24 FEBRUARI 1978. - Koninklijk besluit tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van droogkuiser-verver in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2017-07-14/07, art. 1, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2018-11-22/11, art. 1,2°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019)(NOTA : opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij BESL2024-03-07/22, art. 52,2°, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2024)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-08-2017 en tekstbijwerking tot 29-03-2024)
Art. 1-8
Artikel 1. De beroepswerkzaamheid van droogkuiser-verver mag als hoofd- of bijberoep in een kleine of middelgrote handels- of ambachtsonderneming slechts worden uitgeoefend voor zover aan de door dit besluit gestelde eisen voldaan is.
Art.2. § 1. De beroepswerkzaamheid van droogkuiser-verver, in de zin van dit besluit, oefent uit hij die gewoonlijk en zelfstandig één of meer van de volgende werkzaamheden verricht :
_ het voor rekening van derden droogkuisen of verven van kledingstukken of huishoudlinnen of bedrijfslinnen;
_ het ter beschikking van derden stellen van droogkuisinstallaties om hen in staat te stellen zelf, al dan niet met de technische hulp van de onderneming, kledingstukken of huishoudlinnen of bedrijfslinnen droog te kuisen.
§ 2. De uitsluitende werkzaamheid van industrieel verven van textiel valt niet onder toepassing van dit besluit.
Art.3. De in artikel 1 beoogde ondernemingen zijn die welke jaarlijks gemiddeld niet meer dan vijftig werknemers tewerkstellen.
Art.4. Het getuigschrift bedoeld bij artikel 5 van de wet, van 15 december 1970 wordt afgegeven aan de persoon die de beroepswerkzaamheid van droogkuiser-verver wenst uit te oefenen voor zover, onder de voorwaarden van dit zelfde artikel, de hierna opgesomde kennis wordt bewezen :
1° De kennis van bedrijfsbeheer bedoeld bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van de wet van 15 december 1970;
2° De volgende beroepskennis :
A. Warenkennis.
1. Textielvezels :
_ algemene eigenschappen;
_ herkenning : vlamtest, gedragingen tegenover zuren, basen, kleurstoffen, oplosmiddelen;
_ herkomst en eigenschappen van de vezels :
_ natuurlijke : plantaardige, dierlijke, minerale;
_ kunstmatige;
_ synthetische.
2. Water :
_ voorkomen in de natuur;
_ meest voorkomende onzuiverheden : organische stoffen, calcium-, magnesium-, ijzer- en mangaanzouten;
_ waterhardheid : betekenis : Franse hardheidsgraad, Duitse hardheidsgraad; bepalen van de hardheid;
_ wateronthardingsmethoden.
3. Zepen en andere detergenten :
_ indeling van alkalische vetzure zepen;
_ synthetische detergenten (anionische, niet ionische, kationische);
_ samengestelde zepen : soorten en gebruik;
_ algemene eigenschappen van zepen en andere detergenten : oplosbaarheid, bevochtigingsvermogen, schuimvermogen, emulgeervermogen en detergerend vermogen;
_ eigenschappen en gebruik van carboxymethylcellulose.
4. Alkaliën :
_ eigenschappen en gebruik van wasalkaliën : natriumcarbonaat (watervrij en gekristalliseerd), trinatriumfosfaat, natriumpyrofosfaat, natriumtripolyfosfaat, natriumsilicaat.
5. Oxydatie- en reductiemiddelen : algemene eigenschappen, gebruik en voorzorgen bij het gebruik van :
_ oxydatiemiddelen : natriumperboraat, waterstofperoxyde, natriumhypochloriet;
_ antichloormiddelen : natriumbisulfiet, natriummetabisulfiet en natriumhyposulfiet.
6. Azuragemiddelen : soorten, eigenschappen en gebruik.
7. Appretprodukten : soorten, herkomst, eigenschappen en gebruik van stijfsel.
B. Bedrijfsuitrusting.
1. Wasmachines :
_ gebruikelijke normen van wasmachines;
_ indeling volgens de bouw;
_ onderhoud en werkwijzen.
2. Centrifuges :
_ basisprincipe van verwijdering van bevochtigingswater door middel van centrifugaalkracht;
_ werkwijze van centrifuges;
_ waterverwijdering door uitpersen met zuiger.
3. Drogers :
_ gebruik en werkwijze van de twee types drogers : statische en roterende.
4. Mangel :
_ gebruik en werkwijze van de mangel, het inbrengsysteem en de vouwtafel.
5. Persen en stoompoppen :
_ gebruik en werkwijze van de twee types persen : vlakke pers en romppers;
_ gebruik en werkwijze van stoompoppen.
6. Strijkijzers :
_ gebruik, onderhoud, soorten en werkwijze van strijkijzers.
7. Vouwmachines :
_ gebruik en werkwijze.
8. Stoomtunnel :
_ gebruik en werkwijze.
9. Bascules :
_ gebruik en werkwijze.
10. Stoomketels :
_ de verschillende gebruikte brandstoffen;
_ werkwijze;
_ onderhoud en toezicht.
11. Luchtcompressor :
_ gebruik en werkwijze.
12. Interne transportmiddelen :
_ gebruik, opberging en onderhoud van transportkettingen.
13. Meubilair :
_ gebruik en onderhoud van rekken en toebehoren.
14. Werkplaats :
_ werkruimte, ventilatie, verwarming en verlichting.
_ rationele schikking van de machines.
_ de verschillende afdelingen en hun inrichting.
15. Machines voor chemische reiniging :
_ gebruikelijke normen voor machines voor chemische reiniging;
_ hun indeling volgens vlotverhouding;
_ hun indeling volgens de gebruikte oplosmiddelen;
_ hun indeling volgens distillatie en evaporatie of filtrering;
_ de verschillende onderdelen : werkwijze en gebruik van de filters, distillators, waterafscheiders, centrifuges, drogers, ontgeurders en recuperators.
16. Ontvlekkingstafels :
gebruik, soorten en werkwijze van ontvlekkingstafels met afzuiging.
17. Persen :gebruik en werkwijze van drie types persen :
a) vlakke pers;
b) stoompop;
c) stoombollen.
C. Technologie
1. Ontvangst van wasgoed : bij klanten, in de wasserij.
Wegen van wasgoed.
2. Sorteren van wasgoed : volgens kleur van het weefsel en aard van de vezels.
Merken van wasgoed.
3. Wassen en spoelen : techniek van de verschillende procédés gebruikt voor : witgoed, bontgoed, werkkleding, wollengoed, synthetische stoffen.
4. Bleken :
gebruik van de oxydatiemiddelen.
Eventueel gebruik van antichloor.
Gebruik van natriumhypochloriet, waterstofperoxyde en natriumperboraat.
5. Stijven en versoepelen :
_ met de machine;
_ met de hand.
6. Centrifugeren : centrifugeren met de wasmachine en de centrifuge.
7. Sorteren na wassen : scheiden van wasgoed voor de droger en wasgoed voor het strijken.
8. Drogen : gebruik van roterende en statische drogers.
9. Mangelen : regelen van snelheid en druk inbrengen, leiden en opvouwen van wasgoed.
10. Persen : aanbrengen van wasgoed op de perstafel, de romppers en de stoompop;
11. Strijken met de hand : gebruik van strijkijzers.
12. Samenbrengen van wasgoed : terug samenbrengen van wasgoed om het aan de klanten te bezorgen.
13. Ontvangst van de goederen :
_ bij klanten;
_ in het bedrijf.
14. Sorteren :
sorteren van de goederen volgens kleur, type en kleurstof, aard van de vezels en toebehoren;
sorteren van leren en suède-leren kledingstukken, regenjassen, breigoed.
15. Ontvlekken : de principes en de verschillende technieken gebruikt bij het ontvlekken :
a) vóór het reinigen;
b) na het reinigen.
16. Verschillende methodes van chemische reiniging :
a) vlotverhouding, machinebelading, reinigingstijd, temperatuur, centrifugeren, drogen, ontgeuren in elk van de volgende gevallen :één bad, twee baden, meer dan twee baden;
b) gebruik van reinigingsversterkers met en zonder toevoeging van water : principe en concentratie.
17. Appreteren : appreteren door opgieten, volbad en nebulisatie, voor volgende behandelingen :
_ greepverbetering;
_ waterafstotend maken;
_ onontvlambaar maken;
_ bacteriostatisch maken;
_ motecht maken.
18. Sorteren na reinigen : sorteren van de goederen volgens de behandelingen die zij later moeten ondergaan.
19. Strijken : de verschillende strijkmethodes volgens de machines :
_ stoompoppen van verschillende vorm;
_ stoompersen van verschillende vorm;
_ stoomtunnels;
_ stoombollen;
_ stoomstrijkijzers en afzuigtafels.
20. Bezorging van de goederen aan de klanten : sorteren, verpakken en terugbezorgen van de goederen aan de klanten.
D. Theorie
1. Vuil : bepaling en indeling van het vuil in vier groepen :
_ pigmentvuil;
_ vet;
_ in water oplosbaar vuil;
_ vlekken.
pigmentvuil :
_ soorten;
_ hun aanhechting aan weefsels (mechanische hechting, in vet omhuld, electrostatische aantrekking, moleculaire aantrekking).
_ vet :
_ soorten (niet verzeepbaar vet, verzeepbaar vet);
_ hechting aan weefsels, bijzonder geval voor synthetische vezels, geoxydeerd vet.
vlekken :
_ soorten;
_ hun hechting aan weefsels.
micro-organismen :
_ vernietiging van bacteriën en myceliums (schimmels) door de gewone was en door oxydatiemiddelen;
_ vernietiging van spoorelementen door de warmte.
2. Aanhechting van vuil : verband tussen de vuilverwijdering en :
_ aard van de vezel;
_ oppervlaktetoestand van de vezel;
_ weefselstructuur;
_ soort appret.
Betekenis van wateropslorpende en waterafstotende vezel, vetopslorpende en vetafstotende vezel.
3. Reinigen :
_ invloed van temperatuur op de vuilverwijdering;
_ invloed van de duur en de intensiteit van de mechanische beweging van wasmachines op de vuilverwijdering;
_ invloed van het soort oplosmiddel op vuilverwijdering;
_ bepaling van de keuze van het detergeermiddel volgens de aard van het vuil en de weefselsoort;
_ redepositie van vuil en middelen om ze te bestrijden;
_ aanvankelijke begrippen van oppervlaktespanning en interfaciale spanning, toepassing op zepen en andere detergenten, olie/water- en water/olie-emulsies;
_ begrippen van pH en de invloed ervan op de verwijdering van vuil en op de vezel zelf;
_ toepassing van bovengenoemde begrippen op de verwijdering van vet en pigmentvuil;
_ invloed van de relatieve vochtigheidsgraad op het reinigingseffect, de vormbestendigheid en de kreukvrijheid van de goederen;
_ invloed van reinigingsversterkers en hun effect volgens dosering;
_ invloed van filterpoeders :
_ kiezelgoer,
_ adsorberende stoffen : met silicaten, met actieve kool;
_ werking van oxydatiemiddelen en de optische azuragemiddelen op de witheid;
_ toepassing van de bovengenoemde begrippen op het verwijderen van vet en pigmentvuil.
4. Bleken :
_ betekenis van een oxydatie- en een reductiemiddel;
_ ontkleurende en desinfecterende werking van oxydatie- en reductiemiddelen;
_ werking van luchtzuurstof en van zuurstof uit oxydatiemiddelen op vuil, textielvezels en kleurstoffen.
Verschil tussen de werking van luchtzuurstof (moleculaire toestand) en atomaire zuurstof uit oxydatiemiddelen;
_ invloed van temperatuur, contacttijd, concentratie (vlotverhouding) en pH op het resultaat van de blekende werking;
_ chloorretentie bij gebruik van natriumhypochloriet; werking en gebruik van antichloormiddelen : natriumbisulfiet, natriummetabisulfiet en natriumhyposulfiet.
5. Appreteren :
_ bepaling van de verschillende apprets;
_ aard en invloed op de textielvezels van verschillende apprets, zoals :
_ greepverbeterende produkten;
_ waterafstotendmakende produkten;
_ onontvlambaarmakende produkten;
_ bacteriostatische produkten;
_ motechtmakende produkten;
_ kreukverhinderende apprets en hun chloorretentie.
6. Strijken :
_ bepaling en algemeenheden van het strijken;
_ invloed van de temperatuur, de uitgeoefende druk op het weefsel en de contacttijd;
_ de geschikte strijktemperatuur voor elk soort vezel.
E. Bedrijfshygiëne en -veiligheid
1. Voorzorgen om het overbrengen van pathogene kiemen te voorkomen bij het sorteren van wasgoed.
2. Gebruik van ontsmettingsmiddelen.
3. Giftigheid van sommige bleek-, azurage- en appreteermiddelen.
Gevoeligheid van de mens voor dergelijke produkten.
4. Voorzorgen om ongevallen te voorkomen bij het :
_ op gang brengen, regelen en onderhouden van de stoomketel;
_ gebruik van wasmachines, centrifuges, persen, mangels en strijkijzers.
5. Voorzorgen om :
_ verontreiniging van leidingwater te voorkomen;
_ verontreiniging van afvalwater te voorkomen;
6. Gevaren bij het gebruik van elektrische toestellen onder stroom.
7. Voorzorgen om ongevallen te voorkomen bij het behandelen van scheikundige produkten.
8. Eerste hulp bij ongevallen.
Art.5. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 8, § 1, van de wet van 15 december 1970, moeten worden geacht het bewijs van de kennis van bedrijfsbeheer te leveren, de houders van een van de akten opgesomd in artikel 6, a, van dezelfde wet of in artikel 32 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van die wet.
§ 2. (Onverminderd diezelfde bepalingen moeten worden geacht het bewijs van de beroepskennis te leveren, de houders van een van de volgende akten :
1° een diploma, een brevet of een eindgetuigschrift van een technische school of leergang of van een beroepsschool of -leergang van het lager secundair niveau dat betrekking heeft op de droogkuis;
2° een diploma, een brevet of een eindgetuigschrift van de afdeling verfkunde van een technische school of leergang of van een beroepsschool of -leergang van het lager secundair niveau;
3° een diploma, een brevet of een eindgetuigschrift van de afdeling "textielreiniging" of van een van de afdelingen "scheikunde" van een technische school of leergang of van een beroepsschool of -leergang van het hoger secundair niveau;
4° een diploma, een brevet of een eindgetuigschrift van een technische school of leergang, van een beroepsschool of -leergang van het hoger secundair niveau, dat betrekking heeft op de textiel of de textielnijverheid;
5° een getuigschrift van leertijd voor "chemisch reiniger-verver" of "chemisch reiniger", geviseerd door de Minister die de voortdurende vorming van de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft;
6° een diploma van technisch of industrieel ingenieur of van gegradueerde in de textielchemie en -veredeling, in de industriële scheikunde, in de scheikunde, in de textiel, in de textielnijverheid of in de ververij;
7° een diploma van burgerlijk ingenieur;
8° een getuigschrift waaruit blijkt dat aan een examen over de in artikel 4, 2°, van dit besluit opgesomde beroepskennis werd voldaan voor een centrale examencommissie waarvan de leden zijn benoemd door de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft;
9° een getuigschrift dat gelijkwaardig is aan een van de hierboven vermelde akten en afgegeven door een examencommissie van de Staat.
Evenwel zullen deze akten, met uitzondering van die vermeld onder 6° en 7°, slechts in aanmerking worden genomen voor zover de houder ervan tijdens de studies bekrachtigd door een van deze akten, een praktische leertijd van twee jaar heeft doorgemaakt.
Het leerjaar kan slechts in aanmerking worden genomen voor zover het ten minste honderd zestig uren werkelijke praktijk omvat.
De leertijd kan eveneens worden doorgemaakt bij een in het beroep van droogkuiser-verver gevestigd patroon, in een openbare dienst of onderneming waar de betrokken werkzaamheden voor de eigen noden van de dienst of van de onderneming worden uitgeoefend.
De duur van de praktische leertijd wordt evenwel met één jaar verminderd voor de personen die de beroepskennis vermeld in het koninklijk besluit tot reglementering van de beroepswerkzaamheid van "wasser" bewijzen.
Het bewijs van de leertijd moet worden geleverd door middel van een getuigschrift afgegeven door de afdeling van een technische of beroepsschool, door de technische of beroepsleergang of door het hoofd van de onderneming waar de leertijd is doorlopen.
De handtekening van het ondernemingshoofd moet worden gelegaliseerd door de burgemeester van de gemeente waar de leertijd werd verricht.
Indien dit getuigschrift niet kan worden voorgelegd, mag het bewijs dat de leertijd werd doorgemaakt, worden geleverd door elk ander rechtsmiddel.
In geen geval mag de praktische leertijd worden opgelegd aan personen die ouder zijn dan vijfendertig jaar op de dag waarop het bureau van de Kamer van Ambachten en Neringen of de Vestigingsraad beslist het vestigingsgetuigschrift toe te kennen.) <KB 22-03-1983, art. 1>
§ 3. Moeten eveneens worden geacht het bewijs van de kennis van bedrijfsbeheer te leveren, zij die doen blijken van een handels- of ambachtspraktijk beoefend naar de modaliteiten en onder de voorwaarden bepaald bij artikel 6, b of c, van de wet van 15 december 1970 en bij de artikelen 34, 35 of 36 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971.
§ 4. (Moeten eveneens worden geacht het bewijs van de beroepskennis te leveren, zij die bewijzen gedurende ten minste vijf jaar :
a) hetzij als ondernemingshoofd één of meer in artikel 2 van dit besluit beoogde werkzaamheden te hebben uitgeoefend of, zonder door een dienstcontract te zijn gebonden, het dagelijks beheer van een onderneming of een inrichting waar die werkzaamheden werden uitgeoefend, te hebben waargenomen;
b) hetzij aan de uitoefening van één of meer van dezelfde werkzaamheden te hebben deelgenomen als bediende, als helper van een ondernemingshoofd of als werkman tewerkgesteld in de bedoelde werkzaamheid.
Om in aanmerking te kunnen worden genomen moet de werkzaamheid uitgeoefend zijn in de loop van de tien jaar die de aanvraag om getuigschrift voorafgaan.
Indien zij ononderbroken werd uitgeoefend mag zij een aanvang hebben genomen buiten deze periode, op voorwaarde dat zij tot een einde komt in de loop daarvan.
De ondernemingshoofden kunnen op hun beroepswerkzaamheid slechts aanspraak maken voor zover zij in het handelsregister waren ingeschreven gedurende de gehele periode bepaald in het eerste lid van deze paragraaf.
Wanneer zij overeenkomstig de wetten betreffende het handelsregister, gecoördineerd op 20 juli 1964, werden ingeschreven, dient de inschrijving de rubrieken te vermelden die met de vereiste werkzaamheid of werkzaamheden overeenstemmen.
In geen geval mag een werkzaamheid in aanmerking genomen worden die verricht werd door een persoon onder de zestien jaar.
Het bewijs van deze werkzaamheid moet worden geleverd door middel van de stukken bedoeld bij de artikelen 34, § 2, 35, § 2, of 36, § 2, van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van de wet van 15 december 1970 tot uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, voor zover deze stukken de aard van de bewuste werkzaamheid aanduiden.
Wordt die nauwkeurige aanduiding niet gegeven, dan kan het aanvullend bewijs van de overeenstemming van de werkzaamheid worden geleverd door enig ander middel, met inbegrip van getuigenverklaringen voor zover die uitgaan ofwel van een openbare instelling of van een instelling van openbaar nut die het bevestigde feit op een vóór de aanvraag gelegen tijdstip en bij de uitvoering van haar eigen taak heeft vastgesteld ofwel, in voorkomend geval, van een werkgever van de aanvrager.) <KB 22-03-1983, art. 2>
Art.6. Van ieder getuigschrift zijn vrijgesteld, de natuurlijke en rechtspersonen die bij de bekendmaking van dit besluit waren ingeschreven overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 gecoördineerde wetten op het handelsregister.
De inschrijving dient als handelsbedrijvigheid de rubriek "Werkhuis voor het verven, het ontvetten, de nieuwstrijk en de droogwas", opgenomen onder § 10, 3°, van de bijlage van het koninklijk besluit van 31 augustus 1964, te vermelden.
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 8. Onze Minister van Landbouw en Middenstand wordt belast met de uitvoering van dit besluit.