Details





Titel:

10 SEPTEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen



Inhoudstafel:


Art. 1-24
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002022335 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 4 van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen wordt aangevuld luidende:
  "In voorkomend geval, in geval van onmogelijkheid om een budget van financiële middelen te berekenen ten gevolge van een situatie van ramp, catastrofe, epidemie, pandemie bepaald volgens de voorwaarden bedoeld in artikel 101 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen of in geval van overmacht, blijft het laatste berekende budget van financiële middelen van toepassing.".

Art.2. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepalingen onder 33°, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2012, worden opgeheven;
  2° artikel 15 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Bovendien dekt onderdeel B4 ook de kosten bedoeld in artikel 101 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en de andere verzorgingsinrichtingen.".

Art.3. In artikel 45, paragraaf 3, 1°, derde lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2012, worden de woorden "punt 6" vervangen door de woorden "punt 4".

Art.4. In artikel 46 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, tweede lid, 1°, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 oktober 2018, worden de woorden "bijlage 3bis" vervangen door de woorden "bijlage 3" en de woorden "bijlage 3, punt 3bis" vervangen door de woorden "bijlage 17, punt 3";
  2° in de Nederlandstalige tekst van het paragraaf 4, b), b.5), tweede streepje, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 september 2019, worden de woorden "ETP" vervangen door de woorden "VTE's".
  3° paragraaf 3, tweede lid, 1°, wordt vervangen luidende:
  "1° voor ieder van deze activiteiten wordt, voor alle ziekenhuizen van het land, een aantal punten toegekend dat overeenstemt met een percentage van het totaal aantal punten voor alle ziekenhuizen van het land toegekend overeenkomstig § 2.
  Dit percentage wordt als volgt berekend:
  - personeel van het operatiekwartier: 11,35 % ;
  - personeel van de spoedgevallendienst : 6,32 %;
  - personeel van de centrale sterilisatie: 1,94 %;
  - kosten van de medische producten 6,18 % voor het operatiekwartier, 0,53 % voor de spoedgevallendienst en 7,91 % voor de verzorgeenheden.";
  4° in paragraaf 3, 2°, b) voor de spoedgevallendienst, worden de bepalingen onder b.1) tot en met b.4) vervangen als door:
  b.1) Berekening
  Het aantal punten bedoeld in § 3, 1°, wordt verhoudingsgewijs verdeeld tussen de ziekenhuizen op basis van het aantal punten units-spoedgevallen volgens de modaliteiten van bijlage 6 van dit besluit.
  Vanaf 1 juli 2014 wordt een aantal bijkomende punten, dat overeenstemt met 20 % van de som van de budgetten die worden toegekend aan de ziekenhuizen die vermeld staan in bijlage 16 van dit besluit, met uitzondering van de algemene ziekenhuizen die over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met erkende bedden onder de kenletters A, T of K en de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2 van dit besluit, toegevoegd aan het beschikbare budget voor het personeel van de spoedgevallendienst, en verdeeld tussen de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aantal units spoedgevallen, zoals berekend volgens de modaliteiten beschreven in bijlage 6 van dit besluit.
  De verdeling van de punten moet de toekenning verzekeren van ten minste 15 punten aan de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' of een functie voor intensieve zorg. In geval van overschrijding van het totale aantal voor het land weerhouden punten, wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast op de berekende punten die hoger liggen dan 15 teneinde binnen het totale aantal voor het land beschikbare punten te blijven.
  Vanaf het ogenblik dat een ziekenhuis erkend is hetzij voor de functie `eerste opvang van spoedgevallen', hetzij voor de functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' wordt het minimum van 15 punten slechts één keer per ziekenhuis, ongeacht het aantal sites, verzekerd voor één van de twee functies.
  Voor de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' en die voldoen aan de volgende voorwaarden:
  - zich minstens 25 km van een ander ziekenhuis bevinden dat over een erkende functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' beschikt of zich in een gemeenschap bevinden waar alleen de erkende functies `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' zich op meer dan 25 km van elkaar bevinden,
  - en over het maximum 200 erkende bedden beschikken,
  wordt het minimum van 15 punten tot 30 punten opgetrokken, met dien verstande dat na de toepassing van die regel het aantal voor het hele land toegekende punten het totale aantal voor het land beschikbare punten niet mag overschrijden. In geval van overschrijding van het totale aantal weerhouden punten voor het land, wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast op de berekende punten die, naargelang het geval, hoger liggen dan 15 of 30, teneinde binnen het totale aantal voor het land beschikbare punten te blijven.
  b.2) Het behoud van het voormelde aantal punten is afhankelijk van het verzamelen en overzenden van de gegevens met betrekking tot de activiteit van de dienst spoedgevallen.".

Art.5. In de Franstalige tekst van het artikel 49 van hetzelfde besluit, 3°, tweede lid, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 september 2019, wordt het woord "d"' opgeheven.

Art.6. In artikel 56, paragraaf 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juni 2017, worden de woorden "de niet-psychiatrische ziekenhuizen en de ziekenhuizen die enkel over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of kenletter Sp in combinatie met bedden erkend onder de kenletters A, T of K" vervangen door de woorden "de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,".

Art.7. Artikel 61 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 juni 2019, wordt vervangen als volgt:
  " Art. 61. Met het oog op de realisatie in de ziekenhuizen van het door actiepunt 2 van de Roadmap 2.0 van het e-Gezondheidsplan voorziene Elektronisch Patiënten Dossier, worden de ziekenhuizen forfaitair gefinancierd volgens de hierna hernomen bepalingen.
  Op 1 juli 2020, worden een enveloppe van 51.094.383,43 euro (waarde op 1 januari 2020) voor de algemene ziekenhuizen en een enveloppe van 8.665.129,35 euro (waarde op 1 januari 2020) voor de psychiatrische ziekenhuizen verdeeld onder de betrokken ziekenhuizen als volgt:
  - 15 % van elk van de enveloppen wordt verdeeld onder de ziekenhuizen, waarbij elk ziekenhuis een identiek bedrag ontvangt;
  - 85 % van elk van de enveloppen wordt verdeeld pro rato van het aantal bedden in elk ziekenhuis.
  De berekening van het forfaitaire bedrag per bed wordt gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar.".

Art.8. In artikel 63bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 8 januari 2015, worden de woorden "in aanvulling op de C- en D-diensten," opgeheven.

Art.9. In artikel 63ter, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 8 januari 2015, worden de woorden ", met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en Sp-diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en G-diensten," opgeheven.

Art.10. In artikel 63quater, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 8 januari 2015, worden de woorden "alle niet-psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en Sp-diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en G-diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg," vervangen door de woorden "alle algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,".

Art.11. In artikel 63quinquies, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 8 januari 2015, worden de woorden "alle ziekenhuizen, met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen, de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de diensten voor palliatieve zorg," vervangen door de woorden "alle ziekenhuizen, met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen en de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,".

Art.12. In artikel 63septies, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 8 januari 2015, worden de woorden "alle niet-psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg" vervangen door de woorden "alle algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,".

Art.13. In artikel 65, 2°, tweede lid, tweede streepje, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 oktober 2018, worden de woorden "'3MTM APR DRG Classification System, Version 31.0, Definitions Manual'" vervangen door de woorden "3MTM APR DRG Classification System Definitions Manuals, version 34".

Art.14. In artikel 73 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 4, vierde lid, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 september 2019, worden de woorden "69.353.332,74 euro (index op 1 juli 2019)" vervangen door de woorden "71.753.332,74 euro (index op 1 januari 2020)";
  2° in paragraaf 5, vierde lid, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 september 2019, worden de woorden "9.860.100 euro (index op 1 juli 2019)" vervangen door de woorden "12.260.100 euro (index op 1 januari 2020)".

Art.15. In artikel 74bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2006, wordt 1. aangevuld als volgt:
  "1. de cyclus wordt voltooid bij een vrouw van wie de leeftijd zich situeert voor de dag van haar 43e verjaardag; tijdens de toepassingsperiode van het artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 21 van 14 mei 2020 houdende tijdelijke aanpassingen aan de vergoedingsvoorwaarden en administratieve regels in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging ten gevolge van de COVID-19 pandemie, wordt de leeftijd van de vrouw met 6 maanden verlengd, dat wil zeggen tot de vooravond van 43 jaar en 6 maanden van de patiënte;".

Art.16. In artikel 75, paragraaf 8, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 8 januari 2015, worden de woorden "aan de niet-psychiatrische ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisapotheek, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg," vervangen door de woorden "aan de algemene ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisapotheek, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,".

Art.17. Bijlagen 3 en 3bis van hetzelfde besluit worden vervangen door de bijlage van dit besluit.

Art.18. Bijlage 9 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 juli 2017, wordt aangevuld als volgt:


"Nomenclatuur Minuten " Nomenclature Minutes
252652 730 252652 730
252663 730 252663 730
252674 1095 252674 1095
252685 1095 252685 1095
252696 730 252696 730
252700 730 252700 730
252711 1095 252711 1095
252722 1095 252722 1095
252733 180 252733 180
252744 180 252744 180
252755 180 252755 180
252766 180 252766 180
252770 180 252770 180
252781 180 252781 180
252836 300 252836 300
252840 300". 252840 300 ".
Art.19. In bijlage 12, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 12 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de Nederlandstalige tekst worden de woorden "en oog de volgende elementen" toegevoegd na het woord "Leefmilieu";
  2° in 1°, worden de woorden "voorwaarde 3" vervangen door de woorden "voorwaarde 2".

Art.20. In bijlage 15, 2°, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit 4 juni 2003, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "Enkel in het geval waar de leeftijd van de vrouw zich situeert tussen haar 39e verjaardag en de dag voor haar 43e verjaardag, wordt er geen maximum gesteld voor het aantal verse embryo's dat kan worden teruggeplaatst. Tijdens de toepassingsperiode van het artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 21 van 14 mei 2020 houdende tijdelijke aanpassingen aan de vergoedingsvoorwaarden en administratieve regels in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging ten gevolge van de COVID-19 pandemie, wordt de leeftijd van de vrouw met 6 maanden verlengd, dat wil zeggen tot de vooravond van 43 jaar en 6 maanden van de patiënte.".

Art.21. In de Nederlandstalige tekst van bijlage 18, deel 1, worden de woorden "1. Geselecteerde zorgperiodes" en "2. Geselecteerde items" respectievelijk vervangen door de woorden "2. Geselecteerde zorgperiodes" en "3. Geselecteerde items".

Art.22. Bijlagen 19bis, 19ter, 19quater en 19quinquies worden opgeheven.

Art.23. Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van het artikel 14 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2020, de artikelen 15 en 20 die uitwerking hebben met ingang van 1 maart 2020 en de artikelen 6 tot en met 13, 16 en 18 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2020.

Art.24. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.

Art. N. Bijlage van het koninklijk besluit van 10 september 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen   "Bijlage 3 - Vaststelling van een gemiddelde ligduur per diagnosegroep en berekening van een aantal verantwoorde bedden   1. INLEIDING   1.1. Begrippen en afkortingen   - MZG-registratie: de registratie van de Minimale Ziekenhuisgegevens zoals bedoeld in het Koninklijk Besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde statistische gegevens moeten worden meegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.   - ICD-10-BE: International Classification of Diseases -10th edition- Clinical Modification.   - MDC: Major Diagnostic Category, grote diagnosegroepen die elk een systeem of een orgaan omvatten, zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;   - APR-DRG: Diagnosis Related Groups, diagnosegroepen zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;   - Klinische ernst of "severity of illness": Omvang van de fysiologische decompensatie of van verlies van orgaanfunctie zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;   - Sterftrisico: waarschijnlijkheid van overlijden, zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.   1.2. Diagnosegroepen   De diagnosegroepen worden gevormd op grond van '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.   Op basis van de hoofddiagnose wordt een eerste indeling gemaakt in grote diagnosegroepen, hierna MDC's genoemd, die elk betrekking hebben op een systeem of orgaan.   Elke MDC wordt vervolgens verder verdeeld in een medische subgroep en een chirurgische subgroep op basis van het al dan niet voorkomen van een chirurgische ingreep.   Binnen deze subgroepen worden de eigenlijke diagnosegroepen, namelijk de APR-DRG's, onderscheiden, rekening houdend met de volgende elementen: hoofddiagnose, nevendiagnoses, chirurgische ingrepen, speciale technieken, leeftijd, geslacht en aard van ontslag overeenkomstig '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.   Op die manier worden 322 basis-APR-DRG's verkregen.   Elke basis-APR-DRG (met uitzondering van de APR-DRG's MMM, AAA, 955 en 956) wordt vervolgens opgesplitst in 4 niveaus van klinische ernst. De bepaling van het niveau van klinische ernst van een verblijf gebeurt in 3 fasen waarbij met name rekening wordt gehouden met de gevolgen op de klinische ernst van de nevendiagnosen die geen verband houden met de hoofddiagnose en niet onderling verbonden zijn, de leeftijd, de hoofddiagnose, het bestaan van bepaalde niet-operatieve procedures,... (Cf. '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is).   De 4 verkregen "severities of illness" zijn :   - niveau 1 : zwak niveau van klinische ernst;   - niveau 2 : gematigd niveau van klinische ernst;   - niveau 3 : groot niveau van klinische ernst;   - niveau 4 : extreem niveau van klinische ernst.   Patiënten zonder vermelding van een hoofddiagnose (APR-DRG 955) of met vermelding van een diagnose die niet als hoofddiagnose gebruikt mag worden (APR-DRG 956) worden verder de `rest diagnosegroepen type I' genoemd.   Patiënten met een belangrijke chirurgische ingreep die niet overeenkomt met de hoofddiagnose (APR-DRG 950, 951, 952) worden verder de `restdiagnosegroepen type II' genoemd.   Voor de patiënten waarvoor tijdens eenzelfde ziekenhuisverblijf de MZG per specialisme wordt geregistreerd, kiest men een enkele hoofddiagnose voor de hele duur van het ziekenhuisverblijf, overeenkomstig de in punt 1.3. beschreven techniek.   1.3. Concatenatie   De hoofddiagnose is de hoofddiagnose van het eerste specialisme tenzij dit het psychiatrisch specialisme is.   1.4. Bepaling van de APR-DRG subgroepen   De verblijven zoals geregistreerd in de MZG-registratie worden ondergebracht in groepen, APR-DRG's genoemd, op basis van de techniek beschreven in punt 1.2.   Elk van die groepen wordt vervolgens opgesplitst in 4 niveau's van severity of illness zoals beschreven in punt 1.2.   Vervolgens worden de severity of illness niveau's opgesplitst in vier leeftijdscategorieën:   1) G: Gfin-patiënten   Om tot deze groep te behoren, dient de patiënt aan drie voorwaarden te voldoen:   a) minimaal 10 dagen in een G bedindex verbleven hebben;   b) de gemiddelde leeftijd van de patiënten die verblijven in een G bedindex van het ziekenhuis 75 jaar of ouder bedraagt of de patiënt is minstens 75 jaar;   c) en minstens 30 % langer in het ziekenhuis verbleven hebben dan de gemiddelde standaardligduur van de inlier patiënten van 75 jaar of ouder met een zelfde pathologie en een zelfde klinische ernst die niet of minder dan 10 dagen in een G bedindex verbleven hebben.   2) L: patiënten onder 75 jaar (uitgezonderd Gfin-patiënten) met graad van ernst 1 of 2;   3) H: patiënten van 75 jaar en ouder (uitgezonderd Gfin-patiënten) met graad van ernst 1 of 2;   4) A: Graad van ernst 3 of 4 (uitgezonderd Gfin-patiënten).   Hieronder wordt de kruising APR-DRG, severitygraad en leeftijdscategorie als APR-DRG-subgroep aangeduid.   1.5. Aantal aangetaste systemen   Voor de berekening van het aantal aangetaste systemen wordt het systeem van de hoofddiagnose beschouwd als het eerste aangetaste systeem en wordt het aantal systemen (verschillend van dat van de hoofddiagnose) van de vermelde complicaties hieraan toegevoegd, zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.   2. BEREKENING VAN GEMIDDELDE STANDAARDLIGDUREN   2.1. Doelstelling   Het doel bestaat erin om een gemiddelde standaardligduur per APR-DRG, severity of illness en leeftijdscategorie te berekenen.   2.2. Toepassingsgebied   De totale gefactureerde ligduren per verblijf van de laatste drie gekende dienstjaren van de MZG-registratie dienen als basis voor de berekening van de gemiddelde standaardligduren.   Er wordt rekening gehouden met alle klassieke verblijven H in acute ziekenhuizen uitgezonderd:   1) patiënten die minstens één dag van hun verblijf op een Sp-, A- of K-dienst verbleven hebben;   2) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen;   3) verblijven die als "oneigenlijk" klassieke verblijven worden beschouwd (zie punt 4.2.2.);   4) de zware brandwonden verblijven: verblijven van ziekenhuizen met behandelings-eenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC = 22 of de APR-DRG = 004 of = 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan ICD-10-BE : >= T20 en <= T32;   5) de patiënten die na één dag in het ziekenhuis naar een ander ziekenhuis worden overgebracht;   6) verblijven van de APR-DRG 693 `chemotherapie' waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag;   7) de verblijven die behoren tot APR-DRG's 950, 951, 952, 955 en 956;   8) de verblijven waarbij de patiënt binnen 3 dagen overleden is;   9) de foutieve verblijven, met name de verblijven met een ongeldige verblijfsduur (negatief, niet in overeenstemming met de dag, maand en jaar van opname en ontslag of niet ingevuld, incoherentie tussen de berekende verblijfsduur, de gefactureerde verblijfsduur en de som van de verblijfsduren per bedindex), ongeldige leeftijd (niet tussen 0 en 120 jaar);   10) de deelnemende verblijven aan het project `bevalling met verkorte ligduur'.   De overblijvende verblijven worden pure verblijven genoemd.   2.3. Outliers   Pure verblijven worden als kleine outliers (categorie 2) beschouwd als die patiënten betreffen met een gefactureerde ligduur die gelijk is aan of korter is dan de benedengrens van zijn APR-DRG-subgroep, waarvoor de benedengrens gelijk is aan de afgeronde waarde van EXP [lnQ1 - 2x (lnQ3-lnQ1)].   In elk geval stemt de benedengrens overeen met een waarde die tenminste drie dagen lager ligt dan de gemiddelde standaardligduur.   Die benedengrens moet bovendien minstens 10 % van de gemiddelde standaardligduur van de beschouwde APR-DRG-subgroep vertegenwoordigen, indien die duur minstens gelijk is aan of langer is dan 10 dagen.   De kleine outlierverblijven met APR-DRG 560 `vaginale bevalling' waarbij de moeder naar huis terugkeert en die niet deelneemt aan het pilootproject `bevalling met verkorte ligduur' worden apart aangeduid namelijk als categorie 2b.   Met de kleine outliers wordt er bij de berekening van de gemiddelden geen rekening gehouden.   Er worden twee soorten grote outliers gedefinieerd: de outliers type 1 en type 2.   De outliers type 2 (categorie 4) zijn de pure verblijven die binnen hun APR-DRG-subgroep de volgende afgeronde bovengrens overschrijden: Q3 + 2 x (Q3-Q1), maar die onder de bovengrens van de outliers type 1 liggen.   De bovengrens van de outliers type 2 ligt minstens 8 dagen hoger dan de gemiddelde standaardligduur van de APR-DRG-subgroep.   Aan de outliers type 2 wordt een begrensde ligduur toegekend die gelijk is aan hun bovengrens.   Met de begrensde ligduur van outliers type 2 wordt rekening gehouden bij de berekening van de gemiddelde ligduren per APR-DRG-subgroep.   De outliers type 1 (categorie 3) zijn de pure verblijven die binnen hun APR-DRG-subgroep de volgende afgeronde bovengrens overschrijden: Q3 + 4 x (Q3-Q1) en die minstens gelijk moet zijn aan de bovengrens van de outliers van type 2.   Met die outliers type 1 wordt bij de berekening van de gemiddelde ligduren per APR-DRG-subgroep geen rekening gehouden.   De boven- en benedengrenzen worden op nationaal niveau berekend, waarbij:   Q1 = de ligduur die overeenstemt met de drempel waaronder de ligduur van 25 % van de verblijven van de APR-DRG-subgroep gelegen is en   Q3 = de ligduur die overeenstemt met de drempel waarboven de ligduur van 25 % van de verblijven van de APR-DRG-subgroep gelegen is.   De pure verblijven die geen outliers (categorieën 2, 2b, 3 en 4) zijn, worden normale verblijven (categorie 1) genoemd.   2.4. Berekening van een gemiddelde standaardligduur per APR-DRG-subgroep   Per APR-DRG-subgroep (cf. punt 1.4.) wordt een gemiddelde standaardligduur berekend, hierna afgekort `NGL'.   Deze NGL wordt per APR-DRG-subgroep berekend door de deling van de som van de gefactureerde dagen (categorie 1) van de normale verblijven met de begrensde ligduren van de outliers van type 2 (categorie 4) door hun aantal verblijven.   De APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur wordt toegekend zijn:   0a) de subgroepen van APR-DRG 003 `Beenmergtransplantatie';   0b) de subgroepen van APR-DRG 004 `Ecmo of tracheostomie met langdurige mechanisme ventilatie met extensieve procedure';   0c) de subgroepen van APR-DRG 005 `Tracheostomie met langdurige mecanische ventilatie zonder extensieve procedure';   0d) de subgroepen van APR-DRG waarin er nationaal minder dan 30 verblijven overblijven na toepassing van bovenvermelde criteria;   0e) de subgroepen van het extreme niveau van klinische ernst indien dit niveau minder dan 20 % van de APR-DRG-verblijven vertegenwoordigt.   2.5. De waargenomen gemiddelde ligduur in het ziekenhuis   De waargenomen gemiddelde ligduur in het ziekenhuis wordt berekend als de gemiddelde ligduur (begrensde ligduur voor categorie 4 en gefactureerde ligduur voor categorie 1) van zijn normale en grote outlier type 2 verblijven uit het meest recent beschikbare MZG registratiejaar.   2.6. Verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht.   Men verdeelt de verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht volgens de categorieën (0a, 0b, 0c, 0d, 0e, 1, 2, 2b, 3, 4) van de APR-DRG subgroep waartoe deze behoort.   Verblijven met een APR-DRG subgroep verschillend van deze die volgen uit de berekening van de gemiddelde standaardligduren (op basis van de pure verblijven) worden geklasseerd in categorie 0f.   3. BEREKENING VAN EEN AANTAL VERANTWOORDE DAGEN PER ZIEKENHUIS VOOR DE KLASSIEKE (H) EN LANGDURIGE VERBLIJVEN (F, M, L) VAN ACUTE ZIEKENHUIZEN   3.1. Verblijven die niet deelnemen aan de berekening   1) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen;   2) de zware brandwonden verblijven: verblijven van ziekenhuizen met behandelings-eenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC = 22 of de APR-DRG = 004 of = 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan ICD-10-BE : >= T20 en <= T32;   3) de verblijven zonder facturatie in de bedindexen (cf. punt 3.3.) waarvoor een aantal verantwoorde bedden wordt berekend.   3.2. Verschuivingen van de gefactureerde ligduur   De gefactureerde ligduur van een patiënt die verblijft in een M bedindex van een ziekenhuis dat niet over een erkende M-dienst beschikt of voor een andere reden dan bevalling (buiten MDC 14) zal aan de CD-bedindexen worden toegekend, terwijl de gefactureerde ligduur in een gefinancierde bedindex (cf. punt 3.3.) van een verblijf in een ziekenhuis met erkende M bedden die is opgenomen voor een reden die verband houdt met de bevalling (MDC 14), aan een M bedindex zal worden toegekend.   3.3. Bedindexen waarvoor een aantal verantwoorde bedden wordt berekend   Het doel bestaat erin voor de hierna vermelde gefinancierde bedkenletters een aantal verantwoorde bedden te berekenen:   CD : C, D, I, L, B   E : E   G : G   M : M   NI : NI   Per verblijf worden de verhoudingen van de gefactureerde verblijfsduren in bovenstaande bedindexen op het totaal van de verblijfsduren berekend.   Wat de A-, K-, Sp-, Z en BR-bedden betreft, zullen geen verantwoorde bedden worden berekend. De erkende bedden op 1 januari van het betrokken jaar zullen worden geassimileerd met de verantwoorde activiteiten.   3.4. Bepaling van de financiële waarde   A. Voor de normale verblijven (categorie 1) en de verblijven die deelnemen aan een pilootproject `bevalling met verkorte ligduur': de financiële waarde is de gemiddelde standaardligduur van de APR-DRG-subgroep waartoe hij behoort.   B. Voor de verblijven:   - ingedeeld bij de rest-APR-DRG's type I (955 en 956, categorie 6a) als de gefactureerde ligduur gelijk of lager is dan de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen,   - ingedeeld bij de APR-DRG-restgroep type II (950, 951 en 952, categorie 6b),   - van de APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur werd toegekend (categorieën 0a, 0b, 0c, 0d, 0e en 0f),   - van patiënten die na een verblijf van één dag naar een ander ziekenhuis worden overgebracht (categorie 2t),   - van de APR-DRG 693 chemotherapie waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag (categorie 2c),   - van de kleine outliers (categorie 2),   - van de grote outliers van type 1 (categorie 3),   - van lange duur (categorie 5),   - waarbij de patiënten meer dan de helft van hun verblijf in een A-, K- of Sp-dienst hebben doorgebracht (categorie 7),   - waarbij de patiënt binnen 3 dagen is overleden (categorie 8),   de financiële waarde is gelijk aan de gefactureerde ligduur.   C. Voor de kleine outlierverblijven van APR-DRG 560 "vaginale bevalling" waarbij de moeder naar huis terugkeert (categorie 2b), wordt de financiële waarde gelijkgesteld aan de benedengrens van de APR-DRG-subgroep.   D. Voor de verblijven grote outliers type 2 (categorie 4, teruggebracht tot de bovengrens): de financiële waarde is de som van de gemiddelde standaardligduur van de APR-DRG-subgroep en het verschil tussen de gefactureerde duur en de grens van type 2 outliers.   E. Voor de verblijven ingedeeld bij de rest-APR-DRG's type I (955 en 956) waarvan de ligduur hoger is dan de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen.   De financiële waarde wordt teruggebracht tot de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen.   F. Voor de foutieve verblijven (categorie 9): de financiële waarde is de waargenomen gemiddelde ligduur in het ziekenhuis.   De financiële waarde wordt verdeeld pro rata (= volgens de verhoudingen van) de gefactureerde ligduur in de bedindexen, behalve voor de foutieve verblijven (categorie 9) waarvoor deze volledig aan bedindex CD wordt toegekend.   3.5. Een verantwoorde ligduur per verblijf   A. h. v. de resultaten uit de vorige onderdelen 3.3 en 3.4. wordt een verantwoord aantal ligdagen per verblijf berekend.   a. Langdurige verblijven   De verantwoorde ligduur per verblijf is de som van de gefactureerde ligduren van de gefinancierde bedindexen:   - van het jaar voor de M en L verblijven   - sinds het begin van het verblijf voor F.   b. MDC = 14   Verblijven van ziekenhuizen met erkende M bedden waarbij MDC = 14 krijgen hun financiële waarde maal de verhouding in bedindex M als verantwoorde verblijfsduur (toegekend aan bedindex M).   c. G potentieel   Een verblijf wordt aangeduid als een potentieel G verblijf indien:   - de patiënt minimum 70 jaar is;   - de patiënt minimum 2 aangetaste systemen heeft;   - het verblijf een totale ligduur heeft die hoger is dan het gemiddelde Gfin*0,5;   - de leeftijdscategorie verschillend is van G;   - het aantal gefactureerde dagen in G gelijk is aan 0;   - de patiënt behoort niet tot categorie 9 (de foutieve verblijven).   De verantwoorde ligduur wordt berekend als volgt:
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G
70-74 0,55 x fw x verh 0,45 x fw x verhCD 70-74 0,55 x vf x rapport 0,45 x vf x rapportCD
75-79 0,35 x fw x verh 0,65 x fw x verhCD 75-79 0,35 x vf x rapport 0,65 x vf x rapportCD
80-84 0,25 x fw x verh 0,75 x fw x verhCD 80-84 0,25 x vf x rapport 0,75 x vf x rapportCD
85+ 0,10 x fw x verh 0,90 x fw x verhCD 85+ 0,10 x vf x rapport 0,90 x vf x rapportCD
fw: financiële waarde, verh: verhouding   d. G reëel   Een verblijf wordt aangeduid als een reëel G verblijf indien:   - de patiënt minimum 70 jaar is;   - de patiënt minimum 2 aangetaste systemen heeft;   - het verblijf een totale ligduur heeft die hoger is dan het gemiddelde Gfin * 0,5;   - de leeftijdscategorie verschillend is van G;   - het aantal gefactureerde dagen in G groter is dan 0;   - de patiënt behoort niet tot categorie 9 (de foutieve verblijven).   Zijn verantwoorde ligduur wordt berekend als:
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G
70-74 0,55 x fw x verh fw x 0,45 x verhCD + verhG 70-74 0,55 x vf x rapport vf x 0,45 x rapportCD + rapportG
75-79 0,35 x fw x verh fw x 0,65 x verhCD + verhG 75-79 0,35 x vf x rapport vf x 0,65 x rapportCD + rapportG
80-84 0,25 x fw x verh fw x 0,75 x verhCD + verhG 80-84 0,25 x vf x rapport vf x 0,75 x rapportCD + rapportG
85+ 0,10 x fw x verh fw x 0,90 x verhCD + verhG 85+ 0,10 x vf x rapport vf x 0,90 x rapportCD + rapportG
fw: financiële waarde, verh: verhouding   e. Overige   De verantwoorde ligduur wordt berekend als:   Overigen: fw x verhouding   3.6. Verantwoorde bedden per ziekenhuis   3.6.1. Normatieve bezettingsgraden   Per bedindex (of groep van bedindexen) wordt het aantal verantwoorde ligdagen gedeeld door de normatieve bezettingsgraad van de dienst vermenigvuldigd met 365 om een aantal bedden te verkrijgen.   De normatieve bezettingsgraden zijn:   - voor de E- en M-bedindexen: 70 %;   - voor de CD bedindexen: 80 %;   - voor de G bedindexen: 90 %;   - voor de NI bedindexen: 75 %.   3.6.2. Beperking van de G dagen van de GR en GP patiënten tot 6 bedden   Voor de GR en GP-patiënten wordt er een aantal G-bedden toegekend, ten belope van maximum 1/4 van de capaciteit van een complete eenheid G-bedden (namelijk 6 bedden).   Het overschot van ligdagen (> 6 bedden) wordt verschoven naar bedindex CD.   3.6.3. Geografische uitzonderingen   Er dient rekening gehouden te worden met de geografische afwijkingen voorzien in het Koninklijk Besluit van 30 januari 1989.   3.6.4. Vergelijking van het aantal ontslagen   Bij de berekening van de verantwoorde activiteit wordt per ziekenhuis uitgegaan van het aantal geregistreerde MZG-verblijven voor het referentiejaar.   De volledigheid van de registratie wordt voor de betrokken bedindexen (C, CD, D, I, L, B, E, G, M en NI) nagegaan door middel van de vergelijking van het aantal geregistreerde MZG-ontslagen met het aantal ontslagen opgegeven aan de Administratie in het kader van de financiële statistieken.   Het laagste aantal zal worden weerhouden bij de aanpassing van het aantal ligdagen in bedindex CD.   De correctie die moet worden doorgevoerd, gebeurt aan de hand van de hierna volgende formule.   ALZH nd = [ALZH - max (aantal MZG-ontslagen -aantal ontslagen FINHOSTA,0) *   waarbij :   ALZH nd : aantal ligdagen in bedindex CD van het ziekenhuis na datacorrectie;   AL ZH: aantal ligdagen in bedindex CD van het ziekenhuis vóór de datacorrectie;   GLZH : het gemiddeld aantal ligdagen van het ziekenhuis vóór de datacorrectie.   3.6.5. Vergelijking met de erkende bedden   Per ziekenhuis berekent men 112 % van de erkende bedden. De verantwoorde activiteit die zich boven deze grens bevind, wordt voor 50 % meegenomen. Men vermindert dus het aantal verantwoorde bedden met 50 % voor de activiteit boven deze grens pro rata van het aantal bedden van de betrokken bedindexen.   4. BEREKENING VAN EEN AANTAL VERANTWOORDE DAGEN IN CHIRURGISCHE DAGHOSPITALISATIE PER ZIEKENHUIS   4.1. Gegevensbronnen   De facturatiegegevens van het laatst gekende jaar komen van het R.I.Z.I.V.   De RIZIV-gegevens die gebruikt worden bij de bepaling van de lijst A bevatten informatie in verband met de behandelingsplaats (artsenkabinet, polikliniek, daghospitalisatie), de frequentie van de ingreep op deze plaatsen en de mate waarin een ingreep in daghospitalisatie evolueert.   4.2. Bepaling van de verantwoorde ziekenhuisactiviteit in chirurgische daghospitalisatie   4.2.1 Gerealiseerde verblijven in chirurgische daghospitalisatie   Bij de bepaling van de verantwoorde gerealiseerde dagactiviteit wordt gebruik gemaakt van de MZG van het laatst gekende registratiejaar.   Alle in MZG geregistreerde dagverblijven waarvoor ten minste 1 heelkundige RIZIV-nomenclatuurcode uit de lijst A (cf. punt 5.) werd geregistreerd, worden weerhouden als een verantwoorde gerealiseerde daghospitalisatie.   Indien een verblijf meerdere RIZIV-nomenclatuurcodes uit de lijst bevat, dan wordt dit verblijf slechts éénmaal weerhouden als verantwoorde daghospitalisatie.   4.2.2. Bepaling van het aantal verantwoorde verblijven in chirurgische daghospitalisatie per ziekenhuis   Elk verantwoord verblijf in chirurgische daghospitalisatie krijgt een verantwoorde verblijfsduur van 0,81 dagen (= multiplicator) toegemeten.   5. WEERHOUDEN RIZIV-CODES BIJ DE IDENTIFICATIE VAN DE GEREALISEERDE DAGHOSPITALISATIE (LIJST A)
Nomenclatuurcode Code de nomenclature
220231 246595 256513 275553 280571 300311 220231 246595 256513 275553 280571 300311
220275 246610 256653 275656 280674 310354 220275 246610 256653 275656 280674 310354
220290 246632 256815 275671 280711 310376 220290 246632 256815 275671 280711 310376
220312 246654 256830 275693 280755 310391 220312 246654 256830 275693 280755 310391
220334 246676 256852 275715 280792 310413 220334 246676 256852 275715 280792 310413
221152 246772 257390 275752 284911 310575 221152 246772 257390 275752 284911 310575
228152 246831 257434 275811 285235 310715 228152 246831 257434 275811 285235 310715
229176 246912 257876 275833 285390 310774 229176 246912 257876 275833 285390 310774
230613 246934 257891 275855 285670 310796 230613 246934 257891 275855 285670 310796
232013 247575 257994 275951 285692 310811 232013 247575 257994 275951 285692 310811
232035 247590 258090 276275 285972 310855 232035 247590 258090 276275 285972 310855
235174 247612 258112 276334 287431 310951 235174 247612 258112 276334 287431 310951
238114 247634 258156 276356 287453 310973 238114 247634 258156 276356 287453 310973
238173 247656 258171 276371 287475 310995 238173 247656 258171 276371 287475 310995
238195 250176 258635 276452 287490 311312 238195 250176 258635 276452 287490 311312
238210 250191 258650 276474 287512 311334 238210 250191 258650 276474 287512 311334
241091 250213 258731 276496 287534 311452 241091 250213 258731 276496 287534 311452
241150 251274 260315 276511 287696 311835 241150 251274 260315 276511 287696 311835
241312 251311 260470 276555 287711 311990 241312 251311 260470 276555 287711 311990
241872 251370 260676 276636 287755 312314 241872 251370 260676 276636 287755 312314
241916 251650 260691 276776 287792 312410 241916 251650 260691 276776 287792 312410
241931 253153 260735 276931 287814 312432 241931 253153 260735 276931 287814 312432
244193 253234 260794 277034 287836 317214 244193 253234 260794 277034 287836 317214
244311 253256 260853 277093 291992 350512 244311 253256 260853 277093 291992 350512
244436 253551 260875 277152 292014 353253 244436 253551 260875 277152 292014 353253
244473 253573 260890 277211 292633 354056 244473 253573 260890 277211 292633 354056
244495 254752 260912 277233 292795 354351 244495 254752 260912 277233 292795 354351
244554 254774 260934 277270 292810 431056 244554 254774 260934 277270 292810 431056
244635 254796 260956 277476 292854 431071 244635 254796 260956 277476 292854 431071
245534 254811 261214 277616 293016 431513 245534 254811 261214 277616 293016 431513
245571 255172 261236 277631 293274 432191 245571 255172 261236 277631 293274 432191
245630 255194 262216 278390 293296 432213 245630 255194 262216 278390 293296 432213
245733 255231 262231 278832 293311 432316 245733 255231 262231 278832 293311 432316
245755 255253 275015 279451 293370 432434 245755 255253 275015 279451 293370 432434
245814 255695 275096 279473 294210 432692 245814 255695 275096 279473 294210 432692
245851 255894 275111 279495 294232 475996 245851 255894 275111 279495 294232 475996
245873 256115 275133 280055 294475  245873 256115 275133 280055 294475  
246094 256130 275236 280070 294674  246094 256130 275236 280070 294674  
246212 256174 275251 280092 294711  246212 256174 275251 280092 294711  
246514 256314 275494 280136 300252  246514 256314 275494 280136 300252  
246551 256336 275516 280151 300274  246551 256336 275516 280151 300274  
246573 256491 275531 280534 300296  246573 256491 275531 280534 300296
Bij de selectie van de RIZIV-nomenclatuurcodes werd uitgegaan van de nominatieve lijst van prestaties welke recht geven op een maxi-, super-, A-, B-, C- of D-forfait, zoals bedoeld in de nationale overeenkomst van 24 januari 1996 tussen de verplegingsinrichtingen en de verzekeringsinstellingen.   Een prestatie werd weerhouden indien ze gelijktijdig aan alle hiernavermelde criteria voldeed :   - het betreft een bloederige heelkundige ingreep, zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit betreffende de forfaitarisering van de antibiotica-profylaxie in de heelkunde en   - het aantal intramurale prestaties moet minstens 60 % zijn van het totaal aantal ambulant gerealiseerde prestaties waar intramuraal = in ziekenhuisverband, hetzij in daghospitalisatie hetzij poliklinisch.".