Details





Titel:

7 MAART 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende diverse wijzigingen tot vereenvoudiging van de toegang tot het beroep



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen betreffende de beroepsbekwaamheden
Afdeling 1. - Wijzigingen betreffende de beroepswerkzaamheid van installateur-frigorist
Art. 1-4
Afdeling 2. - Wijzigingen betreffende de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer
Art. 5-8
Afdeling 3. - Wijzigingen betreffende de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van brood- en banketbakker
Art. 9-12
Afdeling 4. - Wijzigingen betreffende de voorwaarden voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten met betrekking tot fietsen en motorvoertuigen
Art. 13-14
Afdeling 5. - Wijzigingen betreffende de voorwaarden voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten op het gebied van lichaamsverzorging, van opticien, dentaaltechnicus en begrafenisondernemer
Art. 15-21
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen betreffende het koninklijk besluit van 27 januari 1992 betreffende de presentiegelden en vergoedingen van de leden van verscheidene organen en commissies op het gebied van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen
Art. 22-23
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen betreffende het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van Hoofdstuk I van Titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap
Art. 24-34
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen betreffende het koninklijk besluit van 13 februari 2007 betreffende de examens over de ondernemersvaardigheden
Art. 35-46
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen betreffende het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 houdende maatregelen ter omzetting in de interne rechtsorde van Richtlijn 2005/36/EG van 7 september 2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties
Art. 47-51
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 52-54





Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen betreffende de beroepsbekwaamheden
Afdeling 1. - Wijzigingen betreffende de beroepswerkzaamheid van installateur-frigorist
Artikel 1. In het opschrift van het koninklijk besluit van 21 december 1974 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van installateur-frigorist in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen worden de woorden "in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen" opgeheven.

Art.2. In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de woorden "in een kleine of middelgrote handels- of ambachtsonderneming" opgeheven.

Art.3. Artikel 4, 1°, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.4. Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 9 april 1980, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 5. § 1. De beroepsbekwaamheid van installateur-frigorist wordt bewezen met:
  1° een akte met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, uitgereikt door:
  a) het voltijds secundair onderwijs;
  b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het secundair onderwijs;
  c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het secundair onderwijs;
  d) het deeltijds beroepsonderwijs;
  e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
  f) het hoger onderwijs;
  2° een diploma van master van technisch of industrieel ingenieur in mechanica of in elektromechanica;
  3° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen;
  4° een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, uitgereikt door een andere Lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, in overeenstemming met de artikelen 16 tot 19 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;
  5° het getuigschrift over de beroepsbekwaamheid van installateur-frigorist van de centrale examencommissie van een gewest;
  6° enig andere akte waarvan de Minister bevoegd voor Economie, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met het programma van beroepsbekwaamheden bedoeld in artikel 4;
  7° met een daadwerkelijk gepresteerde praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties:
  a) arbeider, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
  b) zelfstandig ondernemingshoofd;
  c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
  § 2. De praktijkervaring duurt drie jaar, indien ze als hoofdberoep of voltijds werd verworven. Indien ze als bijberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze een gelijkwaardige periode of vijf jaar.
  Een praktijkervaring wordt in de volgende gevallen niet in aanmerking genomen:
  1° wanneer ze in strijd met titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap werd verkregen;
  2° wanneer ze werd verkregen voor de achttiende verjaardag;
  3° wanneer ze buiten de periode van 15 jaar valt, die de aanvraag om inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
  § 3. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
  1° elk document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd:
  a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
  b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
  c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
  d) het arbeidsstelsel.
  2° alsook, wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit, een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, uitgevoerd in de in 1°, b), bedoelde periode, en de bevoegdheden, vermeldt.
  Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
  1° de inschrijving als onderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
  2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.
  Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
  1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
  2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.
  Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
  1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
  2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.".

Afdeling 2. - Wijzigingen betreffende de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer
Art.5. In het opschrift van het koninklijk besluit van 13 juni 1984 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen worden de woorden "in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen" opgeheven.

Art.6. In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de woorden "in een kleine of middelgrote handels- of ambachtsonderneming" opgeheven.

Art.7. Artikel 4, 1°, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.8. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 5. § 1. De beroepsbekwaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer wordt bewezen met:
  1° een akte met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, het hotelbedrijf of het restaurantbedrijf, uitgereikt door:
  a) het voltijds secundair onderwijs;
  b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het voltijds secundair onderwijs;
  c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het voltijds secundair onderwijs;
  d) het deeltijds beroepsonderwijs;
  e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
  f) het hoger onderwijs;
  2° of een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, uitgereikt door een andere Lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, in overeenstemming met de artikelen 16 tot 19 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;
  3° of het getuigschrift over de beroepsbekwaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer van de centrale examencommissie van een gewest;
  4° of enig andere akte waarvan de Minister bevoegd voor Economie, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met het programma van beroepsbekwaamheden bedoeld in artikel 4;
  5° met een daadwerkelijk gepresteerde praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties:
  a) arbeider die gedurende ten minste twee jaar behoorde tot de categorie van oberkelner of van keukenhulp in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
  b) zelfstandig ondernemingshoofd;
  c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
  § 2. De praktijkervaring duurt drie jaar, indien ze als hoofdberoep of voltijds werd verworven. Indien ze als bijberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze een gelijkwaardige periode of vijf jaar.
  Een praktijkervaring wordt in de volgende gevallen niet in aanmerking genomen:
  1° wanneer ze in strijd met titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap werd verkregen;
  2° wanneer ze werd verkregen voor de achttiende verjaardag;
  3° wanneer ze buiten de periode van 15 jaar valt, die de aanvraag om inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
  § 3. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
  1° elk document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd:
  a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
  b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
  c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
  d) het arbeidsstelsel.
  2° alsook, wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit, een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, uitgevoerd in de in 1°, b), bedoelde periode, en de bevoegdheden, vermeldt.
  Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
  1° de inschrijving als onderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
  2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.
  Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
  1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
  2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.
  Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
  1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
  2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.".

Afdeling 3. - Wijzigingen betreffende de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van brood- en banketbakker
Art.9. In het opschrift van het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van brood- en banketbakker in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen worden de woorden "in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen" opgeheven.

Art.10. In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de woorden "in een kleine of middelgrote handels- of ambachtsonderneming" opgeheven.

Art.11. Artikel 4, 1°, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.12. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van brood- en banketbakker in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen wordt vervangen als volgt:
  "Art. 5. § 1. De beroepsbekwaamheid van brood- en banketbakker wordt bewezen met:
  1° een akte met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, uitgereikt door:
  a) het voltijds secundair onderwijs;
  b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het secundair onderwijs;
  c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het secundair onderwijs;
  d) het deeltijds beroepsonderwijs;
  e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
  f) het hoger onderwijs;
  2° of een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, uitgereikt door een andere Lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, in overeenstemming met de artikelen 16 tot 19 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;
  3° of het getuigschrift over de beroepsbekwaamheid van brood- en banketbakker van de centrale examencommissie van een gewest;
  4° of enig andere akte waarvan de Minister bevoegd voor Economie, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met het programma van beroepsbekwaamheden bedoeld in artikel 4;
  5° met een daadwerkelijk gepresteerde praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties:
  a) arbeider die gedurende ten minste twee jaar behoorde tot de categorie van tweede arbeider of geschoolde arbeider in de banketbakkerij in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
  b) zelfstandig ondernemingshoofd;
  c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
  § 2. De praktijkervaring duurt drie jaar, indien ze als hoofdberoep of voltijds werd verworven. Indien ze als bijberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze een gelijkwaardige periode of vijf jaar.
  Een praktijkervaring wordt in de volgende gevallen niet in aanmerking genomen:
  1° wanneer ze in strijd met titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap werd verkregen;
  2° wanneer ze werd verkregen voor de achttiende verjaardag;
  3° wanneer ze buiten de periode van 15 jaar valt, die de aanvraag om inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
  § 3. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
  1° elk document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd:
  a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
  b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
  c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
  d) het arbeidsstelsel.
  2° alsook, wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit, een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, uitgevoerd in de in 1°, b), bedoelde periode, en de bevoegdheden, vermeldt.
  Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
  1° de inschrijving als onderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
  2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.
  Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
  1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
  2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.
  Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
  1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
  2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.".

Afdeling 4. - Wijzigingen betreffende de voorwaarden voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten met betrekking tot fietsen en motorvoertuigen
Art.13. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten met betrekking tot fietsen en motorvoertuigen worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, 4°, b), wordt het woord "handelsonderneming" vervangen door het woord "onderneming";
  2° in paragraaf 3, 3°, worden de woorden "als handelaar of ambachtsman" opgeheven;
  1° in paragraaf 5, 1°, worden de woorden "handelaar of ambachtsman" vervangen door het woord "onderneming".

Art.14. In de artikelen 7, 1°, 10, 1°, 13, 1°, en 15, 1°, van hetzelfde besluit worden de bepalingen onder a), b), c), d) en e) vervangen als volgt:
  "a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
  b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
  c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
  d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar;
  e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
  f) het hoger onderwijs;".

Afdeling 5. - Wijzigingen betreffende de voorwaarden voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten op het gebied van lichaamsverzorging, van opticien, dentaaltechnicus en begrafenisondernemer
Art.15. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten op het gebied van lichaamsverzorging, van opticien, dentaaltechnicus en begrafenisondernemer worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, worden de woorden "en dentaaltechnicus" opgeheven;
  2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het punt 4° opgeheven;
  3° in paragraaf 2, tweede lid, 1°, worden de woorden "en dentaaltechnicus" opgeheven;
  4° in paragraaf 2, tweede lid, wordt het punt 4° opgeheven;
  5° in paragraaf 3, 3°, worden de woorden "als handelaar of ambachtsman" opgeheven;
  6° in paragraaf 5, 1°, worden de woorden "handelaar of ambachtsman" vervangen door het woord "onderneming".

Art.16. In de artikelen 6, 1°, 9, 1°, en 18, 1°, van hetzelfde besluit worden de bepalingen onder a), b), c), d) en e) vervangen als volgt:
  "a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
  b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
  c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
  d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar;
  e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
  f) het hoger onderwijs;".

Art.17. In artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 7° worden de woorden ", zoals ze onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk IV" opgeheven;
  2° in de bepaling onder 8° worden de woorden ", zoals ze onder andere wordt bedoeld in afdeling II van dit hoofdstuk" opgeheven;
  3° in de bepaling onder 9° worden de woorden ", zoals dit onder andere wordt bedoeld in afdeling III van dit hoofdstuk" opgeheven.

Art.18. In hetzelfde besluit worden de afdelingen II en III van hoofdstuk II, die de artikelen 10 tot en met 15 bevatten, en hoofdstuk IV, dat de artikelen 19 tot en met 21 bevat, opgeheven.

Art.19. In artikel 26 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, inleidende zin, wordt het getal ", 19" opgeheven;
  2° in paragraaf 1 wordt het punt 4° opgeheven;
  3° de paragrafen 2 en 3 worden opgeheven.

Art.20. In artikel 6 van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, 4°, b), wordt het woord "handelsonderneming" vervangen door het woord "onderneming";
  2° in paragraaf 3, 3°, worden de woorden "als handelaar of ambachtsman" opgeheven;
  3° in paragraaf 5, 1°, worden de woorden "handelaar of ambachtsman" vervangen door het woord "onderneming".

Art.21. In de artikelen 9, 1°, 12, 1°, 15, 1°, 18, 1°, 21, § 1, 1°, et § 2, 1°, 24, 1° 27, 1°, en 30, 1°, van hetzelfde besluit worden de bepalingen onder a), b), c), d) en e) vervangen als volgt:
  "a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
  b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
  c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
  d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar;
  e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
  f) het hoger onderwijs;".

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen betreffende het koninklijk besluit van 27 januari 1992 betreffende de presentiegelden en vergoedingen van de leden van verscheidene organen en commissies op het gebied van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen
Art.22. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 januari 1992 betreffende de presentiegelden en vergoedingen van de leden van verscheidene organen en commissies op het gebied van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven.

Art.23. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht;
  1° in het enig lid wordt het getal "150" vervangen door het getal "200";
  2° het wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Het bedrag van het presentiegeld wordt vanaf 1 januari 2025 jaarlijks aangepast aan de index van de consumptieprijzen volgens de volgende formule: het basisbedrag, vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de index van de maand december 2024. De nieuwe index is de index van de consumptieprijzen van de maand december van het jaar voordien. Het bekomen resultaat wordt afgerond naar de hogere euro.".

HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen betreffende het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van Hoofdstuk I van Titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap
Art.24. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van Hoofdstuk I van Titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap worden de punten 2°, 3° en 4° opgeheven.

Art.25. Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "HOOFDSTUK II. - Beroep tegen de weigering van de erkenning van de beroepsbekwaamheden".

Art.26. De artikelen 2 tot en met 5 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt:
  "Art. 2. § 1. De directeur-generaal van Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel of de ambtenaar die hij aanduidt is bevoegd voor de behandeling van de verzoeken als bedoeld in artikel 12 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.
  § 2. De onderneming kan binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van de weigering tot erkenning van de beroepsbekwaamheid het met redenen omkleed verzoek indienen bij de ambtenaar bedoeld in paragraaf 1.
  Het verzoek is gedagtekend en ondertekend en wordt neergelegd op een van de volgende wijzen:
  1° een ter post aangetekend schrijven;
  2° een e-mail, gericht aan het e-mailadres dat Brussel Economie en Werkgelegenheid daarvoor op zijn website aangeeft;
  3° de digitale applicatie die Brussel Economie en Werkgelegenheid daartoe ter beschikking stelt.
  Het verzoek bevat in elk geval de beoordeling van de onderneming ten aanzien van de weigering tot erkenning van de beroepsbekwaamheid. Het verzoek is in voorkomend geval vergezeld van rechtvaardigingstukken.
  § 3. Het recht van beroep geldt eenmalig per beslissing tot weigering van de erkenning van de beroepsbekwaamheid. Een beslissing die wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 kan geen aanleiding geven tot een nieuw beroep.

Art.27. § 1. De termijn bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, gaat in daags na ontvangst van de per ter post aangetekend schrijven verstuurde beslissing.
  Behoudens bewijs van het tegendeel door de bestemmeling, wordt het aangetekend schrijven geacht te zijn ontvangen de derde werkdag na de datum van verzending.
  § 2. De vervaldag wordt in de termijn meegerekend. Indien deze dag echter op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag verschoven.
  § 3. De ontvangstbevestiging bedoeld in artikel 4 en de beslissing bedoeld in artikel 5 worden betekend op dezelfde wijze als het beroep van de onderneming, tenzij de onderneming het gebruik aanvaardt van een ander middel als bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid.

Art.28. De in artikel 2, § 1, bedoelde ambtenaar bezorgt binnen de 10 dagen na ontvangst van het verzoek een ontvangstmelding aan de onderneming.
  Hij licht de onderneming in over het al dan niet ontvankelijk karakter van het verzoek.
  Elk verzoek dat in een andere vorm of buiten de bepaalde termijn wordt ingediend, of niet beantwoordt aan de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 2 en 3, is niet-ontvankelijk.

Art.29. Binnen 60 dagen die ingaan daags na ontvangst van het verzoek, beslist de in artikel 2, § 1, bedoelde ambtenaar om de eerdere beslissing te bevestigen dan wel te wijzigen, en geeft hij de onderneming hier kennis van.
  De termijn bedoeld in het eerste lid wordt verlengd met 20 dagen wanneer het verzoek wordt ontvangen tussen 15 juni en 15 augustus.
  Indien de in artikel 2, § 1, bedoelde ambtenaar geen uitspraak doet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, is de onderneming vrijgesteld van het bewijs van de betrokken beroepsbekwaamheden.".

Art.30. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 september 2008, wordt hoofdstuk III, dat de artikelen 6 tot en met 8 bevat, opgeheven.

Art.31. In artikel 9 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "als handels- of ambachtsonderneming" opgeheven;
  2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
  " § 2. Indien de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend door een vennootschap wordt de beroepsbekwaamheid bewezen door:
  1° de natuurlijke persoon die bewijst dat hij orgaan is van de vennootschap, door middel van de registratie ervan in de Kruispuntbank van Ondernemingen of door de benoemingsakte bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad of neergelegd bij de griffie van de ondernemingsrechtbank met het oog op die bekendmaking;
  2° de natuurlijke persoon die met de vennootschap is verbonden met een arbeidscontract van onbepaalde duur, aan wie de dagelijkse technische leiding van de beroepsactiviteit wordt opgedragen;
  3° de natuurlijke persoon die bedrijfsleider is van de vennootschap en die bewijst dat hij met de dagelijkse technische leiding van de betrokken beroepsactiviteit wordt belast, door middel van de registratie ervan in de Kruispuntbank van Ondernemingen of door een akte die werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad of werd neergelegd op de griffie van de ondernemingsrechtbank met het oog op die publicatie.".
  3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. De natuurlijke persoon die de beroepsbekwaamheid bewijst, oefent daadwerkelijk de dagelijkse technische leiding uit.
  De erkende ondernemingsloketten gaan na of aan die voorwaarde wordt voldaan.".

Art.32. In artikel 9bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 juni 2003, worden de woorden "de artikelen 7 tot" vervangen door het woord "artikel".

Art.33. Artikel 24, § 2, en de artikelen 26 tot en met 30 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 juni 2003, worden opgeheven.

Art.34. In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 juni 2003, worden de woorden "De Federale Overheidsdienst" vervangen door de woorden "Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel".

HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen betreffende het koninklijk besluit van 13 februari 2007 betreffende de examens over de ondernemersvaardigheden
Art.35. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 februari 2007 betreffende de examens over de ondernemersvaardigheden wordt vervangen als volgt:
  "Artikel 1. De minister bevoegd voor Economie, hierna de Minister genoemd, richt per taalrol een centrale examencommissie op voor elk van de beroepsbekwaamheden, opgelegd door een reglementeringsbesluit genomen in uitvoering van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.".

Art.36. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 4. De Minister benoemt minstens twee leden per examencommissie.".

Art.37. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.38. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 6. De leden van de centrale examencommissies hebben een praktijkervaring van vijf jaar die verworven is binnen de tien jaar die de benoeming voorafgaan.
  De praktijkervaring is verworven als zelfstandige of bedrijfsleider in de betrokken beroepsactiviteit, of als leerkracht in een technische of beroepsschool met betrekking tot de leerstof die rechtstreeks verband houdt met de betrokken beroepsbekwaamheid.".

Art.39. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.40. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden "de Afdeling van de Reglementering van de Algemene Directie voor het K.M.O.-Beleid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand, en Energie" vervangen door de woorden "de Dienst Economie van Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel".

Art.41. Artikel 10, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Het secretariaat kan beslissen de inschrijving voor een volgende zitting toe te laten, in het geval van een van de volgende behoorlijk verantwoorde afwezigheden:
  1° medische redenen;
  2° een overlijden;
  3° geboorte van een kind.".

Art.42. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 12. § 1. Het examen wordt op één dag afgelegd.
  § 2. Voor ieder onderdeel van het examen wordt een maximaal aantal te behalen punten bepaald. De kandidaat slaagt als hij de helft van het totaal te behalen punten of, indien de commissieleden dat voorafgaandelijk uitdrukkelijk bepalen, de helft van de te behalen punten van elk aangewezen onderdeel behaalt.
  Het secretariaat neemt per kandidaat nota van alle behaalde en te behalen punten en de eventuele beraadslagingen. De resultaten en de beraadslagingen worden ondertekend door de leden van de examencommissie.".

Art.43. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de woorden "en de regeringscommissaris" opgeheven.

Art.44. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Alleen een regelmatig samengestelde examencommissie van minstens twee leden kan tijdens een niet-geautomatiseerd examen zitting houden. In geval van overmacht kan een lid zitting houden, mits aanwezigheid van een ambtenaar van de Dienst Economie van Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.";
  2° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art.45. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 16. De kandidaten ontvangen ten laatste vijftien dagen na afloop van het examen hun resultaat.".

Art.46. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "Het secretariaat kan de inschrijving van een kandidaat weigeren indien de kandidaat:
  1° meer dan tweemaal over een periode van twaalf maanden, zonder behoorlijke verantwoording niet aanwezig was op een examen;
  2° zich onbehoorlijk of agressief heeft gedragen tijdens een examen;
  3° onregelmatigheden, fraude of corruptie heeft begaan of gepoogd te begaan tijdens een examen.
  Het secretariaat bepaalt de duur van het inschrijvingsverbod in functie van de ernst van de feiten, zonder dat zij 2 jaar mag overschrijden."

HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen betreffende het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 houdende maatregelen ter omzetting in de interne rechtsorde van Richtlijn 2005/36/EG van 7 september 2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties
Art.47. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 houdende maatregelen ter omzetting in de interne rechtsorde van Richtlijn 2005/36/EG van 7 september 2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 juli 2017, worden de woorden ", afgezien van het artikel 13/2 dat van toepassing is op de beroepen waarvoor de vestigingsvoorwaarden overeenkomstig artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 6°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen kunnen worden geregeld" opgeheven;
  2° in het derde lid, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 juli 2017, worden de bepalingen onder 7°, 8° en 9° opgeheven.

Art.48. In artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit wordt het punt 6°, toegevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 juli 2017, opgeheven.

Art.49. In artikel 11, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "van dentaaltechnicus, van voetverzorg(st)er, van masseur/masseuse," opgeheven.

Art.50. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.51. In hetzelfde besluit wordt het hoofdstuk III/2, dat de artikelen 13/2, 13/3 en 13/4 bevat, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 juli 2017, opgeheven.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.52. Worden opgeheven:
  1° het koninklijk besluit van 29 november 1963 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van slager-groothandelaar in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
  2° het koninklijk besluit van 24 februari 1978 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van droogkuiser-verver in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.

Art.53. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2024.
  De artikelen 22, 26 en 27, 1°, van de ordonnantie van 14 december 2023 tot vereenvoudiging van de regels inzake toegang tot het beroep treden in werking op 1 april 2024.

Art. 54. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.