Details





Titel:

17 NOVEMBER 2008. - Decreet ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs (VERTALING)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2008 en tekstbijwerking tot 31-07-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Definities.
Art. 1
Recht op volwassenenonderwijs.
Art. 2
Rol van de instellingen voor volwassenenonderwijs.
Art. 3
Verscheidenheid en onafhankelijkheid van de instellingen.
Art. 4
[-1 Samenwerking]-1.
Art. 5
Getuigschriften.
Art. 6
HOOFDSTUK II. - Ondersteuning van instellingen voor volwassenenonderwijs.
Ondersteuningscriteria.
Art. 7-7.1
Globaal concept.
Art. 8
Kwaliteitsmanagement d.m.v. evaluatie.
Art. 9
Jaarlijkse forfaitaire toelage.
Art. 10
Toezending van inlichtingen [1 ]1
Art. 10.1
Bijkomende toelagen.
Art. 11
Aanpassing van de bedragen.
Art. 12
Controle.
Art. 13
Schorsing van de ondersteuning.
Art. 14
Terugvordering.
Art. 15
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Opheffingsbepalingen.
Art. 16
Wijzigingsbepaling.
Art. 17
Overgangsbepalingen.
Art. 18-18.1
Inwerkingtreding.
Art. 19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992033077  1993033031 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet dient te worden verstaan onder :
  1° [1 sleutelcompetenties: competenties van het Europees Referentiekader voor levenslang leren die alle mensen]1 nodig hebben voor hun persoonlijke ontplooiing, sociale integratie, burgerzin en tewerkstelling;
  2°[1 opleidingseenheid: inhoudscoherente leeractiviteiten met inhoudsgericht leerdoel voor één of meer sleutelcompetenties die door de instelling voor volwassenenonderwijs gepland, gepromoot, uitgevoerd en gefinancierd worden.]1. Deze leeractiviteiten verwezenlijken de in artikel 8, § 1, vermelde doelstellingen, zijn in overeenstemming met het goedgekeurd globaal concept van een instelling voor volwassenenonderwijs en richten zich direct tot de burgers;
  3° levenslang leren : alle leeractiviteiten die gedurende het hele leven ontplooid worden om kennis, vaardigheden en competenties vanuit een persoonlijk, burgerlijk, sociaal en/of werkgelegenheidsperspectief te verbeteren;
  4° niet-formele vorming : alle georganiseerde en duurzame leeractiviteiten die buitenaf het algemeen vormend onderwijs en de beroepsopleiding plaatsvinden. Normaliter is er daarvoor geen formeel eindgetuigschrift.
  5° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap[1 ;]1
  [1 het noorden van het Duitse taalgebied: de gemeenten Eupen, Kelmis, Lontzen en Raeren;]1
  [1 7° het zuiden van de Duitse taalgebied: de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith.]1
  ----------
  (1)<DDG 2018-12-11/11, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Recht op volwassenenonderwijs.
Art.2.Elke burger heeft het recht, [1 sleutelcompetenties]1 te verwerven, te verdiepen en te actualiseren.
  De ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs verkrijgen een toelage om overeenkomstig de bepalingen van dit decreet [1een aanbod aan voortgezette opleidingen ]1 voor te stellen.
  Instellingen voor volwassenenonderwijs zijn toegankelijk voor alle burgers, onafhankelijk van de voorafgaande diploma's, de maatschappelijke en professionele positie, de politieke of filosofische aanhorigheid of het inkomen; dankzij de [1 verscheidenheid aan opleidingseenheden ]1 heeft het individu verder een keuzemogelijkheid, om zijn [1 sleutelbevoegdheden]1 te verbeteren en te actualiseren.
  ----------
  (1)<DDG 2018-12-11/11, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Rol van de instellingen voor volwassenenonderwijs.
Art.3.Het volwassenenonderwijs is een eigenstandig deel van het levenslang leren en valt onder de niet-formele vorming.
  De instellingen voor volwassenenonderwijs stellen een gecoördineerd opleidingsaanbod voor dat de burgers ertoe helpt, hun kerncompetenties te verbeteren en nieuwe vaardigheden te verwerven. De bedoeling is de sociale integratie en de gelijkheid van kansen in de ruimste zin, de collectieve handelingsbekwaamheid en de burgerzin te bevorderen en fundamentele sociale en burgerlijke waarden aan te leren.
  Elke instelling voor volwassenenonderwijs organiseert [1 haar opleidingseenheden]1 naargelang van haar doelstellingen, waarbij de overdracht van de principes van duurzame ontwikkeling in acht wordt genomen.
  ----------
  (1)<DDG 2018-12-11/11, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Verscheidenheid en onafhankelijkheid van de instellingen.
Art.4. Instellingen die wegens hun organisatie en opleidingsdoeleinden van elkaar verschillen, bestaan naast elkaar.
  De ondersteuning van het volwassenenonderwijs door de openbare hand tast het recht van een instelling niet aan studieprogramma's op zelfstandige wijze te ontwikkelen. Noch het recht op onafhankelijke selectie van de animators en medewerkers noch het zelfbestuursrecht worden aangetast.

[-1 Samenwerking]-1.   ----------   (1)
Art.5.[1 Met het oog op de coördinatie van het hele vormingsaanbod werken de instellingen voor volwassenenonderwijs met elkaar samen binnen de Raad voor Volwassenenvorming en werken ze samen met andere instellingen voor voortgezette opleidingen.]1
  ----------
  (1)<DDG 2018-12-11/11, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Getuigschriften.
Art.6. Instellingen voor volwassenenonderwijs kunnen getuigschriften ter bekrachtiging van een opleiding uitreiken.
  De Regering legt de modaliteiten vast voor de erkenning van deze getuigschriften.

HOOFDSTUK II. - Ondersteuning van instellingen voor volwassenenonderwijs.
Ondersteuningscriteria.
Art.7.Wordt ondersteund een instelling voor volwassenenonderwijs die
  1° een vereniging zonder winstoogmerk is die haar [2 opleidingseenheden]2 vooral in de Duitstalige Gemeenschap organiseert;
  2° met voorrang ten dienste van de volwassenen van het Duitse taalgebied staat;
  3° [3 binnen twee kalenderjaren ten minste 208 opleidingseenheden voor de burgers organiseert, waarvan ten minste 160 eenheden voor volwassenen bestemd zijn en waarvan ten minste 40 eenheden in het noorden en 40 eenheden in het zuiden van het Duitse taalgebied plaatsvinden]3;
  4° een contactpunt in het Duitse taalgebied heeft dat ten minste 15 uren per week bereikbaar is, zodat de belanghebbenden een direct contact met de medewerkers van de instelling kunnen hebben;
  5° een behoorlijke autonome boekhouding heeft die men te allen tijde inzien kan [4 , die de activiteiten inzake volwassenenvorming alsook de andere activiteiten van de instelling analytisch weergeeft en die een financiële controle mogelijk maakt]4;
  6° jaarlijks, ten laatste op 31 maart van het volgend jaar, een balans en een resultaatrekening van het dienstjaar alsmede, ten laatste op 31 maart van het betrokken jaar, een begroting voor het volgende dienstjaar indient;
  7° over een door de Regering goedgekeurd globaal concept overeenkomstig artikel 8 beschikt.
  Voor de eerste ondersteuning moet een instelling voor volwassenenonderwijs sinds ten minste één jaar [5en minste 80 opleidingseenheden organiseren die voor volwassenen bestemd zijn en waarvan ten minste 15 eenheden in het noorden en 15 eenheden in het zuiden van het Duitse taalgebied plaatsvinden]5. Deze opleidingen moeten regelmatig, zowel in de noordelijke als in de zuidelijke gemeenten van het Duitse taalgebied worden aangeboden.
  [6 ...]6
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
  (2)<DDG 2018-12-11/11, art. 35,1°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DDG 2018-12-11/11, art. 35,2°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (4)<DDG 2018-12-11/11, art. 35,3°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (5)<DDG 2018-12-11/11, art. 35,4°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (6)<DDG 2018-12-11/11, art. 35,5°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 7.1. [1 Ondersteuningsperiode
   De periode waarin een instelling voor volwassenenonderwijs ondersteund wordt, begint op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Regering haar goedkeuring heeft gegeven. De ondersteuningsperiode bedraagt vier jaar en wordt eenvormig op alle ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs toegepast.
   Nieuwe ondersteuningsaanvragen kunnen tijdens een ondersteuningsperiode worden ingediend. De ondersteuning loopt op het einde van de eenvormige ondersteuningsperiode af.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2013-02-25/07, art. 34, 003; Inwerkingtreding : 05-04-2013>

Globaal concept.
Art.8.§ 1 Met inachtneming van de principes van duurzame ontwikkeling beschrijft het globaal concept de verwezenlijking van volgende doelstellingen :
  1° verhoging van de motivatie een voortgezette opleiding te volgen;
  2° overdracht van kennis;
  3° ontwikkeling van vaardigheden;
  4° bevordering van de collectieve handelingsbekwaamheid en van de burgerzin;
  5° kwaliteitsbewaking m.b.t. het aanbod aan voortgezette opleidingen.
  Bovendien geeft het globaal concept inlichtingen over de wijze om de tevredenheid van de gebruikers te evalueren, het public relations-werk, de geplande uitgaven en formatie, alsmede over de financiering ervan.
  De vorm van het globaal concept wordt door de Regering vastgelegd.
  § 2 - Voor zover de ondersteuningscriteria vermeld in artikel 7, lid 1, 1° tot 6°, en desgevallend in lid 2, vervuld zijn, leggen de instellingen voor volwassenenonderwijs de Regering hun globaal concept ter goedkeuring voor.
  Het globaal concept moet worden ingediend
  1° vóór 1 maart van het jaar vóór het jaar waarvoor het globaal concept geldt, wat de nog niet ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs betreft;
  2° ten laatste tien maanden vóór het verstrijken van het al goedgekeurd globaal concept, wat de reeds ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs betreft.
  Er wordt geen afbreuk gedaan aan artikel 18.
  § 3 - Een vakjury waarvan de samenstelling door de Regering wordt vastgelegd, brengt een met redenen omkleed advies uit over het globaal concept. De vakjury is niet aan onderrichtingen gebonden.
  § 4 - Binnen drie maanden na de in § 2, lid 2, vermelde datum van indiening wordt het advies van de vakjury aan de betrokken instellingen voor volwassenenonderwijs betekend. De instellingen kunnen binnen een termijn van dertig kalenderdagen hun standpunt schriftelijk mededelen. Op verzoek worden ze gehoord.
  Ten laatste vier maanden nadat de vakjury een advies heeft uitgebracht, beslist de Regering over de goedkeuring van het globaal concept op basis van voormeld advies alsmede, desgevallend, van de standpunt en het horen van de instelling voor volwassenenonderwijs.
  De goedkeuring van de Regering kan voorwaardelijk zijn.
  § 5 - De goedkeuring van het globaal concept heeft uitwerking vanaf 1 januari van het jaar volgend op hetgeen waarin de Regering haar goedkeuring heeft gegeven en geldt [1 , onverminderd artikel 7.1, tweede lid,]1 voor vier jaar.
  [1 Indien het concept achteraf inhoudelijk wordt gewijzigd, moeten die wijzigingen vooraf en uitvoerig gemotiveerd ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Regering.]1
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 05-04-2013>
  (2)<DDG 2018-12-11/11, art. 36, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Kwaliteitsmanagement d.m.v. evaluatie.
Art.9. Ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs moeten zichzelf evalueren.
  Tien maanden vóór het verstrijken van de goedkeuring van het globaal concept dient de instelling een schriftelijk verslag in over het evaluatieproces, samen met de bekrachtiging van de actieve deelneming van de instelling voor volwassenenonderwijs. Die bekrachtiging moet door een externe deskundige worden opgesteld die het proces van zelfevaluatie heeft begeleid.
  De evaluatie moet rekening houden met de verwezenlijking van het goedgekeurd globaal concept.
  De nadere regels worden door de Regering vastgelegd.

Jaarlijkse forfaitaire toelage.
Art.10.[3 [4 Als een instelling voor volwassenenonderwijs aan de bepalingen van dit decreet voldoet, ontvangt ze een jaarlijkse forfaitaire ondersteuning die tegelijk geldt als subsidie voor een stabiele personeelskern, als forfaitaire werkingssubsidie en als subsidie voor de werkelijk overeenkomstig artikel 1, 2°, en artikel 7, eerste lid, 3°, of artikel 7, tweede lid, georganiseerde eenheden voortgezette opleiding.
   De jaarlijkse forfaitaire ondersteuning bestaat uit:
   1° een basisforfait van 76.100 euro;
   2° een aanvullend forfait van 20.000 euro voor een instelling voor volwassenenonderwijs die:
   a) jaarlijks minstens 2.000 uren voortgezette opleiding organiseert. Onder 'uren voortgezette opleiding' worden zestig minuten verstaan waarin opleidingseenheden overeenkomstig artikel 7, eerste lid, 3°, plaatsvinden; en
   b) uitgedrukt in voltijdsequivalenten, minstens 1,5 medewerkers heeft die werkzaam zijn in de sector van het volwassenenonderwijs.
   In geval van fusie worden de op het ogenblik van de fusie geldende jaarlijkse forfaitaire ondersteuningen van de betrokken instellingen voor volwassenenonderwijs opgeteld en verhoogd met een bedrag van 10.000 euro.
   In afwijking van het derde lid bedraagt de verhoging 20.000 euro, als de gefuseerde instellingen voor volwassenenonderwijs samen jaarlijks minstens 10.000 opleidingsuren organiseren waarin opleidingseenheden overeenkomstig artikel 7, eerste lid, 3°, plaatsvinden en, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, minstens vier medewerkers hebben die werkzaam zijn in de sector van het volwassenenonderwijs.
   Als de medewerkers vermeld in het tweede lid, 2°, b), niet het hele jaar ononderbroken ten laste waren van de instellingen voor volwassenenonderwijs, wordt het aanvullend forfait naar rato verlaagd.
   De georganiseerde opleidingseenheden worden berekend op basis van de meest recente en beschikbare verwerkte gegevens van het overzicht dat overeenkomstig artikel 10.1, eerste lid, 2°, werd ingediend.]4
  [4 Voor instellingen voor volwassenenonderwijs die tot dusver nog niet ondersteund werden, bedraagt de jaarlijkse forfaitaire ondersteuning in de eerste twee ondersteuningsjaren maximaal 100 % van alle ontvangsten en wordt de jaarlijkse forfaitaire ondersteuning beperkt tot 76.100 euro. De jaarlijkse forfaitaire ondersteuning wordt berekend op basis van de laatste resultatenrekening die de instelling voor volwassenenonderwijs heeft voorgelegd.]4
  [4 De jaarlijkse forfaitaire ondersteuning wordt betaald in twaalfden.]4]3.
  [1 Onverminderd artikel 7.1, tweede lid, wordt [4 de jaarlijkse forfaitaire ondersteuning]4 bij het begin van de geldigheidsperiode]1 van het goedgekeurd globaal concept toegekend, periode die overeenkomstig artikel 8, § 5, vier jaar duurt.
  Voor het jaar van de aanvraag kan de Regering, aan de nog niet ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs, een uitzonderlijke toelage van ten hoogste [4 76.100 euro]4 toekennen op voorlegging van het in artikel 8, § 2, lid 2, 1°, vermeld globaal concept.
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 05-04-2013>
  (2)<BDG 2017-01-19/15, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<DDG 2018-12-11/11, art. 37, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<DDG 2022-12-15/54, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Toezending van inlichtingen [1 ]1   ----------   (1)
Art. 10.1. [1 De instellingen voor volwassenenonderwijs zenden de volgende inlichtingen toe aan de Regering:
   1° een overzicht van hun geplande opleidingseenheden;
   2° een overzicht van de opleidingseenheden die overeenkomstig artikel 7 werden georganiseerd.
   De Regering legt de nadere regels vast. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2018-12-11/11, art. 38, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Bijkomende toelagen.
Art.11.[1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering]1 volgende bijkomende toelagen toekennen aan de ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs die erom verzoeken :
  1° toelagen voor specifieke projecten : worden als specifieke projecten beschouwd de projecten die tegelijk
  a) voor de Duitstalige Gemeenschap van bijzonder belang zijn;
  b) aan buitengewone kosten verbonden zijn, omdat de [2 jaarlijkse totale kosten]2 ervan hoger dan euro 2.500 liggen of omdat bewezen wordt dat ze zicht tot personen richten wier gezinsinkomen gelijk is aan het door de wet bepaald leefloon of eronder ligt, en die
  c) niet tot een dubbelaanbod in de Duitstalige Gemeenschap leiden;
  [2 d) kosten meebrengen die nog niet gefinancierd worden door toelagen die uit dit decreet voortvloeien.]2
  2° toelagen voor evaluaties overeenkomstig artikel 9;
  3° toelagen voor de organisatie van en de deelneming aan de opleiding en voortgezette opleiding van vrijwilligers en aangestelden van de ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs.
  [1 4° toelagen voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen die bestemd zijn voor de uitoefening van een activiteit op het gebied van volwassenenvorming en die niet tot een infrastructuur behoren; die toelagen zijn bedoeld om een deel van de kosten voor de vernieuwing of uitbreiding van de basisuitrusting te dekken [2 ;]2
  [2 toelagen voor de structurele ondersteuning van omgevormde Geco-banen. De Regering sluit een overeenkomst met de instelling die er recht op heeft.]2
  [2 De bijkomende toelage in de zin van het eerste lid, 1°, kan hoogstens voor de periode van het goedgekeurd globaal concept toegekend worden. In afwijking daarvan is de looptijd van de cofinanciering van een Europees project gebonden aan de looptijd van dat project.
   Voor bijkomende toelagen in de zin van het eerste lid, 1°, kan een voorschot toegekend worden ten belope van hoogstens 80 % van de jaarlijkse toelage.
   Projecten in de zin van het eerste lid, 1°, worden na een impulsfinanciering geëvalueerd. De Regering bepaalt de vorm en het voorwerp van de evaluatie. De positieve evaluatie is een essentiële voorwaarde voor een nieuwe subsidiëring.]2.
  Tijdens de geldigheidsduur van het goedgekeurd globaal concept kan een bijkomende toelage overeenkomstig lid 1, 2°, slechts één keer worden toegekend. Zij beloopt 75 % van de bewezen kosten m.b.t. de externe deskundige. De Regering kan een maximaal bedrag vastleggen.
  Een bijkomende toelage overeenkomstig lid 1, 1° en 3°, kan slechts worden toegekend, als de aanvraag overeenstemt met het goedgekeurd globaal concept van de instelling voor volwassenenonderwijs.
  [1 Een aanvullende subsidie in de zin van het eerste lid, 4°, bedraagt hoogstens 50 % van de uitgaven. Ze kan alleen gegeven worden :
   1° wanneer de Regering voor elke bestelling of elke aankoop haar schriftelijke toestemming heeft gegeven;
   2° wanneer de aanvrager zich schriftelijk ertoe verplicht :
   a) geen afstand te doen van de gesubsidieerde voorwerpen gedurende een periode van vijf jaar die ingaat op de dag van de uitbetaling van de subsidies en dit noch gratis, noch tegen betaling;
   b) de Regering te allen tijde toe te staan de gegevens te controleren en alle daarop betrekking hebbende documenten in te zien;
   c) zijn ontbinding onmiddellijk mee te delen aan de Regering;
   d) de met subsidie aangekochte uitrustingsvoorwerpen tegen brand te verzekeren, wanneer ze op een en dezelfde plaats opgeslagen worden.
   De aanvraag om subsidie in de zin van het eerste lid, 1°, 2° en 4°, wordt jaarlijks uiterlijk op 31 maart bij het Ministerie ingediend. De aanvraag om subsidie in de zin van het eerste lid, 3° en 4°, wordt ingediend vóór de organisatie of de deelneming aan een opleiding of voortgezette opleiding, resp. vóór de aankoop van het uitrustingsvoorwerp.
   Bij de aanvraag in de zin van het eerste lid, 1°, 2° en 3°, wordt een gedetailleerde staat van de ontvangsten en uitgaven en een beschrijving van de geplande activiteit gevoegd. Bij de aanvraag in de zin van het eerste lid, 4°, worden de volgende stukken gevoegd :
   1° een verklaring waaruit blijkt waarom de aankoop noodzakelijk wordt geacht;
   2° een kostenstaat. De aanvrager dient drie kostenramingen in wanneer de totale kostprijs van de aangevraagde uitrustingsvoorwerpen meer dan 5.500 euro zonder btw bedraagt.]1
  De Regering legt de nadere regels voor lid 1, 3°, vast.
  ----------
  (1)<DDG 2015-03-02/05, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DDG 2018-12-11/11, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Aanpassing van de bedragen.
Art.12.[1 Elk jaar kan de Regering de bedragen vermeld in artikel 10, tweede, derde, vierde, zevende en tiende lid, afzonderlijk aanpassen aan de ontwikkeling van het indexcijfer der consumptieprijzen, berekend op basis van de maanden november van de laatste twee voorgaande jaren.]1
  De Regering kan [1 de bedragen van de in artikel 10 vermelde jaarlijkse forfaitaire ondersteuning]1 met een coëfficiënt vermenigvuldigen om het aan de beschikbare begrotingsmiddelen aan te passen.
  ----------
  (1)<DDG 2022-12-15/54, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Controle.
Art.13. De Regering kan te allen tijde laten controleren of de bepalingen van dit decreet worden nageleefd.

Schorsing van de ondersteuning.
Art.14. Worden de ondersteuningscriteria niet meer vervuld, worden de in artikel 9, lid 2, vermelde documenten niet op tijd ingediend of worden de bepalingen van het decreet in het algemeen niet nageleefd, dan zendt de Regering aan de instelling voor volwassenenonderwijs de aanmaning, binnen een termijn van één maand vanaf de beketening ervan het bewijs te leveren dat de bepalingen van dit decreet vervuld zijn resp. de documenten toe te sturen.
  De ondersteuning wordt geschorst, als geen gevolg wordt gegeven aan deze aanmaning.
  Vóór de schorsing krijgt de betrokken instelling voor volwassenenonderwijs de mogelijkheid, om haar standpunt mede te delen.

Terugvordering.
Art.15.[1 De Regering vordert de toelage geheel of gedeeltelijk terug]1, als de bestemming ervan gewijzigd werd of als de bepalingen van het decreet niet meer vervuld zijn.
  De Regering vordert een voor het lopende jaar uitbetaalde toelage proportioneel terug, als de instelling voor volwassenenonderwijs zich in de loop van het jaar ontbindt of haar activiteiten stopzet, nadat de Regering haar de mogelijkheid heeft gegeven, haar standpunt mede te delen.
  [2 In geval van ontbinding worden de overeenkomstig artikel 11 gesubsidieerde uitrustingsvoorwerpen, in overleg met de Regering, ter beschikking gesteld van een andere instelling voor volwassenenonderwijs.]2
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 37, 003; Inwerkingtreding : 05-04-2013>
  (2)<DDG 2015-03-02/05, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Opheffingsbepalingen.
Art.16. Worden opgeheven :
  1° het decreet van 18 januari 1993 betreffende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen, gewijzigd bij het programmadecreet van 29 juni 1998, het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, het programmadecreet van 7 januari 2002 en het programmadecreet van 20 februari 2006;
  2° artikel 8 van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, gewijzigd bij het programmadecreet van 4 maart 1996 en het programmadecreet van 20 februari 2006.

Wijzigingsbepaling.
Art.17. In het opschrift en in artikel 1 van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, gewijzigd bij de decreten van 14 december 1998 en 7 mei 2007, wordt de passus ", gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen " geschrapt zonder vervangen te worden.

Overgangsbepalingen.
Art.18.[1 Overgangsbepaling
   In afwijking van artikel 7, eerste lid, 3°, kan de Regering het minimale aantal opleidingseenheden vermeld in artikel 7, eerste lid, 3°, [2 in 2020, 2021 en 2022]2 proportioneel verlagen op grond van de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19). De Regering legt vast in welke periodes het vereiste aantal opleidingseenheden wordt verlaagd.]1
  [3 Om te bepalen of artikel 10, tweede lid, 2°, a), werd nageleefd, worden de georganiseerde opleidingseenheden voor het jaar 2023 berekend op basis van de verwerkte gegevens van het ingediende overzicht van de in 2019 georganiseerde opleidingseenheden.]3
  ----------
  (1)<DDG 2021-06-28/11, art. 315, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DDG 2022-03-28/05, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<DDG 2022-12-15/54, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 18.1.
  <Opgeheven bij DDG 2018-12-11/11, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Inwerkingtreding.
Art. 19. Voorliggend decreet treedt in werking op 1 januari 2009.