7 APRIL 2023. - Koninklijk besluit tot aanpassing aan de welvaart van bepaalde uitkeringen in de regeling voor werknemers(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-04-2023 en tekstbijwerking tot 22-12-2023)
HOOFDSTUK 1. - Aanpassing van de verhogingscoëfficiënt van loonplafond
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Aanpassing van het gewaarborgd minimumpensioen voor een volledige loopbaan
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Aanpassing van het gewaarborgd minimumpensioen voor een onvolledige loopbaan
Art. 4-5
HOOFDSTUK 4. - Aanpassing van het minimumrecht per loopbaanjaar
Art. 6
HOOFDSTUK 5. - Aanpassing van sommige pensioenen
Art. 7
HOOFDSTUK 6. - Aanpassing van het vakantiegeld
Art. 8
HOOFDSTUK 7. - Aanpassing van de inkomensgarantie voor ouderen
Art. 9
HOOFDSTUK 8. - Opheffingsbepalingen
Art. 10
HOOFDSTUK 9. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 11
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art. 12-13
1967102410 1967122103 1980080802 1981000209 1997022010 2001022201 2021203983 2021204256
HOOFDSTUK 1. - Aanpassing van de verhogingscoëfficiënt van loonplafond
Artikel 1.
<Opgeheven bij W 2023-12-11/12, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 2. - Aanpassing van het gewaarborgd minimumpensioen voor een volledige loopbaan
Art.2.De bedragen van 14.654,58 euro en van 11.727,37 euro bedoeld in artikel 152, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 2021, worden respectievelijk vervangen:
1° door de bedragen van 14.947,70 euro en 11.961,93 euro met ingang van 1 juli 2023;
2° [1 ...]1
----------
(1)<KB 2023-09-15/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.3.Het bedrag van 11.570,64 euro bedoeld in artikel 153, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 2021, wordt vervangen :
1° door de bedragen van 11.802,08 euro met ingang van 1 juli 2023;
2° [1 ...]1
----------
(1)<KB 2023-09-15/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 3. - Aanpassing van het gewaarborgd minimumpensioen voor een onvolledige loopbaan
Art.4.De bedragen van 14.962,33 euro en van 11.973,64 euro bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake de pensioenen van de sociale sector, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 2021, worden respectievelijk vervangen :
1° door de bedragen van 15.261,61 euro en 12.213,12 euro met ingang van 1 juli 2023;
2° [1 ...]1
----------
(1)<KB 2023-09-15/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.5.Het bedrag van 11.813,62 euro bedoeld in artikel 34, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 2021, wordt vervangen :
1° door het bedrag van 12.049,92 euro met ingang van 1 juli 2023;
2° [1 ...]1
----------
(1)<KB 2023-09-15/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 4. - Aanpassing van het minimumrecht per loopbaanjaar
Art.6. § 1. Het bedrag van de 18.450,12 euro bedoeld in artikel 8, § 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 2021, wordt vervangen door het bedrag van 18.819,12 euro.
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op de pensioenen en de overgangsuitkeringen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2024 ingaan.
§ 2. De bedragen van 15.745,23 euro en van 12.596,17 euro bedoeld in artikel 8, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 2021, worden respectievelijk vervangen door de bedragen van 16.441,83 euro en 13.153,46 euro met ingang van 1 januari 2024 voor de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2024 ingaan.
HOOFDSTUK 5. - Aanpassing van sommige pensioenen
Art.7. Met uitsluiting van de pensioenen bedoeld in de artikelen 152 en 153 van de wet van 8 augustus 1980, van de pensioenen bedoeld in de artikelen 33, eerste lid en 34, eerste lid van de herstelwet van 10 februari 1981, van de pensioenen bedoeld in artikel 7, § § 1 en 2, van het koninklijk besluit van 14 februari 2003 tot vaststelling van het gewaarborgd minimumpensioen voor werknemers, opgeheven bij het koninklijk besluit van 28 september 2006 tot uitvoering van de artikelen 33, 33bis, 34 en 34bis van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake pensioenen van de sociale sector, maar waarvan de bepalingen van toepassing blijven op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten laatste op 1 september 2006 zijn ingegaan en van de pensioenen bedoeld in artikel 7, § § 1 en 2, van het koninklijk besluit van 28 september 2006 tot uitvoering van de artikelen 33, 33bis, 34 en 34bis van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake pensioenen van de sociale sector, worden de pensioenen in de werknemersregeling die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten laatste op 1 december 2007 zijn ingegaan verhoogd met 1,2 % op 1 juli 2023.
HOOFDSTUK 6. - Aanpassing van het vakantiegeld
Art.8. De bedragen van 205,70 euro, 123,36 euro, 806,25 euro en 645,00 euro bedoeld in artikel 56, § 3, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 2021, worden respectievelijk vervangen:
1° met ingang van 1 mei 2023, door de bedragen van 213,52 euro, 128,05 euro, 836,89 euro en 669,51 euro;
2° met ingang van 1 mei 2024, door de bedragen van 218,96 euro, 131,32 euro, 858,23 euro en 686,58 euro.
De verhogingscoëfficiënt van 1,38230338 bedoeld in artikel 56, § 5, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 2021, wordt vervangen:
1° met ingang van 1 mei 2023 door de verhogingscoëfficiënt van 1,43483091.
2° met ingang van 1 mei 2024 door de verhogingscoëfficiënt van 1,47141910.
HOOFDSTUK 7. - Aanpassing van de inkomensgarantie voor ouderen
Art.9.Het bedrag van 7.119,75 euro bedoeld in artikel 6, § 1, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen, vervangen bij de wet van 8 december 2013 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 2021, wordt vervangen :
1° door het bedrag van 7.261,90 euro met ingang van 1 juli 2023;
2° [1 ...]1
----------
(1)<KB 2023-09-15/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 8. - Opheffingsbepalingen
Art.10. Opgeheven worden :
1° artikel 1, 4°, artikel 2, 4°, artikel 3, 4°, artikel 4, 4°, artikel 5, 3° en artikel 8, 4°, van het koninklijk besluit van 6 augustus 2021 besluit tot aanpassing aan de welvaart van bepaalde uitkeringen in de regeling voor werknemers;
2° artikel 1, eerste lid, 4°, van het koninklijk besluit van 29 augustus 2021 tot aanpassing aan de welvaart van het loonplafond.
HOOFDSTUK 9. - Gemeenschappelijke bepaling
Art.11. Wanneer het een overlevingspensioen betreft, is het in aanmerking te nemen ingangsjaar het jaar waarin het rustpensioen van de overleden echtgenoot daadwerkelijk en voor de eerste maal is ingegaan wanneer deze op het ogenblik van zijn overlijden dit pensioen genoot.
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2023, met uitzondering van :
1° artikel 8, eerste lid, 1° en tweede lid, 1° dat in werking treedt op 1 mei 2023;
2° artikelen 1 en 6 die in werking treden op 1 januari 2024;
3° artikel 8, eerste lid, 2° en tweede lid, 2° dat in werking treedt op 1 mei 2024.
Art. 13. De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.