Details





Titel:

7 MEI 2007. - Decreet over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties (VERTALING)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-07-2007 en tekstbijwerking tot 02-05-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Toepassingsgebied.
Art. 1
Definities.
Art. 2
Gelijkheid van de geslachten.
Art. 3
HOOFDSTUK II. - Erkenning en subsidiëring van de musea.
Afdeling 1. - Erkenning.
Erkenningsvoorwaarden.
Art. 4
Aanvraag om erkenning.
Art. 5
Gemeenten.
Art. 6
Controle.
Art. 7
Indeling.
Art. 8
Duur van de erkenning.
Art. 9
Intrekking van de erkenning.
Art. 10
Aanwijzing.
Art. 11
Afdeling 2. - Subsidies.
Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Coëfficiënt.
Art. 12
Terugvordering.
Art. 13
Onderafdeling 2. - Forfaitaire subsidies.
Forfaitaire subsidies.
Art. 14
Onderafdeling 3. - Subsidie voor specifieke projecten.
Principe.
Art. 15
HOOFDSTUK III. - Cultureel-erfgoedpublicaties.
Subsidie toegekend voor publicaties.
Art. 16
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Overgangsbepalingen.
Art. 17
Opheffingsbepalingen.
Art. 18
Wijzigingsbepaling.
Art. 19
Inwerkingtreding.
Art. 20



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1982000763  1992033077 



Uitvoeringsbesluit(en):

2008033096  2010205083  2016205136  2018202009  2021202963 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Toepassingsgebied.
Artikel 1. In het kader van de te dien einde beschikbare begrotingsmiddelen en overeenkomstig dit decreet kan de Regering subsidies toekennen voor de personen en verenigingen die werkzaam zijn op het gebied van het museumwerk en van het cultureel erfgoed.

Definities.
Art.2.Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder :
  1° cultureel erfgoed : het cultureel erfgoed in de zin van artikel 1 van de Conventie ter Bescherming van het Wereld Cultureel en Natuurlijk Erfgoed van 21 oktober 1972 en het onroerend cultureel erfgoed in de zin van artikel 2 van de Conventie van 17 oktober 2003 betreffende de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed;
  2° Ministerie : het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;
  3° museumwerk : het vervullen van de museale basisfuncties, nl. verzamelen, bewaren, onderzoeken en ontsluiten;
  [1 3.1° periodieke publicatie: een drukwerk dat ten minste één keer per jaar op regelmatige tijdstippen verschijnt;]1
  4° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.
  ----------
  (1)<DDG 2019-12-12/19, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Gelijkheid van de geslachten.
Art.3. In dit decreet gelden de hoedanigheden voor beide geslachten.

HOOFDSTUK II. - Erkenning en subsidiëring van de musea.
Afdeling 1. - Erkenning.
Erkenningsvoorwaarden.
Art.4.De Regering beslist over de erkenning van een museum.
  Om als museum erkend te worden, legt de aanvrager een museumconcept vast dat een beschrijving van de inrichting, de doelstellingen en werkwijze ervan bevat.
  Om erkend te worden en te blijven, moet het museum aan de volgende erkenningsvoorwaarden voldoen :
  1° een permanente instelling van openbaar nut en zonder winstgevend doel zijn die ten dienste van de gemeenschap en haar ontwikkeling staat, voor het publiek toegankelijk is en de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verwerft, bewaart, beheert, onderzoekt, bekendmaakt en tentoonstelt ten behoeve van studie, educatie en vrijetijdsbesteding; [1 de voorwaarde "zonder winstgevend doel zijn" geldt niet voor autonome gemeentebedrijven;]1 instellingen zoals verkooptentoonstellingen, wetenschappelijke centra, planetariums, dieren- of plantentuinen, natuurlijke monumenten of bezoekerscentra komen niet in aanmerking;
  2° over een museumwaardige collectie cultureel erfgoed beschikken;
  3° opgericht of beheerd worden door een vereniging zonder winstoogmerk, een stichting of een publiekrechtelijke rechtspersoon met zetel in het Duitse taalgebied waar haar hoofdactiviteiten plaatsvinden;
  4° ten minste sinds 1 januari van het kalenderjaar vóór het jaar van de aanvraag bestaan en regelmatige activiteiten uitoefenen;
  5° voldoende garanties geven voor een goede werking qua toegankelijkheid, infrastructuur en personeels- en financiële middelen;
  6° overeenkomstig artikel 8 ingedeeld zijn;
  7° om de twee jaar een activiteitenverslag en jaarlijks financiële bescheiden voorleggen.
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Aanvraag om erkenning.
Art.5. De aanvraag om erkenning moet bij de Regering ingediend worden. Ze omvat alle documenten en inlichtingen die overeenkomstig dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan voor de Regering noodzakelijk zijn.

Gemeenten.
Art.6. De aanvragen om erkenning worden door de Regering aan het gemeentecollege van de gemeente waar de aanvrager gevestigd is, ter advies toegestuurd.
  Geeft de gemeente geen advies uit binnen de in het uitvoeringsbesluit vastgelegde termijn, wordt de erkenningsprocedure onmiddellijk voortgezet.

Controle.
Art.7. De aanvrager laat de Regering het recht toe de controles uit te voeren die voor de toepassing van het decreet noodzakelijk zijn en geeft haar in het bijzonder inzage in zijn boekhouding.
  De Regering wijst de personen aan die met deze controles belast zijn.

Indeling.
Art.8. § 1. Inrichtingen die aan de in artikel 4 vermelde erkenningsvoorwaarden voldoen, worden in één der drie bestaande categorieën ingedeeld.
  § 2. De indeling berust op volgende basiscriteria :
  1° het belang van het cultureel erfgoed;
  2° de culturele en maatschappelijke verantwoordelijkheid die door het museum wordt opgenomen;
  3° de kwaliteit van het museumwerk;
  4° de kwaliteit van het beheer;
  5° de geografische draagwijdte.
  De nadere modaliteiten worden door de Regering vastgelegd.
  § 3. De indeling wordt door een vakjury doorgevoerd, bestaande uit twee deskundigen en één personeelslid van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.
  De erkenning geschiedt na de indeling.
  De indelingsprocedure en de beroepsmogelijkheden worden door de Regering vastgelegd.

Duur van de erkenning.
Art.9.[1 Erkenningsperiode.
   De periode waarvoor een museum erkend wordt, begint op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Regering haar goedkeuring heeft gegeven. De erkenningsperiode bedraagt zes jaar en wordt eenvormig op alle erkende musea toegepast.
   Nieuwe erkenningsaanvragen kunnen tot [2 [3 31 maart]3]2 van elk kalenderjaar tijdens een erkenningsperiode worden ingediend. De erkenning loopt op het einde van de eenvormige erkenningsperiode af.
   De eerste eenvormige erkenningsperiode loopt van 1 januari 2015 tot 31 december 2020.]1
  ----------
  (1)<DDG 2014-02-24/14, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DDG 2018-12-11/11, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DDG 2020-12-10/38, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Intrekking van de erkenning.
Art.10.[1 § 1.]1 De erkenning wordt ingetrokken, indien er aan de in artikel 4 vermelde voorwaarden niet meer wordt voldaan.
  [1 In afwijking van het eerste lid blijft de erkenning geldig wanneer de activiteiten van het museum wegens bouwwerkzaamheden tijdelijk geheel of gedeeltelijk moeten worden stopgezet. De Regering bepaalt vooraf en per geval :
   1° de geplande bouwwerkzaamheden op grond waarvan de tijdelijke afwijking wordt toegestaan;
   2° van welke voorwaarden vermeld in artikel 4 tijdelijk kan worden afgeweken;
   3° de duur van de afwijking. Die duur kan worden verlengd, maar mag de duur van de bouwwerkzaamheden niet overschrijden.]1
  [1 § 2.]1 De erkenning wordt pas ingetrokken, als de Regering de betrokken vereniging de mogelijkheid heeft gegeven haar mening uit te drukken.
  De intrekkingsbeslissing wordt de betrokken vereniging schriftelijk medegedeeld.
  ----------
  (1)<DDG 2014-02-24/14, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 25-04-2014>

Aanwijzing.
Art.11. Slechts inrichtingen erkend overeenkomstig dit decreet mogen de naam " door de Duitstalige Gemeenschap erkend museum " gebruiken.
  De Regering legt een logo voor de erkende inrichtingen vast.

Afdeling 2. - Subsidies.
Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Coëfficiënt.
Art.12. Met het oog op zijn aanpassing aan de beschikbare begrotingsmiddelen en aan de ontwikkeling der consumptieprijzen kan het bedrag van de subsidies met een coëfficiënt vermenigvuldigd worden.

Terugvordering.
Art.13. De Regering kan een subsidie terugvorderen, indien deze tot andere doeleinden werd gebruikt, aan de erkenningsvoorwaarden niet meer wordt voldaan of indien de in artikel 7 bepaalde controles belemmerd of gehinderd worden.
  Indien het museum in de loop van het jaar ontbonden wordt of zijn activiteiten stopzet, kan de Regering een voor het lopende jaar uitbetaald subsidie proportioneel terugvorderen.
  De subsidie wordt pas teruggevorderd, als de Regering de betrokken vereniging de mogelijkheid heeft gegeven haar mening uit te drukken. Deze bepaling geldt niet als de vereniging haar activiteiten heeft stopgezet.

Onderafdeling 2. - Forfaitaire subsidies.
Forfaitaire subsidies.
Art.14. § 1. Een als museum erkende inrichting verkrijgt jaarlijks een forfaitaire basissubsidie.
  Musea van categorie 1 verkrijgen 25.000 EUR.
  Musea van categorie 2 verkrijgen 15.000 EUR.
  Musea van categorie 3 verkrijgen 10.000 EUR.
  § 2. Een erkend museum kan bovendien jaarlijks een variabel forfait voor het museumwerk verkrijgen.
  De toekenning en het bedrag van dit variabel forfait voor museumwerk worden geregeld door een conventie tussen de Regering en het museum die voor de erkenningsduur geldt. Deze conventie houdt in het bijzonder rekening met de ontwikkeling van het museum en met de aanstelling van gekwalificeerd personeel.
  Bij toekenning dient de behoefte aan gekwalificeerd personeel als basis om het aanvullend forfait te berekenen; een voltijds equivalent wordt op een basisbedrag van 20.000 EUR geschat, wat het technisch museumpersoneel betreft, en op 30.000 EUR, wat het hoger gekwalificeerd personeel betreft.
  De nadere modaliteiten worden door de Regering vastgelegd.

Onderafdeling 3. - Subsidie voor specifieke projecten.
Principe.
Art.15.
  <Opgeheven bij DDG 2020-12-10/38, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK III. - Cultureel-erfgoedpublicaties.
Subsidie toegekend voor publicaties.
Art.16.Mogen een aanvraag om subsidies voor cultureel-erfgoedpublicaties indienen :
  1° de overeenkomstig dit decreet als museum erkende inrichtingen;
  2° de natuurlijke en rechtspersonen.
  De aanvragers moeten aan de volgende criteria voldoen :
  1° hun publicaties moeten een inhoudelijke relevantie hebben voor het cultureel erfgoed in de Duitstalige Gemeenschap;
  2° hun publicaties moeten een regionale en desgevallend grensoverschrijdende draagwijdte hebben;
  3° hun publicaties moeten een degelijke kwaliteit bieden qua inhoud, taal, methode en vormgeving;
  4° bewijzen dat ze voldoende publiekgerichtheid en distributie beogen;
  5° een gedegen financiële onderbouw en zakelijk beheer met het oog op de publicatie waarborgen.
  De volgende publicaties komen echter niet in aanmerking voor een zulke subsidie :
  1° de publicaties die op grond van een ander decreet van de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd kunnen worden;
  2° de regelmatige publicaties van overeenkomstig dit decreet erkende musea.
  [2 De aanvrager heeft 24 maanden de tijd, te rekenen vanaf de toezegging van de subsidie, om zijn werk te publiceren. Op schriftelijk verzoek kan de Regering die termijn één keer met maximaal twaalf maanden verlengen. Als die publicatietermijn niet wordt nagekomen, vordert de Regering de subsidie terug.]2
  [1 De subsidies bepaald in dit artikel kunnen toegekend worden voor periodieke en niet-periodieke publicaties. De subsidies voor periodieke publicaties worden toegekend in de vorm van voorschotten die 100 % van het te verwachten bedrag bedragen.]1
  De Regering legt de andere modaliteiten vast.
  ----------
  (1)<DDG 2019-12-12/19, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DDG 2021-12-15/17, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Overgangsbepalingen.
Art.17. De op grond van dit decreet uit te betalen subsidies vervangen alle prestaties die de ontvangers van de subsidies toekomen op grond van het reglementair besluit van 29 maart 1982 tot reglementering van de toekenning van toelagen aan de musea welke niet van de Staat afhangen en van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten.
  De verenigingen die tot 31 maart 2008 een aanvraag om erkenning als museum met toepassing van dit decreet zullen hebben ingediend, zullen voor het kalenderjaar 2008 de subsidies verkrijgen die toegekend worden op grond van artikel 2 van het reglementair besluit van 29 maart 1982 tot reglementering van de toekenning van toelagen aan de musea welke niet van de Staat afhangen en van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten. Voor deze éénjarige overgangsfase zullen de subsidies van het jaar 2007 worden toegekend.

Opheffingsbepalingen.
Art.18. Worden opgeheven :
  1° het reglementair besluit van 29 maart 1982 tot reglementering van de toekenning van toelagen aan de musea welke niet van de Staat afhangen;
  2° artikel 6 van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten.

Wijzigingsbepaling.
Art.19. In het opschrift en in artikel 1, lid 1, van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten wordt de passus " musea, " geschrapt zonder vervangen te worden.
  In artikel 4 van hetzelfde decreet wordt de passus ", de erkende musea of creatieve ateliers " vervangen door " en de erkende creatieve ateliers ".

Inwerkingtreding.
Art. 20.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2008.