controleren overeenkomstig artikel 12 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.]1
----------
(1)<DDG 2021-12-14/10, art. 41, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.58. Wijziging van het decreet van 16 december 1991.
In artikel 17, § 1, eerste lid, zesde streepje, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s, ingevoegd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de woorden "Duitstalige Jeugdraad" vervangen door het woord "Jeugdraad".
HOOFDSTUK 7. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art.59. Wijziging van het opschrift van het decreet van 23 maart 1992.
In het opschrift van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, gewijzigd bij de decreten van 14 december 1998, 7 mei 2007 en 17 november 2008, worden de woorden "alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten" geschrapt zonder te worden vervangen.
Art.60. Wijziging van artikel 1 van het decreet van 23 maart 1992.
In artikel 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 december 1998, 7 mei 2007 en 17 november 2008, worden de woorden "alsook de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten" geschrapt zonder te worden vervangen.
Art.61. Opheffing van artikel 9 van het decreet van 23 maart 1992.
Artikel 9 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 maart 1996, 14 december 1998 en 20 februari 2006, wordt opgeheven.
Art.62. Opheffing van artikel 10 van het decreet van 23 maart 1992.
Artikel 10 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 4 maart 1996 en gewijzigd bij de decreten van 14 december 1998, 20 februari 2006, 27 april 2009 en 15 maart 2010, wordt opgeheven.
Art.63. Wijziging van artikel 11 van het decreet van 23 maart 1992.
In artikel 11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 4 maart 1996, worden de woorden "de artikelen 6 tot 10" vervangen door de woorden "artikel 7".
Art.64. Opheffing van artikel 11bis van het decreet van 23 maart 1992.
Artikel 11bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 februari 2006, wordt opgeheven.
Art.65. Opheffing van het decreet van 14 december 1998.
Het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, gewijzigd bij de decreten van 7 januari 2002, 1 maart 2004, 20 februari 2006 en 27 april 2009, wordt opgeheven.
Art.66. Wijziging van het decreet van 19 april 2004.
In artikel 27, § 2, 3°, van het sportdecreet van 19 april 2004 worden de woorden "certificaat jeugdanimator" vervangen door de woorden "erkend bewijs "vrijwillige jeugdleider"".
Art.67. Wijziging van het decreet van 27 juni 2005.
In artikel 111, § 1, derde lid, 5°, van het decreet van 27 juni 2005 over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen worden de woorden "de Raad van de Duitstalige jeugd" vervangen door de woorden "de als Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap erkende vereniging".
Art.68. Opheffing van het koninklijk besluit van 30 december 1983.
Het koninklijk besluit van 30 december 1983 houdende oprichting van een Duitstalige Jeugdraad, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 29 mei 1996, 24 september 2002 en 5 juli 2005, wordt opgeheven.
Art.69. Wijziging van het opschrift van het besluit van de Regering van 6 juli 1992.
In het opschrift van het besluit van de Regering van 6 juli 1992 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra worden de woorden "musea," en ", gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra" opgeheven.
Art.70. Wijziging van het besluit van de Regering van 8 december 1993.
In het besluit van de Regering van 8 december 1993 houdende vastlegging van overgangsbepalingen voor het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor Volksopleiding en Vormingswerk voor Volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het opschrift van het besluit worden de woorden "musea," en ", gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra" opgeheven;
2° in artikel 1 worden de woorden "musea," en ", gewestelijke organisaties voor Volksopleiding en Vormingswerk voor Volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra" opgeheven.
Art.71. Wijziging van het besluit van de Regering van 2 september 1994.
In artikel 2, eerste lid, tweede streepje, van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 2 september 1994 tot oprichting van een Leercommissie bij toepassing van artikel 34 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s worden de woorden "Raad van de Duitstalige Jeugd" vervangen door het woord "Jeugdraad".
Art.72. Opheffing van het besluit van de Regering van 18 mei 1999.
Het besluit van de Regering van 18 mei 1999 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten wordt opgeheven.
Art.73. Opheffing van het besluit van de Regering van 9 juni 1999.
Het besluit van de Regering van 9 juni 1999 houdende vastlegging van overgangsbepalingen voor het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor Volksopleiding en Vormingswerk voor Volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 7.1. [1 - Tijdelijke maatregelen om de negatieve gevolgen van de coronacrisis te beperken]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 31, 012; Inwerkingtreding : 27-05-2021>
Art. 73.1. [1 - Vrijwillige jeugdleiders bij jeugdkampen
In afwijking van artikel 14, eerste lid, 3°, tweede en derde zin, zijn de vrijwillige jeugdleiders voor het kalenderjaar 2021 vrijgesteld van de verplichting om de daarin vermelde opleidingstitels te hebben.]1
----------
(1)
Art. 73.2. [1 - Subsidie voor jeugdkampen
In afwijking van artikel 14, derde lid, kunnen ondersteunde jeugdorganisaties in het kalenderjaar 2021 een forfaitair bedrag van twee euro per dag en per deelnemende jonge mens krijgen om vakantiekampen voor jongeren te organiseren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 33, 012; Inwerkingtreding : 27-05-2021>
Art. 73.3. [1 - IT-uitrusting voor jeugdorganisaties
In afwijking van artikel 55.2, § 2, kunnen de jeugdorganisaties voor het kalenderjaar 2021 hun aanvragen voor de subsidiëring van IT-uitrustingsvoorwerpen uiterlijk tot 15 juni indienen bij de Regering.
In afwijking van artikel 55.3 bedraagt de subsidie voor de uitrustingsvoorwerpen vermeld in het eerste lid 100 % van de uitgaven die voor subsidiëring in aanmerking komen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 34, 012; Inwerkingtreding : 27-05-2021>
HOOFDSTUK 8. - Overgangsbepalingen
Art.74. Subsidies voor het jaar 2012.
§ 1. Jeugdorganisaties die tot 31 mei 2012 en informatiecentra voor jongeren en aanbieders van open jeugdwerk die tot 31 maart 2012 met toepassing van dit decreet een concept indienen, krijgen de subsidies voor het kalenderjaar 2012 op basis van het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten en het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten. Bij wijze van overgangsregeling ontvangen ze een jaarlijkse subsidie die even hoog is als de jaarlijkse subsidie die voor het jaar 2011 is toegekend. Jeugdcentra die in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 geen erkende aanbieder van open jeugdwerk, maar partner bij een prestatieovereenkomst zijn, ontvangen voor het kalenderjaar 2012 de jaarlijkse toelage vermeld in artikel 15 van het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, gewijzigd bij artikel 47 van het programmadecreet van 7 januari 2002 en artikel 14 van het programmadecreet van 1 maart 2004, waarbij de coëfficiënt vermeld in artikel 20 van dat decreet de coëfficiënt van het begrotingsjaar 2011 is. Voor informatiecentra voor jongeren die tot en met 1 januari 2012 in het kader van een prestatieovereenkomst in de zin van artikel 19 werkzaam zijn, kunnen de jaarlijkse toelage en de personeelssubsidie aangepast worden.
Jeugdcentra die erkend zijn op grond van het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten worden tot 31 december 2012 beschouwd als aanbieders van open jeugdwerk in de zin van dit decreet.
Indien het concept niet tijdig wordt ingediend, wordt de subsidiëring vanaf 1 juni 2012 stopgezet.
§ 2. Jeugdorganisaties die overeenkomstig de eerste zin van § 1, eerste lid, een concept indienen, ontvangen voor het kalenderjaar 2012 dezelfde kampsubsidie als in 2011.
Art.75. Procedure indien vóór de inwerkingtreding van dit decreet geen prestatieovereenkomst is gesloten.
Indien er vóór de inwerkingtreding van dit decreet geen prestatieovereenkomst ("opdracht voor aanneming van diensten") in de zin van artikel 15, § 1, van het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten of geen overeenkomst in de zin van artikel 18bis van hetzelfde decreet voorhanden is, wordt het eerste concept in de zin van artikel 24 van dit decreet aan de betrokken gemeente bezorgd zodat ze haar standpunt te kennen kan geven.
Indien uiterlijk op de dag van inwerkingtreding van dit decreet geen prestatieovereenkomst in de zin van artikel 16, § 1, van het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten voorhanden is, wordt het eerste concept in de zin van artikel 17 van dit decreet aan de gemeenten van het betrokken kanton bezorgd zodat ze hun standpunt te kennen kunnen geven.
Indien er vóór de inwerkingtreding van dit decreet een prestatieovereenkomst in de zin van de artikelen 15, § 1, en 16, § 1, of een overeenkomst in de zin van artikel 18bis van het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten voorhanden is, moet onder "begeleidingscomité" in de zin van de artikelen 20 en 27 van dit decreet het begeleidingscomité worden verstaan dat is samengesteld uit de partners bij de bestaande prestatieovereenkomst.
Art.76. Jeugdvoorzieningen die niet als vereniging zonder winstoogmerk zijn opgericht.
Jeugdvoorzieningen die een vereniging zonder winstoogmerk moeten oprichten om vanaf 1 januari 2013 aan de voorwaarden van dit decreet te voldoen, moeten de statuten, alsook het bewijs dat ze de statuten bij de rechtbank van koophandel hebben neergelegd, tegen 31 maart 2012 bij de Regering indienen.
Art.77. Ondersteuningscriteria voor bestaande jeugdvoorzieningen.
Jeugdvoorzieningen die erkend waren op basis van het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, hoeven eerst op 1 januari 2013 aan de ondersteuningscriteria te voldoen.
Art.78. Ondersteuningscriteria voor nieuwe aanbieders van open jeugdwerk.
In de gemeenten waar reeds vóór de inwerkingtreding van dit decreet jeugdcentra werkzaam zijn overeenkomstig het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, hoeven nieuw opgerichte aanbieders van open jeugdwerk voor de subsidiëring van het jaar 2013 niet te voldoen aan het ondersteuningscriterium vermeld in artikel 5, § 1, 8°, van dit decreet.
Art.79. Toepassing van artikel 5, § 3.
De voorwaarden vermeld in artikel 5, § 3, gelden niet voor de subsidiëring van personeelskosten van jeugdwerkers die vóór de inwerkingtreding van dit decreet gesubsidieerd werden op basis van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten.
Art. 79.1. [1 oepassing van artikel 5.1
§ 1 - De voorwaarden bepaald in artikel 5.1, § 1, zijn niet van toepassing op de subsidiëring van de personeelskosten van de jeugdwerkers vermeld in artikel 79. Die jeugdwerkers worden vanaf 1 januari 2022 gesubsidieerd op basis van de bepalingen die gelden voor jeugdwelzijnswerkers.
§ 2 - Jeugdwerkers die gesubsidieerd worden overeenkomstig artikel 5, § 3, van dit decreet, zoals van kracht op 31 december 2021, en die voldoen aan de vereisten gesteld in artikel 5.1, § 1, worden vanaf 1 januari 2022 gesubsidieerd op basis van de bepalingen die gelden voor jeugdwelzijnswerkers.
§ 3 - Jeugdwerkers die gesubsidieerd worden overeenkomstig artikel 5, § 3, van dit decreet, zoals van kracht op 31 december 2021, en die niet voldoen aan de vereisten gesteld in artikel 5.1, § 1, moeten aan de bovengenoemde vereisten voldoen binnen de normale studieduur van de studies waarvoor zij beroepsbegeleidend zijn ingeschreven. Zolang niet aan de bovengenoemde vereisten is voldaan, worden de jeugdwerkers gesubsidieerd op basis van de bepalingen die op 31 december 2021 van kracht zijn.
Indien die jeugdwerkers, nadat ze de vermelde studies binnen de normale studieduur succesvol hebben afgerond, voldoen aan de vereisten van artikel 5.1 § 1, worden zij gesubsidieerd op basis van de bepalingen die gelden voor jeugdwelzijnswerkers.
Indien die jeugdwerkers, nadat ze de normale studieduur overschreden hebben, niet voldoen aan de vereisten van artikel 5.1 § 1, worden zij gesubsidieerd op basis van de bepalingen die gelden voor assistent-jeugdwerkers die over de aanvullende opleiding vermeld in artikel 5.1, § 2, eerste lid, 2°, beschikken. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-14/10, art. 42, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.80.Strategisch plan.
[1 § 1.]1 Het eerste strategisch plan wordt uiterlijk op 30 september 2012 bekendgemaakt en is nog niet gebaseerd op de sociaal-ruimtelijke analysen bedoeld in artikel 23.
[1 § 2. In afwijking van artikel 4, vierde lid, eindigt de omzetting van het tweede strategisch plan in het tweede jaar dat volgt op het jaar waarin de verkiezingen voor het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap plaatsvinden.
In afwijking van artikel 33 wordt de duur van het beheerscontract dat de Regering en het Jeugdbureau in het kader van het tweede strategisch plan hebben gesloten, met één jaar verlengd.
Ongeacht alle andersluidende bepalingen worden de in dit decreet gestelde tijdsbepalingen en indieningstermijnen die verband houden met de uitwerking en de uitvoering van het derde strategisch plan [2 twee jaar]2 verschoven.]1
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 23, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 49, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 80.1. [1 Ondersteuningsperiode
De eerste ondersteuningsperiode in de zin van artikel 1, 16°, begint op 1 januari 2023 en eindigt op 31 december 2027. Voor het strategisch plan dat aan die ondersteuningsperiode ten grondslag ligt, zal het in 2018 gepubliceerde jeugdverslag worden gebruikt. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-14/10, art. 43, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 81.Inwerkingtreding.
Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2012. Artikel 14, eerste lid, 3°, treedt in werking op 1 januari 2013.