21 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten op het gebied van lichaamsverzorging, van opticien, dentaaltechnicus en begrafenisondernemer. (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2017-07-14/07, art. 1,6°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-03-2007 en tekstbijwerking tot 29-03-2024)
TITEL I. - Definities en algemene bepalingen.
Art. 1-3
Art. 3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3 WAALS GEWEST
TITEL II. - De activiteiten en de beroepsbekwaamheden.
HOOFDSTUK I. - Kapper/kapster.
Art. 4-6
Art. 6 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK II. - Diverse verzorging.
Afdeling I. - Schoonheidsspecialist(e).
Art. 7
Art. 7 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 7 WAALS GEWEST
Art. 8-9
Art. 9 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Afdeling II. - Voetverzorg(st)er.
Afdeling II. Brussels Hoofdstedelijk Gewest.[1 ...]1
Afdeling II. WAALS GEWEST. [1 ...]1
Art. 10
Art. 10 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10 WAALS GEWEST
Art. 11
Art. 11 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 11 WAALS GEWEST
Art. 12
Art. 12 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 12 WAALS GEWEST
Afdeling III. - Masseur/masseuse.
Afdeling III. Brussels Hoofdstedelijk Gewest. [1 ...]1
Afdeling III. WAALS GEWEST.[1 ...]1
Art. 13
Art. 13 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 13 WAALS GEWEST
Art. 14
Art. 14 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 14 WAALS GEWEST
Art. 15
Art. 15 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 15 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK III. - Opticien.
Art. 16-18
Art. 18 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK IV. - Dentaaltechnicus.
HOOFDSTUK IV. Brussels Hoofdstedelijk Gewest.[1 ...]1
HOOFDSTUK IV. WAALS GEWEST. [1 ...]1
Art. 19
Art. 19 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 19 WAALS GEWEST
Art. 20
Art. 20 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 20 WAALS GEWEST
Art. 21
Art. 21 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 21 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK V. - Begrafenisondernemer.
Art. 22-24
TITEL III. - Opheffingsbepalingen.
Art. 25
TITEL IV. - Overgangs- en uitvoeringsbepalingen.
Art. 26
Art. 26 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 26 WAALS GEWEST
Art. 26bis, 27-28
1962022809 1964103010 1972112804 1973122403 1983018008 1993018016
TITEL I. - Definities en algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit worden als akten beschouwd, ieder document dat wordt gebruikt om het slagen in een proef of het beëindigen met vrucht van gevolgde studies of een opleiding gedurende een door de akte vermelde periode te bevestigen.
Voor de toepassing van dit besluit zijn geen akten, de documenten uitgereikt in :
1° het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvormen 1 en 2, in de Vlaamse Gemeenschap;
2° " l'enseignement spécialisé " van de opleidingsvormen 1 en 2, in de Franse Gemeenschap;
3° " die Sonderbildung " van de opleidingsvormen 1 en 2, in de Duitstalige Gemeenschap.
Art.2. Iedere kleine en middelgrote onderneming, natuurlijke persoon of rechtspersoon, die door dit besluit beoogde activiteiten gewoonlijk en zelfstandig als hoofd- of als nevenberoep wil uitoefenen, moet bewijzen te beschikken over de in dit besluit vastgestelde beroepsbekwaamheid.
Art.3. § 1. De beroepsbekwaamheid wordt bewezen met :
1° de akten vermeld in dit besluit;
2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit;
3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie;
4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties :
a) geschoolde arbeider in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
b) zelfstandig ondernemingshoofd;
c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
§ 2. Indien de praktijkervaring als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief werd gepresteerd, duurt ze :
1° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien en dentaaltechnicus;
2° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° één jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van voetverzorg(st)er en masseur/masseuse.
Indien ze als nevenberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze :
1° acht jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien en dentaaltechnicus;
2° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van voetverzorg(st)er en masseur/masseuse.
§ 3. Een praktijkervaring kan in de volgende omstandigheden niet in aanmerking worden genomen :
1° wanneer ze werd verworven met overtreding van de bepalingen van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
2° wanneer ze werd verricht vóór de achttiende verjaardag;
3° wanneer ze buiten de periode van vijftien jaar valt, die de aanvraag om inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
§ 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd :
a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
d) het tewerkstellingspercentage;
2° wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken en de bevoegdheden vermeldt.
§ 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
Art.3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. De beroepsbekwaamheid wordt bewezen met : 1° de akten vermeld in dit besluit; 2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit; 3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie; 4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties : a) geschoolde arbeider in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen; b) zelfstandig ondernemingshoofd; c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst. § 2. Indien de praktijkervaring als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief werd gepresteerd, duurt ze : 1° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1; 2° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e); 3° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer; 4° [1 ...]1 Indien ze als nevenberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze : 1° acht jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1; 2° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e); 3° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer; 4° [1 ...]1 § 3. Een praktijkervaring kan in de volgende omstandigheden niet in aanmerking worden genomen : 1° wanneer ze werd verworven met overtreding van de bepalingen van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap; 2° wanneer ze werd verricht vóór de achttiende verjaardag; 3° wanneer ze buiten de periode van vijftien jaar valt, die de aanvraag om inschrijving [1 ...]1 in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat. § 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd : a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer; b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring; c) eventueel de aard van de praktijkervaring; d) het tewerkstellingspercentage; 2° wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken en de bevoegdheden vermeldt. § 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° de inschrijving als [1 onderneming]1 in de Kruispuntbank van Ondernemingen; 2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt. § 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ; 2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt. § 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt; 2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.3_WAALS_GEWEST. § 1. De beroepsbekwaamheid wordt bewezen met : 1° de akten vermeld in dit besluit; 2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit; 3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie; 4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties : a) geschoolde arbeider in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen; b) zelfstandig ondernemingshoofd; c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst. § 2. Indien de praktijkervaring als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief werd gepresteerd, duurt ze : 1° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1; 2° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e); 3° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer; 4° [1 ...]1 Indien ze als nevenberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze : 1° acht jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1; 2° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e); 3° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer; 4° [1 ...]1 § 3. Een praktijkervaring kan in de volgende omstandigheden niet in aanmerking worden genomen : 1° wanneer ze werd verworven met overtreding van de bepalingen van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap; 2° wanneer ze werd verricht vóór de achttiende verjaardag; 3° wanneer ze buiten de periode van vijftien jaar valt, die de aanvraag om inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat. § 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd : a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer; b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring; c) eventueel de aard van de praktijkervaring; d) het tewerkstellingspercentage; 2° wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken en de bevoegdheden vermeldt. § 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° de inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen; 2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt. § 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ; 2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt. § 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt; 2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
TITEL II. - De activiteiten en de beroepsbekwaamheden.
HOOFDSTUK I. - Kapper/kapster.
Art.4. Onder activiteiten van kapper/kapster moet voor de toepassing van dit besluit het verzorgen van het hoofdhaar worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken.
Art.5. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van kapper/kapster bestaat uit het volgende :
1° goede kennis van hygiënemaatregelen, de structuur van de hoofdhuid, de vorm, het pigment en het gedrag van het hoofdhaar, de allergieën en het gebruik van in een kapsalon gebruikelijke chemische producten en de te nemen voorzorgen;
2° het kunnen toepassen van alle gebruikelijke technieken voor het behandelen van heren- en dameskapsels.
Art.6. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van kapper of kapster :
1° de akten met betrekking op haarverzorging, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 5;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van kapper/kapster, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
Art.6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van kapper of kapster : 1° de akten met betrekking op haarverzorging, uitgereikt door : [1 a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is; b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden; c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden; d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar; e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject; f) het hoger onderwijs;]1 2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 5; 3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van kapper/kapster, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
HOOFDSTUK II. - Diverse verzorging.
Afdeling I. - Schoonheidsspecialist(e).
Art.7. § 1. Onder activiteiten van schoonheidsspecialist(e) moet voor de toepassing van dit besluit het verzorgen van het menselijk lichaam worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken. Deze zorgen omvatten ook het epileren en de semi-permanente make-up.
§ 2. De volgende activiteiten vallen buiten de toepassing van deze afdeling :
1° het aanbrengen van permanente tatoeëring, en het wijzigen of verwijderen daarvan;
2° het piercen;
3° het versieren, verlengen of modelleren van teen- of vingernagels;
4° het plaatsen van kunstnagels;
5° het grimeren;
6° het verzorgen van het hoofdhaar, zoals dit onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk I;
7° de dentaaltechnische verzorging, zoals ze onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk IV;
8° de voetverzorging, zoals ze onder andere wordt bedoeld in afdeling II van dit hoofdstuk;
9° het masseren, zoals dit onder andere wordt bedoeld in afdeling III van dit hoofdstuk.
Art.7_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. Onder activiteiten van schoonheidsspecialist(e) moet voor de toepassing van dit besluit het verzorgen van het menselijk lichaam worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken. Deze zorgen omvatten ook het epileren en de semi-permanente make-up. § 2. De volgende activiteiten vallen buiten de toepassing van deze afdeling : 1° het aanbrengen van permanente tatoeëring, en het wijzigen of verwijderen daarvan; 2° het piercen; 3° het versieren, verlengen of modelleren van teen- of vingernagels; 4° het plaatsen van kunstnagels; 5° het grimeren; 6° het verzorgen van het hoofdhaar, zoals dit onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk I; 7° de dentaaltechnische verzorging [1 ...]1; 8° de voetverzorging [1 ...]1; 9° het masseren [1 ...]1.
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.7_WAALS_GEWEST. § 1. Onder activiteiten van schoonheidsspecialist(e) moet voor de toepassing van dit besluit het verzorgen van het menselijk lichaam worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken. Deze zorgen omvatten ook het epileren en de semi-permanente make-up. § 2. De volgende activiteiten vallen buiten de toepassing van deze afdeling : 1° het aanbrengen van permanente tatoeëring, en het wijzigen of verwijderen daarvan; 2° het piercen; 3° het versieren, verlengen of modelleren van teen- of vingernagels; 4° het plaatsen van kunstnagels; 5° het grimeren; 6° het verzorgen van het hoofdhaar, zoals dit onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk I; 7° de dentaaltechnische verzorging [1 ...]1; 8° de voetverzorging [1 ...]1; 9° het masseren [1 ...]1.
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.8. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van schoonheidsspecialist(e) bestaat uit het volgende :
1° basiskennis van het lichaamsweefsel, beenderenweefsel, morfologie, skelet, gewrichten, spieren, lichaamscellen, organen en vitale functies;
2° goede kennis van de huid : structuur, functie, ontwikkeling, rol, natuurlijke beschermers, klieren en afscheiding, de haren, de hydro-lipidenfilm, pH, textuur, verschillende types, anomalieën en huidziekten, het principe van het bruinen, rimpels en hun ontstaan;
3° goede kennis van de nagels, de hygiënemaatregelen en het gebruik van in een schoonheidssalon gebruikelijke chemische en andere producten en de te nemen voorzorgen;
4° het kunnen :
a) onderzoeken en analyseren van de opperhuid en het opmaken van een onderzoeks- en schoonheidsverzorgingsfiche;
b) toepassen van alle gebruikelijke schoonheidstechnieken en de nodige niet-medische apparaten, voor dames en heren.
Art.9. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor schoonheidsspecialist(e) :
1° de akten met betrekking op schoonheidszorgen, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 8;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e), uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
Art.9_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor schoonheidsspecialist(e) : 1° de akten met betrekking op schoonheidszorgen, uitgereikt door : [1 a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is; b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden; c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden; d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar; e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject; f) het hoger onderwijs;]1 2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 8; 3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e), uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Afdeling II. - Voetverzorg(st)er.
Afdeling II. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.[1 ...]1
----------
(1)
Afdeling II. WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)
Art.10. Onder activiteiten van voetverzorg(st)er moet voor de toepassing van dit besluit, het verzorgen van de voeten worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken of wanneer voor de verzorging geen tussenkomst of voorschrift nodig is van een arts of een beoefenaar van een paramedisch beroep bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen.
Art.10_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.10_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2,8°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.11. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van voetverzorg(st)er bestaat uit het volgende :
1° basiskennis van het lichaamsweefsel, beenderenweefsel, morfologie, skelet, gewrichten, spieren, anomalieën en huidziekten, en beendermisvormingen en -vervormingen, met betrekking op de voeten, en van de voeten van diabetici;
2° basiskennis van de lichaamscellen, organen en vitale functies;
3° goede kennis van de teennagels, de hygiënemaatregelen en het gebruik van door een voetverzorg(st)er te gebruiken chemische en andere producten en de te nemen voorzorgen;
4° het kunnen toepassen van alle gebruikelijke verzorgingstechnieken en de nodige niet-medische apparaten, met betrekking op de voeten.
Art.11_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.11_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2,8°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.12. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor voetverzorg(st)er :
1° de akten met betrekking op voetverzorging, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs.
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid van artikel 11;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van voetverzorg(st)er uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;
4° iedere akte die in overeenstemming met dit besluit wordt aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e).
Art.12_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.12_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2,8°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling III. - Masseur/masseuse.
Afdeling III. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)
Afdeling III. WAALS_GEWEST.[1 ...]1
----------
(1)
Art.13. Onder activiteiten van masseur/masseuse moet voor de toepassing van dit besluit het masseren van het menselijk lichaam worden verstaan, met het oog op het in stand houden of mooier maken van het menselijk lichaam, cosmetische massage en het masseren dat gebruikelijk is in een schoonheidssalon in de normale betekenis van het woord.
Art.13_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.13_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2,9°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.14. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van masseur/masseuse bestaat uit het volgende :
1° elementaire kennis van hygiëne, preventieve behandeling tegen infectieziekten, anatomie en fysiologie, anomalieën van de huid en huidziekten;
2° goede kennis van de gepaste cosmetische producten;
3° het kunnen beschrijven van de verschillende handelingen en hun uitwerkingen;
4° de plaats kunnen bepalen van de te masseren spieren.
Art.14_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.14_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2,9°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.15. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van masseur/masseuse :
1° de akten met betrekking op masseren, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid van artikel 14;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van masseur/masseuse, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;
4° iedere akte die in overeenstemming met dit besluit moet worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e).
De in 1° bedoelde akten moeten het slagen bevestigen van een opleiding van minstens 60 uren.
Art.15_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.15_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2,9°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK III. - Opticien.
Art.16. § 1. Onder activiteiten van opticien moet voor de toepassing van dit besluit één of meer van de volgende activiteiten worden verstaan :
1° het verkopen, het onderhouden en het herstellen van artikelen om het zicht van de mens te verbeteren of te compenseren;
2° het verkopen, het onderhouden en het herstellen van kunstogen.
§ 2. De volgende activiteiten vallen niet onder de toepassing van dit besluit :
1° het verkopen, het onderhouden en het herstellen van monoculaire vergrootglazen, verrekijkers, microscopen en telescopen, die niet bestemd zijn als visueel hulpmiddel voor slechtzienden, en zonnebrillen zonder incorporatie van gezichtsverbetering of compensatie van het gezichtsvermogen;
2° het verkopen van contactlenzen en voorgemonteerde loepbrillen.
Art.17. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van opticien bestaat uit het volgende :
1° goede kennis toegepast op het beroep van opticien, van :
a) wiskunde;
b) fysica;
c) scheikunde;
d) biologie : cytologie, histologie, genetica;
e) anatomie : vitale organen en functies;
f) microbiologie;
g) algemene en oculaire farmacologie;
h) algemene en oculaire pathologie;
i) oculaire anatomie en fysiologie;
2° goede kennis van :
a) fysiologische, meetkundige, fysische en instrumentale optica : schematische modellen van het oog, accommodatie, convergentie, dioptrieën, entoptische fenomenen, kwaliteit van het retinaal beeld, stralingen en het oog, binoculair zicht, kleurenzicht, waarnemen van vormen en van licht, gezichtsveld, ontwikkeling van het zicht en zijn veranderingen, refractie doorheen een sferisch of een plano vlak, evenwijdige scheidingsvlakken, dunne lenzen, dikke lenzen en geconcentreerde systemen, gecentreerde afocale systemen en toepassingen, sferocilindrische glazen, dunne prisma's, spiegels, optiek van de golven, interactie tussen licht en stof, polarisatie, scheidingsvermogen en resolutiegrens, fotometrie, aberraties en diafragma;
b) optometrie;
c) " low vision ";
d) visuele ergonomie;
3° goede kennis van de volgende fabricage-, aanpassings- en montagetechnieken :
a) de glazen :
- de fysische en optische kenmerken van oftalmische glazen en van glazen met additie;
- de verschillende types van glazen;
- de oftalmische prisma's en de prismatische effecten van glazen;
- de asferische oppervlakken;
- de multifocale glazen;
- de problemen inherent aan de fabricage van correctieglazen;
- de filterglazen;
- de ontspiegelde glazen en de ontspiegelingsbehandelingen;
- de schokresistentie;
- de montagenormen en -schema's;
b) de contactlenzen :
- de verschillende types en materialen;
- de optische kenmerken;
- onderhoud en onderhoudsproducten;
- complicaties gedurende en na het aanpassen, en de allergische reacties;
c) de monturen :
- de fysische kenmerken en biocompatibiliteit van de materialen;
- de specificaties en de nomenclatuur van montuuronderdelen;
- de biometrie van het hoofd en het aangezicht;
- de oppervlaktebehandelingen;
- de meetsystemen;
- esthetische aspecten die de keuze van het montuur bepalen;
d) de visuele hulpmiddelen voor slechtzienden;
4° goede kennis van de gebruikelijke instrumenten;
5° het kunnen :
a) uitvoeren van alle stadia voor het correct monteren van de glazen, met inbegrip van de voorafgaande metingen, de bestelbon, de montagefiche, het kiezen van de glazen en van het montuur, het controleren en centreren van de glazen met de frontofocometer, met sfero-cylindrometer en door observatie, met naleving van de geldende montagetechnieken en -normen;
b) symmetrisch uitrichten, passen en aanpassen van de visuele uitrusting;
c) adviseren van de klant inzake ametropie, alsmede over het gebruik, het dragen, de draagwijdte, de beperkingen en het onderhoud van de visuele uitrusting;
d) onderhouden en herstellen van monturen;
e) inzake slechtzienden : het meest aangewezen visuele hulpmiddel voor het probleem en het voorschrift selecteren, de metingen uitvoeren, de parameters van de uitrusting berekenen, controleren, monteren, passen, aanpassen en onderhouden van de visuele hulpmiddelen;
f) de gebruikelijke apparatuur en uitrusting gebruiken;
g) inzake kunstogen : alle noodzakelijke werken voor het maken, aanbrengen, onderhouden van kunstogen en het geven van instructies aan de klant;
h) de klant informeren over de prijs en de voorwaarden voor tussenkomst van de organismen van sociale zekerheid en verzekeringen voor de verschillende uitrustingen;
i) de Belgische en Europese richtlijnen inzake fabricage en montage (ISO-normen) toepassen;
6° goede kennis van de deontologie van het beroep, met name de relaties met de klanten, de medici en aanverwante beroepen, de confraters en de verzekeringsorganismen in de gezondheidszorg.
Art.18. De akten die worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor opticien zijn :
1° de akten met betrekking op optiek of optometrie, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het derde jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 17;
3° het diploma van master in de geneeskunde.
Art.18_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De akten die worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor opticien zijn : 1° de akten met betrekking op optiek of optometrie, uitgereikt door : [1 a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is; b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden; c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden; d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar; e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject; f) het hoger onderwijs;]1 2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 17; 3° het diploma van master in de geneeskunde.
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
HOOFDSTUK IV. - Dentaaltechnicus.
HOOFDSTUK IV. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.[1 ...]1
----------
(1)
HOOFDSTUK IV. WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)
Art.19. Onder activiteiten van dentaaltechnicus moet, voor de toepassing van dit besluit, het vervaardigen of herstellen worden verstaan van tandprothesen of apparaten voor orthodontische verbeteringen en in het algemeen alle apparaten bestemd om de tanden, delen van tanden of naburige weefsels te verplaatsen, te vervangen of te behandelen.
Art.19_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.19_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2,10°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.20. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van dentaaltechnicus bestaat uit het volgende :
1° basiskennis toegepast op het beroep van dentaaltechnicus, van :
a) wiskunde;
b) fysica;
c) scheikunde;
d) biologie : histologie en embryologie;
2° goede theoretische kennis van de benodigde materialen, de tandheelkundige terminologie, het melkgebit en het blijvend gebit, de morfologie en de nomenclatuur van de tanden, beroepshygiëne en -veiligheid, het instrumentarium en de apparatuur en het inrichten van de werkruimte, orthodontie, maxillo-faciale orthopedie en maxillo-faciale chirurgie;
3° het kunnen :
a) tekenen van alle tanden van het blijvend gebit, evenals de kleuren en kleurverdeling;
b) ontwerpen en maken of het herstellen van afneembare, vaste en afneembare-vaste protheses;
c) ontwerpen en maken of herstellen van apparaten voor orthodontie en maxillo-faciale orthopedie en maxillo-faciale chirurgie;
4° goede kennis van de deontologie van het beroep, met name de relaties met de klanten, de medici en aanverwante beroepen, en de confraters.
Art.20_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.20_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2,10°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.21. De akten die worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor dentaaltechnicus zijn :
1° de akten met betrekking op dentaaltechniek, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het derde jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 20;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van dentaaltechnicus, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;
4° het diploma van master in de geneeskunde.
Art.21_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.21_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2,10°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK V. - Begrafenisondernemer.
Art.22. Onder activiteiten van begrafenisondernemer moet voor de toepassing van dit besluit, het uitvoeren van één of meer van de volgende activiteiten worden verstaan, die betrekking hebben op het stoffelijk overschot :
1° het opbaren en verzorgen van de lijktooi en het uitvoeren van de bewaringszorgen;
2° het zorgen voor het vervoeren van het stoffelijk overschot;
3° het uitvoeren, verzorgen en organiseren van de begrafenisplechtigheid tot op de begraaf- of de crematieplaats, volgens de plaatselijke, godsdienstige en filosofische gebruiken en de wil van de overledene of de familie.
Art.23. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van begrafenisondernemer bestaat uit het volgende :
1° goede kennis van de materialen, zoals doodkisten, capitonnering, rouwbekleding en grafartikelen, hun modellen en hun opslag;
2° goede kennis van wetgevingen en reglementen op :
a) de begraafplaatsen, de graven, de identificatie van graven, opschriften en concessies;
b) de begraving, ontgraving, lijkverbranding en crematie : formaliteiten en documenten, eventuele tussenkomst of inlichtingen van de politie, gerechtelijke tussenkomst of toelating, ministeriële vrijgeleide, en fiscale bepalingen;
c) vervoer van het stoffelijk overschot;
d) burgerlijke stand in verband met overlijden;
e) beroepshygiëne;
f) lijktooi;
3° basiskennis van het erfrecht, de diensten van de erkende erediensten, het protocol bij bijzondere begrafenissen, en de eretekens;
4° het kunnen :
a) organiseren van de begrafenis rekening houdende met het akkoord met de familie en de religieuze overheid, het vereiste ceremonieel, liturgie, versiering;
b) overlijdensberichten opstellen;
c) nemen van alle maatregelen voor een goede bewaring van het stoffelijk overschot;
d) versieren van de lijkkamer;
e) uitvoeren van de lijktooi, afsluiten van de lichaamsopeningen, en van het kisten en de nodige veiligheidsmaatregelen.
Art.24. De akten die worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van begrafenisondernemer zijn :
1° de akten met betrekking op begrafenisonderneming, uitgereikt door het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 23;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van begrafenisondernemer, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
TITEL III. - Opheffingsbepalingen.
Art.25. De volgende besluiten worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
3° het koninklijk besluit van 24 december 1973 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd op 3 oktober 1978;
4° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
5° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
TITEL IV. - Overgangs- en uitvoeringsbepalingen.
Art.26. § 1. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in de artikelen 4, 7, 16, 19 en 22 van dit besluit, voortzetten wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die voor die activiteiten respectievelijk werden opgelegd door :
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
3° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
4° het koninklijk besluit van 24 december 1973 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd op 3 oktober 1978;
5° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
§ 2. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in artikel 10 van dit besluit, voortzetten :
1° indien ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, die werden opgelegd door het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
2° of wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen de pedicure als handels- of ambachtsactiviteit omvat.
§ 3. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in artikel 13 van dit besluit, voortzetten :
1° indien ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, die werden opgelegd door het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
2° of wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen de volgende handels- of ambachtsactiviteiten omvat : de diensten in verband met het lichamelijk welzijn, zoals verleend in inrichtingen voor thalassotherapie, kuuroorden, Turkse baden, sauna's, stoombaden, solariums, massagesalons, enz.
Art.26_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in de artikelen 4, 7, 16 [1 ...]1 en 22 van dit besluit, voortzetten wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die voor die activiteiten respectievelijk werden opgelegd door : 1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980; 2° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen; 3° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988; 4° [1 ...]1 5° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. § 2. [1 ...]1 § 3. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2024-03-07/22, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.26_WAALS_GEWEST. § 1. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, [1 bedoeld in de artikelen 4, 7, 16 en 22 van dit besluit]1, voortzetten wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die voor die activiteiten respectievelijk werden opgelegd door : 1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980; 2° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen; 3° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988; 4° [1 ...]1 5° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. § 2. [1 ...]1 § 3. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2018-11-22/11, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 26bis. <Ingevoegd bij KB 2007-12-18/33, art. 3; Inwerkingtreding : 04-01-2008> § 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 6, worden voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid aanvaard :
1° de akten met betrekking tot de bedoelde activiteiten, uitgereikt vóór 1 oktober 2007 door :
a) het voltijds secundair onderwijs en het deeltijds beroepsonderwijs na het beëindigen van minstens het tweede jaar van de tweede graad;
b) het onderwijs voor sociale promotie of het volwassenenonderwijs waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de tweede graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) de alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
2° de getuigschriften van de centrale examencommissie van kapper van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, uitgereikt vóór 1 september 2007, voor de beroepsbekwaamheid van kapper/kapster.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 9, 12, 15 en 18 worden voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid volgende akten aanvaard :
1° de akten betreffende de betrokken activiteiten behaald vóór 1 oktober 2007 in :
a) het voltijds secundair onderwijs en het deeltijds beroepsonderwijs na het beëindigen van minstens het tweede jaar van de derde graad;
b) het onderwijs voor sociale promotie of het volwassenenonderwijs waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) de alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
2° de getuigschriften van de volgende centrale examencommissies van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, behaald vóór 1 september 2007 :
a) van opticien, voor de beroepsbekwaamheid van opticien;
b) van technicus in tandprothese, voor de beroepsbekwaamheid van dentaaltechnicus;
c) van schoonheidsspecialist(e), voor de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e), van masseur/masseuse en van voetverzorg(st)er.
§ 3. In afwijking van de bepalingen van artikel 24, wordt voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van begrafenisondernemer het getuigschrift aanvaard van de centrale examencommissie van begrafenisondernemer van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, behaald vóór 1 september 2007.
§ 4. Voor het bewijs van de betrokken beroepsbekwaamheid worden de akten aanvaard van het voltijds secundair onderwijs, van het onderwijs voor sociale promotie, van het volwassenenonderwijs, van het deeltijds beroepsonderwijs of van de alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, zoals vermeld in de §§ 1 tot en met 3, die worden uitgereikt op het einde van de opleidingen die ten laatste in het schooljaar 2006-2007 werden aangevat en die behaald werden vóór 1 oktober 2009.
Art.27. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007.
(Artikel 26bis heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007, met dien verstande dat artikel 26bis, §§ 1 tot 3, buiten werking treden op 1 april 2008 en artikel 26bis, § 4, op 1 april 2010.) <KB 2007-12-18/33, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-01-2008>
Art. 28. Onze Minister van Middenstand en Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.