22 DECEMBER 2016. - Waalse wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling - Reglementair deel(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-04-2017 en tekstbijwerking tot 29-04-2024)
Art. R.0.1-1
Art. R.0.1-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.0.1-2
Art. R.0.1-2 Duitstalige gemeenschap
Boek 1. - Algemene bepalingen
Enige titel - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK I. - Doelstellingen en middelen
Art. R.I.2-1
Art. R.I.2-1 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK II. - Delegaties vanwege de Regering
Art. R.I.3-1
Art. R.I.3-1 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK III. - Commissies
Afdeling 1. - Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. R.I.5-1
Art. R.I.5-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5.-2
Art. R.I.5.-2 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5-3
Art. R.I.5-3 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5.-4
Art. R.I.5.-4 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5-5
Art. R.I.5-5 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5-6
Art. R.I.5-6 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.5-7
Art. R.I.5-7 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2. - Adviescommissie over de beroepen
Art. R-I.6-1
Art. R.I.6-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.6-2
Art. R.I.6-2 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.6-3
Art. R.I.6-3 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.6-4
Art. R.I.6-4 Duitstalige gemeenschap
Art. R-I.6-5
Art. R.I.6-5 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. R.I.10-1-R.I.10-5
Art. R.I.10-5 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK IV. - Erkenningen
Art. R.I.11-1-R.I.11-2
Art. R.I.11-2 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-3
Art. R.I.11-3 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-4
Art. R.I.11-4 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-5
Art. R.I.11-5 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-6-R.I.11-7
Art. R.I.11-7 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.11-8
HOOFDSTUK V. - Subsidies
Afdeling 1. - Subsidies voor de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan
Art. R.I.12-1
Art. R.I.12-1 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2. - Subsidies voor de opmaak of de herziening van een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw
Art. R.I.12-2
Art. R.I.12-2 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Subsidies voor de opmaak van een milieueffectenrapport in verband met een ontwerp van herziening van het gewestplan, een (meer-) gemeentelijk ontwikkelingsplan of een lokaal beleidsontwikkelingsplan
Art. R.I.12-3
Art. R.I.12-3 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 4. - " Maisons de l'urbanisme ", " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en " Maison des plus beaux villages de Wallonie "
Art. R.I.12-4
Art. R.I.12-4 Duitstalige gemeenschap
Art. R.I.12-5
Art. R.I.12-5 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 5. - Subsidies voor de werking en de vorming van de gemeentelijke commissie en voor de vorming van haar leden en het betrokken gemeentepersoneel
Art. R.I.12-6
Art. R.I.12-6 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 6. - Subsidies voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw
Art. R.I.12-7
Art. R.I.12-7 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 7. [1 - Subsidie met betrekking tot de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling]1
Art. R.I.12-8
Art. R.I.12-8 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK VI. - Nadere regels voor verzendingen en het berekenen van termijnen
Art. R.I.13-1
HOOFDSTUK VII. - Overgangsrecht
Afdeling 1. - Commissies
Afdeling 2. - Erkenningen
Afdeling 3. - Toelagen
Boek 2. - Planificatie
Titel 1. - Ontwikkelingsplannen
HOOFDSTUK I. - Ruimtelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1. - Begripsomschrijving en inhoud
Afdeling 2. - Procedure
Afdeling 3. - Herziening
HOOFDSTUK II. - Meergemeentelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1-. Begripsomschrijving en inhoud
Afdeling 2. - Procedure
Afdeling 3. - Herziening
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Algemeen
Afdeling 2. - Begripsomschrijving en inhoud
Onderafdeling 1. - Gemeentelijk ontwikkelingsplan
Onderafdeling 2. - Lokaal beleidsontwikkelingsplan
Afdeling 3. - Procedure
Afdeling 4. - Herziening
HOOFDSTUK IV. - Opvolging van de milieueffecten
HOOFDSTUK V. - Opheffing
HOOFDSTUK VI. - Juridische gevolgen en hiërarchie
Afdeling 1. - Rechtsgevolgen
Afdeling 2. - Hiërarchie
Titel 2. - Gewestplannen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Afdeling 1. - Algemeen
Onderafdeling 1. - Verkeersnetten en leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen
Art. R.II.21-1
Art. R.II.21-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.21-2-R.II.21-3
Art. R.II.21-3 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.21-4
Onderafdeling 2. - Doelstellingen en effecten van de beschermingsomtrekken
Art. R.II.21-5-R.II.21-9
Onderafdeling 3. - Grafische weergave van het gewestplan
Art. R.II.21-10
Afdeling 2. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Art. R.II.23-1
Art. R II.23-1.Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 1. - Gebieden van aanhorigheden van ontginningen
Art. R.II.33-1-R.II.33-2
Onderafdeling 2. - Landbouwgebieden
Art. R.II.36-1-R.II-36-4
Art. .Duitstalige gemeenschap..
Art. R.II-36-6-R.II.36-9
Art. R II.36-9.Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.36-10-R.II.36-11
Art. R II.36-11.Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.36-12
Onderafdeling 3. - Bosgebieden
Art. R.II.37-1-R.II.37-11
Art. R.II.37-11 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.37-12-R.II.37-14
Onderafdeling 4. - Lijst van de handelingen en werken die uitgevoerd mogen worden in een parkgebied, zoals bedoeld in artikel D.II.40
Art. R.II.40-1
Onderafdeling 5. - Uitvoering van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen wordt zoals bedoeld in artikel D.II.42, § 2
Art. R.II.42-1
Afdeling 3. - Tracé van de hoofdinfrastructuren
HOOFDSTUK III. - Procedure
Afdeling 1. - Inhoud van het basisdossier
Afdeling 2. - Op de herziening toepasselijke principes
Art. R.II.45-1-R.II.45-4
Art. R.II.45-4 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Gewone herzieningen
Onderafdeling 1. - Herzieningen op initiatief van de Regering
Onderafdeling 2. - Herzieningen op initiatief van de gemeente
Art. R.II.47
Art. R.II.47 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 3. - Herziening op initiatief van een privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon
Art. R.II.48
Art. R.II.48 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 4. - Gemeenrechtelijke procedure
Art. R.II.49-1
Art. R.II.49-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.49-2
Art. R.II.49-2 Duitstalige gemeenschap
Art. R.II.50-1
Art. R.II.50-1 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 4-. Versnelde herzieningen
Onderafdeling 1. [1 - Procedure voor de herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gewestelijk belang zonder compensatie]1
Art. R.II.51-1
Art. R.II.51-1 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang zonder compensatie of herziening van een gewestplan waarvoor geen compensatie vereist is
Art. R.II.52-1
Art. R.II.52-1 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 5. - Opmakingsprocedure
HOOFDSTUK IV. - Gezamenlijke procedure plan-vergunningen
HOOFDSTUK V. - Juridische gevolgen
Afdeling 1. - Algemeen
Titel 3. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Gemeentelijk structuurplan
Afdeling 2. - Stedenbouwkundig en leefmilieuverslag
HOOFDSTUK III. - Plannen van aanleg
Afdeling 1. - Gewestplan
Onderafdeling 1. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Onderafdeling 2. - Procedure
Afdeling 2. - Gemeentelijk plan van aanleg
Onderafdeling 1. - Juridische draagwijdte
Art. R.II.66-1
Art. R.II.66-1 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Procedure
HOOFDSTUK IV. - Andere plannen en schema's
Boek 3. - Handleidingen voor stedenbouw
Titel 1. - Gewestelijke handleiding voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. R.III.3-1
Titel 2. - de gemeentelijke handleiding voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
HOOFDSTUK III. - Procedure
Titel 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
HOOFDSTUK I. - Herziening en opheffing
HOOFDSTUK II. - Juridische gevolgen
HOOFDSTUK III. - Hiërarchie
Afdeling 1. - Het verband tussen de gewestelijke handleiding en de gemeentelijke handleiding
Afdeling 2. - Het verband tussen de ontwikkelingsplannen en de handleidingen
Titel 4. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
Boek 4. - Stedenbouwkundige vergunningen en attesten
Titel 1. - Algemeen
HOOFDSTUK I. - Begrippen
Art. R.IV.1-1
Art. R.IV.1-1 Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.1-2
HOOFDSTUK II. - Handelingen die onderworpen zijn aan een bebouwingsvergunning
HOOFDSTUK III. - Handelingen en werken onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning
Art. R.IV.4-1
Art. R IV.4-1.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-2-R.IV.4-4
Art. R IV.4-4.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-5
Art. R IV.4-5.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-6
Art. R IV.4-6.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-7-R.IV.4-8
Art. R IV.4-8.Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-9
Art. R.IV.4-9 Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-10
Art. R.IV.4-10 Duitstalige gemeenschap
Art. R.IV.4-11
Art. R.IV.4-11 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK IV. - Afwijkingen en verschillen
Afdeling 1. - Verschillen
Afdeling 2. - Afwijkingen
Titel 2. - Procedure
HOOFDSTUK I. - Bevoegde overheden
Afdeling 1. - Gemeentecollege
Onderafdeling 1. - Algemeen
Onderafdeling 2. - Vergunning
Onderafdeling 3. - Stedenbouwkundige attesten
Afdeling 2. - Gemachtigde ambtenaar
Afdeling 2 Duitstalige gemeenschap.Onderafdeling 1. - VergunningArt. R.IV.22-1Art. R.IV.22-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.22-2Art. R.IV.22-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.22-3Onderafdeling 2. - Stedenbouwkundig attestAfdeling 3. - RegeringAfdeling 3 Duitstalige gemeenschap. Art. R.IV.25-1HOOFDSTUK II. - AanvraagdossiersAfdeling 1. - VergunningsaanvraagdossierArt. R.IV.26-1Art. R IV.26-1.Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.26-2Art. R.IV.26-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.26-3Art. R.IV.26-3 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.28-1-R.IV.28-2Afdeling 2. - Aanvraagdossier voor een stedenbouwkundig attestArt. R.IV.30-1-R.IV.30-2Art. R.IV.30-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.30-3HOOFDSTUK III. - ProjectvergaderingHOOFDSTUK IV. - Indiening van de aanvraagAfdeling 1. - AlgemeenArt. R.IV.32-1Art. R.IV.32-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.34-1Art. R.IV.34-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - RaadplegingenArt. R.IV.35-1Art. R.IV.35-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VI. - Aanvullende formaliteitenAfdeling 1. - Bijzondere bekendmakingmaatregelenOnderafdeling 1. - Aanvragen onderworpen aan een openbaar onderzoekArt. R.IV.40-1Art. R.IV.40-1 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - Aanvragen onderworpen aan een project aankondigingArt. R.IV.40-2Afdeling 2. - Opening en wijziging van gemeentewegenAfdeling 3. - Wijziging van de vergunningsaanvraag in de loop van de procedureAfdeling 4. - Voorafgaandelijk verkrijgen van een erfgoedcertificaatAfdeling 5. - Recreatieve logiesOnderafdeling 1. - AlgemeenArt. R.IV.45-1Afdeling 2. - Voorwaarden voor de vestiging van een vakantiedorpArt. R.IV.45-2Onderafdeling 3. - Vergunningsaanvraagdossier voor een vakantiedorpArt. R.IV.45-3Onderafdeling 4. - Inrichtings- en bebouwingsvoorwaarden voor weekendverblijfparkenArt. R.IV.45-4Onderafdeling 5. - Vergunningsaanvraagdossier voor een weekendverblijfparkArt. R.IV.45-5HOOFDSTUK VII. - Beslissingen over aanvragen van vergunningen en stedenbouwkundige attestenAfdeling 1. - TermijnOnderafdeling 1. - Beslissing van het gemeentecollegeOnderafdeling 2. - Beslissing van de gemachtigd ambtenaar of van de RegeringOnderafdeling 2 Duitstalige gemeenschap. - Beslissing [1 ...]1 van de RegeringOnderafdeling 3. - Beslissing van het ParlementOnderafdeling 4. - Aflevering van het stedenbouwkundig attest nr. 1Afdeling 2. - Inhoud van de beslissingOnderafdeling 1. - AlgemeenOnderafdeling 2. - Stedenbouwkundige lastenArt. R.IV.54-1-R.IV.54-3Onderafdeling 3. - Motieven in verband met het bouwrijp maken van grondenOnderafdeling 4. - Motieven in verband met de bescherming van de personen, de goederen of het leefmilieuOnderafdeling 5. - Motieven in verband met de lopende planologieAfdeling 3. - Diverse bepalingenOnderafdeling 1. - Volgorde van de werkenArt. R.IV.59-1Onderafdeling 2. - Financiële garantiesAfdeling 4. - Beslissingen over aanvragen van stedenbouwkundige attesten nr. 2HOOFDSTUK VIII. - Toezicht van de gemachtigd ambtenaar op de vergunningen en attestenHOOFDSTUK VIII. Duitstalige gemeenschap. - Toezicht [1 van de Regering]1 op de vergunningen en attestenHOOFDSTUK IX. - BeroepenAfdeling 1. - BeroepsgerechtigdenAfdeling 2. - ProcedureArt. R.IV.66-1Art. R.IV.66-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.66-1bis, R.IV.66-1/1, R.IV.66-2Art. R.IV.66-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.IV.66-3Afdeling 3. - BeslissingHOOFDSTUK X. - Formaliteiten ter afronding van het beslissingsstadiumAfdeling 1. - Aanplakking van de vergunningAfdeling 2. - Kennisgeving van de aanvang van de werkenAfdeling 3. - Aanwijzing van de plaats van vestiging van nieuwbouwAfdeling 4. - Aanmelding van voltooiing van de werkenAfdeling 4. Duitstalige gemeenschap. - Conformiteitsplannen en conformiteitsverklaring na voltooiing van de werkenArt. R.IV.73-1-R.IV.73-1.2Afdeling 5. - Vaststelling van de uitvoering van de stedenbouwkundige voorwaarden of lasten en tienjarige verantwoordelijkheidAfdeling 6. - BekendmakingTitel 3. - Effecten van de vergunningHOOFDSTUK I. - AlgemeenHOOFDSTUK II. - Vergunningen met beperkte duurHOOFDSTUK III. - Vervallen van vergunningenAfdeling 1. - Vervallen van de bebouwingsvergunningAfdeling 2. - Vervallen van de stedenbouwkundige vergunningenAfdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingenHOOFDSTUK G. IV - Opschorting van de vergunningHOOFDSTUK V. - Intrekking van de vergunningHOOFDSTUK VI. - Overdracht van de vergunningHOOFDSTUK VII. - Afzien van de vergunningHOOFDSTUK VIII. - Wijziging van de bebouwingsvergunningTitel 4. - Gevolgen van het stedenbouwkundig attestArt. R.IV.97-1Art. R.IV.97-1 Duitstalige gemeenschapTitel 5. - Verplichtingen tot informatieverstrekking over het administratieve statuut van de goederenHOOFDSTUK I. - Vermeldingen in akten van overdrachtHOOFDSTUK II. - Akte voorafgaand aan elke verdelingAfdeling 1. - Verdeling na toekenning van een vergunningAfdeling 2. - Niet-vergunningsplichtige verdelingHOOFDSTUK III. - Akte na de wijziging van de bebouwingsvergunningHOOFDSTUK IV. - Informatie over de overdracht van de vergunningenTitel 6. - Te verstrekken inlichtingenArt. R.IV.105-1Art. R.IV.105-1 Duitstalige gemeenschapTitel 7. - Vergunningen in verband met andere administratieve dienstenTitel 8. - OvergangsrechtHOOFDSTUK I. - ProcedureHOOFDSTUK II. - Juridische gevolgenAfdeling 1. - BebouwingsvergunningenOnderafdeling 1. - RechtsgeldigheidOnderafdeling 2. - VervalOnderafdeling 3. - WijzigingAfdeling 2. - Het vervallen van de stedenbouwkundige vergunningenBoek 5. - Operationele ruimtelijke ordening en stedenbouwTitel 1. - Te herontwikkelen bedrijfsruimtenHOOFDSTUK I. - AlgemeenArt. R.V.1-1Art. R.V.1-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.1-2Art. R.V.1-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.1-3-R.V.1-5Art. R.V.1-5 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - Procedure m.b.t. de aanneming van de omtrekArt. R.V.2-1Art. R.V.2-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.2-2Art. R.V.2-2 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - OnderzoekingenArt. R.V.3-1Art. R.V.3-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV. - VervreemdingArt. R.V.4-1Art. R.V.4-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - Instandhouding van de schoonheid van de landschappenHOOFDSTUK VI. - OvergangsrechtTitel 2. - sites bestemd voor herontwikkeling wat betreft de landschappen en het leefmilieuHOOFDSTUK I. - Sites bestemd voor herontwikkeling wat betreft de landschappen en het leefmilieuArt. R.V.7-1Art. R.V.7-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - OvergangsrechtTitel 3. - Stedelijke verkavelingsomtrekkenHOOFDSTUK I. - AlgemeenHOOFDSTUK II. - Procedure m.b.t. de aanneming van de omtrekArt. R.V.11-1HOOFDSTUK III. - OvergangsrechtTitel 4. - stadsheroplevingArt. R.V.13-1-R.V.13-3Art. R.V.13-3 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.13-4Art. R.V.13-4 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.13-5-R.V.13-6Art. R.V.13-6 Duitstalige gemeenschapTitel 5. - StadsvernieuwingTitel 6. - Bevoorrechte initiatiefgebiedenTitel 7. - Gezamenlijke procedure voor omtrekken en vergunningenArt. R.V.16-1Titel 8. - Fonds voor operationele inrichting en fonds voor de sanering van de te herontwikkelen locaties en locaties met te herontwikkelen landschappen en milieusTitel 9. - Financiële bepalingenHOOFDSTUK I. - BeginselAfdeling 1. - Subsidies toegekend aan de publiekrechtelijke personen voor de aankoop van goederen opgenomen in een herin te richten locatie en voor de voorafgaande studies of handelingen en werken uitgevoerd in een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatieOnderafdeling 1. - AlgemeenArt. R.V.19-1Art. R.V.19-1 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - AankopenArt. R.V.19-2Onderafdeling 3. - Studies en handelingen en herontwikkelings- en renovatiewerkenArt. R.V.19-3Art. R.V.19-3 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Subsidies aan de privaatrechtelijke personen voor de voorafgaande studies of handelingen en werken uitgevoerd in een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatie of locatie met herstel van landschap en leefmilieu overeenkomstig artikel D.V.19, 2°Art. R.V.19-4-R.V.19-5Art. R.V.19-5 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Subsidies aan de privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen voor de handelingen en werken uitgevoerd in een omtrek met betrekking tot een herin te richten locatie of locatie met herstel van landschap en leefmilieu overeenkomstig artikel D.V.19, 3°Art. R.V.19-6-R.V.19-7Art. R.V.19-7 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.19-8Art. R.V.19-8 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.19-9Afdeling 4. - Subsidies voor de uiterlijke verfraaiing van de woongebouwenAfdeling 5. - Nadere regels voor de uitbetaling van de subsidiesArt. R.V.19-10-R.V.19-11Art. R.V.19-11 Duitstalige gemeenschapArt. R.V.19-12HOOFDSTUK II. - OvergangsrechtBoek 6. - GrondbeleidTitel 1. - Onteigeningen en vergoedingenHOOFDSTUK I. - Goederen die onteigend zouden kunnen wordenHOOFDSTUK II. - Onteigenende overhedenHOOFDSTUK III. - Administratieve procedureHOOFDSTUK IV. - Gerechtelijke procedureHOOFDSTUK V. - Berekening van de vergoedingenHOOFDSTUK VI. - Onteigening op verzoek van een derdeHOOFDSTUK VII. - AankoopcomitéHOOFDSTUK VIII. - Verzaak aan de onteigeningHOOFDSTUK IX. - OvergangsrechtTitel 2. - VoorkooprechtHOOFDSTUK I. - ToepassingsgebiedAfdeling 1. - De omtrekken van voorkoopArt. R.VI.17-1Art. R.VI.17-1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Voorwerp van de voorkoopAfdeling 3. - Voorkoopgerechtigde overhedenAfdeling 4. - Akten die de voorkoopprocedure doen ontstaanAfdeling 5. - DuurtijdHOOFDSTUK II. - Procedure m.b.t. de aanneming van de omtrekkenHOOFDSTUK III. - VoorkoopprocedureAfdeling 1. - Verklaring van het voornemen tot vervreemdingArt. R.VI.25-1-R.VI.25-2Art. R.VI.25-2 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Overdracht van de verklaring van het voornemen tot vervreemdenAfdeling 3. - Beslissing van de voorkoopgerechtigdenAfdeling 4. - Verzaking aan de uitoefening van het recht van voorkoopArt. R.VI.29-1Art. R.VI.29-1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 5. - Voorkoop en betaling van de prijsHOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingenArt. R.VI.32-1-R.VI.32-2Art. R.VI.32-2 Duitstalige gemeenschapArt. R.VI.32-3HOOFDSTUK V. - OvergangsrechtTitel 3. - ruilverkaveling en herverkavelingTitel 4. - stelsel van de minderwaarden en de winstenHOOFDSTUK 1. - Vergoeding van de minderwaardenAfdeling 1. - BeginselAfdeling 2. - Onverschuldigde vergoedingAfdeling 3. - Vermindering of weigering van de vergoedingAfdeling 4. - Ontstaan van het recht op de vergoedingAfdeling 5. - Berekening van de vergoedingAfdeling 6. - ProcedureAfdeling 7. - Uitvoering van de verplichting tot vergoedingAfdeling 8. - OvergangsrechtHOOFDSTUK II. - PlanwinstenstelselAfdeling 1. - Gewestelijke retributieOnderafdeling 1. - Grondslag, vrijstellingen en opschortingenArt. R.VI.50-1-R.VI.51-3Onderafdeling 2. - De retributieplichtigeOnderafdeling 3-. - Berekening van de retributieOnderafdeling 4-. - Register van de grondwinstenArt. R.VI.56-1-R.Onderafdeling 5. - Vestiging, inning, vordering, betaaltermijnen en beroepenArt. R.VI.57-1-R.VI.59-1Onderafdeling 6. - EvaluatieOnderafdeling 7. - OvergangsrechtArt. R.VI.62.1-1 DUITSTALIGEAfdeling 2. - Gemeentelijke retributiesBoek 7. - overtredingen en straffenHOOFDSTUK I. - Strafbare handelingenHOOFDSTUK II. - OvertredersHOOFDSTUK III. - Vaststelling van de overtredingenAfdeling 1. - Vaststellende beambtenArt. R.VII.3-1Art. R.VII.3-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.VII.3-2Art. R.VII.3-2 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Voorafgaande waarschuwing en het in overeenstemming brengenAfdeling 3. - Proces-verbaalArt. R.VII.5-1-R.VII.9-1Afdeling 3. - Verzoeken tot opheffen van het bevelAfdeling 4. - Aanvullende maatregelenHOOFDSTUK V. - Vervolging voor de correctionele rechtbankHOOFDSTUK VI. - Vergelijk en teruggavemaatregelenAfdeling 1. - Afwezigheid van vervolgingenAfdeling 2. - OverlegAfdeling 3. - Vergelijk en regularisatieOnderafdeling 1. - VergelijkArt. R.VII.19-1Art. R VII.19-1.Duitstalige gemeenschapArt. R.VII.19-2Art. R.VII.19-2 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - Regularisatievergunning ten gevolge van een proces-verbaal tot vaststellingAfdeling 4. -TeruggavemaatregelenHOOFDSTUK VII. - Vervolging voor de correctionele rechtbankHOOFDSTUK VIII. - Recht van derden en diverse bepalingenHOOFDSTUK IX. - OvergangsrechtBoek 8. - Inspraak en evaluatie van de gevolgen van de plannen en programma'sTitel 1. - Inspraak van het publiekHOOFDSTUK I. - Algemene bepalingenAfdeling 1. - Indeling van de plannen, omtrekken, ontwikkelingsplannen, leidraden, vergunningen en stedenbouwkundige attesten nr. 2Afdeling 2. - Algemene principes van de inspraakArt. R.VIII.4-1Art. R.VIII.4-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - Voorafgaandelijke informatievergaderingHOOFDSTUK III. - Project aankondigingArt. R.VIII.6-1HOOFDSTUK IV. - Openbaar onderzoekAfdeling 1. - Maatregelen inzake de algemene aankondiging van het openbaar onderzoekArt. R.VIII.7-1-R.VIII.8-1Art. R.VIII.8-1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Informatievergadering over het ruimtelijk ontwikkelingsplanArt. R.VIII.10-1Art. R.VIII.10-1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Maatregelen inzake de individuele aankondiging van het openbaar onderzoekArt. R.VIII.12-1-R.VIII.12-2Afdeling 4. - Bijkomende bekendmakingAfdeling 5. - Duur van het openbaar onderzoekAfdeling 6. - Modaliteiten van de toegang tot de informatie in het kader van het openbaar onderzoekArt. R.VIII.18-1Afdeling 7. - VervangingsbevoegdheidArt. R.VIII.21-1Art. R.VIII.21-1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - Bekendmaking betreffende de beslissingTitel 2. - beoordeling van de effecten van de plannen en ontwikkelingsplannenHOOFDSTUK I. - DoelstellingenHOOFDSTUK II. - Systeem voor de beoordeling van de milieueffecten van de plannen en ontwikkelingsplannenArt. R.VIII.31-1Art. R.VIII.31-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.VIII.33-1Art. R.VIII.33-1 Duitstalige gemeenschapArt. R.VIII.34-1-R.VIII.34-2Art. R.VIII.34-2 Duitstalige gemeenschapBIJLAGEN.Art. NArt. N Duitstalige gemeenschap
2019014632 2020041187 2020200550 2020202958 2020205408 2020A05408 2021021103 2021031333 2021033115 2021203314 2022015423 2022043449 2022201536 2022A15423 2023203571 2024004013 2024200913 2024202586 2024A00913
Art. R.0.1-1. Voor het reglementair deel van het Wetboek wordt verstaan onder :
1° de Minister : de Minister van Ruimtelijke Ordening;
2° de Waalse Overheidsdienst : de diensten van de Waalse overheid;
3° DGO3 : het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst;
4° DGO4 : het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie van de Waalse Overheidsdienst;
5° de Beleidsgroep : de beleidsgroep " Ruimtelijke Ordening ";
6° de Adviescommissie : de Commissie van advies over de beroepen;
7° de Gemeentelijke Commissie : de Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit;
8° de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw : de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw bedoeld in artikel D.I.12.
Art. R.0.1-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Voor het reglementair deel van het Wetboek wordt verstaan onder : 1° de Minister : de Minister van Ruimtelijke Ordening; 2° de Waalse Overheidsdienst : de diensten van de Waalse overheid; 3° DGO3 : het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst; 4° [1 het departement: het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Ruimtelijke Ordening;]1 5° [1 de Adviesraad: de Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening;]1 6° de Adviescommissie : de Commissie van advies over de beroepen; 7° de Gemeentelijke Commissie : de Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit; 8° de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw : de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw bedoeld in artikel D.I.12. [1 9° het erfgoeddecreet: het decreet van 23 juni 2008 betreffende de bescherming van monumenten, klein erfgoed, ensembles en historische cultuurlandschappen en betreffende de opgravingen;]1 [1 10° het Samenwerkingsakkoord: het Samenwerkingsakkoord van 14 november 2019 tussen het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de uitoefening van de bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening en bepaalde aanverwante materies.]1
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.0.1-2. [1 Naast de delegaties, bepaald in dit Wetboek, heeft de Minister van Ruimtelijke Ordening delegatie voor : de procedure tot goedkeuring van de uitwerking, de herziening en de opheffing van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan, een lokaal beleidsontwikkelingsplan, een gemeentelijke stedenbouwkundige handleiding, de oprichting en de hernieuwing van een gemeentelijke commissie, de afdelingen ervan en het huishoudelijk reglement ervan en alle dienovereenkomstige handelingen van het administratief toezicht die onder dit Wetboek vallen.
De volgende taken worden eveneens gedelegeerd aan de Minister van Ruimtelijke Ordening : de procedure voor het opstellen, herzien en opheffen, met inbegrip van de beoordeling van de milieueffecten en de gevolgen daarvan voor een ander Gewest of een andere Staat, van een gewestplan op gemeentelijk initiatief of op initiatief van een privaatrechtelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, van een te herontwikkelen locatie, al dan niet opgenomen in de lijst van de locaties met te herontwikkelen landschappen en milieus, van een stedelijke verkavelingsomtrek, van een omtrek van voorkooprecht, van een ruilverkaveling en herverkaveling, alsmede het nemen van de individuele beslissingen zoals bedoeld in de boeken IV en VII.
De Minister van Ruimtelijke Ordening is tevens bevoegd voor de gezamenlijke procedures, bedoeld in de artikelen D.II.54 en D.V.16, in de gevallen, bedoeld in het tweede lid.
Wanneer de gewestelijke handleiding voor stedenbouw of een deel van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betrekking heeft op een deel van het gewestelijk grondgebied waarvan de Regering de grenzen heeft vastgesteld, is de Minister van Ruimtelijke Ordening bevoegd om het territoriaal toepassingsgebied van die handleiding of dat deel van de handleiding aan te nemen, te herzien of op te heffen zonder er de inhoud van te wijzigen.
De Minister tot wiens bevoegdheden de stadsheropleving en de stadsvernieuwing behoren, is bevoegd voor de aanneming van de desbetreffende besluiten als bedoeld in boek V
Voor alle in dit Wetboek bedoelde delegaties kan de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening, bij afwezigheid of verhindering van laatstgenoemde de Minister een andere Minister aanwijzen die bevoegd is om in diens naam en opdracht te tekenen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. R.0.1-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Naast de delegaties, bepaald in dit Wetboek, heeft de Minister van Ruimtelijke Ordening delegatie voor : de procedure tot goedkeuring van de uitwerking, de herziening en de opheffing van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan, een lokaal beleidsontwikkelingsplan, een gemeentelijke stedenbouwkundige handleiding, de oprichting en de hernieuwing van een gemeentelijke commissie, de afdelingen ervan en het huishoudelijk reglement ervan en alle dienovereenkomstige handelingen van het administratief toezicht die onder dit Wetboek vallen. De volgende taken worden eveneens gedelegeerd aan de Minister van Ruimtelijke Ordening : de procedure voor het opstellen, herzien en opheffen, met inbegrip van de beoordeling van de milieueffecten en de gevolgen daarvan voor een ander Gewest of een andere Staat, van een gewestplan op gemeentelijk initiatief of op initiatief van een privaatrechtelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, van een te herontwikkelen locatie, al dan niet opgenomen in de lijst van de locaties met te herontwikkelen landschappen en milieus, van een stedelijke verkavelingsomtrek, van een omtrek van voorkooprecht, van een ruilverkaveling en herverkaveling, alsmede het nemen van de individuele beslissingen zoals bedoeld in de boeken IV en VII. De Minister van Ruimtelijke Ordening is tevens bevoegd voor de gezamenlijke procedures, bedoeld in de artikelen D.II.54 en D.V.16, in de gevallen, bedoeld in het tweede lid. Wanneer de gewestelijke handleiding voor stedenbouw of een deel van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betrekking heeft op een deel van [2 het Duitse taalgebied]2 waarvan de Regering de grenzen heeft vastgesteld, is de Minister van Ruimtelijke Ordening bevoegd om het territoriaal toepassingsgebied van die handleiding of dat deel van de handleiding aan te nemen, te herzien of op te heffen zonder er de inhoud van te wijzigen. De Minister tot wiens bevoegdheden de stadsheropleving en de stadsvernieuwing behoren, is bevoegd voor de aanneming van de desbetreffende besluiten als bedoeld in boek V Voor alle in dit Wetboek bedoelde delegaties kan de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening, bij afwezigheid of verhindering van laatstgenoemde de Minister een andere Minister aanwijzen die bevoegd is om in diens naam en opdracht te tekenen.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Boek 1. - Algemene bepalingen
Enige titel - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK I. - Doelstellingen en middelen
Art. R.I.2-1. Na het advies van de directeur van de betrokken buitendirectie(s) te hebben ingewonnen, dient de directeur-generaal van DGO4 het verslag bedoeld in artikel D.I.2, § 1, 2°, betreffende de opvolging van de significante effecten van de uitvoering van de gewestplannen en het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan op het leefmilieu, en de eventuele in te leiden corrigerende maatregelen in.
Art. R.I.2-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Minister dient]1 het verslag bedoeld in artikel D.I.2, § 1, 2°, betreffende de opvolging van de significante effecten van de uitvoering van de gewestplannen en het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan op het leefmilieu, en de eventuele in te leiden corrigerende maatregelen in.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK II. - Delegaties vanwege de Regering
Art. R.I.3-1. § 1. De gemachtigde ambtenaren in de zin van artikel D.I.3 zijn :
1° de directeur-generaal van DGO4;
2° de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4;
3° de directeurs van de buitendirecties van DGO4;
4° bij afwezigheid van de directeur bedoeld in 3°, het staflid bekleed met de graad A5 van de betrokken buitendirectie of, bij ontstentenis, het personeelslid van niveau A met de hoogste graad of, bij gelijke graden, met de hoogste anciënniteit of, bij gelijke anciënniteit, het oudste personeelslid.
Bij afwezigheid van het personeelslid bedoeld in lid 1, 4°, wijst de Minister een personeelslid van niveau A binnen DGO4 aan.
§ 2. Het grondgebied van het Waalse Gewest is onderverdeeld in acht ambtsgebieden waarin de bevoegdheden van een gemachtigd ambtenaar uitgeoefend worden volgens de onderverdeling bedoeld in bijlage 1. De ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 3°, oefenen elk in één van die acht ambtsgebieden de bevoegdheid van gemachtigd ambtenaar uit.
De ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 1° en 2°, oefenen de bevoegdheid van gemachtigd ambtenaar uit op het gehele Waalse grondgebied.
Art. R.I.3-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK III. - Commissies
Afdeling 1. - Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. R.I.5-1. Samenstelling van de afdelingen.
De afdeling " Gewestelijke Inrichting " van de Beleidsgroep telt twaalf zetels, waaronder vier zetels voor de sociale partners zoals vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Wallonië en acht zetels, verdeeld als volgt :
1° één voor de vertegenwoordiger van de plaatselijke besturen;
2° één voor de vertegenwoordiger van de milieuorganisaties;
3° twee voor de vertegenwoordigers van de ontwikkelingsintercommunales;
4° één voor de vertegenwoordiger van de steengroevensector;
5° één voor de vertegenwoordiger van de verenigingen voor stedenbouwers;
6° één voor de vertegenwoordiger van de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling;
7° één voor de vertegenwoordiger van de landbouwsector.
De afdeling " Operationele Inrichting " van de Beleidsgroep telt twaalf zetels, waaronder vier zetels voor de sociale partners zoals vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Wallonië en acht zetels, verdeeld als volgt :
1° één voor de vertegenwoordiger van de plaatselijke besturen;
2° één voor de vertegenwoordiger van de milieuorganisaties;
3° twee voor de vertegenwoordiger van de huisvestingssector;
4° één voor de vertegenwoordiger van de " Fondation rurale de Wallonie ";
5° één voor de vertegenwoordiger van de stadsontwikkeling;
6° twee voor de vertegenwoordigers van de architectenverenigingen.
De ondervoorzitter nodigt de deskundigen uit op wie de afdeling een beroep wenst te doen overeenkomstig artikel 2, § 1, 20°, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisering van de raadgevende functie.
Art. R.I.5-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.5.-2.Opdrachten van de afdelingen.
De afdeling " Gewestelijke Inrichting " van de Beleidsgroep bereidt de adviezen voor betreffende de instrumenten voor ruimtelijke ordening en stedenbouw of volgende handelingen :
1° het gewestplan;
2° de ontwikkelingsplannen;
3° de handleidingen;
4° de oprichting van natuurparken;
5° het gewestelijk ontwikkelingsplan voor handelsvestigingen;
6° de vergunningsaanvragen waarvoor een milieueffectenonderzoek vereist is.
De afdeling " Operationele Inrichting " van de Beleidsgroep bereidt de adviezen voor betreffende de ontwerpen van ruimtelijke ordening en stedenbouw met een operationeel karakter, zoals volgt :
1° de stadsvernieuwingen;
2° de stadsheroplevingen;
3° de herin te richten locaties;
4° de locaties met herstel van landschap en leefmilieu;
5° het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma.
[1 6° het perspectief voor stedelijke ontwikkeling overeenkomstig de artikelen L3353-1 en L3353-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie.]1
----------
(1)<BWG 2019-02-28/18, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
Art. R.I.5.-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.5-3. Aanwijzing van de leden.
Uitgezonderd voor de voorzitter en de ondervoorzitters benoemt de Regering, voor elk in te vullen mandaat, de leden van de Beleidsgroep en hun plaatsvervangers op basis van lijsten met minstens twee kandidaten gewone leden en twee plaatsvervangende leden. De lijsten worden voorgedragen door de instellingen, organisaties, federaties, sectoren of verenigingen bedoeld in artikel D.I.5.
Art. R.I.5-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.5.-4. Bureau.
Het bureau organiseert de werkzaamheden van de Beleidsgroep. Het bureau gaat de motivering na van de adviezen, voorgelegd door een afdeling, vervolledigt ze in voorkomend geval, coördineert de adviezen, voorgelegd door beide afdelingen, en leidt het secretariaat.
Het bureau kan elk vraagstuk, behandeld door de afdelingen, te berde brengen. Wanneer het bureau vergissingen in de vorm of de beoordeling of de onmogelijkheid tot coördinatie van de adviezen vaststelt, stuurt het de adviezen naar de betrokken afdeling(en) om het dossier te laten heronderzoeken.
Art. R.I.5.-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.5-5. Voorzitterschap en ondervoorzitterschap.
De voorzitter leidt de werkzaamheden van het bureau. Elke ondervoorzitter leidt de werkzaamheden van zijn afdeling.
De voorzitter ondertekent de adviezen en de verslagen van de Beleidsgroep.
Bij afwezigheid of verhindering wordt de voorzitter vervangen door de ondervoorzitter, aangewezen door het bureau.
Art. R.I.5-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.5-6. Secretariaat.
De Sociaal-Economische Raad van Wallonië verzorgt het secretariaat van de Beleidsgroep en bezorgt het de menselijke en materiële middelen voor de goede werking ervan.
Een lid van het secretariaat woont de vergaderingen van de Beleidsgroep, van de afdelingen en van het bureau bij en neemt er de functie van verslaggever waar. Genoemd lid stelt de adviezen en de notulen van de besprekingen die in de vergadering plaatsvonden, op.
Art. R.I.5-6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.5-7. Beraadslaging van de afdelingen en van het bureau.
§ 1.De ondervoorzitter en de leden van de afdelingen hebben stemrecht. Bij stemmengelijkheid weegt de stem van de ondervoorzitter door.
Wanneer minstens één vierde van de aanwezige leden tegen het advies van de meerderheid gekant is, wordt het advies aangevuld met een nota waarin melding wordt gemaakt van de afwijkende mening.
Het advies van de afdeling wordt ondertekend door de ondervoorzitter of diens plaatsvervanger en door de bestendige secretaris of, bij afwezigheid, door de adjunct-secretaris.
§ 2. Elk lid van het bureau heeft raadgevende stem. Bij stemmengelijkheid weegt de stem van de voorzitter door. Het bureau richt de adviezen bij meerderheid van stemmen, overeenkomstig artikel R.I.5-4, opnieuw aan de betrokken afdeling(en).
Het bij de stemmingen vastgesteld aanwezigheidsquorum wordt vastgelegd op de helft van de leden.
Het stemmenquorum wordt vastlegd op de gewone meerderheid der aanwezige leden.
Art. R.I.5-7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 2. - Adviescommissie over de beroepen
Art. R-I.6-1. Voorzitter.
De voorzitter leidt de werkzaamheden van de Commissie. De voorzitter heeft geen stemrecht.
Op de voordracht van de Minister benoemt de Regering de persoon die de voorzitter vervangt.
Art. R.I.6-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Voorzitter. De voorzitter leidt de werkzaamheden van de Commissie. De voorzitter heeft geen stemrecht. [1 De Regering wijst de persoon aan]1 die de voorzitter vervangt.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.6-2. Samenstelling.
Uitgezonderd voor de voorzitter en zijn plaatsvervanger, benoemt de Regering de commissieleden en hun plaatsvervangers op grond van :
1° een lijst van twaalf personen, voorgedragen door de Orde van de architecten, waaronder minstens vier Duitstaligen;
2° een lijst van twaalf personen, voorgedragen door de "Chambre des Urbanistes de Belgique";
3° een lijst van zes personen, voorgedragen door de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen van het Waalse Gewest.
Art. R.I.6-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Duur van het mandaat Het mandaat van de commissieleden die door de Regering worden aangewezen, duurt hoogstens vijf jaar en kan worden verlengd. Op verzoek kan de Regering het mandaat van een lid vroegtijdig beëindigen en een nieuw lid aanwijzen dat het mandaat van zijn voorganger voortzet.]1
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.6-3. Secretariaat.
§ 1. Het commissiesecretariaat bestaat uit een bestendige secretaris van niveau A, een adjunct-secretaris van niveau A en twee administratieve personeelsleden van niveau B of C.
§ 2. De opdracht van het secretariaat bestaat in :
1° het voorbereiden van de vergaderingen en de werkzaamheden van de Commissie;
2° het bijwonen van de hoorzittingen, het aanvullen van het dossier met stukken die ter hoorzitting zijn voorgelegd en het opstellen van een voorstel tot advies;
3° het verzamelen van de algemene documentatie betreffende de werkzaamheden van de Commissie;
4° het vervullen van iedere nuttige opdracht voor de goede werking van de Commissie.
Art. R.I.6-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Secretariaat. § 1. [1 Het departement zorgt voor het secretariaat van de commissie.]1 § 2. De opdracht van het secretariaat bestaat in : 1° het voorbereiden van de vergaderingen en de werkzaamheden van de Commissie; 2° het bijwonen van de hoorzittingen, het aanvullen van het dossier met stukken die ter hoorzitting zijn voorgelegd en het opstellen van een voorstel tot advies; 3° het verzamelen van de algemene documentatie betreffende de werkzaamheden van de Commissie; 4° het vervullen van iedere nuttige opdracht voor de goede werking van de Commissie.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.6-4.Werking.
De Commissie brengt een gemotiveerd advies uit in functie van het plaatsen van een merkteken en de eerste analyse van het onderzoek bedoeld in artikel D.IV.66, van de plaatselijke stedenbouwkundige omstandigheden, van de gegevens die tijdens de besprekingen in de hoorzitting naar voren zijn gekomen en de stukken die tijdens de hoorzitting bij het dossier zijn gevoegd.
Bij stemmengelijkheid wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de beroepsindiener.
Het advies van de Commissie wordt ondertekend door de voorzitter of diens plaatsvervanger en door de bestendige secretaris of, bij afwezigheid, door de adjunct-secretaris.
[1 De Adviescommissie kan per video-call beraadslagen.]1
----------
(1)<BWG 2021-06-17/01, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
<BWG 2022-06-23/12, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. R.I.6-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Werking. De Commissie brengt een gemotiveerd advies uit in functie van het plaatsen van een merkteken en de eerste analyse van het onderzoek bedoeld in artikel D.IV.66, van de plaatselijke stedenbouwkundige omstandigheden, van de gegevens die tijdens de besprekingen in de hoorzitting naar voren zijn gekomen en de stukken die tijdens de hoorzitting bij het dossier zijn gevoegd. [1 De beslissingen over adviezen worden genomen bij meerderheid van stemmen, uitgebracht door de aanwezige leden.]1 Bij stemmengelijkheid wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de beroepsindiener. Het advies van de Commissie wordt ondertekend door de voorzitter of diens plaatsvervanger en [1 door een vertegenwoordiger van het departement]1. [1 Binnen twee maanden na de eerste vergadering neemt de Commissie een huishoudelijk reglement aan dat door de Regering moet worden goedgekeurd. Dat huishoudelijk reglement regelt de details van de werkwijze van de Commissie.]1 [1 Om haar taken te vervullen, kan de Commissie deskundigen op de vergaderingen uitnodigen. Ze nemen met raadgevende stem deel aan de vergaderingen.]1
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R-I.6-5.Aanwezigheidsgeld.
De voorzitter van de Adviescommissie of diens plaatsvervanger krijgen 35 euro aanwezigheidsgeld per behandeld dossier [6 met een maximum van twaalf dossier per dag]6 evenals de voorziene vergoedingen voor reiskosten zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 16°, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviserende functie.
De commissieleden krijgen 25 euro aanwezigheidsgeld per behandeld dossier [6 met een maximum van twaalf dossier per dag]6 evenals de voorziene vergoedingen voor reiskosten zoals bedoeld in artikel 2, § 1,16°, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviserende functie.
----------
(1)<BWG 2020-04-30/13, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-05-2020>
(2)<BWG 2020-04-30/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-05-2020>
(3)<BWG 2020-12-18/10, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<BWG 2020-12-18/10, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(5)<BWG 2021-06-17/01, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
(6)<BWG 2022-06-23/12, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. R.I.6-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Aanwezigheidsgeld. De voorzitter van de Adviescommissie of diens plaatsvervanger krijgen 35 euro aanwezigheidsgeld per behandeld dossier, met een minimum van 70 euro en een maximum van 210 euro per dag, evenals [1 de reisvergoeding bepaald in het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap]1. De commissieleden krijgen 25 euro aanwezigheidsgeld per behandeld dossier, met een minimum van 50 euro en een maximum van 150 euro per dag, evenals [1 de reisvergoeding bepaald in het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap]1.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 3. - Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. R.I.10-1. Nadere samenstellingsregels.
Naast de voorzitter bestaat de gemeentelijke commissie uit :
1° acht gewone leden, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de gemeenteraad, voor een bevolking van minstens tienduizend inwoners;
2° twaalf gewone leden, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de gemeenteraad, voor een bevolking tussen tien- en twintigduizend inwoners;
3° zestien gewone leden, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de gemeenteraad, voor een bevolking van meer dan twintigduizend inwoners.
Voor elk gewoon lid, gekozen uit de kandidatenlijst, kan de gemeenteraad één of meerdere plaatsvervangers aanwijzen die dezelfde belangen vertegenwoordigen als het gewone lid.
Art. R.I.10-2. Nadere regels voor de oproep tot het indienen van kandidaturen.
§ 1. Het gemeentecollege doet een publieke oproep tot het indienen van kandidaturen binnen de maand na de beslissing van de gemeenteraad om de gemeentelijke commissie op te richten of te vernieuwen.
De publieke oproep wordt aangekondigd bij wijze van aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, via een bericht opgenomen in een kosteloos aan de bevolking verdeeld reclameblad en via een gemeentelijk infoblad, indien bestaand. De oproep wordt op de website van de gemeente, indien bestaand, bekendgemaakt. Het bericht stemt overeen met het model opgenomen in bijlage 2.
§ 2. De kandidaatstelling is persoonlijk; deze akte wordt in de vorm en binnen de termijn, zoals bepaald in de publieke oproep, ingediend. De kandidaat die een vereniging vertegenwoordigt, is erdoor gemandateerd. De kandidaat is woonachtig in de gemeente of de maatschappelijke zetel van de vereniging die de kandidaat vertegenwoordigt, is in de gemeente gelegen.
In de akte van kandidaatstelling worden minstens de naam, voornaam, woonplaats, leeftijd, het geslacht en het beroep van de kandidaat vermeld. De kandidaat wijst op het belang of de belangen die hij wenst te vertegenwoordigen onder de maatschappelijke, economische, erfgoed-, leefmilieu-, energie- en mobiliteitsbelangen, en geeft aan welke motivaties hij ten opzichte van die belangen inroepen. Elke niet behoorlijk gemotiveerde kandidaatstelling is onontvankelijk.
§ 3. Als het gemeentecollege het aantal kandidaatstellingen die het bij de publieke oproep gekregen heeft, onvoldoende acht, wordt uiterlijk twee maanden na sluiten van de eerste oproep een aanvullende oproep gedaan.
Die oproep loopt vanaf de datum, vastgesteld door het gemeentecollege. Voor die oproep zijn de bekendmakingsformaliteiten identiek aan de eerste oproep.
Art. R.I.10-3. Nadere aanwijzingsregels.
§ 1. Het gemeentecollege deelt de lijst van de ontvangen kandidaturen aan de gemeenteraad mee. De belangen worden bepaald in functie van de motiveringen die in de kandidaatstellingen vermeld worden. De ontvankelijke, maar niet in aanmerking genomen kandidaturen vormen de reserve. Tijdens de zitting waarin de gemeentelijke commissie wordt opgericht of vernieuwd en de voorzitter en de commissieleden aangewezen worden, neemt de gemeenteraad het huishoudelijk reglement van de gemeentelijke commissie aan. De beslissingen bedoeld in artikel D.I.9, lid 1, worden ter goedkeuring aan de Minister gericht.
§ 2. De gemeenteraad wijst een voorzitter aan, wiens ervaring en competenties gezaghebbend zijn ter zake van ruimtelijke ordening en stedenbouw.
De voorzitter is noch een gewoon lid, noch een plaatsvervanger, noch een lid van de gemeenteraad. De voorzitter heeft geen plaatsvervanger.
§ 3. De evenredige vertegenwoordiging die in de gemeenteraad de verhouding tussen meerderheid en minderheid vastlegt, wordt eveneens in acht genomen voor de commissieleden die de gemeenteraad vertegenwoordigen. De gemeenteraadsleden van de meerderheid, enerzijds, en van de minderheid, anderzijds, wijzen elk hun vertegenwoordigers aan, zowel gewone als plaatsvervangende leden. De gemeenteraad kan van de evenredigheidsregel afwijken ten gunste van de minderheid.
Deze beslissingen worden door de gemeenteraad goedgekeurd. Wordt er in de minderheid geen politieke overeenstemming bereikt, dan kan de vertegenwoordiging door de meerderheid overgenomen worden.
§ 4. De voorzitter en de leden mogen niet meer dan twee opeenvolgende uitvoerende mandaten uitoefenen.
Het lid oefent een uitvoerend mandaat uit wanneer het als gewoon lid zetelt, of als plaatsvervangend lid dat het gewoon lid vervangt bij meer dan de helft van de jaarlijkse vergaderingen.
§ 5. Het lid of de leden van het gemeentecollege, bevoegd voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en mobiliteit, evenals de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw, ook als dit lid het secretariaat waarneemt, zetelen van ambtswege met raadgevende stem in de gemeentelijke commissie. Het gemeenteraadslid heeft als opdrachten advisering bij en voorbereiding van de adviezen van de gemeentelijke commissie.
Elke ambtenaar die ruimtelijke ordenings-, stedenbouw- of mobiliteitsdossiers met betrekking tot de gemeente moet behandelen, kan geen lid zijn van de gemeentelijke commissie.
Art. R.I.10-4. Nadere regels voor wijzigingen in de loop van de ambtstermijn.
§ 1. Als het voorzittersmandaat openvalt, kiest de gemeenteraad een nieuwe voorzitter uit de leden van de gemeentelijke commissie.
Als het mandaat van een gewoon lid openvalt, wordt het door zijn plaatsvervanger ingenomen.
Als het mandaat van een plaatsvervangend lid openvalt, wijst de gemeenteraad een nieuw plaatsvervangend lid aan uit de kandidaten van de reserve die een gelijkwaardig belang behartigen.
§ 2. Wanneer de reserve uitgeput is of er geen enkel belang meer is vertegenwoordigd of wanneer een belang niet meer vertegenwoordigd is omdat geen enkele kandidatuur die betrokken belang behartigt in aanmerking is genomen, wordt de gemeentelijke commissie door de gemeenteraad gedeeltelijk vernieuwd.
De nadere regels zoals bepaald voor de oprichting of de algehele vernieuwing van een gemeentelijke commissie zijn van toepassing.
Art. R.I.10-5.Nadere werkingsregels.
§ 1. Het gemeentecollege wijst onder het personeel van het gemeentebestuur de persoon aan, die het secretariaat van de commissie waarneemt. Deze hoedanigheid is onverenigbaar met de hoedanigheid van voorzitter of commissielid.
De adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw verschaft de voorzitter en de commissieleden alle technische en wettelijke informatie nodig voor hun doeltreffende beraadslaging.
§ 2. De voorzitter en elk lid van de gemeentelijke commissie zijn verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens in de dossiers die zij ter kennis nemen, evenals van de besprekingen en stemmingen in de gemeentelijke commissie.
Bij een belangenconflict verlaten de voorzitter of het commissielid de zitting van de gemeentelijke commissie voor het ter bespreking of stemming voorliggende punt.
§ 3. Na beslissing van de gemeenteraad of het gemeentecollege over de dossiers die de commissie ter advies worden voorgelegd, licht de gemeentelijke overheid de commissie daarover in en verzorgt de bekendmaking van haar adviezen.
§ 4. De Gemeentelijke Commissie vergadert :
1° minstens vier keer per jaar voor een commissie met acht leden;
2° minstens zes keer per jaar voor een commissie met twaalf leden;
3° minstens acht keer per jaar voor een commissie met zestien leden.
De voorzitter roept de vergadering op de dag, het uur en de plaats, vastgesteld in het huishoudelijk reglement, bijeen.
Daarnaast roept de voorzitter de gemeentelijke commissie op verzoek van het gemeentecollege samen wanneer het advies van de gemeentelijke commissie krachtens een wetgevende of reglementaire bepaling vereist is.
§ 5. De voorzitter legt de agenda van de vergadering vast en vermeldt ze in de oproeping gericht aan de commissieleden, minstens acht werkdagen voor de datum die voor de vergadering is vastgelegd.
Een afschrift van de oproeping wordt eveneens gericht aan :
1° de schepen bevoegd voor ruimtelijke ordening;
2° de schepen bevoegd voor stedenbouw;
3° de schepen bevoegd voor mobiliteit;
4° indien bestaand, de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw.
[1 Het gewone lid brengt de plaatsvervanger van zijn afwezigheid op de hoogte.]1
§ 6. De commissie kan op eigen initiatief deskundigen of bijzonder ingelichte personen uitnodigen.
Laatstgenoemden wonen enkel het agendapunt bij waarvoor ze uitgenodigd zijn. Zij hebben geen stemrecht.
Met de eventuele kosten die ontstaan uit een deskundige interventie moet het gemeentecollege vooraf instemmen.
§ 7. De adviezen die de gemeentelijke commissie uitbrengt zijn behoorlijk gemotiveerd en maken in voorkomend geval melding van de uitslag van de stemming. Ze maken het voorwerp uit van een proces-verbaal, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de gemeentelijke commissie.
§ 8. De gemeentelijke commissie beraadslaagt slechts rechtsgeldig in aanwezigheid van de meerderheid der leden met stemrecht.
Er wordt bij gewone meerderheid gestemd. Bij stemmengelijkheid weegt de stem van de voorzitter door.
§ 9. De leden van de gemeentelijke commissie blijven aan tot aan de installatie van de hen opvolgende commissieleden.
§ 10. Wanneer de opgelegde woonplaatsvoorwaarde niet meer vervuld is of wanneer er zich een geval van onverenigbaarheid, zoals vastgesteld in deze afdeling, voordoet, worden de voorzitter, het commissielid of diens plaatsvervanger geacht van rechtswege ontslagnemend te zijn.
§ 11. Het gemeentecollege richt het commissieverslag bedoeld in artikel D.I.10, § 3, lid 2, aan DGO4 tegen 30 juni van het jaar volgend op de installatie van de gemeenteraad ten gevolge van de verkiezingen.
Het activiteitenverslag ligt ter inzage bij het gemeentebestuur.
§ 12. De Minister kan onder de ambtenaren van DGO4 zijn vertegenwoordiger aanwijzen, die met raadgevende stem zitting heeft in de gemeentelijke commissie.
----------
(1)<BWG 2019-05-09/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. R.I.10-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Nadere werkingsregels. § 1. Het gemeentecollege wijst onder het personeel van het gemeentebestuur de persoon aan, die het secretariaat van de commissie waarneemt. Deze hoedanigheid is onverenigbaar met de hoedanigheid van voorzitter of commissielid. De adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw verschaft de voorzitter en de commissieleden alle technische en wettelijke informatie nodig voor hun doeltreffende beraadslaging. § 2. De voorzitter en elk lid van de gemeentelijke commissie zijn verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens in de dossiers die zij ter kennis nemen, evenals van de besprekingen en stemmingen in de gemeentelijke commissie. Bij een belangenconflict verlaten de voorzitter of het commissielid de zitting van de gemeentelijke commissie voor het ter bespreking of stemming voorliggende punt. § 3. Na beslissing van de gemeenteraad of het gemeentecollege over de dossiers die de commissie ter advies worden voorgelegd, licht de gemeentelijke overheid de commissie daarover in en verzorgt de bekendmaking van haar adviezen. § 4. De Gemeentelijke Commissie vergadert : 1° minstens vier keer per jaar voor een commissie met acht leden; 2° minstens zes keer per jaar voor een commissie met twaalf leden; 3° minstens acht keer per jaar voor een commissie met zestien leden. De voorzitter roept de vergadering op de dag, het uur en de plaats, vastgesteld in het huishoudelijk reglement, bijeen. Daarnaast roept de voorzitter de gemeentelijke commissie op verzoek van het gemeentecollege samen wanneer het advies van de gemeentelijke commissie krachtens een wetgevende of reglementaire bepaling vereist is. § 5. De voorzitter legt de agenda van de vergadering vast en vermeldt ze in de oproeping gericht aan de commissieleden, minstens acht werkdagen voor de datum die voor de vergadering is vastgelegd. Een afschrift van de oproeping wordt eveneens gericht aan : 1° de schepen bevoegd voor ruimtelijke ordening; 2° de schepen bevoegd voor stedenbouw; 3° de schepen bevoegd voor mobiliteit; 4° indien bestaand, de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw. [1 Het gewone lid brengt de plaatsvervanger van zijn afwezigheid op de hoogte.]1 § 6. De commissie kan op eigen initiatief deskundigen of bijzonder ingelichte personen uitnodigen. Laatstgenoemden wonen enkel het agendapunt bij waarvoor ze uitgenodigd zijn. Zij hebben geen stemrecht. Met de eventuele kosten die ontstaan uit een deskundige interventie moet het gemeentecollege vooraf instemmen. § 7. De adviezen die de gemeentelijke commissie uitbrengt zijn behoorlijk gemotiveerd en maken in voorkomend geval melding van de uitslag van de stemming. Ze maken het voorwerp uit van een proces-verbaal, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de gemeentelijke commissie. § 8. De gemeentelijke commissie beraadslaagt slechts rechtsgeldig in aanwezigheid van de meerderheid der leden met stemrecht. Er wordt bij gewone meerderheid gestemd. Bij stemmengelijkheid weegt de stem van de voorzitter door. § 9. De leden van de gemeentelijke commissie blijven aan tot aan de installatie van de hen opvolgende commissieleden. § 10. Wanneer de opgelegde woonplaatsvoorwaarde niet meer vervuld is of wanneer er zich een geval van onverenigbaarheid, zoals vastgesteld in deze afdeling, voordoet, worden de voorzitter, het commissielid of diens plaatsvervanger geacht van rechtswege ontslagnemend te zijn. § 11. Het gemeentecollege richt het commissieverslag bedoeld in artikel D.I.10, § 3, lid 2, aan [2 het departement]2 tegen 30 juni van het jaar volgend op de installatie van de gemeenteraad ten gevolge van de verkiezingen. Het activiteitenverslag ligt ter inzage bij het gemeentebestuur. § 12. De Minister kan [2 ...]2 zijn vertegenwoordiger aanwijzen, die met raadgevende stem zitting heeft in de gemeentelijke commissie. ----------
(1)<BWG 2019-05-09/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK IV. - Erkenningen
Art. R.I.11-1. Soorten erkenningen.
De Minister erkent, volgens onderstaande criteria en procedures, de natuurlijke of publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen die belast kunnen worden met :
1° de opmaak of de herziening van het (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, "erkenning type 1" genoemd;
2° de opmaak of de herziening van het plaatselijke beleidsontwikkelingsplan en de gemeentelijke handleiding voor stedenbouw, "erkenning type 2" genoemd.
Art. R.I.11-2. Erkenningsvoorwaarden.
§ 1. De erkenning type 1 wordt verleend aan iedere rechtspersoon die onder haar personeel of medewerkers minstens één natuurlijke persoon telt die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw of over een nuttige ervaring beschikt ten opzichte van de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw verwoord in artikel D.I.1, § 1; laatstgenoemde persoon is per overeenkomst verbonden aan de rechtspersoon en haar naam wordt op alle stukken in de hoedanigheid van gemandateerd persoon vermeld.
Onder natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw voor de erkenning van type 1 wordt iedere persoon verstaan die een diploma van het hoger onderwijs bezit in de zin van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, waarbij een vorming van minstens zestig kredieten aangetoond wordt in de vakgebieden stedenbouw en ruimtelijke ordening.
Onder natuurlijke persoon die over een nuttige ervaring beschikt voor de erkenning type 1 wordt de natuurlijke persoon verstaan die verantwoordelijk was voor de opmaak of de herziening of deel uitmaakt van een team dat zorgde voor de opmaak of herziening van minstens drie (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen, goedgekeurd door de Regering of de Minister, of van minstens drie gelijksoortige akten van stedenbouw of ruimtelijke ordening, aangenomen in een ander Gewest of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
De rechtspersoon toont aan dat ze over een multidisciplinair team beschikt dat onderling aanvullende competenties bezit in de vakgebieden in verband met stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu.
§ 2. De erkenning type 2 wordt verleend :
1° aan iedere natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd inzake ruimtelijke ordening of stedenbouw of architectuur, of over een nuttige ervaring beschikt ten opzichte van de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw verwoord in artikel D.I.1, § 1;
2° aan iedere rechtspersoon die onder haar personeel of medewerkers minstens één natuurlijke persoon telt die de voorwaarden, verwoord onder 1°, vervult en die met laatstgenoemde persoon per overeenkomst verbonden is; de naam van de natuurlijke persoon wordt op alle stukken in de hoedanigheid van gemandateerd persoon vermeld; de rechtspersoon heeft als maatschappelijk doel aangelegenheden inzake ruimtelijke ordening of stedenbouw.
Onder natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw of architectuur voor de erkenning van type 2 wordt iedere persoon bedoeld in lid 2, paragraaf 1, verstaan, dan wel iedere burgerlijk ingenieur architect of iedere architect die een diploma van het hoger onderwijs bezit in de zin van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, waarbij een vorming van minstens tien kredieten aangetoond wordt in de vakgebieden stedenbouw en ruimtelijke ordening.
Onder natuurlijke persoon die over een nuttige ervaring beschikt voor de erkenning type 2 wordt de natuurlijke persoon verstaan die verantwoordelijk was voor de opmaak of de herziening of deel uitmaakt van een team dat zorgde voor de opmaak of herziening van minstens drie plaatselijke ontwikkelingsplannen of gemeentelijke handleidingen voor stedenbouw, aangenomen of goedgekeurd door de Regering of de Minister, of van minstens drie gelijksoortige akten van stedenbouw of ruimtelijke ordening, aangenomen in een ander Gewest of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
§ 3. Iedere persoon kan mits verantwoording een erkenning of een gelijkwaardig diploma laten gelden voor elke erkenningscategorie, bij dit hoofdstuk vastgelegd en verleend in een ander Gewest van een Lid-Staat van de Europese Unie of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
Art. R.I.11-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Erkenningsvoorwaarden. § 1. De erkenning type 1 wordt verleend aan iedere rechtspersoon die onder haar personeel of medewerkers minstens één natuurlijke persoon telt die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw of over een nuttige ervaring beschikt ten opzichte van de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw verwoord in artikel D.I.1, § 1; laatstgenoemde persoon is per overeenkomst verbonden aan de rechtspersoon en haar naam wordt op alle stukken in de hoedanigheid van gemandateerd persoon vermeld. Onder natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw voor de erkenning van type 1 wordt iedere persoon verstaan die een diploma van het hoger onderwijs bezit [1 ...]1, waarbij een vorming van minstens zestig kredieten aangetoond wordt in de vakgebieden stedenbouw en ruimtelijke ordening. Onder natuurlijke persoon die over een nuttige ervaring beschikt voor de erkenning type 1 wordt de natuurlijke persoon verstaan die verantwoordelijk was voor de opmaak of de herziening of deel uitmaakt van een team dat zorgde voor de opmaak of herziening van minstens drie (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen, goedgekeurd door de Regering of de Minister, of van minstens drie gelijksoortige akten van stedenbouw of ruimtelijke ordening, aangenomen in een ander Gewest of een andere Lid-Staat van de Europese Unie. De rechtspersoon toont aan dat ze over een multidisciplinair team beschikt dat onderling aanvullende competenties bezit in de vakgebieden in verband met stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu. § 2. De erkenning type 2 wordt verleend : 1° aan iedere natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd inzake ruimtelijke ordening of stedenbouw of architectuur, of over een nuttige ervaring beschikt ten opzichte van de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw verwoord in artikel D.I.1, § 1; 2° aan iedere rechtspersoon die onder haar personeel of medewerkers minstens één natuurlijke persoon telt die de voorwaarden, verwoord onder 1°, vervult en die met laatstgenoemde persoon per overeenkomst verbonden is; de naam van de natuurlijke persoon wordt op alle stukken in de hoedanigheid van gemandateerd persoon vermeld; de rechtspersoon heeft als maatschappelijk doel aangelegenheden inzake ruimtelijke ordening of stedenbouw. Onder natuurlijke persoon die een vorming heeft gevolgd in ruimtelijke ordening of stedenbouw of architectuur voor de erkenning van type 2 wordt iedere persoon bedoeld in lid 2, paragraaf 1, verstaan, dan wel iedere burgerlijk ingenieur architect of iedere architect die een diploma van het hoger onderwijs bezit [1 ...]1, waarbij een vorming van minstens tien kredieten aangetoond wordt in de vakgebieden stedenbouw en ruimtelijke ordening. Onder natuurlijke persoon die over een nuttige ervaring beschikt voor de erkenning type 2 wordt de natuurlijke persoon verstaan die verantwoordelijk was voor de opmaak of de herziening of deel uitmaakt van een team dat zorgde voor de opmaak of herziening van minstens drie plaatselijke ontwikkelingsplannen of gemeentelijke handleidingen voor stedenbouw, aangenomen of goedgekeurd door de Regering of de Minister, of van minstens drie gelijksoortige akten van stedenbouw of ruimtelijke ordening, aangenomen in een ander Gewest of een andere Lid-Staat van de Europese Unie. § 3. Iedere persoon kan mits verantwoording een erkenning of een gelijkwaardig diploma laten gelden voor elke erkenningscategorie, bij dit hoofdstuk vastgelegd en verleend in een ander Gewest van een Lid-Staat van de Europese Unie of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.11-3. Erkenningsprocedure.
§ 1. Het erkenningsaanvraagdossier wordt aan DGO4 gericht en bevat :
1° het (de) aangevraagde erkenningstype(s);
2° indien het een natuurlijke persoon betreft, haar naam, titels, diploma's en referenties;
3° indien het een rechtspersoon betreft, haar maatschappelijk doel en de namen, titels, diploma's en referenties van de mandataris en de overeenkomst die ze bindt;
4° als het een erkenning van type 1 betreft, de namen, titels, diploma's en referenties van de leden van het multidisciplinair team dat de onderling aanvullende competenties aantoont in de vakgebieden met betrekking tot stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu;
5° bij gebreke van het vereiste diploma, elk stuk waarmee een nuttige ervaring aangetoond wordt in de zin van artikel R.I.II-2, § 1, lid 3, of § 2, lid 3;
6° elk stuk waarmee een gelijkwaardige erkenning aangetoond wordt voor elke erkenningscategorie, bij dit hoofdstuk vastgelegd en verleend in een ander Gewest van een Lid-Staat van de Europese Unie of een andere Lid-Staat van de Europese Unie.
§ 2. Binnen de twintig dagen na ontvangst van het dossier richt DGO4 een bericht van ontvangst of een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager. Binnen dezelfde termijn richt DGO4, als het dossier volledig is, een voorstel tot beslissing aan de Minister. Het bericht van ontvangst vermeldt de termijn waarbinnen de beslissing verstuurd wordt.
Binnen de dertig dagen te rekenen van het verzenden van het bericht van ontvangst van het volledige dossier richt de Minister zijn beslissing aan de natuurlijke of de rechtspersoon.
De erkenning loopt te rekenen van de datum van de beslissing tot erkenning.
De beslissing tot toekenning van de erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 bekendgemaakt.
Art. R.I.11-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Erkenningsprocedure. § 1. Het erkenningsaanvraagdossier wordt aan [1 het departement]1 gericht en bevat : 1° het (de) aangevraagde erkenningstype(s); 2° indien het een natuurlijke persoon betreft, haar naam, titels, diploma's en referenties; 3° indien het een rechtspersoon betreft, haar maatschappelijk doel en de namen, titels, diploma's en referenties van de mandataris en de overeenkomst die ze bindt; 4° als het een erkenning van type 1 betreft, de namen, titels, diploma's en referenties van de leden van het multidisciplinair team dat de onderling aanvullende competenties aantoont in de vakgebieden met betrekking tot stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu; 5° bij gebreke van het vereiste diploma, elk stuk waarmee een nuttige ervaring aangetoond wordt in de zin van artikel R.I.II-2, § 1, lid 3, of § 2, lid 3; 6° elk stuk waarmee een gelijkwaardige erkenning aangetoond wordt voor elke erkenningscategorie, bij dit hoofdstuk vastgelegd en verleend in een ander Gewest van een Lid-Staat van de Europese Unie of een andere Lid-Staat van de Europese Unie. § 2. Binnen de twintig dagen na ontvangst van het dossier richt DGO4 een bericht van ontvangst of een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager. Binnen dezelfde termijn richt [1 het departement]1, als het dossier volledig is, een voorstel tot beslissing aan de Minister. Het bericht van ontvangst vermeldt de termijn waarbinnen de beslissing verstuurd wordt. Binnen de dertig dagen te rekenen van het verzenden van het bericht van ontvangst van het volledige dossier richt de Minister zijn beslissing aan de natuurlijke of de rechtspersoon. De erkenning loopt te rekenen van de datum van de beslissing tot erkenning. De beslissing tot toekenning van de erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 bekendgemaakt.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.11-4. Vertrek of vervanging van een personeelslid of een medewerker van een rechtspersoon, beschikkend over een erkenning van type 1.
§ 1. Wanneer een personeelslid of een medewerker ander dan de gemandateerd persoon niet meer bij overeenkomst gebonden is aan de rechtspersoon bedoeld in artikel R.I.11-2, § 1, ongeacht of hij al dan niet vervangen wordt, licht de rechtspersoon DGO4 daarover in, waarna laatstgenoemde nagaat of de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn. Bij vervanging bevat de zending de inlichtingen bedoeld in artikel R.I.11-3, 4°.
Wanneer de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn, licht DGO4 de rechtspersoon daar binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 over in.
Wanneer de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn, richt DGO4 binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 een voorstel tot beslissing aan de Minister. Binnen de vijftig dagen te rekenen van het verzenden van het bericht bedoeld in lid 1 richt de Minister zijn beslissing aan de rechtspersoon.
§ 2. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 bekendgemaakt.
Art. R.I.11-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Vertrek of vervanging van een personeelslid of een medewerker van een rechtspersoon, beschikkend over een erkenning van type 1. § 1. Wanneer een personeelslid of een medewerker ander dan de gemandateerd persoon niet meer bij overeenkomst gebonden is aan de rechtspersoon bedoeld in artikel R.I.11-2, § 1, ongeacht of hij al dan niet vervangen wordt, licht de rechtspersoon [1 het departement]1 daarover in, waarna laatstgenoemde nagaat of de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn. Bij vervanging bevat de zending de inlichtingen bedoeld in artikel R.I.11-3, 4°. Wanneer de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn, licht [1 het departement]1 de rechtspersoon daar binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 over in. Wanneer de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn, richt [1 het departement]1 binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 een voorstel tot beslissing aan de Minister. Binnen de vijftig dagen te rekenen van het verzenden van het bericht bedoeld in lid 1 richt de Minister zijn beslissing aan de rechtspersoon. § 2. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 bekendgemaakt.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.11-5. Vertrek of vervanging van een gemandateerd persoon van een rechtspersoon, beschikkend over een erkenning van type 1 of type 2.
§ 1. Als de gemandateerd persoon vervangen wordt door een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de rechtspersoon op het ogenblik waarop de erkenning verleend is en die natuurlijke persoon de voorwaarden vervult bedoeld in artikel R.1.11-2, lid 2 of 3, of in artikel R.1.11-2, § 2, 1°, licht de rechtspersoon DGO4 daarover in, waarna laatstgenoemde nagaat of de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn.
Wanneer de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn, licht DGO4 de rechtspersoon daar binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 over in.
Wanneer de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn, richt DGO4 binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 een voorstel tot beslissing aan de Minister. Binnen de vijftig dagen te rekenen van de ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 richt de Minister zijn beslissing aan de rechtspersoon.
§ 2. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 bekendgemaakt.
§ 3. Als de gemandateerd persoon vertrekt en niet vervangen wordt door een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de rechtspersoon op het ogenblik waarop de erkenning verleend is en die de voorwaarden vervult bedoeld in artikel R.1.11-2, § 2, 1°, licht de rechtspersoon DGO4 daar per zending over in. De erkenning wordt ingetrokken volgens de procedure bedoeld in de paragrafen 1 en 2 en een nieuwe erkenning kan worden aangevraagd.
Art. R.I.11-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Vertrek of vervanging van een gemandateerd persoon van een rechtspersoon, beschikkend over een erkenning van type 1 of type 2. § 1. Als de gemandateerd persoon vervangen wordt door een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de rechtspersoon op het ogenblik waarop de erkenning verleend is en die natuurlijke persoon de voorwaarden vervult bedoeld in artikel R.1.11-2, lid 2 of 3, of in artikel R.1.11-2, § 2, 1°, licht de rechtspersoon [1 het departement]1 daarover in, waarna laatstgenoemde nagaat of de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn. Wanneer de erkenningsvoorwaarden verder vervuld zijn, licht [1 het departement]1 de rechtspersoon daar binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 over in. Wanneer de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn, richt [1 het departement]1 binnen de twintig dagen na ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 een voorstel tot beslissing aan de Minister. Binnen de vijftig dagen te rekenen van de ontvangst van de zending bedoeld in lid 1 richt de Minister zijn beslissing aan de rechtspersoon. § 2. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 bekendgemaakt. § 3. Als de gemandateerd persoon vertrekt en niet vervangen wordt door een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de rechtspersoon op het ogenblik waarop de erkenning verleend is en die de voorwaarden vervult bedoeld in artikel R.1.11-2, § 2, 1°, licht de rechtspersoon [1 het departement]1 daar per zending over in. De erkenning wordt ingetrokken volgens de procedure bedoeld in de paragrafen 1 en 2 en een nieuwe erkenning kan worden aangevraagd.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.11-6. Vrijstelling van erkenning.
Een erkenning als projectontwerper in de zin van artikel D.I.11 is niet nodig voor :
1° de opmaak of de herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan dat een oppervlakte bestrijkt, lager dan twee hectare, of waarvan de toekomstige bestemming een gebied is, dat niet voor bebouwing is bestemd;
2° de (gedeeltelijke) herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw, voor zover deze geldt voor een deel van het gemeentelijk grondgebied en de herziening verricht wordt door de adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw van de betrokken gemeente.
Art. R.I.11-7. Waarschuwing en intrekking van de erkenning.
Wanneer de houder van de erkenning de verplichtingen bedoeld bij het Wetboek niet in acht neemt, stelt DGO4 de tekortkoming vast en licht er de Minister over in. DGO4 roept de houder van de erkenning voor een hoorzitting op, waarop deze zijn bemerkingen te gelde kan maken. De houder kan zich laten vergezellen door iedere persoon die hij nuttig acht.
In voorkomend geval richt DGO4 een gemotiveerd voorstel tot waarschuwing met een termijn om de zaken op orde te stellen of een gemotiveerd voorstel tot intrekking van de erkenning aan de Minister en licht er de aanvrager over in. De Minister richt zijn beslissing aan de aanvrager.
Wordt er geen orde op zaken gesteld in de voorgeschreven termijn, dan richt DGO4 een gemotiveerd voorstel tot intrekking van de erkenning aan de Minister.
De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 bekendgemaakt.
Art. R.I.11-7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Waarschuwing en intrekking van de erkenning. Wanneer de houder van de erkenning de verplichtingen bedoeld bij het Wetboek niet in acht neemt, [1 stelt het departement]1 de tekortkoming vast en licht er de Minister over in. [1 Het departement roept]1 de houder van de erkenning voor een hoorzitting op, waarop deze zijn bemerkingen te gelde kan maken. De houder kan zich laten vergezellen door iedere persoon die hij nuttig acht. In voorkomend geval richt [1 het departement]1 een gemotiveerd voorstel tot waarschuwing met een termijn om de zaken op orde te stellen of een gemotiveerd voorstel tot intrekking van de erkenning aan de Minister en licht er de aanvrager over in. De Minister richt zijn beslissing aan de aanvrager. Wordt er geen orde op zaken gesteld in de voorgeschreven termijn, dan richt [1 het departement]1 een gemotiveerd voorstel tot intrekking van de erkenning aan de Minister. De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De bijgewerkte lijst van de erkende projectontwerpers wordt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 bekendgemaakt.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.11-8. Aanwijzingsvoorwaarden.
De privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon die erkend is voor de opmaak of de herziening van een (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw mag geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben bij de uitvoering van bedoeld plan of bedoelde handleiding waarvoor zij aangewezen wordt.
In afwijking van de artikelen R.I.11-3 tot R.I.11-5 blijft de hoedanigheid van erkende persoon van de persoon, aangewezen voor de opmaak of de herziening van een ontwikkelingsplan of handleiding tijdens de gehele duur van de opmaak of herziening van het instrument waarvoor zij aangewezen is, voortduren.
HOOFDSTUK V. - Subsidies
Afdeling 1. - Subsidies voor de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan
Art. R.I.12-1. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een gemeente een subsidie toekennen voor de opmaak van het basisdossier voor een gewestplanherziening in de zin van artikel D.II.44, voor zover de ontwerp-herziening voor het gewestplan door de Regering aangenomen wordt.
§ 2. Het gemeentecollege dient de subsidieaanvraag bij DGO4 in op grond van een dossier dat een afschrift van het gemeenteraadsbesluit bevat, waarbij beslist wordt tot de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan en waarbij doel en mtovering ervan worden vastgesteld, evenals :
1° wanneer de gemeente een beroep doet op een projectontwerper, een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad, een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van de projectontwerper en een afschrift van de in aanmerking genomen offerte waarbij het ereloonbedrag van de projectontwerper gedetailleerd uiteengezet is;
2° wanneer het dossier door de gemeente wordt opgesteld, de specifieke uitgaven die vastgelegd dienen te worden voor de samenstelling van het dossier, kosten voor het gemeentepersoneel niet meegerekend;
3° wanneer het dossier door de gemeente opgesteld wordt en deze voor thematische onderzoeken een beroep doet op een projectontwerper, de gegevens vermeld onder 1° en 2°.
§ 3. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten wordt de subsidie tegen maximum zestig percent van het bedrag bedoeld in paragraaf 2 toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot twaalf duizend euro. Indien het basisdossier een bodembestemmingsplan bevat, wordt de subsidie op twintig duizend euro gebracht.
§ 4. De subsidie wordt in één enkele schijf vereffend, onmiddellijk na het aannemen van de ontwerp-herziening van het gewestplan door de Regering en mits overlegging van verantwoordingsstukken voor de uitgaven die de gemeente deed.
Art. R.I.12-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een gemeente een subsidie toekennen voor de opmaak van het basisdossier voor een gewestplanherziening in de zin van artikel D.II.44, voor zover de ontwerp-herziening voor het gewestplan door de Regering aangenomen wordt. § 2. Het gemeentecollege dient de subsidieaanvraag [1 bij het departement]1 in op grond van een dossier dat een afschrift van het gemeenteraadsbesluit bevat, waarbij beslist wordt tot de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan en waarbij doel en mtovering ervan worden vastgesteld, evenals : 1° wanneer de gemeente een beroep doet op een projectontwerper, een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad, een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van de projectontwerper en een afschrift van de in aanmerking genomen offerte waarbij het ereloonbedrag van de projectontwerper gedetailleerd uiteengezet is; 2° wanneer het dossier door de gemeente wordt opgesteld, de specifieke uitgaven die vastgelegd dienen te worden voor de samenstelling van het dossier, kosten voor het gemeentepersoneel niet meegerekend; 3° wanneer het dossier door de gemeente opgesteld wordt en deze voor thematische onderzoeken een beroep doet op een projectontwerper, de gegevens vermeld onder 1° en 2°. § 3. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten wordt de subsidie tegen maximum zestig percent van het bedrag bedoeld in paragraaf 2 toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot twaalf duizend euro. Indien het basisdossier een bodembestemmingsplan bevat, wordt de subsidie op twintig duizend euro gebracht. § 4. De subsidie wordt in één enkele schijf vereffend, onmiddellijk na het aannemen van de ontwerp-herziening van het gewestplan door de Regering en mits overlegging van verantwoordingsstukken voor de uitgaven die de gemeente deed.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 2. - Subsidies voor de opmaak of de herziening van een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw
Art. R.I.12-2. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister, tegen onderstaande voorwaarden, een subsidie toekennen voor de gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw :
1° de opmaak of de herziening van het ontwikkelingsplan of de handleiding wordt verricht door een erkende projectontwerper, aangewezen door het gemeentecollege;
2° de subsidieaanvraag voor een gehele of gedeeltelijke herziening van een ontwikkelingsplan of handleiding wordt ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van het ontwikkelingsplan of de handleiding, of van de laatste gehele of gehele herziening ervan ingediend, en uiterlijk drie jaar voor de datum van de niet-verlengde opheffing van rechtswege van het ontwikkelingsplan of de handleiding.
Er kunnen maximum twee gedeeltelijke herzieningen van een ontwikkelingsplan, een handleiding of gedeelte ervan gesubsidieerd worden voor éénzelfde ontwikkelingsplan of handleiding die niet geheel herzien worden.
§ 2. Het gemeentecollege of, voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het begeleidingscomité, gemandateerd door de gemeentecolleges, dient de subsidieaanvraag bij DGO4 in op basis van een dossier, dat hetvolgende bevat :
1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit of van het besluit van de gemeenteraden tot gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een ontwikkelingsplan of een handleiding;
2° voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, de lijst van de betrokken gemeenten;
3° een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad (gemeenteraden);
4° een afschrift van het besluit van het (de) gemeentecollege(s) tot aanwijzing van de projectontwerper;
5° een afschrift van de in aanmerking genomen offerte, waarbij het bedrag van het ereloon van de projectontwerper gedetailleerd wordt vermeld en waarbij de fases voor de opmaak van de documenten en dienovereenkomstige termijnen nader bepaald worden.
§ 3. De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag van het ereloon toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum :
1° 50.000 euro per gemeente voor de gehele opmaak of herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 150.000 euro;
2° 60.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;
3° 24.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan;
4° 16.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw;
5° 20.000 euro per gemeente voor de gedeeltelijke herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 60.000 euro;
6° 20.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;
7° 10.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan;
8° 4.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw.
Wanneer het meergemeentelijk ontwikkelingsplan een deel van een gemeentelijk grondgebied beslaat, wordt de aan die gemeente toegekende subsidie naar verhouding beperkt tot het percentage van de oppervlakte van het gemeentelijke grondgebied waarop bedoeld plan betrekking heeft.
§ 4. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt :
1° zestig percent van de subsidie bij de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie en voor zover de dienovereenkomstige schuldvorderingsverklaring ingediend wordt binnen een termijn van achttien maanden te rekenen van de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie;
2° veertig percent van de subsidie onmiddellijk na de inwerkingtreding van het ontwikkelingsplan of de handleiding voor stedenbouw en mits overlegging van de verantwoordingsstukken voor de uitgaven die de gemeente deed.
Art. R.I.12-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister, tegen onderstaande voorwaarden, een subsidie toekennen voor de gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw : 1° de opmaak of de herziening van het ontwikkelingsplan of de handleiding wordt verricht door een erkende projectontwerper, aangewezen door het gemeentecollege; 2° de subsidieaanvraag voor een gehele of gedeeltelijke herziening van een ontwikkelingsplan of handleiding wordt ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van het ontwikkelingsplan of de handleiding, of van de laatste gehele of gehele herziening ervan ingediend, en uiterlijk drie jaar voor de datum van de niet-verlengde opheffing van rechtswege van het ontwikkelingsplan of de handleiding. Er kunnen maximum twee gedeeltelijke herzieningen van een ontwikkelingsplan, een handleiding of gedeelte ervan gesubsidieerd worden voor éénzelfde ontwikkelingsplan of handleiding die niet geheel herzien worden. § 2. Het gemeentecollege of, voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het begeleidingscomité, gemandateerd door de gemeentecolleges, dient de subsidieaanvraag [1 bij het departement]1 in op basis van een dossier, dat hetvolgende bevat : 1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit of van het besluit van de gemeenteraden tot gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een ontwikkelingsplan of een handleiding; 2° voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, de lijst van de betrokken gemeenten; 3° een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad (gemeenteraden); 4° een afschrift van het besluit van het (de) gemeentecollege(s) tot aanwijzing van de projectontwerper; 5° een afschrift van de in aanmerking genomen offerte, waarbij het bedrag van het ereloon van de projectontwerper gedetailleerd wordt vermeld en waarbij de fases voor de opmaak van de documenten en dienovereenkomstige termijnen nader bepaald worden. § 3. De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag van het ereloon toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum : 1° 50.000 euro per gemeente voor de gehele opmaak of herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 150.000 euro; 2° 60.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan; 3° 24.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan; 4° 16.000 euro voor de gehele opmaak of herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw; 5° 20.000 euro per gemeente voor de gedeeltelijke herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 60.000 euro; 6° 20.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan; 7° 10.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan; 8° 4.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijke handleiding voor stedenbouw. Wanneer het meergemeentelijk ontwikkelingsplan een deel van een gemeentelijk grondgebied beslaat, wordt de aan die gemeente toegekende subsidie naar verhouding beperkt tot het percentage van de oppervlakte van het gemeentelijke grondgebied waarop bedoeld plan betrekking heeft. § 4. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt : 1° zestig percent van de subsidie bij de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie en voor zover de dienovereenkomstige schuldvorderingsverklaring ingediend wordt binnen een termijn van achttien maanden te rekenen van de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie; 2° veertig percent van de subsidie onmiddellijk na de inwerkingtreding van het ontwikkelingsplan of de handleiding voor stedenbouw en mits overlegging van de verantwoordingsstukken voor de uitgaven die de gemeente deed.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 3. - Subsidies voor de opmaak van een milieueffectenrapport in verband met een ontwerp van herziening van het gewestplan, een (meer-) gemeentelijk ontwikkelingsplan of een lokaal beleidsontwikkelingsplan
Art. R.I.12-3. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een subsidie toekennen aan de gemeenten voor de opmaak van een milieueffectenverslag voor de gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een plan, een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan of een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan tegen volgende voorwaarden :
1° wanneer het verslag wordt opgesteld in het kader van een gewestplanherziening, moet dit door een in de zin van artikel D.I.11 erkende projectontwerper verricht worden;
2° de ontwerp-opmaak of -herziening van het plan wordt door de Regering aangenomen of het ontwikkelingsplan maakt het voorwerp uit van een beslissing van de bevoegde overheid tot vaststelling van de inhoud van het milieueffectenverslag.
§ 2. Het gemeentecollege of, voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het begeleidingscomité, gemandateerd door de gemeentecolleges, dient de subsidieaanvraag bij DGO4 in op basis van een dossier, dat een afschrift van de beslissing bevat tot vaststelling van de omvang en de nauwkeurigheidsgraad van het milieueffectenverslag, evenals :
1° wanneer de gemeente een beroep doet op een projectontwerper, een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad, een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van de projectontwerper en een afschrift van de in aanmerking genomen offerte waarbij het ereloonbedrag van de projectontwerper gedetailleerd uiteengezet is;
2° wanneer het dossier door de gemeente wordt opgesteld, de specifieke uitgaven die vastgelegd dienen te worden voor de samenstelling van het dossier, kosten voor het gemeentepersoneel niet meegerekend;
3° wanneer het dossier door de gemeente opgesteld wordt en deze voor thematische onderzoeken een beroep doet op een projectontwerper, de gegevens vermeld onder 1° en 2°.
§ 3. De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag bedoeld in paragraaf 2 toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum :
1° 24.000 euro voor de uitvoering van het verslag voor een gewestplanherziening of voor de opmaak of gehele herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan per gemeente, met een maximumbedrag van 72.000 euro;
2° 16.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de opmaak of gehele herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;
3° 12.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de opmaak of gehele herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan;
4° 12.000 euro per gemeente voor de uitvoering van het verslag voor de gedeeltelijke herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 36.000 euro;
5° 10.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan;
6° 6.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan.
§ 4. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt :
1° zestig percent van de subsidie onmiddellijk na de aanneming van de ontwerp-herziening van het gewestplan door de Regering en na overlegging van de verantwoordingsstukken van de uitgaven van de gemeente of voor de ontwikkelingsplannen op de datum van verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie en voor zover de dienovereenkomstige schuldvorderingsverklaring ingediend wordt binnen de achttien maanden te rekenen van de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie;
2° veertig percent van de subsidie bij de aanneming van het plan of ontwikkelingsplan.
Een gemeente kan niet tegelijk een subsidie krijgen voor de opmaak of gehele of gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan en een subsidie voor de opmaak of gehele of gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan.
Art. R.I.12-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een subsidie toekennen aan de gemeenten voor de opmaak van een milieueffectenverslag voor de gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een plan, een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan of een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan tegen volgende voorwaarden : 1° wanneer het verslag wordt opgesteld in het kader van een gewestplanherziening, moet dit door een in de zin van artikel D.I.11 erkende projectontwerper verricht worden; 2° de ontwerp-opmaak of -herziening van het plan wordt door de Regering aangenomen of het ontwikkelingsplan maakt het voorwerp uit van een beslissing van de bevoegde overheid tot vaststelling van de inhoud van het milieueffectenverslag. § 2. Het gemeentecollege of, voor het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het begeleidingscomité, gemandateerd door de gemeentecolleges, dient de subsidieaanvraag [1 bij het departement]1 in op basis van een dossier, dat een afschrift van de beslissing bevat tot vaststelling van de omvang en de nauwkeurigheidsgraad van het milieueffectenverslag, evenals : 1° wanneer de gemeente een beroep doet op een projectontwerper, een afschrift van het bestek, goedgekeurd door de gemeenteraad, een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van de projectontwerper en een afschrift van de in aanmerking genomen offerte waarbij het ereloonbedrag van de projectontwerper gedetailleerd uiteengezet is; 2° wanneer het dossier door de gemeente wordt opgesteld, de specifieke uitgaven die vastgelegd dienen te worden voor de samenstelling van het dossier, kosten voor het gemeentepersoneel niet meegerekend; 3° wanneer het dossier door de gemeente opgesteld wordt en deze voor thematische onderzoeken een beroep doet op een projectontwerper, de gegevens vermeld onder 1° en 2°. § 3. De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag bedoeld in paragraaf 2 toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum : 1° 24.000 euro voor de uitvoering van het verslag voor een gewestplanherziening of voor de opmaak of gehele herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan per gemeente, met een maximumbedrag van 72.000 euro; 2° 16.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de opmaak of gehele herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan; 3° 12.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de opmaak of gehele herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan; 4° 12.000 euro per gemeente voor de uitvoering van het verslag voor de gedeeltelijke herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, met een maximumbedrag van 36.000 euro; 5° 10.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan; 6° 6.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan. § 4. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt : 1° zestig percent van de subsidie onmiddellijk na de aanneming van de ontwerp-herziening van het gewestplan door de Regering en na overlegging van de verantwoordingsstukken van de uitgaven van de gemeente of voor de ontwikkelingsplannen op de datum van verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie en voor zover de dienovereenkomstige schuldvorderingsverklaring ingediend wordt binnen de achttien maanden te rekenen van de verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie; 2° veertig percent van de subsidie bij de aanneming van het plan of ontwikkelingsplan. Een gemeente kan niet tegelijk een subsidie krijgen voor de opmaak of gehele of gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan en een subsidie voor de opmaak of gehele of gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 4. - " Maisons de l'urbanisme ", " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en " Maison des plus beaux villages de Wallonie "
Art. R.I.12-4. Nadere subsidieregels.
§ 1. Subsidie voor de eerste installatie.
Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister een eenmalige subsidie toekennen voor de eerste installatie van de " Maisons de l'urbanisme ", " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en " Maison des plus beaux villages de Wallonie ", erkend voor de organisatie van de informatie in verband met ruimtelijke ordening en stedenbouw overeenkomstig artikel D.I.12, lid 1, 5°.
De subsidie dekt de kosten voor de eerste installatie. De in aanmerking komende kosten houden verband met de investeringen voor de verwerving, de renovatie of de inrichting van onroerende goederen voor de opvang ervan, evenals met de aankoop van roerende goederen en uitrustingen, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer deze verschuldigd en door de persoon niet terugvorderbaar is.
De subsidie wordt in één keer vereffend op grond van de gezamenlijke verantwoordingsstukken en het detail van andere eventuele subsidies, waarvan de tegemoetkomingen voor de dekking van gelijkaardige voorwerpen afgetrokken worden, na advies van het begeleidingscomité bedoeld in artikel R.I.12-5, § 3, lid 3, 1°.
Het bedrag van deze subsidie wordt beperkt tot 75.000 euro.
§ 2. Werkingssubsidies.
Binnen de perken van de beschikbare kredieten kent de Minister een jaarlijkse werkingssubsidie toe aan de erkende " Maisons de l'urbanisme ", " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en " Maison des plus beaux villages de Wallonie ". De subsidie dekt de kosten in verband met de uitoefening van hun activiteiten, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer deze verschuldigd en door de persoon niet terugvorderbaar is en met de bezoldiging van het personeel dat ingezet wordt om haar taken uit te voeren.
De subsidieaanvraag wordt samen ingediend met het ontwerp voor jaarlijkse activiteiten en de desbetreffende begroting en wordt uiterlijk op 30 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, aan DGO4 overgemaakt.
De subsidie wordt in twee schijven vereffend :
1° zestig percent van de goedgekeurde begroting, bij de goedkeuring, door de Minister, van het ontwerp voor jaarlijkse activiteiten en de dienovereenkomstige begroting, na het advies van het begeleidingscomité bedoeld in artikel R.I.12-5, § 3, lid 3, 2° ;
2° veertig percent, bij de goedkeuring, door de Minister, van het activiteitenverslag en de dienovereenkomstige rekening op grond van de verantwoordingsstukken, na het advies van het begeleidingscomité bedoeld in artikel R.I.12-5, § 3, lid 3, 3°.
Het bedrag van de subsidie wordt bij de vereffening van het saldo aangepast op grond van de werkelijk gedane uitgaven en wordt beperkt tot 75.000 euro.
Het activiteitenverslag en de rekeningen worden uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, aan DGO4 overgemaakt.
Art. R.I.12-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.I.12-5. Voorwaarden om voor de subsidies in aanmerking te komen.
§ 1. Opdrachten.
De " Maisons de l'urbanisme " hebben als opdracht het sensibiliseren en informeren van de burgers, het bespreken van en het communiceren over elke aangelegenheid die rechtstreeks verband houdt met de vraagstukken van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw en met de omschrijving van de leefomgeving.
De " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " sensibiliseert de beroepsarchitecten voor, en betrekt ze bij de vraagstukken en de decreetgevende en reglementaire bepalingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw.
De " Maison des plus beaux villages de Wallonie " heeft als opdrachten het sensibiliseren van de burgers, de informatie over de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende het algemeen reglement voor gebouwen in landelijke omgeving, met name in de omtrekken waarop bedoeld reglement van toepassing is in de dorpen, erkend door de vzw "Les plus beaux villages de Wallonie". Op verzoek van de betrokken gemeentecolleges brengt ze advies uit over de vergunningsaanvragen en de aanvragen voor stedenbouwkundige attesten nr. 2.
Deze " Maisons " voeren die opdrachten uit door activiteiten te organiseren met een permanent of een occasioneel karakter. Deze activiteiten staan open voor een zo breed mogelijk publiek en bevorderen de uitwisselingen met de professionals uit deze sector.
§ 2. Erkenning.
Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister de " Maisons de l'urbanisme ", de " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en de " Maison des plus beaux villages de Wallonie " tegen volgende voorwaarden erkennen :
1° een vereniging zonder winstoogmerkt zijn, opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
2° een maatschappelijk doel hebben dat de opdrachten bedoeld in paragraaf 1 bevat;
3° de tewerkstelling van een voltijdse medewerker of van meerdere medewerkers wier samengetelde arbeidstijd aan één voltijdse medewerker beantwoordt en de noodzakelijke competenties voor het uitvoeren van voormelde opdrachten aantonen.
Naast de " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " en de " Maison des plus beaux villages de Wallonie " worden er voor Wallonië maximum acht " Maisons de l'urbanisme " erkend.
De " Maison régionale de l'architecture et de l'urbanisme " heeft haar zetel te Namen.
De erkenningsaanvraag wordt samen ingediend met een algemeen beleidsdocument dat de activiteiten uitzet voor een periode van vijf jaar, evenals een gedetailleerde begroting en gedetailleerd programma voor de activiteiten van het eerste jaar.
De erkenning wordt verleend voor een periode van vijf jaar.
De erkenning wordt verlengd onder dezelfde nadere regels als de eerste aanvraag.
De Minister kan de erkenning van elke "Maison" intrekken die voormelde opdrachten niet vervult of die de erkenningsvoorwaarden niet meer in acht neemt, na het begeleidingscomité gehoord te hebben.
Elke intrekking, verlenging of nieuwe aanvraag wordt ter advies voorgelegd aan het begeleidingscomité bedoeld in paragraaf 3.
§ 3. Begeleidingscomité.
Het begeleidingscomité bestaat uit :
1° één vertegenwoordiger van de Minister, die het voorzitterschap waarneemt;
2° twee vertegenwoordigers van DGO4, die het secretariaat waarnemen, onder wie één voor de betrokken buitendirectie;
3° één vertegenwoordiger van de Beleidsgroep;
4° één vertegenwoordiger van de Unie van de steden en gemeenten van Wallonië.
Op de voordracht van de betrokken instanties wijst de Minister de leden aan voor een verlengbare duur van vijf jaar.
Op verzoek van DGO4 brengt het begeleidingscomité advies uit volgens de consensusprocedure, over :
1° de verantwoordingsstukken die betrekking hebben op de kosten voor de eerste installatie;
2° de jaarlijks ontwerpen voor activiteiten en de desbetreffende begrotingen;
3° de jaarlijkse activiteitenverslagen en de dienovereenkomstige rekeningen;
4° de aanvragen, de verlenging of de intrekking van erkenningen;
5° de zorgvuldige uitvoering van de opdrachten bedoeld in paragraaf 1.
Art. R.I.12-5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2019-12-19/34, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 5. - Subsidies voor de werking en de vorming van de gemeentelijke commissie en voor de vorming van haar leden en het betrokken gemeentepersoneel
Art. R.I.12-6. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kent de Minister een jaarlijkse subsidie toe aan de gemeente :
1° waarvan de gemeentelijke commissie in de loop van het jaar voorafgaand aan het jaar van de subsidieaanvraag aantoont dat ze haar bevoegdheden regelmatig heeft uitgeoefend en dat ze het minimumaantal jaarlijkse vergaderingen bedoeld in artikel R.I.10.5, § 4, heeft gehouden voor zover het stemmingsquorum op die vergaderingen is bereikt;
2° die de deelname aantoont van de voorzitter, de leden of de persoon die het secretariaat waarneemt in de zin van artikel R.I.10-5, § 1, aan vormingen in verband met hun respectievelijke mandaat.
Het bedrag van de jaarlijkse subsidie bedraagt maximum :
1° 2.500 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit acht leden naast de voorzitter;
2° 4.500 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit twaalf leden naast de voorzitter;
3° 6.000 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit zestien leden naast de voorzitter.
De jaarlijkse subsidie dekt met name de kosten voor :
1° de werking van de gemeentelijke commissie, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer ze verschuldigd is en niet door de gemeente terugvorderbaar is en, in voorkomend geval, de betaling van aanwezigheidsgeld;
2° de vormingen aangevraagd door de voorzitter, de leden of de persoon die het secretariaat waarneemt in de zin van artikel R.I.10-5, § 1, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer ze verschuldigd is en niet door de gemeente terugvorderbaar is.
De voorzitter van de gemeentelijke commissie heeft recht op 25 euro aanwezigheidsgeld per vergadering.
De leden van de gemeentelijke commissie en, in voorkomend geval, hun plaatsvervangers, hebben recht op 12,50 euro aanwezigheidsgeld per vergadering.
§ 2. Het gemeentecollege stuurt de subsidieaanvraag aan DGO4 tegen uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, op grond van een dossier dat hetvolgende bevat :
1° het jaarlijks activiteitenverslag van de gemeentelijke commissie;
2° het presentieblad van de leden voor elke vergadering;
3° de verantwoordingsstukken voor de kosten inherent aan de organisatie van vormingen;
4° de lijst van de uitgaven gedragen door de gemeente in het kader van de werking van de commissie.
Art. R.I.12-6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kent de Minister een jaarlijkse subsidie toe aan de gemeente : 1° waarvan de gemeentelijke commissie in de loop van het jaar voorafgaand aan het jaar van de subsidieaanvraag aantoont dat ze haar bevoegdheden regelmatig heeft uitgeoefend en dat ze het minimumaantal jaarlijkse vergaderingen bedoeld in artikel R.I.10.5, § 4, heeft gehouden voor zover het stemmingsquorum op die vergaderingen is bereikt; 2° die de deelname aantoont van de voorzitter, de leden of de persoon die het secretariaat waarneemt in de zin van artikel R.I.10-5, § 1, aan vormingen in verband met hun respectievelijke mandaat. Het bedrag van de jaarlijkse subsidie bedraagt maximum : 1° 2.500 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit acht leden naast de voorzitter; 2° 4.500 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit twaalf leden naast de voorzitter; 3° 6.000 euro voor de gemeentelijke commissie bestaande uit zestien leden naast de voorzitter. De jaarlijkse subsidie dekt met name de kosten voor : 1° de werking van de gemeentelijke commissie, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer ze verschuldigd is en niet door de gemeente terugvorderbaar is en, in voorkomend geval, de betaling van aanwezigheidsgeld; 2° de vormingen aangevraagd door de voorzitter, de leden of de persoon die het secretariaat waarneemt in de zin van artikel R.I.10-5, § 1, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer ze verschuldigd is en niet door de gemeente terugvorderbaar is. De voorzitter van de gemeentelijke commissie heeft recht op 25 euro aanwezigheidsgeld per vergadering. De leden van de gemeentelijke commissie en, in voorkomend geval, hun plaatsvervangers, hebben recht op 12,50 euro aanwezigheidsgeld per vergadering. § 2. Het gemeentecollege stuurt de subsidieaanvraag aan [1 het departement]1 tegen uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, op grond van een dossier dat hetvolgende bevat : 1° het jaarlijks activiteitenverslag van de gemeentelijke commissie; 2° het presentieblad van de leden voor elke vergadering; 3° de verantwoordingsstukken voor de kosten inherent aan de organisatie van vormingen; 4° de lijst van de uitgaven gedragen door de gemeente in het kader van de werking van de commissie.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 6. - Subsidies voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw
Art. R.I.12-7. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister één gemeente of verschillende aangrenzende gemeenten of een vereniging van gemeenten een subsidie toekennen voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw, tegen de volgende voorwaarden :
1° de gemeente, of de aangrenzende gemeenten, of de vereniging van gemeenten nemen een adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw in dienst binnen de zes maanden na de beslissing tot toekenning van de subsidie;
2° de adviseur voert bij de gemeentelijke commissie, indien bestaand, de door het Wetboek opgelegde opdrachten uit;
3° de adviseur volgt de jaarlijkse vorming, verzorgd door de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling, bedoeld in artikel D.I.12, lid 1, 8°.
§ 2. De adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw :
1° ofwel, is houder van een aanvullend masterdiploma " ruimtelijke ordening en stedenbouw ", burgerlijk ingenieur-architect, architect of enig ander diploma van universitair niveau of van het hoger onderwijs van het lange type, dat een vorming inhoudt van minstens tien kredieten omvat in het vakgebied ruimtelijke ordening en stedenbouw;
2° ofwel, toont een ervaring van minstens zeven jaar aan in het beheer en de praktijk op het vlak van ruimtelijke ordening en stedenbouw.
§ 3. Het gemeentecollege richt het aanvraagdossier voor de subsidie voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw aan DGO4, op grond van een dossier met :
1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot indienstneming of tot behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw of tot aanwijzing van één of meerdere statutaire of contractuele gemeentepersoneelsleden in de hoedanigheid van adviseur;
2° een afschrift van het (de) diploma(`s) bedoeld in paragraaf 2, 1°, of een document waaruit de ervaring blijkt in het beheer en de praktijk op het vlak van ruimtelijke ordening en stedenbouw zoals bedoeld in paragraaf 2, 2°.
Bij vervanging van de adviseur of bij aanwijzing van een bijkomende adviseur richt het gemeentecollege een nieuwe aanvraag aan DGO4, samen met de documenten bedoeld in lid 1, 1° en 2°.
§ 4. De vereniging van gemeenten dient een dossier in of de aangrenzende gemeenten dienen een gezamenlijk dossier in voor een subsidieaanvraag met het oog op de indienstneming van een adviseur wiens activiteit uitgeoefend wordt op het grondgebied van betrokken gemeenten.
§ 5. Het bedrag van de jaarlijkse subsidie wordt forfaitair per aanvraag vastgesteld voor voltijdse arbeidsprestaties van één enkele adviseur ten bedrage van :
1° 28.000 euro maximum als de gemeente de toepassingsvoorwaarden verenigt van artikel D.IV.15, lid 1, 1°, of als alle gemeenten de toepassingsvoorwaarden verenigen van artikel D.IV.15, lid 1, 1° voor een vereniging van gemeenten of een groepering van aangrenzende gemeenten;
2° 22.000 euro maximum, als de gemeentelijke commissie bestaat in alle betrokken gemeenten in geval van een vereniging van gemeenten of van een groepering van aangrenzende gemeenten;
3° 7.500 euro maximum, als de gemeentelijke commissie niet bestaat in één van de betrokken gemeenten in geval van een vereniging van gemeenten of van een groepering van aangrenzende gemeenten.
§ 6. De vereffening van de subsidie wordt na afloop van het verlopen kalenderjaar verricht in verhouding tot de werkelijk uitgevoerde prestaties en op grond van :
1° de verantwoording van de uitgaven, waarin met name de arbeidsregeling van de adviseur, diens brutto-jaarsalaris en de werkingskosten voor diens opdrachten begrepen zijn;
2° het activiteitenverslag voor de opdrachten uitgevoerd door de adviseur, met inbegrip van diens opdrachten bij de gemeentelijke commissie en diens deelname aan de activiteiten georganiseerd door één of meerdere "Maisons de l'urbanisme" bedoeld in artikel R.I.12-5, § 1, lid 1;
3° het attest voor de jaarlijkse verplichte vorming bedoeld in paragraaf 1, 3°, waaraan de adviseur deelgenomen heeft in de loop van het kalenderjaar dat voorwerp van de subsidie is.
Het gemeentecollege stuurt de vereffeningsaanvraag, samen met de documenten bedoeld in lid 1, aan DGO4 tegen uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar dat voorwerp van de subsidie is.
De vereffeningsaanvraag geldt als aanvraag tot verlenging van de subsidie.
De Minister kan de inhoud van het activiteitenverslag bedoeld in lid 1, 2°, nader bepalen.
Art. R.I.12-7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Minister één gemeente of verschillende aangrenzende gemeenten of een vereniging van gemeenten een subsidie toekennen voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw, tegen de volgende voorwaarden : 1° de gemeente, of de aangrenzende gemeenten, of de vereniging van gemeenten nemen een adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw in dienst binnen de zes maanden na de beslissing tot toekenning van de subsidie; 2° de adviseur voert bij de gemeentelijke commissie, indien bestaand, de door het Wetboek opgelegde opdrachten uit; 3° de adviseur volgt de jaarlijkse vorming, verzorgd door de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling, bedoeld in artikel D.I.12, lid 1, 8°. § 2. De adviseur ruimtelijke ordening en stedenbouw : 1° ofwel, is houder van een aanvullend masterdiploma " ruimtelijke ordening en stedenbouw ", burgerlijk ingenieur-architect, architect of enig ander diploma van universitair niveau of van het hoger onderwijs van het lange type, dat een vorming inhoudt van minstens tien kredieten omvat in het vakgebied ruimtelijke ordening en stedenbouw; 2° ofwel, toont een ervaring van minstens zeven jaar aan in het beheer en de praktijk op het vlak van ruimtelijke ordening en stedenbouw. § 3. Het gemeentecollege richt het aanvraagdossier voor de subsidie voor de indienstneming of het behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw aan [1 het departement]1, op grond van een dossier met : 1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot indienstneming of tot behoud van de indienstneming van één of meerdere adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw of tot aanwijzing van één of meerdere statutaire of contractuele gemeentepersoneelsleden in de hoedanigheid van adviseur; 2° een afschrift van het (de) diploma(`s) bedoeld in paragraaf 2, 1°, of een document waaruit de ervaring blijkt in het beheer en de praktijk op het vlak van ruimtelijke ordening en stedenbouw zoals bedoeld in paragraaf 2, 2°. Bij vervanging van de adviseur of bij aanwijzing van een bijkomende adviseur richt het gemeentecollege een nieuwe aanvraag aan [1 het departement]1, samen met de documenten bedoeld in lid 1, 1° en 2°. § 4. De vereniging van gemeenten dient een dossier in of de aangrenzende gemeenten dienen een gezamenlijk dossier in voor een subsidieaanvraag met het oog op de indienstneming van een adviseur wiens activiteit uitgeoefend wordt op het grondgebied van betrokken gemeenten. § 5. Het bedrag van de jaarlijkse subsidie wordt forfaitair per aanvraag vastgesteld voor voltijdse arbeidsprestaties van één enkele adviseur ten bedrage van : 1° 28.000 euro maximum als de gemeente de toepassingsvoorwaarden verenigt van artikel D.IV.15, lid 1, 1°, of als alle gemeenten de toepassingsvoorwaarden verenigen van artikel D.IV.15, lid 1, 1° voor een vereniging van gemeenten of een groepering van aangrenzende gemeenten; 2° 22.000 euro maximum, als de gemeentelijke commissie bestaat in alle betrokken gemeenten in geval van een vereniging van gemeenten of van een groepering van aangrenzende gemeenten; 3° 7.500 euro maximum, als de gemeentelijke commissie niet bestaat in één van de betrokken gemeenten in geval van een vereniging van gemeenten of van een groepering van aangrenzende gemeenten. § 6. De vereffening van de subsidie wordt na afloop van het verlopen kalenderjaar verricht in verhouding tot de werkelijk uitgevoerde prestaties en op grond van : 1° de verantwoording van de uitgaven, waarin met name de arbeidsregeling van de adviseur, diens brutto-jaarsalaris en de werkingskosten voor diens opdrachten begrepen zijn; 2° het activiteitenverslag voor de opdrachten uitgevoerd door de adviseur, met inbegrip van diens opdrachten bij de gemeentelijke commissie en diens deelname aan de activiteiten georganiseerd door één of meerdere "Maisons de l'urbanisme" bedoeld in artikel R.I.12-5, § 1, lid 1; 3° het attest voor de jaarlijkse verplichte vorming bedoeld in paragraaf 1, 3°, waaraan de adviseur deelgenomen heeft in de loop van het kalenderjaar dat voorwerp van de subsidie is. Het gemeentecollege stuurt de vereffeningsaanvraag, samen met de documenten bedoeld in lid 1, aan [1 het departement]1 tegen uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar dat voorwerp van de subsidie is. De vereffeningsaanvraag geldt als aanvraag tot verlenging van de subsidie. De Minister kan de inhoud van het activiteitenverslag bedoeld in lid 1, 2°, nader bepalen.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 7. [1 - Subsidie met betrekking tot de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling]1
----------
(1)
Art. R.I.12-8. [1 § 1. De Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling, hierna de P.C.R.O. genoemd, omvat de "Université catholique de Louvain" (CREAT), de "Université libre de Bruxelles" (IGEAT) en de "Université de Liège" (LEPUR).
§ 2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de regering een werkingssubsidie toekennen aan de PCRO voor de volgende opdrachten:
1° de voortgezette opleiding van de adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw :
2° elk onderzoek of elke expertise met betrekking tot de doelstellingen bedoeld in artikel D.II.2, § 2, tweede lid;
3° de kapitalisatie van dit onderzoek of deze expertise en de verspreiding ervan door middel van publicaties, een internetsite, symposia of studiebijeenkomsten;
4° de promotie van doctoraten in het kader van de thematische doctoraatsschool voor Ruimtelijke Ontwikkeling die de drie Franstalige academies samenbrengen.
Het subsidiebesluit stelt de lijst van de opdrachten die aan de P.C.R.O. worden toevertrouwd vast in een jaarlijks werkprogramma.
Tenzij in het subsidiebesluit anders is bepaald, wijden universitaire centra ten minste één halftijdse onderzoeker aan het onderzoek of de expertise waaraan zij worden toegewezen. De universitaire centra kunnen een beroep doen op elke onderaanneming die nodig is voor de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma.
De subsidie is jaarlijks. Het wordt toegekend en vereffend tegen een tarief van een derde aan elke universiteit
§ 3. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt :
1° vijfenveertig procent van de jaarlijkse subsidie op het moment dat het besluit dat de subsidie toekent wordt verzonden;
2° vijfenveertig procent van de jaarlijkse subsidie op basis van een gezamenlijk tussentijds verslag dat door het sturingscomité is goedgekeurd.
3° tien procent van de jaarlijkse subsidie op basis van een gezamenlijk eindverslag dat uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar wordt ingediend en door het sturingscomité wordt goedgekeurd.
§ 4. De Regering richt een sturingscomité op en wijst de leden ervan aan voor een periode van maximaal vijf jaar.
Het comité bestaat uit :
1° één vertegenwoordiger van de Minister, die het voorzitterschap waarneemt ;
2° een vertegenwoordiger van elk van de andere Ministers van de Regering;
3° de inspecteur-generaal van het departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw en een gemachtigd ambtenaar van een buitendirectie van hetzelfde departement van het DGO4.
4° een vertegenwoordiger van het "Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique" (Waals instituut voor Evaluatie, Toekomstverwachting en Statistiek);
5° één vertegenwoordiger van elk van de drie universiteiten.
Voor elk onderzoek waarbij een of meer bevoegdheden van een ander operationeel directoraat-generaal van de Waalse Overheidsdienst dan de DGO4 betrokken zijn, wordt een vertegenwoordiger van deze directie, aangewezen door de minister, uitgenodigd op voorstel van de minister waarvan deze directie deel uitmaakt.
Het Comité wordt ten minste driemaal per jaar door de voorzitter van het Comité bijeengeroepen. De vertegenwoordiger van elk van de drie universiteiten zetelt met raadgevende stem.
§ 5. Het secretariaat van de P.C.R.O. en van het sturingscomité wordt waargenomen door het departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van het DGO4.
§ 6. De opdrachten van het comité bestaan uit:
1° de prioriteiten en de kalender m.b.t. de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma vaststellen;
2° de goede uitvoering van de in paragraaf 2 bedoelde opdrachten evalueren en controleren, de tussentijdse en eindverslagen goedkeuren en, indien nodig, het werkprogramma bijstellen;
3° de noodzakelijke aanpassingen tussen de begrotingsposten binnen het goedgekeurde werkprogramma valideren;
4° instemmen met het gebruik van onderzoeksresultaten of expertise door universitaire centra of derden.
§ 7. Het comité stelt de minister voor, op gemotiveerde wijze, volgens de consensusprocedure en na de vertegenwoordigers van elk van de drie universiteiten te hebben uitgenodigd om hun argumenten te laten gelden, om een onderzoek, expertise of opdracht te schorsen wanneer hij van oordeel is dat de voorwaarden voor het welslagen ervan niet langer vervuld zijn.
Onverminderd de bepalingen van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de Gemeenschappen en de Gewesten, alsook voor de organisatie van de controle van Rekenhof, en rekening houdend met de wetenschappelijke aard van de resultaten van onderzoek, expertise of opdrachten, stelt het sturingscomité aan de Minister voor, op gemotiveerde wijze, volgens de consensusprocedure en na de vertegenwoordigers van elk van de drie universiteiten uitgenodigd te hebben om hun argumenten te laten gelden, het bedrag van de al dan niet terug te betalen subsidie, indien het gezamenlijk tussentijds verslag of het gezamenlijk eindverslag niet wordt goedgekeurd. Hij stelt ook een herverdeling van de desbetreffende begroting voor.
Tussentijdse of eindresultaten van een opgeschort of niet-goedgekeurd onderzoek of expertise worden op geen enkele wijze verspreid of gecommuniceerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. R.I.12-8_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1. De Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling, hierna de P.C.R.O. genoemd, omvat de "Université catholique de Louvain" (CREAT), de "Université libre de Bruxelles" (IGEAT) en de "Université de Liège" (LEPUR). § 2. [2 De Regering kan binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen en onder de door haar vastgestelde voorwaarden subsidies toekennen aan de PCRO. De nadere regels omtrent de subsidiëring en de desbetreffende bedragen worden vastgelegd in een overeenkomst die tussen de Regering en de PCRO wordt gesloten.]2 § 3. [2 ...]2 § 4. [2 ...]2 § 5. [2 ...]2 § 6. [2 ...]2 § 7. [2 ...]2]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK VI. - Nadere regels voor verzendingen en het berekenen van termijnen
Art. R.I.13-1. De procédés waarbij een vaststaande datum aan het versturen en het ontvangen van een akte wordt verleend zijn :
1° voor het versturen, een gedateerde ontvangstmelding van het schrijven, verstrekt door de distributiedienst;
2° voor het ontvangen, een bericht van ontvangst of een ontvangstmelding, gedateerd en ondertekend door de bestemmeling van het schrijven;
3° voor het ontvangen, een bewijs van de ontvangstdatum van het schrijven door de bestemmeling ervan, verstrekt door de distributiedienst.
HOOFDSTUK VII. - Overgangsrecht
Afdeling 1. - Commissies
Afdeling 2. - Erkenningen
Afdeling 3. - Toelagen
Boek 2. - Planificatie
Titel 1. - Ontwikkelingsplannen
HOOFDSTUK I. - Ruimtelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1. - Begripsomschrijving en inhoud
Afdeling 2. - Procedure
Afdeling 3. - Herziening
HOOFDSTUK II. - Meergemeentelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1-. Begripsomschrijving en inhoud
Afdeling 2. - Procedure
Afdeling 3. - Herziening
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Algemeen
Afdeling 2. - Begripsomschrijving en inhoud
Onderafdeling 1. - Gemeentelijk ontwikkelingsplan
Onderafdeling 2. - Lokaal beleidsontwikkelingsplan
Afdeling 3. - Procedure
Afdeling 4. - Herziening
HOOFDSTUK IV. - Opvolging van de milieueffecten
HOOFDSTUK V. - Opheffing
HOOFDSTUK VI. - Juridische gevolgen en hiërarchie
Afdeling 1. - Rechtsgevolgen
Afdeling 2. - Hiërarchie
Titel 2. - Gewestplannen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Afdeling 1. - Algemeen
Onderafdeling 1. - Verkeersnetten en leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen
Art. R.II.21-1. Hoofdverkeersinfrastructuren.
Uitgezonderd de aansluitingen op ondernemingen, gebieden van gewestelijk belang, bedrijfsruimtes, recreatiegebieden, gebieden van aanhorigheden van ontginningsgebieden en ontginningsgebieden bestaat het net van de hoofdverkeersinfrastructuren uit het net, opgenomen in de territoriale structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan en omvat :
1° de autosnelwegen en de gewestelijke verbindingswegen met tweemaal twee rijstroken, daaronder inbegrepen de singelwegen wanneer ze bestaan uit vakken van die wegen, die het Waalse grondgebied zijn structuur verlenen door vermazing van de gewestelijke kernen;
2° de spoorlijnen, uitgezonderd die met een uitsluitend toeristische bestemming;
3° de bevaarbare waterwegen, daaronder inbegrepen de door deze gevormde watervlakken.
Art. R.II.21-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Hoofdverkeersinfrastructuren. Uitgezonderd de aansluitingen op ondernemingen, gebieden van gewestelijk belang, bedrijfsruimtes, recreatiegebieden, gebieden van aanhorigheden van ontginningsgebieden en ontginningsgebieden bestaat het net van de hoofdverkeersinfrastructuren uit het net, opgenomen in de territoriale structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan en omvat : 1° de autosnelwegen en de gewestelijke verbindingswegen met tweemaal twee rijstroken, daaronder inbegrepen de singelwegen wanneer ze bestaan uit vakken van die wegen, die het [1 Duitse taalgebied]1 zijn structuur verlenen door vermazing van de gewestelijke kernen; 2° de spoorlijnen, uitgezonderd die met een uitsluitend toeristische bestemming; 3° de bevaarbare waterwegen, daaronder inbegrepen de door deze gevormde watervlakken.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.II.21-2. Hoofdinfrastructuren voor elektriciteitstransport.
Het hoofdinfrastructuurnet voor elektriciteitstransport bestaat uit de boven- en ondergrondse lijnen met een hogere spanning dan honderdvijftig kilovolt die het elektriciteitstransport waarborgen en deel uitmaken van het structurerend net.
Onder elektriciteitstransport wordt verstaan, de elektriciteitstransmissie, onder uitsluiting van de aansluiting op een eindafnemer, verstaan als zijnde iedere natuurlijke of publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon die elektriciteit koopt voor eigen gebruik.
De aansluiting van de elektriciteitsproductie-installaties, voor wat de injectie in het net betreft, maakt geen deel uit van het hoofdinfrastructuurnet.
Art. R.II.21-3. Hoofdinfrastructuren voor aardgastransport.
Het hoofdinfrastructuurnet voor aardgastransport bestaat uit de leidingen die deel uitmaken van het op gewestelijke schaal structurerend aardgastransportnet.
Er wordt verstaan onder :
1° aardgastransport : aardgastransmissie, onder uitsluiting van de installaties voor de distributie en de aansluiting van de eindafnemer, verstaan als zijnde iedere persoon die gas koopt voor eigen gebruik;
2° op gewestelijke schaal structurerend net : het net voor aardgastransport, bestaande uit :
a) de interconnecties met de buitenlandse netten voor aardgastransport waarmee de in het buitenland gelegen gasproductiebronnen verbonden zijn met de leidingennetten die ofwel de distributienetten ofwel de elektriciteitscentrales ofwel de industriële verbruikers bevoorraden;
b) de leidingen, hoofdzakelijk bestemd voor aardgastransport zonder leveringen op het grondgebied van het Waalse Gewest;
c) de verbindingen tussen die infrastructuren.
Art. R.II.21-3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Hoofdinfrastructuren voor aardgastransport. Het hoofdinfrastructuurnet voor aardgastransport bestaat uit de leidingen die deel uitmaken van het op gewestelijke schaal structurerend aardgastransportnet. Er wordt verstaan onder : 1° aardgastransport : aardgastransmissie, onder uitsluiting van de installaties voor de distributie en de aansluiting van de eindafnemer, verstaan als zijnde iedere persoon die gas koopt voor eigen gebruik; 2° op gewestelijke schaal structurerend net : het net voor aardgastransport, bestaande uit : a) de interconnecties met de buitenlandse netten voor aardgastransport waarmee de in het buitenland gelegen gasproductiebronnen verbonden zijn met de leidingennetten die ofwel de distributienetten ofwel de elektriciteitscentrales ofwel de industriële verbruikers bevoorraden; b) de leidingen, hoofdzakelijk bestemd voor aardgastransport zonder leveringen op het [1 Duitse taalgebied]1; c) de verbindingen tussen die infrastructuren.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.II.21-4. Hoofdinfrastructuren voor vloeistoftransport.
Het hoofdinfrastructuurnet voor vloeistoftransport bestaat uit de leidingen die deel uitmaken van het transportnet voor gas- of vloeistofelementen, onder uitsluiting van water en opgenomen in de territoriale structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan, onder uitsluiting van de aansluiting op een eindafnemer.
Onderafdeling 2. - Doelstellingen en effecten van de beschermingsomtrekken
Art. R.II.21-5. De omtrek van waardevolle vergezichten streeft naar de vrijwaring van de buitengewone uitzichten op een bebouwd of onbebouwd landschap.
De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan voorwaarden waarvan het doel erin bestaat te voorkomen dat het waardevolle vergezicht aangetast wordt.
Art. R.II.21-6. De omtrek van ecologische doorgangsgebieden strekt ertoe, de ruimtes die als doorgang dienen tussen de biotopen van dieren- en plantensoorten in stand te houden.
De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere beschermingsvoorwaarden.
Art. R.II.21-7. De landschappelijk waardevolle omtrek streeft naar de bescherming, het beheer of de inrichting van het landschap.
De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er toegelaten worden voor zover ze bijdragen tot de bescherming, het beheer of de inrichting van het (on)bebouwd landschap.
Art. R.II.21-8. De omtrek van cultureel, historisch of esthetisch waardevolle gebieden strekt ertoe, in een bebouwde omgeving naar een evenwicht te streven tussen de al dan niet bebouwde ruimten en de monumenten of plaatsen die overheersend zijn in of kenmerkend zijn voor die gebieden.
De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere beschermingsvoorwaarden.
Art. R.II.21-9. De omtrek voor de uitbreiding van ontginningsgebieden strekt ertoe, afzettingen van rotsgesteenten potentieel te benutten.
De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen er ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan voorwaarden waarvan het doel erin bestaat te voorkomen dat een potentiële afzetting aangetast wordt.
Onderafdeling 3. - Grafische weergave van het gewestplan
Art. R.II.21-10. Bijlage 3 vormt de verklaring voor de grafische weergave van de ontwerpen van plannen en gewestplannen. Bijlage 3 heeft geen enkele reglementaire draagwijdte voor zover ze er enkel toe strekt, in de grafische weergave van de gebieden, tracés of omtrekken bedoeld in de artikelen D.II.18 tot D.II.68 te voorzien.
Afdeling 2. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Art. R.II.23-1. In de zin van deze afdeling wordt verstaan onder eigendom, een in rechte en feite homogeen onroerend geheel.
Art. R_II.23-1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. In de zin van deze afdeling wordt verstaan onder [1 goed]1, een in rechte en feite homogeen onroerend geheel.
----------
(1)<BDG 2021-07-01/10, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Onderafdeling 1. - Gebieden van aanhorigheden van ontginningen
Art. R.II.33-1.Voorwaarden voor het samenbrengen van inerte afvalstoffen en de benutting van aarde en stenen.
§ 1. Voor het samenbrengen van inerte afvalstoffen kunnen volgende afvalstoffen, opgenomen in het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus, toegelaten worden :
1° aarde en afvalstoffen van bouw- en afbraakwerken bedoeld onder de codes 17.01, 17.05 en 17.07;
2° afvalstoffen uit de ontginning van de mineralen bedoeld onder code 01.01;
3° afvalstoffen afkomstig van de fysische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen bedoeld onder code 01.04.
Onder het samenbrengen van inerte afvalstoffen wordt verstaan, de installatie voor het samenbrengen of sorteren van inerte afvalstoffen, zoals bedoeld onder rubriek 90.21.01 [1 of onder rubriek 90.21.01]1 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
[1 Voor de verwerking kunnen worden toegelaten :
Conforme grond tegen de gebruiksvoorwaarden bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake;
Natuursteenachtige materialen in overeenstemming met bijlage 1 bij het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010102)";
Zavel geproduceerd bij de bewerking van natuursteen, in overeenstemming met de verwerkingsvoorwaarden bedoeld in bijlage 1 bij het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010409I);
De beperkte mechanische activiteiten zoals het sorteren, het zeven en/of het fijn zeven zijn toelaatbaar voor zover ze nodig zijn en een randvoorwaarde vormen voor de ter plaatse vergunde verwerking.";
3° in paragraaf 2 wordt punt 3° aangevuld met volgende woorden: " behoudens in het geval waarin een vergunning voor het samenbrengen en voorbehandelen van inerte afvalstoffen of tot toelating van bodemreliëfwijziging met gebruikmaking van exogene stoffen is verstrekt voor inwerkingtreding van dit Wetboek.]1
§ 2. Het samenbrengen, noch het benutten van afvalstoffen zijn toegelaten :
1° in de locaties, erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 over het natuurbehoud;
2° in een vastgelegd preventiegebied, in een preventiegebied of in een toezichtsgebied betreffende de winningen van tot drinkwater verwerkbaar water, ingevoerd krachtens Boek II van het Milieuwetboek;
3° in de reeds uitgebate steengroeven.
----------
(1)<BWG 2018-07-05/29, art. 62, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2019>
Art. R.II.33-2. Procedure.
De stedenbouwkundige of de globale vergunning voor het samenbrengen van inerte afvalstoffen of de benutting van aarde en stenen kan slechts verstrekt worden na advies van DGO3 - Departement Bodems en Afvalstoffen.
Onderafdeling 2. - Landbouwgebieden
Art. R.II.36-1. Aanvullende diversificatieactiviteiten.
De aanvullende diversificatieactiviteiten zijn :
1° de verwerking, de benutting en de verhandeling van producten van één of meerdere, gebundelde landbouwbedrijven, voor zover de gebouwen en de installaties in de nabijheid gelegen zijn van de landbouwproductie-eenheid van één van de landbouwers;
2° het verschaffen van een toeristisch onderkomen op de hoeve, met inbegrip van een hoevekampeerterrein, voor zover de installaties voor het verschaffen van een toeristisch onderkomen in de nabijheid gelegen zijn van de gebouwen en, in voorkomend geval, van het woongedeelte van het landbouwbedrijf;
3° de leerboerderijen in de zin van het Waalse Landbouwwetboek en de boerderijen voor sociale inschakeling;
4° het toerisme op de hoeve, met inbegrip van de recreatie-activiteiten van het bedrijfshoofd zoals boerderijgolf, paardenmanèges of het inrichten van weiden voor tijdelijke verhuur ervan aan jeugdbewegingen;
5° onverminderd de onontbeerlijke biomethaniseringseenheid voor een landbouwbedrijf, in de zin van artikel D.II.36, § 1, lid 2, de biomethaniseringseenheid die gevoed wordt door gewasresten en dierlijke mest, geproduceerd door meerdere landbouwbedrijven.
Art. R.II.36-2. Windturbines.
De mast van de windturbines, bedoeld in artikel D.II.36, § 2, lid 2, staat op maximum duizend vijfhonderd meter van de as van de hoofdverkeersinfrastructuren in de zin van artikel R.II.21-1 of van de grens van een bedrijfsruimte.
Art. R.II.36-3. Bebossing.
Bebossing wordt tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° de bebossing beoogt, een goed of een deel van een goed dat voorheen nog niet van bomen was voorzien voor een langere periode dan twaalf jaar van bomen te voorzien door aanplanting of spontane plantengroei;
2° het project is op een goed gelegen, dat grenst aan een bestaand bos, bosje of woud of aan een bosgebied opgenomen op het gewestplan, behalve als de te bebossen oppervlakte hoger is dan drie hectare uit één stuk;
3° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, zoals bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in een landschappelijk waardevolle omtrek, zoals bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 3° ;
4° het project houdt geen enkele reliëfwijziging of drainage in;
5° de aanplantingen voldoen aan de criteria van het ecologisch boomsoortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek en zijn aangepast aan de pedologische omstandigheden van het betrokken perceel;
6° de aanplantingen bevatten minstens tien percent loofboomsoorten, waaronder aan de buitenkant een gelaagde bosrand bestaande uit inlandse soorten.
Art. R.II-36-4. Intensieve teelt van bosboomsoorten.
Intensieve teelt van bosboomsoorten wordt tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° ze beoogt de productie van biomassa of energiehout en bestaat erin, een goed of een deel van een goed dat voorheen nog niet van bomen was voorzien voor een langere periode dan twaalf jaar van bomen te voorzien door aanplanting of spontane plantengroei;
2° het project is op een goed gelegen, dat grenst aan een bestaand bos, bosje of woud of aan een bosgebied opgenomen op het gewestplan, behalve als de te bebossen oppervlakte hoger is dan drie hectare uit één stuk;
3° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, zoals bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in een landschappelijk waardevolle omtrek, zoals bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 3° ;
4° het project houdt geen enkele reliëfwijziging of drainage in;
5° wanneer de intensieve teelt van bosboomsoorten beëindigd wordt, krijgt de locatie haar landbouwbestemming terug.
Art.R.II.36-5. Poel.
Poelen worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° de waterdiepte is maximum 2 meter;
2° de oppervlakte is maximum 10 are;
3° een deel van de omtrek vertoont een zeer zachte helling;
4° de omtreklijnen zijn onregelmatig;
5° ze wordt omringd door een onbewerkt of niet extensief bewerkt buffergebied.
Art.R_II.36-5 .DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP... Poel. Poelen worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten : 1° de waterdiepte is maximum 2 meter; 2° de oppervlakte is maximum 10 are; 3° [1 minstens een derde]1 van de omtrek vertoont een zeer zachte helling; 4° de omtreklijnen zijn onregelmatig; 5° ze wordt omringd door een onbewerkt of niet extensief bewerkt buffergebied; [1 6° het wateroppervlak ligt door boombeplanting gedeeltelijk in de schaduw.]1
----------
(1)<BDG 2021-07-01/10, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. R.II-36-6. Visteelt.
Visteeltbedrijven worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° ze bestaan uit vijvers, bekkens, technische lokalen en aansluitende uitrustingen, nodig voor de teelt en de productie van vissen en andere aquatische producten;
2° de bedrijfsgebouwen bestaan uit verdiepingloze eenvoudige bouwvolumes met een zadeldak waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of uit een groendak met uitsluitend inlandse soorten;
3° de opgaande muren bestaan uit natuurlijke materialen of worden bedekt met een houten gevelbekleding;
4° het bedrijf wordt in het kader van een beroepsactiviteit gerund.
De woning van de uitbater die visteelt als beroepsactiviteit beoefent wordt, voor zover ze volledig deel uitmaakt van het bedrijf, toegelaten als de onderneming minstens één beroepskrachteenheid verantwoordt.
Art. R.II.36-7. Vissershut.
Vissershutten worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° één enkele vissershut wordt per vijver of groep van vijvers met een minimumoppervlakte van tien are toegelaten;
2° de vissershut is gelegen aan de rand van de vijvers of groep van vijvers;
3° de hut beslaat een bodemoppervlakte van maximum veertig vierkante meter;
4° de hut bestaat uit één enkel verdiepingloos eenvoudig bouwvolume met een donker, mat zadeldak waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of met een groendak met uitsluitend inlandse soorten;
5° de opgaande muren bestaan uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurig beschermingsproduct.
Art. R.II.36-8. Jagershutten.
Jagershutten worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° één enkele jagershut wordt per jachtgebied in de zin van artikel 2bis van de jachtwet van 28 februari 1882 toegelaten;
2° de bodemoppervlakte beslaat maximum veertig vierkante meter;
3° de hut bestaat uit één enkel verdiepingloos eenvoudig bouwvolume met een donker, mat zadeldak waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of met een groendak met uitsluitend inlandse soorten;
4° de opgaande muren bestaan uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurig beschermingsproduct.
De oppervlakte bedoeld in lid 1, 2°, kan met tien vierkante meter uitgebreid worden indien een koelkamer voor wild ingericht wordt.
Art. R.II.36-9. Kleine schuilplaatsen voor dieren.
Kleine schuilplaatsen voor dieren worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° één enkele schuilplaats per eigendom;
2° de bodemoppervlakte beslaat maximum zestig vierkante meter;
3° de schuiplaats bestaat uit één enkel verdiepingloos eenvoudig bouwvolume met een donker, mat zadeldak waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of met een groendak met uitsluitend inlandse soorten;
4° de opgaande muren bestaan uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurig beschermingsproduct.
De oppervlakte bedoeld in lid 1, 2°, kan met vijftien vierkante meter uitgebreid worden met het oog op de opslag van diervoeders.
Art. R_II.36-9.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Kleine schuilplaatsen voor dieren. Kleine schuilplaatsen voor dieren worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten : 1° één enkele schuilplaats per [1 goed]1; 2° de bodemoppervlakte beslaat maximum zestig vierkante meter; 3° de schuiplaats bestaat uit één enkel verdiepingloos eenvoudig bouwvolume met een donker, [1 mat lessenaarsdak of zadeldak]1 waarvan beide hellende delen dezelfde hellingsgraad vertonen of met een groendak met uitsluitend inlandse soorten; 4° de opgaande muren bestaan uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurig beschermingsproduct. De oppervlakte bedoeld in lid 1, 2°, kan met vijftien vierkante meter uitgebreid worden met het oog op de opslag van diervoeders.
----------
(1)<BDG 2021-07-01/10, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. R.II.36-10. Recreatieve openluchtactiviteiten.
Recreatieve openluchtactiviteiten worden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° het betreft ontspanningsactiviteiten uit de recreatiesector, met name activiteiten in verband met een dierenpark, of sport, die in specifieke ruimtes beoefend worden, zoals hengelsport, golf, paardrijden, mountainbike, schuttersporten, voetbal, avonturenparcoursen, luchtmodelbouw, ultra lichte gemotoriseerde vliegtuigjes en openluchtactiviteiten waarbij voertuigen met een elektrische, thermische of verbrandingsmotor worden gebruikt;
2° de bestemming van het gebied wordt erdoor niet onherroepelijk gewijzigd;
3° uitgezonderd de vijvers, de uitrustingen voor de opslagverrichtingen van brandstoffen en de uitrustingen voor schuttersactiviteiten, mag geen enkel deel van de bodem met een ondoordringbare grondlaag bedekt worden binnen in de omtrek van de uitrustingen;
4° de parkeerruimte voor voertuigen wordt aangelegd op waterdoorlatend en niet gladgestreken terrein;
5° uitgezonderd de uitrustingen betreffende de schuttersactiviteiten worden de funderingen van gebouwen uitgevoerd op tegeldragers en de opgaande muren worden niet gemetseld of ter plaatse in beton gegoten.
De terreinen waarop openluchtactiviteiten plaatsvinden die gebruik maken van thermische of verbrandingsmotoren zijn op voldoende afstand gelegen van de bewoonde plaatsen en de ruimten die doorgaans voor rust en ontspanning worden gebruikt, zodat ze verenigbaar zijn met de omgeving en de hoofdbestemming van bedoelde plaats en ruimte niet in gevaar brengen.
Art. R.II.36-11. Modules voor de productie van elektriciteit en warmte.
Een biomethaniseringseenheid per eigendom wordt toegelaten op voorwaarde dat dit verenigbaar is met de omgeving.
Een windturbine per eigendom wordt toegelaten voor zover de mast hoogstens vierentwintig meter meet.
Een module voor de productie van elektriciteit of warmte met de zon als energiebron wordt tegen volgende voorwaarden toegelaten :
1° ofwel, de module wordt rechtstreeks op een bestaand gebouw aangebracht;
2° ofwel, de module wordt rechtstreeks of via een montageconstructie in de bodem verankerd voor zover de module, in verhouding tot de toegangsweg, achter de gebouwen geplaatst wordt.
Art. R_II.36-11.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Modules voor de productie van elektriciteit en warmte. Een biomethaniseringseenheid per [1 goed]1 wordt toegelaten op voorwaarde dat dit verenigbaar is met de omgeving. Een windturbine per [1 goed]1 wordt toegelaten voor zover de mast hoogstens vierentwintig meter meet. Een module voor de productie van elektriciteit of warmte met de zon als energiebron wordt tegen volgende voorwaarden toegelaten : 1° ofwel, de module wordt rechtstreeks op een bestaand gebouw aangebracht; 2° ofwel, de module wordt rechtstreeks of via een montageconstructie in de bodem verankerd voor zover de module, in verhouding tot de [1 openbare toegangsweg]1, achter de gebouwen geplaatst wordt.
----------
(1)<BDG 2021-07-01/10, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. R.II.36-12. Elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 en elke stedenbouwkundige vergunning of elk stedenbouwkundig attest nr. 2 betreffende de activiteiten bedoeld in de artikelen R.II.36-2 tot R.II.36-11 wordt formeel gemotiveerd ten opzichte van de effecten van die activiteiten op de landbouw, het landschap, de flora, de fauna, de bodem, het aflopend hemelwater, het debiet en de kwaliteit van de waterlopen.
De vrijwaring van de kenmerken van een naburige locatie, beschermd krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud of de Richtlijnen 2009/147/EU van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna mag niet in gevaar worden gebracht.
Onderafdeling 3. - Bosgebieden
Art. R.II.37-1. Kerstbomenteelt.
Kerstbomenaanplantingen worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° de uitbating wordt in het kader van een beroepsactivieit verricht;
2° de kerstbomen worden geveld of uitgetrokken in de periode van twaalf jaar volgend op de aanplanting;
3° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
4° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, in een landschappelijk waardevolle omtrek bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 3°, in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud of in een biologisch zeer waardevolle locatie zoals vermeld op de cartografische portaalsite van de Waalse Overheidsdienst;
5° de oppervlakte, ingenomen door de kerstbomen, beslaat maximum één hectare per beboste oppervlakte van tien hectare uit één stuk;
6° de aanplanting mag niet de plaats innemen van een loofbos;
7° het terrein is toegankelijk via minstens één weg waarop het voertuigverkeer bij of krachtens het Boswetboek toegelaten is;
8° wanneer de kerstbomenteelt beëindigd wordt, wordt de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie.
Art. R.II.37-2. Windturbines.
De mast van de windturbines bedoeld in artikel D.II.37, § 1, lid 6, is gelegen :
1° buiten de omtrek van een locatie, erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 over het natuurbehoud;
2° op een afstand van maximum zevenhonderdvijftig meter van de as van de hoofdverkeersinfrastructuren in de zin van artikel R.II.21-1;
3° buiten een loofbomenbestand in de zin van het Boswetboek.
Art. R.II.37-3. Constructies voor bostoezicht.
Constructies voor bostoezicht worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° het betreft een observatiepost;
2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
3° de grondinneming bedraagt maximum tien vierkante meter;
4° de opgaande muren, indien onontbeerlijk, bevatten lichtspleten en bestaan uit hout dat enkel ingestreken mag worden met een donkerkleurig beschermingsproduct;
5° in voorkomend geval heeft het dak een donkerkleurige en matte laag of bestaat uit uitsluitend inlandse soorten.
Art. R.II.37-4. Constructies voor de uitbating van de bossen.
Constructies voor de uitbating van de bossen worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° het betreft een hangar voor het onderbrengen van het materiaal voor de uitbating van de bossen;
2° één enkele hangar wordt toegelaten per eigendom van vijfentwintig hectare bos uit één stuk;
3° de hangar is toegankelijk via minstens één weg waarop het voertuigverkeer bij of krachtens het Boswetboek toegelaten is;
4° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
5° de hangar bestaat uit één enkel enkelvoudig verdiepingloos bouwvolume met een zadeldak waarvan beide delen dezelfde hellingsgraad hebben of met een groendak bestaande uit uitsluitend inlandse soorten;
6° de opgaande muren worden opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag.
In afwijking van lid 1, 2°, wordt één hangar per eigendom van tien hectare uit één stuk toegelaten voor zover de grondinneming beperkt blijft tot veertig vierkante meter.
Art. R.II.37-5. Constructies voor de eerste houtverwerking.
Constructies voor de eerste houtverwerking worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° het betreft constructies voor de opslag, het zagen, het drogen, het ontschorsen of het schaven van hout;
2° ze worden opgetrokken aan de rand van een bosgebied opgenomen op het gewestplan, op een terrein dat slechts een klein bosbouwkundig, biologisch, waterbouwkundig of landschappelijk belang vertoont;
3° ze zijn gelegen langs een weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen, over een wegverharding beschikt en breed genoeg is, rekening houdend met de verwerkingscapaciteit van de onderneming;
4° de uitbating wordt in het kader van een beroepsactivieit verricht.
Art. R.II.37-6. Eenheden voor de energievalorisering van de biomassa.
Eenheden voor de energievalorisering van de biomassa worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° het betreft verbrandingsinstallaties en bijhorende uitrustingen, waarvoor de brandstof tegen minstens negentig percent bestaat uit reststoffen die rechtstreeks afkomstig zijn van de uitbating van de bossen en de eerste houtverwerking;
2° de eenheid wordt gevestigd aan de rand van een bosgebied opgenomen op het gewestplan, op een terrein dat slechts een klein bosbouwkundig, biologisch, waterbouwkundig of landschappelijk belang vertoont;
3° de eenheid is gelegen langs een weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen, over een wegverharding beschikt en breed genoeg is, rekening houdend met de verwerkingscapaciteit van de onderneming;
4° de uitbating wordt in het kader van een beroepsactivieit verricht.
Art. R.II.37-7. Visteelt.
Visteelt wordt tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° de visteeltinrichtingen bestaan uit vijvers, bassins, technische lokalen en bijhorende uitrustingen voor de teelt en de productie van vissen en andere aquatische producten;
2° het project wordt aangelegd op een terrein dat een klein bosbouwkundig, biologisch of waterbouwkundig belang vertoont;
3° het project is toegankelijk via minstens één weg waarop het voertuigverkeer bij of krachtens het Boswetboek toegelaten is;
4° de bedrijfsgebouwen bestaan uit enkelvoudige verdiepingloze bouwvolumes met een zadeldak waarvan beide delen dezelfde hellingsgraad hebben of met een groendak bestaande uit uitsluitend inlandse soorten;
5° de opgaande muren worden opgetrokken uit hout of worden bekleed met houtplanken die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag.
6° de uitbating wordt in het kader van een beroepsactivieit verricht.
Voor zover de uitbaterswoning volledig deel uitmaakt van het bedrijf, mag de uitbater wiens beroep uit visteelt bestaat zijn woonst vestigen als de onderneming minstens de inzet van één arbeidskrachteenheid verantwoordt.
Art. R.II.37-8. Jachthutten.
Jachthutten worden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° één enkele jachthut wordt toegelaten per jachtgebied in de zin van artikel 2bis van de jachtwet van 28 februari 1882;
2° de grondinneming beslaat een oppervlakte van maximum veertig vierkante meter;
3° de jachthut bestaat uit één enkel enkelvoudig verdiepingloos bouwvolume met een zadeldak waarvan beide delen dezelfde hellingsgraad hebben of met een groendak bestaande uit uitsluitend inlandse soorten;
4° de opgaande muren worden opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag.
De oppervlakte bedoeld in lid 1, 2°, kan uitgebreid worden met tien vierkante meter indien er een koelkamer voor de opslag van wildvlees voorzien wordt.
Art. R.II.37-9. Vissershutten.
Vissershutten worden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° één enkele vissershut wordt toegelaten per vijver of groep van vijvers met een oppervlakte van minstens tien are;
2° de vissershut is gelegen langs een vijver of groep van vijvers;
3° de grondinneming van de vissershut beslaat een oppervlakte van maximum veertig vierkante meter;
4° de vissershut bestaat uit één enkel enkelvoudig verdiepingloos bouwvolume met een zadeldak waarvan beide delen dezelfde hellingsgraad hebben of met een groendak bestaande uit uitsluitend inlandse soorten;
5° de opgaande muren worden opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag.
Art. R.II.37-10. Vrijetijdsverblijven.
Van de lijst van de vrijetijdsverblijven bedoeld in artikel D.II.37, § 4, maken deel uit : de tent, de tipi, de joert, de luchtbel en de houten blokhut, met inbegrip van de paalhut.
Art. R.II.37-11. Bouwwerken, uitrustingen, wegen, onmiddellijke omgeving en parkeergelegenheden van publieke activiteiten met didactische doeleinden, bosinitiatie, bosobservatie, recreatieve of toeristische activiteiten.
§ 1. De publieke activiteiten met didactische doeleinden, bosinitiatie, bosobservatie, recreatieve of toeristische activiteiten, behalve de vrijetijdsverblijven, zijn toegelaten in bosgebieden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden :
1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of voor recreatieve of toeristische activiteiten, in een integraal reservaat, bedoeld in artikel 71, leden 1 en 2, van het Boswetboek of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :
a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, de beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
3° de bouwwerken, installaties en uitrustingen worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen;
4° de bouwwerken worden op een maximumafstand van honderd meter gevestigd ten opzichte van de openbare toegangsweg;
5° voor de ontvangst van het publiek wordt één enkel verdiepingloos bouwwerk met een grondinneming van maximum zestig vierkante meter toegelaten;
6° de bouwwerken en uitrustingen bestaan uit een verdiepingloos enkelvoudig bouwvolume;
7° de opgaande muren van de bouwwerken en uitrustingen worden hoofdzakelijk in hout uitgevoerd;
8° indien nodig, worden de binnenwegen en de parkeergelegenheden voor dienstvoertuigen aangelegd op een waterdoorlatende en niet gladgestreken ondergrond;
9° wanneer de activiteit beëindigd wordt, wordt in voorkomend geval de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie.
De punten 2°, 5° en 6° zijn niet van toepassing voor zover tegelijk :
1° het project kadert in een project tot toeristische valorisering van bosarealen, ontwikkeld door het Waalse Gewest in de zin van het Waalse Toerismewetboek of een project tot toeristische valorisering van de bossen, ontwikkeld door de Duitstalige Gemeenschap;
2° als het project gevestigd wordt in een bos van meer dan twintig hectare uit één stuk onder bosregeling, wordt het plan tot bosinrichting, bedoeld in artikel 57 van het Boswetboek definitief aangenomen.
§ 2. Vrijetijdsverblijven worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in een integraal reservaat, in de zin van artikel 71, leden 1 en 2, van het Boswetboek of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :
a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, de beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
3° het project bevat maximum tien onderkomens per hectare;
4° de onderkomens worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen;
5° de onderkomens worden op een maximumafstand van honderd meter gevestigd ten opzichte van de openbare toegangsweg;
6° de oppervlakte van de onderkomens beslaat maximum zestig vierkante meter;
7° voor hutten worden de opgaande muren en het dak opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag;
8° als het project gevestigd wordt in een bos van meer dan twintig hectare uit één stuk onder bosregeling, wordt het plan tot bosinrichting, bedoeld in artikel 57 van het Boswetboek, definitief aangenomen.
Art. R.II.37-11_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Bouwwerken, uitrustingen, wegen, onmiddellijke omgeving en parkeergelegenheden van publieke activiteiten met didactische doeleinden, bosinitiatie, bosobservatie, recreatieve of toeristische activiteiten. § 1. De publieke activiteiten met didactische doeleinden, bosinitiatie, bosobservatie, recreatieve of toeristische activiteiten, behalve de vrijetijdsverblijven, zijn toegelaten in bosgebieden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden : 1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of voor recreatieve of toeristische activiteiten, in een integraal reservaat, bedoeld in artikel 71, leden 1 en 2, van het Boswetboek of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd : a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, de beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn; b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; 2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in; 3° de bouwwerken, installaties en uitrustingen worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen; 4° de bouwwerken worden op een maximumafstand van honderd meter gevestigd ten opzichte van de openbare toegangsweg; 5° voor de ontvangst van het publiek wordt één enkel verdiepingloos bouwwerk met een grondinneming van maximum zestig vierkante meter toegelaten; 6° de bouwwerken en uitrustingen bestaan uit een verdiepingloos enkelvoudig bouwvolume; 7° de opgaande muren van de bouwwerken en uitrustingen worden hoofdzakelijk in hout uitgevoerd; 8° indien nodig, worden de binnenwegen en de parkeergelegenheden voor dienstvoertuigen aangelegd op een waterdoorlatende en niet gladgestreken ondergrond; 9° wanneer de activiteit beëindigd wordt, wordt in voorkomend geval de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie. De punten 2°, 5° en 6° zijn niet van toepassing voor zover tegelijk : 1° het project kadert in [1 ...]1 een project tot toeristische valorisering van de bossen, ontwikkeld door de Duitstalige Gemeenschap; 2° als het project gevestigd wordt in een bos van meer dan twintig hectare uit één stuk onder bosregeling, wordt het plan tot bosinrichting, bedoeld in artikel 57 van het Boswetboek definitief aangenomen. § 2. Vrijetijdsverblijven worden tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten : 1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in een integraal reservaat, in de zin van artikel 71, leden 1 en 2, van het Boswetboek of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd : a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, de beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn; b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; 2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in; 3° het project bevat maximum tien onderkomens per hectare; 4° de onderkomens worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen; 5° de onderkomens worden op een maximumafstand van honderd meter gevestigd ten opzichte van de openbare toegangsweg; 6° de oppervlakte van de onderkomens beslaat maximum zestig vierkante meter; 7° voor hutten worden de opgaande muren en het dak opgetrokken uit hout die enkel ingestreken mogen worden met een donkerkleurige en matte beschermingslaag; 8° als het project gevestigd wordt in een bos van meer dan twintig hectare uit één stuk onder bosregeling, wordt het plan tot bosinrichting, bedoeld in artikel 57 van het Boswetboek, definitief aangenomen.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.II.37-12. Dierenparkactiviteiten.
Dierenparkactiviteiten worden tegen de volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :
a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
b) in de erkende locaties, de uitvoering van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
2° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
3° voor de ontvangst van het publiek wordt één enkel verdiepingloos bouwwerk met een grondinneming van maximum zestig vierkante meter toegelaten;
4° de bouwwerken, installaties en uitrustingen worden in het natuurlijk milieu geïntegreerd en uitgevoerd na het vinden van een vestigingsplaats en onder de aanwending van technieken die zo weinig schadelijk mogelijk zijn voor de bomen;
5° de bouwwerken en uitrustingen bestaan uit een verdiepingloos enkelvoudig bouwvolume;
6° de materialen voor de opgaande muren bestaan hoofdzakelijk uit hout en de daken hebben een donkere en matte kleur;
7° indien nodig, worden de binnenwegen en de parkeergelegenheden voor dienstvoertuigen op een waterdoorlatende en niet-gladgestreken ondergrond uitgevoerd;
8° wanneer de activiteit beëindigd wordt, wordt in voorkomend geval de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie.
Art. R.II.37-13. Ontbossing voor landbouwdoeleinden.
Ontbossing wordt tegen volgende cumulatieve voorwaarden toegelaten :
1° ontbossingen worden verricht voor teelt- en weidelanddoeleinden in het kader van een landbouwbedrijf;
2° het project wordt aangelegd op een terrein dat een klein bosbouwkundig, biologisch of waterbouwkundig belang vertoont;
3° het project is niet gelegen in een omtrek van waardevolle vergezichten, bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 1°, of in de locaties erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud, uitgezonderd :
a) in de aangewezen Natura 2000-locaties, beheerseenheden 10 en 11 in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
b) in de erkende locaties, de uitvoering van een beheersplan voor een domaniaal natuurreservaat, een erkend natuurreservaat of een bosreservaat in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
4° het project houdt geen enkele wijziging in het bodemreliëf en geen enkele drainage in;
5° wanneer de landbouwactiviteit beëindigd wordt, wordt in voorkomend geval de locatie herbebost rekening houdend met de criteria van het ecologisch soortenbestand, uitgegeven overeenkomstig artikel 40 van het Boswetboek of overgelaten aan natuurlijke regeneratie.
Art. R.II.37-14. Elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 en elke stedenbouwkundige vergunning of elk stedenbouwkundig attest nr. 2 betreffende de activiteiten bedoeld in de artikelen R.II.37-1 tot R.II.37-13 wordt formeel gemotiveerd ten opzichte van de effecten van die activiteiten op het landschap, de flora, de fauna, het debiet en de kwaliteit van de waterlopen.
De vrijwaring van de kenmerken van een naburige locatie, beschermd krachtens de wet van 12 juli 1973 betreffende het natuurbehoud of de Richtlijnen 2009/147/EU van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna mag niet in gevaar worden gebracht.
Onderafdeling 4. - Lijst van de handelingen en werken die uitgevoerd mogen worden in een parkgebied, zoals bedoeld in artikel D.II.40
Art. R.II.40-1. De aanvullende handelingen en werken, toegelaten in parkgebied, hebben betrekking op volgende uitrustingen :
1° sport- en speelgronden in de open lucht;
2° loopzones voor zachte mobiliteit;
3° een restaurant of een cafetaria per drie hectare parkgebied;
4° de gebouwen en de installaties voor de ontvangst van het publiek met didactische of recreatieve doeleinden, met inbegrip van dierenschuilplaatsen;
5° het bezorgen van een onderkomen aan het publiek dat aan de didactische activiteiten deelneemt;
6° het plaatsen van tenten, tipis, joerten, luchtbellen en houten blokhutten, met inbegrip van paalhutten, tegen volgende cumulatieve voorwaarden :
a) hun oppervlakte beslaat maximum veertig vierkante meter;
b) ze zijn niet aangesloten op water, gas, elektriciteit en riolering;
c) voor hutten bestaan de materialen volledig uit hout;
d) het project vervult de voorwaarden bedoeld in artikel R.II.37-11, § 2, 2°, 3°, 4° en 5° ;
7° één of meerdere ruimtes voor parkeergelegenheden in waterdoorlatende en niet gladgestreken materialen.
De totale oppervlakte van de handelingen en werken bedoeld in lid 1 en in artikel D.II.40, lid 3, mag tien percent van de totale oppervlakte van een parkgebied kleiner dan of gelijk aan 5 ha niet overschrijden, en vijftien percent van de totale oppervlakte van een parkgebied groter dan 5 ha. Loopzones voor zachte mobiliteit zijn niet inbegrepen in de tien en in de vijftien percent.
Onderafdeling 5. - Uitvoering van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen wordt zoals bedoeld in artikel D.II.42, § 2
Art. R.II.42-1. De vereenvoudigde inhoud van het plaatselijke beleidsontwikkelingsplan bedoeld in artikel D.II.42, § 2, bevat de elementen bedoeld in artikel D.II.11, § 2, 1° en 2°, c tot f. Wanneer het de uitvoering betreft, als geheel of als deel, van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen als parkgebied waarvan de oppervlakte vijf hectare overschrijdt om er de handelingen en werken bedoeld in artikel D.II.40, lid 3, te vergunnen, bevat de vereenvoudigde inhoud van het plaatselijke beleidsontwikkelingsplan bedoeld in artikel D.II.42, § 2, de elementen bedoeld in artikel D.II.11, § 2,1° en 2°, a en c tot f.
Afdeling 3. - Tracé van de hoofdinfrastructuren
HOOFDSTUK III. - Procedure
Afdeling 1. - Inhoud van het basisdossier
Afdeling 2. - Op de herziening toepasselijke principes
Art. R.II.45-1. § 1. Een compensatie, omschreven in operationele termen, draagt met name bij tot :
1° het uitvoeren van de handelingen en werken voor het herstel, de renovatie, de sanering, de bouw of de heropbouw in een herin te richten locatie, met inbegrip van een locatie tot herstel van landschap en leefmilieu voor de teruggave van haar bebouwingspotentieel;
2° stadshernieuwings-, stadsheroplevings- of plattelandsontwikkelingsverrichtingen uitvoeren.
§ 2. Een compensatie, omschreven in leefmilieutermen, draagt met name bij tot :
1° het verlenen van een hogere bescherming aan onroerende goederen gelegen :
a) in een locatie, erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 over het natuurbehoud;
b) in een gebied onderhevig aan een overstromingsrisico in de zin van artikel D.53 van het Waterwetboek;
2° de herstelling van buitengewone vergezichten in een (on)bebouwd landschap;
3° het waarborgen van doorgangsgebieden tussen de verschillende biotopen van plant- en diersoorten;
4° de bescherming, het beheer en de inrichting van het landschap;
5° het verlenen van een hoger beschermingsniveau aan elk gebied opgenomen in het gewestplan door voorrang te verlenen aan niet voor bebouwing bestemde gebieden in de zin van artikel D.II.23, lid 3.
§ 3. Een compensatie, omschreven in energietermen, draagt met name bij tot het beperken van de effecten van de vectoren die energieverbruik bevorderen zoals uitrustingen, verplaatsingen, op lucht en klimaat.
§ 4. Een compensatie, omschreven in mobiliteitstermen, draagt met name bij tot :
1° een effectieve of verbeterde vermazing van het wegennet;
2° een vlotter en toegankelijker verkeersnet vanuit het gebied of de gebieden waarvan de opneming op het gewestplan overwogen wordt;
3° een vlotter gebruik van loopzones voor zwakke weggebruikers;
4° het aanmoedigen van het gebruik van zachte vervoersmodi en collectief vervoer.
Art. R.II.45-2. De omvang van de alternatieve compensatie wordt beoordeeld op grond van de oppervlakte van het (de) toekomstige bebouwingsgebied(en) die niet het voorwerp uitmaken van een planologische compensatie. Het proportionaliteitsbeginsel vereist een redelijke verhouding tussen, enerzijds, de residuele impact van de oppervlakte die het voorwerp uitmaakt van de alternatieve compensatie en, anderzijds, de overwogen alternatieve compensatie.
Om de inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel te onderzoeken, wordt de kostprijs van de alternatieve compensatie voortvloeiend uit de opneming van het (de) bebouwingsgebied(en) vergeleken met een redelijk geachte kostprijs, geraamd op grond van een theoretisch bedrag, vastgesteld door de Regering tijdens de procedure van de opmaak of herziening van het gewestplan. Dat theoretisch bedrag, bepaald per oppervlakte-eenheid en forfaitair vastgesteld, is gegrond op het type op te nemen gebieden, zoals bepaald in artikel D.II.23, lid 2, 1° tot 7°. De kostprijs voor de alternatieve compensatie mag niet significant hoger of lager zijn dan het theoretisch bedrag dat als ijkpunt dient.
De aard van de alternatieve compensatie is bij voorkeur verbonden aan de aard van de impact, die gecompenseerd dient te worden door maatregelen van operationele, leefmilieu-, energie, of mobiliteitsgerelateerde aard of een combinatie ervan.
Art. R.II.45-3. De alternatieve compensaties kunnen geheel of gedeeltelijk concreet gemaakt worden door de wijziging van elk bestanddeel van het gewestplan, ongeacht of het gaat om een gebied, een tracé of de plaatsvervangende reservingsomtrek in de zin van artikel D.II.21, § 1, of een bijkomende omtrek of een bijkomend voorschrift, op het gewestplan opgenomen in het kader van de herziening die tot compensatie aanleiding geeft.
Art. R.II.45-4. Wanneer de alternatieve compensatie pas na de aanneming van de gewestplanherziening aangenomen kan worden, wordt in het besluit, om er de doeltreffendheid van te waarborgen, vermeld wie belast is met de uitvoering van de compensatie, welke de uitvoeringsmodaliteiten ervan zijn, en welke maatregelen als controle op de uitvoering genomen worden. Wanneer de alternatieve compensatie in een overeenkomst is opgenomen, wordt deze bekendgemaakt op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.
Art. R.II.45-4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer de alternatieve compensatie pas na de aanneming van de gewestplanherziening aangenomen kan worden, wordt in het besluit, om er de doeltreffendheid van te waarborgen, vermeld wie belast is met de uitvoering van de compensatie, welke de uitvoeringsmodaliteiten ervan zijn, en welke maatregelen als controle op de uitvoering genomen worden. Wanneer de alternatieve compensatie in een overeenkomst is opgenomen, wordt deze bekendgemaakt op de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 3. - Gewone herzieningen
Onderafdeling 1. - Herzieningen op initiatief van de Regering
Onderafdeling 2. - Herzieningen op initiatief van de gemeente
Art. R.II.47. [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.47, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. R.II.47_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.47, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt [2 het departement]2 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Onderafdeling 3. - Herziening op initiatief van een privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon
Art. R.II.48. [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.48, § 4, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. R.II.48_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.48, § 4, nuttig acht om te raadplegen en draagt [2 het departement]2 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Onderafdeling 4. - Gemeenrechtelijke procedure
Art. R.II.49-1.[1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.49, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1
----------
(1)<BWG 2019-05-09/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. R.II.49-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.49, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt [2 het departement]2 op om het dossier voor advies voor te leggen.]1 ----------
(1)<BWG 2019-05-09/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.II.49-2.DGO4 licht de gemeenteraad [1 of de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon,]1 in over de beslissing tot goedkeuring van het ontwerp-plan, overeenkomstig artikel D.II.49, § 3.
----------
(1)<BWG 2019-05-09/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. R.II.49-2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 Het departement]2 licht de gemeenteraad [1 of de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon,]1 in over de beslissing tot goedkeuring van het ontwerp-plan, overeenkomstig artikel D.II.49, § 3. ----------
(1)<BWG 2019-05-09/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. R.II.50-1. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten, overeenkomstig artikel D.II.50, § 2.
Art. R.II.50-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Het departement]1 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten, overeenkomstig artikel D.II.50, § 2.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 4-. Versnelde herzieningen
Onderafdeling 1. [1 - Procedure voor de herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gewestelijk belang zonder compensatie]1
----------
(1)
Art. R.II.51-1.[1 DGO4 richt het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.51, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 5.]1
----------
(1)<BWG 2019-05-09/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. R.II.51-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 [2 Het departement richt]2 het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.51, § 2, nuttig acht om te raadplegen en [2 draagt het departement op]2 om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 5.]1 ----------
(1)<BWG 2019-05-09/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Onderafdeling 2. - Herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang zonder compensatie of herziening van een gewestplan waarvoor geen compensatie vereist is
Art. R.II.52-1. [1 DGO4 richt het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.52, § 3, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 7.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. R.II.52-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 [2 Het departement richt]2 het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.52, § 3, nuttig acht om te raadplegen en [2 draagt het departement op]2 om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 7.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BDG 2019-12-19/34, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 5. - Opmakingsprocedure
HOOFDSTUK IV. - Gezamenlijke procedure plan-vergunningen
HOOFDSTUK V. - Juridische gevolgen
Afdeling 1. - Algemeen
Titel 3. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Gemeentelijk structuurplan
Afdeling 2. - Stedenbouwkundig en leefmilieuverslag
HOOFDSTUK III. - Plannen van aanleg
Afdeling 1. - Gewestplan
Onderafdeling 1. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Onderafdeling 2. - Procedure
Afdeling 2. - Gemeentelijk plan van aanleg
Onderafdeling 1. - Juridische draagwijdte
Art. R.II.66-1. Nadere regels voor de omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen naar bestemmingen van het gewestplan.
§ 1. De omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen, definitief goedgekeurd of aangenomen door de Regering of de Minister voor de inwerkingtreding van het Wetboek, wordt uitgevoerd volgens onderstaande nadere regels :
1° in het geval waarin het besluit van de Waalse Regering of de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan samen met een kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen en die kaart conform dit besluit is, worden de bestemmingen van het gewestplan door die kaart bepaald;
2° in de andere gevallen, worden volgende bepalingen toegepast :
a) in het geval waarin het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg samen met kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen :
i) wanneer het bestemmingsplan niet afwijkt van de bestemmingen, vastgelegd in het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de gerziening, door het onderzoek van de kaart als bijlage bij het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening;
ii) wanneer het bestemmingsplan afwijkt van de bestemmingen, vastgelegd in het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening, door het onderzoek van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan en van het definitief goedgekeurd of aangenomen gewestplan;
b) in het geval waarin het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg niet samen met kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen, worden de bestemmingen van het gewestplan bepaald door het onderzoek :
i) van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan;
ii) van het definitief goedgekeurd of aangenomen bestemmingsplan;
iii) in voorkomend geval, van het besluit tot machtiging tot de opmaak of herziening van het gemeentelijk plan van aanleg;
iv) in voorkomend geval, van het gemeenteraadsbesluit waarbij de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg wordt aangevraagd;
c) in het geval waarin er geen besluit bestaat tot machtiging tot opmaak of herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg, worden de bestemmingen van het gewestplan bepaald door het onderzoek :
i) van het definitief goedgekeurd of aangenomen bestemmingsplan;
ii) van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg;
iii) in voorkomend geval, van het gemeenteraadsbesluit bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg.
§ 2. DGO4 maakt de omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen tot bestemmingen van het gewestplan bekend op de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.
Art. R.II.66-1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Nadere regels voor de omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen naar bestemmingen van het gewestplan. § 1. De omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen, definitief goedgekeurd of aangenomen door de Regering of de Minister voor de inwerkingtreding van het Wetboek, wordt uitgevoerd volgens onderstaande nadere regels : 1° in het geval waarin het besluit van de Waalse Regering of de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan samen met een kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen en die kaart conform dit besluit is, worden de bestemmingen van het gewestplan door die kaart bepaald; 2° in de andere gevallen, worden volgende bepalingen toegepast : a) in het geval waarin het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg samen met kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen : i) wanneer het bestemmingsplan niet afwijkt van de bestemmingen, vastgelegd in het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de gerziening, door het onderzoek van de kaart als bijlage bij het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening; ii) wanneer het bestemmingsplan afwijkt van de bestemmingen, vastgelegd in het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening, door het onderzoek van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan en van het definitief goedgekeurd of aangenomen gewestplan; b) in het geval waarin het ministerieel besluit tot machtiging tot de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg niet samen met kaart met de bestemmingen van het grondgebied op 1/10.000e wordt genomen, worden de bestemmingen van het gewestplan bepaald door het onderzoek : i) van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het plan; ii) van het definitief goedgekeurd of aangenomen bestemmingsplan; iii) in voorkomend geval, van het besluit tot machtiging tot de opmaak of herziening van het gemeentelijk plan van aanleg; iv) in voorkomend geval, van het gemeenteraadsbesluit waarbij de opmaak of de herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg wordt aangevraagd; c) in het geval waarin er geen besluit bestaat tot machtiging tot opmaak of herziening van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg, worden de bestemmingen van het gewestplan bepaald door het onderzoek : i) van het definitief goedgekeurd of aangenomen bestemmingsplan; ii) van het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg; iii) in voorkomend geval, van het gemeenteraadsbesluit bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering of van de Minister tot definitieve goedkeuring of aanneming van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg. § 2. [1 Het departement maakt]1 de omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen tot bestemmingen van het gewestplan bekend op de website van [1 het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1.
----------
(1)<BDG 2019-12-19/34, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Onderafdeling 2. - Procedure
HOOFDSTUK IV. - Andere plannen en schema's
Boek 3. - Handleidingen voor stedenbouw
Titel 1. - Gewestelijke handleiding voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. R.III.3-1.
<Opgeheven bij BWG 2019-05-09/32, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Titel 2. - de gemeentelijke handleiding voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK II. - Inhoud
HOOFDSTUK III. - Procedure
Titel 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
HOOFDSTUK I. - Herziening en opheffing
HOOFDSTUK II. - Juridische gevolgen
HOOFDSTUK III. - Hiërarchie
Afdeling 1. - Het verband tussen de gewestelijke handleiding en de gemeentelijke handleiding
Afdeling 2. - Het verband tussen de ontwikkelingsplannen en de handleidingen
Titel 4. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
Boek 4. - Stedenbouwkundige vergunningen en attesten
Titel 1. - Algemeen
HOOFDSTUK I. - Begrippen
Art. R.IV.1-1.Handelingen, werken en installaties vrijgesteld van de stedenbouwkundige vergunning, met een beperkte impact of die de verplichte medewerking van een architect niet vereisen.
[6 ...]6
Die lijst geldt echter niet voor handelingen en werken betreffende onroerende goederen, die op de beschermingslijst opgenomen zijn, op de monumentenlijst geplaatst zijn, die voorlopig onder de gevolgen van de bescherming vallen [1 ...]1.
[1 Van een stedenbouwkundige vergunning worden niet vrijgesteld, de handelingen en werken die betrekking hebben op:
1° de wijziging van de bouwschil van een gebouw, van een bouwwerk of van een installatie, de uitbreiding, vernietiging of sloop ervan en de bouw of herbouw van een veranda of van een bijgebouw en die zich in een beschermingszone bevinden;
2° de wijziging van de bouwschil van een gebouw, van een bouwwerk of een van installatie, de uitbreiding, vernietiging of sloop ervan en de bouw of herbouw van een veranda of van een bijgebouw van een goed opgenomen met stippen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed;
3° [6 ...]6
4° de wijziging, de vernietiging, de sloop of de verplaatsing van een onroerend goed dat tot het klein volkspatrimonium behoort en dat in aanmerking komt of is gekomen voor de financiële tegemoetkoming van de het Gewest.]1
[2 De handelingen en werken met een beperkte impact doen geen afbreuk aan:
1° het voorafgaand eensluidend advies van de gemachtigd ambtenaar bedoeld in artikel D.IV.17 ;
2° het voorafgaand verplicht advies van de gemachtigd ambtenaar bedoeld in artikel D.IV.16, eerste lid, 3° en 2°, indien de aanvraag één of meer afwijkingen van de bodembestemmingskaart of de gewestelijke handleiding voor stedenbouw met zich meebrengt;
3° het facultatief voorafgaand advies van de gedelegeerde ambtenaar indien het gemeentecollege hierom vraagt.
De handelingen en werken die zijn vrijgesteld van vergunningen doen geen afbreuk aan de toepassing van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen en de uitvoeringsbesluiten ervan.]2
[2 In de zin van deze nomenclatuur wordt verstaan onder :
1° technische kast : kast, geplaatst in de nabijheid van een telecommunicatieantenne of een locatie voor telecommunicatieantennes en waarin de nodige technische elementen geplaatst zijn voor de goede werking van een telecommunicatieantenne of een locatie voor telecommunicatieantennes, zoals elektriciteitsdistributie, noodbatterijen, transmissie-elementen en koelsystemen, met inbegrip van het steunelement; kasten voor het transport, de distributie en de particuliere aansluiting van elektriciteit en gas, waarin de technische elementen zijn ondergebracht die nodig zijn voor de goede werking van deze installaties, zoals gasverbindingskasten, laag- en middenspanningskasten voor het aansluiten of afsluiten van elektriciteit, telecommunicatiekasten, laad- en losstations voor elektriciteit en gas;
2° grondinneming : het oppervlak dat overeenkomt met de verticale projectie op de grond, berekend van de buitenkant van de muren, installatie of constructie, met uitzondering van het traditionele uitspringend deel of de architectonische elementen zoals erkers, onbedekte overhangende balkons en dakoverstekken;
3° bouwschil : geheel van muren van het beschermde volume, gevormd door alle ruimten van een gebouw dat thermisch beschermd wordt van de buitenomgeving (lucht of water), van de bodem en alle omgevende ruimtes;
4° voor- en achtertuinen : ruimte op de bodem, ter verfraaiing van een woonst, gelegen voor, achter of aan de zijkant ervan, en gevormd door:
a) ofwel een oprit, als ruimte bestemd voor een verharde of een niet-gladgestreken bodembedekking;
b) ofwel een tuin, als groene ruimte,
ofwel een combinatie van beide elementen;
5° technische installatie bedoeld in punt Y : de technische uitrustingen, geplaatst in de nabijheid van de telecommunicatieantennes of kabeltelevisie-, glasvezel-, elektriciteits- en gastransmissie- en -distributie-installaties en die nodig zijn voor de goede werking en de veiligheid van de locatie, zoals aan de grond vastgemaakte kabels, de kabelgoten die bovenop aan de grond vastgemaakte kabels gevestigd zijn, de roostervloerplaten, de behuizing voor radiomodules op afstand, de verlichting, de verwijderbare veiligheidshandleiders, de bliksemafleidsystemen of de stabilisatieplaten voor masten;
6° pergola: de kleine tuinstructuur bestaande uit dakvormige balken, ondersteund door kolommen, die klimplanten ondersteunen;
7° eigendom: een in feite en in rechte homogeen onroerend geheel ;
8° bijenkorf: structuur waarin een bijenvolk ondergebracht is ;
9° bijenkast: een gebouw, opgetrokken om bijenkorven in onder te brengen ;
10° reeds ingerichte technische locatie: de gronden waarop zich installaties bevinden voor de productie, het transport en de distributie van drinkwater, elektriciteit of aardgas of voor de waterverdamping;
11° functionele eenheid: een geheel van elementen, gelegen in elkaars nabijheid en die afzonderlijk verschillende functies kunnen uitoefenen maar samen bijdragen tot het vervullen van één enkele hoofdfunctie;
12° bijgebouw: daaronder verstaan, een alleenstaand bouwvolume, ondergebracht op hetzelfde eigendom als het hoofdgebouw en dat er een functionele eenheid mee vormt;
13° secundair volume : een ander bouwvolume als aanbouw aan het hoofdgebouw dan een veranda en die er een functionele eenheid mee vormt; het secundair bouwvolume kan door een dakelement op het hoofdgebouw aangesloten worden.]2
[3 14° draadloos toegangspunt met een klein bereik: draadloze netwerktoegangsapparatuur met laag vermogen van kleine omvang die binnen een klein bereik werkt, bestaande uit verschillende operationele onderdelen, zoals een signaalverwerkingseenheid, een radiofrequentie-eenheid, een antennesysteem, kabelverbindingen en een behuizing en die gebruikmaakt van vergunningsplichtig of vergunningvrij radiospectrum of van een combinatie van beide, deel kan uitmaken van een openbaar elektronischecommunicatienetwerk, uitgerust is met een of meerdere antennes met lage visuele impact, en aan de gebruikers toegang tot elektronischecommunicatienetwerken verleent, ongeacht of de onderliggende netwerktopologie mobiel dan wel vast is.]3
[2
Handelingen/werken/ installaties | Omschrijving/eigenschappen | Vrijgesteld worden van een stedenbouwkundige vergunning | Hebben een geringe impact | Vereisen de verplichte tussenkomst van een architect niet | ||
A | Wijziging van de bouwschil van een gebouw (isolatie, opgaande muren, dak, openingen) | 1 | De plaatsing van de materialen voor de bekleding van de opgaande muren en de bedekking van de daken vormen de bouwschil van het gebouw of de vervanging ervan door andere materialen om de vigerende energienormen onder de volgende voorwaarden te bereiken: a) de materialen hebben hetzelfde buitenaanzicht; b) de bijkomende laag bedraagt niet meer dan 0,30 m c) indien het goed valt onder de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeenten inzake stedenbouw of betreffende de gebouwen in landelijk gebied, of de artikelenR.II.36-6 à R.II.36-9, D.II.37, § 4, R.II.37-3, R.II.37-4 et R.II.37-7 à R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, stemmen de kleuren en materialen overeen met de betrokken aanduidingen en voorschriften. | x | x | |
2 | De plaatsing van fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen of de vervanging van fotovoltaïsche of niet-fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen door fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen, op voorwaarde dat, wanneer het onroerend goed onderworpen is aan de artikelen R.II.36-6 tot R.II.36-9, R.II.37-3, R.II.37-4 et R.II.37-7 tot R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, de kleuren in overeenstemming zijn met de betrokken aanduidingen en voorschriften | x | x | |||
3 | De constructie van groene gevel(s) die niet zichtbaar zijn vanaf de weg of groendak(ken) op een bestaande constructie of installatie. | x | x | |||
4 | Het schilderen of bepleisteren van een bestaande constructie of het zandstralen of opnieuw voegen van een bestaande constructie | x | x | |||
5 | De plaatsing of vervanging van materialen voor gevelbekledingen en dakbedekkingen door materialen voor bekledingen die niet voldoen aan de in de punten 1 tot en met 3 genoemde voorwaarden. | x | x | |||
6 | De vervanging van deuren of ramen in de opgaande muren of in de daken door deuren of ramen met als doel het bereiken van de vigerende energienormen. | x | x | |||
7 | Het sluiten, het maken of het wijzigen van openingen die zich bevinden in het dakvlak op maximum één verdieping en met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur; het sluiten dient uitgevoerd te worden met hetzelfde materieel als dat van het dak. | x | x | |||
8 | Het sluiten, openen of wijzigen van deuren of openingen in de opgaande muren met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur voor zover: a) Het sluiten, openen of wijzigen niet uitgevoerd wordt in een opgaande muur gelegen op de rooilijn en/of waarvan het plan gericht is op de verbindingsweg van het betrokken hoofdgebouw; b) het sluiten of het wijzigen gebeuren met dezelfde bekledingsmaterialen als die voor de opgaande muur; c) elke opening of wijziging op maximum één verdieping wordt uitgevoerd; d) als het goed valt onder een gewestelijk of gemeentelijke handleiding voor stedenbouw stemmen de handelingen en werken met de handeling overeen. | x | x | |||
9 | Het sluiten, openen of wijzigen van deuren en ramen die in totaal niet meer dan een vierde van de lengte van de desbetreffende hoogte bedragen en die de in de punt 7 en 8 bedoelde voorwaarden niet vervullen. | x | x | |||
10 | De installatie of vervanging van schoorstenen of schoorsteenkanalen, regengoten of regenpijpen, afvoersystemen voor installaties zoals afzuigkappen en verwarmingsketels, op voorwaarde dat, wanneer het onroerend goed onderworpen is aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw die betrekking hebben op de beschermde gebieden van bepaalde gemeenten op het gebied van stedenbouw of op gebouwen in landelijk gebied, de handelingen en werkzaamheden in overeenstemming zijn met deze handleiding. | x | x | |||
11 | De plaatsing of vervanging van de in punt 10 genoemde elementen die niet aan de voorwaarden voldoen | x | x | |||
12 | De afbraak of het weghalen van de in de punten 10 en 11 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
B | Verbouwing van een bestaand bouwwerk | 1 | De vervanging van de dragende structuur van een dak zonder wijziging van het gebouwde volume en voor zover de punten A1 en A7 worden gerespecteerd. | x | x | |
2 | De verbouwing zonder vergroting van een bestaand bouwwerk met het oog op de oprichting van meerdere kamers niet bestemd voor bewoning [<font color="red">5</font> of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font>, voor zover de handelingen en werken, in voorkomend geval, vermeld worden in de punten A1, A2, A3, A6, A7, A8 et A10. | x | x | |||
3 | De verbouwing zonder vergroting van een bestaand, niet in de punten 1 en 2 bedoeld bouwwerk, die geen gevolgen heeft voor de dragende structuur van het gebouw. | x | x | |||
4 | De verbouwing met vergroting overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw van een bestaand bouwwerk met het oog op de oprichting van een kamer niet bestemd voor bewoning [<font color="red">5</font> of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font> onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) één enkel secundair volume per eigendom, d.w.z. dat er geen ander secundair volume op het eigendom bestaat, en dat er niet meer dan één veranda op het eigendom bestaat; b) de uitbreiding heeft een grondinneming kleiner dan of gelijk aan 40,00 m2 en is: i) ofwel een secundair volume zonder verdieping, noch kelder; ii) ofwel de verlenging van het hoofdvolume en het gevormde geheel is zonder verdieping, noch kelder; c) de uitbreiding wordt uitgevoerd met materialen met dezelfde kleurschakering als die van het bestaande bouwwerk ; d) de uitbreiding is gelegen op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens. | x | x | |||
5 | De verbouwing van een bestaand bouwwerk dat voldoet aan de cumulatieve voorwaarden opgenomen in punt 4 en dat niet overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw. | x | ||||
6 | Het plaatsen van een buitentrap | x | x | |||
7 | Plaatsing van een airconditioning apparaat | x | x | |||
8 | De verbouwing van een ander bestaand bouwwerk dan dat bedoeld in punt 1 tot 7 voor zover de grondinneming van het gevormde geheel maximum verdubbeld wordt. | x | ||||
9 | De afbraak of verwijdering van een secundair volume een buitentrap of een airconditioningsinstallatie voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
[<font color="red">3</font> 10 | Het afbreken of herstellen van gebouwen, constructies of installaties die dreigen te worden vernield ten gevolge van een erkende natuurramp, op voorwaarde dat de afbraak of het herstel wordt bevolen door de burgemeester in toepassing van artikel 135, § 2, van de nieuwe gemeentewet. Onder reparatie wordt verstaan handelingen en werken die de draagconstructies van het gebouwde volume niet aantasten | x | x]<font color="red">3</font> | |||
C | Veranda | 1 | Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw. één enkel per eigendom, d.w.z. dat er geen ander veranda op het eigendom bestaat, en dat er niet meer dan één secundair volume op het eigendom bestaat. Gelegen : leunt tegen een bestaand gebouw aansluit, aan de achterkant van dat gebouw ten opzichte van de verbindingsweg. Ligging : op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens. Maximale oppervlakte van 40,00 m2. Volumetrie : zonder verdieping, plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau en voor zover het dakgootniveau kleiner is dan het dakgootniveau van het hoofdgebouw onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) 3,00 m aan de druipkant; b) 5,00 m aan de nok; c) in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie. Materialen : lichte structuur en wanden hoofdzakelijk van glas of van polycarbonaat zowel in de opgaande muren als in de daken | x | x | |
2 | De bouw van een veranda met een maximale oppervlakte van 40,00 m2 die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult | x | x | |||
3 | De afbraak van een veranda voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
D | Oprichting van één of meerdere woningen | 1 | De oprichting van een tweede woning in een gebouw voor zover de verbouwingshandelingen en -werken de verplichte tussenkomst van een architect niet vereisen. | x | x | |
2 | De oprichting van een woning die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult, of de oprichting van meerdere woningen in een gebouw. | x | ||||
E | Plaatsing van installaties en bouw of heropbouw van een bijgebouw zoals: garage, atelier, pool house, opslagplatform geprefabriceerde gebouwen ... | 1 | Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw. Eén enkel per gebouw, d.w.z. dat er geen ander bestaat op het eigendom. [<font color="red">5</font> Niet bestemd voor bewoning of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font>. Gelegen : * Behalve als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, wordt het aan de achterkant van een bestaand gebouw opgericht. * Als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, is dit volume rechtstreeks verbonden met de verbindingsweg en het gevelaanzicht aan de straatkant van het bijgebouw is niet gelegen verder dan het gevelaanzicht van het hoofdgebouw aan de achterkant. Ligging : op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens. Maximale oppervlakte: 40,00 m2. Volumetrie : zonder verdieping, plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken. Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau en voor zover het dakgootniveau kleiner is dan het dakgootniveau van het hoofdgebouw op voorwaarde dat de volgende voorwaarden worden nageleefd: a) 2,50 m aan de druipkant; b) 3,50 m aan de nok; c) in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie. Materialen : hout voor de opgaande muren of elk ander materiaal met dezelfde kleurschakering als die van het hoofdgebouw. | x | x | |
2 | Plaatsing, verbouwing, vergroting van een technische installatie in de zin van artikel R.IV.1-2, tweede lid, met inbegrip van een kuip, die een functionele eenheid met de bestaande onderneming vormt Maximaal drie per gebouw, d.w.z. er zijn er niet meer dan drie op het eigendom. Gelegen : in een bedrijfsruimte. Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg; b) binnen een straal van 30,00 m van het toegelaten hoofdgebouw; c) op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant ; d) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen; e) op minimum 10,00 m van een waterloop; f) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; g) die het vellen van bomen, hagen of paden in de zin van artikel D.IV.4. 11° niet als gevolg heeft. Maximale oppervlakte: de totale gecumuleerde oppervlakte van de plaatsing en uitbreiding van technische installaties die van de vergunning zijn vrijgesteld, bedraagt minder dan 100 m2 en minder dan 50 % van de totale oppervlakte van het hoofdgebouw. Hoogte : maximum 10,00 m en kleiner dan de hoogte van het hoogste gebouw gelegen op het eigendom. | x | x | |||
3 | Bouw, verbouwing, vergroting van een gebouw of plaatsing of verplaatsing van geprefabriceerde gebouwen, met inbegrip van de buitentrap, niet-bestemd voor bewoning [<font color="red">5</font> of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font> en dat een functionele eenheid vormt met de bestaande onderneming. Gelegen : in een bedrijfsruimte. Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg; b) binnen een straal van 30,00 m van het toegelaten hoofdgebouw; c) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen; d) op minimum 10,00 m van een waterloop; e) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; f) die het vellen van bomen, hagen of paden in de zin van artikel D.IV.4. 11° niet als gevolg heeft. Maximale oppervlakte : de gecumuleerde totale oppervlakte van de bouw, de vergroting en van het geprefabriceerde gebouw vrijgesteld van vergunning bedraagt 75,00 m2. Volumetrie : één verdieping maximum, plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken. Maximale hoogte van de acroterie of van de nok: 7,00 m en kleiner dan de hoogte van het hoogste gebouw gelegen op het eigendom. Materialen : met dezelfde kleurschakering als die van het hoofdgebouw. | x | x | |||
4 | De installatie van een opslagplaat voor ze zover geen merkbare wijziging van het bodemreliëf als gevolg heeft. Eén enkele plaat per gebouw, d.w.z. dat er geen andere bestaat op het eigendom. Gelegen : in een bedrijfsruimte. Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg; b) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen; c) op minimum 10,00 m van een waterloop; d) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; e) die het vellen van bomen, hagen of paden in de zin van artikel D.IV.4. 11° niet als gevolg heeft. Maximale oppervlakte: 75,00 m2. | x | x | |||
5 | De bouw van een bijgebouw of de plaatsing van een installatie die niet in de punten 1 tot en met 4, wordt bedoeld of die niet voldoet aan de in de punten 1 tot en met 4 bedoelde voorwaarden, die niet bestemd is voor huisvesting [<font color="red">5</font> of toeristische logiesverstrekkende inrichting]<font color="red">5</font> en die een functionele eenheid vormt met een of meer bestaande constructies, op voorwaarde dat de grondinneming van het gevormde samenstel ten hoogste verdubbeld wordt. | x | x | |||
6 | De afbraak of de verwijdering van een bijgebouw, van een technische installatie, van een bouw of van een geprefabriceerd gebouw zoals bedoeld in de punten 1 tot 5 voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of de verwijdering afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
F | Carport, toegang en parkeerplaats | 1 | Eén enkele carport per gebouw, d.w.z. dat er geen andere bestaat op het eigendom. Gelegen : a) rechtstreeks verbonden met de verbindingsweg ; b) Het gevelaanzicht mag niet hoger uitkomen dan het gevelaanzicht aan de achterkant van het hoofdgebouw Maximale oppervlakte: 40,00 m2. Volumetrie : plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken. Maximale hoogten: a) 2,50 m aan de druipkant; b) 3,50 m aan de nok; in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie. Materialen: a) Structuur bestaande uit houten, betonnen of metalen palen of op pijlers met materialen vergelijkbaar met de bekleding van het bestaand gebouw of met dezelfde kleurschakering. b) dak met één of verschillende hellingen met materialen vergelijkbaar met die van het hoofdgebouw. | x | x | |
2 | De andere carport die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult | x | x | |||
3 | De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde carport voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
4 | De parkeerplaatsen in de open lucht en hun toegang tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) ze zijn gelegen in de omgeving van een behoorlijk toegelaten gebouw en vormen samen met dat gebouw een functionele eenheid; b) ze zijn rechtstreeks verbonden met de verbindingsweg ; c) ze bestaan uit waterdoorlatende en niet gladgestreken materialen ; d) zij hebben een maximale oppervlakte van 300 m2 ; e) zij vereisen geen significante wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3, punten 1° tot en met 5°, 7° tot en met 9°, 11°, 12° en 15° | x | x | |||
5 | De paden en parkeerplaatsen in de open lucht en in de omgeving van een behoorlijk toegelaten bouw of installatie en die samen met deze installatie een functionele eenheid vormen, anders dan degene bedoeld in punt 4. | x | x | |||
G | Tuinhuisje en berging | 1 | Eén enkel hok of berging per gebouw, d.w.z. dat er geen ander bestaat op het eigendom. Gelegen : a) in de ruimtes van hoven en tuinen; b) ofwel niet-zichtbaar vanaf de weg, ofwel gelegen aan de achterkant ten opzichte van het openbaar domein van de weg Ligging : minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte: 20,00 m2. Volumetrie : hellend dak of meerdere hellende daken of plat dak. Maximale hoogten: a) 2,50 m aan de druipkant; b) 3,50 m aan de nok; c) in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie. Materialen : van hout of elk ander materiaal met een kleurschakering gelijk aan het gebouw of de omgeving waarop het betrekking heeft. | x | x | |
2 | De tuinhuisjes of bergingen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen. | x | x | |||
3 | De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde tuinhuisjes of bergingen voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
H | Zwembad | 1 | Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen niet-zichtbaar vanaf de weg. Ligging : minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Opbouw- of zelfdragende zwembaden. | x | x | |
2 | Eén enkele per gebouw, d.w.z. dat er geen andere gedeeltelijk of volledig ingegraven zwembad bestaat op het eigendom Gedeeltelijk of volledig ingegraven alsook elke veiligheidsinrichting met een maximale hoogte van 2,00 m rond het zwembad en voor zover de volgende voorwaarden nageleefd worden: a) al dan niet overdekt worden door een lichte, uitschuifbare telescopische zwembadoverkapping waarmee de oppervlakte bedekt wordt voor zover de nokhoogte kleiner is dan 3,50 m; b) voor privé-doeleinden; c) de afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen niet-zichtbaar vanaf de weg. Ligging : minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte: 75,00 m2. | x | x | |||
3 | De zwembaden die de in de punten 1 en 2 bedoelde voorwaarden niet vervullen. | x | x | |||
4 | Het weghalen, de afbraak of de opvulling van de in de punten 1 en 3 bedoelde zwembaden voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving en voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmen. | x | x | |||
I | Poel en vijver | 1 | Eén enkele per gebouw, d.w.z. dat er geen andere bestaat op het eigendom. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen en in voor het publiek toegankelijke parken Ligging : minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte: 100,00 m2. De afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom. | x | x | |
2 | De vijvers en poelen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen. | x | x | |||
3 | De verwijdering of de opvulling van de vijvers en poelen bedoeld in punt 1 voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmen | x | x | |||
J | Inrichtingen, accessoires en meubilair | 1 | Het plaatsen van luifels, zonneschermen of daken van een terras op de begane grond, aangrenzend of geïsoleerd. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen; Maximale hoogte: 3,50 m. Maximale totale oppervlakte van al deze inrichtingen: 40,00 m2. Ligging : minimum op 2,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. | x | x | |
2 | Het plaatsen van tuinmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, open haarden of barbecues, vuilnisemmers, compostbakken, pergola's of zuilen, bloemenballen, sierfonteinen, watertuinen, kinderspelletjes, structuren voor bomen met traliewerk. Het plaatsen van lantaarn- en verlichtingspalen zodat de op de grond overgebrachte lichtbundel van de lampen de eigendomsbeperking niet overstelpt. De speel- en sportterreinen van waterdoorlatende materialen en de apparaten die strikt nodig zijn voor het gebruik ervan. Gelegen ofwel in de ruimtes van hoven en tuinen, ofwel in de omgeving van een bouwwerk gelegen in een voor bebouwing bestemd gebied en die samen met dit bouwwerk een functionele eenheid vormt. Maximale hoogte: 3,50 m. | x | x | |||
3 | De aanleg van paden van waterdoorlatende materialen en van terrassen in de omgeving van één of meerdere bouwwerken op grondniveau en die geen merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 vereist. | x | x | |||
4 | Het plaatsen van tuinhuisjes die een maximale oppervlakte van 20 m2 hebben. | x | x | |||
5 | Zolang ze het eigendom niet afbakenen: a) De aanleg van afsluitingen die bestaan uit met elkaar verbonden palen met draad of draadgaas met brede mazen, met eventueel op de basis ervan een betonplaat of een muurtje met een maximumhoogte van 0,70 m, ofwel uit met elkaar verbonden palen met horizontale dwarsstukken, palissades van hout, ofwel uit schanskorven met een maximale dikte van 20 cm en de installatie van deuren, poorten of hekjes met een maximale hoogte van 2,00 m b) de bouw en de wijziging van steunmuren, met inbegrip van schanskorven, met een maximale hoogte van 0,70 m; c) de bouw en de wijziging van muren met een maximale hoogte van 2, 00 m niet-zichtbaar vanaf de weg of aan de achterkant van het gebouw. | x | x | |||
6 | De inrichtingen, accessoires, tuinmeubilair, niet bedoeld in de punten 1 tot 5 of die de in de punten 1 tot 5 bedoelde voorwaarden niet vervullen. | x | x | |||
7 | De afbraak, de verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 6 bedoelde tuinhuisjes voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving | x | x | |||
K | Microwoningen in de zin van het Waals Wetboek van Duurzaam Wonen | 1 | De plaatsing van de geprefabriceerde of kit microwoningen. | x | ||
2 | De plaatsing van microwoningen niet bedoeld in punt 1 voor zover zij : a) zonder verdieping zijn ; b) een oppervlakte van minder dan 40m2 hebben; c) een maximale hoogte van 2,50 m onder een kroonlijst hebben, 3,50 m op de nok en, indien van toepassing, 3,20 m bij de acroterie. | x | ||||
L | Hernieuwbare energieën Modules voor de productie van elektriciteit of warmte | 1 | Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde onroerend goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is en waarbij tegemoet wordt gekomen aan één of meerdere van de volgende gevallen: o Zonne-energie: a) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een hellend dak, is de projectie van het uitstekende deel op het verticale vlak kleiner dan of gelijk aan 0,30 meter en het verschil in hellingsgraad tussen de module en het dak van dat gebouw kleiner dan of gelijk aan 15 graden; b) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een plat dak, bedraagt het verticaal uitstekende deel maximum 1,50 meter en bedraagt de helling van de module maximum 35 graden; c) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een opgaande muur, bedraagt het horizontaal uitstekende deel tussen 1,20 meter en 1,50 meter en bedraagt de helling van de module tussen 25 en 45 graden; o Warmtepompen: in de grond, met een maximaal capaciteitsvolume van één m3, op een afstand van 3 m ten opzichte van de gemeenschappelijke grenzen en niet-zichtbaar vanaf de verbindingsweg. | x | x | |
2 | Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde onroerend goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is en die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen. | x | x | |||
3 | De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 2 bedoelde tuinhuisjes voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
M | Afsluitingen, afsluitingsmuren, steunmuren als afsluiting, d.w.z. die het eigendom afbakenen | 1 | Het plaatsen van afsluitingen met een maximumhoogte van 2,00 m die bestaan uit met elkaar verbonden palen met draad of draadgaas met brede mazen, met eventueel op de basis ervan een betonplaat of een muurtje met een maximumhoogte van 0,70 m, ofwel uit met elkaar verbonden palen met horizontale dwarsstukken, palissades van hout, ofwel uit schanskorven met een maximale dikte van 20 cm. De bouw of de wijziging van steunmuren van minder dan 0,70 m hoog, met inbegrip van schanskorven; Het plaatsen van deurtjes, hekjes of poorten met een maximumhoogte van 2,00 meter waardoor een breed gezicht op de eigendom mogelijk blijft. | x | x | |
2 | Het plaatsen van afsluitingen met een maximale hoogte van 2, 00 m niet-zichtbaar vanaf de weg of aan de achterkant van het gebouw. | x | x | |||
3 | Het plaatsen van afsluitingen, deurtjes, poorten of hekjes die de voorwaarden bedoeld in de punten 1 tot 2 niet vervullen of die niet bedoeld zijn in punt 1 en 2. | x | x | |||
4 | De bouw of de wijziging van steunmuren met een hoogte van meer dan 0,70 m of afsluitingsmuren in de omgeving van een behoorlijk toegelaten bouwwerk of installatie. | x | x | |||
5 | De afbraak of het weghalen van de in de punten 1 tot 4 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
N | Hokken voor één of meerdere dieren met inbegrip van de bijenstallen en mestvloeren | 1 | Een of meerdere bijenkorven per eigendom. Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning | x | x | |
2 | Eén of meerdere hokken voor dieren per eigendom Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen. Ligging: a) minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen b) op minimum 20,00 m van elke naburige woning niet gelegen in de zichtlijn die loodrecht staat op de achtergevel van een naburige woonst. Maximale totale oppervlakte van alle hokken voor dieren op het eigendom: 20,00 m2 voor één of meerdere hokken of 25,00 m2 voor één of meerdere hokken waaronder een duiventil Volumetrie : zonder verdieping, een dak met één helling, of twee hellingen met dezelfde hellingsgraad en lengte of met een plat dak. Maximale hoogte berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau: a) 2,50 m aan de kroonlijst; b) 3,50 m aan de nok; in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie. Materialen : hout of traliewerk of vergelijkbaar met de materialen van het bestaande hoofdgebouw. Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale en sectorale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning | x | x | |||
3 | De aanleg van een mestvloer. Gelegen ten minste 20,00 m van een andere woning dan die op het eigendom. Ligging : op een afstand van minimum 10,00 m van de gemeenschappelijke grenzen Hoogte : op de begane grond Maximale oppervlakte: 10,00 m2. | x | x | |||
4 | De plaatsing of de bouw van hokken voor dieren die de voorwaarden van de punten 1 tot 2 niet vervullen. | x | x | |||
5 | De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 en 4 bedoelde hokken, bijenkorven en mestvloeren voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
O | Landbouwbedrijven | 1 | De bouw van geheel of gedeeltelijk ingegraven opslagsilo's, voor zover de bovenhoogte van de steunmuren niet meer dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijk bodemreliëf uitstijgt | x | x | |
2 | De aanleg van een mestvloer. Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant. Ligging : op een afstand van minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen Hoogte : de bovenhoogte van de mestvloer of van de steunmuren niet meer bedraagt dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijke bodemreliëf. | x | x | |||
3 | Het plaatsen van tanks voor de inzameling of opslag van water of dierlijke mest, geheel of gedeeltelijk ingegraven of de aanleg van een aaltzak. Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant en buiten het woongebied. Ligging: a) op minimum 10,00 m van elke bevaarbare of niet-bevaarbare waterloop; b) op minimum 3,00 m van het openbaar domein. Hoogte : de bovenhoogte van de steunmuur bedraagt niet dan 0,70 m | x | x | |||
4 | Het plaatsen van tunnelserres bestemd voor de teelt van de landbouw- en tuinbouwgewassen en die na de teelt worden weggehaald. | x | x | |||
5 | De anti-hagelnetten die een in de grond verankerde structuur impliceren en het plaatsen of de bouw van de elementen die de in de punten 1 tot 4 bedoelde voorwaarden niet vervullen. | x | x | |||
6 | Het plaatsen van een installatie voor waterwinning in een niet-bevaarbare of niet-ingedeelde waterloop die uitsluitend bestemd is voor het drinken van vee | x | x | |||
7 | De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 tot 6 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
P | Bouwwerken en tijdelijke installaties | 1 | De tijdelijke constructies voor de installatie van bouwplaatsen voor toegelaten handelingen en werken, met inbegrip van refters, onderkomens en sanitair evenals de ontvangstpaviljoenen, tijdens de duur van de handelingen en werken en voor zover de bouwplaats onafgebroken plaatsvindt. | x | x | |
2 | Het plaatsen van installaties met een sociaal, cultureel, sportief of recreatief karakter met inbegrip van de desbetreffende parkeerplaatsen in de openlucht voor een maximumduur van negentig dagen voor zover het goed na afloop van die termijn in zijn oorspronkelijke toestand hersteld wordt | x | x | |||
3 | De plaatsing van commerciële installaties, op het openbaar domein, of op het private domein op voorwaarde dat ze verbonden zijn met een bestaande activiteit, met inbegrip van de bijbehorende buitenparkeerplaatsen, voor een periode van maximaal zestig dagen, op voorwaarde dat de installaties voldoen aan de gemeentelijke en gewestelijke handleiding voor stedenbouw en dat op het einde van de periode het goed terugkeert in zijn oorspronkelijke staat. | x | x | |||
4 | Het tijdelijk plaatsen van installaties die nodig zijn om een ontheemde activiteit onder te brengen, voor de duur van de handelingen en werken waarvoor een vergunning vereist is, op voorwaarde dat de werkzaamheden ononderbroken worden voortgezet en dat na het verrichten van de handelingen en werken of het verstrijken van de vergunning de installaties worden verwijderd. | x | x | |||
[<font color="red">3</font> 5 | In gemeenten waar zich een erkende natuurramp heeft voorgedaan en tijdens het jaar volgend op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de plaatsing van installaties die een openbare dienst of een activiteit van algemeen belang in de zin van artikel D.IV.22. huisvesten, eerste lid, 7°, of de activiteit van openbaar nut bedoeld in artikel R.IV.22-2, 17°, op het openbaar domein op voorwaarde dat de openbare dienst of de activiteit in de gemeente bestaat en ontheemd is ten gevolge van de erkende natuurramp en onverminderd het verkrijgen van een vergunning voor de private ingebruikneming van het openbaar domein. Aan het einde van de periode keert het publiek domein terug in zijn oorspronkelijke staat. | x | x | |||
6 | In de gemeenten die het voorwerp hebben uitgemaakt van een erkende natuurramp en gedurende het jaar volgend op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de plaatsing van installaties die een openbare dienst of een activiteit van algemeen belang in de zin van artikel D.IV.22, eerste lid, 7°, of de activiteit van openbaar nut in de zin van artikel R.IV.22-2, 17°, huisvesten, met inbegrip van de bijbehorende parkeerplaatsen in open lucht, op het privédomein en onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de activiteit bestaat in de gemeente en is ontheemd ten gevolge van de erkende natuurramp; b) de grond is niet opgenomen in de toepassing van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, in een voorgesteld of goedgekeurd Natura 2000-gebied, in een natuurreservaat, in een bosreservaat, een biologisch waardevol vochtig gebied, of in een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte; c) het terrein is gelegen in een gebied van het gewestplan dat is bestemd voor bebouwing in de zin van artikel D.II.23 ; d) de grond voldoet aan de eisen inzake afvalwaterzuivering van het Waterwetboek; e) de plaats van het project kan het risico op een zwaar ongeval niet vergroten of de gevolgen ervan niet verergeren en het terrein is niet blootgesteld aan een belangrijk natuurlijk risico of geotechnische belemmering in de zin van artikel D.IV.57, eerste lid, 2° en 3°, en het terrein is in de laatste vijf jaar niet overstroomd geweest; f) het project is gelegen op meer dan veertig meter van een as van geconcentreerd afvloeiend water in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 4° Aan het einde van de periode keert het publiek domein terug in zijn oorspronkelijke staat. | x | x | |||
7 | In de gemeenten die het slachtoffer zijn geweest van een erkende natuurramp en gedurende het jaar volgend op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de plaatsing op het openbaar domein van commerciële installaties of installaties waarin de activiteit van een zelfstandige of een vennootschap wordt uitgeoefend, op voorwaarde dat de activiteit in de gemeente bestaat en verplaatst is ten gevolge van de erkende natuurramp, en onverminderd het verkrijgen van een vergunning voor de private ingebruikneming van het openbaar domein. Aan het einde van de periode keert het publiek domein terug in zijn oorspronkelijke staat. | x | x | |||
8 | In de gemeenten die het voorwerp hebben uitgemaakt van een erkende natuurramp en gedurende het jaar volgend op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, is het plaatsen van commerciële installaties of installaties waar de activiteit van een zelfstandige of een onderneming wordt uitgeoefend, met inbegrip van de bijbehorende parkeerplaatsen in open lucht, op het privédomein en onder de volgende cumulatieve voorwaarden toegestaan: a) de activiteit bestaat in de gemeente en is ontheemd ten gevolge van de erkende natuurramp; b) de grond is niet opgenomen in de toepassing van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, in een voorgesteld of goedgekeurd Natura 2000-gebied, in een natuurreservaat, in een bosreservaat, een biologisch waardevol vochtig gebied, of in een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte; c) het terrein is gelegen in een gebied van het gewestplan dat is bestemd voor bebouwing in de zin van artikel D.II.23 ; d) de grond voldoet aan de eisen inzake afvalwaterzuivering van het Waterwetboek; e) de plaats van het project kan het risico op een zwaar ongeval niet vergroten of de gevolgen ervan niet verergeren en het terrein is niet blootgesteld aan een belangrijk natuurlijk risico of geotechnische belemmering in de zin van artikel D.IV.57, eerste lid, 2° en 3°, en het terrein is in de laatste vijf jaar niet overstroomd geweest; f) het project is gelegen op meer dan veertig meter van een as van geconcentreerd afvloeiend water in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 4° Aan het einde van de periode keert het publiek domein terug in zijn oorspronkelijke staat. | x | x | |||
9 | In de gemeenten die getroffen zijn door een natuurramp, met het oog op de huisvesting van de slachtoffers van die ramp, en gedurende twee jaar na de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de plaatsing door of voor rekening van de | x | x | |||
[<font color="red">4</font> 10 | Handelingen en werken voor de totstandbrenging of de inrichting van opvangstructuren en bijbehorende aanvullende voorzieningen die bestemd zijn voor de opvang van aanvragers van tijdelijke bescherming in de zin van Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van t[00c4][00b3]del[00c4][00b3]ke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen, zulks onder de volgende cumulatieve voorwaarden : | |||||
a) de opvangstructuur wordt opgericht op initiatief of door bemiddeling van en onder de verantwoordelijkheid van het Gewest, de provincies, de gemeenten, de intercommunales bedoeld in het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, de gemeente- of provinciebedrijven, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de kerkfabrieken, de ''Société Wallonne du Logement'' (Waalse Huisvestingsmaatschappij), de openbare huisvestingsmaatschappijen, Fedasil of het Belgische Rode Kruis; | ||||||
b) het onroerend goed is niet gelegen in een gebied dat beschermd is krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, namelijk : i) in een Natura-2000 gebied ii) in een natuurreservaat ; iii) in een bosreservaat ; iv) in een biologisch waardevol vochtig gebied ; v) in een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte (vi) of in een gebied van groot belang dat erkend is als gebied van groot biologisch belang omdat het beschermde soorten herbergt; | ||||||
(c) het onroerend goed is gelegen in een voor bebouwing bestemd gebied met uitzondering van het gebied van aanhorigheden van ontginningen en van het gebied van gewestelijk belang in een gemeentelijk overleggebied of in een gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is | ||||||
d) het goed heeft toegang tot een weg van voldoende breedte; | ||||||
(e) de woning is uitgerust, zo nodig op tijdelijke basis, om te voorzien in water, elektriciteit en afvalwaterzuivering die nodig zijn voor de goede werking van de opvangstructuur; | ||||||
f) de plaats van de handelingen en werken kan het risico op een zwaar ongeval niet vergroten of de gevolgen ervan niet verergeren en het goed is niet blootgesteld aan een belangrijk natuurlijk risico of geotechnische belemmering in de zin van artikel D.IV.57, eerste lid, 2° en 3°, en het goed is in de laatste vijf jaar niet overstroomd geweest; | ||||||
g) de handelingen en werken zijn gelegen op meer dan veertig meter van een as van geconcentreerd afvloeiend water in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 4° ;De vergunningsvrijstelling geldt voor 36 maanden vanaf de datum van het besluit van de Raad van de Europese Unie waarbij wordt vastgesteld dat er sprake is van een massale toestroom van vluchtelingen in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van t[00c4][00b3]del[00c4][00b3]ke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personenHet onroerend goed moet binnen negen maanden na het verstrijken van de vrijstelling in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht, tenzij in de tussentijd een definitieve vergunning wordt afgegeven. | x | x]<font color="red">4</font> | ||||
[<font color="red">4</font> 11 | De verwijdering of het weghalen van de in punten 1 tot 10 bedoelde elementen. | x | x]<font color="red">4</font> | |||
Q | Uithangborden en reclamezuilen | 1 | Het plaatsen van één of meer uithangborden of reclamezuilen | x | x | |
2 | De verwijdering of het weghalen van de in punt1 bedoelde uithangborden en reclamezuilen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
R | Miradors en uitkijkposten | 1 | In de bosgebieden, in het gebied aanpalend aan het bosgebied en in een landbouwgebied, de houten of metalen miradors en andere uitkijkposten van bleke kleur bedoeld in artikel 1, § 1, 9° van de jachtwet van 28 februari 1882. | x | x | |
2 | De verwijdering van de miradors en uitkijkposten bedoeld in punt1 voor zover de afval voortvloeiend uit het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
S | Bomen en hagen | 1 | De bebossing of de ontbossing | x | x | |
2 | De boslandbouw als exploitatiewijze van de landbouwgronden waarin houtgewassen met de teelt of het grasland worden verbonden. | x | x | |||
3 | Onverminderd artikel R.IV.4-4, de kerstbomenteelt | x | x | |||
4 | Het kappen van een haag over een doorlopende lengte van minder dan 2,50 m om één enkele toegang tot een bestaande woning te creëren. | x | x | |||
5 | Het vellen van losstaande hoogstammige bomen in groengebieden die krachtens het geldend plan van aanleg of een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan, het vellen van een haag of het vellen van één of meer of alle bomen in een pad. | x | x | |||
6 | Het vellen, het toebrengen van schade aan het wortelstelsel of de wijziging van het aspect van een waardevolle boom, struik of haag | x | x | |||
7 | Het rooien of wijzigen van de beplanting bedoeld in elk gebied bedoeld in artikel R.IV.4-11. | x | x | |||
8 | Het vellen van bomend bedoeld in de punten 5 en 7 dat het voorwerp uitmaakt van een besluit van de burgemeester genomen bij hoogdringendheid met het oog op het verzekeren van de openbare veiligheid. | x | x | |||
T | Wijziging van het bodemreliëf | 1 | De merkbare wijziging van het bodemreliëf voor het boren of nemen van bodemmonsters in het kader van een geotechnisch onderzoek, een geologische prospectie- of bodemverontreinigingsonderzoek. | x | x | |
2 | De merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 binnen een straal van 30,00 m van een behoorlijk toegelaten bouwwerk of installatie. | x | x | |||
3 | Voor de uitvoering van een actieprogramma voor rivieren door middel van een geïntegreerde en sectorale aanpak als bedoeld in artikel D. 33/3 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt: a) opvulmateriaal of uitgegraven materiaal dat niet meer dan 50 centimeter hoog is en dat zich op een maximale afstand van 6,00 m van de top van de oever van een waterloop bevindt, ook in gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat; het storten en verspreiden van producten die het gevolg zijn van de ruimingswerken van een waterloop | x | x | |||
U | Gebruik van een terrein voor opslagen en mobiele installaties | 1 | Gewoonlijk grond gebruiken voor het plaatsen van één of meer mobiele installaties in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 15°, b om een ''onthaalplaats voor boerderijen'' in de zin van artikel 252/1.D van het Waalse Wetboek van Toerisme te creëren, met inbegrip van de installatie of de transformatie van de grondleidingen die nodig zijn voor het onderhoud van het terrein, op voorwaarde dat deze in overeenstemming is met het decreet en de reglementaire vereisten van het gewestplan. | x | x | |
2 | Een terrein doorgaans gebruiken voor: a) de opslag van één of meer afgedankte wagens, schroot, materialen of afvalstoffen; b) de plaatsing van één of meer mobiele installaties, zoals woonwagens, caravans, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van mobiele installaties die door een vergunning bedoeld in het Waalse Wetboek van Toerisme, het decreet van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen of het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 zijn toegelaten. | x | x | |||
V | Structuur die als toeristische en vrijetijdslogies dient | 1 | De plaatsing van één of meerdere mobiele kampeerverblijven in de zin van artikel 1 D, 2° van het Waalse Wetboek van Toerisme, tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) het mobiele kampeerverblijf heeft een maximale oppervlakte van 50,00 m2; b) de plaatsing of constructie ervan vereist geen belangrijke wijziging van het bodemreliëf; c) het is gelegen : - in een toeristisch kampeerterrein of in een kampeerterrein op de hoeve dat is toegestaan volgens het Waalse Wetboek van Toerisme; - in een caravanterrein dat is toegestaan krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen; - in een camping die is toegestaan krachtens het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 over de campings en kampeerterreinen. | x | x | |
2 | De bouw van een terras met of zonder leuningen dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 249 BWR, eerste lid, 3° en tweede lid van het Waalse Wetboek van Toerisme in een toeristisch kampeerterrein. | x | x | |||
3 | De bouw van blokhutten of het plaatsen van tenten, tipi's, joerten en luchtbellen in een bosgebied. | x | x | |||
4 | Het weghalen of de afbraak van de in de punten 1 en 3 bedoelde toeristische of vrijetijdslogies, terrassen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
W | Handelingen en werken op het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen | 1 | Voor zover de grondslag van die rijwegen niet verbreed worden, de hernieuwing van de funderingen en de verharding van de wegen, bermen, boorden, trottoirs, eilandjes en openbare plaatsen uitgezonderd de veranderingen van verhardingen bestaande uit natuursteen en, voor openbare plaatsen, voor zover dat de handelingen en werken niet leiden tot een toename van de oppervlakte van de verhardingen van ondoordringbaar materiaal. | x | x | |
2 | De plaatsing, de hernieuwing, de verplaatsing of de verwijdering van de bijkomende elementen zoals de radarinstallaties, relingen, de beveiligingsconstructies en de schampranden, met uitzondering van de steunmuren en de geluidsschermen. | x | x | |||
3 | De plaatsing, de verplaatsing, de verbouwing, de uitbreiding, of de verwijdering van vloeistofnetwerken, met een druk van ten hoogste 20 bar voor gas, energie, een spanning van ten hoogste 70 KV voor elektriciteit en telecommunicatienetwerken die in het publieke domein zijn aangebracht, verankerd, ondersteund of overhangend, met inbegrip van privé-aansluitingen, hulpelementen en bijbehorende uitrusting zoals palen, technische kasten, pylonen en palen met een maximale hoogte van 14 meter. | x | x | |||
4 | De tijdelijke weginrichtingen met een maximale duur van vijf jaar. | x | x | |||
5 | De werken voor de aanleg van ruimten voor voetgangers, personen met een verminderde beweeglijkheid of fietsers en waarbij de plaatselijke oprichting of verruiming van die ruimten, de verbetering van hun esthetisch aspect of de veiligheid van de gebruikers wordt beoogd, ongeacht of deze werkzaamheden al dan niet leiden tot een versmalling van de grondslag van de weg of van de wegen. | x | x | |||
6 | Het plaatsen of vernieuwen van klein stadmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, vuilnisemmers, lantaarn- en verlichtingspalen, plantenbakken, fonteintjes, elektrische aansluitpunten, containers, al dan niet ingegraven en bestemd voor de ophaling van huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afval. | x | x | |||
7 | De werken voor de inrichting van de ruimtes bestemd voor de beplantingen. | x | x | |||
8 | De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de signalisatie-elementen : a) de verkeersborden, met inbegrip van de steunstructuren en portalen, evenals van de bescherming ervan tegenover het verkeer; b) de vaste of mobiele installaties waarbij het verkeer, het parkeren of de snelheid beperkt worden; c) de installaties voor de controle op het parkeren zoals parkeermeters of parkeerautomaten; d) de niet-overdekte installaties voor het parkeren van tweewielers; e) de bijkomende technische al dan niet ondergrondse installaties zoals kasten voor de elektrische bediening van verkeerslichten of van de openbare verlichting, praatpalen, brandpalen en bedieningskasten voor teledistributie. | x | x | |||
9 | De plaatsing de verplaatsing of het weghalen van inrichtingen voor de openbare verlichting. | x | x | |||
10 | Voor zover ze niet onderworpen worden aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeente inzake stedenbouw, de plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de volgende reclameborden: a) de aanplakzuilen waarvan de schacht met een diameter van maximum 1,20 m beperkt blijft tot 3,50 m hoogte; b) de aanplakborden op voeten waarvan de maximale hoogte en breedte respectievelijk niet meer dan 2,50 m en 1,70 m bedragen en waarvan de bruikbare oppervlakte niet meer dan 4 m2 per vlak bedraagt. | x | x | |||
11 | Het aanbrengen of de wijziging van de wegmarkeringen. | x | x | |||
12 | De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van verkeersdrempels. | x | x | |||
13 | Het aanbrengen, verwijderen of hernieuwen van funderingen en inrichtingen voor het gebruik van de wegen en de openbare vervoerslijnen zoals rails, verbindingen, ballast, palen van bovenleidingen, signalen, portieken, hokjes, bedieningskasten voor verkeersborden of palen voor bus- of tramhaltes voor reizigers. | x | x | |||
14 | [<font color="red">1</font> Het plaatsen van een seizoensgebonden openluchtterras in de horecasector, voor zover de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 100 m2.]<font color="red">1</font> | x | x | |||
15 | De hokjes voor de reizigers bij de haltes van het openbaar vervoer. | x | x | |||
16 | De plaatsing of de verplaatsing van brievenbussen. | x | x | |||
17 | De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van beelden, gedenktekens en andere kunstwerken geplaatst door de overheid of op bevel van de overheid. | x | x | |||
18 | Het aanleggen, vernieuwen of verwijderen van kunstwerken voor de bescherming van de oevers in een niet-bevaarbare waterloop, met uitzondering van gemetselde muren, op een lengte van niet meer dan 100 m en een maximale hoogte van 2 m. | x | x | |||
[<font color="red">3</font> 19 | De installatie van technische apparatuur voor de controle van waterlopen. | x | x | |||
20 | In de gemeenten waar zich een erkende natuurramp heeft voorgedaan, en gedurende de vijf jaar die volgen op de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad, de tijdelijke verbeteringen die door de erkende natuurramp zijn vereist aan de kunstwerken die het wegennet dragen of aan de kunstwerken die een spoorlijn dragen. | x | x | |||
21 | In gemeenten die het slachtoffer zijn geweest van een erkende natuurramp en op voorwaarde dat de handelingen en werken op significante wijze zijn aangevat binnen een termijn van drie jaar na de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad: a) het slopen, herstellen of wederopbouwen, noodzakelijk geworden door de erkende natuurramp, van gemetselde dijkmuren en andere kunstwerken zoals keermuren of overstorten van stuwdammen; b) het afbreken, herstellen of wederopbouwen, noodzakelijk geworden door de erkende natuurramp, van steunmuren die een weg of spoorweg afbakenen; c) het herstel van rivieroevers als gevolg van een erkende natuurramp; d) de herbouw van spoorbruggen of bruggen die een rijweg dragen, met inbegrip van de wijziging van het aantal pijlers, die noodzakelijk is ten gevolge van een erkende natuurramp, op voorwaarde dat de aan de verschillende gebruikers geboden voorwaarden, d.w.z. de rijbanen of de spoorwegen, de voetpaden en de fietspaden, gehandhaafd blijven, en op voorwaarde dat de locatie ongewijzigd blijft. | x | x]<font color="red">3</font> | |||
X | Riolering, leiding en netten buiten het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen, boringen en waterwinningen | 1 | Het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, alsook het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de eventuele afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom; die inrichtingen hebben betrekking op de infrastructuur die noodzakelijk is voor het aanleggen van het eigendom en zijn uitsluitend gelegen op bedoeld eigendom. | x | x | |
2 | De privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, evenals het plaatsen van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen. | x | x | |||
3 | Het plaatsen van bovengrondse tanks. | x | x | |||
4 | De invoering of de versterking van ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen in een reeds ingerichte technische locatie tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de ontworpen werken zijn eigen aan de functie van de locatie; b) de bestaande installaties, gebouwen, bouwwerken en bedekking zijn wettelijk toegelaten; c) de werken beogen de bouw van een gebouw niet ; d) de grondinneming beperkt de bestaande isoleringsomtrekken of voorzieningen niet. | x | x | |||
5 | De boringen van putten of waterwinningen. | x | x | |||
6 | In de niet-bebouwingsgebieden, en voor zover geen vergunning vereist is in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, punt 1, 6°, het aanleggen of wijzigen van een drainagesysteem voor zover het terrein niet gelegen is in een locatie erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de 2000 Natura-locaties, of blootgesteld aan een groot natuurrisico of grote geotechnische druk zoals bedoeld in artikel D.IV.57, 3°. | x | x | |||
7 | De installatie, de verplaatsing, de wijziging of de uitbreiding van ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovendraineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen en de bijkomende en bijbehorende uitrustingen wanneer ze buiten het openbare domein gelegen zijn. | x | x | |||
[<font color="red">3</font> 8 | In de gemeenten die getroffen zijn door een erkende natuurramp en op voorwaarde dat de handelingen en werken binnen een termijn van drie jaar na de bekendmaking van deze erkenning in het Belgisch Staatsblad op significante wijze zijn aangevangen, de door de erkende natuurramp noodzakelijke vervanging van de riolerings-, vloeistof-, energie- en telecommunicatienetten, ongeacht of deze ingebed of verankerd, ingegraven of bovengronds zijn, en van de bijbehorende elementen en bijbehorende uitrusting, wanneer deze zich buiten het openbaar domein bevinden. | x | x | |||
9 | Het weghalen van de in de punten 1 tot 8 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x]<font color="red">3</font> | |||
Y | Telecommunicatie, kabeltelevisie, glasvezel, gas, elektriciteit | 1 | De vervanging van installaties of technische kasten door installaties of technische kasten van een kleiner of gelijkwaardig volume. | x | x | |
2 | De vervanging van bestaande antennes door antennes met een gelijke, of kleinere of grotere afmeting op voorwaarde dat de totale hoogte van de mast niet verhoogd wordt en dat de nieuwe antennes een maximale hoogte van 3,00 m hebben. | x | x | |||
3 | De vervanging van een pyloon of een bestaande paal door een zo hoge pyloon of paal van hetzelfde type geïnstalleerd op dezelfde locatie. | x | x | |||
4 | De plaatsing van een technische kast op een plat dak op voorwaarde dat ze vanaf de weg niet-zichtbaar is, dat ze gelegen is op een afstand van minstens een anderhalf keer de hoogte van de kast vanaf de acroterie. | x | x | |||
5 | De plaatsing of de vervanging van technische kasten naast een pyloon of een paal geplaatst op de bodem of in een technisch lokaal gelegen in de nabijheid van een mast geplaatst op een dak. | x | x | |||
6 | De aanleg van technische installaties om de stabiliteit en de veiligheid van bestaande installaties evenals hun goede werking te verzekeren. | x | x | |||
7 | De plaatsing van antennes of radiogolven, technische kasten en installaties tijdens culturele, sport-, recreatie- of commerciële evenementen, geplaatst voor een maximale duur van 90 dagen op voorwaarde dat deze antennes of golven, kasten en installaties niet meer dan 15 dagen voor het begin van het evenement geplaatst worden en dat ze uiterlijk 15 dagen na het einde van het evenement weggehaald worden. | x | x | |||
8 | De plaatsing en/of de heropbouw van antennes of radiogolven, ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovenleidingen en technische kasten en installaties om dringende redenen, om redenen van veiligheid of openbaar belang onvoorzienbaar uit hoofde van de beheerder, de tijd nodig om alle vereiste vergunningen voor de verplaatsing en/of de heropbouw van de locatie te krijgen. | x | x | |||
9 | De tijdelijke verplaatsing van een bestaande installatie om de continuïteit van de diensten te verzekeren in geval van werken uitgevoerd door de eigenaar van de oorspronkelijke structuur voor de uitsluitende duur van de werken. | x | x | |||
10 | De plaatsing van installaties zoals antennes, radiogolven, technische kasten en installaties voor zover ze gelegen zijn binnen gebouwen, bouwwerken of bestaande structuren of overdekt met materialen die lijken op de bestaande materialen. | x | x | |||
11 | De plaatsing van radiogolven met een maximale diameter van 90 cm op een bestaande pyloon of een mast op een dak die behoorlijk toegelaten is. | x | x | |||
[<font color="red">2</font> 11bis | de plaatsing van radiogolven met beperkt bereik (of draadloze toegangspunten met beperkt bereik) die volledig en veilig, d.w.z. zonder gevaar voor de stabiliteit, in hun draagstructuur zijn geïntegreerd en derhalve onzichtbaar zijn voor het publiek | x | x]<font color="red">2</font> | |||
[<font color="red">2</font> 11ter | De plaatsing van radiogolven met beperkt bereik (of draadloze toegangspunten met beperkt bereik) die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen: a) het totale volume van het voor het publiek zichtbare deel van een draadloos toegangspunt met beperkt bereik dat één of meer gebruikers van het radiospectrum bedient, bedraagt niet meer dan 30 liter ; b) het totale volume van voor het publiek zichtbare gedeelten van meerdere afzonderlijke draadloze toegangspunten met beperkt bereik die één infrastructuurlocatie met een individueel afgebakend gebied, zoals een lichtmast, verkeerslicht, aanplakbord of bushalte, bezetten, bedraagt niet meer dan 30 liter ; c) wanneer het antennesysteem en andere elementen van het draadloze toegangspunt met beperkt bereik, zoals een radiofrequentie-eenheid, digitale processor, opslageenheid, koelsysteem, stroomvoorziening, kabelverbindingen, opvangelementen of aardings- en bevestigingselementen, afzonderlijk worden geïnstalleerd, wordt elk deel van deze elementen dat groter is dan 30 liter onzichtbaar gemaakt voor het publiek ; d) d) het draadloze toegangspunt met beperkt bereik is visueel consistent met de ondersteunende structuur en qua afmetingen is evenredig met de totale afmetingen van de ondersteunende structuur, heeft een consistente vorm, heeft neutrale kleuren die passen bij of versmelten met de ondersteunende structuur, en beschikt over verborgen kabels, en veroorzaakt geen visuele overbelasting in combinatie met andere draadloze toegangspunten met beperkt bereik die reeds op dezelfde of op aangrenzende locaties zijn geïnstalleerd; e) het gewicht en de vorm van een draadloos toegangspunt met beperkt bereik vereisen geen structurele versterking van de ondersteunende structuur. | x | x]<font color="red">2</font> | |||
12 | Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne). Gelegen : * ofwel verankerd op een opgaande muur aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de verbindingsweg of minstens 4,00 m achter de rooilijn * ofwel verankerd in de grond of op een dakdeel en gevestigd aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de verbindingsweg. Maximale oppervlakte: 1,00 m2. Materialen : de antenne vertoont een kleurschakering die gelijk is aan die van haar draagbasis | x | x | |||
13 | Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne). Ligging : op een plat dak Maximale hoogte: 5,00 meter, met inbegrip van de steun, en de hoogte is kleiner dan de afstand tussen de installatie en de acroterie. Maximale oppervlakte: 1,00 m2. | x | x | |||
14 | Het plaatsen van een in de punten 1 of 2 bedoelde antenne die de voorwaarden bedoeld in de punten 1 of 2 niet vervult. | x | x | |||
15 | De plaatsing van antennes en van de behuizing voor radiomodules op afstand op een bestaande pyloon verankerd op de bodem of op behoorlijk toegelaten mast op een dak op voorwaarde dat de afstand maximum 1 m is in het geval van een pyloon en maximum 40 cm in het geval van een mast en dat de hoogte van de pyloon of van de mast niet overschreden is. | x | x | |||
16 | De plaatsing van antennes tegen een bestaande gevel met maximum één antenne ( met inbegrip van de actieve elementen die nodig zijn voor de aansluiting ervan), over zes strekkende gevelmeters, of op een bestaande puntgevel met maximum één antenne per puntgevel, of op een schoorsteen op voorwaarde dat die antennes een kleur gelijk aan de bedekking van de gevel of van de puntgevel heeft. | x | x | |||
17 | De plaatsing van antennes op het plat dak of het plat gedeelte van het dak van een gebouw op voorwaarde dat ze een maximale hoogte van 3 meter, met inbegrip van de steun, hebben, dat die hoogte kleiner is dan de afstand tussen de installatie en de lagere kant of de rand van het dak of de acroterie en dat het gebouw minstens 12 m hoog is. | x | x | |||
18 | De plaatsing op de gevel of bovengronds van elektronische of numerieke communicatiekabels en leidingen en van verbindingsdozen voor zover de kleur neutraal en discreet is en voor zover het tracé van de kabel de bouwkundige lijnen van de woning volgt, zoals de raamdorpel, de kroonlijst, de verbindingen tussen de gevels, de lagere kant of de rand van het dak, de acroterie. | x | x | |||
19 | De plaatsing van de antenne van een radioamateur in de zin van het ministerieel besluit van 9 januari 2001betreffende het aanleggen en het doen werken van radiostations door radioamateurs. | x | x | |||
20 | Het plaatsen op het openbaar domein van steunen met een maximale diameter van 30 cm en een maximale hoogte van 8 meter voor technische telecommunicatieapparatuur en antennes, met inbegrip van radiogolven met een maximale diameter van 90 cm, met een afstand van niet meer dan 40 cm. | x | x | |||
21 | De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 tot 20 bedoelde tuinhuisjes voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving. | x | x | |||
Z | Militaire domeinen | 1 | De uitvoering van defensieve werken van operationele aard of die strategisch geheim moeten blijven, ten behoeve van het ministerie van Defensie en waarvan de lijst gezamenlijk wordt opgesteld door de Minister van Defensie en de Minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening | x | x | |
Toestand/ Specificiteit van het project | Handelingen en werken | Verplichte raadplegingen |
Landbouwgebied van het gewestplan | Handelingen en werken gelegen in landbouwgebied met uitzondering van verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding en zonder wijziging van bestemming | DGO3 - Departement Landelijke Aangelegenheden en Waterlopen |
Bosgebied van het gewestplan | Handelingen en werken gelegen in bosgebied met uitzondering van verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding en zonder wijziging van bestemming | DGO3 - Departement Natuur en Bossen |
Natuurgebied van het gewestplan | Handelingen en werken gelegen in natuurgebied met uitzondering van verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding en zonder wijziging van bestemming | DGO3 - Departement Natuur en Bossen |
Verkeersinfrastructuren | Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek van een gewestweg of autosnelweg in het gewestplan | DGO1 |
Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek van een spoorweg in het gewestplan | INFRABEL (infrastructuur) | |
Gewestweg en autosnelweg : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de weg ligt | DGO1 | |
Spoorweg : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de spoorweg ligt | INFRABEL (infrastructuur) | |
Bevaarbare waterloop : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligt | DGO2 - Departement Waterwegen | |
Onbevaarbare waterlopen van eerste categorie : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligt | DGO3 - Directie onbevaarbare waterlopen | |
Onbevaarbare waterlopen van tweede categorie of ongeklasseerde waterlopen : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligt | Provinciale technische dienst | |
Onbevaarbare waterlopen van derde categorie : bouw van een gebouw of uitrusting, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligt | Betrokken gemeentecollege | |
Autonoom net voor traag verkeer : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein die naast de ''RAVeL'' ligt | DGO1 - Directie Zachte Verplaatsingen en gemeentelijke partnerschappen | |
Handelingen en werken gelegen in een domein van de autonome havens | De beheerder van de autonome haven DGO2 - Departement Waterwegen | |
In de nabijheid van een luchthaven | Handelingen en werken gelegen in een luchthavendomein of in een reserveringsomtrek i.v.m. een luchthaven | DGO2 - Directie Luchthaven SOWAER |
Handelingen en werken gelegen in een zone A van de ''PDLT'' in verband met een luchthaven met uitzondering van de verbouwingen van gebouwen zonder uitbreiding | DGO2 - Directie Luchthaven SOWAER [<font color="red">1</font> SKEYES]<font color="red">1</font> | |
Verkeerweg over land bestemd voor openbaar verkeer en de aansluiting van onroerend goed | Handelingen en werken betreffende de aanleg, de wijziging van een gemeenteweg | Brandweerdienst (hydrant, configuratie, doorgang van de voertuigen van de hulpdiensten) |
infrastructuur voor het vervoer van vloeistoffen en energie | Voornaamste leidingen bestemd voor het vervoer van vaste, vloeibare of gasvormige lichamen bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de leidingen ligt of door de leidingen doorkruist wordt | de netbeheerder Oliepijpleiding, pijpleiding : NAVO |
Leiding van het transmissienet en elektriciteitsdistributie : bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte gelegen op minder dan dertig meter van een bovengrondse elektrische hoogspanningsleiding of die naast een ondergrondse hoogspanningsleiding ligt | de netbeheerder | |
Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of langs het tracé van de leiding van het transmissienet en elektriciteitsdistributie | de netbeheerder | |
Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een voornamelijke gasleiding | de netbeheerder Brandweerdienst | |
Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een leiding van andere gassen | de netbeheerder Brandweerdienst | |
Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een oliepijpleiding, pijpleiding | NAVO Brandweerdienst | |
Handelingen en werken gelegen in de reserveringsomtrek of het tracé van een voornamelijke leiding van waterbevoorrading | Maatschappij voor watervoorziening betrokken bij het project | |
Natuurlijke patrimonium | Waardevolle bomen en struiken en hagen : Omhakken, schade toebrengen aan het wortelstelsel of het aanzicht van een waardevolle boom, struik of haag wijzigen | DGO3 - Departement Natuur en Bossen |
Handelingen en werken gelegen in de omtrek van een gebied erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud | DGO3 - Departement Natuur en Bossen | |
Bescherming van de personen, goederen of het leefmilieu | SEVESO locatie : handelingen en werken met betrekking tot een nieuwe inrichting of de wijziging van een bestaande inrichting die een hoog risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning | DGO3 - '' Cellule RAM '' Brandweerdienst |
SEVESO locatie : elk ontwerp waarvan de ligging het risico op een zwaar ongeval zou kunnen verhogen of de gevolgen ervan zou kunnen verergeren, ten opzichte van een bestaande inrichting die een risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning,; | DGO3 - '' Cellule RAM '' Brandweerdienst | |
risico op overstroming : elk project betreffende een onroerend goed dat door zijn ligging of aard een impact zou kunnen hebben op een waterloop of onderworpen is aan het risico op overstroming in de zin van de cartografie aangenomen door de Regering overeenkomstig artikel D.53-2 van het Waterwetboek | Bevaarbare waterloop : DGO2 - Departement Waterwegen; Onbevaarbare waterlopen van eerste categorie : DGO3 - Departement Landelijke Aangelegenheden en Waterlopen Onbevaarbare waterlopen van tweede of ongeklasseerd : Provinciale technische dienst Onbevaarbare waterlopen van derde categorie : betrokken gemeentecollege | |
Elk project gelegen in een as van geconcentreerd afvloeiend water in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 4° | DGO3 - Departement Landelijke Aangelegenheden en Waterlopen | |
Technisch ingravingscentrum. Elk project die naast een technisch ingravingscentrum ligt of gevestigd op een voormalige site voor het ingraven van afvalstoffen | Departement Bodem en Afvalstoffen | |
Beschermingsomtrek van het centrum van het Europees Ruimtevaartagentschap bedoeld in het akkoord tussen de federale Regering en het Gewest | Centrum van het Europees Ruimtevaartagentschap | |
Landelijke grondinrichting | Handelingen en werken in de omtrek van een landinrichting van landeigendommen (ex-landelijke ruilverkaveling) | Comité voor landinrichting ingesteld door het Waalse Landbouwwetboek |
[<font color="red">1</font> Toeristische uitrusting | Toeristisch project waarvan de oppervlakte hoger dan 5ha is in de zin van artikel R.IV.45-3 Toeristisch project in bosgebied in het kader van het gewestelijk project voor de toeristische valorisering van de bosarealen van het Waalse Gewest | Commissariaat-generaal voor toerisme Commissariaat-generaal voor toerisme]<font color="red">1</font> |
Veiligheid Brandnormen | Bouw van gebouwen of ruimtes open voor het publiek 1° gebouwen bestemd voor de opvang van of het verlenen van onderdak aan bejaarden of gehandicapten; 2° de ziekenhuizen waaronder de klinieken 3° de medische, geestelijke, gezins- en sociale hulpcentra; 4° de gebouwen en ruimtes die bestemd zijn voor sociaal-culturele, sportieve, recreatieve of toeristische activiteiten, alsmede de overdekte speelpleinen; 5° de gebouwen die bestemd zijn voor de eredienst en de rouwcentra; 6° de school-, universitaire en vormingsinfrastructturen; 7° Internaten, studententehuizen en de tehuizen voor kinderen; 8° de strafinrichtingen en de heropvoedingscentra; 9° de gebouwen en infrastructuren waar de overheid haar dienstverlening onderbrengt, meer bepaald de gemeentehuizen, de hoven en rechtbanken en hun griffie, de postkantoren, de stations, de luchthaventerminals, de spoorweg-, metro- en busstations met inbegrip van de perronnen; 10° de banken en andere financiële instellingen; 11° De parkeerruimten waarvan de bouw bezig is; 12° de gebouwen die bestemd zijn voor kantoren, de handelspanden, de commerciële centra, de hotels, herbergen, restaurants en cafés; | Brandweerdienst |
Bouw van bouwwerken van gebouwen (openbaar of privé) van flatgebouwen met meer dan drie woningen | Brandweerdienst | |
constructie of belangrijke verbouwing van industriële gebouwen | Brandweerdienst | |
Projecten die de aanleg of de wijziging van wegen tot gevolg hebben | Brandweerdienst | |
Het samenbrengen van inerte stoffen of de valorisering van aarde en keien | Projecten bedoeld in artikel R.II.33-2 | DGO3 - Departement Bodem en Afvalstoffen |
[<font color="red">1</font> ... | ]<font color="red">1</font> | |
[<font color="red">1</font> Toestand/Specificiteit van het project | Handelingen en werken | Verplichte raadplegingen |
Bebouwd en niet-bebouwd erfgoed | Handelingen en werken betreffende een goed: - gelegen in een beschermingsgebied - opgenomen met stippen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed | ''Agence wallonne du patrimoine'' Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen]<font color="red">1</font> |
NR. | NUMMER | AARD | <td colspan="3" valign="top">TOTALE OPPERVLAKTEEIGENAAR(S) | |||
ha | a | Ca | ||||
NR. | NUM- MER | VORIGE BESTEMMING | TOEKOMSTIGE BESTEMMING | TOTALE OPPERVLAKTE | AARD VAN DE WIJZIGING | UITLUITING | |
ha | a | ||||||
Totaal |