Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

9 MEI 1994. - [Decreet betreffende de noodopvangwoningen] <Vertaling> <DDG2010-03-15/14, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 23-04-2010> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-04-1996 en tekstbijwerking tot 14-04-2016)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Erkenning van inrichtingen die personen in noodtoestand voorlopig opnemen en begeleiden.
Art. 4-6
HOOFDSTUK III. - Bedrag en berekening van de toelage.
Art. 7-11
HOOFDSTUK IV. - Procedure voor de aanvraag om subsidiëring.
Art. 12-13, 13bis
HOOFDSTUK V. - Uitbetaling van de toelage.
Art. 14-16
HOOFDSTUK VI. - Ontbinding van het huurcontract, overdracht van de goederen.
Art. 17
HOOFDSTUK VII. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 18-26



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder :
  1° Inrichting : de door een inrichtende macht opgerichte dienst voor de exploitatie van noodopvangwoningen;
  2° Inrichtende macht :
  a) de gemeenten van het Duitse taalgebied;
  b) de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Duitse taalgebied;
  c) de verenigingen zonder winstoogmerk die een sociaal doel hebben en in het Duitse taalgebied werkzaam zijn.
  3° Noodopvangwoning : woning die door een inrichting voor het tijdelijk herbergen van personen in noodtoestand gebruikt wordt;
  [1 3.1 woning : eengezinswoning of gemeenschappelijke woning in de zin van de Waalse huisvestingscode;
   3.2 wooneenheid : woonruimte(s) voor individueel gebruik van een gezin binnen een gemeenschappelijke woning;
   3.3 gezin : alleenstaande persoon of meerdere personen die doorgaans samenwonen;]1
  4° Persoon in noodtoestand : elke persoon die zonder verblijf is wegens haar financiële, psychische of sociale toestand en voorlopig hulp en begeleiding nodig heeft.
  Het bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waar de onder 2° bedoelde inrichtende macht zich bevindt beslist over de noodtoestand en reikt een desbetreffend attest uit.
  ----------
  (1)<DDG 2010-03-15/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 23-04-2010>

Art.2.§ 1. De Regering bepaalt de procedure voor de aanvraag, de verlening en de intrekking van het attest bedoeld in [1 artikel 1, lid 2]1.
  Bij spoedgeval kan het attest uitgereikt worden door de voorzitter of door een te dien einde aangewezen maatschappelijk werker van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Deze beslissing moet door de Raad voor maatschappelijk welzijn bij zijn volgende zitting worden goedgekeurd.
  Het attest wordt beschouwd verleend te zijn, indien geen beslissing is binnen één maand na de aanvraag.
  § 2. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarbij het attest aangevraagd werd, onderzoekt regelmatig de levenssituatie van de personen die in een noodopvangwoning ondergebracht zijn. Wanneer de noodtoestand niet meer bestaat, beslist het centrum over de intrekking van het attest na het advies van de inrichtende macht te hebben ingewonen. Dit advies wordt geacht uitgebracht te zijn, indien het niet binnen twee weken na de aanvraag beschikbaar is.
  Deze beslissing wordt onverwijld betekend aan de inrichtende macht en aan de betrokkene.
  § 3. [2 ...]2
  ----------
  (1)<DDG 2008-06-16/35, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 19-09-2008>
  (2)<DDG 2016-02-22/24, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.3.
  <Opgeheven bij DDG 2010-03-15/14, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 23-04-2010>

HOOFDSTUK II. - Erkenning van inrichtingen die personen in noodtoestand voorlopig opnemen en begeleiden.
Art.4.Om erkend te worden als inrichting die personen in noodtoestand voorlopig opneemt en begeleidt moet aan volgende voorwaarden worden voldaan :
  1° de inrichtende macht van de inrichting moet tot één van de categorieën opgenomen in artikel 1, 2° behoren;
  2° [1 de inrichting beschikt ten minste over één woning [2 die als noodopvangwoning moet dienen]2 ;]1
  3° [2 de inrichting moet personen in noodtoestand opnemen, zonder onderscheiding van herkomst, ras of ideologische of politieke overtuiging;]2
  4° de niet ontvoogde minderjarigen mogen slechts samen met ten minste één van de ouders opgenomen worden, onder voorbehoud van een anders luidende beslissing [1 ...]1 van het vredegerecht of van de jeugdrechtbank.
  5° [1 de noodopvangwoning voldoet aan de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, van de Waalse huisvestingscode m.b.t. de gezondheids- en veiligheidscriteria tegen brandrisico's in woningen en tegen vergiftiging door koolstofmonoxide.]1
  ----------
  (1)<DDG 2010-03-15/14, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 23-04-2010>
  (2)<DDG 2013-02-25/07, art. 21, 009; Inwerkingtreding : 05-04-2013>

Art.5.De erkenning wordt door de Regering verleend. De aanvraag om erkenning moet het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap toegestuurd worden en volgende gegevens bevatten :
  1° de identiteit van de inrichtende macht alsmede het adres van de inrichting en in voorkomend geval het adres van de woningen;
  2° het aantal wooneenheden en de opnamecapaciteit;
  3° de aard van de sociale begeleiding;
  4° de kwalificatie van de met de begeleiding belaste personen.
  5° [1 bij een gemeenschappelijke woning, de in artikel 10 van de Waalse huisvestingscode bepaalde verhuurvergunning of, bij gebreke ervan, de in artikel 12 van dezelfde code bepaalde voorlopige verhuurvergunning.]1
  [2 Indien aan de in artikel 4 vermelde voorwaarden is voldaan, wordt de erkenning voor onbepaalde tijd toegekend.]2
  ----------
  (1)<DDG 2010-03-15/14, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 23-04-2010>
  (2)<DDG 2013-02-25/07, art. 22, 009; Inwerkingtreding : 05-04-2013>

Art.5.1. [1 Bij vermoeden van niet-naleving van de in artikel 4, 5°, bedoelde bepalingen m.b.t. de gezondheids- en veiligheidscriteria tegen brandrisico's in woningen en tegen vergiftiging door koolstofmonoxide kan de Regering de gemeente waar de betrokken woning gelegen is, per aangetekende brief uitnodigen binnen de maand na de betekening om een onderzoek te verzoeken. Bij het onderzoek gaat het om het onderzoek bepaald in artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 30 augustus 2007 betreffende de procedure inzake de naleving van de gezondheidsnormen voor woningen en de aanwezigheid van branddetectors.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2010-03-15/14, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 23-04-2010>

Art.6.[1 Indien niet voldaan is aan één of meer van de in artikel 4 opgelegde voorwaarden die voor een erkenning noodzakelijk zijn, kan de Regering de erkenning weigeren of een voorwaardelijke voorlopige erkenning voor een beperkte termijn van ten hoogste drie jaar toekennen.
   Indien niet meer voldaan wordt aan één of meer van de in artikel 4 opgelegde voorwaarden die de basis van een erkenning vormden, kan de Regering de erkenning intrekken of een voorwaardelijke verlenging van de erkenning voor een beperkte termijn van ten hoogste drie jaar toekennen.]1
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2012>

HOOFDSTUK III. - Bedrag en berekening van de toelage.
Art.7. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.8. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.9. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.10. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.11. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

HOOFDSTUK IV. - Procedure voor de aanvraag om subsidiëring.
Art.12. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.13. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art. 13bis. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

HOOFDSTUK V. - Uitbetaling van de toelage.
Art.14. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.15. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.16. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

HOOFDSTUK VI. - Ontbinding van het huurcontract, overdracht van de goederen.
Art.17. (opgeheven) <DDG 2002-03-18/35, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

HOOFDSTUK VII. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.18. De noodopvangwoningen moeten aan personen in noodtoestand verhuurd worden wier begeleiding door een sociale dienst moet worden waargenomen.
  Indien de inrichting niet over een sociale dienst voor de begeleiding beschikt, mag ze met een bestaande sociale dienst een samenwerkingsakkoord sluiten krachtens hetwelke deze dienst deze opdracht op zich zal nemen.
  De Regering kan de vereiste kwalificatie en het minimumaantal van de medewerkers sociale dienst vastleggen.

Art.18.1. [1 Indien een inrichtende macht geen of geen geschikte noodopvangwoning voor een persoon in noodtoestand heeft, mag hij die persoon in een noodopvangwoning van een andere inrichtende macht onderbrengen op voorwaarde dat de beide inrichtende machten een overeenkomst over de terbeschikkingstelling sluiten. De Regering legt de kadervoorwaarden voor die overeenkomst vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2016>


Art.19. De modaliteiten voor de terbeschikkingstelling van de woning maken deel uit van het schriftelijk begeleidingscontract dat de inrichting met elke gerechtigde moet sluiten en dat uitdrukkelijk verwijst naar de bijzonderheden van de terbeschikkingstelling van noodopvangwoningen.
  Indien het attest met toepassing van artikel 2 wed ingetrokken, dan moet de inrichting alle noodzakelijke stappen ondernemen om de noodopvangwoning voor andere gerechtigden vrij te maken.

Art.20. De financiële participatie van de persoon in noodtoestand wordt berekend volgens regels aangenomen door de Regering, rekening houdend met de door de inrichting geleverde dienstverleningen en verstrekkingen.
  (Lid 2 opgeheven) <DDG 1996-03-04/40, art. 35, 4°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1996>

Art.21.
  <Opgeheven bij DDG 2007-06-25/35, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 25-06-2007>

Art.22.In het kader van een overeenkomst gesloten met de Regering van de Duitstalige Gemeenschap kunnen de inrichtende machten een toelage voor de huur van als noodopvangwoningen gebruikte en over een opnamecapaciteit van ten minste 4 personen beschikkende gebouwen of woningen verkrijgen waarvan het aantal door de Regering wordt vastgelegd.
  Deze toelage bedraagt ten hoogste 60 % [1 van het niet-gedekte gedeelte]1 van de huurprijs en wordt berekend op basis van het huurcontract gesloten tussen de inrichtende macht en de eigenaar. [2 Die toelage geldt niet voor huurcontracten tussen een gemeente en een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat zich op het grondgebied van diezelfde gemeente bevindt.]2
  ----------
  (1)<DDG 2008-06-16/35, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 19-09-2008>
  (2)<DDG 2016-02-22/24, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.23.De inrichting en haar inrichtende macht moeten het Ministerie de mogelijkheid geven om steeds op de uitvoering van het project toezicht uit te oefenen en de desbetreffende documenten te raadplegen.
  [1 De inrichting en haar inrichtende macht bieden het Ministerie de mogelijkheid om de noodopvangwoningen te bezichtigen, na voorafgaande aankondiging indien de woningen leegstaan of na uitdrukkelijke toestemming van de huurder. Het Ministerie inspecteert de noodopvangwoningen van de inrichtende macht ten minste één keer om de drie jaar.]1
  ----------
  (1)<DDG 2013-02-25/07, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 05-04-2013>

Art.24.[1 Ten laatste op 30 april van elk jaar zendt de inrichtende macht aan [2 het bevoegde departement ]2 van het Ministerie een bericht over het voorafgaande jaar met uitleggingen over de door de Regering bepaalde aspecten.]1
  ----------
  (1)<DDG 2008-06-16/35, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 19-09-2008>
  (2)<DDG 2016-02-22/24, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.25. Wordt de erkenning overeenkomstig artikel 6 ingetrokken of worden de bepalingen van de artikels 18, 19, 20, 23 en 24 van dit decreet niet nageleefd, eist de Regering geheel of ten dele de terugbetaling van de toelagen.

Art. 26.Dit decreet treedt in werking op 1 juni 1994.