Details





Titel:

22 DECEMBER 2016. - Waalse wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling - Reglementair deel(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-04-2017 en tekstbijwerking tot 29-04-2024)



Inhoudstafel:


Art. R.0.1-1
Art. R.0.1-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.0.1-2
Art. R.0.1-2 Duitstalige gemeenschap
Boek 1. - Algemene bepalingen
Enige titel - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK I. - Doelstellingen en middelen
Art. R.I.2-1
Art. R.I.2-1 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK II. - Delegaties vanwege de Regering
Art. R.I.3-1
Art. R.I.3-1 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK III. - Commissies
Afdeling 1. - Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. R.I.5-1
Art. R.I.5-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5.-2
Art. R.I.5.-2 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5-3
Art. R.I.5-3 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5.-4
Art. R.I.5.-4 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5-5
Art. R.I.5-5 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5-6
Art. R.I.5-6 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5-7
Art. R.I.5-7 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2. - Adviescommissie over de beroepen
Art. R-I.6-1
Art. R.I.6-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.6-2
Art. R.I.6-2 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.6-3
Art. R.I.6-3 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.6-4
Art. R.I.6-4 Duitstalige gemeenschap
Art. R-I.6-5
Art. R.I.6-5 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. R.I.10-1-R.I.10-5
Art. R.I.10-5 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK IV. - Erkenningen
Art. R.I.11-1-R.I.11-2
Art. R.I.11-2 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-3
Art. R.I.11-3 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-4
Art. R.I.11-4 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-5
Art. R.I.11-5 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-6-R.I.11-7
Art. R.I.11-7 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-8
HOOFDSTUK V. - Subsidies
Afdeling 1. - Subsidies voor de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan
Art. R.I.12-1
Art. R.I.12-1 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2. - Subsidies voor de opmaak of de herziening van een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw
Art. R.I.12-2
Art. R.I.12-2 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Subsidies voor de opmaak van een milieueffectenrapport in verband met een ontwerp van herziening van het gewestplan, een (meer-) gemeentelijk ontwikkelingsplan of een lokaal beleidsontwikkelingsplan
Art. R.I.12-3
Art. R.I.12-3 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 4. - " Maisons de l'urbanisme ", " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en " Maison des plus beaux villages de Wallonie "
Art. R.I.12-4
Art. R.I.12-4 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.12-5
Art. R.I.12-5 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 5. - Subsidies voor de werking en de vorming van de gemeentelijke commissie en voor de vorming van haar leden en het betrokken gemeentepersoneel
Art. R.I.12-6
Art. R.I.12-6 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 6. - Subsidies voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw
Art. R.I.12-7
Art. R.I.12-7 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 7. [1 - Subsidie met betrekking tot de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling]1
Art. R.I.12-8
Art. R.I.12-8 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK VI. - Nadere regels voor verzendingen en het berekenen van termijnen
Art. R.I.13-1
HOOFDSTUK VII. - Overgangsrecht
Afdeling 1. - Commissies
Afdeling 2. - Erkenningen
Afdeling 3. - Toelagen
Boek 2. - Planificatie
Titel 1. - Ontwikkelingsplannen
HOOFDSTUK I. - Ruimtelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1. - Begripsomschrijving en inhoud
Afdeling 2. - Procedure
Afdeling 3. - Herziening
HOOFDSTUK II. - Meergemeentelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1-. Begripsomschrijving en inhoud
Afdeling 2. - Procedure
Afdeling 3. - Herziening
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Algemeen
Afdeling 2. - Begripsomschrijving en inhoud
Onderafdeling 1. - Gemeentelijk ontwikkelingsplan
Onderafdeling 2. - Lokaal beleidsontwikkelingsplan
Afdeling 3. - Procedure
Afdeling 4. - Herziening
HOOFDSTUK IV. - Opvolging van de milieueffecten
HOOFDSTUK V. - Opheffing
HOOFDSTUK VI. - Juridische gevolgen en hiërarchie
Afdeling 1. - Rechtsgevolgen
Afdeling 2. - Hiërarchie
Titel 2. - Gewestplannen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Afdeling 1. - Algemeen
Onderafdeling 1. - Verkeersnetten en leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen
Art. R.II.21-1
Art. R.II.21-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.21-2-R.II.21-3
Art. R.II.21-3 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.21-4
Onderafdeling 2. - Doelstellingen en effecten van de beschermingsomtrekken
Art. R.II.21-5-R.II.21-9
Onderafdeling 3. - Grafische weergave van het gewestplan
Art. R.II.21-10
Afdeling 2. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Art. R.II.23-1
Art. R II.23-1.Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 1. - Gebieden van aanhorigheden van ontginningen
Art. R.II.33-1-R.II.33-2
Onderafdeling 2. - Landbouwgebieden
Art. R.II.36-1-R.II-36-4
Art. .Duitstalige gemeenschap..
Art. R.II-36-6-R.II.36-9
Art. R II.36-9.Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.36-10-R.II.36-11
Art. R II.36-11.Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.36-12
Onderafdeling 3. - Bosgebieden
Art. R.II.37-1-R.II.37-11
Art. R.II.37-11 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.37-12-R.II.37-14
Onderafdeling 4. - Lijst van de handelingen en werken die uitgevoerd mogen worden in een parkgebied, zoals bedoeld in artikel D.II.40
Art. R.II.40-1
Onderafdeling 5. - Uitvoering van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen wordt zoals bedoeld in artikel D.II.42, § 2
Art. R.II.42-1
Afdeling 3. - Tracé van de hoofdinfrastructuren
HOOFDSTUK III. - Procedure
Afdeling 1. - Inhoud van het basisdossier
Afdeling 2. - Op de herziening toepasselijke principes
Art. R.II.45-1-R.II.45-4
Art. R.II.45-4 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Gewone herzieningen
Onderafdeling 1. - Herzieningen op initiatief van de Regering
Onderafdeling 2. - Herzieningen op initiatief van de gemeente
Art. R.II.47
Art. R.II.47 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 3. - Herziening op initiatief van een privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon
Art. R.II.48
Art. R.II.48 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 4. - Gemeenrechtelijke procedure
Art. R.II.49-1
Art. R.II.49-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.49-2
Art. R.II.49-2 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.50-1
Art. R.II.50-1 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 4-. Versnelde herzieningen
Onderafdeling 1. [1 - Procedure voor de herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gewestelijk belang zonder compensatie]1
Art. R.II.51-1
Art. R.II.51-1 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang zonder compensatie of herziening van een gewestplan waarvoor geen compensatie vereist is
Art. R.II.52-1
Art. R.II.52-1 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 5. - Opmakingsprocedure
HOOFDSTUK IV. - Gezamenlijke procedure plan-vergunningen
HOOFDSTUK V. - Juridische gevolgen
Afdeling 1. - Algemeen
Titel 3. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Gemeentelijk structuurplan
Afdeling 2. - Stedenbouwkundig en leefmilieuverslag
HOOFDSTUK III. - Plannen van aanleg
Afdeling 1. - Gewestplan
Onderafdeling 1. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Onderafdeling 2. - Procedure
Afdeling 2. - Gemeentelijk plan van aanleg
Onderafdeling 1. - Juridische draagwijdte
Art. R.II.66-1
Art. R.II.66-1 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Procedure
HOOFDSTUK IV. - Andere plannen en schema's
Boek 3. - Handleidingen voor stedenbouw
Titel 1. - Gewestelijke handleiding voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. R.III.3-1
Titel 2. - de gemeentelijke handleiding voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
HOOFDSTUK III. - Procedure
Titel 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
HOOFDSTUK I. - Herziening en opheffing
HOOFDSTUK II. - Juridische gevolgen
HOOFDSTUK III. - Hiërarchie
Afdeling 1. - Het verband tussen de gewestelijke handleiding en de gemeentelijke handleiding
Afdeling 2. - Het verband tussen de ontwikkelingsplannen en de handleidingen
Titel 4. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
Boek 4. - Stedenbouwkundige vergunningen en attesten
Titel 1. - Algemeen
HOOFDSTUK I. - Begrippen
Art. R.IV.1-1
Art. R.IV.1-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.1-2
HOOFDSTUK II. - Handelingen die onderworpen zijn aan een bebouwingsvergunning
HOOFDSTUK III. - Handelingen en werken onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning
Art. R.IV.4-1
Art. R IV.4-1.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-2-R.IV.4-4
Art. R IV.4-4.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-5
Art. R IV.4-5.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-6
Art. R IV.4-6.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-7-R.IV.4-8
Art. R IV.4-8.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-9
Art. R.IV.4-9 Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-10
Art. R.IV.4-10 Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-11
Art. R.IV.4-11 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK IV. - Afwijkingen en verschillen
Afdeling 1. - Verschillen
Afdeling 2. - Afwijkingen
Titel 2. - Procedure
HOOFDSTUK I. - Bevoegde overheden
Afdeling 1. - Gemeentecollege
Onderafdeling 1. - Algemeen
Onderafdeling 2. - Vergunning
Onderafdeling 3. - Stedenbouwkundige attesten
Afdeling 2. - Gemachtigde ambtenaar
Afdeling 2 Duitstalige gemeenschap.Onderafdeling 1. - VergunningArt. R.IV.22-1Art. R.IV.22-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.22-2Art. R.IV.22-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.22-3Onderafdeling 2. - Stedenbouwkundig attestAfdeling 3. - RegeringAfdeling 3 Duitstalige gemeenschap. Art. R.IV.25-1HOOFDSTUK II. - AanvraagdossiersAfdeling 1. - VergunningsaanvraagdossierArt. R.IV.26-1Art. R IV.26-1.Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.26-2Art. R.IV.26-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.26-3Art. R.IV.26-3 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.28-1-R.IV.28-2Afdeling 2. - Aanvraagdossier voor een stedenbouwkundig attestArt. R.IV.30-1-R.IV.30-2Art. R.IV.30-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.30-3HOOFDSTUK III. - ProjectvergaderingHOOFDSTUK IV. - Indiening van de aanvraagAfdeling 1. - AlgemeenArt. R.IV.32-1Art. R.IV.32-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.34-1Art. R.IV.34-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - RaadplegingenArt. R.IV.35-1Art. R.IV.35-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VI. - Aanvullende formaliteitenAfdeling 1. - Bijzondere bekendmakingmaatregelenOnderafdeling 1. - Aanvragen onderworpen aan een openbaar onderzoekArt. R.IV.40-1Art. R.IV.40-1 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - Aanvragen onderworpen aan een project aankondigingArt. R.IV.40-2Afdeling 2. - Opening en wijziging van gemeentewegenAfdeling 3. - Wijziging van de vergunningsaanvraag in de loop van de procedureAfdeling 4. - Voorafgaandelijk verkrijgen van een erfgoedcertificaatAfdeling 5. - Recreatieve logiesOnderafdeling 1. - AlgemeenArt. R.IV.45-1Afdeling 2. - Voorwaarden voor de vestiging van een vakantiedorpArt. R.IV.45-2Onderafdeling 3. - Vergunningsaanvraagdossier voor een vakantiedorpArt. R.IV.45-3Onderafdeling 4. - Inrichtings- en bebouwingsvoorwaarden voor weekendverblijfparkenArt. R.IV.45-4Onderafdeling 5. - Vergunningsaanvraagdossier voor een weekendverblijfparkArt. R.IV.45-5HOOFDSTUK VII. - Beslissingen over aanvragen van vergunningen en stedenbouwkundige attestenAfdeling 1. - TermijnOnderafdeling 1. - Beslissing van het gemeentecollegeOnderafdeling 2. - Beslissing van de gemachtigd ambtenaar of van de RegeringOnderafdeling 2 Duitstalige gemeenschap. - Beslissing [1 ...]1 van de RegeringOnderafdeling 3. - Beslissing van het ParlementOnderafdeling 4. - Aflevering van het stedenbouwkundig attest nr. 1Afdeling 2. - Inhoud van de beslissingOnderafdeling 1. - AlgemeenOnderafdeling 2. - Stedenbouwkundige lastenArt. R.IV.54-1-R.IV.54-3Onderafdeling 3. - Motieven in verband met het bouwrijp maken van grondenOnderafdeling 4. - Motieven in verband met de bescherming van de personen, de goederen of het leefmilieuOnderafdeling 5. - Motieven in verband met de lopende planologieAfdeling 3. - Diverse bepalingenOnderafdeling 1. - Volgorde van de werkenArt. R.IV.59-1Onderafdeling 2. - Financiële garantiesAfdeling 4. - Beslissingen over aanvragen van stedenbouwkundige attesten nr. 2HOOFDSTUK VIII. - Toezicht van de gemachtigd ambtenaar op de vergunningen en attestenHOOFDSTUK VIII. Duitstalige gemeenschap. - Toezicht [1 van de Regering]1 op de vergunningen en attestenHOOFDSTUK IX. - BeroepenAfdeling 1. - BeroepsgerechtigdenAfdeling 2. - ProcedureArt. R.IV.66-1Art. R.IV.66-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.66-1bis, R.IV.66-1/1, R.IV.66-2Art. R.IV.66-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.66-3Afdeling 3. - BeslissingHOOFDSTUK X. - Formaliteiten ter afronding van het beslissingsstadiumAfdeling 1. - Aanplakking van de vergunningAfdeling 2. - Kennisgeving van de aanvang van de werkenAfdeling 3. - Aanwijzing van de plaats van vestiging van nieuwbouwAfdeling 4. - Aanmelding van voltooiing van de werkenAfdeling 4. Duitstalige gemeenschap. - Conformiteitsplannen en conformiteitsverklaring na voltooiing van de werkenArt. R.IV.73-1-R.IV.73-1.2Afdeling 5. - Vaststelling van de uitvoering van de stedenbouwkundige voorwaarden of lasten en tienjarige verantwoordelijkheidAfdeling 6. - BekendmakingTitel 3. - Effecten van de vergunningHOOFDSTUK I. - AlgemeenHOOFDSTUK II. - Vergunningen met beperkte duurHOOFDSTUK III. - Vervallen van vergunningenAfdeling 1. - Vervallen van de bebouwingsvergunningAfdeling 2. - Vervallen van de stedenbouwkundige vergunningenAfdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingenHOOFDSTUK G. IV - Opschorting van de vergunningHOOFDSTUK V. - Intrekking van de vergunningHOOFDSTUK VI. - Overdracht van de vergunningHOOFDSTUK VII. - Afzien van de vergunningHOOFDSTUK VIII. - Wijziging van de bebouwingsvergunningTitel 4. - Gevolgen van het stedenbouwkundig attestArt. R.IV.97-1Art. R.IV.97-1 Duitstalige gemeenschapTitel 5. - Verplichtingen tot informatieverstrekking over het administratieve statuut van de goederenHOOFDSTUK I. - Vermeldingen in akten van overdrachtHOOFDSTUK II. - Akte voorafgaand aan elke verdelingAfdeling 1. - Verdeling na toekenning van een vergunningAfdeling 2. - Niet-vergunningsplichtige verdelingHOOFDSTUK III. - Akte na de wijziging van de bebouwingsvergunningHOOFDSTUK IV. - Informatie over de overdracht van de vergunningenTitel 6. - Te verstrekken inlichtingenArt. R.IV.105-1Art. R.IV.105-1 Duitstalige gemeenschapTitel 7. - Vergunningen in verband met andere administratieve dienstenTitel 8. - OvergangsrechtHOOFDSTUK I. - ProcedureHOOFDSTUK II. - Juridische gevolgenAfdeling 1. - BebouwingsvergunningenOnderafdeling 1. - RechtsgeldigheidOnderafdeling 2. - VervalOnderafdeling 3. - WijzigingAfdeling 2. - Het vervallen van de stedenbouwkundige vergunningenBoek 5. - Operationele ruimtelijke ordening en stedenbouwTitel 1. - Te herontwikkelen bedrijfsruimtenHOOFDSTUK I. - AlgemeenArt. R.V.1-1Art. R.V.1-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.1-2Art. R.V.1-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.1-3-R.V.1-5Art. R.V.1-5 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - Procedure m.b.t. de aanneming van de omtrekArt. R.V.2-1Art. R.V.2-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.2-2Art. R.V.2-2 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - OnderzoekingenArt. R.V.3-1Art. R.V.3-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV. - VervreemdingArt. R.V.4-1Art. R.V.4-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - Instandhouding van de schoonheid van de landschappenHOOFDSTUK VI. - OvergangsrechtTitel 2. - sites bestemd voor herontwikkeling wat betreft de landschappen en het leefmilieuHOOFDSTUK I. - Sites bestemd voor herontwikkeling wat betreft de landschappen en het leefmilieuArt. R.V.7-1Art. R.V.7-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - OvergangsrechtTitel 3. - Stedelijke verkavelingsomtrekkenHOOFDSTUK I. - AlgemeenHOOFDSTUK II. - Procedure m.b.t. de aanneming van de omtrekArt. R.V.11-1HOOFDSTUK III. - OvergangsrechtTitel 4. - stadsheroplevingArt. R.V.13-1-R.V.13-3Art. R.V.13-3 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.13-4Art. R.V.13-4 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.13-5-R.V.13-6Art. R.V.13-6 Duitstalige gemeenschapTitel 5. - StadsvernieuwingTitel 6. - Bevoorrechte initiatiefgebiedenTitel 7. - Gezamenlijke procedure voor omtrekken en vergunningenArt. R.V.16-1Titel 8. - Fonds voor operationele inrichting en fonds voor de sanering van de te herontwikkelen locaties en locaties met te herontwikkelen landschappen en milieusTitel 9. - Financiële bepalingenHOOFDSTUK I. - BeginselAfdeling 1. - Subsidies toegekend aan de publiekrechtelijke personen voor de aankoop van goederen opgenomen in een herin te richten locatie en voor de voorafgaande studies of handelingen en werken uitgevoerd in een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatieOnderafdeling 1. - AlgemeenArt. R.V.19-1Art. R.V.19-1 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - AankopenArt. R.V.19-2Onderafdeling 3. - Studies en handelingen en herontwikkelings- en renovatiewerkenArt. R.V.19-3Art. R.V.19-3 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Subsidies aan de privaatrechtelijke personen voor de voorafgaande studies of handelingen en werken uitgevoerd in een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatie of locatie met herstel van landschap en leefmilieu overeenkomstig artikel D.V.19, 2°Art. R.V.19-4-R.V.19-5Art. R.V.19-5 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Subsidies aan de privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen voor de handelingen en werken uitgevoerd in een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatie of locatie met herstel van landschap en leefmilieu overeenkomstig artikel D.V.19, 3°Art. R.V.19-6-R.V.19-7Art. R.V.19-7 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.19-8Art. R.V.19-8 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.19-9Afdeling 4. - Subsidies voor de uiterlijke verfraaiing van de woongebouwenAfdeling 5. - Nadere regels voor de uitbetaling van de subsidiesArt. R.V.19-10-R.V.19-11Art. R.V.19-11 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.19-12HOOFDSTUK II. - OvergangsrechtBoek 6. - GrondbeleidTitel 1. - Onteigeningen en vergoedingenHOOFDSTUK I. - Goederen die onteigend zouden kunnen wordenHOOFDSTUK II. - Onteigenende overhedenHOOFDSTUK III. - Administratieve procedureHOOFDSTUK IV. - Gerechtelijke procedureHOOFDSTUK V. - Berekening van de vergoedingenHOOFDSTUK VI. - Onteigening op verzoek van een derdeHOOFDSTUK VII. - AankoopcomitéHOOFDSTUK VIII. - Verzaak aan de onteigeningHOOFDSTUK IX. - OvergangsrechtTitel 2. - VoorkooprechtHOOFDSTUK I. - ToepassingsgebiedAfdeling 1. - De omtrekken van voorkoopArt. R.VI.17-1Art. R.VI.17-1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Voorwerp van de voorkoopAfdeling 3. - Voorkoopgerechtigde overhedenAfdeling 4. - Akten die de voorkoopprocedure doen ontstaanAfdeling 5. - DuurtijdHOOFDSTUK II. - Procedure m.b.t. de aanneming van de omtrekkenHOOFDSTUK III. - VoorkoopprocedureAfdeling 1. - Verklaring van het voornemen tot vervreemdingArt. R.VI.25-1-R.VI.25-2Art. R.VI.25-2 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Overdracht van de verklaring van het voornemen tot vervreemdenAfdeling 3. - Beslissing van de voorkoopgerechtigdenAfdeling 4. - Verzaking aan de uitoefening van het recht van voorkoopArt. R.VI.29-1Art. R.VI.29-1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 5. - Voorkoop en betaling van de prijsHOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingenArt. R.VI.32-1-R.VI.32-2Art. R.VI.32-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.VI.32-3HOOFDSTUK V. - OvergangsrechtTitel 3. - ruilverkaveling en herverkavelingTitel 4. - stelsel van de minderwaarden en de winstenHOOFDSTUK 1. - Vergoeding van de minderwaardenAfdeling 1. - BeginselAfdeling 2. - Onverschuldigde vergoedingAfdeling 3. - Vermindering of weigering van de vergoedingAfdeling 4. - Ontstaan van het recht op de vergoedingAfdeling 5. - Berekening van de vergoedingAfdeling 6. - ProcedureAfdeling 7. - Uitvoering van de verplichting tot vergoedingAfdeling 8. - OvergangsrechtHOOFDSTUK II. - PlanwinstenstelselAfdeling 1. - Gewestelijke retributieOnderafdeling 1. - Grondslag, vrijstellingen en opschortingenArt. R.VI.50-1-R.VI.51-3Onderafdeling 2. - De retributieplichtigeOnderafdeling 3-. - Berekening van de retributieOnderafdeling 4-. - Register van de grondwinstenArt. R.VI.56-1-R.Onderafdeling 5. - Vestiging, inning, vordering, betaaltermijnen en beroepenArt. R.VI.57-1-R.VI.59-1Onderafdeling 6. - EvaluatieOnderafdeling 7. - OvergangsrechtArt. R.VI.62.1-1 DUITSTALIGEAfdeling 2. - Gemeentelijke retributiesBoek 7. - overtredingen en straffenHOOFDSTUK I. - Strafbare handelingenHOOFDSTUK II. - OvertredersHOOFDSTUK III. - Vaststelling van de overtredingenAfdeling 1. - Vaststellende beambtenArt. R.VII.3-1Art. R.VII.3-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.VII.3-2Art. R.VII.3-2 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Voorafgaande waarschuwing en het in overeenstemming brengenAfdeling 3. - Proces-verbaalArt. R.VII.5-1-R.VII.9-1Afdeling 3. - Verzoeken tot opheffen van het bevelAfdeling 4. - Aanvullende maatregelenHOOFDSTUK V. - Vervolging voor de correctionele rechtbankHOOFDSTUK VI. - Vergelijk en teruggavemaatregelenAfdeling 1. - Afwezigheid van vervolgingenAfdeling 2. - OverlegAfdeling 3. - Vergelijk en regularisatieOnderafdeling 1. - VergelijkArt. R.VII.19-1Art. R VII.19-1.Duitstalige gemeenschapArt. R.VII.19-2Art. R.VII.19-2 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - Regularisatievergunning ten gevolge van een proces-verbaal tot vaststellingAfdeling 4. -TeruggavemaatregelenHOOFDSTUK VII. - Vervolging voor de correctionele rechtbankHOOFDSTUK VIII. - Recht van derden en diverse bepalingenHOOFDSTUK IX. - OvergangsrechtBoek 8. - Inspraak en evaluatie van de gevolgen van de plannen en programma'sTitel 1. - Inspraak van het publiekHOOFDSTUK I. - Algemene bepalingenAfdeling 1. - Indeling van de plannen, omtrekken, ontwikkelingsplannen, leidraden, vergunningen en stedenbouwkundige attesten nr. 2Afdeling 2. - Algemene principes van de inspraakArt. R.VIII.4-1Art. R.VIII.4-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - Voorafgaandelijke informatievergaderingHOOFDSTUK III. - Project aankondigingArt. R.VIII.6-1HOOFDSTUK IV. - Openbaar onderzoekAfdeling 1. - Maatregelen inzake de algemene aankondiging van het openbaar onderzoekArt. R.VIII.7-1-R.VIII.8-1Art. R.VIII.8-1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Informatievergadering over het ruimtelijk ontwikkelingsplanArt. R.VIII.10-1Art. R.VIII.10-1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Maatregelen inzake de individuele aankondiging van het openbaar onderzoekArt. R.VIII.12-1-R.VIII.12-2Afdeling 4. - Bijkomende bekendmakingAfdeling 5. - Duur van het openbaar onderzoekAfdeling 6. - Modaliteiten van de toegang tot de informatie in het kader van het openbaar onderzoekArt. R.VIII.18-1Afdeling 7. - VervangingsbevoegdheidArt. R.VIII.21-1Art. R.VIII.21-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - Bekendmaking betreffende de beslissingTitel 2. - beoordeling van de effecten van de plannen en ontwikkelingsplannenHOOFDSTUK I. - DoelstellingenHOOFDSTUK II. - Systeem voor de beoordeling van de milieueffecten van de plannen en ontwikkelingsplannenArt. R.VIII.31-1Art. R.VIII.31-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.VIII.33-1Art. R.VIII.33-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.VIII.34-1-R.VIII.34-2Art. R.VIII.34-2 Duitstalige gemeenschapBIJLAGEN.Art. NArt. N Duitstalige gemeenschap



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Art. R.0.1-1. Voor het reglementair deel van het Wetboek wordt verstaan onder :
  1° de Minister : de Minister van Ruimtelijke Ordening;
  2° de Waalse Overheidsdienst : de diensten van de Waalse overheid;
  3° DGO3 : het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst;
  4° DGO4 : het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie van de Waalse Overheidsdienst;
  5° de Beleidsgroep : de beleidsgroep " Ruimtelijke Ordening ";
  6° de Adviescommissie : de Commissie van advies over de beroepen;
  7° de Gemeentelijke Commissie : de Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit;
  8° de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw : de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw bedoeld in artikel D.I.12.

Art. R.0.1-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Voor het reglementair deel van het Wetboek wordt verstaan onder :  1° de Minister : de Minister van Ruimtelijke Ordening;  2° de Waalse Overheidsdienst : de diensten van de Waalse overheid;  3° DGO3 : het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst;  4° [1 het departement: het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Ruimtelijke Ordening;]1  5° [1 de Adviesraad: de Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening;]1  6° de Adviescommissie : de Commissie van advies over de beroepen;  7° de Gemeentelijke Commissie : de Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit;  8° de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw : de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw bedoeld in artikel D.I.12.  [1 9° het erfgoeddecreet: het decreet van 23 juni 2008 betreffende de bescherming van monumenten, klein erfgoed, ensembles en historische cultuurlandschappen en betreffende de opgravingen;]1  [1 10° het Samenwerkingsakkoord: het Samenwerkingsakkoord van 14 november 2019 tussen het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de uitoefening van de bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening en bepaalde aanverwante materies.]1
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.0.1-2. [1 Naast de delegaties, bepaald in dit Wetboek, heeft de Minister van Ruimtelijke Ordening delegatie voor : de procedure tot goedkeuring van de uitwerking, de herziening en de opheffing van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan, een lokaal beleidsontwikkelingsplan, een gemeentelijke stedenbouwkundige handleiding, de oprichting en de hernieuwing van een gemeentelijke commissie, de afdelingen ervan en het huishoudelijk reglement ervan en alle dienovereenkomstige handelingen van het administratief toezicht die onder dit Wetboek vallen.
   De volgende taken worden eveneens gedelegeerd aan de Minister van Ruimtelijke Ordening : de procedure voor het opstellen, herzien en opheffen, met inbegrip van de beoordeling van de milieueffecten en de gevolgen daarvan voor een ander Gewest of een andere Staat, van een gewestplan op gemeentelijk initiatief of op initiatief van een privaatrechtelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, van een te herontwikkelen locatie, al dan niet opgenomen in de lijst van de locaties met te herontwikkelen landschappen en milieus, van een stedelijke verkavelingsomtrek, van een omtrek van voorkooprecht, van een ruilverkaveling en herverkaveling, alsmede het nemen van de individuele beslissingen zoals bedoeld in de boeken IV en VII.
   De Minister van Ruimtelijke Ordening is tevens bevoegd voor de gezamenlijke procedures, bedoeld in de artikelen D.II.54 en D.V.16, in de gevallen, bedoeld in het tweede lid.
   Wanneer de gewestelijke handleiding voor stedenbouw of een deel van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betrekking heeft op een deel van het gewestelijk grondgebied waarvan de Regering de grenzen heeft vastgesteld, is de Minister van Ruimtelijke Ordening bevoegd om het territoriaal toepassingsgebied van die handleiding of dat deel van de handleiding aan te nemen, te herzien of op te heffen zonder er de inhoud van te wijzigen.
   De Minister tot wiens bevoegdheden de stadsheropleving en de stadsvernieuwing behoren, is bevoegd voor de aanneming van de desbetreffende besluiten als bedoeld in boek V
   Voor alle in dit Wetboek bedoelde delegaties kan de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening, bij afwezigheid of verhindering van laatstgenoemde de Minister een andere Minister aanwijzen die bevoegd is om in diens naam en opdracht te tekenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. R.0.1-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 Naast de delegaties, bepaald in dit Wetboek, heeft de Minister van Ruimtelijke Ordening delegatie voor : de procedure tot goedkeuring van de uitwerking, de herziening en de opheffing van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan, een lokaal beleidsontwikkelingsplan, een gemeentelijke stedenbouwkundige handleiding, de oprichting en de hernieuwing van een gemeentelijke commissie, de afdelingen ervan en het huishoudelijk reglement ervan en alle dienovereenkomstige handelingen van het administratief toezicht die onder dit Wetboek vallen.   De volgende taken worden eveneens gedelegeerd aan de Minister van Ruimtelijke Ordening : de procedure voor het opstellen, herzien en opheffen, met inbegrip van de beoordeling van de milieueffecten en de gevolgen daarvan voor een ander Gewest of een andere Staat, van een gewestplan op gemeentelijk initiatief of op initiatief van een privaatrechtelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, van een te herontwikkelen locatie, al dan niet opgenomen in de lijst van de locaties met te herontwikkelen landschappen en milieus, van een stedelijke verkavelingsomtrek, van een omtrek van voorkooprecht, van een ruilverkaveling en herverkaveling, alsmede het nemen van de individuele beslissingen zoals bedoeld in de boeken IV en VII.   De Minister van Ruimtelijke Ordening is tevens bevoegd voor de gezamenlijke procedures, bedoeld in de artikelen D.II.54 en D.V.16, in de gevallen, bedoeld in het tweede lid.   Wanneer de gewestelijke handleiding voor stedenbouw of een deel van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betrekking heeft op een deel van [2 het Duitse taalgebied]2 waarvan de Regering de grenzen heeft vastgesteld, is de Minister van Ruimtelijke Ordening bevoegd om het territoriaal toepassingsgebied van die handleiding of dat deel van de handleiding aan te nemen, te herzien of op te heffen zonder er de inhoud van te wijzigen.   De Minister tot wiens bevoegdheden de stadsheropleving en de stadsvernieuwing behoren, is bevoegd voor de aanneming van de desbetreffende besluiten als bedoeld in boek V   Voor alle in dit Wetboek bedoelde delegaties kan de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening, bij afwezigheid of verhindering van laatstgenoemde de Minister een andere Minister aanwijzen die bevoegd is om in diens naam en opdracht te tekenen.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Boek 1. - Algemene bepalingen
Enige titel - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK I. - Doelstellingen en middelen
Art. R.I.2-1. Na het advies van de directeur van de betrokken buitendirectie(s) te hebben ingewonnen, dient de directeur-generaal van DGO4 het verslag bedoeld in artikel D.I.2, § 1, 2°, betreffende de opvolging van de significante effecten van de uitvoering van de gewestplannen en het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan op het leefmilieu, en de eventuele in te leiden corrigerende maatregelen in.

Art. R.I.2-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De Minister dient]1 het verslag bedoeld in artikel D.I.2, § 1, 2°, betreffende de opvolging van de significante effecten van de uitvoering van de gewestplannen en het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan op het leefmilieu, en de eventuele in te leiden corrigerende maatregelen in.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK II. - Delegaties vanwege de Regering
Art. R.I.3-1. § 1. De gemachtigde ambtenaren in de zin van artikel D.I.3 zijn :
  1° de directeur-generaal van DGO4;
  2° de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4;
  3° de directeurs van de buitendirecties van DGO4;
  4° bij afwezigheid van de directeur bedoeld in 3°, het staflid bekleed met de graad A5 van de betrokken buitendirectie of, bij ontstentenis, het personeelslid van niveau A met de hoogste graad of, bij gelijke graden, met de hoogste anciënniteit of, bij gelijke anciënniteit, het oudste personeelslid.
  Bij afwezigheid van het personeelslid bedoeld in lid 1, 4°, wijst de Minister een personeelslid van niveau A binnen DGO4 aan.
  § 2. Het grondgebied van het Waalse Gewest is onderverdeeld in acht ambtsgebieden waarin de bevoegdheden van een gemachtigd ambtenaar uitgeoefend worden volgens de onderverdeling bedoeld in bijlage 1. De ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 3°, oefenen elk in één van die acht ambtsgebieden de bevoegdheid van gemachtigd ambtenaar uit.
  De ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 1° en 2°, oefenen de bevoegdheid van gemachtigd ambtenaar uit op het gehele Waalse grondgebied.

Art. R.I.3-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK III. - Commissies
Afdeling 1. - Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. R.I.5-1. Samenstelling van de afdelingen.
  De afdeling " Gewestelijke Inrichting " van de Beleidsgroep telt twaalf zetels, waaronder vier zetels voor de sociale partners zoals vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Wallonië en acht zetels, verdeeld als volgt :
  1° één voor de vertegenwoordiger van de plaatselijke besturen;
  2° één voor de vertegenwoordiger van de milieuorganisaties;
  3° twee voor de vertegenwoordigers van de ontwikkelingsintercommunales;
  4° één voor de vertegenwoordiger van de steengroevensector;
  5° één voor de vertegenwoordiger van de verenigingen voor stedenbouwers;
  6° één voor de vertegenwoordiger van de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling;
  7° één voor de vertegenwoordiger van de landbouwsector.
  De afdeling " Operationele Inrichting " van de Beleidsgroep telt twaalf zetels, waaronder vier zetels voor de sociale partners zoals vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Wallonië en acht zetels, verdeeld als volgt :
  1° één voor de vertegenwoordiger van de plaatselijke besturen;
  2° één voor de vertegenwoordiger van de milieuorganisaties;
  3° twee voor de vertegenwoordiger van de huisvestingssector;
  4° één voor de vertegenwoordiger van de " Fondation rurale de Wallonie ";
  5° één voor de vertegenwoordiger van de stadsontwikkeling;
  6° twee voor de vertegenwoordigers van de architectenverenigingen.
  De ondervoorzitter nodigt de deskundigen uit op wie de afdeling een beroep wenst te doen overeenkomstig artikel 2, § 1, 20°, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisering van de raadgevende functie.

Art. R.I.5-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.I.5.-2.Opdrachten van de afdelingen.
  De afdeling " Gewestelijke Inrichting " van de Beleidsgroep bereidt de adviezen voor betreffende de instrumenten voor ruimtelijke ordening en stedenbouw of volgende handelingen :
  1° het gewestplan;
  2° de ontwikkelingsplannen;
  3° de handleidingen;
  4° de oprichting van natuurparken;
  5° het gewestelijk ontwikkelingsplan voor handelsvestigingen;
  6° de vergunningsaanvragen waarvoor een milieueffectenonderzoek vereist is.
  De afdeling " Operationele Inrichting " van de Beleidsgroep bereidt de adviezen voor betreffende de ontwerpen van ruimtelijke ordening en stedenbouw met een operationeel karakter, zoals volgt :
  1° de stadsvernieuwingen;
  2° de stadsheroplevingen;
  3° de herin te richten locaties;
  4° de locaties met herstel van landschap en leefmilieu;
  5° het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma.
  [1 6° het perspectief voor stedelijke ontwikkeling overeenkomstig de artikelen L3353-1 en L3353-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-02-28/18, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art. R.I.5.-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.I.5-3. Aanwijzing van de leden.
  Uitgezonderd voor de voorzitter en de ondervoorzitters benoemt de Regering, voor elk in te vullen mandaat, de leden van de Beleidsgroep en hun plaatsvervangers op basis van lijsten met minstens twee kandidaten gewone leden en twee plaatsvervangende leden. De lijsten worden voorgedragen door de instellingen, organisaties, federaties, sectoren of verenigingen bedoeld in artikel D.I.5.

Art. R.I.5-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.I.5.-4. Bureau.
  Het bureau organiseert de werkzaamheden van de Beleidsgroep. Het bureau gaat de motivering na van de adviezen, voorgelegd door een afdeling, vervolledigt ze in voorkomend geval, coördineert de adviezen, voorgelegd door beide afdelingen, en leidt het secretariaat.
  Het bureau kan elk vraagstuk, behandeld door de afdelingen, te berde brengen. Wanneer het bureau vergissingen in de vorm of de beoordeling of de onmogelijkheid tot coördinatie van de adviezen vaststelt, stuurt het de adviezen naar de betrokken afdeling(en) om het dossier te laten heronderzoeken.

Art. R.I.5.-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.I.5-5. Voorzitterschap en ondervoorzitterschap.
  De voorzitter leidt de werkzaamheden van het bureau. Elke ondervoorzitter leidt de werkzaamheden van zijn afdeling.
  De voorzitter ondertekent de adviezen en de verslagen van de Beleidsgroep.
  Bij afwezigheid of verhindering wordt de voorzitter vervangen door de ondervoorzitter, aangewezen door het bureau.

Art. R.I.5-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.I.5-6. Secretariaat.
  De Sociaal-Economische Raad van Wallonië verzorgt het secretariaat van de Beleidsgroep en bezorgt het de menselijke en materiële middelen voor de goede werking ervan.
  Een lid van het secretariaat woont de vergaderingen van de Beleidsgroep, van de afdelingen en van het bureau bij en neemt er de functie van verslaggever waar. Genoemd lid stelt de adviezen en de notulen van de besprekingen die in de vergadering plaatsvonden, op.

Art. R.I.5-6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.I.5-7. Beraadslaging van de afdelingen en van het bureau.
  § 1.De ondervoorzitter en de leden van de afdelingen hebben stemrecht. Bij stemmengelijkheid weegt de stem van de ondervoorzitter door.
  Wanneer minstens één vierde van de aanwezige leden tegen het advies van de meerderheid gekant is, wordt het advies aangevuld met een nota waarin melding wordt gemaakt van de afwijkende mening.
  Het advies van de afdeling wordt ondertekend door de ondervoorzitter of diens plaatsvervanger en door de bestendige secretaris of, bij afwezigheid, door de adjunct-secretaris.
  § 2. Elk lid van het bureau heeft raadgevende stem. Bij stemmengelijkheid weegt de stem van de voorzitter door. Het bureau richt de adviezen bij meerderheid van stemmen, overeenkomstig artikel R.I.5-4, opnieuw aan de betrokken afdeling(en).
  Het bij de stemmingen vastgesteld aanwezigheidsquorum wordt vastgelegd op de helft van de leden.
  Het stemmenquorum wordt vastlegd op de gewone meerderheid der aanwezige leden.

Art. R.I.5-7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Afdeling 2. - Adviescommissie over de beroepen
Art. R-I.6-1. Voorzitter.
  De voorzitter leidt de werkzaamheden van de Commissie. De voorzitter heeft geen stemrecht.
  Op de voordracht van de Minister benoemt de Regering de persoon die de voorzitter vervangt.

Art. R.I.6-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Voorzitter.  De voorzitter leidt de werkzaamheden van de Commissie. De voorzitter heeft geen stemrecht.  [1 De Regering wijst de persoon aan]1 die de voorzitter vervangt.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.I.6-2. Samenstelling.
  Uitgezonderd voor de voorzitter en zijn plaatsvervanger, benoemt de Regering de commissieleden en hun plaatsvervangers op grond van :
  1° een lijst van twaalf personen, voorgedragen door de Orde van de architecten, waaronder minstens vier Duitstaligen;
  2° een lijst van twaalf personen, voorgedragen door de "Chambre des Urbanistes de Belgique";
  3° een lijst van zes personen, voorgedragen door de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen van het Waalse Gewest.

Art. R.I.6-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   [1 Duur van het mandaat   Het mandaat van de commissieleden die door de Regering worden aangewezen, duurt hoogstens vijf jaar en kan worden verlengd.   Op verzoek kan de Regering het mandaat van een lid vroegtijdig beëindigen en een nieuw lid aanwijzen dat het mandaat van zijn voorganger voortzet.]1
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.I.6-3. Secretariaat.
  § 1. Het commissiesecretariaat bestaat uit een bestendige secretaris van niveau A, een adjunct-secretaris van niveau A en twee administratieve personeelsleden van niveau B of C.
  § 2. De opdracht van het secretariaat bestaat in :
  1° het voorbereiden van de vergaderingen en de werkzaamheden van de Commissie;
  2° het bijwonen van de hoorzittingen, het aanvullen van het dossier met stukken die ter hoorzitting zijn voorgelegd en het opstellen van een voorstel tot advies;
  3° het verzamelen van de algemene documentatie betreffende de werkzaamheden van de Commissie;
  4° het vervullen van iedere nuttige opdracht voor de goede werking van de Commissie.

Art. R.I.6-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Secretariaat.  § 1. [1 Het departement zorgt voor het secretariaat van de commissie.]1  § 2. De opdracht van het secretariaat bestaat in :  1° het voorbereiden van de vergaderingen en de werkzaamheden van de Commissie;  2° het bijwonen van de hoorzittingen, het aanvullen van het dossier met stukken die ter hoorzitting zijn voorgelegd en het opstellen van een voorstel tot advies;  3° het verzamelen van de algemene documentatie betreffende de werkzaamheden van de Commissie;  4° het vervullen van iedere nuttige opdracht voor de goede werking van de Commissie.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.I.6-4.Werking.
  De Commissie brengt een gemotiveerd advies uit in functie van het plaatsen van een merkteken en de eerste analyse van het onderzoek bedoeld in artikel D.IV.66, van de plaatselijke stedenbouwkundige omstandigheden, van de gegevens die tijdens de besprekingen in de hoorzitting naar voren zijn gekomen en de stukken die tijdens de hoorzitting bij het dossier zijn gevoegd.
  Bij stemmengelijkheid wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de beroepsindiener.
  Het advies van de Commissie wordt ondertekend door de voorzitter of diens plaatsvervanger en door de bestendige secretaris of, bij afwezigheid, door de adjunct-secretaris.
  [1 De Adviescommissie kan per video-call beraadslagen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2021-06-17/01, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  <BWG 2022-06-23/12, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. R.I.6-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Werking.  De Commissie brengt een gemotiveerd advies uit in functie van het plaatsen van een merkteken en de eerste analyse van het onderzoek bedoeld in artikel D.IV.66, van de plaatselijke stedenbouwkundige omstandigheden, van de gegevens die tijdens de besprekingen in de hoorzitting naar voren zijn gekomen en de stukken die tijdens de hoorzitting bij het dossier zijn gevoegd.  [1 De beslissingen over adviezen worden genomen bij meerderheid van stemmen, uitgebracht door de aanwezige leden.]1 Bij stemmengelijkheid wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de beroepsindiener.  Het advies van de Commissie wordt ondertekend door de voorzitter of diens plaatsvervanger en [1 door een vertegenwoordiger van het departement]1.  [1 Binnen twee maanden na de eerste vergadering neemt de Commissie een huishoudelijk reglement aan dat door de Regering moet worden goedgekeurd. Dat huishoudelijk reglement regelt de details van de werkwijze van de Commissie.]1  [1 Om haar taken te vervullen, kan de Commissie deskundigen op de vergaderingen uitnodigen. Ze nemen met raadgevende stem deel aan de vergaderingen.]1
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R-I.6-5.Aanwezigheidsgeld.
  De voorzitter van de Adviescommissie of diens plaatsvervanger krijgen 35 euro aanwezigheidsgeld per behandeld dossier [6 met een maximum van twaalf dossier per dag]6 evenals de voorziene vergoedingen voor reiskosten zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 16°, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviserende functie.
  De commissieleden krijgen 25 euro aanwezigheidsgeld per behandeld dossier [6 met een maximum van twaalf dossier per dag]6 evenals de voorziene vergoedingen voor reiskosten zoals bedoeld in artikel 2, § 1,16°, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviserende functie.
  ----------
  (1)<BWG 2020-04-30/13, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-05-2020>
  (2)<BWG 2020-04-30/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-05-2020>
  (3)<BWG 2020-12-18/10, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (4)<BWG 2020-12-18/10, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (5)<BWG 2021-06-17/01, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (6)<BWG 2022-06-23/12, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. R.I.6-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Aanwezigheidsgeld.  De voorzitter van de Adviescommissie of diens plaatsvervanger krijgen 35 euro aanwezigheidsgeld per behandeld dossier, met een minimum van 70 euro en een maximum van 210 euro per dag, evenals [1 de reisvergoeding bepaald in het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap]1.  De commissieleden krijgen 25 euro aanwezigheidsgeld per behandeld dossier, met een minimum van 50 euro en een maximum van 150 euro per dag, evenals [1 de reisvergoeding bepaald in het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap]1.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 3. - Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. R.I.10-1. Nadere samenstellingsregels.
  Naast de voorzitter bestaat de gemeentelijke commissie uit :
  1° acht gewone leden, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de gemeenteraad, voor een bevolking van minstens tienduizend inwoners;
  2° twaalf gewone leden, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de gemeenteraad, voor een bevolking tussen tien- en twintigduizend inwoners;
  3° zestien gewone leden, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de gemeenteraad, voor een bevolking van meer dan twintigduizend inwoners.
  Voor elk gewoon lid, gekozen uit de kandidatenlijst, kan de gemeenteraad één of meerdere plaatsvervangers aanwijzen die dezelfde belangen vertegenwoordigen als het gewone lid.

Art. R.I.10-2. Nadere regels voor de oproep tot het indienen van kandidaturen.
  § 1. Het gemeentecollege doet een publieke oproep tot het indienen van kandidaturen binnen de maand na de beslissing van de gemeenteraad om de gemeentelijke commissie op te richten of te vernieuwen.
  De publieke oproep wordt aangekondigd bij wijze van aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, via een bericht opgenomen in een kosteloos aan de bevolking verdeeld reclameblad en via een gemeentelijk infoblad, indien bestaand. De oproep wordt op de website van de gemeente, indien bestaand, bekendgemaakt. Het bericht stemt overeen met het model opgenomen in bijlage 2.
  § 2. De kandidaatstelling is persoonlijk; deze akte wordt in de vorm en binnen de termijn, zoals bepaald in de publieke oproep, ingediend. De kandidaat die een vereniging vertegenwoordigt, is erdoor gemandateerd. De kandidaat is woonachtig in de gemeente of de maatschappelijke zetel van de vereniging die de kandidaat vertegenwoordigt, is in de gemeente gelegen.
  In de akte van kandidaatstelling worden minstens de naam, voornaam, woonplaats, leeftijd, het geslacht en het beroep van de kandidaat vermeld. De kandidaat wijst op het belang of de belangen die hij wenst te vertegenwoordigen onder de maatschappelijke, economische, erfgoed-, leefmilieu-, energie- en mobiliteitsbelangen, en geeft aan welke motivaties hij ten opzichte van die belangen inroepen. Elke niet behoorlijk gemotiveerde kandidaatstelling is onontvankelijk.
  § 3. Als het gemeentecollege het aantal kandidaatstellingen die het bij de publieke oproep gekregen heeft, onvoldoende acht, wordt uiterlijk twee maanden na sluiten van de eerste oproep een aanvullende oproep gedaan.
  Die oproep loopt vanaf de datum, vastgesteld door het gemeentecollege. Voor die oproep zijn de bekendmakingsformaliteiten identiek aan de eerste oproep.

Art. R.I.10-3. Nadere aanwijzingsregels.
  § 1. Het gemeentecollege deelt de lijst van de ontvangen kandidaturen aan de gemeenteraad mee. De belangen worden bepaald in functie van de motiveringen die in de kandidaatstellingen vermeld worden. De ontvankelijke, maar niet in aanmerking genomen kandidaturen vormen de reserve. Tijdens de zitting waarin de gemeentelijke commissie wordt opgericht of vernieuwd en de voorzitter en de commissieleden aangewezen worden, neemt de gemeenteraad het huishoudelijk reglement van de gemeentelijke commissie aan. De beslissingen bedoeld in artikel D.I.9, lid 1, worden ter goedkeuring aan de Minister gericht.
  § 2. De gemeenteraad wijst een voorzitter aan, wiens ervaring en competenties gezaghebbend zijn ter zake van ruimtelijke ordening en stedenbouw.
  De voorzitter is noch een gewoon lid, noch een plaatsvervanger, noch een lid van de gemeenteraad. De voorzitter heeft geen plaatsvervanger.
  § 3. De evenredige vertegenwoordiging die in de gemeenteraad de verhouding tussen meerderheid en minderheid vastlegt, wordt eveneens in acht genomen voor de commissieleden die de gemeenteraad vertegenwoordigen. De gemeenteraadsleden van de meerderheid, enerzijds, en van de minderheid, anderzijds, wijzen elk hun vertegenwoordigers aan, zowel gewone als plaatsvervangende leden. De gemeenteraad kan van de evenredigheidsregel afwijken ten gunste van de minderheid.
  Deze beslissingen worden door de gemeenteraad goedgekeurd. Wordt er in de minderheid geen politieke overeenstemming bereikt, dan kan de vertegenwoordiging door de meerderheid overgenomen worden.
  § 4. De voorzitter en de leden mogen niet meer dan twee opeenvolgende uitvoerende mandaten uitoefenen.
  Het lid oefent een uitvoerend mandaat uit wanneer het als gewoon lid zetelt, of als plaatsvervangend lid dat het gewoon lid vervangt bij meer dan de helft van de jaarlijkse vergaderingen.
  § 5. Het lid of de leden van het gemeentecollege, bevoegd voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en mobiliteit, evenals de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw, ook als dit lid het secretariaat waarneemt, zetelen van ambtswege met raadgevende stem in de gemeentelijke commissie. Het gemeenteraadslid heeft als opdrachten advisering bij en voorbereiding van de adviezen van de gemeentelijke commissie.
  Elke ambtenaar die ruimtelijke ordenings-, stedenbouw- of mobiliteitsdossiers met betrekking tot de gemeente moet behandelen, kan geen lid zijn van de gemeentelijke commissie.

Art. R.I.10-4. Nadere regels voor wijzigingen in de loop van de ambtstermijn.
  § 1. Als het voorzittersmandaat openvalt, kiest de gemeenteraad een nieuwe voorzitter uit de leden van de gemeentelijke commissie.
  Als het mandaat van een gewoon lid openvalt, wordt het door zijn plaatsvervanger ingenomen.
  Als het mandaat van een plaatsvervangend lid openvalt, wijst de gemeenteraad een nieuw plaatsvervangend lid aan uit de kandidaten van de reserve die een gelijkwaardig belang behartigen.
  § 2. Wanneer de reserve uitgeput is of er geen enkel belang meer is vertegenwoordigd of wanneer een belang niet meer vertegenwoordigd is omdat geen enkele kandidatuur die betrokken belang behartigt in aanmerking is genomen, wordt de gemeentelijke commissie door de gemeenteraad gedeeltelijk vernieuwd.
  De nadere regels zoals bepaald voor de oprichting of de algehele vernieuwing van een gemeentelijke commissie zijn van toepassing.

Art. R.I.10-5.Nadere werkingsregels.
  § 1. Het gemeentecollege wijst onder het personeel van het gemeentebestuur de persoon aan, die het secretariaat van de commissie waarneemt. Deze hoedanigheid is onverenigbaar met de hoedanigheid van voorzitter of commissielid.
  De adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw verschaft de voorzitter en de commissieleden alle technische en wettelijke informatie nodig voor hun doeltreffende beraadslaging.
  § 2. De voorzitter en elk lid van de gemeentelijke commissie zijn verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens in de dossiers die zij ter kennis nemen, evenals van de besprekingen en stemmingen in de gemeentelijke commissie.
  Bij een belangenconflict verlaten de voorzitter of het commissielid de zitting van de gemeentelijke commissie voor het ter bespreking of stemming voorliggende punt.
  § 3. Na beslissing van de gemeenteraad of het gemeentecollege over de dossiers die de commissie ter advies worden voorgelegd, licht de gemeentelijke overheid de commissie daarover in en verzorgt de bekendmaking van haar adviezen.
  § 4. De Gemeentelijke Commissie vergadert :
  1° minstens vier keer per jaar voor een commissie met acht leden;
  2° minstens zes keer per jaar voor een commissie met twaalf leden;
  3° minstens acht keer per jaar voor een commissie met zestien leden.
  De voorzitter roept de vergadering op de dag, het uur en de plaats, vastgesteld in het huishoudelijk reglement, bijeen.
  Daarnaast roept de voorzitter de gemeentelijke commissie op verzoek van het gemeentecollege samen wanneer het advies van de gemeentelijke commissie krachtens een wetgevende of reglementaire bepaling vereist is.
  § 5. De voorzitter legt de agenda van de vergadering vast en vermeldt ze in de oproeping gericht aan de commissieleden, minstens acht werkdagen voor de datum die voor de vergadering is vastgelegd.
  Een afschrift van de oproeping wordt eveneens gericht aan :
  1° de schepen bevoegd voor ruimtelijke ordening;
  2° de schepen bevoegd voor stedenbouw;
  3° de schepen bevoegd voor mobiliteit;
  4° indien bestaand, de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw.
  [1 Het gewone lid brengt de plaatsvervanger van zijn afwezigheid op de hoogte.]1
  § 6. De commissie kan op eigen initiatief deskundigen of bijzonder ingelichte personen uitnodigen.
  Laatstgenoemden wonen enkel het agendapunt bij waarvoor ze uitgenodigd zijn. Zij hebben geen stemrecht.
  Met de eventuele kosten die ontstaan uit een deskundige interventie moet het gemeentecollege vooraf instemmen.
  § 7. De adviezen die de gemeentelijke commissie uitbrengt zijn behoorlijk gemotiveerd en maken in voorkomend geval melding van de uitslag van de stemming. Ze maken het voorwerp uit van een proces-verbaal, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de gemeentelijke commissie.
  § 8. De gemeentelijke commissie beraadslaagt slechts rechtsgeldig in aanwezigheid van de meerderheid der leden met stemrecht.
  Er wordt bij gewone meerderheid gestemd. Bij stemmengelijkheid weegt de stem van de voorzitter door.
  § 9. De leden van de gemeentelijke commissie blijven aan tot aan de installatie van de hen opvolgende commissieleden.
  § 10. Wanneer de opgelegde woonplaatsvoorwaarde niet meer vervuld is of wanneer er zich een geval van onverenigbaarheid, zoals vastgesteld in deze afdeling, voordoet, worden de voorzitter, het commissielid of diens plaatsvervanger geacht van rechtswege ontslagnemend te zijn.
  § 11. Het gemeentecollege richt het commissieverslag bedoeld in artikel D.I.10, § 3, lid 2, aan DGO4 tegen 30 juni van het jaar volgend op de installatie van de gemeenteraad ten gevolge van de verkiezingen.
  Het activiteitenverslag ligt ter inzage bij het gemeentebestuur.
  § 12. De Minister kan onder de ambtenaren van DGO4 zijn vertegenwoordiger aanwijzen, die met raadgevende stem zitting heeft in de gemeentelijke commissie.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.I.10-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Nadere werkingsregels.  § 1. Het gemeentecollege wijst onder het personeel van het gemeentebestuur de persoon aan, die het secretariaat van de commissie waarneemt. Deze hoedanigheid is onverenigbaar met de hoedanigheid van voorzitter of commissielid.  De adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw verschaft de voorzitter en de commissieleden alle technische en wettelijke informatie nodig voor hun doeltreffende beraadslaging.  § 2. De voorzitter en elk lid van de gemeentelijke commissie zijn verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens in de dossiers die zij ter kennis nemen, evenals van de besprekingen en stemmingen in de gemeentelijke commissie.  Bij een belangenconflict verlaten de voorzitter of het commissielid de zitting van de gemeentelijke commissie voor het ter bespreking of stemming voorliggende punt.  § 3. Na beslissing van de gemeenteraad of het gemeentecollege over de dossiers die de commissie ter advies worden voorgelegd, licht de gemeentelijke overheid de commissie daarover in en verzorgt de bekendmaking van haar adviezen.  § 4. De Gemeentelijke Commissie vergadert :  1° minstens vier keer per jaar voor een commissie met acht leden;  2° minstens zes keer per jaar voor een commissie met twaalf leden;  3° minstens acht keer per jaar voor een commissie met zestien leden.  De voorzitter roept de vergadering op de dag, het uur en de plaats, vastgesteld in het huishoudelijk reglement, bijeen.  Daarnaast roept de voorzitter de gemeentelijke commissie op verzoek van het gemeentecollege samen wanneer het advies van de gemeentelijke commissie krachtens een wetgevende of reglementaire bepaling vereist is.  § 5. De voorzitter legt de agenda van de vergadering vast en vermeldt ze in de oproeping gericht aan de commissieleden, minstens acht werkdagen voor de datum die voor de vergadering is vastgelegd.  Een afschrift van de oproeping wordt eveneens gericht aan :  1° de schepen bevoegd voor ruimtelijke ordening;  2° de schepen bevoegd voor stedenbouw;  3° de schepen bevoegd voor mobiliteit;  4° indien bestaand, de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw.  [1 Het gewone lid brengt de plaatsvervanger van zijn afwezigheid op de hoogte.]1  § 6. De commissie kan op eigen initiatief deskundigen of bijzonder ingelichte personen uitnodigen.  Laatstgenoemden wonen enkel het agendapunt bij waarvoor ze uitgenodigd zijn. Zij hebben geen stemrecht.  Met de eventuele kosten die ontstaan uit een deskundige interventie moet het gemeentecollege vooraf instemmen.  § 7. De adviezen die de gemeentelijke commissie uitbrengt zijn behoorlijk gemotiveerd en maken in voorkomend geval melding van de uitslag van de stemming. Ze maken het voorwerp uit van een proces-verbaal, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de gemeentelijke commissie.  § 8. De gemeentelijke commissie beraadslaagt slechts rechtsgeldig in aanwezigheid van de meerderheid der leden met stemrecht.  Er wordt bij gewone meerderheid gestemd. Bij stemmengelijkheid weegt de stem van de voorzitter door.  § 9. De leden van de gemeentelijke commissie blijven aan tot aan de installatie van de hen opvolgende commissieleden.  § 10. Wanneer de opgelegde woonplaatsvoorwaarde niet meer vervuld is of wanneer er zich een geval van onverenigbaarheid, zoals vastgesteld in deze afdeling, voordoet, worden de voorzitter, het commissielid of diens plaatsvervanger geacht van rechtswege ontslagnemend te zijn.  § 11. Het gemeentecollege richt het commissieverslag bedoeld in artikel D.I.10, § 3, lid 2, aan [2 het departement]2 tegen 30 juni van het jaar volgend op de installatie van de gemeenteraad ten gevolge van de verkiezingen.  Het activiteitenverslag ligt ter inzage bij het gemeentebestuur.  § 12. De Minister kan [2 ...]2 zijn vertegenwoordiger aanwijzen, die met raadgevende stem zitting heeft in de gemeentelijke commissie.  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK IV. - Erkenningen
Art. R.I.11-1. Soorten erkenningen.
  De Minister erkent, volgens onderstaande criteria en procedures, de natuurlijke of publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen die belast kunnen worden met :
  1° de opmaak of de herziening van het (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, "erkenning type 1" genoemd;
  2° de opmaak of de herziening van het plaatselijke beleidsontwikkelingsplan en de gemeentelijke handleiding voor stedenbouw, "erkenning type 2" genoemd.

Art. R.I.11-2. Erkenningsvoorwaarden.
  § 1. De erkenning type 1 wordt verleend aan iedere rechtspersoon die onder haar personeel of medewerkers minstens één natuurlijke persoon telt die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw of over een nuttige ervaring beschikt ten opzichte van de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw verwoord in artikel D.I.1, § 1; laatstgenoemde persoon is per overeenkomst verbonden aan de rechtspersoon en haar naam wordt op alle stukken in de hoedanigheid van gemandateerd persoon vermeld.
  Onder natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw voor de erkenning van type 1 wordt iedere persoon verstaan die een diploma van het hoger onderwijs bezit in de zin van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, waarbij een vorming van minstens zestig kredieten aangetoond wordt in de vakgebieden stedenbouw en ruimtelijke ordening.
  Onder natuurlijke persoon die over een nuttige ervaring beschikt voor de erkenning type 1 wordt de natuurlijke persoon verstaan die verantwoordelijk was voor de opmaak of de herziening of deel uitmaakt van een team dat zorgde voor de opmaak of herziening van minstens drie (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen, goedgekeurd door de Regering of de Minister, of van minstens drie gelijksoortige akten van stedenbouw of ruimtelijke ordening, aangenomen in een ander Gewest of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
  De rechtspersoon toont aan dat ze over een multidisciplinair team beschikt dat onderling aanvullende competenties bezit in de vakgebieden in verband met stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu.
  § 2. De erkenning type 2 wordt verleend :
  1° aan iedere natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd inzake ruimtelijke ordening of stedenbouw of architectuur, of over een nuttige ervaring beschikt ten opzichte van de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw verwoord in artikel D.I.1, § 1;
  2° aan iedere rechtspersoon die onder haar personeel of medewerkers minstens één natuurlijke persoon telt die de voorwaarden, verwoord onder 1°, vervult en die met laatstgenoemde persoon per overeenkomst verbonden is; de naam van de natuurlijke persoon wordt op alle stukken in de hoedanigheid van gemandateerd persoon vermeld; de rechtspersoon heeft als maatschappelijk doel aangelegenheden inzake ruimtelijke ordening of stedenbouw.
  Onder natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw of architectuur voor de erkenning van type 2 wordt iedere persoon bedoeld in lid 2, paragraaf 1, verstaan, dan wel iedere burgerlijk ingenieur architect of iedere architect die een diploma van het hoger onderwijs bezit in de zin van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, waarbij een vorming van minstens tien kredieten aangetoond wordt in de vakgebieden stedenbouw en ruimtelijke ordening.
  Onder natuurlijke persoon die over een nuttige ervaring beschikt voor de erkenning type 2 wordt de natuurlijke persoon verstaan die verantwoordelijk was voor de opmaak of de herziening of deel uitmaakt van een team dat zorgde voor de opmaak of herziening van minstens drie plaatselijke ontwikkelingsplannen of gemeentelijke handleidingen voor stedenbouw, aangenomen of goedgekeurd door de Regering of de Minister, of van minstens drie gelijksoortige akten van stedenbouw of ruimtelijke ordening, aangenomen in een ander Gewest of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
  § 3. Iedere persoon kan mits verantwoording een erkenning of een gelijkwaardig diploma laten gelden voor elke erkenningscategorie, bij dit hoofdstuk vastgelegd en verleend in een ander Gewest van een Lid-Staat van de Europese Unie of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.

Art. R.I.11-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Erkenningsvoorwaarden.  § 1. De erkenning type 1 wordt verleend aan iedere rechtspersoon die onder haar personeel of medewerkers minstens één natuurlijke persoon telt die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw of over een nuttige ervaring beschikt ten opzichte van de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw verwoord in artikel D.I.1, § 1; laatstgenoemde persoon is per overeenkomst verbonden aan de rechtspersoon en haar naam wordt op alle stukken in de hoedanigheid van gemandateerd persoon vermeld.  Onder natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw voor de erkenning van type 1 wordt iedere persoon verstaan die een diploma van het hoger onderwijs bezit [1 ...]1, waarbij een vorming van minstens zestig kredieten aangetoond wordt in de vakgebieden stedenbouw en ruimtelijke ordening.  Onder natuurlijke persoon die over een nuttige ervaring beschikt voor de erkenning type 1 wordt de natuurlijke persoon verstaan die verantwoordelijk was voor de opmaak of de herziening of deel uitmaakt van een team dat zorgde voor de opmaak of herziening van minstens drie (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen, goedgekeurd door de Regering of de Minister, of van minstens drie gelijksoortige akten van stedenbouw of ruimtelijke ordening, aangenomen in een ander Gewest of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.  De rechtspersoon toont aan dat ze over een multidisciplinair team beschikt dat onderling aanvullende competenties bezit in de vakgebieden in verband met stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu.  § 2. De erkenning type 2 wordt verleend :  1° aan iedere natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd inzake ruimtelijke ordening of stedenbouw of architectuur, of over een nuttige ervaring beschikt ten opzichte van de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw verwoord in artikel D.I.1, § 1;  2° aan iedere rechtspersoon die onder haar personeel of medewerkers minstens één natuurlijke persoon telt die de voorwaarden, verwoord onder 1°, vervult en die met laatstgenoemde persoon per overeenkomst verbonden is; de naam van de natuurlijke persoon wordt op alle stukken in de hoedanigheid van gemandateerd persoon vermeld; de rechtspersoon heeft als maatschappelijk doel aangelegenheden inzake ruimtelijke ordening of stedenbouw.  Onder natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw of architectuur voor de erkenning van type 2 wordt iedere persoon bedoeld in lid 2, paragraaf 1, verstaan, dan wel iedere burgerlijk ingenieur architect of iedere architect die een diploma van het hoger onderwijs bezit [1 ...]1, waarbij een vorming van minstens tien kredieten aangetoond wordt in de vakgebieden stedenbouw en ruimtelijke ordening.  Onder natuurlijke persoon die over een nuttige ervaring beschikt voor de erkenning type 2 wordt de natuurlijke persoon verstaan die verantwoordelijk was voor de opmaak of de herziening of deel uitmaakt van een team dat zorgde voor de opmaak of herziening van minstens drie plaatselijke ontwikkelingsplannen of gemeentelijke handleidingen voor stedenbouw, aangenomen of goedgekeurd door de Regering of de Minister, of van minstens drie gelijksoortige akten van stedenbouw of ruimtelijke ordening, aangenomen in een ander Gewest of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.  § 3. Iedere persoon kan mits verantwoording een erkenning of een gelijkwaardig diploma laten gelden voor elke erkenningscategorie, bij dit hoofdstuk vastgelegd en verleend in een ander Gewest van een Lid-Staat van de Europese Unie of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.I.11-3. Erkenningsprocedure.
  § 1. Het erkenningsaanvraagdossier wordt aan DGO4 gericht en bevat :
  1° het (de) aangevraagde erkenningstype(s);
  2° indien het een natuurlijke persoon betreft, haar naam, titels, diploma's en referenties;
  3° indien het een rechtspersoon betreft, haar maatschappelijk doel en de namen, titels, diploma's en referenties van de mandataris en de overeenkomst die ze bindt;
  4° als het een erkenning van type 1 betreft, de namen, titels, diploma's en referenties van de leden van het multidisciplinair team dat de onderling aanvullende competenties aantoont in de vakgebieden met betrekking tot stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu;
  5° bij gebreke van het vereiste diploma, elk stuk waarmee een nuttige ervaring aangetoond wordt in de zin van artikel R.I.II-2, § 1, lid 3, of § 2, lid 3;
  6° elk stuk waarmee een gelijkwaardige erkenning aangetoond wordt voor elke erkenningscategorie, bij dit hoofdstuk vastgelegd en verleend in een ander Gewest van een Lid-Staat van de Europese Unie of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
  § 2. Binnen de twintig dagen na ontvangst van het dossier richt DGO4 een bericht van ontvangst of een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager. Binnen dezelfde termijn richt DGO4, als het dossier volledig is, een voorstel tot beslissing aan de Minister. Het bericht van ontvangst vermeldt de termijn waarbinnen de beslissing verstuurd wordt.
  Binnen de dertig dagen te rekenen van het verzenden van het bericht van ontvangst van het volledige dossier richt de Minister zijn beslissing aan de natuurlijke of de rechtspersoon.
  De erkenning loopt te rekenen van de datum van de beslissing tot erkenning.
  De beslissing tot toekenning van de erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 bekendgemaakt.

Art. R.I.11-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Erkenningsprocedure.  § 1. Het erkenningsaanvraagdossier wordt aan [1 het departement]1 gericht en bevat :  1° het (de) aangevraagde erkenningstype(s);  2° indien het een natuurlijke persoon betreft, haar naam, titels, diploma's en referenties;  3° indien het een rechtspersoon betreft, haar maatschappelijk doel en de namen, titels, diploma's en referenties van de mandataris en de overeenkomst die ze bindt;  4° als het een erkenning van type 1 betreft, de namen, titels, diploma's en referenties van de leden van het multidisciplinair team dat de onderling aanvullende competenties aantoont in de vakgebieden met betrekking tot stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu;  5° bij gebreke van het vereiste diploma, elk stuk waarmee een nuttige ervaring aangetoond wordt in de zin van artikel R.I.II-2, § 1, lid 3, of § 2, lid 3;  6° elk stuk waarmee een gelijkwaardige erkenning aangetoond wordt voor elke erkenningscategorie, bij dit hoofdstuk vastgelegd en verleend in een ander Gewest van een Lid-Staat van de Europese Unie of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.  § 2. Binnen de twintig dagen na ontvangst van het dossier richt DGO4 een bericht van ontvangst of een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager. Binnen dezelfde termijn richt [1 het departement]1, als het dossier volledig is, een voorstel tot beslissing aan de Minister. Het bericht van ontvangst vermeldt de termijn waarbinnen de beslissing verstuurd wordt.  Binnen de dertig dagen te rekenen van het verzenden van het bericht van ontvangst van het volledige dossier richt de Minister zijn beslissing aan de natuurlijke of de rechtspersoon.  De erkenning loopt te rekenen van de datum van de beslissing tot erkenning.  De beslissing tot toekenning van de erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.I.11-4. Vertrek of vervanging van een personeelslid of een medewerker van een rechtspersoon, beschikkend over een erkenning van type 1.
  § 1. Wanneer een personeelslid of een medewerker ander dan de gemandateerd persoon niet meer bij overeenkomst gebonden is aan de rechtspersoon bedoeld in artikel R.I.11-2, § 1, ongeacht of hij al dan niet vervangen wordt, licht de rechtspersoon DGO4 daarover in, waarna laatstgenoemde nagaat of de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn. Bij vervanging bevat de zending de inlichtingen bedoeld in artikel R.I.11-3, 4°.
  Wanneer de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn, licht DGO4 de rechtspersoon daar binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 over in.
  Wanneer de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn, richt DGO4 binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 een voorstel tot beslissing aan de Minister. Binnen de vijftig dagen te rekenen van het verzenden van het bericht bedoeld in lid 1 richt de Minister zijn beslissing aan de rechtspersoon.
  § 2. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 bekendgemaakt.

Art. R.I.11-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Vertrek of vervanging van een personeelslid of een medewerker van een rechtspersoon, beschikkend over een erkenning van type 1.  § 1. Wanneer een personeelslid of een medewerker ander dan de gemandateerd persoon niet meer bij overeenkomst gebonden is aan de rechtspersoon bedoeld in artikel R.I.11-2, § 1, ongeacht of hij al dan niet vervangen wordt, licht de rechtspersoon [1 het departement]1 daarover in, waarna laatstgenoemde nagaat of de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn. Bij vervanging bevat de zending de inlichtingen bedoeld in artikel R.I.11-3, 4°.  Wanneer de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn, licht [1 het departement]1 de rechtspersoon daar binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 over in.  Wanneer de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn, richt [1 het departement]1 binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 een voorstel tot beslissing aan de Minister. Binnen de vijftig dagen te rekenen van het verzenden van het bericht bedoeld in lid 1 richt de Minister zijn beslissing aan de rechtspersoon.  § 2. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.I.11-5. Vertrek of vervanging van een gemandateerd persoon van een rechtspersoon, beschikkend over een erkenning van type 1 of type 2.
  § 1. Als de gemandateerd persoon vervangen wordt door een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de rechtspersoon op het ogenblik waarop de erkenning verleend is en die natuurlijke persoon de voorwaarden vervult bedoeld in artikel R.1.11-2, lid 2 of 3, of in artikel R.1.11-2, § 2, 1°, licht de rechtspersoon DGO4 daarover in, waarna laatstgenoemde nagaat of de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn.
  Wanneer de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn, licht DGO4 de rechtspersoon daar binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 over in.
  Wanneer de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn, richt DGO4 binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 een voorstel tot beslissing aan de Minister. Binnen de vijftig dagen te rekenen van de ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 richt de Minister zijn beslissing aan de rechtspersoon.
  § 2. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 bekendgemaakt.
  § 3. Als de gemandateerd persoon vertrekt en niet vervangen wordt door een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de rechtspersoon op het ogenblik waarop de erkenning verleend is en die de voorwaarden vervult bedoeld in artikel R.1.11-2, § 2, 1°, licht de rechtspersoon DGO4 daar per zending over in. De erkenning wordt ingetrokken volgens de procedure bedoeld in de paragrafen 1 en 2 en een nieuwe erkenning kan worden aangevraagd.

Art. R.I.11-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Vertrek of vervanging van een gemandateerd persoon van een rechtspersoon, beschikkend over een erkenning van type 1 of type 2.  § 1. Als de gemandateerd persoon vervangen wordt door een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de rechtspersoon op het ogenblik waarop de erkenning verleend is en die natuurlijke persoon de voorwaarden vervult bedoeld in artikel R.1.11-2, lid 2 of 3, of in artikel R.1.11-2, § 2, 1°, licht de rechtspersoon [1 het departement]1 daarover in, waarna laatstgenoemde nagaat of de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn.  Wanneer de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn, licht [1 het departement]1 de rechtspersoon daar binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 over in.  Wanneer de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn, richt [1 het departement]1 binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 een voorstel tot beslissing aan de Minister. Binnen de vijftig dagen te rekenen van de ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 richt de Minister zijn beslissing aan de rechtspersoon.  § 2. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 bekendgemaakt.  § 3. Als de gemandateerd persoon vertrekt en niet vervangen wordt door een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de rechtspersoon op het ogenblik waarop de erkenning verleend is en die de voorwaarden vervult bedoeld in artikel R.1.11-2, § 2, 1°, licht de rechtspersoon [1 het departement]1 daar per zending over in. De erkenning wordt ingetrokken volgens de procedure bedoeld in de paragrafen 1 en 2 en een nieuwe erkenning kan worden aangevraagd.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.I.11-6. Vrijstelling van erkenning.
  Een erkenning als projectontwerper in de zin van artikel D.I.11 is niet nodig voor :
  1° de opmaak of de herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan dat een oppervlakte bestrijkt, lager dan twee hectare, of waarvan de toekomstige bestemming een gebied is, dat niet voor bebouwing is bestemd;
  2° de (gedeeltelijke) herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw, voor zover deze geldt voor een deel van het gemeentelijk grondgebied en de herziening verricht wordt door de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw van de betrokken gemeente.

Art. R.I.11-7. Waarschuwing en intrekking van de erkenning.
  Wanneer de houder van de erkenning de verplichtingen bedoeld bij het Wetboek niet in acht neemt, stelt DGO4 de tekortkoming vast en licht er de Minister over in. DGO4 roept de houder van de erkenning voor een hoorzitting op, waarop deze zijn bemerkingen te gelde kan maken. De houder kan zich laten vergezellen door iedere persoon die hij nuttig acht.
  In voorkomend geval richt DGO4 een gemotiveerd voorstel tot waarschuwing met een termijn om de zaken op orde te stellen of een gemotiveerd voorstel tot intrekking van de erkenning aan de Minister en licht er de aanvrager over in. De Minister richt zijn beslissing aan de aanvrager.
  Wordt er geen orde op zaken gesteld in de voorgeschreven termijn, dan richt DGO4 een gemotiveerd voorstel tot intrekking van de erkenning aan de Minister.
  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 bekendgemaakt.

Art. R.I.11-7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Waarschuwing en intrekking van de erkenning.  Wanneer de houder van de erkenning de verplichtingen bedoeld bij het Wetboek niet in acht neemt, [1 stelt het departement]1 de tekortkoming vast en licht er de Minister over in. [1 Het departement roept]1 de houder van de erkenning voor een hoorzitting op, waarop deze zijn bemerkingen te gelde kan maken. De houder kan zich laten vergezellen door iedere persoon die hij nuttig acht.  In voorkomend geval richt [1 het departement]1 een gemotiveerd voorstel tot waarschuwing met een termijn om de zaken op orde te stellen of een gemotiveerd voorstel tot intrekking van de erkenning aan de Minister en licht er de aanvrager over in. De Minister richt zijn beslissing aan de aanvrager.  Wordt er geen orde op zaken gesteld in de voorgeschreven termijn, dan richt [1 het departement]1 een gemotiveerd voorstel tot intrekking van de erkenning aan de Minister.  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.I.11-8. Aanwijzingsvoorwaarden.
  De privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon die erkend is voor de opmaak of de herziening van een (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw mag geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben bij de uitvoering van bedoeld plan of bedoelde handleiding waarvoor zij aangewezen wordt.
  In afwijking van de artikelen R.I.11-3 tot R.I.11-5 blijft de hoedanigheid van erkende persoon van de persoon, aangewezen voor de opmaak of de herziening van een ontwikkelingsplan of handleiding tijdens de gehele duur van de opmaak of herziening van het instrument waarvoor zij aangewezen is, voortduren.

HOOFDSTUK V. - Subsidies
Afdeling 1. - Subsidies voor de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan
Art. R.I.12-1. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een gemeente een subsidie toekennen voor de opmaak van het basisdossier voor een gewestplanherziening in de zin van artikel D.II.44, voor zover de ontwerp-herziening voor het gewestplan door de Regering aangenomen wordt.
  § 2. Het gemeentecollege dient de subsidieaanvraag bij DGO4 in op grond van een dossier dat een afschrift van het gemeenteraadsbesluit bevat, waarbij beslist wordt tot de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan en waarbij doel en mtovering ervan worden vastgesteld, evenals :
  1° wanneer de gemeente een beroep doet op een projectontwerper, een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad, een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van de projectontwerper en een afschrift van de in aanmerking genomen offerte waarbij het ereloonbedrag van de projectontwerper gedetailleerd uiteengezet is;
  2° wanneer het dossier door de gemeente wordt opgesteld, de specifieke uitgaven die vastgelegd dienen te worden voor de samenstelling van het dossier, kosten voor het gemeentepersoneel niet meegerekend;
  3° wanneer het dossier door de gemeente opgesteld wordt en deze voor thematische onderzoeken een beroep doet op een projectontwerper, de gegevens vermeld onder 1° en 2°.
  § 3. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten wordt de subsidie tegen maximum zestig percent van het bedrag bedoeld in paragraaf 2 toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot twaalf duizend euro. Indien het basisdossier een bodembestemmingsplan bevat, wordt de subsidie op twintig duizend euro gebracht.
  § 4. De subsidie wordt in één enkele schijf vereffend, onmiddellijk na het aannemen van de ontwerp-herziening van het gewestplan door de Regering en mits overlegging van verantwoordingsstukken voor de uitgaven die de gemeente deed.

Art. R.I.12-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een gemeente een subsidie toekennen voor de opmaak van het basisdossier voor een gewestplanherziening in de zin van artikel D.II.44, voor zover de ontwerp-herziening voor het gewestplan door de Regering aangenomen wordt.  § 2. Het gemeentecollege dient de subsidieaanvraag [1 bij het departement]1 in op grond van een dossier dat een afschrift van het gemeenteraadsbesluit bevat, waarbij beslist wordt tot de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan en waarbij doel en mtovering ervan worden vastgesteld, evenals :  1° wanneer de gemeente een beroep doet op een projectontwerper, een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad, een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van de projectontwerper en een afschrift van de in aanmerking genomen offerte waarbij het ereloonbedrag van de projectontwerper gedetailleerd uiteengezet is;  2° wanneer het dossier door de gemeente wordt opgesteld, de specifieke uitgaven die vastgelegd dienen te worden voor de samenstelling van het dossier, kosten voor het gemeentepersoneel niet meegerekend;  3° wanneer het dossier door de gemeente opgesteld wordt en deze voor thematische onderzoeken een beroep doet op een projectontwerper, de gegevens vermeld onder 1° en 2°.  § 3. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten wordt de subsidie tegen maximum zestig percent van het bedrag bedoeld in paragraaf 2 toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot twaalf duizend euro. Indien het basisdossier een bodembestemmingsplan bevat, wordt de subsidie op twintig duizend euro gebracht.  § 4. De subsidie wordt in één enkele schijf vereffend, onmiddellijk na het aannemen van de ontwerp-herziening van het gewestplan door de Regering en mits overlegging van verantwoordingsstukken voor de uitgaven die de gemeente deed.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 2. - Subsidies voor de opmaak of de herziening van een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw
Art. R.I.12-2. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister, tegen onderstaande voorwaarden, een subsidie toekennen voor de gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw :
  1° de opmaak of de herziening van het ontwikkelingsplan of de handleiding wordt verricht door een erkende projectontwerper, aangewezen door het gemeentecollege;
  2° de subsidieaanvraag voor een gehele of gedeeltelijke herziening van een ontwikkelingsplan of handleiding wordt ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van het ontwikkelingsplan of de handleiding, of van de laatste gehele of gehele herziening ervan ingediend, en uiterlijk drie jaar voor de datum van de niet-verlengde opheffing van rechtswege van het ontwikkelingsplan of de handleiding.
  Er kunnen maximum twee gedeeltelijke herzieningen van een ontwikkelingsplan, een handleiding of gedeelte ervan gesubsidieerd worden voor éénzelfde ontwikkelingsplan of handleiding die niet geheel herzien worden.
  § 2. Het gemeentecollege of, voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het begeleidingscomité, gemandateerd door de gemeentecolleges, dient de subsidieaanvraag bij DGO4 in op basis van een dossier, dat hetvolgende bevat :
  1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit of van het besluit van de gemeenteraden tot gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een ontwikkelingsplan of een handleiding;
  2° voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, de lijst van de betrokken gemeenten;
  3° een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad (gemeenteraden);
  4° een afschrift van het besluit van het (de) gemeentecollege(s) tot aanwijzing van de projectontwerper;
  5° een afschrift van de in aanmerking genomen offerte, waarbij het bedrag van het ereloon van de projectontwerper gedetailleerd wordt vermeld en waarbij de fases voor de opmaak van de documenten en dienovereenkomstige termijnen nader bepaald worden.
  § 3. De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag van het ereloon toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum :
  1° 50.000 euro per gemeente voor de gehele opmaak of herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 150.000 euro;
  2° 60.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;
  3° 24.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan;
  4° 16.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw;
  5° 20.000 euro per gemeente voor de gedeeltelijke herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 60.000 euro;
  6° 20.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;
  7° 10.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan;
  8° 4.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw.
  Wanneer het meergemeentelijk ontwikkelingsplan een deel van een gemeentelijk grondgebied beslaat, wordt de aan die gemeente toegekende subsidie naar verhouding beperkt tot het percentage van de oppervlakte van het gemeentelijke grondgebied waarop bedoeld plan betrekking heeft.
  § 4. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt :
  1° zestig percent van de subsidie bij de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie en voor zover de dienovereenkomstige schuldvorderingsverklaring ingediend wordt binnen een termijn van achttien maanden te rekenen van de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie;
  2° veertig percent van de subsidie onmiddellijk na de inwerkingtreding van het ontwikkelingsplan of de handleiding voor stedenbouw en mits overlegging van de verantwoordingsstukken voor de uitgaven die de gemeente deed.

Art. R.I.12-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister, tegen onderstaande voorwaarden, een subsidie toekennen voor de gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw :  1° de opmaak of de herziening van het ontwikkelingsplan of de handleiding wordt verricht door een erkende projectontwerper, aangewezen door het gemeentecollege;  2° de subsidieaanvraag voor een gehele of gedeeltelijke herziening van een ontwikkelingsplan of handleiding wordt ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van het ontwikkelingsplan of de handleiding, of van de laatste gehele of gehele herziening ervan ingediend, en uiterlijk drie jaar voor de datum van de niet-verlengde opheffing van rechtswege van het ontwikkelingsplan of de handleiding.  Er kunnen maximum twee gedeeltelijke herzieningen van een ontwikkelingsplan, een handleiding of gedeelte ervan gesubsidieerd worden voor éénzelfde ontwikkelingsplan of handleiding die niet geheel herzien worden.  § 2. Het gemeentecollege of, voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het begeleidingscomité, gemandateerd door de gemeentecolleges, dient de subsidieaanvraag [1 bij het departement]1 in op basis van een dossier, dat hetvolgende bevat :  1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit of van het besluit van de gemeenteraden tot gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een ontwikkelingsplan of een handleiding;  2° voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, de lijst van de betrokken gemeenten;  3° een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad (gemeenteraden);  4° een afschrift van het besluit van het (de) gemeentecollege(s) tot aanwijzing van de projectontwerper;  5° een afschrift van de in aanmerking genomen offerte, waarbij het bedrag van het ereloon van de projectontwerper gedetailleerd wordt vermeld en waarbij de fases voor de opmaak van de documenten en dienovereenkomstige termijnen nader bepaald worden.  § 3. De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag van het ereloon toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum :  1° 50.000 euro per gemeente voor de gehele opmaak of herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 150.000 euro;  2° 60.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;  3° 24.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan;  4° 16.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw;  5° 20.000 euro per gemeente voor de gedeeltelijke herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 60.000 euro;  6° 20.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;  7° 10.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan;  8° 4.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw.  Wanneer het meergemeentelijk ontwikkelingsplan een deel van een gemeentelijk grondgebied beslaat, wordt de aan die gemeente toegekende subsidie naar verhouding beperkt tot het percentage van de oppervlakte van het gemeentelijke grondgebied waarop bedoeld plan betrekking heeft.  § 4. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt :  1° zestig percent van de subsidie bij de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie en voor zover de dienovereenkomstige schuldvorderingsverklaring ingediend wordt binnen een termijn van achttien maanden te rekenen van de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie;  2° veertig percent van de subsidie onmiddellijk na de inwerkingtreding van het ontwikkelingsplan of de handleiding voor stedenbouw en mits overlegging van de verantwoordingsstukken voor de uitgaven die de gemeente deed.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 3. - Subsidies voor de opmaak van een milieueffectenrapport in verband met een ontwerp van herziening van het gewestplan, een (meer-) gemeentelijk ontwikkelingsplan of een lokaal beleidsontwikkelingsplan
Art. R.I.12-3. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een subsidie toekennen aan de gemeenten voor de opmaak van een milieueffectenverslag voor de gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een plan, een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan of een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan tegen volgende voorwaarden :
  1° wanneer het verslag wordt opgesteld in het kader van een gewestplanherziening, moet dit door een in de zin van artikel D.I.11 erkende projectontwerper verricht worden;
  2° de ontwerp-opmaak of -herziening van het plan wordt door de Regering aangenomen of het ontwikkelingsplan maakt het voorwerp uit van een beslissing van de bevoegde overheid tot vaststelling van de inhoud van het milieueffectenverslag.
  § 2. Het gemeentecollege of, voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het begeleidingscomité, gemandateerd door de gemeentecolleges, dient de subsidieaanvraag bij DGO4 in op basis van een dossier, dat een afschrift van de beslissing bevat tot vaststelling van de omvang en de nauwkeurigheidsgraad van het milieueffectenverslag, evenals :
  1° wanneer de gemeente een beroep doet op een projectontwerper, een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad, een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van de projectontwerper en een afschrift van de in aanmerking genomen offerte waarbij het ereloonbedrag van de projectontwerper gedetailleerd uiteengezet is;
  2° wanneer het dossier door de gemeente wordt opgesteld, de specifieke uitgaven die vastgelegd dienen te worden voor de samenstelling van het dossier, kosten voor het gemeentepersoneel niet meegerekend;
  3° wanneer het dossier door de gemeente opgesteld wordt en deze voor thematische onderzoeken een beroep doet op een projectontwerper, de gegevens vermeld onder 1° en 2°.
  § 3. De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag bedoeld in paragraaf 2 toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum :
  1° 24.000 euro voor de uitvoering van het verslag voor een gewestplanherziening of voor de opmaak of gehele herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan per gemeente, met een maximumbedrag van 72.000 euro;
  2° 16.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de opmaak of gehele herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;
  3° 12.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de opmaak of gehele herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan;
  4° 12.000 euro per gemeente voor de uitvoering van het verslag voor de gedeeltelijke herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 36.000 euro;
  5° 10.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;
  6° 6.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan.
  § 4. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt :
  1° zestig percent van de subsidie onmiddellijk na de aanneming van de ontwerp-herziening van het gewestplan door de Regering en na overlegging van de verantwoordingsstukken van de uitgaven van de gemeente of voor de ontwikkelingsplannen op de datum van verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie en voor zover de dienovereenkomstige schuldvorderingsverklaring ingediend wordt binnen de achttien maanden te rekenen van de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie;
  2° veertig percent van de subsidie bij de aanneming van het plan of ontwikkelingsplan.
  Een gemeente kan niet tegelijk een subsidie krijgen voor de opmaak of gehele of gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan en een subsidie voor de opmaak of gehele of gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan.

Art. R.I.12-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een subsidie toekennen aan de gemeenten voor de opmaak van een milieueffectenverslag voor de gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een plan, een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan of een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan tegen volgende voorwaarden :  1° wanneer het verslag wordt opgesteld in het kader van een gewestplanherziening, moet dit door een in de zin van artikel D.I.11 erkende projectontwerper verricht worden;  2° de ontwerp-opmaak of -herziening van het plan wordt door de Regering aangenomen of het ontwikkelingsplan maakt het voorwerp uit van een beslissing van de bevoegde overheid tot vaststelling van de inhoud van het milieueffectenverslag.  § 2. Het gemeentecollege of, voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het begeleidingscomité, gemandateerd door de gemeentecolleges, dient de subsidieaanvraag [1 bij het departement]1 in op basis van een dossier, dat een afschrift van de beslissing bevat tot vaststelling van de omvang en de nauwkeurigheidsgraad van het milieueffectenverslag, evenals :  1° wanneer de gemeente een beroep doet op een projectontwerper, een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad, een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van de projectontwerper en een afschrift van de in aanmerking genomen offerte waarbij het ereloonbedrag van de projectontwerper gedetailleerd uiteengezet is;  2° wanneer het dossier door de gemeente wordt opgesteld, de specifieke uitgaven die vastgelegd dienen te worden voor de samenstelling van het dossier, kosten voor het gemeentepersoneel niet meegerekend;  3° wanneer het dossier door de gemeente opgesteld wordt en deze voor thematische onderzoeken een beroep doet op een projectontwerper, de gegevens vermeld onder 1° en 2°.  § 3. De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag bedoeld in paragraaf 2 toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum :  1° 24.000 euro voor de uitvoering van het verslag voor een gewestplanherziening of voor de opmaak of gehele herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan per gemeente, met een maximumbedrag van 72.000 euro;  2° 16.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de opmaak of gehele herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;  3° 12.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de opmaak of gehele herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan;  4° 12.000 euro per gemeente voor de uitvoering van het verslag voor de gedeeltelijke herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 36.000 euro;  5° 10.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;  6° 6.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan.  § 4. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt :  1° zestig percent van de subsidie onmiddellijk na de aanneming van de ontwerp-herziening van het gewestplan door de Regering en na overlegging van de verantwoordingsstukken van de uitgaven van de gemeente of voor de ontwikkelingsplannen op de datum van verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie en voor zover de dienovereenkomstige schuldvorderingsverklaring ingediend wordt binnen de achttien maanden te rekenen van de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie;  2° veertig percent van de subsidie bij de aanneming van het plan of ontwikkelingsplan.  Een gemeente kan niet tegelijk een subsidie krijgen voor de opmaak of gehele of gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan en een subsidie voor de opmaak of gehele of gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 4. - " Maisons de l'urbanisme ", " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en " Maison des plus beaux villages de Wallonie "
Art. R.I.12-4. Nadere subsidieregels.
  § 1. Subsidie voor de eerste installatie.
  Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een eenmalige subsidie toekennen voor de eerste installatie van de " Maisons de l'urbanisme ", " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en " Maison des plus beaux villages de Wallonie ", erkend voor de organisatie van de informatie in verband met ruimtelijke ordening en stedenbouw overeenkomstig artikel D.I.12, lid 1, 5°.
  De subsidie dekt de kosten voor de eerste installatie. De in aanmerking komende kosten houden verband met de investeringen voor de verwerving, de renovatie of de inrichting van onroerende goederen voor de opvang ervan, evenals met de aankoop van roerende goederen en uitrustingen, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer deze verschuldigd en door de persoon niet terugvorderbaar is.
  De subsidie wordt in één keer vereffend op grond van de gezamenlijke verantwoordingsstukken en het detail van andere eventuele subsidies, waarvan de tegemoetkomingen voor de dekking van gelijkaardige voorwerpen afgetrokken worden, na advies van het begeleidingscomité bedoeld in artikel R.I.12-5, § 3, lid 3, 1°.
  Het bedrag van deze subsidie wordt beperkt tot 75.000 euro.
  § 2. Werkingssubsidies.
  Binnen de perken van de beschikbare kredieten kent de Minister een jaarlijkse werkingssubsidie toe aan de erkende " Maisons de l'urbanisme ", " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en " Maison des plus beaux villages de Wallonie ". De subsidie dekt de kosten in verband met de uitoefening van hun activiteiten, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer deze verschuldigd en door de persoon niet terugvorderbaar is en met de bezoldiging van het personeel dat ingezet wordt om haar taken uit te voeren.
  De subsidieaanvraag wordt samen ingediend met het ontwerp voor jaarlijkse activiteiten en de desbetreffende begroting en wordt uiterlijk op 30 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, aan DGO4 overgemaakt.
  De subsidie wordt in twee schijven vereffend :
  1° zestig percent van de goedgekeurde begroting, bij de goedkeuring, door de Minister, van het ontwerp voor jaarlijkse activiteiten en de dienovereenkomstige begroting, na het advies van het begeleidingscomité bedoeld in artikel R.I.12-5, § 3, lid 3, 2° ;
  2° veertig percent, bij de goedkeuring, door de Minister, van het activiteitenverslag en de dienovereenkomstige rekening op grond van de verantwoordingsstukken, na het advies van het begeleidingscomité bedoeld in artikel R.I.12-5, § 3, lid 3, 3°.
  Het bedrag van de subsidie wordt bij de vereffening van het saldo aangepast op grond van de werkelijk gedane uitgaven en wordt beperkt tot 75.000 euro.
  Het activiteitenverslag en de rekeningen worden uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, aan DGO4 overgemaakt.

Art. R.I.12-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.I.12-5. Voorwaarden om voor de subsidies in aanmerking te komen.
  § 1. Opdrachten.
  De " Maisons de l'urbanisme " hebben als opdracht het sensibiliseren en informeren van de burgers, het bespreken van en het communiceren over elke aangelegenheid die rechtstreeks verband houdt met de vraagstukken van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw en met de omschrijving van de leefomgeving.
  De " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " sensibiliseert de beroepsarchitecten voor, en betrekt ze bij de vraagstukken en de decreetgevende en reglementaire bepalingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw.
  De " Maison des plus beaux villages de Wallonie " heeft als opdrachten het sensibiliseren van de burgers, de informatie over de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende het algemeen reglement voor gebouwen in landelijke omgeving, met name in de omtrekken waarop bedoeld reglement van toepassing is in de dorpen, erkend door de vzw "Les plus beaux villages de Wallonie". Op verzoek van de betrokken gemeentecolleges brengt ze advies uit over de vergunningsaanvragen en de aanvragen voor stedenbouwkundige attesten nr. 2.
  Deze " Maisons " voeren die opdrachten uit door activiteiten te organiseren met een permanent of een occasioneel karakter. Deze activiteiten staan open voor een zo breed mogelijk publiek en bevorderen de uitwisselingen met de professionals uit deze sector.
  § 2. Erkenning.
  Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister de " Maisons de l'urbanisme ", de " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en de " Maison des plus beaux villages de Wallonie " tegen volgende voorwaarden erkennen :
  1° een vereniging zonder winstoogmerkt zijn, opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
  2° een maatschappelijk doel hebben dat de opdrachten bedoeld in paragraaf 1 bevat;
  3° de tewerkstelling van een voltijdse medewerker of van meerdere medewerkers wier samengetelde arbeidstijd aan één voltijdse medewerker beantwoordt en de noodzakelijke competenties voor het uitvoeren van voormelde opdrachten aantonen.
  Naast de " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en de " Maison des plus beaux villages de Wallonie " worden er voor Wallonië maximum acht " Maisons de l'urbanisme " erkend.
  De " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " heeft haar zetel te Namen.
  De erkenningsaanvraag wordt samen ingediend met een algemeen beleidsdocument dat de activiteiten uitzet voor een periode van vijf jaar, evenals een gedetailleerde begroting en gedetailleerd programma voor de activiteiten van het eerste jaar.
  De erkenning wordt verleend voor een periode van vijf jaar.
  De erkenning wordt verlengd onder dezelfde nadere regels als de eerste aanvraag.
  De Minister kan de erkenning van elke "Maison" intrekken die voormelde opdrachten niet vervult of die de erkenningsvoorwaarden niet meer in acht neemt, na het begeleidingscomité gehoord te hebben.
  Elke intrekking, verlenging of nieuwe aanvraag wordt ter advies voorgelegd aan het begeleidingscomité bedoeld in paragraaf 3.
  § 3. Begeleidingscomité.
  Het begeleidingscomité bestaat uit :
  1° één vertegenwoordiger van de Minister, die het voorzitterschap waarneemt;
  2° twee vertegenwoordigers van DGO4, die het secretariaat waarnemen, onder wie één voor de betrokken buitendirectie;
  3° één vertegenwoordiger van de Beleidsgroep;
  4° één vertegenwoordiger van de Unie van de steden en gemeenten van Wallonië.
  Op de voordracht van de betrokken instanties wijst de Minister de leden aan voor een verlengbare duur van vijf jaar.
  Op verzoek van DGO4 brengt het begeleidingscomité advies uit volgens de consensusprocedure, over :
  1° de verantwoordingsstukken die betrekking hebben op de kosten voor de eerste installatie;
  2° de jaarlijks ontwerpen voor activiteiten en de desbetreffende begrotingen;
  3° de jaarlijkse activiteitenverslagen en de dienovereenkomstige rekeningen;
  4° de aanvragen, de verlenging of de intrekking van erkenningen;
  5° de zorgvuldige uitvoering van de opdrachten bedoeld in paragraaf 1.

Art. R.I.12-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Afdeling 5. - Subsidies voor de werking en de vorming van de gemeentelijke commissie en voor de vorming van haar leden en het betrokken gemeentepersoneel
Art. R.I.12-6. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kent de Minister een jaarlijkse subsidie toe aan de gemeente :
  1° waarvan de gemeentelijke commissie in de loop van het jaar voorafgaand aan het jaar van de subsidieaanvraag aantoont dat ze haar bevoegdheden regelmatig heeft uitgeoefend en dat ze het minimumaantal jaarlijkse vergaderingen bedoeld in artikel R.I.10.5, § 4, heeft gehouden voor zover het stemmingsquorum op die vergaderingen is bereikt;
  2° die de deelname aantoont van de voorzitter, de leden of de persoon die het secretariaat waarneemt in de zin van artikel R.I.10-5, § 1, aan vormingen in verband met hun respectievelijke mandaat.
  Het bedrag van de jaarlijkse subsidie bedraagt maximum :
  1° 2.500 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit acht leden naast de voorzitter;
  2° 4.500 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit twaalf leden naast de voorzitter;
  3° 6.000 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit zestien leden naast de voorzitter.
  De jaarlijkse subsidie dekt met name de kosten voor :
  1° de werking van de gemeentelijke commissie, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer ze verschuldigd is en niet door de gemeente terugvorderbaar is en, in voorkomend geval, de betaling van aanwezigheidsgeld;
  2° de vormingen aangevraagd door de voorzitter, de leden of de persoon die het secretariaat waarneemt in de zin van artikel R.I.10-5, § 1, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer ze verschuldigd is en niet door de gemeente terugvorderbaar is.
  De voorzitter van de gemeentelijke commissie heeft recht op 25 euro aanwezigheidsgeld per vergadering.
  De leden van de gemeentelijke commissie en, in voorkomend geval, hun plaatsvervangers, hebben recht op 12,50 euro aanwezigheidsgeld per vergadering.
  § 2. Het gemeentecollege stuurt de subsidieaanvraag aan DGO4 tegen uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, op grond van een dossier dat hetvolgende bevat :
  1° het jaarlijks activiteitenverslag van de gemeentelijke commissie;
  2° het presentieblad van de leden voor elke vergadering;
  3° de verantwoordingsstukken voor de kosten inherent aan de organisatie van vormingen;
  4° de lijst van de uitgaven gedragen door de gemeente in het kader van de werking van de commissie.

Art. R.I.12-6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kent de Minister een jaarlijkse subsidie toe aan de gemeente :  1° waarvan de gemeentelijke commissie in de loop van het jaar voorafgaand aan het jaar van de subsidieaanvraag aantoont dat ze haar bevoegdheden regelmatig heeft uitgeoefend en dat ze het minimumaantal jaarlijkse vergaderingen bedoeld in artikel R.I.10.5, § 4, heeft gehouden voor zover het stemmingsquorum op die vergaderingen is bereikt;  2° die de deelname aantoont van de voorzitter, de leden of de persoon die het secretariaat waarneemt in de zin van artikel R.I.10-5, § 1, aan vormingen in verband met hun respectievelijke mandaat.  Het bedrag van de jaarlijkse subsidie bedraagt maximum :  1° 2.500 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit acht leden naast de voorzitter;  2° 4.500 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit twaalf leden naast de voorzitter;  3° 6.000 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit zestien leden naast de voorzitter.  De jaarlijkse subsidie dekt met name de kosten voor :  1° de werking van de gemeentelijke commissie, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer ze verschuldigd is en niet door de gemeente terugvorderbaar is en, in voorkomend geval, de betaling van aanwezigheidsgeld;  2° de vormingen aangevraagd door de voorzitter, de leden of de persoon die het secretariaat waarneemt in de zin van artikel R.I.10-5, § 1, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer ze verschuldigd is en niet door de gemeente terugvorderbaar is.  De voorzitter van de gemeentelijke commissie heeft recht op 25 euro aanwezigheidsgeld per vergadering.  De leden van de gemeentelijke commissie en, in voorkomend geval, hun plaatsvervangers, hebben recht op 12,50 euro aanwezigheidsgeld per vergadering.  § 2. Het gemeentecollege stuurt de subsidieaanvraag aan [1 het departement]1 tegen uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, op grond van een dossier dat hetvolgende bevat :  1° het jaarlijks activiteitenverslag van de gemeentelijke commissie;  2° het presentieblad van de leden voor elke vergadering;  3° de verantwoordingsstukken voor de kosten inherent aan de organisatie van vormingen;  4° de lijst van de uitgaven gedragen door de gemeente in het kader van de werking van de commissie.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 6. - Subsidies voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw
Art. R.I.12-7. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister één gemeente of verschillende aangrenzende gemeenten of een vereniging van gemeenten een subsidie toekennen voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw, tegen de volgende voorwaarden :
  1° de gemeente, of de aangrenzende gemeenten, of de vereniging van gemeenten nemen een adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw in dienst binnen de zes maanden na de beslissing tot toekenning van de subsidie;
  2° de adviseur voert bij de gemeentelijke commissie, indien bestaand, de door het Wetboek opgelegde opdrachten uit;
  3° de adviseur volgt de jaarlijkse vorming, verzorgd door de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling, bedoeld in artikel D.I.12, lid 1, 8°.
  § 2. De adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw :
  1° ofwel, is houder van een aanvullend masterdiploma " ruimtelijke ordening en stedenbouw ", burgerlijk ingenieur-architect, architect of enig ander diploma van universitair niveau of van het hoger onderwijs van het lange type, dat een vorming inhoudt van minstens tien kredieten omvat in het vakgebied ruimtelijke ordening en stedenbouw;
  2° ofwel, toont een ervaring van minstens zeven jaar aan in het beheer en de praktijk op het vlak van ruimtelijke ordening en stedenbouw.
  § 3. Het gemeentecollege richt het aanvraagdossier voor de subsidie voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw aan DGO4, op grond van een dossier met :
  1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot indienstneming of tot behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw of tot aanwijzing van één of meerdere statutaire of contractuele gemeentepersoneelsleden in de hoedanigheid van adviseur;
  2° een afschrift van het (de) diploma(`s) bedoeld in paragraaf 2, 1°, of een document waaruit de ervaring blijkt in het beheer en de praktijk op het vlak van ruimtelijke ordening en stedenbouw zoals bedoeld in paragraaf 2, 2°.
  Bij vervanging van de adviseur of bij aanwijzing van een bijkomende adviseur richt het gemeentecollege een nieuwe aanvraag aan DGO4, samen met de documenten bedoeld in lid 1, 1° en 2°.
  § 4. De vereniging van gemeenten dient een dossier in of de aangrenzende gemeenten dienen een gezamenlijk dossier in voor een subsidieaanvraag met het oog op de indienstneming van een adviseur wiens activiteit uitgeoefend wordt op het grondgebied van betrokken gemeenten.
  § 5. Het bedrag van de jaarlijkse subsidie wordt forfaitair per aanvraag vastgesteld voor voltijdse arbeidsprestaties van één enkele adviseur ten bedrage van :
  1° 28.000 euro maximum als de gemeente de toepassingsvoorwaarden verenigt van artikel D.IV.15, lid 1, 1°, of als alle gemeenten de toepassingsvoorwaarden verenigen van artikel D.IV.15, lid 1, 1° voor een vereniging van gemeenten of een groepering van aangrenzende gemeenten;
  2° 22.000 euro maximum, als de gemeentelijke commissie bestaat in alle betrokken gemeenten in geval van een vereniging van gemeenten of van een groepering van aangrenzende gemeenten;
  3° 7.500 euro maximum, als de gemeentelijke commissie niet bestaat in één van de betrokken gemeenten in geval van een vereniging van gemeenten of van een groepering van aangrenzende gemeenten.
  § 6. De vereffening van de subsidie wordt na afloop van het verlopen kalenderjaar verricht in verhouding tot de werkelijk uitgevoerde prestaties en op grond van :
  1° de verantwoording van de uitgaven, waarin met name de arbeidsregeling van de adviseur, diens brutto-jaarsalaris en de werkingskosten voor diens opdrachten begrepen zijn;
  2° het activiteitenverslag voor de opdrachten uitgevoerd door de adviseur, met inbegrip van diens opdrachten bij de gemeentelijke commissie en diens deelname aan de activiteiten georganiseerd door één of meerdere "Maisons de l'urbanisme" bedoeld in artikel R.I.12-5, § 1, lid 1;
  3° het attest voor de jaarlijkse verplichte vorming bedoeld in paragraaf 1, 3°, waaraan de adviseur deelgenomen heeft in de loop van het kalenderjaar dat voorwerp van de subsidie is.
  Het gemeentecollege stuurt de vereffeningsaanvraag, samen met de documenten bedoeld in lid 1, aan DGO4 tegen uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar dat voorwerp van de subsidie is.
  De vereffeningsaanvraag geldt als aanvraag tot verlenging van de subsidie.
  De Minister kan de inhoud van het activiteitenverslag bedoeld in lid 1, 2°, nader bepalen.

Art. R.I.12-7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister één gemeente of verschillende aangrenzende gemeenten of een vereniging van gemeenten een subsidie toekennen voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw, tegen de volgende voorwaarden :  1° de gemeente, of de aangrenzende gemeenten, of de vereniging van gemeenten nemen een adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw in dienst binnen de zes maanden na de beslissing tot toekenning van de subsidie;  2° de adviseur voert bij de gemeentelijke commissie, indien bestaand, de door het Wetboek opgelegde opdrachten uit;  3° de adviseur volgt de jaarlijkse vorming, verzorgd door de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling, bedoeld in artikel D.I.12, lid 1, 8°.  § 2. De adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw :  1° ofwel, is houder van een aanvullend masterdiploma " ruimtelijke ordening en stedenbouw ", burgerlijk ingenieur-architect, architect of enig ander diploma van universitair niveau of van het hoger onderwijs van het lange type, dat een vorming inhoudt van minstens tien kredieten omvat in het vakgebied ruimtelijke ordening en stedenbouw;  2° ofwel, toont een ervaring van minstens zeven jaar aan in het beheer en de praktijk op het vlak van ruimtelijke ordening en stedenbouw.  § 3. Het gemeentecollege richt het aanvraagdossier voor de subsidie voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw aan [1 het departement]1, op grond van een dossier met :  1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot indienstneming of tot behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw of tot aanwijzing van één of meerdere statutaire of contractuele gemeentepersoneelsleden in de hoedanigheid van adviseur;  2° een afschrift van het (de) diploma(`s) bedoeld in paragraaf 2, 1°, of een document waaruit de ervaring blijkt in het beheer en de praktijk op het vlak van ruimtelijke ordening en stedenbouw zoals bedoeld in paragraaf 2, 2°.  Bij vervanging van de adviseur of bij aanwijzing van een bijkomende adviseur richt het gemeentecollege een nieuwe aanvraag aan [1 het departement]1, samen met de documenten bedoeld in lid 1, 1° en 2°.  § 4. De vereniging van gemeenten dient een dossier in of de aangrenzende gemeenten dienen een gezamenlijk dossier in voor een subsidieaanvraag met het oog op de indienstneming van een adviseur wiens activiteit uitgeoefend wordt op het grondgebied van betrokken gemeenten.  § 5. Het bedrag van de jaarlijkse subsidie wordt forfaitair per aanvraag vastgesteld voor voltijdse arbeidsprestaties van één enkele adviseur ten bedrage van :  1° 28.000 euro maximum als de gemeente de toepassingsvoorwaarden verenigt van artikel D.IV.15, lid 1, 1°, of als alle gemeenten de toepassingsvoorwaarden verenigen van artikel D.IV.15, lid 1, 1° voor een vereniging van gemeenten of een groepering van aangrenzende gemeenten;  2° 22.000 euro maximum, als de gemeentelijke commissie bestaat in alle betrokken gemeenten in geval van een vereniging van gemeenten of van een groepering van aangrenzende gemeenten;  3° 7.500 euro maximum, als de gemeentelijke commissie niet bestaat in één van de betrokken gemeenten in geval van een vereniging van gemeenten of van een groepering van aangrenzende gemeenten.  § 6. De vereffening van de subsidie wordt na afloop van het verlopen kalenderjaar verricht in verhouding tot de werkelijk uitgevoerde prestaties en op grond van :  1° de verantwoording van de uitgaven, waarin met name de arbeidsregeling van de adviseur, diens brutto-jaarsalaris en de werkingskosten voor diens opdrachten begrepen zijn;  2° het activiteitenverslag voor de opdrachten uitgevoerd door de adviseur, met inbegrip van diens opdrachten bij de gemeentelijke commissie en diens deelname aan de activiteiten georganiseerd door één of meerdere "Maisons de l'urbanisme" bedoeld in artikel R.I.12-5, § 1, lid 1;  3° het attest voor de jaarlijkse verplichte vorming bedoeld in paragraaf 1, 3°, waaraan de adviseur deelgenomen heeft in de loop van het kalenderjaar dat voorwerp van de subsidie is.  Het gemeentecollege stuurt de vereffeningsaanvraag, samen met de documenten bedoeld in lid 1, aan [1 het departement]1 tegen uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar dat voorwerp van de subsidie is.  De vereffeningsaanvraag geldt als aanvraag tot verlenging van de subsidie.  De Minister kan de inhoud van het activiteitenverslag bedoeld in lid 1, 2°, nader bepalen.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 7. [1 - Subsidie met betrekking tot de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling]1   ----------   (1)
Art. R.I.12-8. [1 § 1. De Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling, hierna de P.C.R.O. genoemd, omvat de "Université catholique de Louvain" (CREAT), de "Université libre de Bruxelles" (IGEAT) en de "Université de Liège" (LEPUR).
   § 2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de regering een werkingssubsidie toekennen aan de PCRO voor de volgende opdrachten:
   1° de voortgezette opleiding van de adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw :
   2° elk onderzoek of elke expertise met betrekking tot de doelstellingen bedoeld in artikel D.II.2, § 2, tweede lid;
   3° de kapitalisatie van dit onderzoek of deze expertise en de verspreiding ervan door middel van publicaties, een internetsite, symposia of studiebijeenkomsten;
   4° de promotie van doctoraten in het kader van de thematische doctoraatsschool voor Ruimtelijke Ontwikkeling die de drie Franstalige academies samenbrengen.
   Het subsidiebesluit stelt de lijst van de opdrachten die aan de P.C.R.O. worden toevertrouwd vast in een jaarlijks werkprogramma.
   Tenzij in het subsidiebesluit anders is bepaald, wijden universitaire centra ten minste één halftijdse onderzoeker aan het onderzoek of de expertise waaraan zij worden toegewezen. De universitaire centra kunnen een beroep doen op elke onderaanneming die nodig is voor de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma.
   De subsidie is jaarlijks. Het wordt toegekend en vereffend tegen een tarief van een derde aan elke universiteit
   § 3. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt :
   1° vijfenveertig procent van de jaarlijkse subsidie op het moment dat het besluit dat de subsidie toekent wordt verzonden;
   2° vijfenveertig procent van de jaarlijkse subsidie op basis van een gezamenlijk tussentijds verslag dat door het sturingscomité is goedgekeurd.
   3° tien procent van de jaarlijkse subsidie op basis van een gezamenlijk eindverslag dat uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar wordt ingediend en door het sturingscomité wordt goedgekeurd.
   § 4. De Regering richt een sturingscomité op en wijst de leden ervan aan voor een periode van maximaal vijf jaar.
   Het comité bestaat uit :
   1° één vertegenwoordiger van de Minister, die het voorzitterschap waarneemt ;
   2° een vertegenwoordiger van elk van de andere Ministers van de Regering;
   3° de inspecteur-generaal van het departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw en een gemachtigd ambtenaar van een buitendirectie van hetzelfde departement van het DGO4.
   4° een vertegenwoordiger van het "Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique" (Waals instituut voor Evaluatie, Toekomstverwachting en Statistiek);
   5° één vertegenwoordiger van elk van de drie universiteiten.
   Voor elk onderzoek waarbij een of meer bevoegdheden van een ander operationeel directoraat-generaal van de Waalse Overheidsdienst dan de DGO4 betrokken zijn, wordt een vertegenwoordiger van deze directie, aangewezen door de minister, uitgenodigd op voorstel van de minister waarvan deze directie deel uitmaakt.
   Het Comité wordt ten minste driemaal per jaar door de voorzitter van het Comité bijeengeroepen. De vertegenwoordiger van elk van de drie universiteiten zetelt met raadgevende stem.
   § 5. Het secretariaat van de P.C.R.O. en van het sturingscomité wordt waargenomen door het departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van het DGO4.
   § 6. De opdrachten van het comité bestaan uit:
   1° de prioriteiten en de kalender m.b.t. de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma vaststellen;
   2° de goede uitvoering van de in paragraaf 2 bedoelde opdrachten evalueren en controleren, de tussentijdse en eindverslagen goedkeuren en, indien nodig, het werkprogramma bijstellen;
   3° de noodzakelijke aanpassingen tussen de begrotingsposten binnen het goedgekeurde werkprogramma valideren;
   4° instemmen met het gebruik van onderzoeksresultaten of expertise door universitaire centra of derden.
   § 7. Het comité stelt de minister voor, op gemotiveerde wijze, volgens de consensusprocedure en na de vertegenwoordigers van elk van de drie universiteiten te hebben uitgenodigd om hun argumenten te laten gelden, om een onderzoek, expertise of opdracht te schorsen wanneer hij van oordeel is dat de voorwaarden voor het welslagen ervan niet langer vervuld zijn.
   Onverminderd de bepalingen van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de Gemeenschappen en de Gewesten, alsook voor de organisatie van de controle van Rekenhof, en rekening houdend met de wetenschappelijke aard van de resultaten van onderzoek, expertise of opdrachten, stelt het sturingscomité aan de Minister voor, op gemotiveerde wijze, volgens de consensusprocedure en na de vertegenwoordigers van elk van de drie universiteiten uitgenodigd te hebben om hun argumenten te laten gelden, het bedrag van de al dan niet terug te betalen subsidie, indien het gezamenlijk tussentijds verslag of het gezamenlijk eindverslag niet wordt goedgekeurd. Hij stelt ook een herverdeling van de desbetreffende begroting voor.
   Tussentijdse of eindresultaten van een opgeschort of niet-goedgekeurd onderzoek of expertise worden op geen enkele wijze verspreid of gecommuniceerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. R.I.12-8_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 § 1. De Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling, hierna de P.C.R.O. genoemd, omvat de "Université catholique de Louvain" (CREAT), de "Université libre de Bruxelles" (IGEAT) en de "Université de Liège" (LEPUR).   § 2. [2 De Regering kan binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen en onder de door haar vastgestelde voorwaarden subsidies toekennen aan de PCRO.   De nadere regels omtrent de subsidiëring en de desbetreffende bedragen worden vastgelegd in een overeenkomst die tussen de Regering en de PCRO wordt gesloten.]2   § 3. [2 ...]2   § 4. [2 ...]2   § 5. [2 ...]2   § 6. [2 ...]2   § 7. [2 ...]2]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK VI. - Nadere regels voor verzendingen en het berekenen van termijnen
Art. R.I.13-1. De procédés waarbij een vaststaande datum aan het versturen en het ontvangen van een akte wordt verleend zijn :
  1° voor het versturen, een gedateerde ontvangstmelding van het schrijven, verstrekt door de distributiedienst;
  2° voor het ontvangen, een bericht van ontvangst of een ontvangstmelding, gedateerd en ondertekend door de bestemmeling van het schrijven;
  3° voor het ontvangen, een bewijs van de ontvangstdatum van het schrijven door de bestemmeling ervan, verstrekt door de distributiedienst.

HOOFDSTUK VII. - Overgangsrecht
Afdeling 1. - Commissies
Afdeling 2. - Erkenningen
Afdeling 3. - Toelagen
Boek 2. - Planificatie
Titel 1. - Ontwikkelingsplannen
HOOFDSTUK I. - Ruimtelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1. - Begripsomschrijving en inhoud
Afdeling 2. - Procedure
Afdeling 3. - Herziening
HOOFDSTUK II. - Meergemeentelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1-. Begripsomschrijving en inhoud
Afdeling 2. - Procedure
Afdeling 3. - Herziening
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Algemeen
Afdeling 2. - Begripsomschrijving en inhoud
Onderafdeling 1. - Gemeentelijk ontwikkelingsplan
Onderafdeling 2. - Lokaal beleidsontwikkelingsplan
Afdeling 3. - Procedure
Afdeling 4. - Herziening
HOOFDSTUK IV. - Opvolging van de milieueffecten
HOOFDSTUK V. - Opheffing
HOOFDSTUK VI. - Juridische gevolgen en hiërarchie
Afdeling 1. - Rechtsgevolgen
Afdeling 2. - Hiërarchie
Titel 2. - Gewestplannen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Afdeling 1. - Algemeen
Onderafdeling 1. - Verkeersnetten en leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen
Art. R.II.21-1. Hoofdverkeersinfrastructuren.
  Uitgezonderd de aansluitingen op ondernemingen, gebieden van gewestelijk belang, bedrijfsruimtes, recreatiegebieden, gebieden van aanhorigheden van ontginningsgebieden en ontginningsgebieden bestaat het net van de hoofdverkeersinfrastructuren uit het net, opgenomen in de territoriale structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan en omvat :
  1° de autosnelwegen en de gewestelijke verbindingswegen met tweemaal twee rijstroken, daaronder inbegrepen de singelwegen wanneer ze bestaan uit vakken van die wegen, die het Waalse grondgebied zijn structuur verlenen door vermazing van de gewestelijke kernen;
  2° de spoorlijnen, uitgezonderd die met een uitsluitend toeristische bestemming;
  3° de bevaarbare waterwegen, daaronder inbegrepen de door deze gevormde watervlakken.

Art. R.II.21-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Hoofdverkeersinfrastructuren.  Uitgezonderd de aansluitingen op ondernemingen, gebieden van gewestelijk belang, bedrijfsruimtes, recreatiegebieden, gebieden van aanhorigheden van ontginningsgebieden en ontginningsgebieden bestaat het net van de hoofdverkeersinfrastructuren uit het net, opgenomen in de territoriale structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan en omvat :  1° de autosnelwegen en de gewestelijke verbindingswegen met tweemaal twee rijstroken, daaronder inbegrepen de singelwegen wanneer ze bestaan uit vakken van die wegen, die het [1 Duitse taalgebied]1 zijn structuur verlenen door vermazing van de gewestelijke kernen;  2° de spoorlijnen, uitgezonderd die met een uitsluitend toeristische bestemming;  3° de bevaarbare waterwegen, daaronder inbegrepen de door deze gevormde watervlakken.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.II.21-2. Hoofdinfrastructuren voor elektriciteitstransport.
  Het hoofdinfrastructuurnet voor elektriciteitstransport bestaat uit de boven- en ondergrondse lijnen met een hogere spanning dan honderdvijftig kilovolt die het elektriciteitstransport waarborgen en deel uitmaken van het structurerend net.
  Onder elektriciteitstransport wordt verstaan, de elektriciteitstransmissie, onder uitsluiting van de aansluiting op een eindafnemer, verstaan als zijnde iedere natuurlijke of publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon die elektriciteit koopt voor eigen gebruik.
  De aansluiting van de elektriciteitsproductie-installaties, voor wat de injectie in het net betreft, maakt geen deel uit van het hoofdinfrastructuurnet.

Art. R.II.21-3. Hoofdinfrastructuren voor aardgastransport.
  Het hoofdinfrastructuurnet voor aardgastransport bestaat uit de leidingen die deel uitmaken van het op gewestelijke schaal structurerend aardgastransportnet.
  Er wordt verstaan onder :
  1° aardgastransport : aardgastransmissie, onder uitsluiting van de installaties voor de distributie en de aansluiting van de eindafnemer, verstaan als zijnde iedere persoon die gas koopt voor eigen gebruik;
  2° op gewestelijke schaal structurerend net : het net voor aardgastransport, bestaande uit :
  a) de interconnecties met de buitenlandse netten voor aardgastransport waarmee de in het buitenland gelegen gasproductiebronnen verbonden zijn met de leidingennetten die ofwel de distributienetten ofwel de elektriciteitscentrales ofwel de industriële verbruikers bevoorraden;
  b) de leidingen, hoofdzakelijk bestemd voor aardgastransport zonder leveringen op het grondgebied van het Waalse Gewest;
  c) de verbindingen tussen die infrastructuren.

Art. R.II.21-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Hoofdinfrastructuren voor aardgastransport.  Het hoofdinfrastructuurnet voor aardgastransport bestaat uit de leidingen die deel uitmaken van het op gewestelijke schaal structurerend aardgastransportnet.  Er wordt verstaan onder :  1° aardgastransport : aardgastransmissie, onder uitsluiting van de installaties voor de distributie en de aansluiting van de eindafnemer, verstaan als zijnde iedere persoon die gas koopt voor eigen gebruik;  2° op gewestelijke schaal structurerend net : het net voor aardgastransport, bestaande uit :  a) de interconnecties met de buitenlandse netten voor aardgastransport waarmee de in het buitenland gelegen gasproductiebronnen verbonden zijn met de leidingennetten die ofwel de distributienetten ofwel de elektriciteitscentrales ofwel de industriële verbruikers bevoorraden;  b) de leidingen, hoofdzakelijk bestemd voor aardgastransport zonder leveringen op het [1 Duitse taalgebied]1;  c) de verbindingen tussen die infrastructuren.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.II.21-4. Hoofdinfrastructuren voor vloeistoftransport.
  Het hoofdinfrastructuurnet voor vloeistoftransport bestaat uit de leidingen die deel uitmaken van het transportnet voor gas- of vloeistofelementen, onder uitsluiting van water en opgenomen in de territoriale structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan, onder uitsluiting van de aansluiting op een eindafnemer.

Onderafdeling 2. - Doelstellingen en effecten van de beschermingsomtrekken
Art. R.II.21-5. De omtrek van waardevolle vergezichten streeft naar de vrijwaring van de buitengewone uitzichten op een bebouwd of onbebouwd landschap.
  De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan voorwaarden waarvan het doel erin bestaat te voorkomen dat het waardevolle vergezicht aangetast wordt.

Art. R.II.21-6. De omtrek van ecologische doorgangsgebieden strekt ertoe, de ruimtes die als doorgang dienen tussen de biotopen van dieren- en plantensoorten in stand te houden.
  De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere beschermingsvoorwaarden.

Art. R.II.21-7. De landschappelijk waardevolle omtrek streeft naar de bescherming, het beheer of de inrichting van het landschap.
  De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er toegelaten worden voor zover ze bijdragen tot de bescherming, het beheer of de inrichting van het (on)bebouwd landschap.

Art. R.II.21-8. De omtrek van cultureel, historisch of esthetisch waardevolle gebieden strekt ertoe, in een bebouwde omgeving naar een evenwicht te streven tussen de al dan niet bebouwde ruimten en de monumenten of plaatsen die overheersend zijn in of kenmerkend zijn voor die gebieden.
  De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere beschermingsvoorwaarden.

Art. R.II.21-9. De omtrek voor de uitbreiding van ontginningsgebieden strekt ertoe, afzettingen van rotsgesteenten potentieel te benutten.
  De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan voorwaarden waarvan het doel erin bestaat te voorkomen dat een potentiële afzetting aangetast wordt.

Onderafdeling 3. - Grafische weergave van het gewestplan
Art. R.II.21-10. Bijlage 3 vormt de verklaring voor de grafische weergave van de ontwerpen van plannen en gewestplannen. Bijlage 3 heeft geen enkele reglementaire draagwijdte voor zover ze er enkel toe strekt, in de grafische weergave van de gebieden, tracés of omtrekken bedoeld in de artikelen D.II.18 tot D.II.68 te voorzien.

Afdeling 2. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Art. R.II.23-1. In de zin van deze afdeling wordt verstaan onder eigendom, een in rechte en feite homogeen onroerend geheel.

Art. R_II.23-1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    In de zin van deze afdeling wordt verstaan onder [1 goed]1, een in rechte en feite homogeen onroerend geheel.
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Onderafdeling 1. - Gebieden van aanhorigheden van ontginningen
Art. R.II.33-1.Voorwaarden voor het samenbrengen van inerte afvalstoffen en de benutting van aarde en stenen.
  § 1. Voor het samenbrengen van inerte afvalstoffen kunnen volgende afvalstoffen, opgenomen in het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus, toegelaten worden :
  1° aarde en afvalstoffen van bouw- en afbraakwerken bedoeld onder de codes 17.01, 17.05 en 17.07;
  2° afvalstoffen uit de ontginning van de mineralen bedoeld onder code 01.01;
  3° afvalstoffen afkomstig van de fysische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen bedoeld onder code 01.04.
  Onder het samenbrengen van inerte afvalstoffen wordt verstaan, de installatie voor het samenbrengen of sorteren van inerte afvalstoffen, zoals bedoeld onder rubriek 90.21.01 [1 of onder rubriek 90.21.01]1 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
  [1 Voor de verwerking kunnen worden toegelaten :
   Conforme grond tegen de gebruiksvoorwaarden bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake;
   Natuursteenachtige materialen in overeenstemming met bijlage 1 bij het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010102)";
   Zavel geproduceerd bij de bewerking van natuursteen, in overeenstemming met de verwerkingsvoorwaarden bedoeld in bijlage 1 bij het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010409I);
   De beperkte mechanische activiteiten zoals het sorteren, het zeven en/of het fijn zeven zijn toelaatbaar voor zover ze nodig zijn en een randvoorwaarde vormen voor de ter plaatse vergunde verwerking.";
   3° in paragraaf 2 wordt punt 3° aangevuld met volgende woorden: " behoudens in het geval waarin een vergunning voor het samenbrengen en voorbehandelen van inerte afvalstoffen of tot toelating van bodemreliëfwijziging met gebruikmaking van exogene stoffen is verstrekt voor inwerkingtreding van dit Wetboek.]1
  § 2. Het samenbrengen, noch het benutten van afvalstoffen zijn toegelaten :
  1° in de locaties, erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 over het natuurbehoud;
  2° in een vastgelegd preventiegebied, in een preventiegebied of in een toezichtsgebied betreffende de winningen van tot drinkwater verwerkbaar water, ingevoerd krachtens Boek II van het Milieuwetboek;
  3° in de reeds uitgebate steengroeven.
  ----------
  (1)<BWG 2018-07-05/29, art. 62, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2019>

Art. R.II.33-2. Procedure.
  De stedenbouwkundige of de globale vergunning voor het samenbrengen van inerte afvalstoffen of de benutting van aarde en stenen kan slechts verstrekt worden na advies van DGO3 - Departement Bodems en Afvalstoffen.

Onderafdeling 2. - Landbouwgebieden
Art. R.II.36-1. Aanvullende diversificatieactiviteiten.
  De aanvullende diversificatieactiviteiten zijn :
  1° de verwerking, de benutting en de verhandeling van producten van één of meerdere, gebundelde landbouwbedrijven, voor zover de gebouwen en de installaties in de nabijheid gelegen zijn van de landbouwproductie-eenheid van één van de landbouwers;
  2° het verschaffen van een toeristisch onderkomen op de hoeve, met inbegrip van een hoevekampeerterrein, voor zover de installaties voor het verschaffen van een toeristisch onderkomen in de nabijheid gelegen zijn van de gebouwen en, in voorkomend geval, van het woongedeelte van het landbouwbedrijf;
  3° de leerboerderijen in de zin van het Waalse Landbouwwetboek en de boerderijen voor sociale inschakeling;
  4° het toerisme op de hoeve, met inbegrip van de recreatie-activiteiten van het bedrijfshoofd zoals boerderijgolf, paardenmanèges of het inrichten van weiden voor tijdelijke verhuur ervan aan jeugdbewegingen;
  5° onverminderd de onontbeerlijke biomethaniseringseenheid voor een landbouwbedrijf, in de zin van artikel D.II.36, § 1, lid 2, de biomethaniseringseenheid die gevoed wordt door gewasresten en dierlijke mest, geproduceerd door meerdere landbouwbedrijven.

Art. R.II.36-2. Windturbines.
  De mast van de windturbines, bedoeld in artikel D.II.36, § 2, lid 2, staat op maximum duizend vijfhonderd meter van de as van de hoofdverkeersinfrastructuren in de zin van artikel R.II.21-1 of van de grens van een bedrijfsruimte.

Art. R.II.36-3. Bebossing.
  Bebossing wordt tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° de bebossing beoogt, een goed of een deel van een goed dat voorheen nog niet van bomen was voorzien voor een langere periode dan twaalf jaar van bomen te voorzien door aanplanting of spontane plantengroei;
  2° het project is op een goed gelegen, dat grenst aan een bestaand bos, bosje of woud of aan een bosgebied opgenomen op het gewestplan, behalve als de te bebossen oppervlakte hoger is dan drie hectare uit één stuk;
  3° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, zoals bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in een landschappelijk waardevolle omtrek, zoals bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 3° ;
  4° het project houdt geen enkele reliëfwijziging of drainage in;
  5° de aanplantingen voldoen aan de criteria van het ecologisch boomsoortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek en zijn aangepast aan de pedologische omstandigheden van het betrokken perceel;
  6° de aanplantingen bevatten minstens tien percent loofboomsoorten, waaronder aan de buitenkant een gelaagde bosrand bestaande uit inlandse soorten.

Art. R.II-36-4. Intensieve teelt van bosboomsoorten.
  Intensieve teelt van bosboomsoorten wordt tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° ze beoogt de productie van biomassa of energiehout en bestaat erin, een goed of een deel van een goed dat voorheen nog niet van bomen was voorzien voor een langere periode dan twaalf jaar van bomen te voorzien door aanplanting of spontane plantengroei;
  2° het project is op een goed gelegen, dat grenst aan een bestaand bos, bosje of woud of aan een bosgebied opgenomen op het gewestplan, behalve als de te bebossen oppervlakte hoger is dan drie hectare uit één stuk;
  3° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, zoals bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in een landschappelijk waardevolle omtrek, zoals bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 3° ;
  4° het project houdt geen enkele reliëfwijziging of drainage in;
  5° wanneer de intensieve teelt van bosboomsoorten beëindigd wordt, krijgt de locatie haar landbouwbestemming terug.

Art.R.II.36-5. Poel.
  Poelen worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° de waterdiepte is maximum 2 meter;
  2° de oppervlakte is maximum 10 are;
  3° een deel van de omtrek vertoont een zeer zachte helling;
  4° de omtreklijnen zijn onregelmatig;
  5° ze wordt omringd door een onbewerkt of niet extensief bewerkt buffergebied.

Art.R_II.36-5 .DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP...    Poel.  Poelen worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :  1° de waterdiepte is maximum 2 meter;  2° de oppervlakte is maximum 10 are;  3° [1 minstens een derde]1 van de omtrek vertoont een zeer zachte helling;  4° de omtreklijnen zijn onregelmatig;  5° ze wordt omringd door een onbewerkt of niet extensief bewerkt buffergebied;  [1 6° het wateroppervlak ligt door boombeplanting gedeeltelijk in de schaduw.]1
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art. R.II-36-6. Visteelt.
  Visteeltbedrijven worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° ze bestaan uit vijvers, bekkens, technische lokalen en aansluitende uitrustingen, nodig voor de teelt en de productie van vissen en andere aquatische producten;
  2° de bedrijfsgebouwen bestaan uit verdiepingloze eenvoudige bouwvolumes met een zadeldak waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of uit een groendak met uitsluitend inlandse soorten;
  3° de opgaande muren bestaan uit natuurlijke materialen of worden bedekt met een houten gevelbekleding;
  4° het bedrijf wordt in het kader van een beroepsactiviteit gerund.
  De woning van de uitbater die visteelt als beroepsactiviteit beoefent wordt, voor zover ze volledig deel uitmaakt van het bedrijf, toegelaten als de onderneming minstens één beroepskrachteenheid verantwoordt.

Art. R.II.36-7. Vissershut.
  Vissershutten worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° één enkele vissershut wordt per vijver of groep van vijvers met een minimumoppervlakte van tien are toegelaten;
  2° de vissershut is gelegen aan de rand van de vijvers of groep van vijvers;
  3° de hut beslaat een bodemoppervlakte van maximum veertig vierkante meter;
  4° de hut bestaat uit één enkel verdiepingloos eenvoudig bouwvolume met een donker, mat zadeldak waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of met een groendak met uitsluitend inlandse soorten;
  5° de opgaande muren bestaan uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurig beschermingsproduct.

Art. R.II.36-8. Jagershutten.
  Jagershutten worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° één enkele jagershut wordt per jachtgebied in de zin van artikel 2bis van de jachtwet van 28 februari 1882 toegelaten;
  2° de bodemoppervlakte beslaat maximum veertig vierkante meter;
  3° de hut bestaat uit één enkel verdiepingloos eenvoudig bouwvolume met een donker, mat zadeldak waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of met een groendak met uitsluitend inlandse soorten;
  4° de opgaande muren bestaan uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurig beschermingsproduct.
  De oppervlakte bedoeld in lid 1, 2°, kan met tien vierkante meter uitgebreid worden indien een koelkamer voor wild ingericht wordt.

Art. R.II.36-9. Kleine schuilplaatsen voor dieren.
  Kleine schuilplaatsen voor dieren worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° één enkele schuilplaats per eigendom;
  2° de bodemoppervlakte beslaat maximum zestig vierkante meter;
  3° de schuiplaats bestaat uit één enkel verdiepingloos eenvoudig bouwvolume met een donker, mat zadeldak waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of met een groendak met uitsluitend inlandse soorten;
  4° de opgaande muren bestaan uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurig beschermingsproduct.
  De oppervlakte bedoeld in lid 1, 2°, kan met vijftien vierkante meter uitgebreid worden met het oog op de opslag van diervoeders.

Art. R_II.36-9.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Kleine schuilplaatsen voor dieren.  Kleine schuilplaatsen voor dieren worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :  1° één enkele schuilplaats per [1 goed]1;  2° de bodemoppervlakte beslaat maximum zestig vierkante meter;  3° de schuiplaats bestaat uit één enkel verdiepingloos eenvoudig bouwvolume met een donker, [1 mat lessenaarsdak of zadeldak]1 waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of met een groendak met uitsluitend inlandse soorten;  4° de opgaande muren bestaan uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurig beschermingsproduct.  De oppervlakte bedoeld in lid 1, 2°, kan met vijftien vierkante meter uitgebreid worden met het oog op de opslag van diervoeders.
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art. R.II.36-10. Recreatieve openluchtactiviteiten.
  Recreatieve openluchtactiviteiten worden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° het betreft ontspanningsactiviteiten uit de recreatiesector, met name activiteiten in verband met een dierenpark, of sport, die in specifieke ruimtes beoefend worden, zoals hengelsport, golf, paardrijden, mountainbike, schuttersporten, voetbal, avonturenparcoursen, luchtmodelbouw, ultra lichte gemotoriseerde vliegtuigjes en openluchtactiviteiten waarbij voertuigen met een elektrische, thermische of verbrandingsmotor worden gebruikt;
  2° de bestemming van het gebied wordt erdoor niet onherroepelijk gewijzigd;
  3° uitgezonderd de vijvers, de uitrustingen voor de opslagverrichtingen van brandstoffen en de uitrustingen voor schuttersactiviteiten, mag geen enkel deel van de bodem met een ondoordringbare grondlaag bedekt worden binnen in de omtrek van de uitrustingen;
  4° de parkeerruimte voor voertuigen wordt aangelegd op waterdoorlatend en niet gladgestreken terrein;
  5° uitgezonderd de uitrustingen betreffende de schuttersactiviteiten worden de funderingen van gebouwen uitgevoerd op tegeldragers en de opgaande muren worden niet gemetseld of ter plaatse in beton gegoten.
  De terreinen waarop openluchtactiviteiten plaatsvinden die gebruik maken van thermische of verbrandingsmotoren zijn op voldoende afstand gelegen van de bewoonde plaatsen en de ruimten die doorgaans voor rust en ontspanning worden gebruikt, zodat ze verenigbaar zijn met de omgeving en de hoofdbestemming van bedoelde plaats en ruimte niet in gevaar brengen.

Art. R.II.36-11. Modules voor de productie van elektriciteit en warmte.
  Een biomethaniseringseenheid per eigendom wordt toegelaten op voorwaarde dat dit verenigbaar is met de omgeving.
  Een windturbine per eigendom wordt toegelaten voor zover de mast hoogstens vierentwintig meter meet.
  Een module voor de productie van elektriciteit of warmte met de zon als energiebron wordt tegen volgende voorwaarden toegelaten :
  1° ofwel, de module wordt rechtstreeks op een bestaand gebouw aangebracht;
  2° ofwel, de module wordt rechtstreeks of via een montageconstructie in de bodem verankerd voor zover de module, in verhouding tot de toegangsweg, achter de gebouwen geplaatst wordt.

Art. R_II.36-11.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Modules voor de productie van elektriciteit en warmte.  Een biomethaniseringseenheid per [1 goed]1 wordt toegelaten op voorwaarde dat dit verenigbaar is met de omgeving.  Een windturbine per [1 goed]1 wordt toegelaten voor zover de mast hoogstens vierentwintig meter meet.  Een module voor de productie van elektriciteit of warmte met de zon als energiebron wordt tegen volgende voorwaarden toegelaten :  1° ofwel, de module wordt rechtstreeks op een bestaand gebouw aangebracht;  2° ofwel, de module wordt rechtstreeks of via een montageconstructie in de bodem verankerd voor zover de module, in verhouding tot de [1 openbare toegangsweg]1, achter de gebouwen geplaatst wordt.
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art. R.II.36-12. Elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 en elke stedenbouwkundige vergunning of elk stedenbouwkundig attest nr. 2 betreffende de activiteiten bedoeld in de artikelen R.II.36-2 tot R.II.36-11 wordt formeel gemotiveerd ten opzichte van de effecten van die activiteiten op de landbouw, het landschap, de flora, de fauna, de bodem, het aflopend hemelwater, het debiet en de kwaliteit van de waterlopen.
  De vrijwaring van de kenmerken van een naburige locatie, beschermd krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud of de Richtlijnen 2009/147/EU van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna mag niet in gevaar worden gebracht.

Onderafdeling 3. - Bosgebieden
Art. R.II.37-1. Kerstbomenteelt.
  Kerstbomenaanplantingen worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° de uitbating wordt in het kader van een beroepsactivieit verricht;
  2° de kerstbomen worden geveld of uitgetrokken in de periode van twaalf jaar volgend op de aanplanting;
  3° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
  4° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, in een landschappelijk waardevolle omtrek bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 3°, in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud of in een biologisch zeer waardevolle locatie zoals vermeld op de cartografische portaalsite van de Waalse Overheidsdienst;
  5° de oppervlakte, ingenomen door de kerstbomen, beslaat maximum één hectare per beboste oppervlakte van tien hectare uit één stuk;
  6° de aanplanting mag niet de plaats innemen van een loofbos;
  7° het terrein is toegankelijk via minstens één weg waarop het voertuigverkeer bij of krachtens het Boswetboek toegelaten is;
  8° wanneer de kerstbomenteelt beëindigd wordt, wordt de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie.

Art. R.II.37-2. Windturbines.
  De mast van de windturbines bedoeld in artikel D.II.37, § 1, lid 6, is gelegen :
  1° buiten de omtrek van een locatie, erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 over het natuurbehoud;
  2° op een afstand van maximum zevenhonderdvijftig meter van de as van de hoofdverkeersinfrastructuren in de zin van artikel R.II.21-1;
  3° buiten een loofbomenbestand in de zin van het Boswetboek.

Art. R.II.37-3. Constructies voor bostoezicht.
  Constructies voor bostoezicht worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° het betreft een observatiepost;
  2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
  3° de grondinneming bedraagt maximum tien vierkante meter;
  4° de opgaande muren, indien onontbeerlijk, bevatten lichtspleten en bestaan uit hout dat enkel ingestreken mag worden met een donkerkleurig beschermingsproduct;
  5° in voorkomend geval heeft het dak een donkerkleurige en matte laag of bestaat uit uitsluitend inlandse soorten.

Art. R.II.37-4. Constructies voor de uitbating van de bossen.
  Constructies voor de uitbating van de bossen worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° het betreft een hangar voor het onderbrengen van het materiaal voor de uitbating van de bossen;
  2° één enkele hangar wordt toegelaten per eigendom van vijfentwintig hectare bos uit één stuk;
  3° de hangar is toegankelijk via minstens één weg waarop het voertuigverkeer bij of krachtens het Boswetboek toegelaten is;
  4° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
  5° de hangar bestaat uit één enkel enkelvoudig verdiepingloos bouwvolume met een zadeldak waarvan beide delen dezelfde hellingsgraad hebben of met een groendak bestaande uit uitsluitend inlandse soorten;
  6° de opgaande muren worden opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag.
  In afwijking van lid 1, 2°, wordt één hangar per eigendom van tien hectare uit één stuk toegelaten voor zover de grondinneming beperkt blijft tot veertig vierkante meter.

Art. R.II.37-5. Constructies voor de eerste houtverwerking.
  Constructies voor de eerste houtverwerking worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° het betreft constructies voor de opslag, het zagen, het drogen, het ontschorsen of het schaven van hout;
  2° ze worden opgetrokken aan de rand van een bosgebied opgenomen op het gewestplan, op een terrein dat slechts een klein bosbouwkundig, biologisch, waterbouwkundig of landschappelijk belang vertoont;
  3° ze zijn gelegen langs een weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen, over een wegverharding beschikt en breed genoeg is, rekening houdend met de verwerkingscapaciteit van de onderneming;
  4° de uitbating wordt in het kader van een beroepsactivieit verricht.

Art. R.II.37-6. Eenheden voor de energievalorisering van de biomassa.
  Eenheden voor de energievalorisering van de biomassa worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° het betreft verbrandingsinstallaties en bijhorende uitrustingen, waarvoor de brandstof tegen minstens negentig percent bestaat uit reststoffen die rechtstreeks afkomstig zijn van de uitbating van de bossen en de eerste houtverwerking;
  2° de eenheid wordt gevestigd aan de rand van een bosgebied opgenomen op het gewestplan, op een terrein dat slechts een klein bosbouwkundig, biologisch, waterbouwkundig of landschappelijk belang vertoont;
  3° de eenheid is gelegen langs een weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen, over een wegverharding beschikt en breed genoeg is, rekening houdend met de verwerkingscapaciteit van de onderneming;
  4° de uitbating wordt in het kader van een beroepsactivieit verricht.

Art. R.II.37-7. Visteelt.
  Visteelt wordt tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° de visteeltinrichtingen bestaan uit vijvers, bassins, technische lokalen en bijhorende uitrustingen voor de teelt en de productie van vissen en andere aquatische producten;
  2° het project wordt aangelegd op een terrein dat een klein bosbouwkundig, biologisch of waterbouwkundig belang vertoont;
  3° het project is toegankelijk via minstens één weg waarop het voertuigverkeer bij of krachtens het Boswetboek toegelaten is;
  4° de bedrijfsgebouwen bestaan uit enkelvoudige verdiepingloze bouwvolumes met een zadeldak waarvan beide delen dezelfde hellingsgraad hebben of met een groendak bestaande uit uitsluitend inlandse soorten;
  5° de opgaande muren worden opgetrokken uit hout of worden bekleed met houtplanken die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag.
  6° de uitbating wordt in het kader van een beroepsactivieit verricht.
  Voor zover de uitbaterswoning volledig deel uitmaakt van het bedrijf, mag de uitbater wiens beroep uit visteelt bestaat zijn woonst vestigen als de onderneming minstens de inzet van één arbeidskrachteenheid verantwoordt.

Art. R.II.37-8. Jachthutten.
  Jachthutten worden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° één enkele jachthut wordt toegelaten per jachtgebied in de zin van artikel 2bis van de jachtwet van 28 februari 1882;
  2° de grondinneming beslaat een oppervlakte van maximum veertig vierkante meter;
  3° de jachthut bestaat uit één enkel enkelvoudig verdiepingloos bouwvolume met een zadeldak waarvan beide delen dezelfde hellingsgraad hebben of met een groendak bestaande uit uitsluitend inlandse soorten;
  4° de opgaande muren worden opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag.
  De oppervlakte bedoeld in lid 1, 2°, kan uitgebreid worden met tien vierkante meter indien er een koelkamer voor de opslag van wildvlees voorzien wordt.

Art. R.II.37-9. Vissershutten.
  Vissershutten worden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° één enkele vissershut wordt toegelaten per vijver of groep van vijvers met een oppervlakte van minstens tien are;
  2° de vissershut is gelegen langs een vijver of groep van vijvers;
  3° de grondinneming van de vissershut beslaat een oppervlakte van maximum veertig vierkante meter;
  4° de vissershut bestaat uit één enkel enkelvoudig verdiepingloos bouwvolume met een zadeldak waarvan beide delen dezelfde hellingsgraad hebben of met een groendak bestaande uit uitsluitend inlandse soorten;
  5° de opgaande muren worden opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag.

Art. R.II.37-10. Vrijetijdsverblijven.
  Van de lijst van de vrijetijdsverblijven bedoeld in artikel D.II.37, § 4, maken deel uit : de tent, de tipi, de joert, de luchtbel en de houten blokhut, met inbegrip van de paalhut.

Art. R.II.37-11. Bouwwerken, uitrustingen, wegen, onmiddellijke omgeving en parkeergelegenheden van publieke activiteiten met didactische doeleinden, bosinitiatie, bosobservatie, recreatieve of toeristische activiteiten.
  § 1. De publieke activiteiten met didactische doeleinden, bosinitiatie, bosobservatie, recreatieve of toeristische activiteiten, behalve de vrijetijdsverblijven, zijn toegelaten in bosgebieden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden :
  1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of voor recreatieve of toeristische activiteiten, in een integraal reservaat, bedoeld in artikel 71, leden 1 en 2, van het Boswetboek of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :
  a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, de beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
  b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
  2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
  3° de bouwwerken, installaties en uitrustingen worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen;
  4° de bouwwerken worden op een maximumafstand van honderd meter gevestigd ten opzichte van de openbare toegangsweg;
  5° voor de ontvangst van het publiek wordt één enkel verdiepingloos bouwwerk met een grondinneming van maximum zestig vierkante meter toegelaten;
  6° de bouwwerken en uitrustingen bestaan uit een verdiepingloos enkelvoudig bouwvolume;
  7° de opgaande muren van de bouwwerken en uitrustingen worden hoofdzakelijk in hout uitgevoerd;
  8° indien nodig, worden de binnenwegen en de parkeergelegenheden voor dienstvoertuigen aangelegd op een waterdoorlatende en niet gladgestreken ondergrond;
  9° wanneer de activiteit beëindigd wordt, wordt in voorkomend geval de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie.
  De punten 2°, 5° en 6° zijn niet van toepassing voor zover tegelijk :
  1° het project kadert in een project tot toeristische valorisering van bosarealen, ontwikkeld door het Waalse Gewest in de zin van het Waalse Toerismewetboek of een project tot toeristische valorisering van de bossen, ontwikkeld door de Duitstalige Gemeenschap;
  2° als het project gevestigd wordt in een bos van meer dan twintig hectare uit één stuk onder bosregeling, wordt het plan tot bosinrichting, bedoeld in artikel 57 van het Boswetboek definitief aangenomen.
  § 2. Vrijetijdsverblijven worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in een integraal reservaat, in de zin van artikel 71, leden 1 en 2, van het Boswetboek of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :
  a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, de beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
  b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
  2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
  3° het project bevat maximum tien onderkomens per hectare;
  4° de onderkomens worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen;
  5° de onderkomens worden op een maximumafstand van honderd meter gevestigd ten opzichte van de openbare toegangsweg;
  6° de oppervlakte van de onderkomens beslaat maximum zestig vierkante meter;
  7° voor hutten worden de opgaande muren en het dak opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag;
  8° als het project gevestigd wordt in een bos van meer dan twintig hectare uit één stuk onder bosregeling, wordt het plan tot bosinrichting, bedoeld in artikel 57 van het Boswetboek, definitief aangenomen.

Art. R.II.37-11_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Bouwwerken, uitrustingen, wegen, onmiddellijke omgeving en parkeergelegenheden van publieke activiteiten met didactische doeleinden, bosinitiatie, bosobservatie, recreatieve of toeristische activiteiten.  § 1. De publieke activiteiten met didactische doeleinden, bosinitiatie, bosobservatie, recreatieve of toeristische activiteiten, behalve de vrijetijdsverblijven, zijn toegelaten in bosgebieden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden :  1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of voor recreatieve of toeristische activiteiten, in een integraal reservaat, bedoeld in artikel 71, leden 1 en 2, van het Boswetboek of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :  a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, de beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;  b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;  2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;  3° de bouwwerken, installaties en uitrustingen worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen;  4° de bouwwerken worden op een maximumafstand van honderd meter gevestigd ten opzichte van de openbare toegangsweg;  5° voor de ontvangst van het publiek wordt één enkel verdiepingloos bouwwerk met een grondinneming van maximum zestig vierkante meter toegelaten;  6° de bouwwerken en uitrustingen bestaan uit een verdiepingloos enkelvoudig bouwvolume;  7° de opgaande muren van de bouwwerken en uitrustingen worden hoofdzakelijk in hout uitgevoerd;  8° indien nodig, worden de binnenwegen en de parkeergelegenheden voor dienstvoertuigen aangelegd op een waterdoorlatende en niet gladgestreken ondergrond;  9° wanneer de activiteit beëindigd wordt, wordt in voorkomend geval de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie.  De punten 2°, 5° en 6° zijn niet van toepassing voor zover tegelijk :  1° het project kadert in [1 ...]1 een project tot toeristische valorisering van de bossen, ontwikkeld door de Duitstalige Gemeenschap;  2° als het project gevestigd wordt in een bos van meer dan twintig hectare uit één stuk onder bosregeling, wordt het plan tot bosinrichting, bedoeld in artikel 57 van het Boswetboek definitief aangenomen.  § 2. Vrijetijdsverblijven worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :  1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in een integraal reservaat, in de zin van artikel 71, leden 1 en 2, van het Boswetboek of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :  a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, de beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;  b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;  2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;  3° het project bevat maximum tien onderkomens per hectare;  4° de onderkomens worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen;  5° de onderkomens worden op een maximumafstand van honderd meter gevestigd ten opzichte van de openbare toegangsweg;  6° de oppervlakte van de onderkomens beslaat maximum zestig vierkante meter;  7° voor hutten worden de opgaande muren en het dak opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag;  8° als het project gevestigd wordt in een bos van meer dan twintig hectare uit één stuk onder bosregeling, wordt het plan tot bosinrichting, bedoeld in artikel 57 van het Boswetboek, definitief aangenomen.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.II.37-12. Dierenparkactiviteiten.
  Dierenparkactiviteiten worden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :
  a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
  b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
  2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
  3° voor de ontvangst van het publiek wordt één enkel verdiepingloos bouwwerk met een grondinneming van maximum zestig vierkante meter toegelaten;
  4° de bouwwerken, installaties en uitrustingen worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen;
  5° de bouwwerken en uitrustingen bestaan uit een verdiepingloos enkelvoudig bouwvolume;
  6° de materialen voor de opgaande muren bestaan hoofdzakelijk uit hout en de daken hebben een donkere en matte kleur;
  7° indien nodig, worden de binnenwegen en de parkeergelegenheden voor dienstvoertuigen op een waterdoorlatende en niet-gladgestreken ondergrond uitgevoerd;
  8° wanneer de activiteit beëindigd wordt, wordt in voorkomend geval de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie.

Art. R.II.37-13. Ontbossing voor landbouwdoeleinden.
  Ontbossing wordt tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
  1° ontbossingen worden verricht voor teelt- en weidelanddoeleinden in het kader van een landbouwbedrijf;
  2° het project wordt aangelegd op een terrein dat een klein bosbouwkundig, biologisch of waterbouwkundig belang vertoont;
  3° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :
  a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
  b) in de erkende locaties, de uitvoering van een beheersplan voor een domaniaal natuurreservaat, een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
  4° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
  5° wanneer de landbouwactiviteit beëindigd wordt, wordt in voorkomend geval de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie.

Art. R.II.37-14. Elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 en elke stedenbouwkundige vergunning of elk stedenbouwkundig attest nr. 2 betreffende de activiteiten bedoeld in de artikelen R.II.37-1 tot R.II.37-13 wordt formeel gemotiveerd ten opzichte van de effecten van die activiteiten op het landschap, de flora, de fauna, het debiet en de kwaliteit van de waterlopen.
  De vrijwaring van de kenmerken van een naburige locatie, beschermd krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud of de Richtlijnen 2009/147/EU van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna mag niet in gevaar worden gebracht.

Onderafdeling 4. - Lijst van de handelingen en werken die uitgevoerd mogen worden in een parkgebied, zoals bedoeld in artikel D.II.40
Art. R.II.40-1. De aanvullende handelingen en werken, toegelaten in parkgebied, hebben betrekking op volgende uitrustingen :
  1° sport- en speelgronden in de open lucht;
  2° loopzones voor zachte mobiliteit;
  3° een restaurant of een cafetaria per drie hectare parkgebied;
  4° de gebouwen en de installaties voor de ontvangst van het publiek met didactische of recreatieve doeleinden, met inbegrip van dierenschuilplaatsen;
  5° het bezorgen van een onderkomen aan het publiek dat aan de didactische activiteiten deelneemt;
  6° het plaatsen van tenten, tipis, joerten, luchtbellen en houten blokhutten, met inbegrip van paalhutten, tegen volgende cumulatieve voorwaarden :
  a) hun oppervlakte beslaat maximum veertig vierkante meter;
  b) ze zijn niet aangesloten op water, gas, elektriciteit en riolering;
  c) voor hutten bestaan de materialen volledig uit hout;
  d) het project vervult de voorwaarden bedoeld in artikel R.II.37-11, § 2, 2°, 3°, 4° en 5° ;
  7° één of meerdere ruimtes voor parkeergelegenheden in waterdoorlatende en niet gladgestreken materialen.
  De totale oppervlakte van de handelingen en werken bedoeld in lid 1 en in artikel D.II.40, lid 3, mag tien percent van de totale oppervlakte van een parkgebied kleiner dan of gelijk aan 5 ha niet overschrijden, en vijftien percent van de totale oppervlakte van een parkgebied groter dan 5 ha. Loopzones voor zachte mobiliteit zijn niet inbegrepen in de tien en in de vijftien percent.

Onderafdeling 5. - Uitvoering van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen wordt zoals bedoeld in artikel D.II.42, § 2
Art. R.II.42-1. De vereenvoudigde inhoud van het plaatselijke beleidsontwikkelingsplan bedoeld in artikel D.II.42, § 2, bevat de elementen bedoeld in artikel D.II.11, § 2, 1° en 2°, c tot f. Wanneer het de uitvoering betreft, als geheel of als deel, van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen als parkgebied waarvan de oppervlakte vijf hectare overschrijdt om er de handelingen en werken bedoeld in artikel D.II.40, lid 3, te vergunnen, bevat de vereenvoudigde inhoud van het plaatselijke beleidsontwikkelingsplan bedoeld in artikel D.II.42, § 2, de elementen bedoeld in artikel D.II.11, § 2,1° en 2°, a en c tot f.

Afdeling 3. - Tracé van de hoofdinfrastructuren
HOOFDSTUK III. - Procedure
Afdeling 1. - Inhoud van het basisdossier
Afdeling 2. - Op de herziening toepasselijke principes
Art. R.II.45-1. § 1. Een compensatie, omschreven in operationele termen, draagt met name bij tot :
  1° het uitvoeren van de handelingen en werken voor het herstel, de renovatie, de sanering, de bouw of de heropbouw in een herin te richten locatie, met inbegrip van een locatie tot herstel van landschap en leefmilieu voor de teruggave van haar bebouwingspotentieel;
  2° stadshernieuwings-, stadsheroplevings- of plattelandsontwikkelingsverrichtingen uitvoeren.
  § 2. Een compensatie, omschreven in leefmilieutermen, draagt met name bij tot :
  1° het verlenen van een hogere bescherming aan onroerende goederen gelegen :
  a) in een locatie, erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 over het natuurbehoud;
  b) in een gebied onderhevig aan een overstromingsrisico in de zin van artikel D.53 van het Waterwetboek;
  2° de herstelling van buitengewone vergezichten in een (on)bebouwd landschap;
  3° het waarborgen van doorgangsgebieden tussen de verschillende biotopen van plant- en diersoorten;
  4° de bescherming, het beheer en de inrichting van het landschap;
  5° het verlenen van een hoger beschermingsniveau aan elk gebied opgenomen in het gewestplan door voorrang te verlenen aan niet voor bebouwing bestemde gebieden in de zin van artikel D.II.23, lid 3.
  § 3. Een compensatie, omschreven in energietermen, draagt met name bij tot het beperken van de effecten van de vectoren die energieverbruik bevorderen zoals uitrustingen, verplaatsingen, op lucht en klimaat.
  § 4. Een compensatie, omschreven in mobiliteitstermen, draagt met name bij tot :
  1° een effectieve of verbeterde vermazing van het wegennet;
  2° een vlotter en toegankelijker verkeersnet vanuit het gebied of de gebieden waarvan de opneming op het gewestplan overwogen wordt;
  3° een vlotter gebruik van loopzones voor zwakke weggebruikers;
  4° het aanmoedigen van het gebruik van zachte vervoersmodi en collectief vervoer.

Art. R.II.45-2. De omvang van de alternatieve compensatie wordt beoordeeld op grond van de oppervlakte van het (de) toekomstige bebouwingsgebied(en) die niet het voorwerp uitmaken van een planologische compensatie. Het proportionaliteitsbeginsel vereist een redelijke verhouding tussen, enerzijds, de residuele impact van de oppervlakte die het voorwerp uitmaakt van de alternatieve compensatie en, anderzijds, de overwogen alternatieve compensatie.
  Om de inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel te onderzoeken, wordt de kostprijs van de alternatieve compensatie voortvloeiend uit de opneming van het (de) bebouwingsgebied(en) vergeleken met een redelijk geachte kostprijs, geraamd op grond van een theoretisch bedrag, vastgesteld door de Regering tijdens de procedure van de opmaak of herziening van het gewestplan. Dat theoretisch bedrag, bepaald per oppervlakte-eenheid en forfaitair vastgesteld, is gegrond op het type op te nemen gebieden, zoals bepaald in artikel D.II.23, lid 2, 1° tot 7°. De kostprijs voor de alternatieve compensatie mag niet significant hoger of lager zijn dan het theoretisch bedrag dat als ijkpunt dient.
  De aard van de alternatieve compensatie is bij voorkeur verbonden aan de aard van de impact, die gecompenseerd dient te worden door maatregelen van operationele, leefmilieu-, energie, of mobiliteitsgerelateerde aard of een combinatie ervan.

Art. R.II.45-3. De alternatieve compensaties kunnen geheel of gedeeltelijk concreet gemaakt worden door de wijziging van elk bestanddeel van het gewestplan, ongeacht of het gaat om een gebied, een tracé of de plaatsvervangende reservingsomtrek in de zin van artikel D.II.21, § 1, of een bijkomende omtrek of een bijkomend voorschrift, op het gewestplan opgenomen in het kader van de herziening die tot compensatie aanleiding geeft.

Art. R.II.45-4. Wanneer de alternatieve compensatie pas na de aanneming van de gewestplanherziening aangenomen kan worden, wordt in het besluit, om er de doeltreffendheid van te waarborgen, vermeld wie belast is met de uitvoering van de compensatie, welke de uitvoeringsmodaliteiten ervan zijn, en welke maatregelen als controle op de uitvoering genomen worden. Wanneer de alternatieve compensatie in een overeenkomst is opgenomen, wordt deze bekendgemaakt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.

Art. R.II.45-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Wanneer de alternatieve compensatie pas na de aanneming van de gewestplanherziening aangenomen kan worden, wordt in het besluit, om er de doeltreffendheid van te waarborgen, vermeld wie belast is met de uitvoering van de compensatie, welke de uitvoeringsmodaliteiten ervan zijn, en welke maatregelen als controle op de uitvoering genomen worden. Wanneer de alternatieve compensatie in een overeenkomst is opgenomen, wordt deze bekendgemaakt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 3. - Gewone herzieningen
Onderafdeling 1. - Herzieningen op initiatief van de Regering
Onderafdeling 2. - Herzieningen op initiatief van de gemeente
Art. R.II.47. [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.47, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. R.II.47_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.47, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt [2 het departement]2 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Onderafdeling 3. - Herziening op initiatief van een privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon
Art. R.II.48. [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.48, § 4, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. R.II.48_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.48, § 4, nuttig acht om te raadplegen en draagt [2 het departement]2 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Onderafdeling 4. - Gemeenrechtelijke procedure
Art. R.II.49-1.[1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.49, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.II.49-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.49, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt [2 het departement]2 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.II.49-2.DGO4 licht de gemeenteraad [1 of de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon,]1 in over de beslissing tot goedkeuring van het ontwerp-plan, overeenkomstig artikel D.II.49, § 3.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.II.49-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [2 Het departement]2 licht de gemeenteraad [1 of de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon,]1 in over de beslissing tot goedkeuring van het ontwerp-plan, overeenkomstig artikel D.II.49, § 3.  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.II.50-1. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten, overeenkomstig artikel D.II.50, § 2.

Art. R.II.50-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 Het departement]1 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten, overeenkomstig artikel D.II.50, § 2.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 4-. Versnelde herzieningen
Onderafdeling 1. [1 - Procedure voor de herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gewestelijk belang zonder compensatie]1   ----------   (1)
Art. R.II.51-1.[1 DGO4 richt het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.51, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 5.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.II.51-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 [2 Het departement richt]2 het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.51, § 2, nuttig acht om te raadplegen en [2 draagt het departement op]2 om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 5.]1  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Onderafdeling 2. - Herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang zonder compensatie of herziening van een gewestplan waarvoor geen compensatie vereist is
Art. R.II.52-1. [1 DGO4 richt het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.52, § 3, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 7.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. R.II.52-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 [2 Het departement richt]2 het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.52, § 3, nuttig acht om te raadplegen en [2 draagt het departement op]2 om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 7.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 5. - Opmakingsprocedure
HOOFDSTUK IV. - Gezamenlijke procedure plan-vergunningen
HOOFDSTUK V. - Juridische gevolgen
Afdeling 1. - Algemeen
Titel 3. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Gemeentelijk structuurplan
Afdeling 2. - Stedenbouwkundig en leefmilieuverslag
HOOFDSTUK III. - Plannen van aanleg
Afdeling 1. - Gewestplan
Onderafdeling 1. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Onderafdeling 2. - Procedure
Afdeling 2. - Gemeentelijk plan van aanleg
Onderafdeling 1. - Juridische draagwijdte
Art. R.II.66-1. Nadere regels voor de omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen naar bestemmingen van het gewestplan.
  § 1. De omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen, definitief goedgekeurd of aangenomen door de Regering of de Minister voor de inwerkingtreding van het Wetboek, wordt uitgevoerd volgens onderstaande nadere regels :
  1° in het geval waarin het besluit van de Waalse Regering of de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan samen met een kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen en die kaart conform dit besluit is, worden de bestemmingen van het gewestplan door die kaart bepaald;
  2° in de andere gevallen, worden volgende bepalingen toegepast :
  a) in het geval waarin het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg samen met kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen :
  i) wanneer het bestemmingsplan niet afwijkt van de bestemmingen, vastgelegd in het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de gerziening, door het onderzoek van de kaart als bijlage bij het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening;
  ii) wanneer het bestemmingsplan afwijkt van de bestemmingen, vastgelegd in het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening, door het onderzoek van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan en van het definitief goedgekeurd of aangenomen gewestplan;
  b) in het geval waarin het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg niet samen met kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen, worden de bestemmingen van het gewestplan bepaald door het onderzoek :
  i) van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan;
  ii) van het definitief goedgekeurd of aangenomen bestemmingsplan;
  iii) in voorkomend geval, van het besluit tot machtiging tot de opmaak of herziening van het gemeentelijk plan van aanleg;
  iv) in voorkomend geval, van het gemeenteraadsbesluit waarbij de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg wordt aangevraagd;
  c) in het geval waarin er geen besluit bestaat tot machtiging tot opmaak of herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg, worden de bestemmingen van het gewestplan bepaald door het onderzoek :
  i) van het definitief goedgekeurd of aangenomen bestemmingsplan;
  ii) van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg;
  iii) in voorkomend geval, van het gemeenteraadsbesluit bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg.
  § 2. DGO4 maakt de omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen tot bestemmingen van het gewestplan bekend op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.

Art. R.II.66-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Nadere regels voor de omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen naar bestemmingen van het gewestplan.  § 1. De omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen, definitief goedgekeurd of aangenomen door de Regering of de Minister voor de inwerkingtreding van het Wetboek, wordt uitgevoerd volgens onderstaande nadere regels :  1° in het geval waarin het besluit van de Waalse Regering of de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan samen met een kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen en die kaart conform dit besluit is, worden de bestemmingen van het gewestplan door die kaart bepaald;  2° in de andere gevallen, worden volgende bepalingen toegepast :  a) in het geval waarin het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg samen met kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen :  i) wanneer het bestemmingsplan niet afwijkt van de bestemmingen, vastgelegd in het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de gerziening, door het onderzoek van de kaart als bijlage bij het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening;  ii) wanneer het bestemmingsplan afwijkt van de bestemmingen, vastgelegd in het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening, door het onderzoek van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan en van het definitief goedgekeurd of aangenomen gewestplan;  b) in het geval waarin het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg niet samen met kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen, worden de bestemmingen van het gewestplan bepaald door het onderzoek :  i) van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan;  ii) van het definitief goedgekeurd of aangenomen bestemmingsplan;  iii) in voorkomend geval, van het besluit tot machtiging tot de opmaak of herziening van het gemeentelijk plan van aanleg;  iv) in voorkomend geval, van het gemeenteraadsbesluit waarbij de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg wordt aangevraagd;  c) in het geval waarin er geen besluit bestaat tot machtiging tot opmaak of herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg, worden de bestemmingen van het gewestplan bepaald door het onderzoek :  i) van het definitief goedgekeurd of aangenomen bestemmingsplan;  ii) van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg;  iii) in voorkomend geval, van het gemeenteraadsbesluit bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg.  § 2. [1 Het departement maakt]1 de omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen tot bestemmingen van het gewestplan bekend op de website van [1 het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Onderafdeling 2. - Procedure
HOOFDSTUK IV. - Andere plannen en schema's
Boek 3. - Handleidingen voor stedenbouw
Titel 1. - Gewestelijke handleiding voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. R.III.3-1.
  <Opgeheven bij BWG 2019-05-09/32, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Titel 2. - de gemeentelijke handleiding voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
HOOFDSTUK III. - Procedure
Titel 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
HOOFDSTUK I. - Herziening en opheffing
HOOFDSTUK II. - Juridische gevolgen
HOOFDSTUK III. - Hiërarchie
Afdeling 1. - Het verband tussen de gewestelijke handleiding en de gemeentelijke handleiding
Afdeling 2. - Het verband tussen de ontwikkelingsplannen en de handleidingen
Titel 4. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
Boek 4. - Stedenbouwkundige vergunningen en attesten
Titel 1. - Algemeen
HOOFDSTUK I. - Begrippen
Art. R.IV.1-1.Handelingen, werken en installaties vrijgesteld van de stedenbouwkundige vergunning, met een beperkte impact of die de verplichte medewerking van een architect niet vereisen.
  [6 ...]6
  Die lijst geldt echter niet voor handelingen en werken betreffende onroerende goederen, die op de beschermingslijst opgenomen zijn, op de monumentenlijst geplaatst zijn, die voorlopig onder de gevolgen van de bescherming vallen [1 ...]1.
  [1 Van een stedenbouwkundige vergunning worden niet vrijgesteld, de handelingen en werken die betrekking hebben op:
   1° de wijziging van de bouwschil van een gebouw, van een bouwwerk of van een installatie, de uitbreiding, vernietiging of sloop ervan en de bouw of herbouw van een veranda of van een bijgebouw en die zich in een beschermingszone bevinden;
   2° de wijziging van de bouwschil van een gebouw, van een bouwwerk of een van installatie, de uitbreiding, vernietiging of sloop ervan en de bouw of herbouw van een veranda of van een bijgebouw van een goed opgenomen met stippen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed;
   3° [6 ...]6
   4° de wijziging, de vernietiging, de sloop of de verplaatsing van een onroerend goed dat tot het klein volkspatrimonium behoort en dat in aanmerking komt of is gekomen voor de financiële tegemoetkoming van de het Gewest.]1
  [2 De handelingen en werken met een beperkte impact doen geen afbreuk aan:
   1° het voorafgaand eensluidend advies van de gemachtigd ambtenaar bedoeld in artikel D.IV.17 ;
   2° het voorafgaand verplicht advies van de gemachtigd ambtenaar bedoeld in artikel D.IV.16, eerste lid, 3° en 2°, indien de aanvraag één of meer afwijkingen van de bodembestemmingskaart of de gewestelijke handleiding voor stedenbouw met zich meebrengt;
   3° het facultatief voorafgaand advies van de gedelegeerde ambtenaar indien het gemeentecollege hierom vraagt.
   De handelingen en werken die zijn vrijgesteld van vergunningen doen geen afbreuk aan de toepassing van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen en de uitvoeringsbesluiten ervan.]2
  [2 In de zin van deze nomenclatuur wordt verstaan onder :
   1° technische kast : kast, geplaatst in de nabijheid van een telecommunicatieantenne of een locatie voor telecommunicatieantennes en waarin de nodige technische elementen geplaatst zijn voor de goede werking van een telecommunicatieantenne of een locatie voor telecommunicatieantennes, zoals elektriciteitsdistributie, noodbatterijen, transmissie-elementen en koelsystemen, met inbegrip van het steunelement; kasten voor het transport, de distributie en de particuliere aansluiting van elektriciteit en gas, waarin de technische elementen zijn ondergebracht die nodig zijn voor de goede werking van deze installaties, zoals gasverbindingskasten, laag- en middenspanningskasten voor het aansluiten of afsluiten van elektriciteit, telecommunicatiekasten, laad- en losstations voor elektriciteit en gas;
   2° grondinneming : het oppervlak dat overeenkomt met de verticale projectie op de grond, berekend van de buitenkant van de muren, installatie of constructie, met uitzondering van het traditionele uitspringend deel of de architectonische elementen zoals erkers, onbedekte overhangende balkons en dakoverstekken;
   3° bouwschil : geheel van muren van het beschermde volume, gevormd door alle ruimten van een gebouw dat thermisch beschermd wordt van de buitenomgeving (lucht of water), van de bodem en alle omgevende ruimtes;
   4° voor- en achtertuinen : ruimte op de bodem, ter verfraaiing van een woonst, gelegen voor, achter of aan de zijkant ervan, en gevormd door:
   a) ofwel een oprit, als ruimte bestemd voor een verharde of een niet-gladgestreken bodembedekking;
   b) ofwel een tuin, als groene ruimte,
   ofwel een combinatie van beide elementen;
   5° technische installatie bedoeld in punt Y : de technische uitrustingen, geplaatst in de nabijheid van de telecommunicatieantennes of kabeltelevisie-, glasvezel-, elektriciteits- en gastransmissie- en -distributie-installaties en die nodig zijn voor de goede werking en de veiligheid van de locatie, zoals aan de grond vastgemaakte kabels, de kabelgoten die bovenop aan de grond vastgemaakte kabels gevestigd zijn, de roostervloerplaten, de behuizing voor radiomodules op afstand, de verlichting, de verwijderbare veiligheidshandleiders, de bliksemafleidsystemen of de stabilisatieplaten voor masten;
   6° pergola: de kleine tuinstructuur bestaande uit dakvormige balken, ondersteund door kolommen, die klimplanten ondersteunen;
   7° eigendom: een in feite en in rechte homogeen onroerend geheel ;
   8° bijenkorf: structuur waarin een bijenvolk ondergebracht is ;
   9° bijenkast: een gebouw, opgetrokken om bijenkorven in onder te brengen ;
   10° reeds ingerichte technische locatie: de gronden waarop zich installaties bevinden voor de productie, het transport en de distributie van drinkwater, elektriciteit of aardgas of voor de waterverdamping;
   11° functionele eenheid: een geheel van elementen, gelegen in elkaars nabijheid en die afzonderlijk verschillende functies kunnen uitoefenen maar samen bijdragen tot het vervullen van één enkele hoofdfunctie;
   12° bijgebouw: daaronder verstaan, een alleenstaand bouwvolume, ondergebracht op hetzelfde eigendom als het hoofdgebouw en dat er een functionele eenheid mee vormt;
   13° secundair volume : een ander bouwvolume als aanbouw aan het hoofdgebouw dan een veranda en die er een functionele eenheid mee vormt; het secundair bouwvolume kan door een dakelement op het hoofdgebouw aangesloten worden.]2
  [3 14° draadloos toegangspunt met een klein bereik: draadloze netwerktoegangsapparatuur met laag vermogen van kleine omvang die binnen een klein bereik werkt, bestaande uit verschillende operationele onderdelen, zoals een signaalverwerkingseenheid, een radiofrequentie-eenheid, een antennesysteem, kabelverbindingen en een behuizing en die gebruikmaakt van vergunningsplichtig of vergunningvrij radiospectrum of van een combinatie van beide, deel kan uitmaken van een openbaar elektronischecommunicatienetwerk, uitgerust is met een of meerdere antennes met lage visuele impact, en aan de gebruikers toegang tot elektronischecommunicatienetwerken verleent, ongeacht of de onderliggende netwerktopologie mobiel dan wel vast is.]3
  [2


<td colspan="7" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BWG 41 <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2020060408" target="_blank">2020-06-04/08</a>, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 10-06-2020><td colspan="7" valign="top">(<font color="red">2</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2021062410" target="_blank">2021-06-24/10</a>, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2021><td colspan="7" valign="top">(<font color="red">3</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2021090903" target="_blank">2021-09-09/03</a>, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 18-09-2021><td colspan="7" valign="top">(<font color="red">4</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2022050401" target="_blank">2022-05-04/01</a>, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 04-03-2022><td colspan="7" valign="top">(<font color="red">5</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2022120815" target="_blank">2022-12-08/15</a>, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 30-01-2023>
 Handelingen/werken/
   installaties
 Omschrijving/eigenschappenVrijgesteld worden van een stedenbouwkundige vergunningHebben een geringe impactVereisen de verplichte tussenkomst van een architect niet
AWijziging van de bouwschil van een gebouw (isolatie, opgaande muren, dak, openingen)1De plaatsing van de materialen voor de bekleding van de opgaande muren en de bedekking van de daken vormen de bouwschil van het gebouw of de vervanging ervan door andere materialen om de vigerende energienormen onder de volgende voorwaarden te bereiken:
   a) de materialen hebben hetzelfde buitenaanzicht;
   b) de bijkomende laag bedraagt niet meer dan 0,30 m
   c) indien het goed valt onder de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeenten inzake stedenbouw of betreffende de gebouwen in landelijk gebied, of de artikelenR.II.36-6 à R.II.36-9, D.II.37, § 4, R.II.37-3, R.II.37-4 et R.II.37-7 à R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, stemmen de kleuren en materialen overeen met de betrokken aanduidingen en voorschriften.
x x
  2De plaatsing van fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen of de vervanging van fotovoltaïsche of niet-fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen door fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen, op voorwaarde dat, wanneer het onroerend goed onderworpen is aan de artikelen R.II.36-6 tot R.II.36-9, R.II.37-3, R.II.37-4 et R.II.37-7 tot R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, de kleuren in overeenstemming zijn met de betrokken aanduidingen en voorschriftenx x
  3De constructie van groene gevel(s) die niet zichtbaar zijn vanaf de weg of groendak(ken) op een bestaande constructie of installatie.x x
  4Het schilderen of bepleisteren van een bestaande constructie of het zandstralen of opnieuw voegen van een bestaande constructie xx
  5De plaatsing of vervanging van materialen voor gevelbekledingen en dakbedekkingen door materialen voor bekledingen die niet voldoen aan de in de punten 1 tot en met 3 genoemde voorwaarden. xx
  6De vervanging van deuren of ramen in de opgaande muren of in de daken door deuren of ramen met als doel het bereiken van de vigerende energienormen.x x
  7Het sluiten, het maken of het wijzigen van openingen die zich bevinden in het dakvlak op maximum één verdieping en met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur; het sluiten dient uitgevoerd te worden met hetzelfde materieel als dat van het dak.x x
  8Het sluiten, openen of wijzigen van deuren of openingen in de opgaande muren met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur voor zover:
   a) Het sluiten, openen of wijzigen niet uitgevoerd wordt in een opgaande muur gelegen op de rooilijn en/of waarvan het plan gericht is op de verbindingsweg van het betrokken hoofdgebouw;
   b) het sluiten of het wijzigen gebeuren met dezelfde bekledingsmaterialen als die voor de opgaande muur;
   c) elke opening of wijziging op maximum één verdieping wordt uitgevoerd;
   d) als het goed valt onder een gewestelijk of gemeentelijke handleiding voor stedenbouw stemmen de handelingen en werken met de handeling overeen.
x x
  9Het sluiten, openen of wijzigen van deuren en ramen die in totaal niet meer dan een vierde van de lengte van de desbetreffende hoogte bedragen en die de in de punt 7 en 8 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx
  10De installatie of vervanging van schoorstenen of schoorsteenkanalen, regengoten of regenpijpen, afvoersystemen voor installaties zoals afzuigkappen en verwarmingsketels, op voorwaarde dat, wanneer het onroerend goed onderworpen is aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw die betrekking hebben op de beschermde gebieden van bepaalde gemeenten op het gebied van stedenbouw of op gebouwen in landelijk gebied, de handelingen en werkzaamheden in overeenstemming zijn met deze handleiding.x x
  11De plaatsing of vervanging van de in punt 10 genoemde elementen die niet aan de voorwaarden voldoen xx
  12De afbraak of het weghalen van de in de punten 10 en 11 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
BVerbouwing van een bestaand bouwwerk1De vervanging van de dragende structuur van een dak zonder wijziging van het gebouwde volume en voor zover de punten A1 en A7 worden gerespecteerd.x x
  2De verbouwing zonder vergroting van een bestaand bouwwerk met het oog op de oprichting van meerdere kamers niet bestemd voor bewoning [<font color="red">5</font> of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font>, voor zover de handelingen en werken, in voorkomend geval, vermeld worden in de punten A1, A2, A3, A6, A7, A8 et A10.x x
  3De verbouwing zonder vergroting van een bestaand, niet in de punten 1 en 2 bedoeld bouwwerk, die geen gevolgen heeft voor de dragende structuur van het gebouw. xx
  4De verbouwing met vergroting overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw van een bestaand bouwwerk met het oog op de oprichting van een kamer niet bestemd voor bewoning [<font color="red">5</font> of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font> onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
   a) één enkel secundair volume per eigendom, d.w.z. dat er geen ander secundair volume op het eigendom bestaat, en dat er niet meer dan één veranda op het eigendom bestaat;
   b) de uitbreiding heeft een grondinneming kleiner dan of gelijk aan 40,00 m2 en is:
   i) ofwel een secundair volume zonder verdieping, noch kelder;
   ii) ofwel de verlenging van het hoofdvolume en het gevormde geheel is zonder verdieping, noch kelder; c) de uitbreiding wordt uitgevoerd met materialen met dezelfde kleurschakering als die van het bestaande bouwwerk ;
   d) de uitbreiding is gelegen op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens.
x x
  5De verbouwing van een bestaand bouwwerk dat voldoet aan de cumulatieve voorwaarden opgenomen in punt 4 en dat niet overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw.  x
  6Het plaatsen van een buitentrap xx
  7Plaatsing van een airconditioning apparaat xx
  8De verbouwing van een ander bestaand bouwwerk dan dat bedoeld in punt 1 tot 7 voor zover de grondinneming van het gevormde geheel maximum verdubbeld wordt. x 
  9De afbraak of verwijdering van een secundair volume een buitentrap of een airconditioningsinstallatie voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
  [<font color="red">3</font> 10Het afbreken of herstellen van gebouwen, constructies of installaties die dreigen te worden vernield ten gevolge van een erkende natuurramp, op voorwaarde dat de afbraak of het herstel wordt bevolen door de burgemeester in toepassing van artikel 135, § 2, van de nieuwe gemeentewet.
   Onder reparatie wordt verstaan handelingen en werken die de draagconstructies van het gebouwde volume niet aantasten
x x]<font color="red">3</font>
CVeranda1Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw.
   één enkel per eigendom, d.w.z. dat er geen ander veranda op het eigendom bestaat, en dat er niet meer dan één secundair volume op het eigendom bestaat.
   Gelegen : leunt tegen een bestaand gebouw aansluit, aan de achterkant van dat gebouw ten opzichte van de verbindingsweg.
   Ligging : op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens.
   Maximale oppervlakte van 40,00 m2.
   Volumetrie : zonder verdieping, plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken
   Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau en voor zover het dakgootniveau kleiner is dan het dakgootniveau van het hoofdgebouw onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
   a) 3,00 m aan de druipkant;
   b) 5,00 m aan de nok;
   c) in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie.
   Materialen : lichte structuur en wanden hoofdzakelijk van glas of van polycarbonaat zowel in de opgaande muren als in de daken
x x
  2De bouw van een veranda met een maximale oppervlakte van 40,00 m2 die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult xx
  3De afbraak van een veranda voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
DOprichting van één of meerdere woningen1De oprichting van een tweede woning in een gebouw voor zover de verbouwingshandelingen en -werken de verplichte tussenkomst van een architect niet vereisen. xx
  2De oprichting van een woning die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult, of de oprichting van meerdere woningen in een gebouw. x 
EPlaatsing van installaties en bouw of heropbouw van een bijgebouw zoals:
   garage,
   atelier,
   pool house,
   opslagplatform
   geprefabriceerde gebouwen
   ...
1Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw.
   Eén enkel per gebouw, d.w.z. dat er geen ander bestaat op het eigendom.
   [<font color="red">5</font> Niet bestemd voor bewoning of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font>.
   Gelegen :
   * Behalve als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, wordt het aan de achterkant van een bestaand gebouw opgericht.
   * Als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, is dit volume rechtstreeks verbonden met de verbindingsweg en het gevelaanzicht aan de straatkant van het bijgebouw is niet gelegen verder dan het gevelaanzicht van het hoofdgebouw aan de achterkant.
   Ligging : op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens.
   Maximale oppervlakte: 40,00 m2.
   Volumetrie : zonder verdieping, plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken.
   Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau en voor zover het dakgootniveau kleiner is dan het dakgootniveau van het hoofdgebouw op voorwaarde dat de volgende voorwaarden worden nageleefd:
   a) 2,50 m aan de druipkant;
   b) 3,50 m aan de nok;
   c) in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie.
   Materialen : hout voor de opgaande muren of elk ander materiaal met dezelfde kleurschakering als die van het hoofdgebouw.
x x
  2Plaatsing, verbouwing, vergroting van een technische installatie in de zin van artikel R.IV.1-2, tweede lid, met inbegrip van een kuip, die een functionele eenheid met de bestaande onderneming vormt
   Maximaal drie per gebouw, d.w.z. er zijn er niet meer dan drie op het eigendom.
   Gelegen : in een bedrijfsruimte.
   Ligging:
   a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg;
   b) binnen een straal van 30,00 m van het toegelaten hoofdgebouw;
   c) op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant ;
   d) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen;
   e) op minimum 10,00 m van een waterloop;
   f) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte;
   g) die het vellen van bomen, hagen of paden in de zin van artikel D.IV.4. 11° niet als gevolg heeft.
   Maximale oppervlakte: de totale gecumuleerde oppervlakte van de plaatsing en uitbreiding van technische installaties die van de vergunning zijn vrijgesteld, bedraagt minder dan 100 m2 en minder dan 50 % van de totale oppervlakte van het hoofdgebouw.
   Hoogte : maximum 10,00 m en kleiner dan de hoogte van het hoogste gebouw gelegen op het eigendom.
x x
  3Bouw, verbouwing, vergroting van een gebouw of plaatsing of verplaatsing van geprefabriceerde gebouwen, met inbegrip van de buitentrap, niet-bestemd voor bewoning [<font color="red">5</font> of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font> en dat een functionele eenheid vormt met de bestaande onderneming.
   Gelegen : in een bedrijfsruimte.
   Ligging:
   a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg;
   b) binnen een straal van 30,00 m van het toegelaten hoofdgebouw;
   c) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen;
   d) op minimum 10,00 m van een waterloop;
   e) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte;
   f) die het vellen van bomen, hagen of paden in de zin van artikel D.IV.4. 11° niet als gevolg heeft.
   Maximale oppervlakte : de gecumuleerde totale oppervlakte van de bouw, de vergroting en van het geprefabriceerde gebouw vrijgesteld van vergunning bedraagt 75,00 m2.
   Volumetrie : één verdieping maximum, plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken.
   Maximale hoogte van de acroterie of van de nok: 7,00 m en kleiner dan de hoogte van het hoogste gebouw gelegen op het eigendom.
   Materialen : met dezelfde kleurschakering als die van het hoofdgebouw.
x x
  4De installatie van een opslagplaat voor ze zover geen merkbare wijziging van het bodemreliëf als gevolg heeft.
   Eén enkele plaat per gebouw, d.w.z. dat er geen andere bestaat op het eigendom.
   Gelegen : in een bedrijfsruimte.
   Ligging:
   a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg;
   b) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen;
   c) op minimum 10,00 m van een waterloop;
   d) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte;
   e) die het vellen van bomen, hagen of paden in de zin van artikel D.IV.4. 11° niet als gevolg heeft.
   Maximale oppervlakte: 75,00 m2.
x x
  5De bouw van een bijgebouw of de plaatsing van een installatie die niet in de punten 1 tot en met 4, wordt bedoeld of die niet voldoet aan de in de punten 1 tot en met 4 bedoelde voorwaarden, die niet bestemd is voor huisvesting [<font color="red">5</font> of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font> en die een functionele eenheid vormt met een of meer bestaande constructies, op voorwaarde dat de grondinneming van het gevormde samenstel ten hoogste verdubbeld wordt. xx
  6De afbraak of de verwijdering van een bijgebouw, van een technische installatie, van een bouw of van een geprefabriceerd gebouw zoals bedoeld in de punten 1 tot 5 voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of de verwijdering afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
FCarport, toegang en parkeerplaats1Eén enkele carport per gebouw, d.w.z. dat er geen andere bestaat op het eigendom.
   Gelegen :
   a) rechtstreeks verbonden met de verbindingsweg ;
   b) Het gevelaanzicht mag niet hoger uitkomen dan het gevelaanzicht aan de achterkant van het hoofdgebouw
   Maximale oppervlakte: 40,00 m2.
   Volumetrie : plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken.
   Maximale hoogten:
   a) 2,50 m aan de druipkant;
   b) 3,50 m aan de nok; in voorkomend geval, 3,20 m aan de
   acroterie.
   Materialen:
   a) Structuur bestaande uit houten, betonnen of metalen palen of op pijlers met materialen vergelijkbaar met de bekleding van het bestaand gebouw of met dezelfde kleurschakering.
   b) dak met één of verschillende hellingen met materialen vergelijkbaar met die van het hoofdgebouw.
x x
  2De andere carport die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult xx
  3De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde carport voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
  4De parkeerplaatsen in de open lucht en hun toegang tegen de volgende cumulatieve voorwaarden:
   a) ze zijn gelegen in de omgeving van een behoorlijk toegelaten gebouw en vormen samen met dat gebouw een functionele eenheid;
   b) ze zijn rechtstreeks verbonden met de verbindingsweg ;
   c) ze bestaan uit waterdoorlatende en niet gladgestreken materialen ;
   d) zij hebben een maximale oppervlakte van 300 m2 ;
   e) zij vereisen geen significante wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3, punten 1° tot en met 5°, 7° tot en met 9°, 11°, 12° en 15°
x x
  5De paden en parkeerplaatsen in de open lucht en in de omgeving van een behoorlijk toegelaten bouw of installatie en die samen met deze installatie een functionele eenheid vormen, anders dan degene bedoeld in punt 4. xx
GTuinhuisje en berging1Eén enkel hok of berging per gebouw, d.w.z. dat er geen ander bestaat op het eigendom.
   Gelegen :
   a) in de ruimtes van hoven en tuinen;
   b) ofwel niet-zichtbaar vanaf de weg, ofwel gelegen aan de achterkant ten opzichte van het openbaar domein van de weg
   Ligging : minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.
   Maximale oppervlakte: 20,00 m2.
   Volumetrie : hellend dak of meerdere hellende daken of plat dak.
   Maximale hoogten:
   a) 2,50 m aan de druipkant;
   b) 3,50 m aan de nok;
   c) in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie.
   Materialen : van hout of elk ander materiaal met een kleurschakering gelijk aan het gebouw of de omgeving waarop het betrekking heeft.
x x
  2De tuinhuisjes of bergingen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx
  3De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde tuinhuisjes of bergingen voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
HZwembad1Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen niet-zichtbaar vanaf de weg.
   Ligging : minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.
   Opbouw- of zelfdragende zwembaden.
x x
  2Eén enkele per gebouw, d.w.z. dat er geen andere gedeeltelijk of volledig ingegraven zwembad bestaat op het eigendom
   Gedeeltelijk of volledig ingegraven alsook elke veiligheidsinrichting met een maximale hoogte van 2,00 m rond het zwembad en voor zover de volgende voorwaarden nageleefd worden:
   a) al dan niet overdekt worden door een lichte, uitschuifbare telescopische zwembadoverkapping waarmee de oppervlakte bedekt wordt voor zover de nokhoogte kleiner is dan 3,50 m;
   b) voor privé-doeleinden;
   c) de afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom
   Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen niet-zichtbaar vanaf de weg.
   Ligging : minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.
   Maximale oppervlakte: 75,00 m2.
x x
  3De zwembaden die de in de punten 1 en 2 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx
  4Het weghalen, de afbraak of de opvulling van de in de punten 1 en 3 bedoelde zwembaden voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving en voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmen.x x
IPoel en vijver1Eén enkele per gebouw, d.w.z. dat er geen andere bestaat op het eigendom.
   Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen en in voor het publiek toegankelijke parken
   Ligging : minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.
   Maximale oppervlakte: 100,00 m2.
   De afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom.
x x
  2De vijvers en poelen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx
  3De verwijdering of de opvulling van de vijvers en poelen bedoeld in punt 1 voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmenx x
JInrichtingen, accessoires en meubilair1Het plaatsen van luifels, zonneschermen of daken van een terras op de begane grond, aangrenzend of geïsoleerd.
   Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen;
   Maximale hoogte: 3,50 m.
   Maximale totale oppervlakte van al deze inrichtingen: 40,00 m2.
   Ligging : minimum op 2,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.
x x
  2Het plaatsen van tuinmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, open haarden of barbecues, vuilnisemmers, compostbakken, pergola's of zuilen, bloemenballen, sierfonteinen, watertuinen, kinderspelletjes, structuren voor bomen met traliewerk.
   Het plaatsen van lantaarn- en verlichtingspalen zodat de op de grond overgebrachte lichtbundel van de lampen de eigendomsbeperking niet overstelpt.
   De speel- en sportterreinen van waterdoorlatende materialen en de apparaten die strikt nodig zijn voor het gebruik ervan.
   Gelegen ofwel in de ruimtes van hoven en tuinen, ofwel in de omgeving van een bouwwerk gelegen in een voor bebouwing bestemd gebied en die samen met dit bouwwerk een functionele eenheid vormt.
   Maximale hoogte: 3,50 m.
x x
  3De aanleg van paden van waterdoorlatende materialen en van terrassen in de omgeving van één of meerdere bouwwerken op grondniveau en die geen merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 vereist.x x
  4Het plaatsen van tuinhuisjes die een maximale oppervlakte van 20 m2 hebben.x x
  5Zolang ze het eigendom niet afbakenen:
   a) De aanleg van afsluitingen die bestaan uit met elkaar verbonden palen met draad of draadgaas met brede mazen, met eventueel op de basis ervan een betonplaat of een muurtje met een maximumhoogte van 0,70 m, ofwel uit met elkaar verbonden palen met horizontale dwarsstukken, palissades van hout, ofwel uit schanskorven met een maximale dikte van 20 cm en de installatie van deuren, poorten of hekjes met een maximale hoogte van 2,00 m
   b) de bouw en de wijziging van steunmuren, met inbegrip van schanskorven, met een maximale hoogte van 0,70 m;
   c) de bouw en de wijziging van muren met een maximale hoogte van 2, 00 m niet-zichtbaar vanaf de weg of aan de achterkant van het gebouw.
x x
  6De inrichtingen, accessoires, tuinmeubilair, niet bedoeld in de punten 1 tot 5 of die de in de punten 1 tot 5 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx
  7De afbraak, de verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 6 bedoelde tuinhuisjes voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgevingx x
KMicrowoningen in de zin van het Waals Wetboek van Duurzaam Wonen1De plaatsing van de geprefabriceerde of kit microwoningen.  x
  2De plaatsing van microwoningen niet bedoeld in punt 1 voor zover zij :
   a) zonder verdieping zijn ;
   b) een oppervlakte van minder dan 40m2 hebben;
   c) een maximale hoogte van 2,50 m onder een kroonlijst hebben, 3,50 m op de nok en, indien van toepassing, 3,20 m bij de acroterie.
  x
LHernieuwbare energieën
   Modules voor de productie van elektriciteit of warmte
1Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde onroerend goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is en waarbij tegemoet wordt gekomen aan één of meerdere van de volgende gevallen:
   o Zonne-energie:
   a) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een hellend dak, is de projectie van het uitstekende deel op het verticale vlak kleiner dan of gelijk aan 0,30 meter en het verschil in hellingsgraad tussen de module en het dak van dat gebouw kleiner dan of gelijk aan 15 graden;
   b) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een plat dak, bedraagt het verticaal uitstekende deel maximum 1,50 meter en bedraagt de helling van de module maximum 35 graden;
   c) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een opgaande muur, bedraagt het horizontaal uitstekende deel tussen 1,20 meter en 1,50 meter en bedraagt de helling van de module tussen 25 en 45 graden;
   o Warmtepompen:
   in de grond, met een maximaal capaciteitsvolume van één m3, op een afstand van 3 m ten opzichte van de gemeenschappelijke grenzen en niet-zichtbaar vanaf de verbindingsweg.
x x
  2Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde onroerend goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is en die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen. xx
  3De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 2 bedoelde tuinhuisjes voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
MAfsluitingen, afsluitingsmuren, steunmuren als afsluiting, d.w.z. die het eigendom afbakenen1Het plaatsen van afsluitingen met een maximumhoogte van 2,00 m die bestaan uit met elkaar verbonden palen met draad of draadgaas met brede mazen, met eventueel op de basis ervan een betonplaat of een muurtje met een maximumhoogte van 0,70 m, ofwel uit met elkaar verbonden palen met horizontale dwarsstukken, palissades van hout, ofwel uit schanskorven met een maximale dikte van 20 cm.
   De bouw of de wijziging van steunmuren van minder dan 0,70 m hoog, met inbegrip van schanskorven;
   Het plaatsen van deurtjes, hekjes of poorten met een maximumhoogte van 2,00 meter waardoor een breed gezicht op de eigendom mogelijk blijft.
x x
  2Het plaatsen van afsluitingen met een maximale hoogte van 2, 00 m niet-zichtbaar vanaf de weg of aan de achterkant van het gebouw.x x
  3Het plaatsen van afsluitingen, deurtjes, poorten of hekjes die de voorwaarden bedoeld in de punten 1 tot 2 niet vervullen of die niet bedoeld zijn in punt 1 en 2. xx
  4De bouw of de wijziging van steunmuren met een hoogte van meer dan 0,70 m of afsluitingsmuren in de omgeving van een behoorlijk toegelaten bouwwerk of installatie. xx
  5De afbraak of het weghalen van de in de punten 1 tot 4 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
NHokken voor één of meerdere dieren met inbegrip van de bijenstallen en mestvloeren1Een of meerdere bijenkorven per eigendom.
   Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
x x
  2Eén of meerdere hokken voor dieren per eigendom
   Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen.
   Ligging:
   a) minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen
   b) op minimum 20,00 m van elke naburige woning
   niet gelegen in de zichtlijn die loodrecht staat op de achtergevel van een naburige woonst.
   Maximale totale oppervlakte van alle hokken voor dieren op het eigendom: 20,00 m2 voor één of meerdere hokken of 25,00 m2 voor één of meerdere hokken waaronder een duiventil
   Volumetrie : zonder verdieping, een dak met één helling, of twee hellingen met dezelfde hellingsgraad en lengte of met een plat dak.
   Maximale hoogte berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau:
   a) 2,50 m aan de kroonlijst;
   b) 3,50 m aan de nok;
   in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie.
   Materialen : hout of traliewerk of vergelijkbaar met de materialen van het bestaande hoofdgebouw.
   Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale en sectorale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
x x
  3De aanleg van een mestvloer.
   Gelegen ten minste 20,00 m van een andere woning dan die op het eigendom.
   Ligging : op een afstand van minimum 10,00 m van de gemeenschappelijke grenzen
   Hoogte : op de begane grond
   Maximale oppervlakte: 10,00 m2.
 xx
  4De plaatsing of de bouw van hokken voor dieren die de voorwaarden van de punten 1 tot 2 niet vervullen. xx
  5De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 en 4 bedoelde hokken, bijenkorven en mestvloeren voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
OLandbouwbedrijven1De bouw van geheel of gedeeltelijk ingegraven opslagsilo's, voor zover de bovenhoogte van de steunmuren niet meer dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijk bodemreliëf uitstijgtx x
  2De aanleg van een mestvloer.
   Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant.
   Ligging : op een afstand van minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen
   Hoogte : de bovenhoogte van de mestvloer of van de steunmuren niet meer bedraagt dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijke bodemreliëf.
x x
  3Het plaatsen van tanks voor de inzameling of opslag van water of dierlijke mest, geheel of gedeeltelijk ingegraven of de aanleg van een aaltzak.
   Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant en buiten het woongebied.
   Ligging:
   a) op minimum 10,00 m van elke bevaarbare of niet-bevaarbare waterloop;
   b) op minimum 3,00 m van het openbaar domein.
   Hoogte : de bovenhoogte van de steunmuur bedraagt niet dan 0,70 m
x x
  4Het plaatsen van tunnelserres bestemd voor de teelt van de landbouw- en tuinbouwgewassen en die na de teelt worden weggehaald.x x
  5De anti-hagelnetten die een in de grond verankerde structuur impliceren en het plaatsen of de bouw van de elementen die de in de punten 1 tot 4 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx
  6Het plaatsen van een installatie voor waterwinning in een niet-bevaarbare of niet-ingedeelde waterloop die uitsluitend bestemd is voor het drinken van veex x
  7De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 tot 6 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
PBouwwerken en tijdelijke installaties1De tijdelijke constructies voor de installatie van bouwplaatsen voor toegelaten handelingen en werken, met inbegrip van refters, onderkomens en sanitair evenals de ontvangstpaviljoenen, tijdens de duur van de handelingen en werken en voor zover de bouwplaats onafgebroken plaatsvindt.x x
  2Het plaatsen van installaties met een sociaal, cultureel, sportief of recreatief karakter met inbegrip van de desbetreffende parkeerplaatsen in de openlucht voor een maximumduur van negentig dagen voor zover het goed na afloop van die termijn in zijn oorspronkelijke toestand hersteld wordtx x
  3De plaatsing van commerciële installaties, op het openbaar domein, of op het private domein op voorwaarde dat ze verbonden zijn met een bestaande activiteit, met inbegrip van de bijbehorende buitenparkeerplaatsen, voor een periode van maximaal zestig dagen, op voorwaarde dat de installaties voldoen aan de gemeentelijke en gewestelijke handleiding voor stedenbouw en dat op het einde van de periode het goed terugkeert in zijn oorspronkelijke staat.x x
  4Het tijdelijk plaatsen van installaties die nodig zijn om een ontheemde activiteit onder te brengen, voor de duur van de handelingen en werken waarvoor een vergunning vereist is, op voorwaarde dat de werkzaamheden ononderbroken worden voortgezet en dat na het verrichten van de handelingen en werken of het verstrijken van de vergunning de installaties worden verwijderd.x x
  [<font color="red">3</font> 5In gemeenten waar zich een erkende natuurramp heeft voorgedaan en tijdens het jaar volgend op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de plaatsing van installaties die een openbare dienst of een activiteit van algemeen belang in de zin van artikel D.IV.22. huisvesten, eerste lid, 7°, of de activiteit van openbaar nut bedoeld in artikel R.IV.22-2, 17°, op het openbaar domein op voorwaarde dat de openbare dienst of de activiteit in de gemeente bestaat en ontheemd is ten gevolge van de erkende natuurramp en onverminderd het verkrijgen van een vergunning voor de private ingebruikneming van het openbaar domein. Aan het einde van de periode keert het publiek domein terug in zijn oorspronkelijke staat.
   x
 x
  6In de gemeenten die het voorwerp hebben uitgemaakt van een erkende natuurramp en gedurende het jaar volgend op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de plaatsing van installaties die een openbare dienst of een activiteit van algemeen belang in de zin van artikel D.IV.22, eerste lid, 7°, of de activiteit van openbaar nut in de zin van artikel R.IV.22-2, 17°, huisvesten, met inbegrip van de bijbehorende parkeerplaatsen in open lucht, op het privédomein en onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
   a) de activiteit bestaat in de gemeente en is ontheemd ten gevolge van de erkende natuurramp;
   b) de grond is niet opgenomen in de toepassing van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, in een voorgesteld of goedgekeurd Natura 2000-gebied, in een natuurreservaat, in een bosreservaat, een biologisch waardevol vochtig gebied, of in een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte;
   c) het terrein is gelegen in een gebied van het gewestplan dat is bestemd voor bebouwing in de zin van artikel D.II.23 ;
   d) de grond voldoet aan de eisen inzake afvalwaterzuivering van het Waterwetboek;
   e) de plaats van het project kan het risico op een zwaar ongeval niet vergroten of de gevolgen ervan niet verergeren en het terrein is niet blootgesteld aan een belangrijk natuurlijk risico of geotechnische belemmering in de zin van artikel D.IV.57, eerste lid, 2° en 3°, en het terrein is in de laatste vijf jaar niet overstroomd geweest;
   f) het project is gelegen op meer dan veertig meter van een as van geconcentreerd afvloeiend water in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 4° Aan het einde van de periode keert het publiek domein terug in zijn oorspronkelijke staat.
x x
  7In de gemeenten die het slachtoffer zijn geweest van een erkende natuurramp en gedurende het jaar volgend op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de plaatsing op het openbaar domein van commerciële installaties of installaties waarin de activiteit van een zelfstandige of een vennootschap wordt uitgeoefend, op voorwaarde dat de activiteit in de gemeente bestaat en verplaatst is ten gevolge van de erkende natuurramp, en onverminderd het verkrijgen van een vergunning voor de private ingebruikneming van het openbaar domein. Aan het einde van de periode keert het publiek domein terug in zijn oorspronkelijke staat.x x
  8In de gemeenten die het voorwerp hebben uitgemaakt van een erkende natuurramp en gedurende het jaar volgend op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, is het plaatsen van commerciële installaties of installaties waar de activiteit van een zelfstandige of een onderneming wordt uitgeoefend, met inbegrip van de bijbehorende parkeerplaatsen in open lucht, op het privédomein en onder de volgende cumulatieve voorwaarden toegestaan:
   a) de activiteit bestaat in de gemeente en is ontheemd ten gevolge van de erkende natuurramp;
   b) de grond is niet opgenomen in de toepassing van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, in een voorgesteld of goedgekeurd Natura 2000-gebied, in een natuurreservaat, in een bosreservaat, een biologisch waardevol vochtig gebied, of in een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte;
   c) het terrein is gelegen in een gebied van het gewestplan dat is bestemd voor bebouwing in de zin van artikel D.II.23 ;
   d) de grond voldoet aan de eisen inzake afvalwaterzuivering van het Waterwetboek;
   e) de plaats van het project kan het risico op een zwaar ongeval niet vergroten of de gevolgen ervan niet verergeren en het terrein is niet blootgesteld aan een belangrijk natuurlijk risico of geotechnische belemmering in de zin van artikel D.IV.57, eerste lid, 2° en 3°, en het terrein is in de laatste vijf jaar niet overstroomd geweest;
   f) het project is gelegen op meer dan veertig meter van een as van geconcentreerd afvloeiend water in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 4°
   Aan het einde van de periode keert het publiek domein terug in zijn oorspronkelijke staat.
x x
  9In de gemeenten die getroffen zijn door een natuurramp, met het oog op de huisvesting van de slachtoffers van die ramp, en gedurende twee jaar na de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de plaatsing door of voor rekening van dex x
  [<font color="red">4</font> 10Handelingen en werken voor de totstandbrenging of de inrichting van opvangstructuren en bijbehorende aanvullende voorzieningen die bestemd zijn voor de opvang van aanvragers van tijdelijke bescherming in de zin van Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van t[00c4][00b3]del[00c4][00b3]ke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen, zulks onder de volgende cumulatieve voorwaarden :   
   a) de opvangstructuur wordt opgericht op initiatief of door bemiddeling van en onder de verantwoordelijkheid van het Gewest, de provincies, de gemeenten, de intercommunales bedoeld in het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, de gemeente- of provinciebedrijven, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de kerkfabrieken, de ''Société Wallonne du Logement'' (Waalse Huisvestingsmaatschappij), de openbare huisvestingsmaatschappijen, Fedasil of het Belgische Rode Kruis;   
   b) het onroerend goed is niet gelegen in een gebied dat beschermd is krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, namelijk : i) in een Natura-2000 gebied ii) in een natuurreservaat ; iii) in een bosreservaat ; iv) in een biologisch waardevol vochtig gebied ; v) in een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte (vi) of in een gebied van groot belang dat erkend is als gebied van groot biologisch belang omdat het beschermde soorten herbergt;   
   (c) het onroerend goed is gelegen in een voor bebouwing bestemd gebied met uitzondering van het gebied van aanhorigheden van ontginningen en van het gebied van gewestelijk belang in een gemeentelijk overleggebied of in een gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is   
   d) het goed heeft toegang tot een weg van voldoende breedte;   
   (e) de woning is uitgerust, zo nodig op tijdelijke basis, om te voorzien in water, elektriciteit en afvalwaterzuivering die nodig zijn voor de goede werking van de opvangstructuur;   
   f) de plaats van de handelingen en werken kan het risico op een zwaar ongeval niet vergroten of de gevolgen ervan niet verergeren en het goed is niet blootgesteld aan een belangrijk natuurlijk risico of geotechnische belemmering in de zin van artikel D.IV.57, eerste lid, 2° en 3°, en het goed is in de laatste vijf jaar niet overstroomd geweest;   
   g) de handelingen en werken zijn gelegen op meer dan veertig meter van een as van geconcentreerd afvloeiend water in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 4° ;De vergunningsvrijstelling geldt voor 36 maanden vanaf de datum van het besluit van de Raad van de Europese Unie waarbij wordt vastgesteld dat er sprake is van een massale toestroom van vluchtelingen in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van t[00c4][00b3]del[00c4][00b3]ke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personenHet onroerend goed moet binnen negen maanden na het verstrijken van de vrijstelling in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht, tenzij in de tussentijd een definitieve vergunning wordt afgegeven.x x]<font color="red">4</font>
  [<font color="red">4</font> 11De verwijdering of het weghalen van de in punten 1 tot 10 bedoelde elementen.x x]<font color="red">4</font>
QUithangborden en reclamezuilen1Het plaatsen van één of meer uithangborden of reclamezuilen xx
  2De verwijdering of het weghalen van de in punt1 bedoelde uithangborden en reclamezuilen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
RMiradors en uitkijkposten1In de bosgebieden, in het gebied aanpalend aan het bosgebied en in een landbouwgebied, de houten of metalen miradors en andere uitkijkposten van bleke kleur bedoeld in artikel 1, § 1, 9° van de jachtwet van 28 februari 1882.x x
  2De verwijdering van de miradors en uitkijkposten bedoeld in punt1 voor zover de afval voortvloeiend uit het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
SBomen en hagen1De bebossing of de ontbossing xx
  2De boslandbouw als exploitatiewijze van de landbouwgronden waarin houtgewassen met de teelt of het grasland worden verbonden.x x
  3Onverminderd artikel R.IV.4-4, de kerstbomenteelt xx
  4Het kappen van een haag over een doorlopende lengte van minder dan 2,50 m om één enkele toegang tot een bestaande woning te creëren.x x
  5Het vellen van losstaande hoogstammige bomen in groengebieden die krachtens het geldend plan van aanleg of een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan, het vellen van een haag of het vellen van één of meer of alle bomen in een pad. xx
  6Het vellen, het toebrengen van schade aan het wortelstelsel of de wijziging van het aspect van een waardevolle boom, struik of haag xx
  7Het rooien of wijzigen van de beplanting bedoeld in elk gebied bedoeld in artikel R.IV.4-11. xx
  8Het vellen van bomend bedoeld in de punten 5 en 7 dat het voorwerp uitmaakt van een besluit van de burgemeester genomen bij hoogdringendheid met het oog op het verzekeren van de openbare veiligheid.x x
TWijziging van het bodemreliëf1De merkbare wijziging van het bodemreliëf voor het boren of nemen van bodemmonsters in het kader van een geotechnisch onderzoek, een geologische prospectie- of bodemverontreinigingsonderzoek.x x
  2De merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 binnen een straal van 30,00 m van een behoorlijk toegelaten bouwwerk of installatie. xx
  3Voor de uitvoering van een actieprogramma voor rivieren door middel van een geïntegreerde en sectorale aanpak als bedoeld in artikel D. 33/3 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek
   inhoudt:
   a) opvulmateriaal of uitgegraven materiaal dat niet meer dan 50 centimeter hoog is en dat zich op een maximale afstand van 6,00 m van de top van de oever van een waterloop bevindt, ook in gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat;
   het storten en verspreiden van producten die het gevolg zijn van de ruimingswerken van een waterloop
x x
UGebruik van een terrein voor opslagen en mobiele installaties1Gewoonlijk grond gebruiken voor het plaatsen van één of meer mobiele installaties in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 15°, b om een ''onthaalplaats voor boerderijen'' in de zin van artikel 252/1.D van het Waalse Wetboek van Toerisme te creëren, met inbegrip van de installatie of de transformatie van de grondleidingen die nodig zijn voor het onderhoud van het terrein, op voorwaarde dat deze in overeenstemming is met het decreet en de reglementaire vereisten van het gewestplan.x x
  2Een terrein doorgaans gebruiken voor:
   a) de opslag van één of meer afgedankte wagens, schroot, materialen of afvalstoffen;
   b) de plaatsing van één of meer mobiele installaties, zoals woonwagens, caravans, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van mobiele installaties die door een vergunning bedoeld in het Waalse Wetboek van Toerisme, het decreet van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen of het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 zijn toegelaten.
 xx
VStructuur die als toeristische en vrijetijdslogies dient1De plaatsing van één of meerdere mobiele kampeerverblijven in de zin van artikel 1 D, 2° van het Waalse Wetboek van Toerisme, tegen de volgende cumulatieve voorwaarden:
   a) het mobiele kampeerverblijf heeft een maximale oppervlakte van 50,00 m2;
   b) de plaatsing of constructie ervan vereist geen belangrijke wijziging van het bodemreliëf;
   c) het is gelegen :
   - in een toeristisch kampeerterrein of in een kampeerterrein op de hoeve dat is toegestaan volgens het Waalse Wetboek van Toerisme;
   - in een caravanterrein dat is toegestaan krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen;
   - in een camping die is toegestaan krachtens het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 over de campings en kampeerterreinen.
x x
  2De bouw van een terras met of zonder leuningen dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 249 BWR, eerste lid, 3° en tweede lid van het Waalse Wetboek van Toerisme in een toeristisch kampeerterrein.x x
  3De bouw van blokhutten of het plaatsen van tenten, tipi's, joerten en luchtbellen in een bosgebied. xx
  4Het weghalen of de afbraak van de in de punten 1 en 3 bedoelde toeristische of vrijetijdslogies, terrassen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
WHandelingen en werken op het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen1Voor zover de grondslag van die rijwegen niet verbreed worden, de hernieuwing van de funderingen en de verharding van de wegen, bermen, boorden, trottoirs, eilandjes en openbare plaatsen uitgezonderd de veranderingen van verhardingen bestaande uit natuursteen en, voor openbare plaatsen, voor zover dat de handelingen en werken niet leiden tot een toename van de oppervlakte van de verhardingen van ondoordringbaar materiaal.x x
  2De plaatsing, de hernieuwing, de verplaatsing of de verwijdering van de bijkomende elementen zoals de radarinstallaties, relingen, de beveiligingsconstructies en de schampranden, met uitzondering van de steunmuren en de geluidsschermen.x x
  3De plaatsing, de verplaatsing, de verbouwing, de uitbreiding, of de verwijdering van vloeistofnetwerken, met een druk van ten hoogste 20 bar voor gas, energie, een spanning van ten hoogste 70 KV voor elektriciteit en telecommunicatienetwerken die in het publieke domein zijn aangebracht, verankerd, ondersteund of overhangend, met inbegrip van privé-aansluitingen, hulpelementen en bijbehorende uitrusting zoals palen, technische kasten, pylonen en palen met een maximale hoogte van 14 meter.x x
  4De tijdelijke weginrichtingen met een maximale duur van vijf jaar.x x
  5De werken voor de aanleg van ruimten voor voetgangers, personen met een verminderde beweeglijkheid of fietsers en waarbij de plaatselijke oprichting of verruiming van die ruimten, de verbetering van hun esthetisch aspect of de veiligheid van de gebruikers wordt beoogd, ongeacht of deze werkzaamheden al dan niet leiden tot een versmalling van de grondslag van de weg of van de wegen.x x
  6Het plaatsen of vernieuwen van klein stadmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, vuilnisemmers, lantaarn- en verlichtingspalen, plantenbakken, fonteintjes, elektrische aansluitpunten, containers, al dan niet ingegraven en bestemd voor de ophaling van huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afval.x x
  7De werken voor de inrichting van de ruimtes bestemd voor de beplantingen.x x
  8De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de signalisatie-elementen :
   a) de verkeersborden, met inbegrip van de steunstructuren en portalen, evenals van de bescherming ervan tegenover het verkeer;
   b) de vaste of mobiele installaties waarbij het verkeer, het parkeren of de snelheid beperkt worden;
   c) de installaties voor de controle op het parkeren zoals parkeermeters of parkeerautomaten;
   d) de niet-overdekte installaties voor het parkeren van tweewielers;
   e) de bijkomende technische al dan niet ondergrondse installaties zoals kasten voor de elektrische bediening van verkeerslichten of van de openbare verlichting, praatpalen, brandpalen en bedieningskasten voor teledistributie.
x x
  9De plaatsing de verplaatsing of het weghalen van inrichtingen voor de openbare verlichting.x x
  10Voor zover ze niet onderworpen worden aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeente inzake stedenbouw, de plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de volgende reclameborden:
   a) de aanplakzuilen waarvan de schacht met een diameter van maximum 1,20 m beperkt blijft tot 3,50 m hoogte;
   b) de aanplakborden op voeten waarvan de maximale hoogte en breedte respectievelijk niet meer dan 2,50 m en 1,70 m bedragen en waarvan de bruikbare oppervlakte niet meer dan 4 m2 per vlak bedraagt.
x x
  11Het aanbrengen of de wijziging van de wegmarkeringen.x x
  12De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van verkeersdrempels.x x
  13Het aanbrengen, verwijderen of hernieuwen van funderingen en inrichtingen voor het gebruik van de wegen en de openbare vervoerslijnen zoals rails, verbindingen, ballast, palen van bovenleidingen, signalen, portieken, hokjes, bedieningskasten voor verkeersborden of palen voor bus- of tramhaltes voor reizigers.x x
  14[<font color="red">1</font> Het plaatsen van een seizoensgebonden openluchtterras in de horecasector, voor zover de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 100 m2.]<font color="red">1</font>x x
  15De hokjes voor de reizigers bij de haltes van het openbaar vervoer.x x
  16De plaatsing of de verplaatsing van brievenbussen.x x
  17De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van beelden, gedenktekens en andere kunstwerken geplaatst door de overheid of op bevel van de overheid.x 
   x
  18Het aanleggen, vernieuwen of verwijderen van kunstwerken voor de bescherming van de oevers in een niet-bevaarbare waterloop, met uitzondering van gemetselde muren, op een lengte van niet meer dan 100 m en een maximale hoogte van 2 m.x 
   x
  [<font color="red">3</font> 19De installatie van technische apparatuur voor de controle van waterlopen.x x
  20In de gemeenten waar zich een erkende natuurramp heeft voorgedaan, en gedurende de vijf jaar die volgen op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de tijdelijke verbeteringen die door de erkende natuurramp zijn vereist aan de kunstwerken die het wegennet dragen of aan de kunstwerken die een spoorlijn dragen.x x
  21In gemeenten die het slachtoffer zijn geweest van een erkende natuurramp en op voorwaarde dat de handelingen en werken op significante wijze zijn aangevat binnen een termijn van drie jaar na de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad:
   a) het slopen, herstellen of wederopbouwen, noodzakelijk geworden door de erkende natuurramp, van gemetselde dijkmuren en andere kunstwerken zoals keermuren of overstorten van stuwdammen;
   b) het afbreken, herstellen of wederopbouwen, noodzakelijk geworden door de erkende natuurramp, van steunmuren die een weg of spoorweg afbakenen;
   c) het herstel van rivieroevers als gevolg van een erkende natuurramp;
   d) de herbouw van spoorbruggen of bruggen die een rijweg dragen, met inbegrip van de wijziging van het aantal pijlers, die noodzakelijk is ten gevolge van een erkende natuurramp, op voorwaarde dat de aan de verschillende gebruikers geboden voorwaarden, d.w.z. de rijbanen of de spoorwegen, de voetpaden en de fietspaden, gehandhaafd blijven, en op voorwaarde dat de locatie ongewijzigd blijft.
x x]<font color="red">3</font>
XRiolering, leiding en netten buiten het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen, boringen en waterwinningen1Het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, alsook het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem tegen de volgende cumulatieve voorwaarden:
   a) de eventuele afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom;
   die inrichtingen hebben betrekking op de infrastructuur die noodzakelijk is voor het aanleggen van het eigendom en zijn uitsluitend gelegen op bedoeld eigendom.
x x
  2De privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, evenals het plaatsen van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen. xx
  3Het plaatsen van bovengrondse tanks. xx
  4De invoering of de versterking van ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen in een reeds ingerichte technische locatie tegen de volgende cumulatieve voorwaarden:
   a) de ontworpen werken zijn eigen aan de functie van de locatie;
   b) de bestaande installaties, gebouwen, bouwwerken en bedekking zijn wettelijk toegelaten;
   c) de werken beogen de bouw van een gebouw niet ;
   d) de grondinneming beperkt de bestaande isoleringsomtrekken of voorzieningen niet.
x x
  5De boringen van putten of waterwinningen.x x
  6In de niet-bebouwingsgebieden, en voor zover geen vergunning vereist is in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, punt 1, 6°, het aanleggen of wijzigen van een drainagesysteem voor zover het terrein niet gelegen is in een locatie erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de 2000 Natura-locaties, of blootgesteld aan een groot natuurrisico of grote geotechnische druk zoals bedoeld in artikel D.IV.57, 3°.x x
  7De installatie, de verplaatsing, de wijziging of de uitbreiding van ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovendraineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen en de bijkomende en bijbehorende uitrustingen wanneer ze buiten het openbare domein gelegen zijn. xx
  [<font color="red">3</font> 8In de gemeenten die getroffen zijn door een erkende natuurramp en op voorwaarde dat de handelingen en werken binnen een termijn van drie jaar na de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad op significante wijze zijn aangevangen, de door de erkende natuurramp noodzakelijke vervanging van de riolerings-, vloeistof-, energie- en telecommunicatienetten, ongeacht of deze ingebed of verankerd, ingegraven of bovengronds zijn, en van de bijbehorende elementen en bijbehorende uitrusting, wanneer deze zich buiten het openbaar domein bevinden.x x
  9Het weghalen van de in de punten 1 tot 8 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x]<font color="red">3</font>
YTelecommunicatie, kabeltelevisie, glasvezel, gas, elektriciteit1De vervanging van installaties of technische kasten door installaties of technische kasten van een kleiner of gelijkwaardig volume.x x
  2De vervanging van bestaande antennes door antennes met een gelijke, of kleinere of grotere afmeting op voorwaarde dat de totale hoogte van de mast niet verhoogd wordt en dat de nieuwe antennes een maximale hoogte van 3,00 m hebben.x x
  3De vervanging van een pyloon of een bestaande paal door een zo hoge pyloon of paal van hetzelfde type geïnstalleerd op dezelfde locatie.x x
  4De plaatsing van een technische kast op een plat dak op voorwaarde dat ze vanaf de weg niet-zichtbaar is, dat ze gelegen is op een afstand van minstens een anderhalf keer de hoogte van de kast vanaf de acroterie.x x
  5De plaatsing of de vervanging van technische kasten naast een pyloon of een paal geplaatst op de bodem of in een technisch lokaal gelegen in de nabijheid van een mast geplaatst op een dak.x x
  6De aanleg van technische installaties om de stabiliteit en de veiligheid van bestaande installaties evenals hun goede werking te verzekeren.x x
  7De plaatsing van antennes of radiogolven, technische kasten en installaties tijdens culturele, sport-, recreatie- of commerciële evenementen, geplaatst voor een maximale duur van 90 dagen op voorwaarde dat deze antennes of golven, kasten en installaties niet meer dan 15 dagen voor het begin van het evenement geplaatst worden en dat ze uiterlijk 15 dagen na het einde van het evenement weggehaald worden.x x
  8De plaatsing en/of de heropbouw van antennes of radiogolven, ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovenleidingen en technische kasten en installaties om dringende redenen, om redenen van veiligheid of openbaar belang onvoorzienbaar uit hoofde van de beheerder, de tijd nodig om alle vereiste vergunningen voor de verplaatsing en/of de heropbouw van de locatie te krijgen.x x
  9De tijdelijke verplaatsing van een bestaande installatie om de continuïteit van de diensten te verzekeren in geval van werken uitgevoerd door de eigenaar van de oorspronkelijke structuur voor de uitsluitende duur van de werken.x x
  10De plaatsing van installaties zoals antennes, radiogolven, technische kasten en installaties voor zover ze gelegen zijn binnen gebouwen, bouwwerken of bestaande structuren of overdekt met materialen die lijken op de bestaande materialen.x x
  11De plaatsing van radiogolven met een maximale diameter van 90 cm op een bestaande pyloon of een mast op een dak die behoorlijk toegelaten is.x x
  [<font color="red">2</font> 11bisde plaatsing van radiogolven met beperkt bereik (of draadloze toegangspunten met beperkt bereik) die volledig en veilig, d.w.z. zonder gevaar voor de stabiliteit, in hun draagstructuur zijn geïntegreerd en derhalve onzichtbaar zijn voor het publiekx x]<font color="red">2</font>
  [<font color="red">2</font> 11terDe plaatsing van radiogolven met beperkt bereik (of draadloze toegangspunten met beperkt bereik) die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen: a) het totale volume van het voor het publiek zichtbare deel van een draadloos toegangspunt met beperkt bereik dat één of meer gebruikers van het radiospectrum bedient, bedraagt niet meer dan 30 liter ; b) het totale volume van voor het publiek zichtbare gedeelten van meerdere afzonderlijke draadloze toegangspunten met beperkt bereik die één infrastructuurlocatie met een individueel afgebakend gebied, zoals een lichtmast, verkeerslicht, aanplakbord of bushalte, bezetten, bedraagt niet meer dan 30 liter ; c) wanneer het antennesysteem en andere elementen van het draadloze toegangspunt met beperkt bereik, zoals een radiofrequentie-eenheid, digitale processor, opslageenheid, koelsysteem, stroomvoorziening, kabelverbindingen, opvangelementen of aardings- en bevestigingselementen, afzonderlijk worden geïnstalleerd, wordt elk deel van deze elementen dat groter is dan 30 liter onzichtbaar gemaakt voor het publiek ; d) d) het draadloze toegangspunt met beperkt bereik is visueel consistent met de ondersteunende structuur en qua afmetingen is evenredig met de totale afmetingen van de ondersteunende structuur, heeft een consistente vorm, heeft neutrale kleuren die passen bij of versmelten met de ondersteunende structuur, en beschikt over verborgen kabels, en veroorzaakt geen visuele overbelasting in combinatie met andere draadloze toegangspunten met beperkt bereik die reeds op dezelfde of op aangrenzende locaties zijn geïnstalleerd; e) het gewicht en de vorm van een draadloos toegangspunt met beperkt bereik vereisen geen structurele versterking van de ondersteunende structuur.x x]<font color="red">2</font>
  12Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne).
   Gelegen :
   * ofwel verankerd op een opgaande muur aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de verbindingsweg of minstens 4,00 m achter de rooilijn
   * ofwel verankerd in de grond of op een dakdeel en gevestigd aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de verbindingsweg.
   Maximale oppervlakte: 1,00 m2.
   Materialen : de antenne vertoont een kleurschakering die gelijk is aan die van haar draagbasis
x x
  13Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne).
   Ligging : op een plat dak
   Maximale hoogte: 5,00 meter, met inbegrip van de steun, en de hoogte is kleiner dan de afstand tussen de installatie en de acroterie.
   Maximale oppervlakte: 1,00 m2.
x x
  14Het plaatsen van een in de punten 1 of 2 bedoelde antenne die de voorwaarden bedoeld in de punten 1 of 2 niet vervult. xx
  15De plaatsing van antennes en van de behuizing voor radiomodules op afstand op een bestaande pyloon verankerd op de bodem of op behoorlijk toegelaten mast op een dak op voorwaarde dat de afstand maximum 1 m is in het geval van een pyloon en maximum 40 cm in het geval van een mast en dat de hoogte van de pyloon of van de mast niet overschreden is.x x
  16De plaatsing van antennes tegen een bestaande gevel met maximum één antenne ( met inbegrip van de actieve elementen die nodig zijn voor de aansluiting ervan), over zes strekkende gevelmeters, of op een bestaande puntgevel met maximum één antenne per puntgevel, of op een schoorsteen op voorwaarde dat die antennes een kleur gelijk aan de bedekking van de gevel of van de puntgevel heeft.x x
  17De plaatsing van antennes op het plat dak of het plat gedeelte van het dak van een gebouw op voorwaarde dat ze een maximale hoogte van 3 meter, met inbegrip van de steun, hebben, dat die hoogte kleiner is dan de afstand tussen de installatie en de lagere kant of de rand van het dak of de acroterie en dat het gebouw minstens 12 m hoog is.x x
  18De plaatsing op de gevel of bovengronds van elektronische of numerieke communicatiekabels en leidingen en van verbindingsdozen voor zover de kleur neutraal en discreet is en voor zover het tracé van de kabel de bouwkundige lijnen van de woning volgt, zoals de raamdorpel, de kroonlijst, de verbindingen tussen de gevels, de lagere kant of de rand van het dak, de acroterie.x x
  19De plaatsing van de antenne van een radioamateur in de zin van het ministerieel besluit van 9 januari 2001betreffende het aanleggen en het doen werken van radiostations door radioamateurs. xx
  20Het plaatsen op het openbaar domein van steunen met een maximale diameter van 30 cm en een maximale hoogte van 8 meter voor technische telecommunicatieapparatuur en antennes, met inbegrip van radiogolven met een maximale diameter van 90 cm, met een afstand van niet meer dan 40 cm.x x
  21De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 tot 20 bedoelde tuinhuisjes voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x
ZMilitaire domeinen1De uitvoering van defensieve werken van operationele aard of die strategisch geheim moeten blijven, ten behoeve van het ministerie van Defensie en waarvan de lijst gezamenlijk wordt opgesteld door de Minister van Defensie en de Minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordeningx x
]2
  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BWG 2019-05-09/32, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<BWG 2021-06-24/10, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (6)<BWG 2024-02-15/13, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. R.IV.1-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   Handelingen, werken en installaties vrijgesteld van de stedenbouwkundige vergunning, met een beperkte impact of die de verplichte medewerking van een architect niet vereisen.  Volgende nomenclatuur bepaalt de handelingen, werken en installaties die :  1° vrijgesteld worden van een stedenbouwkundige vergunning;  2° een beperkte impact hebben in de zin van de artikelen D.IV.15 en D.IV.48;  3° niet de verplichte tussenkomst van een architect vereisen.  [3 ...]3  [1 [3 ...]3]1  [2 De handelingen en werken met een beperkte impact doen geen afbreuk aan:   1° het voorafgaand eensluidend advies [3 van de Regering]3 bedoeld in artikel D.IV.17 ;   2° het voorafgaand verplicht advies [3 van de Regering]3 bedoeld in artikel D.IV.16, eerste lid, 3° en 2°, indien de aanvraag één of meer afwijkingen van de bodembestemmingskaart of de gewestelijke handleiding voor stedenbouw met zich meebrengt;   3° het facultatief voorafgaand advies [3 van de Regering]3 indien het gemeentecollege hierom vraagt.   De handelingen en werken die zijn vrijgesteld van vergunningen doen geen afbreuk aan de toepassing van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen en de uitvoeringsbesluiten ervan.]2  [2 In de zin van deze nomenclatuur wordt verstaan onder :   1° technische kast : kast, geplaatst in de nabijheid van een telecommunicatieantenne of een locatie voor telecommunicatieantennes en waarin de nodige technische elementen geplaatst zijn voor de goede werking van een telecommunicatieantenne of een locatie voor telecommunicatieantennes, zoals elektriciteitsdistributie, noodbatterijen, transmissie-elementen en koelsystemen, met inbegrip van het steunelement; kasten voor het transport, de distributie en de particuliere aansluiting van elektriciteit en gas, waarin de technische elementen zijn ondergebracht die nodig zijn voor de goede werking van deze installaties, zoals gasverbindingskasten, laag- en middenspanningskasten voor het aansluiten of afsluiten van elektriciteit, telecommunicatiekasten, laad- en losstations voor elektriciteit en gas;   2° grondinneming : het oppervlak dat overeenkomt met de verticale projectie op de grond, berekend van de buitenkant van de muren, installatie of constructie, met uitzondering van het traditionele uitspringend deel of de architectonische elementen zoals erkers, onbedekte overhangende balkons en dakoverstekken;  [4 2.1 gebouw: zelfstandig bruikbaar, overdekt bouwwerk dat door mensen kan worden betreden en dat geschikt of bestemd is om mensen, dieren of zaken te beschermen;]4   3° bouwschil : geheel van muren van het beschermde volume, gevormd door alle ruimten van een gebouw dat thermisch beschermd wordt van de buitenomgeving (lucht of water), van de bodem en alle omgevende ruimtes;   4° voor- en achtertuinen : ruimte op de bodem [4 ...]4 van een woonst, gelegen voor, achter of aan de zijkant ervan, en gevormd door:   a) ofwel een oprit, als ruimte bestemd voor een verharde of een niet-gladgestreken bodembedekking;   b) ofwel een tuin, als groene ruimte,   ofwel een combinatie van beide elementen;   5° technische installatie bedoeld in punt Y : de technische uitrustingen, geplaatst in de nabijheid van de telecommunicatieantennes of kabeltelevisie-, glasvezel-, elektriciteits- en gastransmissie- en -distributie-installaties en die nodig zijn voor de goede werking en de veiligheid van de locatie, zoals aan de grond vastgemaakte kabels, de kabelgoten die bovenop aan de grond vastgemaakte kabels gevestigd zijn, de roostervloerplaten, de behuizing voor radiomodules op afstand, de verlichting, de verwijderbare veiligheidshandleiders, de bliksemafleidsystemen of de stabilisatieplaten voor masten;   6° pergola: de kleine tuinstructuur bestaande uit dakvormige balken, ondersteund door kolommen, die klimplanten ondersteunen;   7° [4 goed]4: een in feite en in rechte homogeen onroerend geheel ;   8° bijenkorf: structuur waarin een bijenvolk ondergebracht is ;   9° bijenkast: een gebouw, opgetrokken om bijenkorven in onder te brengen ;   10° reeds ingerichte technische locatie: de gronden waarop zich installaties bevinden voor de productie, het transport en de distributie van drinkwater, elektriciteit of aardgas of voor de waterverdamping;   11° functionele eenheid: een geheel van elementen, gelegen [4 in elkaars werkelijke nabijheid, zonder daarom aan elkaar te grenzen]4 en die afzonderlijk verschillende functies kunnen uitoefenen maar samen bijdragen tot het vervullen van één enkele hoofdfunctie;   12° bijgebouw: daaronder verstaan, een alleenstaand bouwvolume, ondergebracht op hetzelfde [4 goed]4 als het hoofdgebouw en dat er een functionele eenheid mee vormt;   13° [4 aanbouwvolume]4 : een ander bouwvolume als aanbouw aan het hoofdgebouw dan een veranda en die er een functionele eenheid mee vormt; het [4 aanbouwvolume]4 kan door een dakelement op het hoofdgebouw aangesloten worden;]2  [4 14° zwemvijver: een om te zwemmen of te baden kunstmatig aangelegd stilstaand watervlak met beplantingen, waarvan het water biologisch en niet-chemisch gereinigd wordt;]4  [4 15° graveltuin: een tuinstrook die zich niet beperkt tot een weg en die bedekt is met stenen zoals steenslag, split, grind, geëxpandeerde klei van ongeacht welke afmeting, oorsprong, kleur of vorm, waarbij de stenen het belangrijkste vormgevingsmiddel of bodembedekkingsmiddel zijn en planten niet of slechts in gering aantal voorkomen;]4  [4 16° bouwwerk: een door mensen opgerichte constructie die met de ondergrond verbonden is en slechts moeilijk daarvan los te maken is of die op zijn minst op de ondergrond steunt;]4  [4 17° draadloos toegangspunt met klein bereik: draadloze netwerktoegangsapparatuur met laag vermogen van kleine omvang die binnen een klein bereik werkt, die gebruikmaakt van radiospectrum en aan de gebruikers toegang tot elektronischecommunicatienetwerken in de zin van artikel 4, 43°, van het decreet van 1 maart 2021 betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen verleent, ongeacht of de onderliggende netwerktopologie mobiel dan wel vast is, die deel uitmaakt van een elektronisch communicatienetwerk en uitgerust is met een of meerdere antennes met lage visuele impact. Een draadloos toegangspunt met klein bereik bestaat uit verschillende operationele onderdelen, zoals een signaalverwerkingseenheid, een radiofrequentie-eenheid, een antennesysteem, kabelverbindingen en een behuizing;]4  [5 18° erkende natuurramp: een natuurramp die erkend is op grond van het decreet van het Waals Gewest van 26 mei 2016 betreffende het herstel van sommige schade veroorzaakt door algemene natuurrampen.]5  [2   [1Handelingen/werken/ installaties Omschrijving/eigenschappenVrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunningMet een geringe impactVerplichte tussenkomst van een architect niet vereistAWijziging van de bouwschil van een gebouw (isolatie, opgaande muren, dak, openingen)1De plaatsing van de materialen voor de bekleding van de opgaande muren en de bedekking van de daken vormen de bouwschil van het gebouw of de vervanging ervan door andere materialen om de vigerende energienormen onder de volgende voorwaarden te bereiken: a) de materialen hebben hetzelfde buitenaanzicht; b) de bijkomende laag bedraagt niet meer dan 0,30 m c) indien het goed valt onder de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeenten inzake stedenbouw of betreffende de gebouwen in landelijk gebied, of de artikelen R.II.36-6 à R.II.36-9, D.II.37, § 4, R.II.37-3, R.II.37-4 et R.II.37-7 à R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, stemmen de kleuren en materialen overeen met de betrokken aanduidingen en voorschriften.x x   2De plaatsing van fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen of de vervanging van fotovoltaïsche of niet-fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen door fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen, op voorwaarde dat, wanneer het onroerend goed onderworpen is aan de artikelen R.II.36-6 tot R.II.36-9, R.II.37-3, R.II.37-4 en R.II.37-7 tot R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, de kleuren in overeenstemming zijn met de betrokken aanduidingen en voorschriften.x x   3Beplanting van één of meer gevels die niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of van één of meer groendakken op een bestaand gebouw of een bestaande installatie.x x   4Het schilderen, bepleisteren, zandstralen of opnieuw voegen van een bestaand bouwwerk dat een wijziging van het bouwvolume of de architectuur als gevolg heeft. xx   5De plaatsing of vervanging van materialen voor gevelbekledingen en dakbedekkingen door materialen voor bekledingen die niet voldoen aan de in de punten 1 tot en met 3 genoemde voorwaarden. xx   6De vervanging van deuren of ramen in de opgaande muren of in de daken door deuren of ramen met als doel het bereiken van de vigerende energienormen.x x   7Het sluiten, het maken of het wijzigen van openingen die zich bevinden in het dakvlak op maximum één verdieping en met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende gevel of het overeenstemmende dakvlak; het sluiten of wijzigen dient uitgevoerd te worden met hetzelfde materieel als dat van het dak.x x   8Het sluiten, openen of wijzigen van deuren of openingen in de opgaande muren met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur voor zover: a) Het sluiten, openen of wijzigen niet uitgevoerd wordt in een opgaande muur gelegen op de rooilijn en/of waarvan het plan gericht is op de verbindingsweg van het betrokken hoofdgebouw; b) het sluiten of het wijzigen gebeuren met dezelfde bekledingsmaterialen als die voor de opgaande muur; c) elke opening of wijziging afzonderlijk op maximum één verdieping wordt uitgevoerd; d) als het goed valt onder een gewestelijk of gemeentelijke handleiding voor stedenbouw stemmen de handelingen en werken met de handeling overeen.x x   9Het sluiten, openen of wijzigen van deuren en ramen die in totaal (alle openingen op hetzelfde niveau) niet meer dan een vierde van de lengte van de desbetreffende gevel of het desbetreffende dakvlak bedragen en die de in de punt 7 en 8 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx   10De installatie of vervanging van schoorstenen of schoorsteenkanalen, regengoten of regenpijpen, afvoersystemen voor installaties zoals afzuigkappen en verwarmingsketels, op voorwaarde dat, wanneer het goed onderworpen is aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw die betrekking hebben op de beschermde gebieden van bepaalde gemeenten op het gebied van stedenbouw of op gebouwen in landelijk gebied, de handelingen en werkzaamheden in overeenstemming zijn met deze handleiding.x x   11De plaatsing of vervanging van de in punt 10 genoemde elementen die niet aan de voorwaarden voldoen. xx   12De afbraak of het weghalen van de in de punten 10 en 11 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xBVerbouwing van een bestaand gebouw1De vervanging van de dragende structuur van een dak zonder wijziging van het gebouwde volume en voor zover de punten A1 en A7 worden gerespecteerd.x x   2De verbouwing zonder vergroting van een bestaand gebouw met het oog op de creatie van meerdere ruimten die niet bestemd zijn voor bewoning [4 of toeristische logiesverstrekkende inrichting]4, voor zover de handelingen en werken, in voorkomend geval, vermeld worden in de punten A1, A2, A3, A6, A7, A8 en A10.x x   3De verbouwing zonder vergroting van een bestaand, niet in de punten 1 en 2 bedoeld gebouw, die geen gevolgen heeft voor de dragende structuur van het gebouw. xx   4Verbouwing met vergroting van een bestaand gebouw overeenkomstig de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of overeenkomstig de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw om een ruimte in te richten die niet bestemd is voor bewoning [4 of toeristische logiesverstrekkende inrichting]4, voor zover volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn: a) slechts één aanbouwvolume per goed en er is niet meer dan één veranda op het goed; b) de grondoppervlakte van de uitbreiding bedraagt hoogstens 40,00 m2 en is: i) ofwel een aanbouwvolume zonder verdieping en kelder; ii) ofwel de verlenging van het hoofdvolume en het zo gevormde geheel heeft geen verdieping en geen kelder; c) de uitbreiding wordt uitgevoerd met materialen in soortgelijke kleurtonen als die van het bestaande gebouw; d) de uitbreiding bevindt zich minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grenzen.x x   5De verbouwing van een bestaand gebouw dat voldoet aan de cumulatieve voorwaarden opgenomen in punt 4 en dat niet overeenstemt met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw.  x   6Het plaatsen van een buitentrap xx   7Het plaatsen/opstellen van een ventilatiesysteem of airconditioningsysteem. xx   8De verbouwing van een ander bestaand gebouw dan dat bedoeld in punt 1 tot 7 voor zover de grondinneming van het gevormde geheel maximum verdubbeld wordt en de hoogte van de druiplijst en/of de hoogte van de dakopstand van het bestaande gebouw niet overschreden wordt. x    9De afbraak of verwijdering van een aanbouwvolume, een buitentrap of een airconditioningsinstallatie voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x  [2 10Handelingen en werken voor het herstellen van gebouwen of bouwwerken ten gevolge van een erkende natuurramp, onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de handelingen en werken geschieden binnen 24 maanden na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp; b) de handelingen en werken worden minstens 15 dagen voordat ze worden aangevangen, aan het gemeentecollege meegedeeld; c) de handelingen en werken tasten de dragende structuur van het gebouw of bouwwerk niet aan; d) de handelingen en werken zijn in overeenstemming met de voorwaarden vermeld in punt A1; e) het sluiten, het maken of het wijzigen van openingen in het dakvlak geschiedt op maximum één verdieping en met dezelfde materialen als die van het dak; f) het sluiten, het maken of het wijzigen van openingen in opgaande muren voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden: i) het sluiten of het wijzigen gebeurt met dezelfde bekledingsmaterialen als die van de opgaande muur; ii) elke opening of wijziging wordt afzonderlijk beschouwd en wordt op maximum één verdieping uitgevoerd; iii) als het goed valt onder een gewestelijke of gemeentelijke handleiding voor stedenbouw stemmen de handelingen en werken met die handleiding overeen.x x  11Het afbreken van vrijstaande gebouwen, constructies of installaties ten gevolge van een erkende natuurramp, onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) het afbreken geschiedt binnen 24 maanden na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp; b) het afbreken wordt minstens 15 dagen vóór aanvang aan het gemeentecollege meegedeeld;x x  12Het afbreken van niet-vrijstaande gebouwen, constructies of installaties ten gevolge van een erkende natuurramp, onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) het afbreken geschiedt binnen 24 maanden na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp; b) het afbreken geschiedt in het kader van een besluit van de burgemeester genomen bij hoogdringendheid met het oog op het verzekeren van de openbare veiligheid.x x]2CVeranda1Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw. Slechts één per goed en er is niet meer dan één aanbouwvolume op het goed. Gelegen : leunt tegen een bestaand gebouw, aan de achterkant van dat gebouw ten opzichte van de openbare toegangsweg. Ligging : op minstens 2,00 meter van de gemeenschappelijke grens. Maximale oppervlakte van 40,00 m2. Volumetrie: zonder verdieping, plat dak of hellend dak met één of meer hellende vlakken Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau en voor zover het dakgootniveau kleiner is dan het dakgootniveau van het hoofdvolume onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) druiplijst: 3,00 m; b) nokhoogte: 5,00 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen : lichte structuur en wanden hoofdzakelijk van glas of van polycarbonaat zowel in de opgaande muren als in de dakenx x   2De bouw van een veranda met een maximale oppervlakte van 40,00 m2 die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult xx   3De afbraak van een veranda voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xDCreatie van één of meerdere woningen1De creatie van een [4 woning of een toeristische logiesverstrekkende inrichting]4 in een gebouw voor zover de verbouwingshandelingen en -werken de verplichte tussenkomst van een architect niet vereisen. xx   2[4 De creatie van een woning of een toeristische logiesverstrekkende inrichting die niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in punt 1, of de creatie van verscheidene woningen of verscheidene toeristische logiesverstrekkende inrichtingen in een gebouw.]4 x EPlaatsing van technische installaties en bouw of heropbouw van een bijgebouw zoals: * garage, * atelier, * poolhouse, * opslagplattform * geprefabriceerde gebouwen...1Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw. Slechts één bijgebouw per goed. [4 Niet bestemd voor bewoning of toeristische logiesverstrekkende inrichting]4. Gelegen: * Behalve als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, wordt het aan de achterkant van een bestaand gebouw opgericht. * Als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, is dit volume rechtstreeks verbonden met de openbare weg en het gevelaanzicht aan de straatkant van het bijgebouw is niet gelegen verder dan het gevelaanzicht van het hoofdgebouw aan de achterkant. Ligging: op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens. Maximale oppervlakte: 40,00 m2. Volumetrie: zonder verdieping, plat dak of hellend dak met één of meer hellende vlakken Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau, voor zover de dakgoot of de dakopstand op dezelfde hoogte is als de dakgoot of de dakopstand van het hoofdvolume onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) druiplijst: 2,50 m; b) nokhoogte: 3,50 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen: hout voor de opgaande muren of elk ander materiaal met dezelfde kleurschakering als die van het hoofdgebouw.x x   2Plaatsing, verbouwing, vergroting van een technische installatie in de zin van artikel R.IV.1-2, tweede lid, met inbegrip van een kuip, die een functionele eenheid met de bestaande onderneming vormt. Hoogstens drie per goed. Gelegen : in een bedrijfsruimte. Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg; b) binnen een straal van 30,00 m van een legale bestaande installatie of een legaal bestaand gebouw; c) op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant; d) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen; e) op minimum 10,00 m van een waterloop; f) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; g) de werken vereisen niet het vellen van bomen, hagen of alleeën in de zin van artikel D.IV.4. 11°. Maximale oppervlakte: de totale gecumuleerde oppervlakte van de plaatsing en uitbreiding van technische installaties die van de vergunning zijn vrijgesteld, bedraagt minder dan 100,00 m2. Hoogte : maximum 10,00 m en lager dan het hoogste gebouw op het goed.x x   3Bouw, verbouwing, vergroting van een gebouw of plaatsing of verplaatsing van geprefabriceerde gebouwen, met inbegrip van de buitentrap, [4 niet bestemd voor bewoning of als toeristische logiesverstrekkende inrichting]4 [3 of toeristische logiesverstrekkende inrichting]3 en een functionele eenheid vormend met de bestaande onderneming. Gelegen: in een bedrijfsruimte. Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg; b) binnen een straal van 30,00 m van een legale bestaande installatie of een legaal bestaand gebouw; c) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen; d) op minimum 10,00 m van een waterloop; e) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; f) de werken vereisen niet het vellen van bomen, hagen of alleeën in de zin van artikel D.IV.4. 11°. Maximale oppervlakte: de gecumuleerde totale oppervlakte van de bouw, van de vergroting of van het geprefabriceerde gebouw vrijgesteld van vergunning bedraagt 75,00 m2. Volumetrie: één verdieping maximum, plat dak of dak met een hellend vlak of dak met meerdere hellende vlakken. Maximale hoogte van de dakopstand of van de nok: 7,00 m en lager dan of even hoog als het hoogste gebouw op het goed. Materialen: met dezelfde kleurschakering als die van de bestaande gebouwen.x x   4De installatie van een opslagplatform, voor zover die geen merkbare wijziging van het bodemreliëf als gevolg heeft. Eén opslagplatform per goed. Gelegen: in een bedrijfsruimte. Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg; b) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen; c) op minimum 10,00 m van een waterloop; d) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; e) ze vereist niet het vellen van bomen, hagen of alleeën in de zin van artikel D.IV.4. 11°. Maximale oppervlakte: 75,00 m2.x x   5De bouw van een bijgebouw of de plaatsing van een technische installatie die niet in de punten 1 tot en met 4 wordt bedoeld of die niet voldoet aan de in de punten 1 tot en met 4 bedoelde voorwaarden, die niet bestemd is voor [4 bewoning of als toeristische logiesverstrekkende inrichting]4 [3 of toeristische logiesverstrekkende inrichting]3 en die een functionele eenheid vormt met een of meer bestaande constructies, op voorwaarde dat de grondinneming van het zo gevormde geheel ten hoogste verdubbeld wordt. xx   6De afbraak of de verwijdering van een bijgebouw, van een technische installatie, van een bouw of van een geprefabriceerd gebouw zoals bedoeld in de punten 1 tot 5 voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of de verwijdering afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xFCarport, toegang en parkeerplaats1Eén carport per goed. Ligging: a) verbonden met de openbare weg; b) het gevelaanzicht mag niet hoger uitkomen dan het gevelaanzicht aan de achterkant van het hoofdgebouw Maximale oppervlakte: 40,00 m2. Volumetrie: plat dak of dak met één hellend vlak of dak met meerdere hellende vlakken Maximale hoogten: a) druiplijst: 2,50 m; b) nokhoogte: 3,50 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen: a) Structuur bestaande uit houten, betonnen of metalen palen of op pijlers met materialen vergelijkbaar met de bekleding van het bestaand gebouw of met dezelfde kleurschakering. b) dak met één of verschillende hellingen met materialen vergelijkbaar met die van het hoofdgebouw.x x   2Elke andere carport die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult xx   3De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde carport voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x x   4De parkeerplaatsen in de open lucht en hun toegang tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) ze zijn gelegen in de omgeving van een legaal bestaand gebouw en vormen samen met dat gebouw een functionele eenheid; b) ze zijn verbonden met de openbare weg; c) ze bestaan uit waterdoorlatende en onderbroken materialen; d) zij hebben een maximale oppervlakte van 300,00 m2; e) zij vereisen geen significante wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3, punten 1° tot en met 5°, 7° tot en met 9°, 11°, 12° en 15°.x x   5De andere dan in punt 4 bedoelde paden en parkeerplaatsen die in de open lucht en in de omgeving van een legaal bestaand gebouw of van een legaal bestaande installatie liggen en die daarmee een functionele eenheid vormen. xxGTuinhuisje/berging1Slechts één tuinhuisje of berging per goed. Ligging: a) in de ruimtes van hoven en tuinen; b) ofwel niet-zichtbaar vanaf de openbare weg, ofwel gelegen aan de achterkant ten opzichte van de openbare toegangsweg. Ligging: minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte: 20,00 m2. Volumetrie: dak met één hellend vlak of dak met meerdere hellende vlakken of plat dak. Maximale hoogten: a) druiplijst: 2,50 m; b) nokhoogte: 3,50 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen: van hout of elk ander materiaal met een kleurschakering gelijk aan het gebouw of de omgeving waarop het betrekking heeft.x x   2De tuinhuisjes of bergingen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx   3De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde tuinhuisjes of bergingen voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xHZwembad/zwemvijver1Opbouwzwembad of zelfdragend zwembad: Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen, niet-zichtbaar vanaf de openbare weg. Ligging: minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.x x   2Geheel of gedeeltelijk ingegraven zwembad, alsook elke veiligheidsinrichting met een maximale hoogte van 2,00 m rond het zwembad: a) slechts één per goed; b) al dan niet overdekt door een lichte, uitschuifbare telescopische zwembadoverkapping waarmee de oppervlakte bedekt wordt voor zover de nokhoogte kleiner is dan 3,50 m; c) voor privé-doeleinden; d) de afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het goed. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen, niet-zichtbaar vanaf de openbare weg. Ligging: Watervlak minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte (watervlak): 75,00 m2x x  2.1Zwemvijver: a) slechts één per goed; b) niet overdekt; c) voor privé-doeleinden; d) de voor deze zwemvijver afgegraven aarde brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het goed. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen, niet-zichtbaar vanaf de openbare weg. Ligging: Watervlak minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte (totale oppervlakte zwemgedeelte en filtergedeelte): 100,00 m2x x   3De zwembaden of zwemvijvers die de in de punten 1, 2 en 2.1 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx   4Het weghalen, de afbraak of de opvulling van de in de punten 1 tot 3 bedoelde zwembaden of zwemvijvers, voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving en voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmen.x xIPoel en vijver1Slechts één per goed. Ligging: buiten een locatie die erkend is krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud (met uitzondering van een beheermaatregel ''BE5-verbindingsweide'' of ''B11-akkerland'' en antropogene elementen in een Natura 2000-locatie). Ligging: Watervlak minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale wateroppervlakte: 100,00 m2. De afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het goed. Met uitzondering van poelen en vijvers in de ruimtes van hoven en tuinen moet het wateroppervlak door boombeplanting gedeeltelijk in de schaduw liggen.x x   2De vijvers en poelen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx   3De verwijdering of de opvulling van de vijvers en poelen bedoeld in punt 1 voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmen.x xJInrichtingen, accessoires en meubilair1Het plaatsen van luifels, zonneschermen of daken van een terras op de begane grond, aangrenzend of geïsoleerd. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen. Maximale hoogte: 3,50 m. Maximale totale oppervlakte van al deze inrichtingen: 40,00 m2. Ligging: minimum op 2,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.x x   2Het plaatsen van in de bodem verankerd of ingebouwd tuinmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, open haarden of barbecues, vuilnisemmers, compostbakken, pergola's of zuilen, plantenbakken, sierfonteinen, watertuinen, kinderspelletjes, structuren voor leibomen. Het plaatsen van lantaarn- en verlichtingspalen zodat de op de grond vallende lichtbundel van de lampen niet over de gemeenschappelijke grenzen heen straalt. De speel- en sportterreinen uit waterdoorlatende materialen en de apparaten die strikt nodig zijn voor het gebruik van die terreinen. Gelegen ofwel in de ruimtes van hoven en tuinen, ofwel in de omgeving van een gebouw gelegen in een voor bebouwing bestemd gebied dat een functionele eenheid vormt met dat gebouw. Maximale hoogte: 3,50 m.x x   3De aanleg van paden van waterdoorlatende materialen en van terrassen in de omgeving van één of meerdere bouwwerken op grondniveau en die geen merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 vereist, met uitzondering van graveltuinen.x x  3.1Aanleg van graveltuinen met maximaal 8 m2 bedekte tuinoppervlakte per tuin (buiten de wegen).x x  3.2Aanleg van graveltuinen met een totale oppervlakte per tuin van meer dan 8 m2 (buiten de wegen). xx   4Het plaatsen van plantenserres die een maximale oppervlakte van 20,00 m2 hebben.x x   5Zolang ze het goed niet afbakenen: a) De aanleg van afsluitingen die bestaan uit met elkaar verbonden palen met draad of draadgaas met brede mazen, eventueel bevestigd op een betonplaat of een muurtje met een maximumhoogte van 0,70 m, ofwel uit met elkaar verbonden palen met horizontale dwarsstukken, ofwel uit palissades van hout, ofwel uit schanskorven met een maximale dikte van 20,00 cm en de installatie van deuren, poorten of hekjes met een maximale hoogte van 2,00 m b) de bouw en de wijziging van steunmuren, met inbegrip van schanskorven, met een maximale hoogte van 0,70 m; c) de bouw en de wijziging van muren met een maximale hoogte van 2,00 m die niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of die ten opzichte van de openbare toegangsweg aan de achterkant van het gebouw liggen.x x   6De in de bodem verankerde of ingebouwde inrichtingen, accessoires, tuinmeubilair, niet bedoeld in de punten 1 tot 5 of die de in de punten 1 tot 5 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx   7De afbraak, de verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 6 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xKMicrowoningen in de zin van het Waals Wetboek van Duurzaam Wonen1De plaatsing van de geprefabriceerde of als kit geleverde microwoningen.  x   2De plaatsing van microwoningen niet bedoeld in punt 1 voor zover zij : a) zonder verdieping zijn; b) een oppervlakte van minder dan 40,00 m2 hebben; c) een maximale hoogte van 2,50 m onder een kroonlijst hebben, 3,50 m op de nok en, indien van toepassing, 3,20 m aan de dakopstand.  xLHernieuwbare energieën Modules voor de productie van elektriciteit of warmte1Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is en waarbij wordt tegemoetgekomen aan één of meerdere van de volgende gevallen: Zonne-energie: a) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een hellend dak, is de projectie van het uitstekende deel op het verticale vlak kleiner dan of gelijk aan 0,30 meter en het verschil in hellingsgraad tussen de module en het dak van dat gebouw kleiner dan of gelijk aan 15 graden; b) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een plat dak, bedraagt het verticaal uitstekende deel maximum 1,50 meter en bedraagt de helling van de module maximum 35 graden; c) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een opgaande muur, bedraagt het horizontaal uitstekende deel tussen 1,20 meter en 1,50 meter en bedraagt de helling van de module tussen 25 en 45 graden; o Warmtepompen: a) in de grond; b) met een maximaal capaciteitsvolume van één m[00b3]; c) op minstens 15,00 m afstand van het volgende woongebouw gelegen of met een geluiddempende omkasting; d) niet zichtbaar vanaf de openbare toegangsweg.x x   2Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte uit een hernieuwbare energiebron waarmee op hetzelfde goed gelegen bouwwerken, installaties of gebouwen rechtstreeks bevoorraad worden en die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen. xx   3De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 2 bedoelde elementen, voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xMOmheiningen1Het plaatsen van doorzichtige afsluitingen met een maximale hoogte van 2,00 m die ofwel bestaan uit palen die met elkaar verbonden zijn door draad of draadgaas en met eventueel een hoogstens 0,70 m hoge betonplaat of muur als basis, of die met elkaar verbonden zijn door houten verbindingselementen. De bouw of de wijziging van steunmuren van minder dan 0,70 m hoog, met inbegrip van schanskorven; Het plaatsen van deurtjes, hekjes of poorten met een maximumhoogte van 2,00 meter waardoor een breed gezicht op het goed mogelijk blijft.x x   2Het plaatsen van afsluitingen, deurtjes, poorten of hekjes die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen of die niet bedoeld zijn in punt 1. xx   3De bouw of de wijziging van steunmuren met een hoogte van meer dan 0,70 m of afsluitingsmuren in de omgeving van een legaal bestaand gebouw of een legaal bestaande installatie. xx   4De afbraak of het weghalen van de in de punten 1 tot 4 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xNHokken voor één of meerdere dieren met inbegrip van de bijenstallen en mestvloeren1Een of meerdere bijenstallen per goed. Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunningx x   2Een of meerdere hokken voor dieren per goed. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen. Ligging: a) minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen b) bij grote dieren op minimum 20,00 m van elke naburige woning c) bij grote dieren niet gelegen in de zichtlijn die loodrecht staat op de achtergevel van een naburige woning. Maximale totale oppervlakte van alle hokken voor dieren op het goed: 25,00 m2 voor één of meerdere hokken. Volumetrie: zonder verdieping; een dak met één helling, een dak met twee hellingen met dezelfde hellingsgraad en lengte of een plat dak. Maximale hoogte berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau: a) druiplijst: 2,50 m; b) nokhoogte: 3,50 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen: hout of traliewerk of vergelijkbaar met de materialen van het bestaande hoofdgebouw. Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale en sectorale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunningx x   3De aanleg van een mestvloer. Gelegen ten minste 20,00 m van een andere woning dan die op het goed. Ligging: op een afstand van minimum 10,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Hoogte: op de begane grond. Maximale oppervlakte: 10,00 m2.x x  3.1De aanleg van een mestvloer die de voorwaarden van punt 3 niet vervult. xx   4De plaatsing of de bouw van hokken voor dieren die de voorwaarden van de punten 1 tot 2 niet vervullen. xx   5De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 en 4 bedoelde hokken, bijenkorven en mestvloeren voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xOLandbouwbedrijven1De bouw van geheel of gedeeltelijk ingegraven opslagsilo's, voor zover de bovenhoogte van de steunmuren niet meer dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijk bodemreliëf uitstijgt xx   2De aanleg van een mestvloer. Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant. Ligging: op een afstand van minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Hoogte: de bovenhoogte van de mestvloer of van de steunmuren bedraagt niet meer dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijke bodemreliëf. xx   3Het plaatsen van geheel of gedeeltelijk ingegraven watertanks of giersilo's. Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant en buiten het woongebied. Ligging: a) op minimum 10,00 m van elke bevaarbare of niet-bevaarbare waterloop; b) op minimum 3,00 m van het openbaar domein. Hoogte: De bovenhoogte van de steunmuren bedraagt niet meer dan 0,70 m. xx  3.1Het plaatsen van een flexitank voor vloeibare mest, per bedrijf en per seizoen, voor een maximumduur van vier maanden, voor zover het goed na afloop van die termijn in zijn oorspronkelijke toestand hersteld wordt.x x  3.2Het plaatsen van flexitanks voor vloeibare mest die de voorwaarden van punt 3.1 niet vervullen. xx   4Het plaatsen van tunnelserres bestemd voor de teelt van de landbouw- en tuinbouwgewassen en die na de teelt worden weggehaald.x x   5Anti-hagelnetten die een in de grond verankerde structuur impliceren en het plaatsen van tunnelserres die de in de punten 1 tot 4 bedoelde voorwaarden niet vervullen. xx   6Het plaatsen van een installatie voor waterwinning in een niet-bevaarbare of niet-ingedeelde waterloop die uitsluitend bestemd is voor het drinken van veex x  6.1Het plaatsen van veepassages over onbevaarbare waterlopen, voor zover noch de bedding, noch de oever veranderd worden en voor zover een voorafgaande schriftelijke vergunning werd aangevraagd bij de beheerder van de waterloop en - in een krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud erkend gebied - bij de luidens die wet bevoegde overheid. De passages dienen uitsluitend om vee te laten oversteken (geen machines). Maximale breedte: 3,00 mx x   7De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 tot 6 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xPTijdelijke bouwwerken en installaties1De tijdelijke constructies voor de installatie van bouwplaatsen voor toegelaten handelingen en werken, met inbegrip van refters, onderkomens en sanitair evenals de ontvangstpaviljoenen, tijdens de duur van de handelingen en werken en voor zover de bouwplaats onafgebroken plaatsvindt.x x   2Het plaatsen van installaties met een sociaal, cultureel, sportief of recreatief karakter met inbegrip van de desbetreffende parkeerplaatsen in de openlucht voor een maximumduur van negentig dagen voor zover het goed na afloop van die termijn in zijn oorspronkelijke toestand hersteld wordt.x x   3De plaatsing van commerciële installaties, op het openbaar domein, of op het private domein op voorwaarde dat ze verbonden zijn met een bestaande activiteit, met inbegrip van de bijbehorende buitenparkeerplaatsen, voor een periode van maximaal zestig dagen, op voorwaarde dat de installaties voldoen aan de gemeentelijke en gewestelijke handleiding voor stedenbouw en dat op het einde van de periode het goed terugkeert in zijn oorspronkelijke staat.x x   4Het tijdelijk plaatsen van installaties die nodig zijn om een ontheemde activiteit onder te brengen, voor de duur van de handelingen en werken waarvoor een vergunning vereist is, op voorwaarde dat de werkzaamheden ononderbroken worden voortgezet en dat na het verrichten van de handelingen en werken of het verstrijken van de vergunning de installaties worden verwijderd.x x  [2 4.1Ten gevolge van een erkende natuurramp en gedurende hoogstens 24 maanden na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp, de tijdelijke plaatsing van installaties op het openbaar domein die een openbare dienst of een activiteit van algemeen belang in de zin van artikel D.IV.22, eerste lid, 7°, of een activiteit van openbaar nut in de zin van artikel R.IV.22-2, 17°, huisvesten. De vergunning voor het gebruik van het openbaar domein wordt vooraf aangevraagd. Aan het einde van de periode keert het terrein terug in zijn oorspronkelijke staat.x x  4.2Ten gevolge van een erkende natuurramp en gedurende hoogstens 24 maanden na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp, de tijdelijke plaatsing van installaties, met inbegrip van parkeerplaatsen, op privaat domein die een openbare dienst of een activiteit van algemeen belang in de zin van artikel D.IV.22, eerste lid, 7°, of een activiteit van openbaar nut in de zin van artikel R.IV.22-2, 17°, huisvesten, onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) het gaat om de verplaatsing van een activiteit die in de gemeente bestaat; b) het gaat om een gebied dat is bestemd voor bebouwing in de zin van artikel D.II.23; c) het gaat niet om een terrein of een gedeelte van een terrein dat blootgesteld is aan een risico in de zin van artikel D.IV.57, eerste lid, 3°, of dat blootgesteld is aan een risico van geconcentreerd afvloeiend water, namelijk een natuurlijke as van geconcentreerd afvloeiend water; d) het gaat niet om een terrein of deel van een terrein dat in de laatste vijf jaar overstroomd is geweest; e) het gaat niet om een terrein of deel van een terrein dat het risico op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van het Waals Gewest van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan vergroten of de gevolgen van zo'n ongeval kan verergeren; f) het gaat niet om een locatie die krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud erkend is, noch om een biologisch zeer waardevolle locatie zoals vermeld op de cartografische portaalsite van de Waalse Overheidsdienst; g) aan het einde van de periode keert het terrein terug in zijn oorspronkelijke staat.x x  4.3Ten gevolge van een erkende natuurramp en gedurende hoogstens 24 maanden na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp, de tijdelijke plaatsing - op het openbaar domein - van commerciële installaties of installaties waar de activiteit van een zelfstandige of een onderneming wordt uitgeoefend, op voorwaarde dat de activiteit in de gemeente bestaat en verplaatst werd. De vergunning voor het gebruik van het openbaar domein wordt vooraf aangevraagd. Aan het einde van de periode keert het terrein terug in zijn oorspronkelijke staat.x x  4.4Ten gevolge van een erkende natuurramp en gedurende hoogstens 24 maanden na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp, de tijdelijke plaatsing - op privédomein - van commerciële installaties of installaties waar de activiteit van een zelfstandige of een onderneming wordt uitgeoefend, met inbegrip van de bijbehorende parkeerplaatsen in open lucht, onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) het gaat om de verplaatsing van een activiteit die in de gemeente bestaat; b) het gaat om een gebied dat is bestemd voor bebouwing in de zin van artikel D.II.23; c) het gaat niet om een terrein of een gedeelte van een terrein dat blootgesteld is aan een risico in de zin van artikel D.IV.57, eerste lid, 3°, of dat blootgesteld is aan een risico van geconcentreerd afvloeiend water, namelijk een natuurlijke as van geconcentreerd afvloeiend water; d) het gaat niet om een terrein of deel van een terrein dat in de laatste vijf jaar overstroomd is geweest; e) het gaat niet om een terrein of deel van een terrein dat het risico op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van het Waals Gewest van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan vergroten of de gevolgen van zo'n ongeval kan verergeren; f) het gaat niet om een locatie die krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud erkend is, noch om een biologisch zeer waardevolle locatie zoals vermeld op de cartografische portaalsite van de Waalse Overheidsdienst; g) aan het einde van de periode keert het terrein terug in zijn oorspronkelijke staat.x x  4.5Ten gevolge van een erkende natuurramp en gedurende hoogstens 24 maanden na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp, de tijdelijke plaatsing - door of in opdracht van de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of de openbare huisvestingsmaatschappijen - van microwoningen met het oog op de huisvesting van de slachtoffers van die ramp, onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) het gaat om een gebied dat is bestemd voor bebouwing in de zin van artikel D.II.23; b) het gaat niet om een terrein of een deel van een terrein dat blootgesteld is aan een risico in de zin van artikel D.IV.57, eerste lid, 3°, of dat blootgesteld is aan een risico van geconcentreerd afvloeiend water, namelijk een natuurlijke as van geconcentreerd afvloeiend water; c) het gaat niet om een terrein of deel van een terrein dat in de laatste vijf jaar overstroomd is geweest; d) het gaat niet om een terrein of deel van een terrein dat het risico op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van het Waals Gewest van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan vergroten of de gevolgen van zo'n ongeval kan verergeren; e) het gaat niet om een locatie die krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud erkend is, noch om een biologisch zeer waardevolle locatie zoals vermeld op de cartografische portaalsite van de Waalse Overheidsdienst; f) aan het einde van de periode keert het terrein terug in zijn oorspronkelijke staat.x x]2   5De verwijdering of het weghalen van de in de [2 punten 1 en 4 tot 4.5]2 bedoelde elementen, voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xQUithangborden en reclamezuilen1Het plaatsen van één of meer uithangborden of reclamezuilen xx   2De verwijdering of het weghalen van de in punt 1 bedoelde uithangborden en reclamezuilen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xRHoogzitten en uitkijkposten1In bosgebied, in gebied aanpalend aan bosgebied en in landbouwgebied, de houten of uit mat metaal gemaakte hoogzitten en andere uitkijkposten bedoeld in artikel 1, § 1, 9°, van de jachtwet van 28 februari 1882. Maximale bruikbare oppervlakte: 4,00 m2x x  1.1Hoogzitten en uitkijkposten in bosgebied, in het gebied aanpalend aan het bosgebied en in landbouwgebied die de voorwaarden van punt 1 niet vervullen xx   2De verwijdering van de hoogzitten en uitkijkposten bedoeld in punt 1 of punt 1.1 voor zover de afval voortvloeiend uit het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xSBomen, hagen en wijziging van de beplanting1De bebossing of de ontbossing xx   2Onverminderd artikel R.IV.4-4, de kerstbomenteelt xx   3Voor zover artikel D.IV.4, eerste lid, 11°,een rol speelt: het kappen van een haag over een doorlopende lengte van minder dan 2,50 m om één enkele toegang tot een bestaande woning te creëren.x x   4Het vellen van hoogstammige alleenstaande bomen, van een haag of het vellen van een, meerdere of alle bomen van een allee in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 11°. xx   5Het vellen, het toebrengen van schade aan het wortelstelsel of de wijziging van het aspect van een waardevolle boom, struik of haag in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 12°. xx   6Het rooien of wijzigen van de beplanting in elk gebied bedoeld in artikel R.IV.4-11. xx   7Het vellen van bomen bedoeld in de punten 4 tot 6 dat het voorwerp uitmaakt van een besluit van de burgemeester genomen bij hoogdringendheid met het oog op het verzekeren van de openbare veiligheid.x xTWijziging van het bodemreliëf1De merkbare wijziging van het bodemreliëf voor het boren of nemen van bodemmonsters in het kader van een geotechnisch onderzoek, een geologische prospectie- of bodemverontreinigingsonderzoek.x x   2De merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 binnen een straal van 30,00 m van een legaal bestaande installatie. xx   3Voor de uitvoering van een actieprogramma voor rivieren door middel van een geïntegreerde en sectorale aanpak als bedoeld in artikel D. 33/3 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt: a) opvulmateriaal of uitgegraven materiaal dat niet meer dan 50,00 centimeter hoog is en dat zich op een maximale afstand van 6,00 m van de top van de oever van een waterloop bevindt, ook in gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat; b) het storten en verspreiden van producten die het gevolg zijn van de ruimingswerken van een waterloopx xUGebruik van een terrein voor opslag en voor mobiele installaties1Gewoonlijk grond gebruiken voor het plaatsen van één of meer mobiele installaties in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 15°, b), om een ''ruimte voor de ontvangst op de hoeve'' in de zin van artikel 252/1.D van het Waalse Wetboek van Toerisme te creëren, met inbegrip van de installatie of de transformatie van de grondleidingen die nodig zijn voor het onderhoud van het terrein, op voorwaarde dat deze in overeenstemming is met het decreet en de reglementaire vereisten van het gewestplan.x x   2Een terrein doorgaans gebruiken voor: a) de opslag van één of meer afgedankte wagens, schroot, materialen of afvalstoffen; b) de plaatsing van één of meer mobiele installaties, zoals woonwagens, caravans, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van mobiele installaties die door een vergunning bedoeld in het Waalse Wetboek van Toerisme, het decreet van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen of het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 zijn toegelaten. xxVStructuur die als toeristische en vrijetijdslogies dient1De plaatsing van één of meerdere mobiele kampeerverblijven in de zin van artikel 1 D, 2° van het Waalse Wetboek van Toerisme, tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) het mobiele kampeerverblijf heeft een maximale oppervlakte van 50,00 m2; b) de plaatsing of constructie ervan vereist geen belangrijke wijziging van het bodemreliëf; c) het is gelegen : - in een toeristisch kampeerterrein of in een kampeerterrein op de hoeve dat is toegestaan volgens het Waalse Wetboek van Toerisme; - in een caravanterrein dat is toegestaan krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen; - in een camping die is toegestaan krachtens het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 over de campings en kampeerterreinen.x x   2De bouw van een terras met of zonder balustrade dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 249 BWR, eerste lid, 3° en tweede lid van het Waalse Wetboek van Toerisme op een toeristisch kampeerterrein.x x   3De bouw van blokhutten of het plaatsen van tenten, tipi's, joerten en luchtbellen in een bosgebied. xx   4Het weghalen of de afbraak van de in de punten 1 tot 3 bedoelde toeristische of vrijetijdslogies, terrassen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xWHandelingen en werken op het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen1Voor zover de wegbedding niet verbreed wordt, de hernieuwing van de funderingen en de verharding van de wegen, bermen, boorden, trottoirs, eilandjes en openbare plaatsen uitgezonderd de veranderingen van verhardingen bestaande uit natuursteen en, voor openbare plaatsen, voor zover dat de handelingen en werken niet leiden tot een toename van de oppervlakte van de verhardingen van ondoordringbaar materiaal.x x   2De plaatsing, de hernieuwing, de verplaatsing of de verwijdering van de bijkomende elementen zoals de radarinstallaties, relingen, de beveiligingsconstructies en de schampranden, met uitzondering van de steunmuren en de geluidsschermen.x x   3De plaatsing, de verplaatsing, de verbouwing, de uitbreiding, of de verwijdering van vloeistofnetwerken (met een druk van ten hoogste 20 bar voor gas), energie (met een spanning van ten hoogste 70 KV voor elektriciteit) en telecommunicatienetwerken die in het publieke domein zijn aangebracht, verankerd, ondersteund of overhangend, met inbegrip van privé-aansluitingen, hulpelementen en bijbehorende uitrusting zoals palen, technische kasten, pylonen en palen met een maximale hoogte van 14,00 meter.x x   4De tijdelijke weginrichtingen met een maximale duur van vijf jaar [2 , met inbegrip van kunstwerken die wegen of een spoorlijn dragen]2.x x   5De werken voor de aanleg van ruimten voor voetgangers, personen met een verminderde beweeglijkheid of fietsers en waarbij de plaatselijke creatie of verruiming van die ruimten, de verbetering van hun esthetisch aspect of de veiligheid van de gebruikers wordt beoogd, ongeacht of deze werkzaamheden al dan niet leiden tot een versmalling van de wegbedding.x x   6Het plaatsen of vernieuwen van klein stadmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, vuilnisemmers, lantaarn- en verlichtingspalen, plantenbakken, fonteintjes, elektrische aansluitpunten, containers, al dan niet ingegraven en bestemd voor de ophaling van huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afval.x x   7De werken voor de inrichting van de ruimtes bestemd voor de beplantingen.x x   8De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de signalisatie-elementen : a) de verkeersborden, met inbegrip van de steunstructuren en portalen, evenals van de bescherming ervan tegenover het verkeer; b) de vaste of mobiele installaties waarbij het verkeer, het parkeren of de snelheid beperkt worden; c) de installaties voor de controle op het parkeren zoals parkeermeters of parkeerautomaten; d) de niet-overdekte installaties voor het parkeren van tweewielers; e) de bijkomende technische al dan niet ondergrondse installaties zoals kasten voor de elektrische bediening van verkeerslichten of van de openbare verlichting, praatpalen, brandpalen en bedieningskasten voor teledistributie.x x   9De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van inrichtingen voor de openbare verlichting.x x   10Voor zover ze niet onderworpen worden aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeente inzake stedenbouw, de plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de volgende reclameborden: a) de aanplakzuilen waarvan de schacht met een diameter van maximum 1,20 m beperkt blijft tot 3,50 m hoogte; b) de aanplakborden op voeten waarvan de maximale hoogte en breedte respectievelijk niet meer dan 2,50 m en 1,70 m bedragen en waarvan de bruikbare oppervlakte niet meer dan 4 m2 per vlak bedraagt.x x   11Het aanbrengen of de wijziging van de wegmarkeringen.x x   12De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van verkeersdrempels.x x   13Het aanbrengen, verwijderen of hernieuwen van funderingen en inrichtingen voor het gebruik van de wegen en de openbare vervoerslijnen zoals rails, verbindingen, ballast, palen van bovenleidingen, signalen, portieken, hokjes, bedieningskasten voor verkeersborden of palen voor bus- of tramhaltes voor reizigers.x x   14Het plaatsen van een seizoensgebonden openluchtterras in de horecasector.x x   15De hokjes voor de reizigers bij de haltes van het openbaar vervoer.x x   16De plaatsing of de verplaatsing van brievenbussen.x x   17De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van beelden, gedenktekens en andere kunstwerken geplaatst door de overheid of op bevel van de overheid.x x   18Het aanleggen, vernieuwen of verwijderen van kunstwerken voor de bescherming van de oevers in een niet-bevaarbare waterloop, met uitzondering van gemetselde muren, op een lengte van niet meer dan 100,00 m en een maximale hoogte van 2,00 m.x x  [2 19De installatie van technische apparatuur voor de controle van waterlopen.x x  20In gebieden die getroffen werden door een erkende natuurramp en op voorwaarde dat de werken op significante wijze zijn aangevat binnen een termijn van drie jaar na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp, handelingen en werken voor de heropbouw van bruggen, met inbegrip van de werken voor de dragende structuur, het herstel van rivieroevers of van het rivierbed van een waterloop of voor het herstel van stuwdammen en hun installaties, voor zover de lokalisatie van de installaties onveranderd blijft en maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de verschillende gebruikers ze kunnen blijven gebruiken.x x  21In gebieden die getroffen werden door een erkende natuurramp en op voorwaarde dat de werken op significante wijze zijn aangevat binnen een termijn van drie jaar na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp, het slopen, herstellen of wederopbouwen van muren voor de bescherming van de oevers en andere kunstwerken die eigendom zijn van de beheerder van de niet-bevaarbare waterloop.x x]2XRiolering, leiding en netten buiten het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen, boringen en waterwinningen1Het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, alsook het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de eventuele afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom; b) die inrichtingen hebben betrekking op de infrastructuur die noodzakelijk is voor het aanleggen van het goed en zijn uitsluitend gelegen op bedoeld goed.x x   2De privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, evenals het plaatsen van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen. xx   3Het plaatsen van bovengrondse tanks. xx   4De invoering of de versterking van ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen in een reeds ingerichte technische locatie tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de ontworpen werken zijn eigen aan de functie van de locatie; b) de bestaande installaties, gebouwen, bouwwerken en bedekking zijn legaal; c) de werken beogen de bouw van een gebouw niet; d) de grondinneming beperkt de bestaande isoleringsomtrekken of voorzieningen niet.x x   5De boringen van putten of waterwinningen.x x   6In de niet-bebouwingsgebieden, en voor zover geen vergunning vereist is in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 6°, het aanleggen of wijzigen van een drainagesysteem voor zover het terrein niet gelegen is in een locatie erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de Natura 2000-locaties, of blootgesteld aan een groot natuurrisico of grote geotechnische druk zoals bedoeld in artikel D.IV.57, 3°.x x   7De installatie, de verplaatsing, de wijziging of de uitbreiding van ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovengrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen en de bijkomende en bijbehorende uitrustingen wanneer ze buiten het openbare domein gelegen zijn. xx  [2 7.1Ten gevolge van een erkende natuurramp en op voorwaarde dat de werken op significante wijze zijn aangevat binnen een termijn van drie jaar na de bekendmaking van het besluit houdende erkenning van de natuurramp, de plaatsing, verplaatsing, wijziging en vervanging van al dan niet ondergrondse riolerings-, vloeistof-, energie- en telecommunicatienetten en de bijbehorende elementen en bijbehorende uitrusting.x x]2   8Het weghalen van de in de [2 punten 1 tot 7.1]2 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xYTelecommunicatie, kabeltelevisie, glasvezel, gas, elektriciteit1De vervanging van technische installaties of technische kasten door technische installaties of technische kasten van een kleiner of gelijkwaardig volume.x x   2De vervanging van bestaande antennes door antennes met een gelijke, of kleinere of grotere afmeting op voorwaarde dat de totale hoogte van de mast niet verhoogd wordt en dat de nieuwe antennes een maximale hoogte van 3,00 m hebben.x x   3De vervanging van een pyloon of een bestaande paal door een zo hoge pyloon of paal van hetzelfde type geïnstalleerd op dezelfde locatie.x x   4De plaatsing van een technische kast op een plat dak, op voorwaarde dat ze vanaf de weg niet-zichtbaar is, dat ze gelegen is op een afstand van minstens een anderhalf keer de hoogte van de kast vanaf de dakopstand.x x   5De plaatsing of de vervanging van technische kasten naast een pyloon of een paal geplaatst op de bodem of in een technisch lokaal gelegen in de nabijheid van een mast geplaatst op een dak.x x   6De aanleg van technische installaties om de stabiliteit en de veiligheid van bestaande installaties evenals hun goede werking te verzekeren.x x   7De plaatsing van antennes of radiogolven, technische kasten en installaties tijdens culturele, sport-, recreatie- of commerciële evenementen, geplaatst voor een maximale duur van 90 dagen op voorwaarde dat deze antennes of golven, kasten en installaties niet meer dan 15 dagen voor het begin van het evenement geplaatst worden en dat ze uiterlijk 15 dagen na het einde van het evenement weggehaald worden.x x   8De verplaatsing en/of de heropbouw van antennes of radiogolven, ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovengrondse leidingen en van technische kasten en installaties om dringende redenen, om redenen van veiligheid of openbaar belang onvoorzienbaar uit hoofde van de beheerder, de tijd nodig om alle vereiste vergunningen voor de verplaatsing en/of de heropbouw van de locatie te krijgen.x x   9De tijdelijke verplaatsing van een bestaande installatie om de continuïteit van de diensten te verzekeren in geval van werken uitgevoerd door de eigenaar van de oorspronkelijke structuur voor de uitsluitende duur van de werken.x x   10De plaatsing van installaties zoals antennes, radiogolven, technische kasten en installaties voor zover ze gelegen zijn binnen gebouwen, bouwwerken of bestaande structuren of overdekt met materialen die lijken op de bestaande materialen.x x   11De plaatsing van radiogolven met een maximale diameter van 90,00 cm op een bestaande pyloon of een legaal bestaande mast op een dak.x x  11.1Plaatsen van draadloze toegangspunten met klein bereik die volledig en veilig in hun draagconstructie geïntegreerd worden en dus onzichtbaar zijn voor het publiek.x x  11.2Plaatsen van draadloze toegangspunten met klein bereik die aan volgende voorwaarden voldoen: a) Het totale volume van het voor het grote publiek zichtbare deel van een draadloos toegangspunt met klein bereik voor gebruik door een of meer radiospectrumgebruikers bedraagt maximaal 30 liter; b) Het totale volume van de voor het grote publiek zichtbare delen van meerdere afzonderlijke draadloze toegangspunten met klein bereik die een infrastructuurlocatie met een afzonderlijk begrensd oppervlak delen, zoals een lantaarnpaal, een verkeerslicht, een reclamebord of een bushalte, bedraagt maximaal 30 liter; c) Indien het antennesysteem en andere onderdelen van het draadloze toegangspunt met klein bereik, zoals een radiofrequentie-eenheid, een digitale processor, een opslageenheid, een koelsysteem, stroomvoorziening, bekabeling, backhaulonderdelen of onderdelen voor aarding en bevestiging, afzonderlijk worden geïnstalleerd, wordt elk gedeelte daarvan dat het maximale volume van 30 liter overschrijdt, aan het zicht van het grote publiek onttrokken; d) Het draadloze toegangspunt met klein bereik is visueel consistent met de draagconstructie, heeft een omvang die in verhouding staat tot de totale omvang van de draagconstructie, een coherente vorm, neutrale kleuren die passen bij of overgaan in de draagconstructie, en verborgen kabels, en is visueel niet storend in combinatie met andere draadloze toegangspunten met klein bereik die al zijn geïnstalleerd op dezelfde locatie of op aangrenzende locaties; e) Het gewicht en de vorm van een draadloos toegangspunt met klein bereik vereisen geen structurele versterking van de draagconstructie; Draadloze toegangspunten met klein bereik waarvan het equivalent isotropisch uitgestraald vermogen 10 watt bedraagt, mogen bovendien alleen worden geïmplementeerd in de buitenruimte of in grote binnenruimten met een minimale plafondhoogte van vier meter, waarbij het laagste uitstralende onderdeel van de antenne zich in een publiek toegankelijke ruimte op ten minste 2,2 meter hoogte moet bevinden.x x   12Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne). Ligging: * ofwel verankerd op een opgaande muur aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de openbare toegangsweg of minstens 4,00 m achter de rooilijn * ofwel verankerd in de grond of op een dakdeel en gevestigd aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de openbare toegangsweg. Maximale oppervlakte: 1,00 m2. Materialen: de antenne vertoont een kleurschakering die gelijk is aan die van haar draagbasis.x x   13Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne). Ligging: op een plat dak. Maximale hoogte: 5,00 meter, met inbegrip van de steun, en de hoogte is kleiner dan de afstand tussen de installatie en de dakopstand. Maximale oppervlakte: 1,00 m2.x x   14Het plaatsen van een in de punten 1 of 2 bedoelde antenne die de voorwaarden bedoeld in de punten 1 of 2 niet vervult. xx   15De plaatsing van antennes en van de behuizing voor radiomodules op afstand op een bestaande pyloon verankerd op de bodem of op legaal bestaande mast op een dak op voorwaarde dat de afstand maximum 1 m is in het geval van een pyloon en maximum 40 cm in het geval van een mast en dat de hoogte van de pyloon of van de mast niet overschreden is.x x   16De plaatsing van antennes tegen een bestaande gevel met maximum één antenne ( met inbegrip van de actieve elementen die nodig zijn voor de aansluiting ervan), over zes strekkende gevelmeters, of op een bestaande puntgevel met maximum één antenne per puntgevel, of op een schoorsteen op voorwaarde dat die antennes een kleur gelijk aan de bedekking van de gevel of van de puntgevel heeft.x x   17De plaatsing van antennes op het plat dak of het plat gedeelte van het dak van een gebouw op voorwaarde dat ze een maximale hoogte van 3 meter, met inbegrip van de steun, hebben, dat die hoogte kleiner is dan de afstand tussen de installatie en de lagere kant of de rand van het dak of de dakopstand en dat het gebouw minstens 12,00 m hoog is.x x   18De plaatsing op de gevel of bovengronds van elektronische of numerieke communicatiekabels en leidingen en van verbindingsdozen voor zover de kleur neutraal en discreet is en voor zover het tracé van de kabel de bouwkundige lijnen van de woning volgt, zoals de raamdorpel, de kroonlijst, de verbindingen tussen de gevels, de lagere kant of de rand van het dak, de dakopstand.x x   19De plaatsing van de antenne van een radioamateur in de zin van het ministerieel besluit van 9 januari 2001 betreffende het aanleggen en het doen werken van radiostations door radioamateurs. xx   20Het plaatsen op het openbaar domein van steunen met een maximale diameter van 30,00 cm en een maximale hoogte van 8,00 meter voor technische telecommunicatieapparatuur en antennes, met inbegrip van radiogolven met een maximale diameter van 90,00 cm, met een afstand van niet meer dan 40,00 cm.x x   21De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 tot 20 bedoelde elementen, voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.x xZMilitaire domeinen1De uitvoering van defensieve werken van operationele aard of die strategisch geheim moeten blijven, ten behoeve van het ministerie van Defensie en waarvan de lijst gezamenlijk wordt opgesteld door de Minister van Defensie en de Minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordeningx x ]1(1)<BDG 2021-07-01/10, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>(2)<BDG 2022-01-31/06, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 14-06-2022>(3)<BWG 2022-12-08/15, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 30-01-2023>(4)<BDG 2023-01-26/19, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023> ]2
  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BWG 2019-05-09/32, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<BDG 2019-12-19/34, art. 36, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (4)<BDG 2021-07-01/10, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (5)<BDG 2022-01-31/06, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 14-06-2022>

Art. R.IV.1-2.Handelingen en werken die niet de verplichte tussenkomst van een architect vereisen
  Naast de bepalingen van de nomenclatuur bedoeld in artikel R.IV.1-1 is de tussenkomst van een architect niet verplicht voor :
  1° de handelingen en werken bedoeld in artikel D.I.V4, eerste lid, 3°, 9° en 10° ;
  2° de wijziging van de bestemming van het geheel of een gedeelte van een goed bedoeld bedoeld in artikel D.IV.4, eerste lid, 7°, en de wijziging van de verdeling van de verkoopoppervlakten in de zin van artikel D IV.4, eerste lid, 8° en voor zover de geplande handelingen en werken de draagstructuren van het gebouw niet veranderen of ze een andere wijziging van het opgebouwde volume of van het architectonische karakter dan de wijziging van de bouwschil van een gebouw in de zin van punt B van de nomenclatuur bedoeld in artikel R.IV.1.met zich meebrengen;
  3° het plaatsen van één of verschillende vaste of verplaatsbare installaties [1 ...]1;
  4° de handelingen en werken gebonden aan uitvoering van een bijzonder beheersplan van een staatsnatuurreservaat, bedoeld in artikel 14 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, en een beheersplan van een erkend natuurreservaat bedoeld in artikel 19 van dezelfde wet;
  [1 4/1° de bouw van een loods bedoeld in artikel R.II.37-4, een vissershut, een jachthut, een observatiepost;]1
  5° de uitvoering van technische werken.
  Onder "technische werken" wordt verstaan :
  a) [1 werken, waarin de technieken van een ingenieur van doorslaggevende betekenis zijn, zoals bruggen en tunnels, wegen, openbare plaatsen, parkings, spoorwegen, metro en ieder vervoer met vaste steunpunten, startbanen der vliegvelden, waterwerken, stuwdammen, kanalen, havens en jachthavens, waterwinningsplaatsen, elektrische lijnen, pylonen, masten, de inkoopstations, windmolens, turbines, gasleidingen, olieleidingen, pijpleidingen en televerbindingen;]1
  b) cultuurtechnische werken;
  c) de installaties of bouwwerken waarin de technieken van de ingenieur van doorslaggevende betekenis zijn, zoals de productie-, opslag-, behandelingsuitrustingen, transportbanden, deurtjes, leidingen, rolbruggen, opslagtorens, silo's, buitenfilters.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK II. - Handelingen die onderworpen zijn aan een bebouwingsvergunning
HOOFDSTUK III. - Handelingen en werken onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning
Art. R.IV.4-1.Gehele of gedeeltelijke wijziging van de bestemming van een goed
  De gehele of gedeeltelijke wijziging van de bestemming van een goed in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 7°, is diegene die in een bestaand bouwwerk of daarbuiten, een nieuwe functie creëert die verschillende is van de hoofdfunctie gevestigd op het goed en die volgens het geval bestaat uit de uitvoering van :
  1° nuts- of gemeenschapsvoorzieningen, voor zover de voorziening zich buiten een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen bevindt bedoeld in artikel D.II.26;
  2° een culturele voorziening, voor zover de voorziening zich buiten een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen bevindt bedoeld in artikel D.II.26;
  3° een recreatieve voorziening, voor zover de voorziening zich buiten een recreatiegebied bevindt bedoeld in artikel D.II.27;
  4° een ambachtelijke activiteit, van kleine industrie of opslag, voor zover het goed zich bevindt buiten een gemengde bedrijfsruimte bedoeld in artikel D.II.29 of een gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is bedoeld in artikel D.II.32 en bestemd om de activiteiten bedoeld in artikel D.II.29 te ontvangen;
  5° het verkoops- of ruilaanbod van goederen en erfdienstbaarheden in een ruimte die meer dan driehonderd vierkante meter bedraagt, voor zover het goed zich bevindt buiten een gemengde bedrijfsruimte bedoeld in artikel D.II.29 of een gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is bedoeld in artikel D.II.32 en bestemd om de activiteiten bedoeld in artikel D.II.29 te ontvangen.
  [1 De terbeschikkingstelling ter betaling, zelfs op occasionele basis, van een of meer bestaande kamers als toeristische logiesverstrekkende inrichting is een wijziging van het gebruik van een onroerend goed of een deel ervan. Voor het verstrekken van minder dan zes kamers die als toeristische logiesverstrekkende inrichting in de woning worden gebruikt, is echter geen vergunning vereist.]1
  Onverminderd artikel D.IV.4, derde lid, is het gebruik als studentenkamer die als kot wordt bewoond, van één of meerdere bestaande kamers een gehele of gedeeltelijke wijziging van de bestemming van een goed.
  In het geval dat de handelingen en werken betreffende de wijziging van de bestemming van een goed geheel of gedeeltelijk onder de toepassing van artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, vallen, maken de wijziging van de bestemming alsook de handelingen en werken het voorwerp uit van één en dezelfde vergunningsaanvraag.
  [1 Voor de toepassing van het tweede en derde lid kan de kamer bestaan uit een of meer vertrekken, maar mag deze niet alle basisfuncties van de woning bevatten, zoals genoemd in artikel D.IV.4, tweede lid.]1
  ----------
  (1)<BWG 2022-12-08/15, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 30-01-2023>

Art. R_IV.4-1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   Gehele of gedeeltelijke wijziging van de bestemming van een goed  De gehele of gedeeltelijke wijziging van de bestemming van een goed in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 7°, is diegene die in een bestaand bouwwerk of daarbuiten, een nieuwe functie creëert die verschillende is van de hoofdfunctie gevestigd op het goed en die volgens het geval bestaat uit de uitvoering van :  1° nuts- of gemeenschapsvoorzieningen, voor zover de voorziening zich buiten een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen bevindt bedoeld in artikel D.II.26;  2° een culturele voorziening, voor zover de voorziening zich buiten een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen bevindt bedoeld in artikel D.II.26;  3° een recreatieve voorziening, voor zover de voorziening zich buiten een recreatiegebied bevindt bedoeld in artikel D.II.27;  4° een ambachtelijke activiteit, van kleine industrie of opslag, voor zover het goed zich bevindt buiten een gemengde bedrijfsruimte bedoeld in artikel D.II.29 of een gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is bedoeld in artikel D.II.32 en bestemd om de activiteiten bedoeld in artikel D.II.29 te ontvangen;  5° het verkoops- of ruilaanbod van goederen en erfdienstbaarheden in een ruimte die meer dan driehonderd vierkante meter bedraagt, voor zover het goed zich bevindt buiten een gemengde bedrijfsruimte bedoeld in artikel D.II.29 of een gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is bedoeld in artikel D.II.32 en bestemd om de activiteiten bedoeld in artikel D.II.29 te ontvangen.  [2 De terbeschikkingstelling ter betaling, zelfs op occasionele basis, van een of meer bestaande kamers als toeristische logiesverstrekkende inrichting is een wijziging van het gebruik van een onroerend goed of een deel ervan. Voor het verstrekken van minder dan zes kamers die als toeristische logiesverstrekkende inrichting in de woning worden gebruikt, is echter geen vergunning vereist.]2  [1 Als de bestemming van een goed in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 7°, geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd, gaat het om de omschakeling in woongebruik van op de begane grond van de straat gelegen ruimten in een bestaand bouwwerk die worden gebruikt voor de verkoop of ruil van goederen en diensten of voor een drinkgelegenheid, ongeacht de grootte van de ruimten en zelfs indien daarbij geen nieuwe woning wordt gecreëerd.]1  Onverminderd artikel D.IV.4, derde lid, is het gebruik als studentenkamer die als kot wordt bewoond, van één of meerdere bestaande kamers een gehele of gedeeltelijke wijziging van de bestemming van een goed.  In het geval dat de handelingen en werken betreffende de wijziging van de bestemming van een goed geheel of gedeeltelijk onder de toepassing van artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, vallen, maken de wijziging van de bestemming alsook de handelingen en werken het voorwerp uit van één en dezelfde vergunningsaanvraag.  [2 Voor de toepassing van het tweede en derde lid kan de kamer bestaan uit een of meer vertrekken, maar mag deze niet alle basisfuncties van de woning bevatten, zoals genoemd in artikel D.IV.4, tweede lid.]2
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (2)<BWG 2022-12-08/15, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 30-01-2023>

Art. R.IV.4-2. Wijziging van de verdeling van de verkoopoppervlakten en van de toegelaten handelsactiviteiten
  De wijziging van de verdeling van de verkoopoppervlakten en van de vergunde handelsactiviteiten is degene betreffende een gebouw van meer dan tweeduizend vijfhonderd vierkante meter netto handelsoppervlakte die meerdere inrichtingen bestemd voor handelsactiviteit bevat en die voor gevolg heeft :
  1° hetzij de netto handelsoppervlakte te verhogen van een inrichting van meer dan driehonderd vierkante meter of het aantal inrichtingen van meer dan twintig percent ten opzichte van het aantal vergunde inrichtingen
  2° hetzij leiden tot een belangrijke wijziging van de aard van de handelsactiviteit van een kleinhandelsvestiging in de zin van artikel 1, 3°, e, van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen of tot een wijziging van het gamma van goederen of diensten geleverd door een diensteninrichting, met inbegrip van de horeca, zoals deze elementen voortvloeien uit de afgegeven vergunning.
  Onder netto handelsoppervlakte wordt verstaan de netto handelsoppervlakte bedoeld in artikel 1, 2°, van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, met uitzondering van de niet-overdekte oppervlakten.

Art. R.IV.4-3.Merkbare wijziging van het bodemreliëf
  Een wijziging van het bodemreliëf, als ophoging of in ingraving, is merkbaar als ze één van de volgende voorwaarden vervult :
  1° een wijziging met een volume van meer dan 40 kubieke meter;
  2° een wijziging met een hoogte van meer dan vijftig centimeter ten opzichte van het natuurlijk niveau van de grond en een volume dat meer dan 5 kubieke meter bedraagt;
  3° een wijziging gelegen op minder dan 2 meter van de gemeenschappelijke grens;
  4° een wijziging met betrekking tot een gedeelte van grond of een grond onderworpen aan een risico van geconcentreerd afvloeiend water, namelijk een natuurlijke concentratielijn van het afvloeiend water dat overeenstemt met een thalweg, vallei of droge vallei;
  5° een wijziging gelegen in een gebied onderhevig aan het overstromingsrisico in de zin van artikel D.53 van het Waterwetboek of met betrekking tot het gedeelte van een grond of een grond die in de loop van de laatste vijf jaar overstromingen heeft ondergaan;
  6° een wijziging met als doel of tot gevolg dat het draineersysteem van een watering wordt gewijzigd;
  7° een wijziging gelegen in een gebied erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van :
  a) in de aangewezen Natura 2000-gebieden, de beheerseenheden [1 1, 2, 3, 6, 7, 8]1 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
  b) in erkende gebieden, de uitvoering van een beheersplan van een domaniaal natuurreservaat, een erkend natuurreservaat, of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
  8° een wijziging gelegen in een site met een hoge biologische waarde opgenomen op de cartografische portaalsite van de "SPW" (Waalse Overheidsdienst);
  9° een wijziging gelegen in een natuurgebied bedoeld in artikel D.II.39;
  10° een wijziging met als doel een watervlak te creëeren of een natuurlijk of kunstmatig watervlak, permanent of tijdelijk, op te vullen, met uitzondering van de poelen en vijvers bedoeld in artikel R.IV.1-1, punt I, 1 en 3;
  11° een wijziging van het reliëf van de oevers van een waterloop behalve als ze voortvloeit uit bagger- of ruimingswerken uitgevoerd door de beheerder van de waterloop;
  12° een wijziging met als doel of tot gevolg om de depressie voortvloeiend uit de aanwezigheid van een natuurrisico of grote geotechnische druk bedoeld in artikel D.IV.57, eerste lid, 3°, op te vullen;
  13° een wijziging met als doel om een parkeerruimte op te richten, met uitzondering van de parkeerplaatsen bedoeld in artikel R.IV.1-1, punt F4;
  14° een wijziging met als doel om een niet-overdekte piste op te richten die bestemd is voor paardrij-oefeningen;
  15° een wijziging betreffende een dichtbijgelegen preventiegebied in de zin van het Waterwetboek, waarvan de waterwinning voor menselijke consumptie bestemd is in de vorm van verpakt bron- of natuurlijk mineraal water.
  In afwijking van het eerste lid, 1° en 2°, , zijn de wijzigingen in een landbouwgebiedv an het bodemreliëf om een depressie van de grond van maximum 2 aren op te vullen, merkbaar als ze een hoogte hebben van meer dan vijftig centimeter.
  In afwijking van het eerste lid, 1° en 2°, zijn de wijzigingen van het bodemreliëf om een depressie van de grond van maximum 2 aren op te vullen, merkbaar als ze een hoogte hebben van meer dan vijftig centimeter, voor zover de opvulling in verband staat met een landbouwactiviteit en dat de opvulling niet in een woongebied gelegen is.
  [1 In afwijking van het lid, 1° en 2° zijn wijzigingen van het bodemreliëf die verband houden met een landbouwactiviteit en die worden uitgevoerd met grond uit het wassen of de mechanische behandeling op vibrerende tafel van suikerbieten, aardappelen en andere producties van akkerbouwmatig geteelde groenten, gevoelig wanneer zij meer dan vijftig centimeter bedragen.]1
  In afwijking van het eerste lid, 1° en 2°, zijn de wijzigingen van het bodemreliëf uitgevoerd, hetzij tijdens de oprichting en de uitrusting van de bedrijfsruimte, hetzij die de sanering van de te herontwikkelen locatie of locatie met herstel van landschap en leefmilieu beogen, merkbaar als ze een hoogte hebben van meer dan een meter in de bedrijfsruimte, in de te herontwikkelen locaties en in de locaties met herstel van landschap en leefmilieu.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.IV.4-4.Kerstbomenteelt
  De kerstbomenteelt wordt onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning in een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, in een recreatiegebied, in de bedrijfsruimtes, in gebied van gewestelijk belang, in een gebied van gemeentelijk belang, in een groengebied, in een natuurgebied, in een parkgebied, in een ontginningsgebied en in een gebied waarvan de inrichting aan een gemeentelijk overleg is onderworpen.
  De kerstbomenteelt wordt onderworpen aan een vergunning in een woongebied, in een woongebied met landelijk karakter, in een landbouwgebied en in een bosgebied als ze één van de volgende voorwaarden vervult :
  1° ofwel gebeurt de exploitatie buiten het kader van een beroepsactiviteit;
  2° ofwel impliceert het project een wijziging van het bodemreliëf of een drainage;
  3° ofwel heeft het project betrekking op een grond gelegen :
  a) in een omtrek met waardevolle vergezichten bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°,
  a) in een landschappelijk waardevolle omtrek bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 3°,
  c) in een site die in aanmerking komt voor het Natura 2000-net of een Natura 2000-locatie erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de uitvoering van een beheersplan van een domaniaal natuurreservaat, een erkend natuurreservaat, of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
  d) in een site met een hoge biologische waarde opgenomen op de cartografische portaalsite van de "SPW" (Waalse Overheidsdienst);
  4° ofwel neemt het project de voorschriften bedoeld in [1 de artikelen D.II.37 en R.II.37-1 in bosgebied]1 niet in acht.
  Als de aanvraag niet onderworpen is aan een vergunning, verwittigt de producent van kerstbomen het gemeentecollege van het begin van de beplantingswerkzaamheden vijftien dagen vóór hun aanvang.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R_IV.4-4.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Kerstbomenteelt  De kerstbomenteelt wordt onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning in een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, in een recreatiegebied, in de bedrijfsruimtes, in gebied van gewestelijk belang, in een gebied van gemeentelijk belang, in een groengebied, in een natuurgebied, in een parkgebied, in een ontginningsgebied en in een gebied waarvan de inrichting aan een gemeentelijk overleg is onderworpen.  De kerstbomenteelt wordt onderworpen aan een vergunning in een woongebied, in een woongebied met landelijk karakter, in een landbouwgebied en in een bosgebied als ze één van de volgende voorwaarden vervult :  1° ofwel gebeurt de exploitatie buiten het kader van een beroepsactiviteit;  2° ofwel impliceert het project een wijziging van het bodemreliëf of een drainage;  3° ofwel heeft het project betrekking op een grond gelegen :  a) in een omtrek met waardevolle vergezichten bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°,  [2 b)]2 in een landschappelijk waardevolle omtrek bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 3°,  c) in een site die in aanmerking komt voor het Natura 2000-net of een Natura 2000-locatie erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de uitvoering van een beheersplan van een domaniaal natuurreservaat, een erkend natuurreservaat, of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;  d) in een site met een hoge biologische waarde opgenomen op de cartografische portaalsite van de "SPW" (Waalse Overheidsdienst);  4° ofwel neemt het project de voorschriften bedoeld in [1 de artikelen D.II.37 en R.II.37-1 in bosgebied]1 niet in acht.  Als de aanvraag niet onderworpen is aan een vergunning, verwittigt de producent van kerstbomen het gemeentecollege van het begin van de beplantingswerkzaamheden vijftien dagen vóór hun aanvang.  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2021-07-01/10, art. 9, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art. R.IV.4-5. Begripsomschrijvingen
  Voor de toepassing van de artikelen R.IV.4-6, R .IV.4-7 en R.IV.4-8, wordt verstaan onder :
  1° haag, verzameling struiken en bomen die op een korte afstand van elkaar geplant worden om een dichtbegroeide strook van hoofdzakelijk struiken te vormen die zich voordoet onder één van de volgende vormen :
  a) de gesnoeide haag is de haag die op een bepaalde breedte en hoogte wordt gehouden door regelmatige snoeibeurten;
  b) de vrij groeiende haag is een haag met een variabele hoogte en breedte waarvan de groei enkel ingeperkt wordt door een occasionele snoeibeurt;
  c) de windscherm haag is een vrije haag die naast struiken ook bomen telt en door het bestaan van meerdere rangen diep wordt;
  2° struik, houtachtige soort waarvan de groei niet hoger is dan zeven meter;
  3° pad, een rij van bomen;
  4° openbare ruimte, plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek zonder toelating zoals de wegen, de plaatsen, de openbare parken.
  Voor de toepassing van de artikelen R .IV.4-7 en R.IV.4-8, wordt verstaan onder :
  1° groep van bomen, een geheel van bomen waarvan de takken en de twijgen elkaar aanraken en een omvang vormen waarvan de spreiding op de bodem aansluit op een cirkel van maximum vijftien meter omtrek vanaf het centrum van de groep;
  2° groep van struiken, een geheel van struiken waarvan de takken en de twijgen elkaar aanraken en een omvang vormen waarvan de spreiding op de bodem aansluit op een cirkel van maximum vier meter omtrek vanaf het centrum van de groep.

Art. R_IV.4-5.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Begripsomschrijvingen  Voor de toepassing van de artikelen R.IV.4-6, R .IV.4-7 en R.IV.4-8, wordt verstaan onder :  1° haag, verzameling struiken en bomen die op een korte afstand van elkaar [1 geplant zijn]1 om een dichtbegroeide strook van hoofdzakelijk struiken te vormen die zich voordoet onder één van de volgende vormen :  a) de gesnoeide haag is de haag die op een bepaalde breedte en hoogte wordt gehouden door regelmatige snoeibeurten;  b) de vrij groeiende haag is een haag met een variabele hoogte en breedte waarvan de groei enkel ingeperkt wordt door een occasionele snoeibeurt;  c) de windscherm haag is een vrije haag die naast struiken ook bomen telt en door het bestaan van meerdere rangen diep wordt;  2° struik, houtachtige soort waarvan de groei niet hoger is dan zeven meter;  3° pad, een rij van bomen;  4° openbare ruimte, plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek zonder toelating zoals de wegen, de plaatsen, de openbare parken.  Voor de toepassing van de artikelen R .IV.4-7 en R.IV.4-8, wordt verstaan onder :  1° groep van bomen, een geheel van bomen waarvan de takken en de twijgen elkaar aanraken en een omvang vormen waarvan de spreiding op de bodem aansluit op een cirkel van maximum vijftien meter omtrek vanaf het centrum van de groep;  2° groep van struiken, een geheel van struiken waarvan de takken en de twijgen elkaar aanraken en een omvang vormen waarvan de spreiding op de bodem aansluit op een cirkel van maximum vier meter omtrek vanaf het centrum van de groep.
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 10, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art. R.IV.4-6. Hagen en paden
  De haag bedoeld in artikel D.IV.4, 11° b) voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden :
  1° ze bestaat uit inlandse soorten;
  2° ze heeft een onafgebroken lengte van minstens 10 meter.
  Het pad bedoeld in artikel D.IV.4, 11° b) voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden :
  1° ze bestaat uit minstens tien hoogstammige bomen op een rij van minstens honderd meter lang;
  2° ze omvat minstens vier bomen die simultaan en in hun geheel zichtbaar zijn vanaf een punt van de openbare ruimte.

Art. R_IV.4-6.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   [1 - Hagen en alleeën   De haag bedoeld in artikel D.IV.4, 11°, b), voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden:   1° ze bestaat voornamelijk uit inheemse soorten;   2° ze heeft een onafgebroken lengte van minstens tien meter;   3° de maximale breedte tussen de buitenste stamvoeten bedraagt tien meter.   De allee bedoeld in artikel D.IV.4, 11°, b), voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden:   1° ze telt minstens tien hoogstammige bomen die in ten minste één rij staan;   2° de maximale afstand tussen elke boom is veertig meter.]1
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 11, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art. R.IV.4-7. Waardevolle bomen en struiken
  Voor de toepassing van artikel D.IV.4, 12°, worden beschouwd als waardevolle bomen en struiken :
  1° de bomen en struiken die individueel, in groep of in pad zijn geregistreerd voor hun landschappelijke, historische, dendrologische, folkloristische of religieuze waarde, die van bijzonder biologisch belang zijn, een uitzonderlijke lengte hebben of het feit dat ze een geografisch baken vormen, op lijsten opgesteld overeenkomstig artikel R.IV.4-9;
  2° voor zover ze in hun geheel zichtbaar zijn vanaf een punt van de openbare ruimte :
  a) hoogstammige bomen waarvan de stam, gemeten op een hoogte van 150 centimeter van de bodem, een omtrek van minstens honderdvijftig centimeter vertoont;
  b) struiken waarvan de stam, gemeten op een hoogte van 150 centimeter van de bodem, een omtrek van minstens zeventig centimeter vertoont;
  c) de groep van bomen met minstens een boom die overeenstemt met punt a);
  c) de groep van struiken met minstens een struik die overeenstemt met punt b).
  De bomen die deel uitmaken van een bebossing of bomenrijen bestemd voor de bosbouw of de boslandbouw vallen daar niet onder;
  3° de fruitbomen tegen de volgende cumulatieve voorwaarden :
  a) ze zijn hoogstammig;
  b) ze behoren tot één van de variëteiten bedoeld in artikel 8 van het besluit van 8 september 2016 tot toekenning van subsidies voor de aanplanting van heggen, houtwallen, boomgaarden, bomenrijen en voor het onderhoud van knotbomen;
  c) ze maken deel uit van een boomgaard die minstens vijftien fruitbomen telt;
  d) de stam, gemeten op een hoogte van 150 centimeter van de bodem, vertoont een omtrek van minstens honderd centimeter.

Art. R.IV.4-8. Waardevolle hagen
  Voor de toepassing van artikel D.IV.4, 12°, worden beschouwd als waardevolle hagen :
  1° de hagen die geregistreerd zijn voor hun landschappelijke, historische, dendrologische, folkloristische of religieuze waarde, die van bijzonder biologisch belang zijn, een uitzonderlijke lengte hebben of het feit dat ze een geografisch baken vormen, op lijsten opgesteld overeenkomstig artikel R.IV.4-9;
  2° de hagen uit inlandse soorten die sedert meer dan dertig jaar zijn aangeplant op het openbaar domein van de wegen.

Art. R_IV.4-8.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Waardevolle hagen  Voor de toepassing van artikel D.IV.4, 12°, worden beschouwd als waardevolle hagen :  1° de hagen die geregistreerd zijn voor hun landschappelijke, historische, dendrologische, folkloristische of religieuze waarde, die van bijzonder biologisch belang zijn, een uitzonderlijke lengte hebben of het feit dat ze een geografisch baken vormen, op lijsten opgesteld overeenkomstig artikel R.IV.4-9;  2° [1 de hagen uit voornamelijk inlandse soorten die sedert meer dan dertig jaar op het openbaar domein van de wegen geplant zijn.]1
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 12, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art. R.IV.4-9. De lijst met de waardevolle bomen, struiken en hagen wordt om de drie jaar volgens de volgende procedure bijgewerkt :
  1° DGO4 stuurt naar elk gemeentecollege de bestaande lijst betreffende zijn grondgebied alsook de telling uitgevoerd sinds het laatste ministerieel besluit genomen door de daartoe aangewezen dienst van DGO3;
  2° binnen twaalf maanden van de zending van DGO4, na advies van de gemeentelijke commissie die over een termijn van zestig dagen vanaf de aanvraag van het college beschikt, stuurt het gemeentecollege naar DGO4 de lijst van de bomen, struiken of hagen die hij wenst toe te voegen of weg te halen van de lijst en van de telling bedoeld in 1°, door de naam van de soort en de lokalisatie ervan te identificeren; bij gebrek aan voorstel binnen de vereiste termijn, wordt er geen rekening mee gehouden;
  3° wanneer het gemeentecollege zijn voorstel binnen de vereiste termijn heeft overgemaakt, stuurt DGO4 het voorstel voor advies naar DGO3 dat, binnen zes maanden van de verzending van de adviesaanvraag, zijn advies aan DGO4 overmaakt;
  4° DGO4 maakt de lijst aan de Minister en aan Minister van Natuurbehoud over en identificeert, in voorkomend geval, de bomen, struiken en hagen die het voorwerp uitmaken van een uiteenlopend advies tussen DGO3 en het gemeentecollege;
  5° de Minister bedoeld in punt 4° bepalen de lijst van de waardevolle bomen, struiken en hagen;
  6° de lijst wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de cartografische portaalsite van de Waalse Overheidsdienst.
  Wanneer de gemeentelijke Commissie haar advies niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, 2°, overmaakt, wordt aan het advies voorbijgegaan.
  Elke persoon kan aan de daartoe aangewezen dienst van DGO3, een boom, een struik of een haag voorstellen die één of meerdere van de criteria vermeld in de artikelen R.IV.4-7 of R.IV.4-8 vertoont.
  De lijsten aangenomen per ministerieel besluit vóór de datum van inwerkingtreding van het Wetboek zijn lijsten die bestaan in de zin van het eerste lid, 1°.

Art. R.IV.4-9_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   [1 De lijst van waardevolle bomen, struiken en hagen die samen met het Waals Gewest is aangenomen, wordt bijgehouden zoals bepaald in artikel 70, § 2, van het Samenwerkingsakkoord.]1
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 37, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.IV.4-10. § 1. Worden beschouwd als werken die het uitzicht van waardevolle bomen, struiken en hagen wijzigen :
  1° het toppen dat erin bestaat om het geheel van de kruin te verwijderen;
  2° het bijeenbrengen dat erin bestaat om de gesteltakken op een derde van hun lengte te snoeien;
  3° het afhakken bestaat erin om de gesteltakken te snoeien tot aan hun aanhechtingsplaats aan de stam;
  4° de inkorting van de takken van meer dan dertig centimeter omtrek voor de struiken en van meer dan vijftig centimeter omtrek voor de bomen;
  5° het uitdunnen met het verwijderen van meer dan één derde van de kruin verdeeld op het geheel van de kroon;
  6° het aanpassen van het snoeien met de verwijdering van een afgebakend gedeelte van de kruin om de kroon aan te passen aan de plaatselijke eisen;
  7° de lengte na verwerking bestaat erin om de vorm van de kruin of de structuur en/of de samenstelling van de vegetatie van de haag duidelijk te wijzigen;
  8° het snoeien van de haag met een mulcher hakselaar;
  9° het kort snoeien van de haag of de struik.
  Paragraaf 1 is niet van toepassing op de waardevolle geknotte bomen of op de bomen waarvan het snoeien het onderhoud van de fruitbomen bedoeld in artikel R.IV.4-7, 3° beoogt.
  § 2. Worden beschouwd als werken die schade toebrengen aan het wortelstelsel van de waardevolle bomen, struiken en hagen, de werken die uitgevoerd worden in de cirkel bepaald door de verticale projectie van de kruin van de boom of struik en in een strook van twee meter aan weerskanten van de haag zoals :
  1° het ondoorlatend maken van de gronden;
  2° de inklinking van de gronden;
  3° het schoonschrapen van de gronden op meer dan dertig centimeter diepte;
  4° de extra belasting van de grond boven het niveau van de gronden die reeds bestonden vóór de werken;
  5° het voorbijrijden van voertuigen, de besturing van bouwmachines, de opslag en vervoer van materialen, met uitzondering van de doorgang van voertuigen bestemd voor het onderhoud van de bomen, struiken en hagen;
  6° het afsnijden van de wortels;
  7° de ingraving van de kraag;
  8° het gebruik van chemische producten : brandstoffen, fungiciden, herbiciden, chemische producten voor de bouw;
  9° het aansteken van vuur.

Art. R.IV.4-10_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   § 1. [1 Onverminderd artikel 70, § 1, van het Samenwerkingsakkoord worden beschouwd]1 als werken die het uitzicht van waardevolle bomen, struiken en hagen wijzigen :  1° het toppen dat erin bestaat om het geheel van de kruin te verwijderen;  2° het bijeenbrengen dat erin bestaat om de gesteltakken op een derde van hun lengte te snoeien;  3° het afhakken bestaat erin om de [2 levende gesteltakken]2 te snoeien tot aan hun aanhechtingsplaats aan de stam;  4° [2 het inkorten van takken die op het snoeipunt een omtrek van meer dan dertig centimeter hebben;]2  5° het uitdunnen met het verwijderen van meer dan één derde van de kruin verdeeld op het geheel van de kroon;  6° het aanpassen van het snoeien met de verwijdering van een afgebakend gedeelte van de kruin om de kroon aan te passen aan de plaatselijke eisen;  7° de lengte na verwerking bestaat erin om de vorm van de kruin of de structuur en/of de samenstelling van de vegetatie van de haag duidelijk te wijzigen;  8° het snoeien van de haag met een mulcher hakselaar [2 , behalve als dit elk jaar of om de twee jaar gebeurt; doorgroeiende bomen mogen niet worden beschadigd]2;  9° het kort snoeien van de haag of de struik.  [2 Paragraaf 1 is niet van toepassing op waardevolle bomen, als het snoeien tot doel heeft om die bomen als knotbomen te behouden of om in het regelmatig onderhoud te voorzien van fruitbomen in de zin van artikel R.IV.4-7, 3°.]2  § 2. Worden beschouwd als werken die schade toebrengen aan het wortelstelsel van de waardevolle bomen, struiken en hagen, de werken die uitgevoerd worden in de cirkel bepaald door de verticale projectie van de kruin van de boom of struik en in een strook van twee meter aan weerskanten van de haag zoals :  1° het ondoorlatend maken van de gronden;  2° de inklinking van de gronden;  3° het schoonschrapen van de gronden op meer dan dertig centimeter diepte;  4° de extra belasting van de grond boven het niveau van de gronden die reeds bestonden vóór de werken;  5° het voorbijrijden van voertuigen, de besturing van bouwmachines, de opslag en vervoer van materialen, met uitzondering van de doorgang van voertuigen bestemd voor het onderhoud van de bomen, struiken en hagen;  6° het afsnijden van de wortels;  7° de ingraving van de kraag;  8° het gebruik van chemische producten : brandstoffen, fungiciden, herbiciden, chemische producten voor de bouw;  9° het aansteken van vuur.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 38, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<BDG 2021-07-01/10, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art. R.IV.4-11.De beschermde gebieden bedoeld in artikel D.IV.4, 13°, zijn :
  1° [1 [3 ...]3]1
  2° [1 de beschermingsgebieden in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek [3 ...]3;]1
  3° [2 de gebieden erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de aangewezen Natura 2000-gebieden]2
  4° [2 ...]2
  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BWG 2019-05-09/32, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<BWG 2024-02-15/13, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. R.IV.4-11_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De beschermde gebieden bedoeld in artikel D.IV.4, 13°, zijn :  1° [1 [3 de goederen die met toepassing van het erfgoeddecreet voorlopig of definitief gerangschikt zijn;]3]1  2° [1 [3 de goederen die zich in het beschermingsgebied van een voorlopig of definitief gerangschikt goed of op een archeologische vindplaats bevinden]3;]1  3° [2 de gebieden erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de aangewezen Natura 2000-gebieden]2  4° [2 ...]2  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BWG 2019-05-09/32, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<BDG 2019-12-19/34, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK IV. - Afwijkingen en verschillen
Afdeling 1. - Verschillen
Afdeling 2. - Afwijkingen
Titel 2. - Procedure
HOOFDSTUK I. - Bevoegde overheden
Afdeling 1. - Gemeentecollege
Onderafdeling 1. - Algemeen
Onderafdeling 2. - Vergunning
Onderafdeling 3. - Stedenbouwkundige attesten
Afdeling 2. - Gemachtigde ambtenaar
Afdeling 2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.  [1 - Regering]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. - Vergunning
Art. R.IV.22-1.De publiekrechtelijke personen bedoeld in [1 artikel D.IV.22]1, 1°, zijn :
  1° de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de provincies, de gemeenten en intercommunales bedoeld in het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisatie;
  2° Proximus;
  3° de gemeente- of provinciebedrijven, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de kerkfabrieken;
  4° [1 de Comités voor landinrichting]1 en de wateringen;
  5° de internationale organisaties waarvan de Staat, de Gewesten of de Gemeenschappen lid zijn;
  6° de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen;
  7° de autonome havens van Charleroi, Luik, Namen en "du Centre et de l'Ouest";
  8° Bpost;
  9° de Belgische Radiotelevisie van de Franse Gemeenschap en het Belgische Radio- en Televisiecentrum voor uitzendingen in de Duitse taal
  10° de Regie der Gebouwen;
  11° de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, Infrabel en de maatschappij HR Rail;
  12° de "Société wallonne des Aéroports" (Waalse Maatschappij voor Luchthavens);
  13° [2 "Wallonie Entreprendre (WE)" en haar gespecialiseerde dochtermaatschappijen]2;
  14° de " Société wallonne du Logement " (Waalse huisvestingsmaatschappij) en de openbare huisvestingsmaatschappijen;
  15° de "Société régionale wallonne du transport" (Gewestelijke Waalse Vervoermaatschappij) en haar maatschappijen van openbaar vervoer;
  16° de "Société wallonne des eaux" (Waalse watermaatschappij);
  17° de "Société wallonne de financement complémentaire des infrastructures" (Waalse maatschappij voor de aanvullende financiering van de infrastructuren)
  18° de société publique de la gestion de l'eau (openbare waterbeheersmaatschappij)
  19° Belgocontrol;
  20° Astrid;
  21° het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers.
  [1 22° de politiezone]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BWG 2023-04-27/11, art. 32, 022; Inwerkingtreding : 09-01-2023>

Art. R.IV.22-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   De publiekrechtelijke personen bedoeld in [1 artikel D.IV.22]1, 1°, zijn :  1° de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de provincies, de gemeenten en intercommunales bedoeld in het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisatie;  2° Proximus;  3° de gemeente- of provinciebedrijven, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de kerkfabrieken;  4° [1 de Comités voor landinrichting]1 en de wateringen;  5° de internationale organisaties waarvan de Staat, de Gewesten of de Gemeenschappen lid zijn;  6° de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen;  7° [2 ...]2  8° Bpost;  9° [2 het Belgische Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap (BRF);]2  10° de Regie der Gebouwen;  11° de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, Infrabel en de maatschappij HR Rail;  12° [2 ...]2  13° [3 "Wallonie Entreprendre (WE)" en haar gespecialiseerde dochtermaatschappijen]3;  14° [2 ...]2 de openbare huisvestingsmaatschappijen;  15° de "Société régionale wallonne du transport" (Gewestelijke Waalse Vervoermaatschappij) en haar maatschappijen van openbaar vervoer;  16° de "Société wallonne des eaux" (Waalse watermaatschappij);  17° de "Société wallonne de financement complémentaire des infrastructures" (Waalse maatschappij voor de aanvullende financiering van de infrastructuren)  18° de société publique de la gestion de l'eau (openbare waterbeheersmaatschappij)  19° Belgocontrol;  20° Astrid;  21° het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers.  [1 22° de politiezone]1  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<BWG 2023-04-27/11, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 09-01-2023>

Art. R.IV.22-2. Onverminderd artikel R.IV.22-1, zijn de handelingen en werken van openbaar nut bedoeld in artikel D.IV.22, 2°, diegenen die het volgende betreffen :
  1° een gewestweg of een autosnelweg;
  2° een spoorweg- of een waterweginfrastructuur;
  3° een elektrische lijn met een spanning van meer dan 70 kv, met uitzondering van de privé-aansluitingen, of die deel uitmaken van het lokale transmissienet in de zin van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;
  4° een infrastructuur voor het vervoer van aardgas of vloeistoffen bedoeld in de artikelen R.II.21-3 et R.II.21-4;
  5° een telecommunicatienet, namelijk de elektronische of digitale, telefonie, radiotelefonie en kabeltelevisie telecommunicatienetten;
  6° een centrale bestemd voor de productie van elektriciteit;
  7° een infrastructuur voor de productie van drinkwater uitsluitend bestemd voor de gemeenschap;
  8° een haven of elke infrastructuur voor het watervervoer;
  9° een luchthaven of elke infrastructuur voor het luchtvervoer;
  10° een stuwdam of een kunstmatig meer;
  11° een zuiveringsstation voor het afvalwater;
  12° een afvalwatercollector in de zin van saneringsplannen per onderstroomgebied, met uitsluiting van de riolen;
  13° een technisch ingravingscentrum;
  14° een verbrandingsoven;
  15° een containerpark;
  16° een crematorium;
  17° een inrichting voor hoger onderwijs in de zin van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies.

Art. R.IV.22-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Onverminderd artikel R.IV.22-1, zijn de handelingen en werken van openbaar nut bedoeld in artikel D.IV.22, 2°, diegenen die het volgende betreffen :  1° een gewestweg of een autosnelweg;  2° een spoorweg- of een waterweginfrastructuur;  3° een elektrische lijn met een spanning van meer dan 70 kv, met uitzondering van de privé-aansluitingen, of die deel uitmaken van het lokale transmissienet in de zin van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;  4° een infrastructuur voor het vervoer van aardgas of vloeistoffen bedoeld in de artikelen R.II.21-3 et R.II.21-4;  5° een telecommunicatienet, namelijk de elektronische of digitale, telefonie, radiotelefonie en kabeltelevisie telecommunicatienetten;  6° een centrale bestemd voor de productie van elektriciteit;  7° een infrastructuur voor de productie van drinkwater uitsluitend bestemd voor de gemeenschap;  8° een haven of elke infrastructuur voor het watervervoer;  9° een luchthaven of elke infrastructuur voor het luchtvervoer;  10° een stuwdam of een kunstmatig meer;  11° een zuiveringsstation voor het afvalwater;  12° een afvalwatercollector in de zin van saneringsplannen per onderstroomgebied, met uitsluiting van de riolen;  13° een technisch ingravingscentrum;  14° een verbrandingsoven;  15° een containerpark;  16° een crematorium;  17° een inrichting voor hoger onderwijs [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 42, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.IV.22-3. Het gemeentecollege verleent de stedenbouwkundige vergunningen en attesten nr. 2 betreffende de gemengde handelingen en werken bedoeld in artikel D.IV.22, derde lid, die het volgende betreffen :
  1° de installatie, de wijziging, de bouw of de uitbreiding van de ingegraven bekabeling van een telecommunicatienet of de privé-aansluitingen op een telecommunicatienet
  2° de bouwwerken of uitrustingen bestemd voor activiteiten met een doel van algemeen belang bedoeld in artikel D.IV.22, eerste lid, 7°, d en h.

Onderafdeling 2. - Stedenbouwkundig attest
Afdeling 3. - Regering
Afdeling 3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.  [1 - Beroepsinstantie]1   ----------   (1)
Art. R.IV.25-1.
  <Opgeheven bij BWG 2019-05-09/32, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK II. - Aanvraagdossiers
Afdeling 1. - Vergunningsaanvraagdossier
Art. R.IV.26-1. § 1. De aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend door het formulier opgenomen in bijlage 4 te gebruiken die de inhoud ervan vastlegt voor de projecten die de verplichte medewerking van een architect vereisen.
  Als de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning uitsluitend betrekking heeft op de gehele of gedeeltelijke wijziging van de bestemming van een goed in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 7°, van het Wetboek of op de verdeling van de verkoopoppervlakten en de toegelaten handelsactiviteiten in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 8°, van het Wetboek, dan wordt ze ingediend door gebruik te maken van het formulier opgenomen in bijlage 5 die de inhoud ervan vastlegt.
  Als de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning uitsluitend betrekking heeft op de merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel D.IV.4, 9°, of op het gebruik van een terrein voor de opslag van één of meer afgedankte voertuigen, schroot, materialen of afvalstoffen of voor de plaatsing van één of meer mobiele installaties in de zin van artikel D.IV.4, 15°, van het Wetboek, of op de handelingen of werken voor de inrichting op de bodem in de nabije omgeving van een gemachtigd bouwwerk, dan wordt ze ingediend door gebruik te maken van het formulier opgenomen in bijlage 5 die de inhoud ervan vastlegt.
  Als de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning uitsluitend betrekking heeft op handelingen die betrekking hebben op bebossing, ontbossing, het omhakken van losstaande hoogstammige bomen, hagen of paden, kerstbomenteelt, het omhakken, die schade toebrengen aan het wortelstelsel, of de wijziging van het aanzicht van één of meerdere waardevolle bomen, struiken of hagen, met ontginning of met wijziging van de vegetatie van een gebied waarvan de Regering de bescherming noodzakelijk acht, dan wordt ze ingediend door gebruik te maken van het formulier opgenomen in bijlage 7 die de inhoud ervan vastlegt.
  Als de aanvraag tot vergunning uitsluitend betrekking heeft op technische werken, dan wordt ze ingediend door gebruik te maken van het formulier opgenomen in bijlage 8 die de inhoud ervan vastlegt.
  Als de aanvraag tot vergunning uitsluitend betrekking heeft op handelingen en sloopwerken of vrijgesteld van de medewerking van een architect die niet in de leden 2 tot 5 opgenomen zijn, dan wordt ze ingediend door gebruik te maken van het formulier opgenomen in bijlage 9 die de inhoud ervan vastlegt.
  Als de aanvraag tot vergunning aparte voorwerpen dekt die verschillende formulieren vereisen, dan worden deze formulieren bij het dossier gevoegd en dan vormen ze één enkele vergunningsaanvraag.
  § 2. De aanvraag tot bebouwingsvergunning of wijziging van de bebouwingsvergunning wordt ingediend door het formulier opgenomen in bijlage 10 te gebruiken die de inhoud ervan vastlegt.

Art. R_IV.26-1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   § 1. [1 - De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning waarvoor een architect moet worden ingeschakeld, wordt ingediend via het formulier in bijlage 4, waarin de inhoud van dat formulier wordt vastgelegd voor de projecten.   De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning waarvoor geen architect hoeft te worden ingeschakeld, wordt ingediend via het formulier in bijlage 5, waarin de inhoud van dat formulier wordt vastgelegd voor de projecten.   De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor handelingen die volgende doeleinden hebben, wordt ingediend via het formulier in bijlage 6, waarin de inhoud van dat formulier wordt vastgelegd:   1° bebossing, ontbossing, het vellen van hoogstammige alleenstaande bomen, van hagen of van alleeën;   2° kerstbomenteelt, het vellen dat schade toebrengt aan het wortelstelsel;   3° wijziging van het uitzicht van waardevolle bomen, struiken of hagen;   4° het rooien of wijzigen van de vegetatie in een gebied waarvan de bescherming noodzakelijk wordt geacht door de Regering.   Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op verschillende objecten die verschillende formulieren vereisen, dan worden deze formulieren bij het dossier gevoegd en vormen ze één enkele vergunningsaanvraag.]1  § 2. De aanvraag tot bebouwingsvergunning of wijziging van de bebouwingsvergunning wordt ingediend door het formulier opgenomen in bijlage 10 te gebruiken die de inhoud ervan vastlegt.
  [2 § 3 - De aanvraag tot opsplitsingsvergunning wordt ingediend door gebruik te maken van het formulier opgenomen in bijlage 29, dat de inhoud ervan vastlegt.]2
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (2)<BDG 2023-01-26/19, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art. R.IV.26-2. De beslissing van de Minister, van de gemachtigde ambtenaar of van het gemeentecollege en het voorstel van de gemachtigde ambtenaar aan het gemeentecollege voor de toekenning of weigering van stedenbouwkundige vergunning, van stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken, van bebouwingsvergunning, van wijziging van de bebouwingsvergunning wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 12.
  De beslissing van de Minister die in beroep beslist over een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, tot stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken, tot bebouwingsvergunning, tot wijziging van de bebouwingsvergunning, wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 13.

Art. R.IV.26-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   De beslissing van de Minister [1 of van het gemeentecollege]1 en [1 het voorstel van de Minister]1 aan het gemeentecollege voor de toekenning of weigering van stedenbouwkundige vergunning, van stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken, van bebouwingsvergunning, van wijziging van de bebouwingsvergunning [2 , van opsplitsingsvergunning]2 wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 12.  De beslissing [1 van de Regering]1 die in beroep beslist over een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, tot stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken, tot bebouwingsvergunning, tot wijziging van de bebouwingsvergunning [2 , tot opsplitsingsvergunning]2 wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 13.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<BDG 2023-01-26/19, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art. R.IV.26-3.Mits voorafgaande toestemming van de bevoegde overheid of van de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33 of van de gemachtigd ambtenaar wanneer hij de overheid is die belast is met het onderzoek van de vergunningsaanvragen bedoeld in de artikelen D.II.54, D.IV.25 en D.V.16, kan de aanvrager de plannen produceren op een andere schaal dan diegenen die worden bepaald.
  Bij wijze van uitzondering, kan de bevoegde overheid of de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33 of de gemachtigd ambtenaar wanneer hij de overheid is die belast is met het onderzoek van de vergunningsaanvragen bedoeld in de artikelen D.II.54, D.IV.25 en D.V.16, verzoeken om bijkomende documenten te produceren als ze onontbeerlijk zijn voor het goed begrip van het project. Deze bijkomende documenten worden vermeld in de opsomming van de ontbrekende stukken bedoel in artikel D.IV.33, eerste lid, 2°.
  Het aantal te leveren exemplaren wordt bepaald in de bijlagen 4 tot 11 bedoeld in artikel R.IV.26-1.
  [1 De gemeenten kunnen de bijlagen 4 tot en met 11 aanpassen in het kader van de toepassing van het reglement betreffende de bescherming van hun persoonsgegevens en uitsluitend voor dit doel, en de naam van de gemeente en haar logo toevoegen aan het aangepaste formulier.]1
  Als de bevoegde overheid of de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33 of de gemachtigd ambtenaar wanneer hij de overheid is die belast is met het onderzoek van de vergunningsaanvragen bedoeld in de artikelen D.II.54, D.IV.25 en D.V.16, bijkomende exemplaren bij de aanvrager vraagt, dan vermeldt ze dit in de opsomming van de ontbrekende stukken bedoeld in artikel D.IV.33, eerste lid, 2°. Het aantal bijkomende exemplaren mag het aantal aangevraagde adviezen niet overschrijden.
  De bevoegde overheid of de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33 of de gemachtigd ambtenaar wanneer hij de overheid is die belast is met het onderzoek van de vergunningsaanvragen bedoeld in de artikelen D.II.54, D.IV.25 en D.V.16, kan de aanvrager uitnodigen om het bijkomend exemplaar mee te delen op informaticadrager met vermelding van het formaat van het desbetreffende bestand.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.IV.26-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Mits voorafgaande toestemming van de bevoegde overheid of van de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33 of van [2 de Minister]2 wanneer hij de overheid is die belast is met het onderzoek van de vergunningsaanvragen bedoeld in de artikelen D.II.54, [2 D.IV.22, eerste lid, 12°,]2 en D.V.16, kan de aanvrager de plannen produceren op een andere schaal dan diegenen die worden bepaald.  Bij wijze van uitzondering, kan de bevoegde overheid of de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33 of [2 de Minister]2 wanneer hij de overheid is die belast is met het onderzoek van de vergunningsaanvragen bedoeld in de artikelen D.II.54, [2 D.IV.22, eerste lid, 12°,]2 en D.V.16, verzoeken om bijkomende documenten te produceren als ze onontbeerlijk zijn voor het goed begrip van het project. Deze bijkomende documenten worden vermeld in de opsomming van de ontbrekende stukken bedoel in artikel D.IV.33, eerste lid, 2°.  Het aantal te leveren exemplaren wordt bepaald in de bijlagen 4 tot 11 bedoeld in artikel R.IV.26-1.  [1 De gemeenten kunnen de bijlagen 4 tot en met 11 aanpassen in het kader van de toepassing van het reglement betreffende de bescherming van hun persoonsgegevens en uitsluitend voor dit doel, en de naam van de gemeente en haar logo toevoegen aan het aangepaste formulier.]1  Als de bevoegde overheid of de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33 of [2 de Minister]2 wanneer hij de overheid is die belast is met het onderzoek van de vergunningsaanvragen bedoeld in de artikelen D.II.54, [2 D.IV.22, eerste lid, 12°,]2 en D.V.16, bijkomende exemplaren bij de aanvrager vraagt, dan vermeldt ze dit in de opsomming van de ontbrekende stukken bedoeld in artikel D.IV.33, eerste lid, 2°. Het aantal bijkomende exemplaren mag het aantal aangevraagde adviezen niet overschrijden.  De bevoegde overheid of de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33 of [2 de Minister]2 wanneer hij de overheid is die belast is met het onderzoek van de vergunningsaanvragen bedoeld in de artikelen D.II.54, [2 D.IV.22, eerste lid, 12°,]2 en D.V.16, kan de aanvrager uitnodigen om het bijkomend exemplaar mee te delen op informaticadrager met vermelding van het formaat van het desbetreffende bestand.  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 45, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.IV.28-1. De aanvragen tot bebouwingsvergunningen die in aanmerking komen voor een vereenvoudigde inhoud zijn de volgende :
  1° ofwel staan ze in verband met de bebouwing van een terrein geleden in de omtrek van een lokaal beleidsontwikkelingsplan dat de aanwijzingen inhoudt bedoeld in artikel D.II.11, § 3, 1°, of met een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw die de aanwijzingen inhoudt bedoeld in artikel D.III.2, § 1er, 1° tot 6°, 8° et 9° ;
  2° ofwel vervullen ze cumulatief de volgende voorwaarden :
  a) ze impliceren niet de aanleg of de uitbreiding van een gemeenteweg
  b) ze impliceren niet de aanleg of de uitbreiding van een gewestweg;
  c) ze hebben betrekking op de bebouwing van een terrein op een maximale lengte van 300 meter gemeten langs de weg en op een maximale diepte van 50 meter gemeten vanaf de kant van de weg.

Art. R.IV.28-2. De aanvraag tot bebouwingsvergunning of wijziging van de bebouwingsvergunning wordt ingediend door het formulier opgenomen in bijlage 11 te gebruiken die de vereenvoudigde inhoud ervan vastlegt.

Afdeling 2. - Aanvraagdossier voor een stedenbouwkundig attest
Art. R.IV.30-1. De aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 1 wordt ingediend door gebruik te maken van het formulier opgenomen in bijlage 14 die de inhoud ervan vastlegt.
  De aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 wordt ingediend door gebruik te maken van het formulier opgenomen in bijlage 15 die de inhoud ervan vastlegt.

Art. R.IV.30-2. De beslissing van het gemeentecollege voor de toekenning van een stedenbouwkundig attest nr. 1 wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 16.
  De beslissing van de Minister, van de gemachtigde ambtenaar of van het gemeentecollege en het voorstel van de gemachtigde ambtenaar aan het gemeentecollege voor de toekenning of weigering van stedenbouwkundig attest nr. 2 wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 12.
  De beslissing van de Minister die in beroep beslist over een aanvraag tot stedenbouwkundig attest nr. 2 wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 13.

Art. R.IV.30-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De beslissing van het gemeentecollege voor de toekenning van een stedenbouwkundig attest nr. 1 wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 16.  De beslissing van de Minister [1 of van het gemeentecollege]1 en [1 het voorstel van de Minister]1 aan het gemeentecollege voor de toekenning of weigering van stedenbouwkundig attest nr. 2 wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 12.  De beslissing [1 van de Regering]1 die in beroep beslist over een aanvraag tot stedenbouwkundig attest nr. 2 wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 13.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.IV.30-3.Mits voorafgaande toestemming van de bevoegde overheid of van de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33, kan de aanvrager de plannen produceren op een andere schaal dan diegenen die worden bepaald.
  Bij wijze van uitzondering, kan de bevoegde overheid of de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33, verzoeken om bijkomende documenten te voor te leggen als ze onontbeerlijk zijn voor het goed begrip van het project. Deze bijkomende documenten worden vermeld in de opsomming van de ontbrekende stukken bedoel in artikel D.IV.33, eerste lid, 2°
  Het aantal te leveren exemplaren wordt bepaald in de bijlagen 14 en 15 bedoeld in artikel R.IV.30-1.
  [1 De gemeenten kunnen de bijlagen 14 tot en met 15 aanpassen in het kader van de toepassing van het reglement betreffende de bescherming van hun persoonsgegevens en uitsluitend voor dit doel, en de naam van de gemeente en haar logo toevoegen aan het aangepaste formulier.]1
  Als de bevoegde overheid of de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33, bijkomende exemplaren bij de aanvrager vraagt, dan vermeldt ze dit in de opsomming van de ontbrekende stukken bedoeld in artikel D.IV.33, eerste lid, 2°. Het aantal bijkomende exemplaren mag het aantal aangevraagde adviezen niet overschrijden. De bevoegde overheid of de persoon die ze daartoe machtigt krachtens artikel D.IV.33 kan het bijkomend exemplaar aanvragen op informaticadrager met vermelding van het formaat van het desbetreffende bestand.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK III. - Projectvergadering
HOOFDSTUK IV. - Indiening van de aanvraag
Afdeling 1. - Algemeen
Art. R.IV.32-1. De opsomming van de ontbrekende stukken wordt opgesteld door gebruik te maken van het model dat voorkomt in bijlage 17 van het Wetboek.

Art. R.IV.32-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2023-01-26/19, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art. R.IV.34-1. Het door het gemeentecollege afgegeven bericht van ontvangst wordt opgesteld door gebruik te maken van het model dat voorkomt in bijlage 18 van het Wetboek.
  Het door de gemachtigde ambtenaar afgegeven bericht van ontvangst wordt opgesteld door gebruik te maken van het model dat voorkomt in bijlage 19 van het Wetboek.

Art. R.IV.34-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   Het door het gemeentecollege afgegeven [2 bericht van formele volledigheid]2 wordt opgesteld door gebruik te maken van het model dat voorkomt in bijlage 18 [1 ...]1.  Het door de [1 Minister]1 afgegeven [2 bericht van formele volledigheid]2 wordt opgesteld door gebruik te maken van het model dat voorkomt in bijlage 19 [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 48, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<BDG 2023-01-26/19, art. 5, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

HOOFDSTUK V. - Raadplegingen
Art. R.IV.35-1.De verplichte raadplegingen in het kader van het onderzoek van een aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr.2 bedoeld in artikel D.IV.35, tweede lid, worden opgenomen in de volgende tabel. De raadpleging is echter niet verplicht als de te raadplegen instantie of dienst de aanvrager is van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2.


<td colspan="3" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050932" target="_blank">2019-05-09/32</a>, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Toestand/
  Specificiteit van het project
Handelingen en werkenVerplichte raadplegingen
Landbouwgebied van het gewestplanHandelingen en werken gelegen in landbouwgebied met uitzondering van verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding en zonder wijziging van bestemmingDGO3 - Departement Landelijke Aangelegenheden en Waterlopen
Bosgebied van het gewestplanHandelingen en werken gelegen in bosgebied met uitzondering van verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding en zonder wijziging van bestemmingDGO3 - Departement Natuur en Bossen
Natuurgebied van het gewestplanHandelingen en werken gelegen in natuurgebied met uitzondering van verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding en zonder wijziging van bestemmingDGO3 - Departement Natuur en Bossen
VerkeersinfrastructurenHandelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek van een gewestweg of autosnelweg in het gewestplanDGO1
 Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek van een spoorweg in het gewestplanINFRABEL (infrastructuur)
 Gewestweg en autosnelweg :
  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de weg ligt
DGO1
 Spoorweg :
  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de spoorweg ligt
INFRABEL (infrastructuur)
 Bevaarbare waterloop : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligtDGO2 - Departement Waterwegen
 Onbevaarbare waterlopen van eerste categorie : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligtDGO3 - Directie onbevaarbare waterlopen
 Onbevaarbare waterlopen van tweede categorie of ongeklasseerde waterlopen : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligtProvinciale technische dienst
 Onbevaarbare waterlopen van derde categorie : bouw van een gebouw of uitrusting, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligtBetrokken gemeentecollege
 Autonoom net voor traag verkeer :
  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein die naast de ''RAVeL'' ligt
DGO1 - Directie Zachte Verplaatsingen en gemeentelijke partnerschappen
 Handelingen en werken gelegen in een domein van de autonome havensDe beheerder van de autonome haven
  DGO2 - Departement Waterwegen
In de nabijheid van een luchthavenHandelingen en werken gelegen in een luchthavendomein of in een reserveringsomtrek i.v.m. een luchthavenDGO2 - Directie Luchthaven
  SOWAER
 Handelingen en werken gelegen in een zone A van de ''PDLT'' in verband met een luchthaven met uitzondering van de verbouwingen van gebouwen zonder uitbreidingDGO2 - Directie Luchthaven
  SOWAER
  [<font color="red">1</font> SKEYES]<font color="red">1</font>
Verkeerweg over land bestemd voor openbaar verkeer en de aansluiting van onroerend goedHandelingen en werken betreffende de aanleg, de wijziging van een gemeentewegBrandweerdienst (hydrant, configuratie, doorgang van de voertuigen van de hulpdiensten)
infrastructuur voor het vervoer van vloeistoffen en energieVoornaamste leidingen bestemd voor het vervoer van vaste, vloeibare of gasvormige lichamen
  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de leidingen ligt of door de leidingen doorkruist wordt
de netbeheerder
  Oliepijpleiding, pijpleiding : NAVO
 Leiding van het transmissienet en elektriciteitsdistributie :
  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte gelegen op minder dan dertig meter van een bovengrondse elektrische hoogspanningsleiding of die naast een ondergrondse hoogspanningsleiding ligt
de netbeheerder
 Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of langs het tracé van de leiding van het transmissienet en elektriciteitsdistributiede netbeheerder
 Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een voornamelijke gasleidingde netbeheerder
  Brandweerdienst
 Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een leiding van andere gassende netbeheerder
  Brandweerdienst
 Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een oliepijpleiding, pijpleidingNAVO
  Brandweerdienst
 Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een voornamelijke leiding van waterbevoorradingMaatschappij voor watervoorziening betrokken bij het project
Natuurlijke patrimoniumWaardevolle bomen en struiken en hagen : Omhakken, schade toebrengen aan het wortelstelsel of het aanzicht van een waardevolle boom, struik of haag wijzigenDGO3 - Departement Natuur en Bossen
 Handelingen en werken gelegen in de omtrek van een gebied erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoudDGO3 - Departement Natuur en Bossen
Bescherming van de personen, goederen of het leefmilieuSEVESO locatie :
  handelingen en werken met betrekking tot een nieuwe inrichting of de wijziging van een bestaande inrichting die een hoog risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
DGO3 - '' Cellule RAM ''
  Brandweerdienst
 SEVESO locatie :
  elk ontwerp waarvan de ligging het risico op een zwaar ongeval zou kunnen verhogen of de gevolgen ervan zou kunnen verergeren, ten opzichte van een bestaande inrichting die een risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning,;
DGO3 - '' Cellule RAM ''
  Brandweerdienst
 risico op overstroming : elk project betreffende een onroerend goed dat door zijn ligging of aard een impact zou kunnen hebben op een waterloop of onderworpen is aan het risico op overstroming in de zin van de cartografie aangenomen door de Regering overeenkomstig artikel D.53-2 van het WaterwetboekBevaarbare waterloop : DGO2 - Departement Waterwegen;
  Onbevaarbare waterlopen van eerste categorie : DGO3 - Departement Landelijke Aangelegenheden en Waterlopen
  Onbevaarbare waterlopen van tweede of ongeklasseerd : Provinciale technische dienst
  Onbevaarbare waterlopen van derde categorie : betrokken gemeentecollege
 Elk project gelegen in een as van geconcentreerd afvloeiend water in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 4°DGO3 - Departement Landelijke Aangelegenheden en Waterlopen
 Technisch ingravingscentrum.
  Elk project die naast een technisch ingravingscentrum ligt of gevestigd op een voormalige site voor het ingraven van afvalstoffen
Departement Bodem en Afvalstoffen
 Beschermingsomtrek van het centrum van het Europees Ruimtevaartagentschap bedoeld in het akkoord tussen de federale Regering en het GewestCentrum van het Europees Ruimtevaartagentschap
Landelijke grondinrichtingHandelingen en werken in de omtrek van een landinrichting van landeigendommen (ex-landelijke ruilverkaveling)Comité voor landinrichting ingesteld door het Waalse Landbouwwetboek
[<font color="red">1</font> Toeristische uitrustingToeristisch project waarvan de oppervlakte hoger dan 5ha is in de zin van artikel R.IV.45-3
  Toeristisch project in bosgebied in het kader van het gewestelijk project voor de toeristische valorisering van de bosarealen van het Waalse Gewest
Commissariaat-generaal voor toerisme
  Commissariaat-generaal voor toerisme]<font color="red">1</font>
Veiligheid
  Brandnormen
Bouw van gebouwen of ruimtes open voor het publiek
  1° gebouwen bestemd voor de opvang van of het verlenen van onderdak aan bejaarden of gehandicapten;
  2° de ziekenhuizen waaronder de klinieken
  3° de medische, geestelijke, gezins- en sociale hulpcentra;
  4° de gebouwen en ruimtes die bestemd zijn voor sociaal-culturele, sportieve, recreatieve of toeristische activiteiten, alsmede de overdekte speelpleinen;
  5° de gebouwen die bestemd zijn voor de eredienst en de rouwcentra;
  6° de school-, universitaire en vormingsinfrastructturen;
  7° Internaten, studententehuizen en de tehuizen voor kinderen;
  8° de strafinrichtingen en de heropvoedingscentra;
  9° de gebouwen en infrastructuren waar de overheid haar dienstverlening onderbrengt, meer bepaald de gemeentehuizen, de hoven en rechtbanken en hun griffie, de postkantoren, de stations, de luchthaventerminals, de spoorweg-, metro- en busstations met inbegrip van de perronnen;
  10° de banken en andere financiële instellingen;
  11° De parkeerruimten waarvan de bouw bezig is;
  12° de gebouwen die bestemd zijn voor kantoren, de handelspanden, de commerciële centra, de hotels, herbergen, restaurants en cafés;
Brandweerdienst
 Bouw van bouwwerken van gebouwen (openbaar of privé) van flatgebouwen met meer dan drie woningenBrandweerdienst
 constructie of belangrijke verbouwing van industriële gebouwenBrandweerdienst
 Projecten die de aanleg of de wijziging van wegen tot gevolg hebbenBrandweerdienst
Het samenbrengen van inerte stoffen of de valorisering van aarde en keienProjecten bedoeld in artikel R.II.33-2DGO3 - Departement Bodem en Afvalstoffen
[<font color="red">1</font> ... ]<font color="red">1</font>

  [1 [2

<td colspan="3" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2024021513" target="_blank">2024-02-15/13</a>, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
[<font color="red">1</font> Toestand/Specificiteit van het
  project
Handelingen en werkenVerplichte raadplegingen
Bebouwd en niet-bebouwd erfgoedHandelingen en werken betreffende een goed: - gelegen in een beschermingsgebied - opgenomen met stippen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed''Agence wallonne du patrimoine'' Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen]<font color="red">1</font>
]2]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BWG 2024-02-15/13, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. R.IV.35-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   De verplichte raadplegingen in het kader van het onderzoek van een aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr.2 bedoeld in artikel D.IV.35, tweede lid, [2 "en in overeenstemming met de artikelen 12, 13 en 83 van het Samenwerkingsakkoord]2 worden opgenomen in de volgende tabel. De raadpleging is echter niet verplicht als de te raadplegen instantie of dienst de aanvrager is van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2.    Toestand/  Specificiteit van het projectHandelingen en werkenVerplichte raadplegingenLandbouwgebied van het gewestplanHandelingen en werken gelegen in landbouwgebied met uitzondering van verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding en zonder wijziging van bestemmingDGO3 - Departement Landelijke Aangelegenheden en WaterlopenBosgebied van het gewestplanHandelingen en werken gelegen in bosgebied met uitzondering van verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding en zonder wijziging van bestemmingDGO3 - Departement Natuur en BossenNatuurgebied van het gewestplanHandelingen en werken gelegen in natuurgebied met uitzondering van verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding en zonder wijziging van bestemmingDGO3 - Departement Natuur en BossenVerkeersinfrastructurenHandelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek van een gewestweg of autosnelweg in het gewestplanDGO1 Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek van een spoorweg in het gewestplanINFRABEL (infrastructuur) Gewestweg en autosnelweg :  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de weg ligtDGO1 Spoorweg :  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de spoorweg ligtINFRABEL (infrastructuur) Bevaarbare waterloop : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligtDGO2 - Departement Waterwegen [3 Onbevaarbare waterloop van eerste categorie: bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligtDGO3 - Directie onbevaarbare waterlopen DGO3 - Departement Natuur en Bossen Onbevaarbare waterloop van tweede categorie of ongeklasseerde waterloop: bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligtProvinciale technische dienst DGO3 - Departement Natuur en Bossen Onbevaarbare waterloop van derde categorie: bouw van een gebouw of van een installatie, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligtBetrokken gemeentecollege DGO3 - Departement Natuur en Bossen]3 Autonoom net voor traag verkeer :  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein die naast de ''RAVeL'' ligtDGO1 - Directie Zachte Verplaatsingen en gemeentelijke partnerschappen Handelingen en werken gelegen in een domein van de autonome havensDe beheerder van de autonome haven  DGO2 - Departement WaterwegenIn de nabijheid van een luchthavenHandelingen en werken gelegen in een luchthavendomein of in een reserveringsomtrek i.v.m. een luchthavenDGO2 - Directie Luchthaven  SOWAER Handelingen en werken gelegen in een zone A van de ''PDLT'' in verband met een luchthaven met uitzondering van de verbouwingen van gebouwen zonder uitbreidingDGO2 - Directie Luchthaven  SOWAER  [1 SKEYES]1Verkeerweg over land bestemd voor openbaar verkeer en de aansluiting van onroerend goedHandelingen en werken betreffende de aanleg, de wijziging van een gemeentewegBrandweerdienst (hydrant, configuratie, doorgang van de voertuigen van de hulpdiensten)infrastructuur voor het vervoer van vloeistoffen en energieVoornaamste leidingen bestemd voor het vervoer van vaste, vloeibare of gasvormige lichamen  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de leidingen ligt of door de leidingen doorkruist wordtde netbeheerder  Oliepijpleiding, pijpleiding : NAVO Leiding van het transmissienet en elektriciteitsdistributie :  bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte gelegen op minder dan dertig meter van een bovengrondse elektrische hoogspanningsleiding of die naast een ondergrondse hoogspanningsleiding ligtde netbeheerder Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of langs het tracé van de leiding van het transmissienet en elektriciteitsdistributiede netbeheerder Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een voornamelijke gasleidingde netbeheerder  Brandweerdienst Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een leiding van andere gassende netbeheerder  Brandweerdienst Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een oliepijpleiding, pijpleidingNAVO  Brandweerdienst Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een voornamelijke leiding van waterbevoorradingMaatschappij voor watervoorziening betrokken bij het projectNatuurlijke patrimoniumWaardevolle bomen en struiken en hagen : Omhakken, schade toebrengen aan het wortelstelsel of het aanzicht van een waardevolle boom, struik of haag wijzigenDGO3 - Departement Natuur en Bossen [3 Handelingen en werken in een gebied dat overeenkomstig de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud erkend is of dicht bij zo'n gebied, voor zover die handelingen en werken aanzienlijke schade kunnen toebrengen aan het gebied.DGO3 - Departement Natuur en Bossen]3Bescherming van de personen, goederen of het leefmilieuSEVESO locatie :  handelingen en werken met betrekking tot een nieuwe inrichting of de wijziging van een bestaande inrichting die een hoog risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunningDGO3 - '' Cellule RAM ''  Brandweerdienst SEVESO locatie :  elk ontwerp waarvan de ligging het risico op een zwaar ongeval zou kunnen verhogen of de gevolgen ervan zou kunnen verergeren, ten opzichte van een bestaande inrichting die een risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning,;DGO3 - '' Cellule RAM ''  Brandweerdienst risico op overstroming : elk project betreffende een onroerend goed dat door zijn ligging of aard een impact zou kunnen hebben op een waterloop of onderworpen is aan het risico op overstroming in de zin van de cartografie aangenomen door de [2 Waalse Regering]2 overeenkomstig artikel D.53-2 van het WaterwetboekBevaarbare waterloop : DGO2 - Departement Waterwegen;  Onbevaarbare waterlopen van eerste categorie : DGO3 - Departement Landelijke Aangelegenheden en Waterlopen  Onbevaarbare waterlopen van tweede of ongeklasseerd : Provinciale technische dienst  Onbevaarbare waterlopen van derde categorie : betrokken gemeentecollege Elk project gelegen in een as van geconcentreerd afvloeiend water in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 4°DGO3 - Departement Landelijke Aangelegenheden en Waterlopen Technisch ingravingscentrum.  Elk project die naast een technisch ingravingscentrum ligt of gevestigd op een voormalige site voor het ingraven van afvalstoffenDepartement Bodem en Afvalstoffen Beschermingsomtrek van het centrum van het Europees Ruimtevaartagentschap bedoeld in het akkoord tussen de federale Regering en het GewestCentrum van het Europees RuimtevaartagentschapLandelijke grondinrichtingHandelingen en werken in de omtrek van een landinrichting van landeigendommen (ex-landelijke ruilverkaveling)Comité voor landinrichting ingesteld door het Waalse Landbouwwetboek[1 Toeristische uitrustingToeristisch project waarvan de oppervlakte hoger dan 5ha is in de zin van artikel R.IV.45-3   Toeristisch project in bosgebied in het kader van het gewestelijk project voor de toeristische valorisering van de bosarealen van het Waalse GewestCommissariaat-generaal voor toerisme  Commissariaat-generaal voor toerisme]1Veiligheid  BrandnormenBouw van gebouwen of ruimtes open voor het publiek  1° gebouwen bestemd voor de opvang van of het verlenen van onderdak aan bejaarden of gehandicapten;  2° de ziekenhuizen waaronder de klinieken  3° de medische, geestelijke, gezins- en sociale hulpcentra;  4° de gebouwen en ruimtes die bestemd zijn voor sociaal-culturele, sportieve, recreatieve of toeristische activiteiten, alsmede de overdekte speelpleinen;  5° de gebouwen die bestemd zijn voor de eredienst en de rouwcentra;  6° de school-, universitaire en vormingsinfrastructturen;  7° Internaten, studententehuizen en de tehuizen voor kinderen;  8° de strafinrichtingen en de heropvoedingscentra;  9° de gebouwen en infrastructuren waar de overheid haar dienstverlening onderbrengt, meer bepaald de gemeentehuizen, de hoven en rechtbanken en hun griffie, de postkantoren, de stations, de luchthaventerminals, de spoorweg-, metro- en busstations met inbegrip van de perronnen;  10° de banken en andere financiële instellingen;  11° De parkeerruimten waarvan de bouw bezig is;  12° de gebouwen die bestemd zijn voor kantoren, de handelspanden, de commerciële centra, de hotels, herbergen, restaurants en cafés;Brandweerdienst Bouw van bouwwerken van gebouwen (openbaar of privé) van flatgebouwen met meer dan drie woningenBrandweerdienst constructie of belangrijke verbouwing van industriële gebouwenBrandweerdienst Projecten die de aanleg of de wijziging van wegen tot gevolg hebbenBrandweerdienstHet samenbrengen van inerte stoffen of de valorisering van aarde en keienProjecten bedoeld in artikel R.II.33-2DGO3 - Departement Bodem en Afvalstoffen[1 ... ]1(1)<BWG 2019-05-09/32, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 49, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>(3)<BDG 2021-07-01/10, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  [1 [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 49, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<BDG 2019-12-19/34, art. 49, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK VI. - Aanvullende formaliteiten
Afdeling 1. - Bijzondere bekendmakingmaatregelen
Onderafdeling 1. - Aanvragen onderworpen aan een openbaar onderzoek
Art. R.IV.40-1.§ 1. Behalve de gevallen bedoeld in de artikelen D.IV.26, § 2, tweede lid, en D.IV.40, tweede lid, worden onderworpen aan een openbaar onderzoek de aanvragen tot bebouwingsvergunningen die de hierondervermelde handelingen en werken toelaten en de aanvragen om stedenbouwkundige vergunningen betreffende de hierondervermelde handelingen en werken, alsook de aanvragen om stedenbouwkundige attesten nr. 2 met hetzelfde doel :
  1° bouwen of herbouwen van gebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste zes bouwlagen of de goothoogte ten minste achttien meter bedraagt en ten minste drie meter hoger reikt dan de gemiddelde goothoogte van de aan dezelfde straat staande gebouwen binnen een omtrek van vijftig meter aan weerszijden van het ontwerpen bouwwerk, alsmede verbouwen van gebouwen waardoor deze in dezelfde toestand worden gebracht;
  2° de bouw of herbouw van een winkel, of de wijziging van de bestemming van een winkelgebouw met een nettoverkoopoppervlakte van meer dan vierhonderd vierkante meter, alsmede de verbouwing van gebouwen met hetzelfde opzicht;
  3° de bouw of herbouw van kantoren, of de wijziging van de bestemming van een kantorengebouw met een vloeroppervlakte van meer dan zeshonderd vijftig vierkante meter, alsmede de verbouwing van gebouwen met hetzelfde opzicht;
  5° de bouw of herbouw van een werkplaats, of de wijziging van de bestemming van een werkplaats, opslagplaats of -hal die niet voor agrarische doeleinden bestemd is en waarvan de vloeroppervlakte meer dan vierhonderd vierkante meter bedraagt, alsmede de verbouwing van gebouwen met hetzelfde opzicht;
  5° het gewone gebruik van een terrein voor de opslag van één of meer afgedankte voertuigen, schroot, materialen of afvalstoffen;
  6° [1 e bouw, herbouw of verbouwing van een goed [2 dat geklasseerd of daarmee gelijkgesteld is, of gelegen is in een beschermingsgebied in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek]2;]1
  7° de aanvragen om de bebouwingsvergunning, de stedenbouwkundige vergunning of de stedenbouwkundige attesten nr. 2 bedoeld in artikel D.IV.41;
  8° de wegen bedoeld in artikel R.II.21-1, 1°, voor zover de handelingen en werken een wijziging van hun afmeting tot gevolg hebben.
  § 2. De in paragraaf 1, 1° tot 5°, bedoelde aanvragen worden onderworpen aan een openbaar onderzoek voor zover het goed gelegen is buiten een bedrijfsruimte bedoeld in artikel D.II.28 of buiten een gebied van gewestelijk belang bedoeld in artikel D.II.34.
  De aanvragen van stedenbouwkundige vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 6°, worden niet onderworpen aan een openbaar onderzoek als ze overeenstemmen met een niet-vervallen bebouwingsvergunning.
  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BWG 2024-02-15/13, art. 5, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. R.IV.40-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    § 1. Behalve de gevallen bedoeld in de artikelen D.IV.26, § 2, tweede lid, en D.IV.40, tweede lid, worden onderworpen aan een openbaar onderzoek de aanvragen tot bebouwingsvergunningen die de hierondervermelde handelingen en werken toelaten en de aanvragen om stedenbouwkundige vergunningen betreffende de hierondervermelde handelingen en werken, alsook de aanvragen om stedenbouwkundige attesten nr. 2 met hetzelfde doel :  1° bouwen of herbouwen van gebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste zes bouwlagen of de goothoogte ten minste achttien meter bedraagt en ten minste drie meter hoger reikt dan de gemiddelde goothoogte van de aan dezelfde straat staande gebouwen binnen een omtrek van vijftig meter aan weerszijden van het ontwerpen bouwwerk, alsmede verbouwen van gebouwen waardoor deze in dezelfde toestand worden gebracht;  2° de bouw of herbouw van een winkel, of de wijziging van de bestemming van een winkelgebouw met een nettoverkoopoppervlakte van meer dan vierhonderd vierkante meter, alsmede de verbouwing van gebouwen met hetzelfde opzicht;  3° de bouw of herbouw van kantoren, of de wijziging van de bestemming van een kantorengebouw met een vloeroppervlakte van meer dan zeshonderd vijftig vierkante meter, alsmede de verbouwing van gebouwen met hetzelfde opzicht;  5° de bouw of herbouw van een werkplaats, of de wijziging van de bestemming van een werkplaats, opslagplaats of -hal die niet voor agrarische doeleinden bestemd is en waarvan de vloeroppervlakte meer dan vierhonderd vierkante meter bedraagt, alsmede de verbouwing van gebouwen met hetzelfde opzicht;  5° het gewone gebruik van een terrein voor de opslag van één of meer afgedankte voertuigen, schroot, materialen of afvalstoffen;  6° [1 [2 ...]2]1  7° de aanvragen om de bebouwingsvergunning, de stedenbouwkundige vergunning of de stedenbouwkundige attesten nr. 2 bedoeld in artikel D.IV.41;  8° de wegen bedoeld in artikel R.II.21-1, 1°, voor zover de handelingen en werken een wijziging van hun afmeting tot gevolg hebben.  § 2. De in paragraaf 1, 1° tot 5°, bedoelde aanvragen worden onderworpen aan een openbaar onderzoek voor zover het goed gelegen is buiten een bedrijfsruimte bedoeld in artikel D.II.28 of buiten een gebied van gewestelijk belang bedoeld in artikel D.II.34.  De aanvragen van stedenbouwkundige vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 6°, worden niet onderworpen aan een openbaar onderzoek als ze overeenstemmen met een niet-vervallen bebouwingsvergunning.  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Onderafdeling 2. - Aanvragen onderworpen aan een project aankondiging
Art. R.IV.40-2. § 1. Behalve de gevallen bedoeld in artikel D.IV.40, derde lid, worden onderworpen aan een projectaankondiging de aanvragen tot bebouwingsvergunning die de hierondervermelde handelingen en werken toelaten en de aanvragen om stedenbouwkundige vergunningen betreffende de hierondervermelde handelingen en werken, alsook de aanvragen om stedenbouwkundige attesten nr. 2 met hetzelfde doel :
  1° bouwen of herbouwen van gebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste drie bouwlagen of de goothoogte ten minste negen meter bedraagt en ten minste drie meter hoger reikt dan de gemiddelde goothoogte van de aan dezelfde straat staande gebouwen binnen een omtrek van vijfentwintig meter aan weerszijden van het ontwerpen bouwwerk, alsmede verbouwen van gebouwen waardoor deze in dezelfde toestand worden gebracht;
  2° de bouw of herbouw van gebouwen waarvan de diepte, gemeten vanaf de rooilijn of de bouwlijn wanneer de aangrenzende bouwwerken niet gevestigd zijn op de rooilijn, groter is dan vijftien meter en vier meter meer bedraagt dan die van de gebouwen gelegen op de aangrenzende percelen; alsmede de verbouwing van gebouwen met hetzelfde opzicht;
  3° de bouw of herbouw van een winkel, of de wijziging van de bestemming van een winkelgebouw met een netto-handelsoppervlakte van minder dan vierhonderd vierkante meter, alsmede de verbouwing van gebouwen met hetzelfde opzicht.
  § 2. De in paragraaf 1, 1° tot 3°, bedoelde aanvragen worden onderworpen aan een projectaankondiging voor zover het goed gelegen is buiten de bedrijfsruimten bedoeld in artikel D.II.28 of buiten een gebied van gewestelijk belang bedoeld in artikel D.II.34.
  De aanvragen van stedenbouwkundige vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 3°, worden niet onderworpen aan een project aankondiging als ze overeenstemmen met een niet-vervallen bebouwingsvergunning.

Afdeling 2. - Opening en wijziging van gemeentewegen
Afdeling 3. - Wijziging van de vergunningsaanvraag in de loop van de procedure
Afdeling 4. - Voorafgaandelijk verkrijgen van een erfgoedcertificaat
Afdeling 5. - Recreatieve logies
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. R.IV.45-1. Voor de toepassing van artikel D.IV.45, derde lid, wordt de oppervlakte van het project berekend op dezelfde manier als die van een verkaveling bedoeld in rubriek 70.11.01 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Afdeling 2. - Voorwaarden voor de vestiging van een vakantiedorp
Art. R.IV.45-2. Het vakantiedorp neemt de volgende voorwaarden in acht :
  1° het vakantiedorp is gelegen buiten een beschermde site of elke site onderworpen aan een risico op een zwaar ongeval, aan een zwaar natuurrisico of aan een zware geotechnische druk;
  2° het vakantiedorp wordt ingepast in de omgeving, hetzij door toepassing van afscheidingsvoorzieningen, hetzij door een functionele en architectonische integratie met de bestaande bebouwing. Behalve als er natuurlijke afscheidingsvoorzieningen bestaan, moet het vakantiedorp omgeven worden met een groenscherm, bestaande uit struiken en bomen van plaatselijke soorten, die harmoniëren met het landschap;
  3° is het vakantiedorp aan een waterloop of een waterplas gelegen, dan moet het hiervan gescheiden zijn door een voor het publiek toegankelijke, installatievrije strook van ten minste twintig meter breedte, vanaf de oever;
  4° indien het vakantiedorp gelegen is in de buurt van een bos dat al dan niet onderworpen is aan de bosregeling, moet een afzonderingsvoorziening worden aangelegd;
  5° het vakantiedorp wordt op de openbare weg aangesloten via een toegangsweg met een grondslag van minstens 6 meter breed en een bedekking van minstens 4 meter breed;
  6° als er een interne hoofdverbindingsweg bestaat, moet hij de voorwaarden bedoeld in punt 5° naleven, behalve als het binnenverkeer in één richting verloopt, dan volstaan een bedekking van 3 meter breed en een grondslag van 4 meter; in het geval van een doelloze interne weg, dan bevat hij een plek om tegen de richting in te gaan overeenkomstig de eisen van de brandweerdienst;
  7° elke weg moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen :
  a) de drainering van de grondslag wordt verzekerd;
  b) de fundering bestaat uit steenslag of is gestabiliseerd en laat de doorgang van de voertuigen van de brandweerdienst toe;
  c) de verharding moet zo behandeld zijn, dat stofvorming wordt voorkomen.
  8° het vakantiedorp beschikt over een of meer parkeerterreinen waarvan de afmetingen en de plaats worden verantwoord;
  9° de toegangswegen tot het vakantiedorp, de hoofdwegen en de toegangswegen tot de gemeenschapsvoorzieningen moeten van een verlichtingsinrichting voorzien zijn;
  10° er moet in een afwatering voorzien zijn;
  11° het zuiveringssysteem van het vakantiedorp moet het saneringsplan per onderstroomgebied naleven
  12° Er kunnen gemeenschappelijke recreatie of dienstvoorzieningen worden voorgeschreven.

Onderafdeling 3. - Vergunningsaanvraagdossier voor een vakantiedorp
Art. R.IV.45-3. Het dossier betreffende de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de oprichting en de uitbreiding van een vakantiedorp bevat naast het in bijlage 4 opgenomen formulier en zijn inhoud :
  1° eenn plan houdende plaatsbepaling van het vakantiedorp in de streek, met de grote verkeerswegen;
  2° een landschapsplan waarop de te behouden en de te maskeren uitzichten zijn aangegeven, de synthese van de te beschermen gebieden, de voor bebouwing ongeschikte gebieden en de bezonningsgebieden zijn aangegeven, alsook de genummerde opgave van de opnames van de fotoreportage waarmee deze worden geïllustreerd;
  3° . een bouwplan, op schaal 1/1 000 of 1/500, met aanduiding van de bestemming van de grond, zoals de ruimten voor de woningen, de weg(en), de parkeerplaatsen, de gemeenschapsvoorzieningen, de te behouden groene ruimten, de nieuwe aanplantingen;
  4° een verslag houdende toelichting van de gekozen opzet, met ten minste volgende gegevens :
  a) systeem i.v.m. water- en stroomvoorziening, waterzuivering, huisvuilophaal;
  c) de eindpunten van de bestaande waterleidingen en riolen, de mogelijkheid van aansluiting op het electriciteitsnet;
  c) het bestaande openbare vervoer.
  d) een schema van de zachte doorgangswegen;
  f) indien het vakantiedorp gelegen is in een woongebied of in een woongebied met een landelijk karakter of indien het aan dergelijke gebieden grenst, de geplande integratie met wat reeds bestaat aan gebouwde infrastructuur, gemeenschappelijke uitrustingen, woonwijken en andere stedenbouwkundige, architecturale en landschappelijke elementen;
  5° een verslag omvattende de bepaling betreffende de huisvuilophaal en de brandbestrijding;
  6° in geval van uitvoering van verschillende fasen, een programmering van de uitvoering van de infrastructuren, van de bouw van de woningen en van de gemeenschapsvoorzieningen.

Onderafdeling 4. - Inrichtings- en bebouwingsvoorwaarden voor weekendverblijfparken
Art. R.IV.45-4. Het weekendverblijfpark leeft de voorwaarden bedoeld in artikel R.IV.45-1 na.
  Bovendien moet elk perceel dat voor een verblijf bestemd is, een minimale oppervlakte van tweehonderd vierkante meter hebben. De inrichtingen voor gemeenschappelijk gebruik, de wegen en de parkeerruimtes worden buiten beschouwing gelaten bij de berekening van de oppervlakte van de percelen. Het over de gehele eigendom berekend aantal percelen per hectare moet tussen vijftien en vijfendertig liggen.
  De proportie gemeenschappelijke oppervlakte voor sportbeoefening, spelen en groene ruimtes moet minstens vijftien percent van de totale oppervlakte uitmaken. De aanplantingen van de afscheidingsvoorzieningen worden niet meegerekend voor de berekening van de vijftien percent. Dezelfde dichtheidsgrenzen gelden voor de weekendverblijfparken waar de verblijven geplaatst worden zonder kennelijke afscheiding van afzonderlijke percelen.
  In het geval van oprichting van losstaande verblijven, moeten de bouwvrije stroken op minstens twee meter van de perceelgrenzen liggen.
  Indien het weekendverblijfpark onderverdeeld is in concreet afgebakende en individueel geïdentificeerde percelen, dan worden deze met gelijksoortige omheiningen afgesloten.
  § 5. De gebouwen waarin de gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen zijn ondergebracht, worden op een afstand die tussen tien meter en honderd meter ligt van enig perceel dat bestemd is voor de plaatsing van een verblijf, gevestigd; ze moeten met een beplanting omgeven zijn.

Onderafdeling 5. - Vergunningsaanvraagdossier voor een weekendverblijfpark
Art. R.IV.45-5. Het dossier betreffende de aanvraag van een bebouwingsvergunning voor de oprichting en de uitbreiding van een weekendverblijfpark bevat naast het in bijlage 10 of 11 opgenomen formulier en zijn inhoud :
  1° een plan houdende plaatsbepaling in de streek met de grote verkeerswegen en de nabijgelegen bebouwde kommen, alsook een overzicht van de plaatsen gelegen in een straal van 10 kilometer en vanuit dewelke het terrein zichtbaar is;
  2° een plan van de bestaande ligging met gegevens i.v.m. het reliëf, de geologie, de pedologie, de waterlopen, de plantengroei, alsmede een kadaster van de opmerkelijke bomen;
  3° een landschapsplan waarop de te behouden en de te maskeren uitzichten zijn aangegeven, de synthese van de te beschermen gebieden, de voor bebouwing ongeschikte gebieden en de bezonningsgebieden zijn aangegeven, alsook de genummerde opgave van de opnames van de fotoreportage waarmee deze worden geïllustreerd;
  4° een bouwplan, op schaal 1/1 000 of 1/500, met aanduiding van de bestemming van de grond, zoals de ruimten voor de weekendverblijven, de weg(en), de parkeerplaatsen, de gemeenschapsvoorzieningen, de te behouden groene ruimten, de nieuwe aanplantingen;
  5° de indicatieve perceelsindeling;
  6° een verslag met de volgende gegevens :
  5° een verslag omvattende de bepaling betreffende de huisvuilophaal en de brandbestrijding;
  b) het bestaande openbare vervoer.
  7° in geval van uitvoering van verschillende fasen, een programmering van de uitvoering van de infrastructuren, van de bouw van de woningen en van de gemeenschapsvoorzieningen.

HOOFDSTUK VII. - Beslissingen over aanvragen van vergunningen en stedenbouwkundige attesten
Afdeling 1. - Termijn
Onderafdeling 1. - Beslissing van het gemeentecollege
Onderafdeling 2. - Beslissing van de gemachtigd ambtenaar of van de Regering
Onderafdeling 2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. - Beslissing [1 ...]1 van de Regering     ----------   (1)
Onderafdeling 3. - Beslissing van het Parlement
Onderafdeling 4. - Aflevering van het stedenbouwkundig attest nr. 1
Afdeling 2. - Inhoud van de beslissing
Onderafdeling 1. - Algemeen
Onderafdeling 2. - Stedenbouwkundige lasten
Art. R.IV.54-1. § 1. De aard van de opgelegde lasten moet niet noodzakelijk in rechtstreeks verband gebracht worden met het toegelaten project. De handelingen en werken opgelegd als stedenbouwkundige lasten moeten niettemin, ofwel plaatshebben in of in de buurt van het project, ofwel verantwoord zijn ten opzichte van de beleidsopties omschreven op gemeentelijke of meergemeentelijke schaal, in de zin van de artikelen D.II.10 et D.II.6.
  § 2. De wegen en openbare groengebieden bedoeld in artikel D.IV.54, derde lid, worden verstaan in de brede zin en integreren met name de inrichtingen om de verplaatsing en de veiligheid van de verschillende gebruikers te verbeteren, de uitrustingen, het meubilair, zoals de plaatsing van verlichtingspalen, verkeerstekens, de uitvoering van een fietspad, een voetpad, de aanleg van een openbare parkeerruimte, een plaats, de aanleg of de uitbreiding van grondleidingen of rioleringen die gunstig zijn voor de gemeenschap, de bouw van een bushokje, en de planteninrichtingen uitgevoerd op een goed dat toegankelijk is voor het publiek, zoals de aanleg van een square, een park, de aanplanting van boomrijen langs de weg, de plaatsing van een landschappelijke vergaarkom.
  De openbare of gemeenschappelijke gebouwen of voorzieningen bedoeld in artikel D.IV.54, derde lid, zijn ofwel met betrekking tot de activiteiten waarvan de uitoefening noodzakelijk is voor de uitvoering van het gemene goed en die rechtvaardigen dat de overheid zorgt voor het bestaan van het aanbod, ofwel de voorziening of het gebouw dat ter beschikking gesteld wordt van het publiek onder redelijke omstandigheden zonder dat een winstgevend doel wordt nagestreefd. Kunnen worden opgelegd bijvoorbeeld, de aanleg van een speelplein, een sportvoorziening, de bouw van een kinderdagverblijf, een "maison de quartier" (wijkhuis).
  De maatregelen voor het leefmilieu bedoeld in artikel D.IV.54, derde lid, zijn de maatregelen met een gunstige impact o.a. op de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed met inbegrip van het architectonisch en het archeologisch erfgoed, de landschappen, zoals het gebruik van ecologische materialen, de plaatsing van een gemeenschappelijke verwarmingsinstallatie, de plaatsing van een installatie voor de productie van hernieuwbare energie, de beheersing van het beheer van het huishoudelijk afval, de opleg van laattijdig maaien, de opneming van het project in het "Maya" plan of de aanplanting van hagen.

Art. R.IV.54-2. § 1. Het proportionaliteitsbeginsel vereist dat er een redelijke verhouding van proportionaliteit bestaat tussen enerzijds de financiële kost dat de uitvoering van het project op de gemeenschap zou kunnen doen wegen op basis van zijn ligging en van zijn bepaalde omvang in termen van oppervlakte, aantal opgevangen personen of veroorzaakt verkeer, en anderzijds de kost van de opgelegde lasten en kosteloze overdrachten. De kost van de opgelegde lasten en gratis overdrachten mag echter geen gewicht hebben dat in wanverhouding staat tot het doel van de vergunning waarom de aanvrager verzoekt.
  § 2. Het onderzoek van de naleving van het proportionaliteitsbeginsel kan gebeuren door de werkelijke kost van de opgelegde lasten en kosteloze overdrachten te vergelijken met de redelijke kost geschat op grond van een theoretisch bedrag bepaald door de bevoegde overheid. De last en de kosteloze overdracht worden beschouwd als proportioneel wanneer hun gecumuleerde kosten het theoretisch bedrag dat als vergelijking dient, niet overschrijden
  Het theoretisch bedrag wordt in euro bepaald in functie van de ligging en de oppervlakte van het project, gemeten in bruikbare oppervlakte, vloeroppervlakte of andere, van het aantal opgevangen personen gemeten in het aantal woningen, opvangcapaciteit of andere, of het veroorzaakt verkeer. De Minister kan de methodologie bepalen die moet worden toegepast om de waarde van de elementen te berekenen op basis waarvan het theoretisch bedrag wordt bepaald.
  Voor het onderzoek van de naleving van het proportionaliteitsbeginsel wordt geen rekening gehouden met de voorwaarden waaraan het project moet voldoen om aanvaardbaar te zijn, en dat ofwel zijn haalbaarheid betreft, d.w.z. de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor zijn uitvoering en zijn uitbating, ofwel zijn integratie in zijn al dan niet bebouwde omgeving.

Art. R.IV.54-3. De vergunning bepaalt duidelijk de opgelegde voorwaarden en lasten mits een motivering die de keuze van de lasten en hun ligging en de naleving van het proportionaliteitsbeginsel rechtvaardigt.
  De bevoegde overheid kan de uitvoering van de stedenbouwkundige lasten per fasen opleggen.
  De bevoegde overheid kan, tijdens de projectvergadering of tijdens de procedure, de aanvrager van de vergunning van de lasten in kennis stellen van het feit dat ze voorziet om op te leggen om hun haalbaarheid te evalueren en om ze, in voorkomend geval, door andere meer aangepaste lasten te vervangen De lasten kunnen volledig deel uit maken van de vergunningsaanvraag.

Onderafdeling 3. - Motieven in verband met het bouwrijp maken van gronden
Onderafdeling 4. - Motieven in verband met de bescherming van de personen, de goederen of het leefmilieu
Onderafdeling 5. - Motieven in verband met de lopende planologie
Afdeling 3. - Diverse bepalingen
Onderafdeling 1. - Volgorde van de werken
Art. R.IV.59-1. De termijn waarbinnen de voorwaarden en de lasten waaraan de vergunning is onderworpen, worden vervuld, mag niet hoger zijn dan de vervaltermijn van de vergunning.

Onderafdeling 2. - Financiële garanties
Afdeling 4. - Beslissingen over aanvragen van stedenbouwkundige attesten nr. 2
HOOFDSTUK VIII. - Toezicht van de gemachtigd ambtenaar op de vergunningen en attesten
HOOFDSTUK VIII. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. - Toezicht [1 van de Regering]1 op de vergunningen en attesten     ----------   (1)
HOOFDSTUK IX. - Beroepen
Afdeling 1. - Beroepsgerechtigden
Afdeling 2. - Procedure
Art. R.IV.66-1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid, wordt het beroep ingediend door de aanvrager krachtens artikel D.IV.63 met inbegrip van het gemeentecollege als hij aanvrager is, opgemaakt door middel van een formulier en volgens de inhoud opgenomen in bijlage 20 van het Wetboek.
  Het beroep ingediend door het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar krachtens artikel D.IV.64 of D.IV.65, wordt ook ingediend door middel van een formulier en volgens de inhoud opgenomen in bijlage 20 van het Wetboek.
  De verzoeker stuurt het beroep naar de directeur-generaal van DGO4, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes.
  Het gemeentecollege en de gemachtigd ambtenaar, al dan niet indiener van het beroep, sturen naar het bovenvermelde adres binnen acht dagen van de aanvraag van de DGO4 :
  1° een afschrift van het betrokken dossier, namelijk :
  a) van de vergunningsaanvraag
  b) van het geheel van het administratief dossier, alsook, in voorkomend geval, van de beslissing waartegen een beroep is ingediend en het bewijs van zijn verzending naar de verschillende partijen;
  c) van de plannen beoogd tijdens zijn beslissing of zijn advies, alsook van de eventuele vorige versies van deze plannen ingediend in het kader van hetzelfde dossier van vergunningsaanvraag;
  d) van elke andere nuttige informatie zoals het bestaan van een vorige beslissing of een proces-verbaal van overtreding;
  2° een kaartweergave die de informatie bevat bedoeld in artikel D.IV.97, met uitzondering van punt 7°.

Art. R.IV.66-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Op straffe van niet-ontvankelijkheid, wordt het beroep ingediend door de aanvrager krachtens artikel D.IV.63 met inbegrip van het gemeentecollege als hij aanvrager is, opgemaakt door middel van een formulier en volgens de inhoud opgenomen in bijlage 20 [1 ...]1.  Het beroep ingediend door het gemeentecollege [1 ...]1 krachtens artikel D.IV.64 [1 ...]1, wordt ook ingediend door middel van een formulier en volgens de inhoud opgenomen in bijlage 20 [1 ...]1.  De verzoeker stuurt het beroep naar [1 de Regering]1.  [1 Het gemeentecollege, al dan niet indiener van het beroep, stuurt binnen acht dagen, te rekenen vanaf de aanvraag van het departement, het volgende:]1  1° een afschrift van het betrokken dossier, namelijk :  a) van de vergunningsaanvraag  b) van het geheel van het administratief dossier, alsook, in voorkomend geval, van de beslissing waartegen een beroep is ingediend en het bewijs van zijn verzending naar de verschillende partijen;  c) van de plannen beoogd tijdens zijn beslissing of zijn advies, alsook van de eventuele vorige versies van deze plannen ingediend in het kader van hetzelfde dossier van vergunningsaanvraag;  d) van elke andere nuttige informatie zoals het bestaan van een vorige beslissing of een proces-verbaal van overtreding;  2° een kaartweergave die de informatie bevat bedoeld in artikel D.IV.97, met uitzondering van punt 7°.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 53, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.IV.66-1bis. [1 De hoorzittingen bedoeld in artikel D.IV.66 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling worden virtueel per video-call gehouden.
   De aanvraag die moeilijkheden ondervindt met digitale technologieën, uitgezonderd de gemeenteraad wanneer hij de aanvrager is, kan weigeren dat de hoorzitting via een video-call plaatsvindt door dit bij elk nuttig middel binnen de vijf dagen volgend op de ontvangst van het bericht van ontvangst te melden aan de directie van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsbeleid Wonen Erfgoed Energie die het bericht van ontvangst heeft verstuurd.
   Wanneer de hoorzitting via hoorzitting wordt gehouden, kunnen de genodigde personen of instanties, na een uiteenzetting ervab, een motiveringsnota of elk aanvullend stuk dat ze nuttig achten bij het dossier voegen. Het voegen ervan bij het dossier gebeurt elektronisch op het einde van de hoorzitting op het adres van de vaste secretaris.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2021-06-17/01, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>


Art. R.IV.66-1/1. [1 De hoorzittingen bedoeld in artikel D.IV.66 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling worden virtueel per video-call gehouden.
   De auteur van het beroep, met uitzondering van het gemeentecollege wanneer dit de verzoeker is, kan weigeren dat de hoorzitting per video-call plaatsvindt door dit binnen vijf dagen na ontvangst van het ontvangstbewijs per e-mail of telefonisch te melden aan de Directie Juridische Aangelegenheden, Beroepen en Geschillen van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Woonbeleid, Erfgoed en Energie, die de ontvangstbevestiging heeft verstuurd.
   Wanneer de hoorzitting via video-call wordt gehouden, kunnen de genodigde personen of instanties, na een uiteenzetting ervan, een motiveringsnota of elk aanvullend stuk dat ze nuttig achten bij het dossier voegen. Het voegen ervan bij het dossier gebeurt elektronisch op het einde van de hoorzitting op het adres van de vaste secretaris.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2022-06-23/12, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. R.IV.66-2. De kaartweergave bedoeld in artikel R.IV.66-1, derde lid, 2°, gevoegd bij de eerste analyse van het beroep bedoeld in artikel D.IV.66. wordt gevalideerd door de Directie belast met de beroepen binnen DGO4.
  De personeelsleden die het beroep onderzoeken mogen, in welke hoedanigheid ook, niet tussenbeide komen in het kader van het onderzoek van het dossier door het gemeentecollege, de gemachtigd ambtenaar of door elke andere actor.
  DGO4 houdt het dossier en de ontvangen gegevens ter beschikking van de leden.
  De bijkomende stukken neergelegd tijdens de hoorzitting worden gevoegd bij het administratief dossier.

Art. R.IV.66-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De kaartweergave bedoeld in artikel R.IV.66-1, derde lid, 2°, gevoegd bij de eerste analyse van het beroep bedoeld in artikel D.IV.66. wordt gevalideerd door [1 het departement]1.  De personeelsleden die het beroep onderzoeken mogen, in welke hoedanigheid ook, niet tussenbeide komen in het kader van het onderzoek van het dossier door het gemeentecollege [1 ...]1 of door elke andere actor.  [1 Het departement]1 houdt het dossier en de ontvangen gegevens ter beschikking van de leden.  De bijkomende stukken neergelegd tijdens de hoorzitting worden gevoegd bij het administratief dossier.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 54, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.IV.66-3.
  <Opgeheven bij BWG 2019-05-09/32, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 3. - Beslissing
HOOFDSTUK X. - Formaliteiten ter afronding van het beslissingsstadium
Afdeling 1. - Aanplakking van de vergunning
Afdeling 2. - Kennisgeving van de aanvang van de werken
Afdeling 3. - Aanwijzing van de plaats van vestiging van nieuwbouw
Afdeling 4. - Aanmelding van voltooiing van de werken
Afdeling 4. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. - Conformiteitsplannen en conformiteitsverklaring na voltooiing van de werken  
Art. R.IV.73-1. [1 - De conformiteitsplannen laten de inhoud zien van de plannen van de vergunning die werden ingediend overeenkomstig artikel D.IV.26, en geven de werkelijke situatie na voltooiing van de werken weer. Verschillen tussen de vergunde plannen en de conformiteitsplannen worden in het rood weergegeven.   Verschillen in de zin van de conformiteitsplannen zijn niet-uitgevoerde, anders uitgevoerde of bijkomend uitgevoerde werken en handelingen.   De conformiteitsplannen en/of de fotoreportage moeten de inachtneming van eventuele stedenbouwkundige lasten bewijzen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2023-01-26/19, art. 7, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>


Art. R.IV.73-1-1. [1 - De aanvraag tot een conformiteitsverklaring na voltooiing van de werken wordt ingediend door gebruik te maken van het formulier opgenomen in bijlage 30, dat de inhoud ervan vastlegt.
   De inhoud van de ingediende plannen geeft de werkelijke situatie na voltooiing van de werken weer. Verschillen met de vergunde plannen worden in het groen weergegeven]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2023-01-26/19, art. 8, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>


Art. R.IV.73-1.2. [1 - De beslissing van de Minister tot toekenning of weigering van een conformiteitsverklaring na voltooiing van de werken wordt genomen, op straffe van nietigheid, door gebruik te maken van het model opgenomen in bijlage 31.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2023-01-26/19, art. 9, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>


Afdeling 5. - Vaststelling van de uitvoering van de stedenbouwkundige voorwaarden of lasten en tienjarige verantwoordelijkheid
Afdeling 6. - Bekendmaking
Titel 3. - Effecten van de vergunning
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Vergunningen met beperkte duur
HOOFDSTUK III. - Vervallen van vergunningen
Afdeling 1. - Vervallen van de bebouwingsvergunning
Afdeling 2. - Vervallen van de stedenbouwkundige vergunningen
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
HOOFDSTUK G. IV - Opschorting van de vergunning
HOOFDSTUK V. - Intrekking van de vergunning
HOOFDSTUK VI. - Overdracht van de vergunning
HOOFDSTUK VII. - Afzien van de vergunning
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van de bebouwingsvergunning
Titel 4. - Gevolgen van het stedenbouwkundig attest
Art. R.IV.97-1. De informatie bedoeld in artikel D.IV.97, 1° tot 6° en 9° tot 10°, ligt ter inzage voor allen op het geoportaal van Wallonië en, voor de informatie die onder hun respectievelijke bevoegdheden ressorteert, op de website van één van de operationele directoraten-generaal van de Waalse Overheidsdienst. De informatie bedoeld in artikel D.IV.97, 8°, ligt ter inzage overeenkomstig de artikelen 17 en 17 bis van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer
  De ontwerpen van meergemeentelijk ontwikkelingsplan of gemeentelijk ontwikkelingsplan en de projecten van gemeentelijke handleiding voor stedenbouw worden overgemaakt aan DGO4 die ze bekendmaakt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.

Art. R.IV.97-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De informatie bedoeld in artikel D.IV.97, 1° tot 6° en 9° tot 10°, ligt ter inzage voor allen [1 op de website van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap respectievelijk]1 op het geoportaal van Wallonië en, voor de informatie die onder hun respectievelijke bevoegdheden ressorteert, op de website van één van de operationele directoraten-generaal van de Waalse Overheidsdienst. De informatie bedoeld in artikel D.IV.97, 8°, ligt ter inzage overeenkomstig de artikelen 17 en 17 bis van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer  De ontwerpen van meergemeentelijk ontwikkelingsplan of gemeentelijk ontwikkelingsplan en de projecten van gemeentelijke handleiding voor stedenbouw worden overgemaakt aan [1 het departement dat]1 ze bekendmaakt op [1 de website van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 55, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Titel 5. - Verplichtingen tot informatieverstrekking over het administratieve statuut van de goederen
HOOFDSTUK I. - Vermeldingen in akten van overdracht
HOOFDSTUK II. - Akte voorafgaand aan elke verdeling
Afdeling 1. - Verdeling na toekenning van een vergunning
Afdeling 2. - Niet-vergunningsplichtige verdeling
HOOFDSTUK III. - Akte na de wijziging van de bebouwingsvergunning
HOOFDSTUK IV. - Informatie over de overdracht van de vergunningen
Titel 6. - Te verstrekken inlichtingen
Art. R.IV.105-1. De informatie bedoeld in artikel D.IV.97, 1° tot 6° en 8° tot 10°, ligt ter inzage overeenkomstig artikel R.IV.97-1.
  De informatie bedoeld in artikel D.IV.97, 7°, wordt verstrekt door het gemeentebestuur, binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek
  De instrumenterend ambtenaar, de houder van het overgedragen recht of diens gemachtigde kan aan het gemeentebestuur de informatie vragen bedoeld in artikel D.IV.100. De informatie wordt overgemaakt door het gemeentebestuur binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek.
  De persoon die om de opmerkingen van het gemeentecollege en van de gemachtigd ambtenaar verzoeken in overeenstemming met artikel D.IV.102, kan bij het gemeentebestuur de informatie aanvragen bedoeld in artikel D.IV.99, § 1, eerste lid, 1° en 2°. De informatie wordt door het gemeentecollege overgemaakt binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. De opmerkingen worden door het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar overgemaakt binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek.

Art. R.IV.105-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De informatie bedoeld in artikel D.IV.97, 1° tot 6° en 8° tot 10°, ligt ter inzage overeenkomstig artikel R.IV.97-1.  De informatie bedoeld in artikel D.IV.97, 7°, wordt verstrekt door het gemeentebestuur, binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek  De instrumenterend ambtenaar, de houder van het overgedragen recht of diens gemachtigde kan aan het gemeentebestuur de informatie vragen bedoeld in artikel D.IV.100. De informatie wordt overgemaakt door het gemeentebestuur binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek.  De persoon die om de opmerkingen van het gemeentecollege en van [1 de Minister]1 verzoeken in overeenstemming met artikel D.IV.102, kan bij het gemeentebestuur de informatie aanvragen bedoeld in artikel D.IV.99, § 1, eerste lid, 1° en 2°. De informatie wordt door het gemeentecollege overgemaakt binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. De opmerkingen worden door het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar overgemaakt binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 56, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Titel 7. - Vergunningen in verband met andere administratieve diensten
Titel 8. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Procedure
HOOFDSTUK II. - Juridische gevolgen
Afdeling 1. - Bebouwingsvergunningen
Onderafdeling 1. - Rechtsgeldigheid
Onderafdeling 2. - Verval
Onderafdeling 3. - Wijziging
Afdeling 2. - Het vervallen van de stedenbouwkundige vergunningen
Boek 5. - Operationele ruimtelijke ordening en stedenbouw
Titel 1. - Te herontwikkelen bedrijfsruimten
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. R.V.1-1. Voor de toepassing van dit boek, wordt verstaan onder de Franse afkorting DAO, Directie Operationele Inrichting van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.

Art. R.V.1-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 57, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.V.1-2. De saneringshandelingen en -werken bedoeld in artikel D.V.1, 2°, omvatten :
  1° de dringende maatregelen die verband houden met :
  a) de afbraakwerken bevolen bij een besluit van de burgemeesters om redenen van openbare veiligheid
  b) de opheffing van het gevaar voor de buurt in verband met het instabiliteitsrisico van bouwwerken, van bouwelementen of uitrustingen;
  c) de beperking van gevaren voor ongevallen voor de personen die het goed betreden, in verband met gevaarlijke gronden, bouwwerken, bouwelementen of uitrustingen;
  d) de beperking van ongeoorloofde betredingen, voor voertuigen of personen, van gronden of bouwwerken die een makkelijke prooi zijn voor krakers, kleine delinquenten, daders van ongeoorloofde activiteiten, sluik- of afvalstorters, al naar gelang de aard van de locatie;
  e) bewarende maatregelen voor in stand te houden bouwwerken, bouwelementen of uitrustingen die aangetast dreigen te worden door 's mensen toedoen (vandalisme, moedwillige afbraak, diefstallen) of door de weersomstandigheden zoals de instandhoudingswerken, het afdekken van daken met zeilen, het dichtmetselen van openingen, het herstellen van regenpijpen of het weghalen van wildgroeiende planten;
  2° de inzameling, de verwijdering en de verwerking, van producten, stoffen, materialen, puin en afval die achtergelaten werden of afkomstig zijn van de verrichtingen; het leegpompen van kelders, tanks, leidingen, het reinigen van putten, plassen en vijvers; de verwerking van dierlijke meststoffen; de verwijdering en de verwerking van afvalstoffen overeenkomstig het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
  3° de afbraak van bouwwerken en uitrustingen, met inbegrip van ingegraven structuren en volgens hiernavolgende bepalingen : het laten instorten van ingegraven holle structuren, kelders, leidingen, onderaardse gangen en tanks, ongeacht hoe diep hun ligging is, de afbraak van ingegraven dichte structuren, funderingen, onderbouwen en vloerplaten tot op een diepte van één meter onder het afgewerkte niveau of dieper indien ze hinderend zijn voor heropbouw en het in kaart brengen van de ingegraven structuren die behouden werden, uitgezonderd de herbruikbare funderingen, mits het voorleggen van een plan ter staving;
  4° het verwijderen van het struikgewas en het opruimen van de gronden;
  5° de grondwerken en het effenen van de grond, met inbegrip van de afvoer-, de toevoerleidingen en de stabilisering van de gronden;
  6° het inzaaien van grasperken, het aanleggen van planten en bossen;
  7° het herstellen of het aanleggen van draineringswerken, vergaar- en opvangbekkens van regenwater, bestemd voor exclusief gebruik van de locatie;
  8° de herstellingen, de beschermingen en de stabiliseringen van gronden, bouwwerken en uitrustingen die vrijgekomen zijn bij afbraakwerken of voortvloeiend uit erfdienstbaarheden die op het onroerend goed wegen;
  9° de herstelling, de vervanging of de plaatsing van afsluitingen, omringende muren, poorten en hoofdingangen;
  10° onverminderd van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer, de bodemsanering;
  11° de gedeeltelijke ontmantelingen en het schoonmaken in de bouwwerken die in stand te houden zijn;
  12° de onderzoeken naar de handelingen en -werken bedoeld in de punten 1° tot 9°.
  Voor de afbraakwerken bevolen bij een besluit van de burgemeester om redenen van openbare veiligheid, moet de aanvraag om subsidie ingediend wordt binnen de twee maanden na kennisgeving van dat besluit en moet er een omstandig technisch verslag, gevalideerd door DAO, bijgevoegd worden.

Art. R.V.1-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De saneringshandelingen en -werken bedoeld in artikel D.V.1, 2°, omvatten :  1° de dringende maatregelen die verband houden met :  a) de afbraakwerken bevolen bij een besluit van de burgemeesters om redenen van openbare veiligheid  b) de opheffing van het gevaar voor de buurt in verband met het instabiliteitsrisico van bouwwerken, van bouwelementen of uitrustingen;  c) de beperking van gevaren voor ongevallen voor de personen die het goed betreden, in verband met gevaarlijke gronden, bouwwerken, bouwelementen of uitrustingen;  d) de beperking van ongeoorloofde betredingen, voor voertuigen of personen, van gronden of bouwwerken die een makkelijke prooi zijn voor krakers, kleine delinquenten, daders van ongeoorloofde activiteiten, sluik- of afvalstorters, al naar gelang de aard van de locatie;  e) bewarende maatregelen voor in stand te houden bouwwerken, bouwelementen of uitrustingen die aangetast dreigen te worden door 's mensen toedoen (vandalisme, moedwillige afbraak, diefstallen) of door de weersomstandigheden zoals de instandhoudingswerken, het afdekken van daken met zeilen, het dichtmetselen van openingen, het herstellen van regenpijpen of het weghalen van wildgroeiende planten;  2° de inzameling, de verwijdering en de verwerking, van producten, stoffen, materialen, puin en afval die achtergelaten werden of afkomstig zijn van de verrichtingen; het leegpompen van kelders, tanks, leidingen, het reinigen van putten, plassen en vijvers; de verwerking van dierlijke meststoffen; de verwijdering en de verwerking van afvalstoffen overeenkomstig het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;  3° de afbraak van bouwwerken en uitrustingen, met inbegrip van ingegraven structuren en volgens hiernavolgende bepalingen : het laten instorten van ingegraven holle structuren, kelders, leidingen, onderaardse gangen en tanks, ongeacht hoe diep hun ligging is, de afbraak van ingegraven dichte structuren, funderingen, onderbouwen en vloerplaten tot op een diepte van één meter onder het afgewerkte niveau of dieper indien ze hinderend zijn voor heropbouw en het in kaart brengen van de ingegraven structuren die behouden werden, uitgezonderd de herbruikbare funderingen, mits het voorleggen van een plan ter staving;  4° het verwijderen van het struikgewas en het opruimen van de gronden;  5° de grondwerken en het effenen van de grond, met inbegrip van de afvoer-, de toevoerleidingen en de stabilisering van de gronden;  6° het inzaaien van grasperken, het aanleggen van planten en bossen;  7° het herstellen of het aanleggen van draineringswerken, vergaar- en opvangbekkens van regenwater, bestemd voor exclusief gebruik van de locatie;  8° de herstellingen, de beschermingen en de stabiliseringen van gronden, bouwwerken en uitrustingen die vrijgekomen zijn bij afbraakwerken of voortvloeiend uit erfdienstbaarheden die op het onroerend goed wegen;  9° de herstelling, de vervanging of de plaatsing van afsluitingen, omringende muren, poorten en hoofdingangen;  10° onverminderd van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer, de bodemsanering;  11° de gedeeltelijke ontmantelingen en het schoonmaken in de bouwwerken die in stand te houden zijn;  12° de onderzoeken naar de handelingen en -werken bedoeld in de punten 1° tot 9°.  Voor de afbraakwerken bevolen bij een besluit van de burgemeester om redenen van openbare veiligheid, moet de aanvraag om subsidie ingediend wordt binnen de twee maanden na kennisgeving van dat besluit en moet er een omstandig technisch verslag, gevalideerd door [1 het departement]1, bijgevoegd worden.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 58, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.V.1-3. De renovatiehandelingen en -werken bedoeld in artikel D.V.1, 2°, hebben betrekking op de bestaande gebouwen, ter plaatse in stand gehouden en waarvaan de afmeting nageleefd wordt, en omvatten de schimmeldodende behandelingen, de ontmanteling, het schoonmaken, het herstel in oorspronkelijke staat of de vervanging van de structuurelementen en de buitenmuren, met inbegrip van de bescherming via gevelbekleding of vochtwerende middelen en hun isolatie, evenals het buitenschrijnwerk, het dakgebinte, de bedekking en de isolatie van daken, de zonnepanelen als ze volledig deel uitmaken van de bedekking, de schoorstenen, de kroonlijsten, de dakgoten, de regenpijpen en de werken die de afvoer van de regen mogelijk maken, alsook de onderzoeken ernaar.

Art. R.V.1-4. De bouw- of heropbouwhandelingen en werken ter plaatse, bedoeld in artikel D.V.1, 2°, doelen op de handelingen en werken in verband met de winddichte ruwbouw en de onderzoeken ernaar.

Art. R.V.1-5.De handelingen en werken die gepland zijn voor de sanering en renovatie van de locatie, die deel uitmaken van het aanvraagdossier om aanneming of wijziging van de omtrek mogen niet betrekking hebben op een onroerend goed [2 geklasseerd of daarmee gelijkgesteld]2 gelegen in een beschermingsgebied of [1 bedoeld in de archeologische kaart in de zin van het Erfgoedwetboek,]1 krachtens het Waals Wetboek van het Erfgoed of, in het Duitse taalgebied, op een onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van een beschermingsmaatregel krachtens de erfgoedwetgeving.
  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BWG 2024-02-15/13, art. 6, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. R.V.1-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De handelingen en werken die gepland zijn voor de sanering en renovatie van de locatie, die deel uitmaken van het aanvraagdossier om aanneming of wijziging van de omtrek mogen niet betrekking hebben op een onroerend goed [2 dat met toepassing van het erfgoeddecreet voorlopig of definitief gerangschikt is of zich op een archeologische vindplaats bevindt]2.  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 59, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK II. - Procedure m.b.t. de aanneming van de omtrek
Art. R.V.2-1.[1 De "DAO" neemt haar beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden wordt binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.V.2-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De [2 Minister]2 neemt haar beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden wordt binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag.]1  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 60, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.V.2-2. Het kaartmodel bedoeld in artikel D.V.2, § 2, stelt de omtrek van de geplande herin te richten locatie voor en bestaat uit de hiernavolgende vier luiken, elk opgesteld onder het formaat 29 cm x 21,7 cm of een veelvoud van dat formaat volgens de oppervlakte van de omtrek en gevouwen tot het formaat 29 cm x 21,7 cm :
  1° de afbakening van de geplande herin te richten locatie die voorkomt op een kadastraal plan :
  a) voor elk perceel van de omtrek, het overeenstemmende kadastraal nummer
  b) de oriëntatie van het geografische Noorden;
  c) de schaal van het plan;
  2° de kadastrale inlichtingen, in voorkomend geval, gewijzigd bij de aanwijzingen van de ontvanger der registratie, voorgesteld onder de vorm van een tabel met evenveel lijnen als kadastrale percelen betrokken bij de ontwerp-omtrek en vijf kolommen met de volgende de titels :
  a) nr. : het volgnummer van de lijn van de tabel;
  b) nummer : het kadastraal nummer van een perceel of perceelsgedeelte dat de geplande herin te richten locatie vormt alsook zijn gemeente, en zijn bij het kadaster gekende afdeling en sectie;
  c) aard : de aard, volgens de kadastrale informatie, van het perceel of van het betrokken perceelsgedeelte;
  d) totale oppervlakte : de oppervlakte van het betrokken perceel of perceelgedeelte, in drie sub-kolommen gescheiden die respectievelijk overeenstemmen met het aantal hectaren (ha), aren (a) en centiaren (ca);
  e) eigenaar(s) : de identiteit en het adres van de eigenaar(s) van het perceel of van het betrokken perceelsgedeelte;
  3° de afbakening van de geplande herin te richten locatie voorgesteld op een uittreksel van een NGI-kaart op schaal 1/10 000e;
  4° een officieel document, opgesteld door de ontvanger der registratie van het betrokken gebied, dat de eigendomstitels van de percelen opgenomen in de omtrek van de locatie vermeldt en de datum van hun opsporing.
  De tabel bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt voorgesteld onder de volgende vorm :


<td colspan="3" valign="top">TOTALE OPPERVLAKTE <td colspan="3" valign="top">Totaal :
NR. NUMMER AARD EIGENAAR(S)
   ha a Ca
  
       
   
De eigendomstitels bedoeld in het eerste lid, 4°, vermelden :
  a) als het gaat om een natuurlijke persoon, zijn naam, zijn voornamen, zijn woonplaats, zijn geboorteplaats en -datum;
  b) als het gaat om een vennootschap, haar rechtsvorm, haar juiste benaming, het adres van de maatschappelijke zetel, de oprichtingsplaats en -datum, het identificatienummer voor de BTW als ze eraan onderworpen is;
  c) voor elk eigendom, de oorspong van het eigendom en de laatst overgeschreven titel indien hij minder dan dertig jaar oud is en de identiteit van de verkoper.
  Als ze de kaart naar de "DAO" stuurt, stuurt de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2° of 3° er een versie van op informaticadrager, onder tekst formaat voor het luik bedoeld in het eerste lid, 2° en onder "PDF" formaat voor de luiken bedoeld in het eerste lid, 1°, 3° en 4°.

Art. R.V.2-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   Het kaartmodel bedoeld in artikel D.V.2, § 2, stelt de omtrek van de geplande herin te richten locatie voor en bestaat uit de hiernavolgende vier luiken, elk opgesteld onder het formaat 29 cm x 21,7 cm of een veelvoud van dat formaat volgens de oppervlakte van de omtrek en gevouwen tot het formaat 29 cm x 21,7 cm :  1° de afbakening van de geplande herin te richten locatie die voorkomt op een kadastraal plan :  a) voor elk perceel van de omtrek, het overeenstemmende kadastraal nummer  b) de oriëntatie van het geografische Noorden;  c) de schaal van het plan;  2° de kadastrale inlichtingen, in voorkomend geval, gewijzigd bij de aanwijzingen van de ontvanger der registratie, voorgesteld onder de vorm van een tabel met evenveel lijnen als kadastrale percelen betrokken bij de ontwerp-omtrek en vijf kolommen met de volgende de titels :  a) nr. : het volgnummer van de lijn van de tabel;  b) nummer : het kadastraal nummer van een perceel of perceelsgedeelte dat de geplande herin te richten locatie vormt alsook zijn gemeente, en zijn bij het kadaster gekende afdeling en sectie;  c) aard : de aard, volgens de kadastrale informatie, van het perceel of van het betrokken perceelsgedeelte;  d) totale oppervlakte : de oppervlakte van het betrokken perceel of perceelgedeelte, in drie sub-kolommen gescheiden die respectievelijk overeenstemmen met het aantal hectaren (ha), aren (a) en centiaren (ca);  e) eigenaar(s) : de identiteit en het adres van de eigenaar(s) van het perceel of van het betrokken perceelsgedeelte;  3° de afbakening van de geplande herin te richten locatie voorgesteld op een uittreksel van een NGI-kaart op schaal 1/10 000e;  4° een officieel document, opgesteld door de ontvanger der registratie van het betrokken gebied, dat de eigendomstitels van de percelen opgenomen in de omtrek van de locatie vermeldt en de datum van hun opsporing.  De tabel bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt voorgesteld onder de volgende vorm :    NR. NUMMER AARD TOTALE OPPERVLAKTE EIGENAAR(S)   ha a Ca          Totaal :    De eigendomstitels bedoeld in het eerste lid, 4°, vermelden :
  a) als het gaat om een natuurlijke persoon, zijn naam, zijn voornamen, zijn woonplaats, zijn geboorteplaats en -datum;
  b) als het gaat om een vennootschap, haar rechtsvorm, haar juiste benaming, het adres van de maatschappelijke zetel, de oprichtingsplaats en -datum, het identificatienummer voor de BTW als ze eraan onderworpen is;
  c) voor elk [2 goed]2, de oorspong van het [2 goed]2 en de laatst overgeschreven titel indien hij minder dan dertig jaar oud is en de identiteit van de verkoper.
  Als ze de kaart naar [1 het departement]1 stuurt, stuurt de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2° of 3° er een versie van op informaticadrager, onder tekst formaat voor het luik bedoeld in het eerste lid, 2° en onder "PDF" formaat voor de luiken bedoeld in het eerste lid, 1°, 3° en 4°.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 61, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<BDG 2021-07-01/10, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

HOOFDSTUK III. - Onderzoekingen
Art. R.V.3-1. De personeelsleden bevoegd om de onderzoekingen en controles bedoeld in artikel D.V.3 te verrichten, zijn de personeelsleden van rang A of B van de "DAO". De personeelsleden kunnen zich voor de behoorlijke uitoefening van hun taak laten bijstaan door elke persoon die zij noodzakelijk achten.

Art. R.V.3-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De Regering wijst de personeelsleden aan die bevoegd zijn om]1 de onderzoekingen en controles bedoeld in artikel D.V.3 te verrichten [1 ...]1. De personeelsleden kunnen zich voor de behoorlijke uitoefening van hun taak laten bijstaan door elke persoon die zij noodzakelijk achten.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 62, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK IV. - Vervreemding
Art. R.V.4-1. De directeur-generaal van DGO4 of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 laat de eigenaars toe om de in de te herontwikkelen locatie gelegen goederen te vervreemden of met zakelijke rechten te bezwaren.

Art. R.V.4-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De Minister]1 laat de eigenaars toe om de in de te herontwikkelen locatie gelegen goederen te vervreemden of met zakelijke rechten te bezwaren.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 63, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK V. - Instandhouding van de schoonheid van de landschappen
HOOFDSTUK VI. - Overgangsrecht
Titel 2. - sites bestemd voor herontwikkeling wat betreft de landschappen en het leefmilieu
HOOFDSTUK I. - Sites bestemd voor herontwikkeling wat betreft de landschappen en het leefmilieu
Art. R.V.7-1.[1 De "DAO" neemt haar beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden wordt binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.V.7-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De [2 Minister]2" neemt [2 zijn]2 beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden wordt binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag.]1  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 64, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK II. - Overgangsrecht
Titel 3. - Stedelijke verkavelingsomtrekken
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Procedure m.b.t. de aanneming van de omtrek
Art. R.V.11-1.
  <Opgeheven bij BWG 2019-05-09/32, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK III. - Overgangsrecht
Titel 4. - stadsheropleving
Art. R.V.13-1.
  <Opgeheven bij BWG 2023-07-13/22, art. 30, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art. R.V.13-2.
  <Opgeheven bij BWG 2023-07-13/22, art. 30, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art. R.V.13-3.
  <Opgeheven bij BWG 2023-07-13/22, art. 30, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art. R.V.13-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 65, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.V.13-4.
  <Opgeheven bij BWG 2023-07-13/22, art. 30, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art. R.V.13-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 Het departement]1 stuurt het heroplevingsdossier :  1° aan de [1 Adviesraad]1 die zijn advies binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het dossier overmaakt; bij gebrek, wordt het advies geacht gunstig te zijn  2° [1 aan de Waalse Regering met het oog op overleg overeenkomstig artikel 61 van het Samenwerkingsakkoord.]1  [1 Het departement]1 maakt het volledig dossier over aan de Minister bevoegd voor stadsheropleving die het ter goedkeuring aan de Regering voorlegt.  [1 Het departement]1 betekent de beslissing aan de gemeente.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 66, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.V.13-5.
  <Opgeheven bij BWG 2023-07-13/22, art. 30, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art. R.V.13-6.
  <Opgeheven bij BWG 2023-07-13/22, art. 30, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art. R.V.13-6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Het overeenkomstig artikel D.V.13, § 2, gesubsidieerde bedrag wordt bepaald op basis van het bedrag van de ramingen bedoeld in artikel R.V.13-2, 6°. [1 Het departement]1 betekent het bedrag aan de gemeente.  In voorkomend geval, kan het bedrag bedoeld in het eerste lid worden herzien bij de goedkeuring van de eindafrekening op grond van de gunningsresultaten. In dat geval mogen de noodzakelijke aanvullende of bijkomende werken in aanmerking worden genomen in het bedrag van de definitieve subsidie, wanneer zij het gevolg zijn van uitzonderlijke omstandigheden en indien zij niet voorspelbaar waren op het ogenblik van de toekenning van de opdracht.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 67, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Titel 5. - Stadsvernieuwing
Titel 6. - Bevoorrechte initiatiefgebieden
Titel 7. - Gezamenlijke procedure voor omtrekken en vergunningen
Art. R.V.16-1.
  <Opgeheven bij BWG 2019-05-09/32, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Titel 8. - Fonds voor operationele inrichting en fonds voor de sanering van de te herontwikkelen locaties en locaties met te herontwikkelen landschappen en milieus
Titel 9. - Financiële bepalingen
HOOFDSTUK I. - Beginsel
Afdeling 1. - Subsidies toegekend aan de publiekrechtelijke personen voor de aankoop van goederen opgenomen in een herin te richten locatie en voor de voorafgaande studies of handelingen en werken uitgevoerd in een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatie
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. R.V.19-1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister aan elke publiekrechtelijke rechtspersoon ander dan het Waalse Gewest of dan een naamloze vennootschap waarvan het Waalse Gewest de enige aandeelhouder is, een subsidie toekennen voor de aankoop of de sanering of de renovatie van een herin te richten locatie.

Art. R.V.19-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister aan elke publiekrechtelijke rechtspersoon ander dan [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 of dan een naamloze vennootschap waarvan [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 de enige aandeelhouder is, een subsidie toekennen voor de aankoop of de sanering of de renovatie van een herin te richten locatie.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 68, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Onderafdeling 2. - Aankopen
Art. R.V.19-2. § 1. De subsidie bedoeld in artikel R.V.19-1 dekt de aankoop van een onroerend goed ten vroegste uitgevoerd bij de definitieve aanneming van de omtrek van de locatie.
  De subsidie bedoeld in het eerste lid dekt voor maximum zestig percent :
  1° in het geval van gerechtelijke onteigening :
  a) het bedrag bepaald bij het vonnis dat het bedrag van de vergoedingen bepaalt;
  b) het geheel van de kosten ten laste van de publiekrechtelijke rechtspersoon die uitdrukkelijk zijn vermeld in het oordeel, met uitzondering van de kosten van de hypothecaire inschrijving en van de erelonen van advocaten;
  c) de kosten i.v.m. het verlijden van de authentieke akte;
  2° in de andere gevallen :
  a) maximum de verkoopwaarde van het onroerend goed zoals vastgesteld door het Aankoopcomité, door de ontvanger der registratie, door een notaris, door een landmeter-deskundige opgenomen in de tabel opgesteld door de Federale Raad van landmeters-experten of door een architect ingeschreven bij de Orde der Architecten.
  b) de kosten i.v.m. het verlijden van de authentieke akte.
  Ze wordt beperkt volgens de modaliteiten bedoeld in artikel R.V.19-10.
  De aankoop van goederen die eigendom zijn van een publiekrechtelijke persoon komt niet voor subsidie in aanmerking.
  § 2. Voor de aankoop van een goed dat valt onder de uitgaven die in aanmerking komen voor een bijdrage van de Europese fondsen, is het subsidiëringspercentage In afwijking van paragraaf 1, datgene dat door de Europese Verordeningen wordt bepaald. De andere bepalingen van paragraaf 1 zijn op hem van toepassing.
  In afwijking van paragraaf 1, kan de aankoop van een onroerend goed ten vroegste uitgevoerd bij de goedkeuring door de Regering van een lijst van acties gevoerd op haar initiatief of uitgevoerd tijdens de periode van in aanmerking komen van de uitgaven aan een bijdrage van de Europese fondsen, het voorwerp uitmaken van de subsidie bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.

Onderafdeling 3. - Studies en handelingen en herontwikkelings- en renovatiewerken
Art. R.V.19-3. De subsidie bedoeld in artikel R.V.19-1 dekt ook de kostprijs van de handelingen en werken voor de sanering of de renovatie bedoeld in de artikelen R.V.1-2 en R.V.1-3, inclusief de belasting over de toegevoegde waarde als ze verschuldigd en niet terugvorderbaar is, de herzieningen en de contractuele verrekeningen alsmede de studiekosten en de kosten voor de leiding van en het toezicht op de handelingen en werken.
  De subsidie wordt toegekend ten belope van een maximum van tachtig percent voor de eerste schijf van één miljoen euro, en van vijftig percent voor het saldo.
  De aanvrager richt de aanvraag aan de "DAO"; de aanvraag omvat een tegensprekelijk plan van afpaling van de onroerende goederen die de herin te richten locatie vormen.

Art. R.V.19-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De subsidie bedoeld in artikel R.V.19-1 dekt ook de kostprijs van de handelingen en werken voor de sanering of de renovatie bedoeld in de artikelen R.V.1-2 en R.V.1-3, inclusief de belasting over de toegevoegde waarde als ze verschuldigd en niet terugvorderbaar is, de herzieningen en de contractuele verrekeningen alsmede de studiekosten en de kosten voor de leiding van en het toezicht op de handelingen en werken.  De subsidie wordt toegekend ten belope van een maximum van tachtig percent voor de eerste schijf van één miljoen euro, en van vijftig percent voor het saldo.  De aanvrager richt de aanvraag aan [1 het departement]1; de aanvraag omvat een tegensprekelijk plan van afpaling van de onroerende goederen die de herin te richten locatie vormen.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 69, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 2. - Subsidies aan de privaatrechtelijke personen voor de voorafgaande studies of handelingen en werken uitgevoerd in een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatie of locatie met herstel van landschap en leefmilieu overeenkomstig artikel D.V.19, 2°
Art. R.V.19-4. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister aan elke natuurlijke persoon of elke privaatrechtelijke rechtspersoon die eigenaar is van een onroerend goed of die houder is van een zakelijk recht op een onroerend goed in de omtrek van een definitief aangenomen locatie een subsidie toekennen voor de uitvoering van sanerings-, renovatie-, bouw- of heropbouwhandelingen en -werken.

Art. R.V.19-5. De subsidie bedoeld in artikel R.V.19-4 dekt de tenlasteneming van de interestkosten voor de lening(en) aangegaan voor de uitvoering van de sanerings-, renovatie-, bouw- of heropbouwhandelingen en -werken bedoeld in de artikelen R.V.1-2 à R.V.1-4.
  De subsidie wordt toegekend voor zover de handelingen en werken voltooid zijn binnen de vijf jaar te rekenen van de kennisgeving van de toekenning van de subsidie. Op verzoek van de privaatrechtelijke persoon kan de Minister deze termijn verlengen.
  De subsidie wordt toegekend ten belope van een maximum van vijf percent per jaar, gedurende vijf jaar, van de interesten van een lening van maximum vijfhonderdduizend euro. Indien de lening lager is dan vijfhonderdduizend euro, wordt de subsidie verminderd in verhouding tot het geleende bedrag.
  Een overeenkomst gesloten tussen het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de Minister, en de natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon bedoeld in artikel R.V.19-4 wordt gevoegd bij het besluit tot toekenning van de subsidie.
  De overeenkomst bepaalt minstens de omschrijving, de nadere regels en de termijnen voor de uitvoering van de handelingen en werken, de voorwaarden voor de toekenning van, de controle over en de terugbetaling van de subsidie.

Art. R.V.19-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De subsidie bedoeld in artikel R.V.19-4 dekt de tenlasteneming van de interestkosten voor de lening(en) aangegaan voor de uitvoering van de sanerings-, renovatie-, bouw- of heropbouwhandelingen en -werken bedoeld in de artikelen R.V.1-2 à R.V.1-4.  De subsidie wordt toegekend voor zover de handelingen en werken voltooid zijn binnen de vijf jaar te rekenen van de kennisgeving van de toekenning van de subsidie. Op verzoek van de privaatrechtelijke persoon kan de Minister deze termijn verlengen.  De subsidie wordt toegekend ten belope van een maximum van vijf percent per jaar, gedurende vijf jaar, van de interesten van een lening van maximum vijfhonderdduizend euro. Indien de lening lager is dan vijfhonderdduizend euro, wordt de subsidie verminderd in verhouding tot het geleende bedrag.  Een overeenkomst gesloten tussen [1 de Duitstalige Gemeenschap]1, vertegenwoordigd door de Minister, en de natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon bedoeld in artikel R.V.19-4 wordt gevoegd bij het besluit tot toekenning van de subsidie.  De overeenkomst bepaalt minstens de omschrijving, de nadere regels en de termijnen voor de uitvoering van de handelingen en werken, de voorwaarden voor de toekenning van, de controle over en de terugbetaling van de subsidie.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 70, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 3. - Subsidies aan de privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen voor de handelingen en werken uitgevoerd in een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatie of locatie met herstel van landschap en leefmilieu overeenkomstig artikel D.V.19, 3°
Art. R.V.19-6. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Minister aan elke privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen een subsidie toekennen om de handelingen en werken bedoeld in de artikelen R.V.1-2 à R.V.1-4 uit te voeren, voor zover cumulatief :
  1° hij eigenaar is van een onroerend goed of houder van een zakelijk recht op een onroerend goed dat staat op een herin te richten locatie of dat een definitief aangenomen herin te richten locatie vormt, of met die eigenaar of houder een overeenkomst gesloten heeft voor de herinrichting van de locatie;
  2° hij de bestemming als woning behoudt tijdens vijftien jaar te rekenen van de voorlopige oplevering van de werken;
  3° de voorgestelde handelingen en werken leiden tot de volledige herinrichting van het goed en voltooid zijn binnen de vijf jaar te rekenen van de kennisgeving van de toekenning van de subsidie, behalve als de herinrichting per fasen toegelaten wordt.
  De voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt opgelegd als conventionele erfdienstbaarheid die het goed belast en moet opgenomen worden in elke latere akte van afstand of vorming van een zakelijk recht op een deel of het geheel van het onroerend goed, tot en met de vervaldatum van de verplichting.
  Op verzoek van de privaatrechtelijke persoon kan de Minister de termijn bedoeld in het eerste lid, 3°, verlengen. Wanneer de volledige herinrichting per fase wordt toegelaten, bepaalt de Minister het tijdstip waarop de vijfjarige vervaltermijn ingaat voor elke fase buiten de eerste.
  De kostprijs van de handelingen en werken die in aanmerking komen voor de berekening van de tegemoetkoming houdt de belasting over de toegevoegde waarde in wanneer ze verschuldigd en niet terugvorderbaar is, de herzieningen en de contractuele verrekeningen alsmede de studiekosten en de kosten voor de leiding, het toezicht en de coördinatie.
  De Minister kan het maximum bedrag van de subsidie en de fasering van de toekenning van de subsidie bepalen.

Art. R.V.19-7. De aanvrager richt de subsidie-aanvraag aan de "DAO". Om als volledig te worden beschouwd, wordt de aanvraag gedagtekend en ondertekend en bevat hij minstens :
  1° het voorontwerp van de handelingen en werken;
  2° de omstandige raming van de kostprijs van de handelingen en werken, met inbegrip van, in voorkomend geval, de ontsmettingswerken;
  3° de verdeling van de handelingen en werken bedoeld in de artikelen R.V.1-2 tot R.V.1-4;
  4° een verslag waarin aangetoond wordt dat de regel van de verdeling van de uitgaven bedoeld in artikel D.V.19, 3°, nageleefd wordt;
  5° de programmatie en het tijdsschema van de handelingen en werken;
  6° het getuigschrift van de ontvanger van de registratie dat het zakelijk recht op het onroerend goed vaststelt waarvan de privaatrechtelijke persoon houder is, indien een wijziging is opgetreden sinds de kennisgeving van het besluit bedoeld in artikel D.V.2, § 1;
  7° een tegensprekelijk plan van afpaling van de onroerende goederen die de herin te richten locatie vormen.
  Voor de toekenning van de subsidie, onderwerpt de "DAO" het aanvraagdossier aan de Beleidsgroep die zijn advies binnen dertig dagen na de aanvraag overmaakt. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht.

Art. R.V.19-7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De aanvrager richt de subsidie-aanvraag aan [1 het departement]1. Om als volledig te worden beschouwd, wordt de aanvraag gedagtekend en ondertekend en bevat hij minstens :  1° het voorontwerp van de handelingen en werken;  2° de omstandige raming van de kostprijs van de handelingen en werken, met inbegrip van, in voorkomend geval, de ontsmettingswerken;  3° de verdeling van de handelingen en werken bedoeld in de artikelen R.V.1-2 tot R.V.1-4;  4° een verslag waarin aangetoond wordt dat de regel van de verdeling van de uitgaven bedoeld in artikel D.V.19, 3°, nageleefd wordt;  5° de programmatie en het tijdsschema van de handelingen en werken;  6° het getuigschrift van de ontvanger van de registratie dat het zakelijk recht op het onroerend goed vaststelt waarvan de privaatrechtelijke persoon houder is, indien een wijziging is opgetreden sinds de kennisgeving van het besluit bedoeld in artikel D.V.2, § 1;  7° een tegensprekelijk plan van afpaling van de onroerende goederen die de herin te richten locatie vormen.  Voor de toekenning van de subsidie, onderwerpt [1 het departement]1 het aanvraagdossier aan de [1 Adviesraad]1 die zijn advies binnen dertig dagen na de aanvraag overmaakt. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 71, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.V.19-8. Een overeenkomst gesloten tussen het Waalse Gewest vertegenwoordigd door de Minister, en de aanvrager bepaalt de wederzijdse verplichtingen der partijen.
  De overeenkomst bepaalt minstens de omschrijving, de nadere regels en de termijnen voor de uitvoering van de handelingen en werken, de voorwaarden voor de toekenning van, de controle over en de terugbetaling van de subsidie.

Art. R.V.19-8_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Een overeenkomst gesloten tussen [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 vertegenwoordigd door de Minister, en de aanvrager bepaalt de wederzijdse verplichtingen der partijen.  De overeenkomst bepaalt minstens de omschrijving, de nadere regels en de termijnen voor de uitvoering van de handelingen en werken, de voorwaarden voor de toekenning van, de controle over en de terugbetaling van de subsidie.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.V.19-9. Onverminderd artikel D.IV.22, lid 1, 5°, mag de aanvrager de handelingen en werken niet ondernemen voor de kennisgeving van de subsidie. Zoniet kan de kostprijs van de handelingen en werken die uitgevoerd worden voor de kennisgeving niet in rekening worden gebracht om aan te tonen dat de regel voor de verdeling van de uitgaven bedoeld in artikel D.V.19, 3°, nageleefd wordt.

Afdeling 4. - Subsidies voor de uiterlijke verfraaiing van de woongebouwen
Afdeling 5. - Nadere regels voor de uitbetaling van de subsidies
Art. R.V.19-10. Voor de uitbetaling van de subsidies betreffende de aankopen bedoeld in artikel R.V.19-2, 2°, zal de waarde van het onroerend goed waarmee rekening moet worden gehouden, beperkt zijn :
  - hetzij tot werkelijke aankoopwaarde van het onroerend goed als ze lager is dan de verkoopwaarde bedoeld in artikel R.V.19-2, 2° ;
  - hetzij tot de verkoopwaarde bedoeld in artikel R.V.19-2, 2°, in de andere gevallen.
  Elke aanvraag tot uitbetaling van een subsidie betreffende een aankoop bedoeld in artikel R.V.19-2, 2°, gaat vergezeld van een afschrift van de authentieke akte van aankoop van het goed.

Art. R.V.19-11. De uitbetaling van de subsidies voor de sanerings-, renovatie-, bouw- of heropbouwhandelingen en werken bedoeld in de afdelingen 1 en 3 wordt verricht volgens deze bepalingen :
  1° als de subsidie lager is dan of gelijk is aan één miljoen euro :
  a) een eerste schijf van veertig percent wordt uitbetaald op grond van het bevel om de werkzaamheden aan te vatten;
  b) een tweede schijf van dertig percent wordt uitbetaald op grond van staten van vordering goedgekeurd door de "DAO" die aantonen dat de eerste schijf wetmatig is gebruikt, in het kader van de goedgekeurde openbare opdracht, en van een dienovereenkomstige schuldvorderingsaangifte;
  c) het aangepaste saldo wordt uitbetaald na instemming van de "DAO" met de eindafrekening, met het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de werken en na controle ter plaatse; die stukken worden binnen de twee maanden volgend op de voorlopige oplevering ingediend; wordt die termijn niet nageleefd, dan kan de Minister het voordeel van die subsidie intrekken voor het nog niet uitbetaalde saldo van de subsidie;
  2° als het saldo één miljoen euro overschrijdt :
  a) een eerste schijf van twintig percent wordt uitbetaald op grond van het bevel om de werkzaamheden aan te vatten;
  b) worden drie schijven van twintig percent uitbetaald op grond van staten van vordering goedgekeurd door de "DAO" die het gebruik van de vorige schijven aantonen;
  c) het aangepaste saldo wordt uitbetaald na instemming van de "DAO" met de eindafrekening, met het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de werken en na controle ter plaatse; die stukken worden binnen de twee maanden volgend op de voorlopige oplevering ingediend; wordt die termijn niet nageleefd, dan kan de Minister het voordeel van die subsidie intrekken voor het nog niet uitbetaalde saldo van de subsidie;
  In het geval van de subsidie bedoeld in afdeling 3, wordt bij de aanvraag tot uitbetaling van het saldo een verslag gevoegd uitgaande van de aanvrager en waarbij wordt aangetoond dat de regel voor de verdeling van de uitgaven bedoeld in artikel D.V.19, 3°, nageleefd wordt.

Art. R.V.19-11_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De uitbetaling van de subsidies voor de sanerings-, renovatie-, bouw- of heropbouwhandelingen en werken bedoeld in de afdelingen 1 en 3 wordt verricht volgens deze bepalingen :  1° als de subsidie lager is dan of gelijk is aan één miljoen euro :  a) een eerste schijf van veertig percent wordt uitbetaald op grond van het bevel om de werkzaamheden aan te vatten;  b) een tweede schijf van dertig percent wordt uitbetaald op grond van staten van vordering goedgekeurd door [1 het departement]1 die aantonen dat de eerste schijf wetmatig is gebruikt, in het kader van de goedgekeurde openbare opdracht, en van een dienovereenkomstige schuldvorderingsaangifte;  c) het aangepaste saldo wordt uitbetaald na instemming van [1 het departement]1 met de eindafrekening, met het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de werken en na controle ter plaatse; die stukken worden binnen de twee maanden volgend op de voorlopige oplevering ingediend; wordt die termijn niet nageleefd, dan kan de Minister het voordeel van die subsidie intrekken voor het nog niet uitbetaalde saldo van de subsidie;  2° als het saldo één miljoen euro overschrijdt :  a) een eerste schijf van twintig percent wordt uitbetaald op grond van het bevel om de werkzaamheden aan te vatten;  b) worden drie schijven van twintig percent uitbetaald op grond van staten van vordering goedgekeurd door [1 het departement]1 die het gebruik van de vorige schijven aantonen;  c) het aangepaste saldo wordt uitbetaald na instemming van [1 het departement]1 met de eindafrekening, met het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de werken en na controle ter plaatse; die stukken worden binnen de twee maanden volgend op de voorlopige oplevering ingediend; wordt die termijn niet nageleefd, dan kan de Minister het voordeel van die subsidie intrekken voor het nog niet uitbetaalde saldo van de subsidie;  In het geval van de subsidie bedoeld in afdeling 3, wordt bij de aanvraag tot uitbetaling van het saldo een verslag gevoegd uitgaande van de aanvrager en waarbij wordt aangetoond dat de regel voor de verdeling van de uitgaven bedoeld in artikel D.V.19, 3°, nageleefd wordt.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 73, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.V.19-12. Wanneer het project andere tegemoetkomingen krijgt, moeten de subsidies die worden toegekend op grond van dit hoofdstuk, aan volgende nadere regels voldoen :
  1° voor éénzelfde onroerend goed en éénzelfde project, mogen onder hen niet gecumuleerd worden :
  a) de subsidies bedoeld in artikel D.V.19, 2°, en in artikel D.V.19, 3° ;
  a) de subsidies bedoeld in artikel D.V.13, § 2, en in artikel D.V.19, 3° ;
  c) de subsidies toegekend op grond van het besluit van 11 februari 1999 waarbij door het Gewest een tegemoetkoming wordt verleend aan rechtspersonen voor de sloping van een onverbeterbaar gebouw en de subsidies bedoeld in artikel D.V.19, 3° ;
  2° behalve geval van overmacht, kan geen enkel subsidie worden toegekend op een onroerend goed die een subsidie gekregen heeft, toegekend op grond van dit hoofdstuk vóór een termijn van tien jaar te rekenen van de toekenning van de subsidie;
  3° wanneer een gedeelte van de werken in aanmerking kan komen voor tegemoetkomingen die verleend worden op grond van andere wets- of regelgevende bepalingen en dat het in aanmerking komt in het kader van dit hoofdstuk, wordt de subsidie toegekend op grond van een programma voor de bewoning van het onroerend goed, het globale financieringsplan van de verrichting dat de in aanmerking komende posten voor dit hoofdstuk en de andere tegemoetkomingen niet opgenomen in het kader van dit hoofdstuk identificeert.

HOOFDSTUK II. - Overgangsrecht
Boek 6. - Grondbeleid
Titel 1. - Onteigeningen en vergoedingen
HOOFDSTUK I. - Goederen die onteigend zouden kunnen worden
HOOFDSTUK II. - Onteigenende overheden
HOOFDSTUK III. - Administratieve procedure
HOOFDSTUK IV. - Gerechtelijke procedure
HOOFDSTUK V. - Berekening van de vergoedingen
HOOFDSTUK VI. - Onteigening op verzoek van een derde
HOOFDSTUK VII. - Aankoopcomité
HOOFDSTUK VIII. - Verzaak aan de onteigening
HOOFDSTUK IX. - Overgangsrecht
Titel 2. - Voorkooprecht
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Afdeling 1. - De omtrekken van voorkoop
Art. R.VI.17-1. De omtrek van voorkoop wordt op de website van DGO4 bekendgemaakt die als inventaris dient.

Art. R.VI.17-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De omtrek van voorkoop wordt op de website van [1 het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 bekendgemaakt die als inventaris dient.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 74, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 2. - Voorwerp van de voorkoop
Afdeling 3. - Voorkoopgerechtigde overheden
Afdeling 4. - Akten die de voorkoopprocedure doen ontstaan
Afdeling 5. - Duurtijd
HOOFDSTUK II. - Procedure m.b.t. de aanneming van de omtrekken
HOOFDSTUK III. - Voorkoopprocedure
Afdeling 1. - Verklaring van het voornemen tot vervreemding
Art. R.VI.25-1. Het model van verklaring van het voornemen tot vervreemding van een zakelijk onroerend recht onderworpen aan het voorkooprecht wordt als bijlage 21 opgenomen bij dit besluit.

Art. R.VI.25-2. Elke houder van een zakelijk recht of zijn gemachtigde richt een verklaring aan voor elk goed dat hij wil afstaan.
  Ofwel de notaris, wanneer zijn tussenkomst opzettelijk of krachtens de wet wordt vereist, ofwel de overdrager(s), maken aan DGO4 en het gemeentecollege van de betrokken gemeente een exemplaar over van het in artikel R.VI.25-1 bedoelde formulier en een afschrift van het compromis of van het ontwerp van daad van vervreemding.

Art. R.VI.25-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Elke houder van een zakelijk recht of zijn gemachtigde richt een verklaring aan voor elk goed dat hij wil afstaan.  Ofwel de notaris, wanneer zijn tussenkomst opzettelijk of krachtens de wet wordt vereist, ofwel de overdrager(s), maken aan [1 het departement]1 en het gemeentecollege van de betrokken gemeente een exemplaar over van het in artikel R.VI.25-1 bedoelde formulier en een afschrift van het compromis of van het ontwerp van daad van vervreemding.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 75, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 2. - Overdracht van de verklaring van het voornemen tot vervreemden
Afdeling 3. - Beslissing van de voorkoopgerechtigden
Afdeling 4. - Verzaking aan de uitoefening van het recht van voorkoop
Art. R.VI.29-1. DGO4 krijgt de informatie bedoeld in artikel D.VI.29, tweede lid, en de afschriften van de aankoopakten overeenkomstig hetzelfde artikel.

Art. R.VI.29-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 Het departement]1 krijgt de informatie bedoeld in artikel D.VI.29, tweede lid, en de afschriften van de aankoopakten overeenkomstig hetzelfde artikel.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 76, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 5. - Voorkoop en betaling van de prijs
HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen
Art. R.VI.32-1. Het attest ter bevestiging van het bestaan van een intentieverklaring tot vervreemding opgemaakt vóór de ontvangst van een authentieke akte wordt vermeld in bijlage 22 bij dit besluit.

Art. R.VI.32-2. De directeur-generaal van DGO4 of, bij ontstentenis, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 worden ertoe gemachtigd om het attest bedoeld in artikel D.VI.32, af te geven.

Art. R.VI.32-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 77, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. R.VI.32-3. De Minister wordt ertoe gemachtigd om de bijlagen bij deze titel te wijzigen.

HOOFDSTUK V. - Overgangsrecht
Titel 3. - ruilverkaveling en herverkaveling
Titel 4. - stelsel van de minderwaarden en de winsten
HOOFDSTUK 1. - Vergoeding van de minderwaarden
Afdeling 1. - Beginsel
Afdeling 2. - Onverschuldigde vergoeding
Afdeling 3. - Vermindering of weigering van de vergoeding
Afdeling 4. - Ontstaan van het recht op de vergoeding
Afdeling 5. - Berekening van de vergoeding
Afdeling 6. - Procedure
Afdeling 7. - Uitvoering van de verplichting tot vergoeding
Afdeling 8. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK II. - Planwinstenstelsel
Afdeling 1. - Gewestelijke retributie
Onderafdeling 1. - Grondslag, vrijstellingen en opschortingen
Art. R.VI.50-1. [1 § 1. De belastingplichtige die de belasting wenst te verminderen, moet de verklaring op erewoord ten belope van het bedrag van de te verrichten investering en het financieel plan aan het personeelslid van niveau A dat verantwoordelijk is voor het Departement Vestiging en Controle Belastingen van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst, of aan het personeelslid dat deze functie uitoefent, of aan het personeelslid dat hij heeft gedelegeerd, overmaken na ontvangst van de vergunning bedoeld in artikel D.VI.48, eerste lid, 2°, tweede streepje, en uiterlijk 60 dagen na ontvangst van de vergunning op straffe van het verliezen van zijn vermindering; hij voegt een afschrift van de vergunning en van de plannen bij. Voor de verklaring op erewoord wordt gebruik gemaakt van het formulier in bijlage 28. De Minister kan bijlage 28 wijzigen.
   Het financieringsplan bevat het gedetailleerde provisionele bedrag van de te verrichten investering en informatie over de financieringsbronnen ervan. Het financieringsplan wordt uitsluitend gebaseerd op het project waarop de afgegeven vergunning betrekking heeft en wordt, in voorkomend geval, verdeeld tussen de percelen of delen van percelen waarvoor de verandering van bestemming geldt en die waarvoor deze niet geldt; deze verdeling moet worden toegelicht en gemotiveerd.
   § 2. Overeenkomstig artikel D.VI.50, § 3, eerste lid, wordt, wanneer het toegestane project wordt uitgevoerd op verschillende percelen of delen van percelen die genieten van de bestemmingswijziging, de vermindering in mindering gebracht op het totale bedrag dat de schuldenaar voor alle betrokken percelen of delen van percelen verschuldigd is, ongeacht de verdeling op grond van de uit te voeren handelingen en werken.
   § 3. Wanneer het personeelslid bedoeld in het eerste lid het financieel plan niet overtuigend heeft bevonden en de belasting daardoor niet wordt verlaagd, voegt hij bij het aanslagbiljet een verklaring van de reden of redenen waarom hij van mening was dat het document niet overtuigend is. Een financieel plan is niet overtuigend wanneer het te kort of onrealistisch is.
   § 4. Zodra het bedrag van de investering die aanleiding gaf tot de vermindering van de belasting, is geïnvesteerd en uiterlijk bij het verstrijken van de termijn van tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip waarop de belasting verschuldigd is, zendt de belastingplichtige het bewijs van de investering aan het personeelslid bedoeld in het eerste lid.
   Deze bewijsstukken bestaan uit de betaling van de facturen voor aankopen, studies, handelingen en werken die nodig zijn voor het in lid 2 bedoelde project en die daadwerkelijk zijn uitgevoerd op de percelen of delen van percelen waarvoor de verandering van bestemming geldt.
   Indien het bedrag van de investering die aanleiding heeft gegeven tot de belastingvermindering niet volledig gerechtvaardigd is, wordt het bedrag van de verleende vermindering bij de belastingbetaler in gelijke mate teruggevorderd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. R.VI.51-1. De personen, instanties of instellingen waarvan de goederen vrijgesteld zijn van de retributie overeenkomstig artikel D.VI.50, § 1, 1°, lichten het personeelslid van DGO4 belast met het opstellen van de kohieren bedoeld in artikel R.VI.57-1, per zending in, over het voornemen tot onteigening of minnelijke verwerving om reden van openbaar nut, of van de herroeping van dat voornemen, zodra deze beslissing genomen is.
  Hetzelfde personeelslid wordt per zending ingelicht over het feit dat de onteigening of de minnelijke verwerving werd uitgevoerd binnen vijftien dagen na het vonnis of de akte.

Art. R.VI.51-2. De notaris belast met de authentieke akte bedoeld in artikel D.VI.48, 2°, ondervraagt het gemeentebestuur van de gemeente op het grondgebied waarvan het betrokken perceel gelegen is inzake het bestaan van een erfdienstbaarheid van openbaar nut die een bouwwerk op het perceel zou verhinderen. De aanvraag wordt verstuurd minstens dertig dagen vóór de voorziene datum voor het verlijden van de akte. Het gemeentebestuur stuurt de informatie naar de notaris binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. De notaris voegt de informatie verstrekt door het gemeentebestuur bij de zending, aan het personeelslid van DGO4 belast met het opstellen van de kohieren bedoeld in artikel R.VI.57-1, van de informatie bedoeld in artikel D.VI.57, derde lid.

Art. R.VI.51-3. De periode waarin het gewestplan door de Raad van State geschorst wordt loopt vanaf de dag van ontvangst van het opschortingsbesluit tot de dag van ontvangst van het eindarrest door de Regering.
  De periode waarin de vergunning bedoeld in artikel D.VI.48, 2°, het voorwerp uitmaakt van een beroep bij de Raad van State loopt vanaf de dag van indiening van verzoek tot de dag van ontvangst van het eindarrest door de Regering, of door de overheid die de vergunning verleend heeft als het Gewest geen hoedanigheid van partij in de zaak heeft.
  Als het Gewest geen hoedanigheid van partij in de zaak heeft, verwittigt de overheid die de vergunning verleend heeft het personeelslid van DGO4 belast met het opstellen van de kohieren bedoeld in artikel R.VI.57-1 van de datum van afgifte van het verzoek en van de datum van ontvangst van het eindarrest.

Onderafdeling 2. - De retributieplichtige
Onderafdeling 3-. - Berekening van de retributie
Onderafdeling 4-. - Register van de grondwinsten
Art. R.VI.56-1. Het register van de grondwinsten wordt voorgesteld onder de vorm van een tabel met evenveel lijnen als percelen of delen van kadastrale percelen opgenomen in de omtrek van opmaak of van herziening van het gewestplan, met één enkele bestemming per lijn, en zeven kolommen met de volgende titels :
  1° nr. : het volgnummer van de lijn van de tabel;
  2° nummer : het kadastraal nummer van een perceel of perceelsgedeelte dat de betrokken omtrek vormt alsook zijn gemeente, en zijn bij het kadaster gekende afdeling en sectie zoals opgenomen op het ogenblik van de definitieve aanneming of de definitieve herziening van het gewestplan;
  3° vorige bestemming : zijn bestemming op het gewestplan voor de wijziging waaruit de retributie voortvloeit;
  4° toekomstige bestemming : zijn bestemming op het gewestplan na de wijziging waaruit de retributie voortvloeit;
  5° totale oppervlakte : de oppervlakte van het betrokken perceel of perceelgedeelte, in twee sub-kolommen gescheiden die respectievelijk overeenstemmen met het aantal hectaren (ha) en aren (a);
  6° aard van de wijziging : het punt van artikel D.VI.49 dat van toepassing is met de betrokken vierkante meter;
  7° uitsluiting : de gevallen waarin artikel D.VI.50, leden 1, 2, 3, 4 of 6, van toepassing is.
  Het register wordt voorgesteld onder de volgende vorm :


<td colspan="3" valign="top">
NR. NUM-
  MER
VORIGE BESTEMMING TOEKOMSTIGE BESTEMMING TOTALE OPPERVLAKTE AARD VAN DE WIJZIGING UITLUITING
    ha a
  
        
Totaal    
Het register gaat vergezeld van een kaart dat de mogelijkheid biedt om de kadastrale percelen op de omtrek van het opgemaakte of herziene gewestplan te identificeren.
  Het register en de kaart liggen ter inzage op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.

Art. R.. Het personeelslid van niveau A aangewezen door de directeur-generaal van DGO4 of het door hem gemachtigd personeelslid is belast met het opstellen van het register van de grondwinsten.

Onderafdeling 5. - Vestiging, inning, vordering, betaaltermijnen en beroepen
Art. R.VI.57-1.[1 De kohieren worden gevormd door het personeelslid van niveau A aangewezen door de directeur-generaal van DGO4 of het door hem gemachtigd personeelslid.
   Wanneer een belastingvermindering wordt gevraagd, worden de kohieren gezamenlijk gevormd door het personeelslid van niveau A aangewezen door de directeur-generaal van DGO4 of het door hem gemachtigd personeelslid en door het personeelslid van niveau A verantwoordelijk voor het Departement Vestiging en Controle Belastingen van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of het personeelslid dat deze functie uitoefent, of het door hem gemachtigd personeelslid.
   De kohieren worden uitvoerbaar verklaard door het personeelslid van niveau A verantwoordelijk voor het Departement Vestiging en Controle Belastingen van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of het personeelslid dat deze functie uitoefent, of het door hem gemachtigd personeelslid.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.VI.57-2. In het geval van opschorting van de retributie na de vorming van de kohieren, verwittigt het personeelslid van DGO4 belast met het opstellen van de kohieren de ontvanger aangewezen in artikel R.VI.57-3 van het begin en het einde van de opschortingstermijn, en van de afloop van de procedure.

Art. R.VI.57-3. De ontvanger die belast is met de inning en de invordering van de retributie is het personeelslid van niveau A van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst die aangewezen is door de inspecteur-generaal van het Departement Invordering van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of het personeelslid dat deze functie uitoefent.

Art. R.VI.57-4.De informatie bedoeld in artikel D.VI.57, derde lid, wordt verstuurd naar het personeelslid [1 van DGO4]1 belast met het opstellen van de kohieren en bevat een attest met aanduiding van de naam (namen) en adres (adressen) van de retributieplichtige bedoeld in artikel D.VI.48, eerste lid, 2°.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.VI.57-5.De informatie bedoeld in artikel D.VI.57, vierde lid, wordt verstuurd naar het personeelslid [1 van DGO4]1 belast met het opstellen van de kohieren en bevat een afschrift van de beslissing, het formulier van vergunningsaanvraag en de plannen.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.VI.59-1. Het personeelslid dat moet beslissen over de beroepen is de directeur-generaal van DGO4. Zodra het beroep wordt ontvangen, verwittigt DGO4 de ontvanger aangewezen in artikel R.VI.57-3.
  Indien het beroep betrekking heeft op de niet-naleving van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen, maakt de directeur-generaal van DGO7 of het door hem gemachtigd personeelslid alle inlichtingen die hij nodig heeft en waarover DGO7 beschikt aan de ambtenaar over die het beroep moet behandelen, binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag.
  De directeur-generaal van DGO4 of het door hem gemachtigd personeelslid maakt een afschrift van elke administratieve beslissing aan de ontvanger aangewezen in artikel R.VI.57-3 over.

Onderafdeling 6. - Evaluatie
Onderafdeling 7. - Overgangsrecht
Art. R.VI.62.1-1_DUITSTALIGE.   [1 Overeenkomstig artikel D.VI.62.1 zijn de artikelen R.VI.50-1 tot R.VI.59-1 vanaf 1 januari 2020 niet van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2019-12-19/34, art. 78, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 2. - Gemeentelijke retributies
Boek 7. - overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Strafbare handelingen
HOOFDSTUK II. - Overtreders
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de overtredingen
Afdeling 1. - Vaststellende beambten
Art. R.VII.3-1.De lijst van de ambtenaren en personeelsleden van het Gewest die de hoedanigheid hebben van vaststellende beambte in de zin van artikel D.VII.3, eerste lid, 3°, is de volgende :
  1° de gemachtigde ambtenaren en de directeurs van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 alsook de ambtenaren en personeelsleden belast met de overtredingen binnen DGO4.
  2° [3 ...]3 De ambtenaren van de Buitendirecties van DGO4 die minstens de graad van attaché hebben en met het erfgoed belast zijn;
  3° de directeurs, houtvesters en bosbeambten van het Departement Natuur en Bossen van DGO3.
  [1 [3 ...]3]1
  De vaststellende beambten bedoeld in het eerste lid, 2°, zijn bevoegd op het gezamenlijke grondgebied van hun directie, vesterij en bosgedeelte om het volgende op te zoeken en vast te stellen :
  1° de overtredingen bedoeld in artikel D.VII.1, § 1, 1°, 2° of 3°, wanneer ze betrekking hebben op handelingen en werken die bedoeld zijn in artikel D.IV.4, eerste lid, 9° tot 14° ;
  2° de overtredingen bedoeld in artikel D.VII.1, D.VII.7, derde lid, en [2 D.VII.11, tweede lid]2 , gepleegd in de landbouwgebieden, de bosgebieden, de groengebieden, de natuurgebieden en de landschappen die in aanmerking komen voor het stelsel van de bescherming van de natuurlijke milieus bedoeld in de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.
  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BWG 2019-05-09/32, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<BWG 2024-02-15/13, art. 7, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. R.VII.3-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De lijst van de ambtenaren en personeelsleden [3 ...]3 die de hoedanigheid hebben van vaststellende beambte in de zin van artikel D.VII.3, eerste lid, 3°, is de volgende :  1° [3 de door de Regering aangewezen personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;]3  2° [3 ...]3  3° [3 overeenkomstig artikel 71 van het Samenwerkingsakkoord]3 de directeurs, houtvesters en bosbeambten van het Departement Natuur en Bossen van DGO3.  [1 [3 ...]3]1  De vaststellende beambten bedoeld in het eerste lid, 2°, zijn bevoegd op het gezamenlijke grondgebied van hun directie, vesterij en bosgedeelte om het volgende op te zoeken en vast te stellen :  1° de overtredingen bedoeld in artikel D.VII.1, § 1, 1°, 2° of 3°, wanneer ze betrekking hebben op handelingen en werken die bedoeld zijn in artikel D.IV.4, eerste lid, 9° tot 14° ;  2° de overtredingen bedoeld in artikel D.VII.1, D.VII.7, derde lid, en [2 D.VII.11, tweede lid]2 , gepleegd in de landbouwgebieden, de bosgebieden, de groengebieden, de natuurgebieden en de landschappen die in aanmerking komen voor het stelsel van de bescherming van de natuurlijke milieus bedoeld in de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.  ----------
  (1)<BWG 2019-01-31/23, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BWG 2019-05-09/32, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<BDG 2019-12-19/34, art. 79, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.VII.3-2. Het bewijs van hoedanigheid van vaststellende beambte bedoeld in artikel R.VII.3-1, eerste lid, 1° en 2°, wordt verstrekt door de directeur-generaal van DGO4 of, bij gebrek, door de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.
  Het bewijs van hoedanigheid van vaststellende beambte bedoeld in artikel R.VII.3-1, eerste lid, 1° en 2°, wordt verstrekt door de directeur-generaal van DGO3 of, bij gebrek, door de inspecteur-generaal van het Departement Natuur en Bossen van DGO3.

Art. R.VII.3-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Het bewijs van hoedanigheid van vaststellende beambte bedoeld in artikel R.VII.3-1, eerste lid, 1° en 2°, wordt verstrekt [1 door de Minister]1.  Het bewijs van hoedanigheid van vaststellende beambte bedoeld in artikel R.VII.3-1, eerste lid, 1° en 2°, wordt verstrekt door de directeur-generaal van DGO3 of, bij gebrek, [1 overeenkomstig artikel 71 van het Samenwerkingsakkoord door de Minister]1.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 80, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 2. - Voorafgaande waarschuwing en het in overeenstemming brengen
Afdeling 3. - Proces-verbaal
Art. R.VII.5-1. Het model van proces-verbaal opgemaakt door de vaststellende beambten in de zin van artikel D.VII.3 wordt vermeld in bijlage 23 bij dit besluit.

Art. R.VII.9-1. Het model van de schriftelijke bevestiging wordt vermeld in bijlage 24 bij dit besluit.

Afdeling 3. - Verzoeken tot opheffen van het bevel
Afdeling 4. - Aanvullende maatregelen
HOOFDSTUK V. - Vervolging voor de correctionele rechtbank
HOOFDSTUK VI. - Vergelijk en teruggavemaatregelen
Afdeling 1. - Afwezigheid van vervolgingen
Afdeling 2. - Overleg
Afdeling 3. - Vergelijk en regularisatie
Onderafdeling 1. - Vergelijk
Art. R.VII.19-1. Het bedrag van de transactiesom bedoeld in artikel D.VII.19, wordt berekend als volgt :
  1° bouw, heropbouw of uitbreiding van gebouwen bestemd voor bewoning, van gebouwen voor landbouwdoeleinden, van aanhorigheden, van bijgebouwen of alleenstaande gebouwen zoals kelderverdiepingen, garages, veranda's, serres, tuinhuizen, dierenschuilplaatsen :
  a) 15 euro per m3 voor de overtredingen gaande van 1 tot 100 m3;
  b) 25 euro per m3 voor het strafbare volume boven 100 m3, buiten gemeten;
  2° bouw, heropbouw of uitbreiding van gebouwen voor industriële, handels-, beroeps- of kantoordoeleinden :
  a) 25 euro per m3voor de overtredingen gaande van 1 tot 100 m3;
  b) 50 euro per m3 voor het strafbare volume boven 100 m3, buiten gemeten;
  bouw, heropbouw of uitbreiding van open bijkomende volumes zoals de stallingen : 10 euro per m3
  4° vestiging van een gebouw dat niet overeenstemt met de verleende vergunning : 25 euro per m2 grondinneming;
  5° plaatsen van vaste installaties : 100 euro per m2 grondinneming of 100 euro per strekkende meter, in de hoogte berekend, waarbij het hoogste bedrag wordt toegepast;
  6° plaatsen van uithang- en reclameborden : 100 euro per m;
  7° sloop : 25 euro per m2 grondinneming;
  8° verbouwen van een opgetrokken of op te trekken gebouw, waarbij de draagstructuren ervan wijzigingen ondergaan : 250 euro;
  9° verbouwen van een opgetrokken of op te trekken gebouw, waarbij er een wijziging in diens volumetrie optreedt : 15 euro per m3, buiten gemeten;
  10° wijziging van het aanzicht van de dakmaterialen of bekleding van de opgaande muren : 25 euro per m;
  11° opening, wijziging of sluiting van vensteropeningen in het dak of in de opgaande muren : 100 euro per vensteropening;
  12° vervanging van deuren of ramen : 250 euro per deur of raam;
  13° een nieuwe woning inrichten in een bestaand bouwwerk : 1.000 1000 euro per woning;
  14° gehele of gedeeltelijke wijziging van de bestemming van een goed : 25 euro per mü van gebouw buiten gemeten wanneer de wijziging van bestemming wordt uitgevoerd in een bestaand woning of 100 euro per m2 grond wanneer de wijziging van bestemming wordt uitgevoerd buiten een bestaand bouwwerk;
  15° wijziging in een gebouw waarvan de bij stedenbouwkundige vergunning toegelaten bestemming commercieel is, wijziging van de verdeling van de verkoopoppervlakten en van de toegelaten handelsactiviteiten : 25 euro per m;
  16° de merkelijke wijziging van het reliëf van de bodem, met inbegrip van het aanleggen van dammen of het uitgraven van holtes : 10 euro per m;
  17° bebossing, ontbossing, met inbegrip van de bosbouw en de kerstbomenteelt : 5 euro per m2 beboste of ontboste oppervlakte of die het voorwerp uitmaakt van een kerstbomenteelt;
  18° vellen van alleenstaande hoogstammige bomen in groengebieden of in de omtrek van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan : 100 euro per gevelde boom;
  19° vellen van hagen of paden : 15 euro per strekkende meter van gevelde haag, 250 euro per gevelde boom in het pad;
  20° vellen van waardevolle bomen, struiken of hagen : 1.000 euro per boom, 500 euro per struik, 25 euro per strekkende meter van gevelde haag;
  21° wijziging van het silhouet van waardevolle bomen, struiken of hagen : 500 euro per boom, 250 euro per struik, 10 euro per strekkende meter van haag;
  22° werken die het stelsel van wortels van waardevolle bomen, struiken of hagen beschadigen : 350 euro per boom, 175 euro per struik, 7 euro per strekkende meter van haag;
  23° rooien van de beplanting bedoeld in artikel D.IV.4, eerste lid, 13° : 25 euro per m2 van gerooide oppervlakte;
  24° wijziging van de beplanting bedoeld in artikel D.IV.4, eerste lid, 13° : 15 euro per m2 van gewijzigde oppervlakte;
  25° opslag van afgedankte wagens : 100 euro per voertuig;
  26° opslag van oud ijzer, materialen, afvalstoffen : 25 euro per mü;
  27° plaatsen van mobiele installaties zoals woonwagens, caravans en tenten : 100 euro per installatie;
  28° optrekken van muren : 25 euro per strekkende meter;
  29° plaatsen van omheiningen : 15 euro per strekkende meter;
  30° plaatsen van portieken of hekjes : 100 euro per portiek of hekje;
  31° uitvoeren van kunstwerken zoals bruggen, tunnels, wegen, leidingen : 10% van de geraamde kostprijs van de werken;
  32° de uitvoering van handelingen of werken die niet in de punten 1° tot 31° bedoeld worden : van minimum 250 euro tot maximum 2.500 euro.

Art. R_VII.19-1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    Het bedrag van de transactiesom bedoeld in artikel D.VII.19, wordt berekend als volgt :  1° bouw, heropbouw of uitbreiding van gebouwen bestemd voor bewoning, van gebouwen voor landbouwdoeleinden, van aanhorigheden, van bijgebouwen of alleenstaande gebouwen zoals kelderverdiepingen, garages, veranda's, serres, tuinhuizen, dierenschuilplaatsen :  a) 15 euro per m3 voor de overtredingen gaande van 1 tot 100 m3;  b) 25 euro per m3 voor het strafbare volume boven 100 m3, buiten gemeten;  2° bouw, heropbouw of uitbreiding van gebouwen voor industriële, handels-, beroeps- of kantoordoeleinden :  a) 25 euro per m3voor de overtredingen gaande van 1 tot 100 m3;  b) 50 euro per m3 voor het strafbare volume boven 100 m3, buiten gemeten;  bouw, heropbouw of uitbreiding van open bijkomende volumes zoals de stallingen : 10 euro per m3  4° vestiging van een gebouw dat niet overeenstemt met de verleende vergunning : 25 euro per m2 grondinneming;  5° plaatsen van vaste installaties : 100 euro per m2 grondinneming of 100 euro per strekkende meter, in de hoogte berekend, waarbij het hoogste bedrag wordt toegepast;  6° plaatsen van uithang- en reclameborden : 100 euro per m;  7° sloop : 25 euro per m2 grondinneming;  8° verbouwen van een opgetrokken of op te trekken gebouw, waarbij de draagstructuren ervan wijzigingen ondergaan : 250 euro;  9° verbouwen van een opgetrokken of op te trekken gebouw, waarbij er een wijziging in diens volumetrie optreedt : 15 euro per m3, buiten gemeten;  10° wijziging van het aanzicht van de dakmaterialen of bekleding van de opgaande muren : 25 euro per m;  11° opening, wijziging of sluiting van vensteropeningen in het dak of in de opgaande muren : 100 euro per vensteropening;  12° vervanging van deuren of ramen : 250 euro per deur of raam;  13° een nieuwe woning inrichten in een bestaand bouwwerk : 1.000 1000 euro per woning;  14° gehele of gedeeltelijke wijziging van de bestemming van een goed : [1 25 euro per m[00b3] van het gebouw buiten gemeten]1 wanneer de wijziging van bestemming wordt uitgevoerd in een bestaand woning of 100 euro per m2 grond wanneer de wijziging van bestemming wordt uitgevoerd buiten een bestaand bouwwerk;  15° wijziging in een gebouw waarvan de bij stedenbouwkundige vergunning toegelaten bestemming commercieel is, wijziging van de verdeling van de verkoopoppervlakten en van de toegelaten handelsactiviteiten : 25 euro per m;  16° de merkelijke wijziging van het reliëf van de bodem, met inbegrip van het aanleggen van dammen of het uitgraven van holtes : 10 euro [1 per m[00b3]]1;  17° bebossing, ontbossing, met inbegrip van de bosbouw en de kerstbomenteelt : 5 euro per m2 beboste of ontboste oppervlakte of die het voorwerp uitmaakt van een kerstbomenteelt;  18° vellen van alleenstaande hoogstammige bomen in groengebieden of in de omtrek van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan : 100 euro per gevelde boom;  19° vellen van hagen of paden : 15 euro per strekkende meter van gevelde haag, 250 euro per gevelde boom in het pad;  20° vellen van waardevolle bomen, struiken of hagen : 1.000 euro per boom, 500 euro per struik, 25 euro per strekkende meter van gevelde haag;  21° wijziging van het silhouet van waardevolle bomen, struiken of hagen : 500 euro per boom, 250 euro per struik, 10 euro per strekkende meter van haag;  22° werken die het stelsel van wortels van waardevolle bomen, struiken of hagen beschadigen : 350 euro per boom, 175 euro per struik, 7 euro per strekkende meter van haag;  23° rooien van de beplanting bedoeld in artikel D.IV.4, eerste lid, 13° : 25 euro per m2 van gerooide oppervlakte;  24° wijziging van de beplanting bedoeld in artikel D.IV.4, eerste lid, 13° : 15 euro per m2 van gewijzigde oppervlakte;  25° opslag van afgedankte wagens : 100 euro per voertuig;  26° opslag van oud ijzer, materialen, afvalstoffen : 25 euro per mü;  27° plaatsen van mobiele installaties zoals woonwagens, caravans en tenten : 100 euro per installatie;  28° optrekken van muren : 25 euro per strekkende meter;  29° plaatsen van omheiningen : 15 euro per strekkende meter;  30° plaatsen van portieken of hekjes : 100 euro per portiek of hekje;  31° uitvoeren van kunstwerken zoals bruggen, tunnels, wegen, leidingen : 10% van de geraamde kostprijs van de werken;  32° de uitvoering van handelingen of werken die niet in de punten 1° tot 31° bedoeld worden : van minimum 250 euro tot maximum 2.500 euro.
  ----------
  (1)<BDG 2021-07-01/10, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art. R.VII.19-2.
  <Opgeheven bij BWG 2024-02-15/13, art. 8, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. R.VII.19-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   [1 Het bedrag van de transactionele geldboetes vermeld in artikel R.VII.19-1 wordt verdubbeld als de handelingen en werken betrekking hebben op onroerende goederen die met toepassing van het erfgoeddecreet voorlopig of definitief gerangschikt zijn, in het beschermingsgebied van een voorlopig of definitief gerangschikt goed liggen of zich op een archeologische vindplaats bevinden.]1
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 81, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Onderafdeling 2. - Regularisatievergunning ten gevolge van een proces-verbaal tot vaststelling
Afdeling 4. -Teruggavemaatregelen
HOOFDSTUK VII. - Vervolging voor de correctionele rechtbank
HOOFDSTUK VIII. - Recht van derden en diverse bepalingen
HOOFDSTUK IX. - Overgangsrecht
Boek 8. - Inspraak en evaluatie van de gevolgen van de plannen en programma's
Titel 1. - Inspraak van het publiek
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Indeling van de plannen, omtrekken, ontwikkelingsplannen, leidraden, vergunningen en stedenbouwkundige attesten nr. 2
Afdeling 2. - Algemene principes van de inspraak
Art. R.VIII.4-1. De directeur-generaal van DGO4 of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 wijst de gemeenten aan op wier grondgebied het openbaar onderzoek wordt uitgevoerd.

Art. R.VIII.4-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De Minister]1 wijst de gemeenten aan op wier grondgebied het openbaar onderzoek wordt uitgevoerd.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 82, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK II. - Voorafgaandelijke informatievergadering
HOOFDSTUK III. - Project aankondiging
Art. R.VIII.6-1.[1 Het advies van project aankondiging bedoeld in artikel D.VIII.6 aangeplakt op het terrein wordt afgedrukt in zwarte letters op lichtgroene achtergrond en is in A2-formaat. Het advies van project aankondiging bedoeld in artikel D.VIII.6 dat door het gemeentecollege op de gebruikelijke plaatsen van aanplakking wordt geplaatst, wordt afgedrukt in zwarte letters op een lichtgroene achtergrond en is in A4-formaat.
   Hij omvat minstens de aanduidingen naar het model opgenomen in bijlage 25.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK IV. - Openbaar onderzoek
Afdeling 1. - Maatregelen inzake de algemene aankondiging van het openbaar onderzoek
Art. R.VIII.7-1.[1 Het bericht van openbaar onderzoek bedoeld in artikel D.VIII.7 aangeplakt op het terrein wordt afgedrukt in zwarte letters op gele achtergrond en is in A2-formaat. Het bericht van openbaar onderzoek bedoeld in artikel D.VIII.7 dat door het gemeentecollege op de gebruikelijke plaatsen van aanplakking wordt geplaatst, wordt afgedrukt in zwarte letters op een gele achtergrond en is in A4-formaat.]1
  Voor de vergunningen of stedenbouwkundige attesten nr. 2, omvat hij minstens de aanduidingen naar het model opgenomen in bijlage 26.
  Voor de aanneming, de herziening of de opheffing van een gewestplan, van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, van een gemeentelijk ontwikkelingsplan, van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan, van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw, van een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatie, van een omtrek voor landschappelijk en milieuherstel, van een omtrek van stedelijke herverkaveling, van een onteigeningsplan, van een omtrek van voorkoop, omvat hij minstens de aanduidingen naar het model opgenomen in bijlage 27.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 33, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.VIII.7-2. De Minister wijst de diensten of de persoon aan waarbij elke persoon uitleg kan krijgen met betrekking tot het ruimtelijk ontwikkelingsplan.

Art. R.VIII.8-1. De directeur-generaal van DGO4 of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 gaat over tot de aankondigingen bedoeld in artikel D.VIII.8.

Art. R.VIII.8-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 Het departement]1 gaat over tot de aankondigingen bedoeld in artikel D.VIII.8.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 83, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 2. - Informatievergadering over het ruimtelijk ontwikkelingsplan
Art. R.VIII.10-1. De directeur-generaal van DGO4 of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 organiseert de informatievergaderingen over het project van ruimtelijk ontwikkelingsplan.

Art. R.VIII.10-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 Het departement]1 organiseert de informatievergaderingen over het project van ruimtelijk ontwikkelingsplan.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 84, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Afdeling 3. - Maatregelen inzake de individuele aankondiging van het openbaar onderzoek
Art. R.VIII.12-1. § 1. De overheid die het plan of het ontwikkelingsplan moet aannemen, of diens afgevaardigde, verstuurt, overeenkomstig artikel D.VIII.12, het dossier vóór het begin van het openbaar onderzoek of binnen de dertig dagen na het aan hem gericht verzoek.
  Naast de elementen bedoeld in artikel D.VIII.12, vermeldt de zending de termijn waarin het advies van het Gewest, van de lidstaat van de Europese Unie of van de staat die verdragsluitende partij is van het Verdrag van Espoo bedoeld in artikel D.VIII.12 verstuurd moet worden naar de overheid bedoeld in het eerste lid, of diens afgevaardigde.
  Voor het meergemeentelijke ontwikkelingsplan, worden de verplichtingen bedoeld in lid 1 en 2 vervuld door het Begeleidingscomité bedoeld in artikel D.II.7, § 2.
  Als de overheid bedoeld in het eerste lid of haar afgevaardigde het dossier overmaakt, informeert zij of hij gelijktijdig de Minister en de gemeente(n) waar een openbaar onderzoek wordt georganiseerd.
  § 2. De termijnen voor de zending van het advies bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, bedragen, te rekenen van de afsluiting van het openbaar onderzoek,
  1° 45 dagen voor het ruimtelijke ontwikkelingsplan en het gewestplan;
  2° 30 dagen voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het gemeentelijk ontwikkelingsplan of het plaatselijk beleidsontwikkelingsplan
  Bij gebrek aan advies binnen de voorgeschreven termijn wordt aan de adviesvereiste voorbijgegaan.
  § 3. Zodra het plan of het ontwikkelingsplan het voorwerp heeft uitgemaakt van een definitieve, expliciete of stilzwijgende beslissing, informeert de overheid bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, of haar afgevaardigde, de bevoegde overheden van het Gewest of de Staat over het feit dat de beslissing het voorwerp uitmaakt van de aanplakking bedoeld in artikel D.VIII.26 en dat, tijdens de hele duur van de aanplakking, het plan ter inzage ligt volgens de modaliteiten bedoeld in artikel D.VIII.17. Dezelfde overheid of haar afgevaardigde stuurt naar de bevoegde overheden van het Gewest of de Staat een afschrift :
  1° van het plan of het ontwikkelingsplan;
  2° van de beslissing krachtens welke hij aangenomen of goedgekeurd is of, bij gebrek, van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bedoeld in artikel D.VIII.23;
  3° van de milieuverklaring;
  4° van de vastgestelde opvolgingsmaatregelen.

Art. R.VIII.12-2. Voor de toepassing van artikel R.VIII.12-1, wordt de Minister gemachtigd wat betreft het ruimtelijk ontwikkelingsplan en het gewestplan

Afdeling 4. - Bijkomende bekendmaking
Afdeling 5. - Duur van het openbaar onderzoek
Afdeling 6. - Modaliteiten van de toegang tot de informatie in het kader van het openbaar onderzoek
Art. R.VIII.18-1. De Minister wijst de diensten of de persoon aan waarbij elke persoon uitleg kan krijgen met betrekking tot het ruimtelijk ontwikkelingsplan.

Afdeling 7. - Vervangingsbevoegdheid
Art. R.VIII.21-1. De Minister en de gemachtigd ambtenaar zijn bevoegd om de waarschuwing bedoeld in artikel D.VIII.21 te sturen en om een beroep te doen op een gerechtsdeurwaarder die ze zelf hebben gekozen.

Art. R.VIII.21-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De Minister [1 is]1 bevoegd om de waarschuwing bedoeld in artikel D.VIII.21 te sturen en om een beroep te doen op een gerechtsdeurwaarder [1 die hij zelf heeft]1 gekozen.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 85, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK V. - Bekendmaking betreffende de beslissing
Titel 2. - beoordeling van de effecten van de plannen en ontwikkelingsplannen
HOOFDSTUK I. - Doelstellingen
HOOFDSTUK II. - Systeem voor de beoordeling van de milieueffecten van de plannen en ontwikkelingsplannen
Art. R.VIII.31-1. [1 Wat het gewestplan betreft, bepaalt de Minister de personen of instanties die hij krachtens artikel D.VIII.31, § 4, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. R.VIII.31-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 Wat het gewestplan betreft, bepaalt de Minister de personen of instanties die hij krachtens artikel D.VIII.31, § 4, nuttig acht om te raadplegen en draagt [2 het departement]2 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 86, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.VIII.33-1.De Minister bepaalt de informaties die in het milieueffectenverslag opgenomen moeten worden, wat betreft het gewestplan. [1 Wat het ruimtelijk ontwikkelingsplan en het gewestplan betreft, bepaalt de Minister de personen of instanties die hij krachtens artikel D.VIII.33, § 4, eerste lid, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1 Hij verzoekt om de gewest- en landgrensoverschrijdende adviezen bedoeld in artikel D.VIII.33, § 4, wat betreft het ruimtelijk ontwikkelingsplan en het gewestplan.
  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. R.VIII.33-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    De Minister bepaalt de informaties die in het milieueffectenverslag opgenomen moeten worden, wat betreft het gewestplan. [1 Wat het ruimtelijk ontwikkelingsplan en het gewestplan betreft, bepaalt de Minister de personen of instanties die hij krachtens artikel D.VIII.33, § 4, eerste lid, nuttig acht om te raadplegen en draagt [2 het departement]2 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1 Hij verzoekt om de gewest- en landgrensoverschrijdende adviezen bedoeld in artikel D.VIII.33, § 4, wat betreft het ruimtelijk ontwikkelingsplan en het gewestplan.  ----------
  (1)<BWG 2019-05-09/32, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2019-12-19/34, art. 87, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. R.VIII.34-1. De Minister wijst de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon aan die belast is met de uitvoering van het milieueffectenverslag bedoeld in artikel D.VIII.34, eerste lid.

Art. R.VIII.34-2. De directeur-generaal van DGO4 of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 wraakt de persoon bedoeld in artikel D.VIII.34, tweede lid.

Art. R.VIII.34-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    [1 De Minister]1 wraakt de persoon bedoeld in artikel D.VIII.34, tweede lid.
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 88, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


BIJLAGEN.
Art. N. Bijlagen 1 tot en met 27.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 03-04-2017, p. 47796)

  Gewijzigd bij :
  <BWG 2018-12-06/43, art. 149, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <BWG 2019-01-31/23, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  <BWG 2019-01-31/23, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  <BWG 2019-01-31/23, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  <BWG 2019-05-09/32, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  <BWG 44 2020-06-11/13, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 18-06-2020>
  <BWG 2024-02-15/13, art. 9, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
  <BWG 2024-02-15/13, art. 10, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
  <BWG 2024-02-15/13, art. 11, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
  <BWG 2024-02-15/13, art. 12, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
  <BWG 2024-02-15/13, art. 13, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
  <BWG 2024-02-15/13, art. 14, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. N_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.  [1 Bijlagen 1 tot 25   Overzicht   Bijlage 1 (vervangt bijlage 2 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Oproep tot de kandidaten voor de oprichting of de hernieuwing van de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit   Bijlage 2 (vervangt bijlage 4 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning met medewerking van een architect   Bijlage 3 (vervangt bijlage 5 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning die uitsluitend betrekking heeft op de wijziging van de bestemming van het geheel of een gedeelte van een goed in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 7°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling of op de wijziging van de verdeling van de verkoopoppervlakten en van de handelsactiviteiten in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 8°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling   Bijlage 4 (vervangt bijlage 6 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):  [2 - Aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning met medewerking van een architect (zie Duitse versie)]2   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 09-07-2021, p.69861)   Bijlage 5 (vervangt bijlage 7 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):  [3 - Aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning zonder medewerking van een architect (zie Duitse versie)]3   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 09-07-2021, p.69861)   Bijlage 6 (vervangt bijlage 8 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):  [4 - Vergunningsaanvraag voor handelingen met het oog op: bebossing, ontbossing, het omhakken van alleenstaande hoogstammige bomen, hagen of alleeën, kerstbomenteelt, handelingen m.b.t. het omhakken die schade toebrengen aan het wortelstelsel, de wijziging van het uitzicht van waardevolle bomen, struiken of hagen, het rooien of wijzigen van de vegetatie in een gebied waarvan de Regering de bescherming noodzakelijk acht (zie Duitse versie)]4   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 09-07-2021, p.69861)   Bijlage 7 [5 ...]5   Bijlage 8 [5 ...]5   Bijlage 9 [5 ...]5   Bijlage 10 (vervangt bijlage 12 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Toekenning/weigering van de stedenbouwkundige vergunning/het stedenbouwkundige atttest nr. 2 door het gemeentecollege/de Regering (1) (2)   Voorstel tot beslissing van de Regering tot toekenning/weigering van de stedenbouwkundige vergunning/het stedenbouwkundig attest nr. 2   Bijlage 11 (vervangt bijlage 13 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Formulier voor de toekenning - de weigering - van een vergunning/bebouwingsvergunning/stedenbouwkundig attest nr. 2 - door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap in het kader van een beroep   Bijlage 12 (vervangt bijlage 14 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 1   Bijlage 13 (vervangt bijlage 15 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2   Bijlage 14 (vervangt bijlage 16 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Stedenbouwkundig attest nr. 1   Bijlage 15 (vervangt bijlage 17 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Lijst van de ontbrekende stukken   Bijlage 16 (vervangt bijlage 18 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Bericht van volledigheid door het gemeentecollege   Bijlage 17 (vervangt bijlage 19 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Ontvangstbevestiging door de Regering   Bijlage 18 (vervangt bijlage 20 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Indiening van een beroep door de aanvrager of door het gemeentecollege   Bijlage 19 (vervangt bijlage 21 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Intentieverklaring tot vervreemding van een zakelijk recht waarop het recht van voorkoop van toepassing is   Bijlage 20 (vervangt bijlage 22 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Attest ter bevestiging van een intentieverklaring tot vervreemding verricht vóór de ontvangst van een authentieke akte   Bijlage 21 (vervangt bijlage 23 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Proces-verbaal tot vaststelling van een stedenbouwkundige overtreding   Bijlage 22 (vervangt bijlage 24 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Bevestiging van een mondeling bevel   Bijlage 23 (vervangt bijlage 25 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Stedenbouw. Bekendmaking - Projectaankondiging   Bijlage 24 (vervangt bijlage 26 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Stedenbouw. Bekendmaking van een openbaar onderzoek   Bijlage 25 (vervangt bijlage 27 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling):   Ruimtelijke Ordening. Bekendmaking van een openbaar onderzoek]1
  ----------
  (1)<BDG 2019-12-19/34, art. 89-90, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<BDG 2021-07-01/10, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (3)<BDG 2021-07-01/10, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (4)<BDG 2021-07-01/10, art. 20, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (5)<BDG 2021-07-01/10, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (6)<BDG 2023-01-26/19, art. 10, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
  (7)<BDG 2023-01-26/19, art. 11, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
  (8)<BDG 2023-01-26/19, art. 12, 023; Inwerkingtreding : 01-02-2023>