Details





Titel:

29 APRIL 1996. - Decreet betreffende de schuldbemiddeling en de afbetaling van schulden (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-08-1996 en tekstbijwerking tot 02-05-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Erkenning van instellingen voor schuldbemiddeling.
Art. 1-10
HOOFDSTUK Ibis. - Erkenning van referentiecentra. <Ingevoegd bij DDG 2004-03-01/37, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 10bis, 10ter
HOOFDSTUK II. - Afbetaling van schulden.
Art. 11-14, 14bis, 14ter
HOOFDSTUK III. [1 - SLOTBEPALINGEN]1
Art. 15-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1993033011 



Uitvoeringsbesluit(en):

2004033090  2005033094  2014205722  2014206010  2020205559  2023204425 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Erkenning van instellingen voor schuldbemiddeling.
Artikel 1. Dit decreet is van toepassing op alle openbare en privé-instellingen die in het Duitse taalgebied schuldbemiddeling verrichten in de zin van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

Art.2. Om aan schuldbemiddeling te doen, moet een instelling als instelling voor schuldbemiddeling door de Regering erkend zijn overeenkomstig de voorwaarden van dit decreet.

Art.3. § 1. Kunnen als instelling voor schuldbemiddeling erkend worden :
  1° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Duitse taalgebied en de overeenkomstig hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn opgerichte verenigingen;
  2° privaatrechtelijke instellingen die :
  - als vereniging zonder winstoogmerk georganiseerd zijn;
  - geen directe of indirecte belang hebben bij de kredietverlening;
  - voornamelijk bezig zijn in de sectoren bescherming van de consument en preventieve schuldbemiddeling.
  § 2. Bovendien moet een inrichting ten minste één in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn tewerkgestelde maatschappelijke werker of één persoon met een hoge schoolvorming met de schuldbemiddeling belasten.
  De persoon belast met de schuldbemiddeling moet :
  - één door de Regering erkende voortgezette opleiding van ten minste 30 uur op het gebied van de schuldbemiddeling hebben beëindigd of een dienovereenkomstige ervaring van ten minste 3 jaar bezitten;
  - jaarlijks een door de Regering erkende voortgezette opleiding van ten minste 6 uur volgen. Personen die op grond van hun ervaring met de schuldbemiddeling worden belast, moeten een dergelijke voortgezette opleiding vóór de erkenning hebben gevolgd.
  § 3. Bovendien moet de instelling voor schuldbemiddeling een jurist tewerkstellen of een overeenkomst met een advocaat hebben gesloten.
  § 4. Indien een instelling voor schuldbemiddeling slechts over één bemiddelaar beschikt en die langer dan één maand afwezig is, moet die instelling de Regering onverwijld daarvan informeren zodat ze over de handhaving van de erkenning of de tijdelijke schorsing ervan kan beslissen.

Art.4. De aanvraag om erkenning moet aan het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap worden gericht. Die moet volgende bescheiden bevatten :
  1° de identiteit van de aanvrager;
  2° desgevallend, de statuten van de instelling;
  3° de identiteit en de kwalificatie van de persoon belast met de schuldbemiddeling;
  4° de toegepaste tarieven, indien honoraria worden berekend;
  5° desgevallend, een beschrijving van de activiteiten en van de toegepaste methoden inzake bescherming van de consument en preventieve schuldbemiddeling.

Art.5.De Regering beslist binnen 2 maanden na ontvangst van de volledige aanvraag over de toekenning van de erkenning.
  [1 De erkenning wordt voor onbepaalde duur verleend.]1
  Een erkende instelling voor schuldbemiddeling krijgt een erkenningsnummer dat op alle akten, facturen en documenten uitgaande van de instelling moet worden vermeld en op een goed zichtbare plaats binnen het gebouw door middel van een aanplakbord moet worden bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 05-04-2013>

Art.6.
  <Opgeheven bij DDG 2013-02-25/07, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 05-04-2013>

Art.7. De erkende privaatrechtelijke instellingen kunnen, naast de administratieve kosten die direct verbonden zijn aan de bemiddeling, een honorarium voor de schuldbemiddeling berekenen. Dit honorarium, dat aan de financiële situatie van de schuldenaar aangepast moet zijn, mag de door de Regering vastgelegde maximumbedragen niet overschrijden.

Art.8.Volgende gegevens moeten door de instelling voor schuldbemiddeling onverwijld aan de Regering worden medegedeeld :
  1° elke beslissing tot wijziging van de statuten die betrekking heeft tot de schuldbemiddeling;
  2° elke beslissing om de schuldbemiddeling op te geven;
  3° elke verandering van de persoon belast met de schuldbemiddeling;
  4° elke wijziging van de toegepaste tarieven, indien honoraria worden berekend.
  [1 De instelling voor schuldbemiddeling biedt het Ministerie de mogelijkheid om de instelling na voorafgaande aankondiging te bezichtigen. De instelling voor schuldbemiddeling biedt het Ministerie de mogelijkheid om de erkenningsvoorwaarden te allen tijde te controleren en alle daarop betrekking hebbende documenten in te zien.]1
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 05-04-2013>

Art.9. Artikel 458 van het strafwetboek is van toepassing op de personen die belast zijn met de dossiers van de schuldenaren.

Art.10. Als een instelling voor schuldbemiddeling de bepalingen van dit decreet overtreedt, dan mag de Regering te allen tijde de erkenning intrekken.

HOOFDSTUK Ibis. - Erkenning van referentiecentra.
Art. 10bis. <Ingevoegd bij DDG 2004-03-01/37, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1 De Regering kan één der in artikel 3, § 1, vermelde instellingen als referentiecentrum voor de schuldbemiddeling erkennen.
  De artikelen 4 tot 10 van voorliggend decreet zijn toepasselijk op het referentiecentrum.
  Het referentiecentrum heeft als opdracht de instellingen voor schuldbemiddeling te ondersteunen die overeenkomstig voorliggend decreet erkend zijn.
  § 2. De Regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden. Deze hebben o.m. betrekking tot :
  - de kadervoorwaarden inzake personeel;
  - de kwalificatie van de medewerkers;
  - het actieterrein;
  - de rechtsvorm;
  - de modaliteiten en de vormen voor de ondersteuning van de instellingen voor schuldbemiddeling.

Art. 10ter. <Ingevoegd bij DDG 2004-03-01/37, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering subsidies toekennen aan een erkend referentiecentrum.
  De Regering bepaalt de categorieën aanneembare kosten alsmede de aard en de indieningstermijnen van de documenten die noodzakelijk zijn voor de toekenning van de subsidies en de controle op de aanwending ervan.
  De Regering kan maximumbedragen vastleggen voor de aanneembare kosten en bepaalt de overige subsidiëringsmodaliteiten.
  Indien de instelling die de subsidie aanvraagt in de loop van het jaar ontbonden wordt of haar activiteiten stopzet, kan de Regering een subsidie die voor het lopende jaar werd uitbetaald proportioneel terugvorderen.

HOOFDSTUK II. - Afbetaling van schulden.
Art.11.Een erkende instelling voor schuldbemiddeling kan een tegemoetkoming van het Fonds voor afbetaling van schulden aanvragen ten gunste van oververschuldigde particulieren of gezinnen.
  [1 De tegemoetkoming van het Fonds voor afbetaling van schulden geschiedt binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen in de vorm van een renteloze lening. Die lening dient om alle bestaande schulden volledig af te betalen, met uitzondering van de financiële verplichtingen die de Regering bepaalt. De Regering bepaalt de nadere criteria op basis waarvan het Fonds voor afbetaling van schulden een lening verstrekt.]1
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 05-04-2013>

Art.12.De Regering beschikt op verzoek van de instelling voor schuldbemiddeling over de middelen van het Fonds voor afbetaling van schulden. Te dien einde wordt een Verdelingscommissie ingericht, waarvan de samenstelling en de werking door de Regering worden vastgelegd. [1 De Verdelingscommissie verstrekt advies over de weigering of toekenning van een aanvraag om tegemoetkoming van het Fonds voor afbetaling van schulden.]1
  ----------
  (1)<DDG 2011-02-14/08, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art.13. De Verdelingscommissie zorgt voor de vertrouwelijke behandeling van gegevens met persoonlijk karakter. Die mogen slechts medegedeeld worden, indien het noodzakelijk is om hulp te verlenen of om een dubbele tussenkomst te vermijden.
  Na het verstrijken van een periode van vijf jaar na de laatste hulpmaatregel moeten documenten met persoonlijk karakter worden vernield, behoudens tegenstrijdige bijzondere rechtelijke voorschriften.

Art.14. De Verdelingscommissie moet door middel van een register en van een semestrieel verslag bewijzen dat de middelen doelmatig gebruikt werden.
  Vóór het einde van de maand mei van elk jaar stelt die Commissie een activiteitsverslag op van het vorige jaar. Dit verslag wordt de Regering en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap onverwijld medegedeeld.

Art.14bis. [1 Bij het uitblijven van de terugbetaling van de overeenkomstig artikel 11 toegekende renteloze lening kunnen de terug te vorderen bedragen ingevorderd worden overeenkomstig artikel 51.1 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art.14ter. [1 - In afwijking van artikel 3, § 2, tweede lid, tweede streepje, hoeven de instellingen voor schuldbemiddeling voor de jaren 2020 en 2021 niet te voldoen aan de verplichting om de persoon belast met de schuldbemiddeling een door de Regering erkende voortgezette opleiding van ten minste zes uur te laten volgen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-15/17, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


HOOFDSTUK III. [1 - SLOTBEPALINGEN]1   ----------   (1)
Art.15.Artikel. 2, derde lid en artikel 5 van het decreet van 14 december 1992 houdende inrichting van een Fonds voor afbetaling van schulden in de Duitstalige Gemeenschap zijn opgeheven.

Art. 16.[1 De lopende erkenningen die overeenkomstig artikel 2 zijn verleend, met uitzondering van de voorwaardelijke erkenningen, worden op 1 maart 2013 omgezet in erkenningen van onbepaalde duur.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2013-02-25/07, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 05-04-2013>