19 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 februari 1978 en 31 augustus 1979, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 7. § 1. De in artikel 3 bedoelde personen, die in België een luchtvaartuig wensen te laten inschrijven, richten aan de Minister die met het bestuur van de luchtvaart belast is bij aangetekende brief een ondertekende inschrijvingsaanvraag.
§ 2. In de inschrijvingsaanvraag wordt opgave gedaan van :
1° de kenmerken van het luchtvaartuig, het jaar waarin het gebouwd is, het reeksnummer, het aantal motoren met het gehomologeerde vermogen ervan;
2° de naam, de woonplaats of de zetel van de bouwer van het luchtvaartuig;
3° het gebruik waarvoor het luchtvaartuig bestemd is;
4° zo de aanvrager een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornamen, nationaliteit, beroep, woon- en verblijfplaats en, in voorkomend geval, zijn gekozen woonplaats; zo de aanvrager een rechtspersoon is, de naam, de hoofdzetel, de plaats en de datum van oprichting, de naam, voornamen, nationaliteit, woon- en verblijfplaats van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten, de bestuurders of de zaakvoerders die voor de firma tekenen.
Indien één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen, andere dan de aanvrager, rechten van eigendom of vruchtgebruik hebben op het luchtvaartuig, vermeldt de aanvraag de aard en de hoegrootheid van die rechten, alsmede, ook voor elke van die personen, de hierboven bepaalde aanwijzingen.
§ 3. Bij de aanvraag worden gevoegd :
1° een nationaliteitsbewijs van elke der natuurlijke personen en de statuten van elke der rechtspersonen, die voor de inschrijving in aanmerking worden genomen;
2° de titels waaruit de rechten van de aanvrager op het luchtvaartuig blijken;
3° in voorkomend geval een getuigschrift van doorhaling in het buitenlandse register;
4° a) ofwel een door de administratie der douane afgegeven attest waaruit blijkt dat het luchtvaartuig een goed is van de Gemeenschap in de zin van artikel 1, 12°, van de algemene wet inzake douane en accijnzen;
b) ofwel een door de administratie der douane afgegeven attest waaruit blijkt dat de douanevoorschriften, die van toepassing zijn op tijdelijk ingevoerde luchtvaartuigen, zijn nageleefd.
§ 4. De verplichting waarin artikel 7, § 3, 4°, a, voorziet geldt niet voor de gebruikte luchtvaartuigen waarvoor wordt aangetoond dat naar aanleiding van een vorige inschrijving hier te lande reeds zulk een attest is afgegeven en voor zover die luchtvaartuigen, sedert die inschrijving, het land niet anders hebben verlaten dan in internationaal verkeer zonder verandering van eigenaar.".
Art.2. Artikel 31, 5°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 augustus 1968, wordt aangevuld als volgt : "tot 28 februari 2003".
Art.3. In artikel 38 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 2, 1° wordt aangevuld met de volgende zin :
"In dit geval, zal de houder van de vergunning eerst weer aanspraak kunnen maken op die vergunning nadat hij is geslaagd voor hetzelfde onderzoek of voor dezelfde examens als deze, die door hun slecht resultaat er de oorzaak van waren dat de vergunning is ingetrokken of beperkt, en wanneer hij voldoet aan de voorwaarden voor de hernieuwing van de vergunning;";
2° in § 2, 2°, worden de woorden "hetzij definitief, hetzij voor de duur die hij bepaalt," ingevoerd tussen punt "2°" en de woorden "bij nalatigheid".
Art. 4. Onze Minister van Vervoer en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 oktober 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Vervoer,
M. DAERDEN
De Minister van Financiën,
J.-J. VISEUR