Details





Titel:

13 JUNI 1984. - Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.(Opschrift gewijzigd door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering2024-03-07/22, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2024) (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2017-07-14/07, art. 1,3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-03-1995 en tekstbijwerking tot 29-03-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2-4
Art. 4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 5
Art. 5 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1995016039  2017020587 



Artikels:

Artikel 1. De beroepswerkzaamheid van restaurateur en traiteur-banketaannemer, als hoofd- of bijberoep, mag in een kleine of middelgrote handels- of ambachtsonderneming, slechts worden uitgeoefend, voor zover is voldaan aan de in dit besluit bepaalde eisen.

Art.1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De beroepswerkzaamheid van restaurateur en traiteur-banketaannemer, als hoofd- of bijberoep, mag [1 ...]1, slechts worden uitgeoefend, voor zover is voldaan aan de in dit besluit bepaalde eisen.
  ----------
  (1)<BESL 2024-03-07/22, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2024>


Art.2. § 1. De beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer oefent uit, hij die gewoonlijk en zelfstandig warme of koude maaltijden bereidt, die bestemd zijn onderscheidenlijk om ter plaatse in de inrichting te worden gebruikt, of om, op bestelling, door hem buiten de inrichting te worden opgediend.
  (Onder bereiding moet worden verstaan elke handeling waarbij een gerecht wordt klaargemaakt, samengesteld, geschikt, opgewarmd of ontdooid.) <KB 1995-03-03/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  § 2. (1° Niet onder de toepassing van dit besluit vallen de volgende lichte maaltijden :
  - soepen;
  - croques en toosten van allerlei aard;
  - kroketten, uitgezonderd aardappelkroketten;
  - vol-au-vents;
  - bloedworsten en witte worsten;
  - satés;
  - belegde broodjes, hamburgers, hot-dogs, pitta's en croissants;
  - deegwaren, pizza's, quiches of andere hartige taarten;
  - koude salades;
  - koude vleesschotels;
  - bereide eieren;
  - nagerechten, inzonderheid pannekoeken, ijs, wafels, gebak, koeken, yoghurts en milkshakes.
  Deze lichte maaltijden mogen alleen met brood worden opgediend.
  2° Onder de toepassing van dit besluit vallen evenmin :
  - slagers-spekslagers, visverkopers, poeliers, wat betreft eigen bereidingen op basis van vlees, vis, wild en gevogelte;
  - consumptiesalons van bakkers, banketbakkers, flensjesverkopers en ijsverkopers;
  - frituren onderworpen aan de reglementering van de ambulante handel;
  - de frituren voor wat betreft de bereiding in frituurvet of -olie van frieten van aardappelen of van gerechten die volledig klaar voor dergelijke bereiding worden ingekocht; de opdiening van sausen, specerijen, het snijden of toevoegen van ui of conserven van uien, komkommers, augurken of conserven van mosselen, of koude gekookte worsten is hier niet te beschouwen als een bereiding; in de bedoelde frituren is dit besluit evenmin van toepassing op stoofvlees, goulash of gehaktballetjes in tomatensaus; al de bedoelde gerechten mogen uitsluitend worden opgediend in een wegwerpverpakking van papier, karton of kunststof ;
  - hotelhouders wat betreft het ontbijt;
  - rusthuizen;
  - uitbaters van automaten;
  - kleinhandelaars in algemene voedingswaren wat de verkoop van bereide gerechten betreft;
  - logiesverstrekkende familiebedrijven en de eigenaars van gastenkamers die uitsluitend maaltijden verschaffen aan hun logerende gasten.
  In de zin van dit besluit moeten worden verstaan onder :
  - logiesverstrekkend bedrijf met een familiaal karakter. : een inrichting waar de ondernemer alleen werkt of met zijn echtgenoot, of bloed- of aanverwanten in de eerste of de tweede graad die helper van de ondernemer of loontrekkende of meewerkende vennoot zijn van het bedrijf; het familiaal karakter blijft behouden als één of twee bijkomende personen worden in dienst genomen gedurende maximaal twee maanden per jaar;
  - gastenkamer : één of meer gemeubileerde kamers die behoren tot de eigenlijke woning van de eigenaar en die voor een toeristisch doel worden verhuurd.) <KB 1995-03-03/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>

Art.3. Vallen niet onder de toepassing van dit besluit, de ondernemingen bedoeld bij artikel 1, waarvan het aantal tewerkgestelde personeelsleden vijftig werknemers overschrijdt.
  Het bepaalde in het eerste lid blijft van kracht wanneer het aantal tijdelijk zakt onder dit niveau, voor zover het jaarlijks gemiddelde de vijftig werknemers overschrijdt.

Art.4. Het getuigschrift bedoeld bij artikel 5, § 1 van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, mag aan diegene die de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer wenst uit te oefenen, slechts worden uitgereikt voor zover onder de bij hetzelfde artikel bepaalde voorwaarden bewezen wordt dat aan al de hierna opgesomde kennisvoorwaarden is voldaan :
  1° de kennis van bedrijfsbeheer bedoeld bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
  2° de volgende beroepskennis :
  A. Grondstoffen.
  De benaming, de verpakking, de oorsprong of de fabrikatie, de samenstelling, de eigenschappen en de reglementering van de meest gebruikte grond- en hulpgrondstoffen, in zoverre dat deze kennis nodig is om de hierna vermelde grondstoffen te onderscheiden, te waarderen, te bewaren en te gebruiken :
  vleeswaren en afgeleide produkten, gevogelte, wild, vis, week- en schelpdieren, groenten en fruit, specerijen, kruiden en aromaten, meel- en bloemsoorten, vethoudende bestanddelen, melk en kazen, eieren, suiker, koffie, thee, cacao, chocolade, water, bieren, wijnen, spiritualiën (aperitieven, likeuren, natuurlijke brandewijnen).
  B. Beroepsuitrusting.
  De keuken.
  De ligging van de keuken en bijbehorende lokalen (koude keuken, groentebak, koude kamer en het afwasgedeelte). De installatie van de verschillende lokalen.
  De benaming, de beschrijving, de werking, het gebruik, het schoonmaken en het onderhoud van : gereedschappen, materiaal voor handenarbeid, toestellen die dienen voor het bepalen van de maat, het gewicht en de capaciteit; het keukenmeubilair; het gemeenschappelijke materiaal : fornuizen, ovens, braadroosters, frituren, salamanders, verwarmkasten, de hakblok, klop- en verbrijzelmachine, universele machine, schilmachine, keukengereedschap, koelkast en diepvriezers, vaatwasmachine en andere gereedschappen of huishoudapparaten.
  Het restaurant.
  Het zilverwerk : een opsomming van de voornaamste stukken, het onderhoud en de schikking, de voor- en nadelen van de verschillende metalen die gebruikt worden bij hun fabrikatie.
  Het vaatwerk : een opsomming van de voornaamste stukken, het onderhoud en de schikking, de voor- en nadelen van de verschillende grondstoffen die gebruikt worden bij hun fabrikatie.
  Het glaswerk : het gebruik en het onderhoud van de belangrijkste soorten glazen en van de wijn- en waterkaraffen.
  Het linnen : de voornaamste stukken, het economische gebruik en de bescherming van het linnen.
  Het zaalmeubilair : de benaming, het gebruik en het onderhoud van tafels en stoelen, van de konsoles; de buffetten en de roltafels; de zaalinrichting, al naargelang de omstandigheden.
  Allerlei materieel : benaming, gebruik en onderhoud van de registreerkas, de perkolator, de tapkraan, de asbakken, de bloemvazen, enz.
  C. Theorie en technologie.
  Theorie.
  Keuken : elementaire begrippen van de verschillende fysische, chemische en biochemische fenomenen en hun invloed tijdens de vervaardiging, het koken en het bewaren van produkten. Elementaire kennis van de nutritieve behoeften van het menselijk organisme.
  Het keukenpersoneel, de brigade : samenstelling naargelang de restauranttypes en naargelang de taak van iedereen betrokken bij de brigade.
  Restaurant : de brigade : samenstelling naargelang het restauranttype en naar de funktie van elk van de leden.
  Ontvangst van het kliënteel : beleefdheid, vriendelijkheid, dienstvaardigheid, eerbied, welvoeglijkheid, takt en discipline.
  De inlichtingen verschaffen die door het kliënteel gevraagd worden betreffende de verkeersmiddelen, de ontspanningsmogelijkheden en het regionaal toerisme.
  Technologie :
  Keuken : De culinaire woordenschat. De behandeling, het gebruik en de bereiding van de grondstoffen. De algemene kookwijzen : de kooktijd en het kookpunt, de algemene regels van het koken, een overzicht van de verschillende bereidingsstadia van de basissausen en de fonds, van de soepen en van de consommés, een overzicht van de verschillende bereidings- en kook- of braadstadia van vleeswaren, vis en afval. De verschillende gerechten en hun bereiding. De restaurantpatisserie : de verschillende soorten deeg, de bereidingswijze en de beredeneerde en gemotiveerde verklaring van de volledige bereiding van de produkten.
  Restaurant : Een definitie van de termen : vaste prijs, eretafel en aan de kaart. Definitie, rechtvaardiging en kennis van de verschillende diensten. Bediening van enkele speciale gerechten (bv. filet américain, oesters, voorgerecht en eenvoudige versnijding). Het gebruik en het klaarmaken van de vingerbols. De wijndienst. De regels van het afruimen. De organisatie van de dienst van de commis. Het verband tussen restaurant en keuken : de bestelbons (het principe, opstelling en gebruik), de speciale gevallen (suite en retour). De beginselen betreffende de tijden die noodzakelijk zijn voor de bereiding van gerechten aan de kaart. De samenwerking tussen het restaurant, de bar, de hall, het terras en de dagkelder.
  D. Hygiëne en beroepsveiligheid.
  Zindelijkheid van het lichaam en de kleding. Zindelijkheid van het gereedschap en van de beroepslokalen. Vernietiging van insekten en van knaagdieren : voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van ontsmettingsmiddelen en insekticiden. Zindelijkheid bij de bereiding en de bediening van culinaire produkten. Voorzorgsmaatregelen tegen de koude, de warmte, de droogte, de vochtigheid en het stof. Veiligheidsmaatregelen tegen het brandgevaar. De zorgen die dienen toegepast te worden aan de ogen gedurende het werk aan de oven en in de keuken.
  Elementaire kennis van besmettelijke ziekten van het alkoholisme en zijn gevaren.
  De wettelijke voorschriften betreffende het gebruik van het materiaal en de inrichting van het restaurant en de keuken.
  E. Elementaire begrippen van het recht met betrekking op het beroep en diversen :
  _ de brouwerijkontrakten;
  _ de beroepsorganisatie, de deontologie en in het bijzonder de beslissingen die door het paritair comité worden genomen;
  _ het sociaal en het fiskaal recht met betrekking tot het beroep;
  _ de burgerlijke aansprakelijkheid t.o.v. het kliënteel;
  _ de toeristische organismen en verenigingen.

Art.4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    Het getuigschrift bedoeld bij artikel 5, § 1 van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, mag aan diegene die de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer wenst uit te oefenen, slechts worden uitgereikt voor zover onder de bij hetzelfde artikel bepaalde voorwaarden bewezen wordt dat aan al de hierna opgesomde kennisvoorwaarden is voldaan :  1° [1 ...]1  2° de volgende beroepskennis :  A. Grondstoffen.  De benaming, de verpakking, de oorsprong of de fabrikatie, de samenstelling, de eigenschappen en de reglementering van de meest gebruikte grond- en hulpgrondstoffen, in zoverre dat deze kennis nodig is om de hierna vermelde grondstoffen te onderscheiden, te waarderen, te bewaren en te gebruiken :  vleeswaren en afgeleide produkten, gevogelte, wild, vis, week- en schelpdieren, groenten en fruit, specerijen, kruiden en aromaten, meel- en bloemsoorten, vethoudende bestanddelen, melk en kazen, eieren, suiker, koffie, thee, cacao, chocolade, water, bieren, wijnen, spiritualiën (aperitieven, likeuren, natuurlijke brandewijnen).  B. Beroepsuitrusting.  De keuken.  De ligging van de keuken en bijbehorende lokalen (koude keuken, groentebak, koude kamer en het afwasgedeelte). De installatie van de verschillende lokalen.  De benaming, de beschrijving, de werking, het gebruik, het schoonmaken en het onderhoud van : gereedschappen, materiaal voor handenarbeid, toestellen die dienen voor het bepalen van de maat, het gewicht en de capaciteit; het keukenmeubilair; het gemeenschappelijke materiaal : fornuizen, ovens, braadroosters, frituren, salamanders, verwarmkasten, de hakblok, klop- en verbrijzelmachine, universele machine, schilmachine, keukengereedschap, koelkast en diepvriezers, vaatwasmachine en andere gereedschappen of huishoudapparaten.  Het restaurant.  Het zilverwerk : een opsomming van de voornaamste stukken, het onderhoud en de schikking, de voor- en nadelen van de verschillende metalen die gebruikt worden bij hun fabrikatie.  Het vaatwerk : een opsomming van de voornaamste stukken, het onderhoud en de schikking, de voor- en nadelen van de verschillende grondstoffen die gebruikt worden bij hun fabrikatie.  Het glaswerk : het gebruik en het onderhoud van de belangrijkste soorten glazen en van de wijn- en waterkaraffen.  Het linnen : de voornaamste stukken, het economische gebruik en de bescherming van het linnen.  Het zaalmeubilair : de benaming, het gebruik en het onderhoud van tafels en stoelen, van de konsoles; de buffetten en de roltafels; de zaalinrichting, al naargelang de omstandigheden.  Allerlei materieel : benaming, gebruik en onderhoud van de registreerkas, de perkolator, de tapkraan, de asbakken, de bloemvazen, enz.  C. Theorie en technologie.  Theorie.  Keuken : elementaire begrippen van de verschillende fysische, chemische en biochemische fenomenen en hun invloed tijdens de vervaardiging, het koken en het bewaren van produkten. Elementaire kennis van de nutritieve behoeften van het menselijk organisme.  Het keukenpersoneel, de brigade : samenstelling naargelang de restauranttypes en naargelang de taak van iedereen betrokken bij de brigade.  Restaurant : de brigade : samenstelling naargelang het restauranttype en naar de funktie van elk van de leden.  Ontvangst van het kliënteel : beleefdheid, vriendelijkheid, dienstvaardigheid, eerbied, welvoeglijkheid, takt en discipline.  De inlichtingen verschaffen die door het kliënteel gevraagd worden betreffende de verkeersmiddelen, de ontspanningsmogelijkheden en het regionaal toerisme.  Technologie :  Keuken : De culinaire woordenschat. De behandeling, het gebruik en de bereiding van de grondstoffen. De algemene kookwijzen : de kooktijd en het kookpunt, de algemene regels van het koken, een overzicht van de verschillende bereidingsstadia van de basissausen en de fonds, van de soepen en van de consommés, een overzicht van de verschillende bereidings- en kook- of braadstadia van vleeswaren, vis en afval. De verschillende gerechten en hun bereiding. De restaurantpatisserie : de verschillende soorten deeg, de bereidingswijze en de beredeneerde en gemotiveerde verklaring van de volledige bereiding van de produkten.  Restaurant : Een definitie van de termen : vaste prijs, eretafel en aan de kaart. Definitie, rechtvaardiging en kennis van de verschillende diensten. Bediening van enkele speciale gerechten (bv. filet américain, oesters, voorgerecht en eenvoudige versnijding). Het gebruik en het klaarmaken van de vingerbols. De wijndienst. De regels van het afruimen. De organisatie van de dienst van de commis. Het verband tussen restaurant en keuken : de bestelbons (het principe, opstelling en gebruik), de speciale gevallen (suite en retour). De beginselen betreffende de tijden die noodzakelijk zijn voor de bereiding van gerechten aan de kaart. De samenwerking tussen het restaurant, de bar, de hall, het terras en de dagkelder.  D. Hygiëne en beroepsveiligheid.  Zindelijkheid van het lichaam en de kleding. Zindelijkheid van het gereedschap en van de beroepslokalen. Vernietiging van insekten en van knaagdieren : voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van ontsmettingsmiddelen en insekticiden. Zindelijkheid bij de bereiding en de bediening van culinaire produkten. Voorzorgsmaatregelen tegen de koude, de warmte, de droogte, de vochtigheid en het stof. Veiligheidsmaatregelen tegen het brandgevaar. De zorgen die dienen toegepast te worden aan de ogen gedurende het werk aan de oven en in de keuken.  Elementaire kennis van besmettelijke ziekten van het alkoholisme en zijn gevaren.  De wettelijke voorschriften betreffende het gebruik van het materiaal en de inrichting van het restaurant en de keuken.  E. Elementaire begrippen van het recht met betrekking op het beroep en diversen :  _ de brouwerijkontrakten;  _ de beroepsorganisatie, de deontologie en in het bijzonder de beslissingen die door het paritair comité worden genomen;  _ het sociaal en het fiskaal recht met betrekking tot het beroep;  _ de burgerlijke aansprakelijkheid t.o.v. het kliënteel;  _ de toeristische organismen en verenigingen.
  ----------
  (1)<BESL 2024-03-07/22, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2024>


Art.5. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 8, § 1 van de reeds vermelde wet van 15 december 1970, worden geacht het bewijs van de kennis van bedrijfsbeheer te leveren, de houders van één der akten opgesomd in artikel 6, a van dezelfde wet of in artikel 32 van het reeds vermelde koninklijk besluit van 25 februari 1971.
  § 2. Onverminderd dezelfde bepalingen, worden geacht het bewijs van de beroepskennis te leveren, de houders van één van de volgende akten :
  1° een diploma, een brevet of een getuigschrift van de beëindiging van de studies, afgeleverd door een school of een technische leergang, een school of een beroepsleergang, van het lager secundair niveau, afgeleverd door een afdeling met betrekking tot het hotelbedrijf of restaurantbedrijf;
  2° een getuigschrift gelijkwaardig aan deze vermeld onder 1° en afgeleverd door een (examen commisie van de Staat of een Gemeenschap) <KB 1995-03-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  3° (een getuigschrift van leertijd of een diploma van opleiding tot ondernemingshoofd, die overeenstemmen met het beroep van restaurateur en werden uitgereikt volgens het bepaalde in de regelingen betreffende de voortdurende vorming van de Middenstand) <KB 1995-03-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  4° een getuigschrift van vorming tot ondernemingshoofd overeenstemmend met het beroep van traiteur-banketaannemer dat geviseerd werd door de Minister die de voortdurende vorming van de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft;
  5° (een getuigschrift waaruit blijkt dat een examen met goed gevolg is afgelegd over de beroepskennis opgesomd in artikel 4, 2° van dit besluit voor een centrale examencommissie waarvan de leden zijn benoemd door de Minister bevoegd voor de Middenstand) <KB 1995-03-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  Deze akten zullen evenwel slechts inaanmerking kunnen genomen worden voor zover de houder ervan een praktische leertijd van twee jaren heeft doorgemaakt in een afdeling van een technische of beroepsschool of een technische of beroepsleergang met betrekking tot het hotelbedrijf of restaurantbedrijf; het leerjaar kan slechts in aanmerking worden genomen voor zover het minstens tweehonderd uren werkelijke praktijk omvat.
  De praktische leertijd kan eveneens doorgemaakt worden bij één of meerdere patroons die de beroepswerkzaamheid van restaurateur of traiteur-banketaannemer uitoefenen of in een openbare dienst of een handelsonderneming welke die werkzaamheid voor eigen noden uitvoert.
  Het bewijs van de leertijd dient te worden geleverd door middel van een getuigschrift afgeleverd door de afdeling van de technische of de beroepsschool, door de afdeling van de technische- of beroepsleergang met betrekking tot het hotelbedrijf of restaurantbedrijf of door het hoofd van de onderneming waar de leertijd is doorgemaakt.
  De handtekening van het ondernemingshoofd moet gelegaliseerd worden door de burgemeester van de gemeente waar de leertijd werd verricht.
  Indien dat getuigschrift niet kan worden voorgelegd, mag het bewijs dat de leertijd werkelijk werd doorgemaakt door enig ander bewijsmiddel worden geleverd.
  In geen geval mag de praktische leertijd worden opgelegd aan personen die ouder zijn dan (dertig) jaar op de dag van de beslissing van de Kamer voor ambachten en neringen of van de Vestigingsraad. <KB 1995-03-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  § 3. Worden eveneens geacht het bewijs van kennis van bedrijfsbeheer te leveren, zij die blijk geven van een handelspraktijk, beoefend naar de modaliteiten en onder de voorwaarden bepaald bij artikel 6, b of c van de wet van 15 december 1970 en bij de artikelen 34, 35 of 36 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971.
  § 4. Worden eveneens geacht het bewijs van de beroepskennis te leveren zij die bewijzen gedurende ten minste vijf jaar :
  a) hetzij als ondernemingshoofd te hebben uitgeoefend de werkzaamheid gereglementeerd onder één van de vormen zoals voorzien in artikel 2, § 1, van dit besluit of, zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn gebonden het dagelijks beheer te hebben waargenomen van een onderneming of een inrichting waar die werkzaamheid werd uitgeoefend;
  b) hetzij aan de uitoefening van deze werkzaamheid onder één van de twee vormen zoals voorzien in artikel 2, § 1, te hebben deelgenomen als bediende in een leidende functie, als helper van een ondernemingshoofd of als werkman die gedurende ten minste twee jaar behoorde tot de categorie van oberkelner of van hulpjongen zoals die voor het bepalen van de lonen vastgesteld is in de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 januari 1981, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en algemeen verbindend is verklaard bij koninklijk besluit van 17 augustus 1981;
  c) hetzij aan de werkzaamheid, onder één van de twee vormen zoals voorzien in artikel 2, § 1, te hebben deelgenomen in leidende functies met een technisch karakter, wanneer deze uitgeoefend wordt in een handelsonderneming of een openbare dienst die ze voor eigen noden uitvoert en die beschikt over een dienst voor het klaarmaken van maaltijden.
  Om in aanmerking te kunnen worden genomen moet de werkzaamheid uitgeoefend zijn in de loop van de tien jaren die de aanvraag om getuigschrift voorafgaan.
  Indien de werkzaamheid ononderbroken werd uitgeoefend, mag zij een aanvang hebben genomen vóór de tien jaren, op voorwaarde dat zij tot een einde komt in de loop van die periode.
  De ondernemingshoofden kunnen op de toepassing van deze bepaling slechts aanspraak maken voor zover zij tijdens de hele duur van de periode bedoeld in het eerste lid in het handelsregister waren ingeschreven.
  Wanneer zij, overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 gecoördineerde wetten op het handelsregister werden ingeschreven, dient de inschrijving één van de rubrieken te vermelden die met de vereiste werkzaamheid overeenstemt.
  In geen geval mag een werkzaamheid in aanmerking genomen worden die vóór de leeftijd van achttien jaar verricht is.
  Het bewijs van deze werkzaamheid moet geleverd worden door middel van de stukken bedoeld bij de artikelen 34, § 2, 35, § 2, of 36, § 2 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971, voor zover deze stukken de aard van de bewuste werkzaamheid en in de gevallen bedoeld onder littera's b en c hierboven, de vereiste funkties of categorieën nauwkeurig aanduiden.
  Wordt die nauwkeurige aanduiding niet gegeven, dan kan het aanvullend bewijs van de overeenstemming van de werkzaamheid en, in voorkomend geval, van de vereiste funktie of categorie geleverd worden door enig ander bewijsmiddel.
  Betreft het getuigenissen en attesten, dan komen slechts in aanmerking die welke uitgaan, hetzij van een openbaar organisme of een organisme van openbaar nut dat het bevestigde feit op een vóór de aanvraag gelegen tijdstip en bij de uitvoering van zijn eigen taak heeft vastgesteld, hetzij van een werkgever van de aanvrager.

Art.5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. De beroepsbekwaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer wordt bewezen met:   1° een akte met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, het hotelbedrijf of het restaurantbedrijf, uitgereikt door:   a) het voltijds secundair onderwijs;   b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het voltijds secundair onderwijs;   c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het voltijds secundair onderwijs;   d) het deeltijds beroepsonderwijs;   e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;   f) het hoger onderwijs;   2° of een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, uitgereikt door een andere Lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, in overeenstemming met de artikelen 16 tot 19 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;   3° of het getuigschrift over de beroepsbekwaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer van de centrale examencommissie van een gewest;   4° of enig andere akte waarvan de Minister bevoegd voor Economie, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met het programma van beroepsbekwaamheden bedoeld in artikel 4;   5° met een daadwerkelijk gepresteerde praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties:   a) arbeider die gedurende ten minste twee jaar behoorde tot de categorie van oberkelner of van keukenhulp in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;   b) zelfstandig ondernemingshoofd;   c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.   § 2. De praktijkervaring duurt drie jaar, indien ze als hoofdberoep of voltijds werd verworven. Indien ze als bijberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze een gelijkwaardige periode of vijf jaar.   Een praktijkervaring wordt in de volgende gevallen niet in aanmerking genomen:   1° wanneer ze in strijd met titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap werd verkregen;   2° wanneer ze werd verkregen voor de achttiende verjaardag;   3° wanneer ze buiten de periode van 15 jaar valt, die de aanvraag om inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.   § 3. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties:   1° elk document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd:   a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;   b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;   c) eventueel de aard van de praktijkervaring;   d) het arbeidsstelsel.   2° alsook, wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit, een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, uitgevoerd in de in 1°, b), bedoelde periode, en de bevoegdheden, vermeldt.   Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :   1° de inschrijving als onderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen;   2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.   Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties:   1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;   2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.   Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties:   1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;   2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2024-03-07/22, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2024>


Art.6. Zijn vrijgesteld van ieder getuigschrift, de natuurlijke personen of de rechtspersonen die bij de bekendmaking van dit besluit waren ingeschreven overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 gecoördineerde wetten op het handelsregister.
  De inschrijving dient als handelsbedrijvigheid één van de volgende rubrieken te vermelden : "spijshuis", "restauratiehouder", "frituur", "hotel en logementshuis", opgenomen onder § 10, 3° van de bijlage van het koninklijk besluit van 31 augustus 1964 tot vaststelling van de lijst van de in het handelsregister te vermelden handelsbedrijvigheden, gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 augustus 1981.

Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 8. Onze Minister van Middenstand en Onze Staatssecretaris voor Middenstand zijn belast met de uitvoering van dit besluit.