20 JULI 2016. - Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling (2016) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-11-2016 en tekstbijwerking tot 19-02-2025)
BOEK I. - Algemene bepalingen
ENIGE TITEL. - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK I. - Doelstellingen en middelen
Art. D.I.1
Art. D.I.1 Duitstalige gemeenschap
Art. D.I.2
Art. D.I.2 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK II. - Delegaties vanwege de Regering
HOOFDSTUK II. Duitstalige gemeenschap.[1 - Delegaties]1
Art. D.I.3
Art. D.I.3 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK III. - Commissies
Afdeling 1. - " Pôle "Aménagement du territoire" " (Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening)
Afdeling 1 Duitstalige gemeenschap. [1 - Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening]1
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Art. D.I.4
Art. D.I.4 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. D.I.5
Art. D.I.5 Duitstalige gemeenschap
Art. D.I.5.1 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2. - Adviescommissie over de beroepen
Afdeling 2. Duitstalige gemeenschap. [1 - Beroepscommissie]1
Art. D.I.6
Art. D.I.6 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Art. D.I.7-D.I.9
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. D.I.10
Art. D.I.10 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK IV. - Erkenningen
Art. D.I.11
HOOFDSTUK V. - Toelagen
Art. D.I.12
Art. D.I.12 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK V.1 Duitstalige gemeenschap.[1 - Duurzaamheidsfonds]1
Art. D.I.12.1 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK VI. - Nadere regels voor verzendingen en het berekenen van termijnen
Art. D.I.13
Art. D.I.13 Duitstalige gemeenschap
Art. D.I.14-D.I.16
HOOFDSTUK VII. - Overgangsrecht
Afdeling 1. - Commissies
Art. D.I.17-D.I.17.1
Afdeling 2. - Erkenningen
Art. D.I.18
Afdeling 3. - Toelagen
Art. D.I.19
BOEK II. - Planificatie
BOEK II. Duitstalige gemeenschap. [1 - Planning en omtrekken]1
TITEL I. - De ontwikkelingsplannen
Art. D.II.1
Art. D.II.1 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK I. - Het ruimtelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1. - Begripsomschrijving en inhoud
Art. D.II.2
Art. D.II.2 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2. - Procedure
Art. D.II.3
Art. D.II.3 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Herziening
Art. D.II.4
HOOFDSTUK II. - Meergemeentelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1. - Begripsomschrijving en inhoud
Art. D.II.5-D.II.6
Art. D.II.6 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2. - Procedure
Art. D.II.7
Art. D.II.7 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Herziening
Art. D.II.8
Art. D II.8.Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Algemeen
Art. D.II.9
Afdeling 2. - Begripsomschrijving en inhoud
Onderafdeling 1. - Gemeentelijk ontwikkelingsplan
Art. D.II.10
Art. D.II.10 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Lokaal beleidsontwikkelingsplan
Art. D.II.11
Afdeling 3. - Procedure
Art. D.II.12
Art. D.II.12 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 4. - Herziening
Afdeling 4. Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.13
HOOFDSTUK IV. - Opvolging van de milieueffecten
Art. D.II.14
Art. D.II.14 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK V. - Opheffing
Art. D.II.15
Art. D II.15.Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK VI. - Juridische gevolgen en hiërarchie
Afdeling 1. - Rechtsgevolgen
Art. D.II.16
Art. D.II.16 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2. - Hiërarchie
Art. D.II.17
Art. D II.17.Duitstalige gemeenschap
TITEL II. - Gewestplannen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. D.II.18-D.II.19
Art. D.II.19 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Afdeling 1. - Algemeen
Art. D.II.20-D.II.21
Art. D II.21.Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Art. D.II.22-D.II.25, D.II.25bis
Art. D II.25bis.Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.26-D.II.36
Art. D II.36.Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.37
Art. D.II.37 Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.38-D.II.42
Art. D II.42.Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Tracé van de hoofdinfrastructuren
Art. D.II.43
HOOFDSTUK III. - Procedure
Afdeling 1. - Inhoud van het basisdossier
Art. D.II.44
Afdeling 2. - Op de herziening toepasselijke principes
Art. D.II.45
Art. D.II.45 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 3. - Gewone herzieningen
Onderafdeling 1. - Herzieningen op initiatief van de Regering
Art. D.II.46
Art. D II.46.Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Herzieningen op initiatief van de gemeente
Art. D.II.47
Art. D.II.47 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 3. - Herziening op initiatief van een privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon
Art. D.II.48
Art. D.II.48 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 4. - Gemeenrechtelijke procedure
Art. D.II.49
Art. D.II.49 Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.50
Art. D.II.50 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 4. - Versnelde herzieningen
Onderafdeling 1. - Procedure voor de herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gewestelijk belang zonder compensatie
Art. D.II.51
Art. D.II.51 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang zonder compensatie of herziening van een gewestplan waarvoor geen compensatie vereist is
Art. D.II.52
Art. D.II.52 Duitstalige gemeenschap
Afdeling 5. - Opmakingsprocedure
Art. D.II.53
HOOFDSTUK IV. - Gezamenlijke procedure voor gewestplannen en vergunningen
Art. D.II.54
Art. D.II.54 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK V. - Juridische gevolgen
Afdeling 1. - Algemeen
Art. D.II.55
Art. D II.55.Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.56-D.II.57
TITEL II.1.Duitstalige gemeenschap. [1 - OMTREKKEN]1
HOOFDSTUK I.Duitstalige gemeenschap. [1 - ALGEMEEN]1
Art. D.II.57.1Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK II.Duitstalige gemeenschap. [1 - PROCEDURE]1
Afdeling 1.Duitstalige gemeenschap. [1 - Initiatiefrecht en voorstel]1
Art. D.II.57.2Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.57.3Duitstalige gemeenschap
Afdeling 2.Duitstalige gemeenschap. [1 - Procedure]1
Art. D.II.57.4Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.57.5.Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.57.6.Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK III.Duitstalige gemeenschap. [1 - BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR SANERINGSLOCATIES]1
Art. D.II.57.7.Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.57.8.Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.57.9.Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.57.10.Duitstalige gemeenschap
TITEL III. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan
Art. D.II.58
HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Gemeentelijk structuurplan
Art. D.II.59
Afdeling 2. - Stedenbouwkundig en leefmilieuverslag
Art. D.II.60-D.II.61
HOOFDSTUK III. - Plannen van aanleg
Afdeling 1. - Gewestplan
Onderafdeling 1. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Art. D.II.62-D.II.64
Onderafdeling 2. - Procedure
Art. D.II.65
Afdeling 2. - Gemeentelijk plan van aanleg
Onderafdeling 1. - Juridische draagwijdte
Art. D.II.66
Onderafdeling 2. - Procedure
Art. D.II.67
HOOFDSTUK IV. - Andere plannen en schema's
Art. D.II.68
HOOFDSTUK V.Duitstalige gemeenschap. [1 - OMTREKKEN, STADSHEROPLEVING EN STADSVERNIEUWING]1
Art. D.II.69.Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.70.Duitstalige gemeenschap
Art. D.II.71.Duitstalige gemeenschap
BOEK III. - Leidraden voor stedenbouw
TITEL I. - Gewestelijke leidraad voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. D.III.1
Art. D.III.1 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Art. D.III.2
Art. D III.2.Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. D.III.3
Art. D.III.3 Duitstalige gemeenschap
TITEL II. - Gemeentelijke leidraad voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. D.III.4
Art. D III.4.Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Art. D.III.5
HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. D.III.6
Art. D.III.6 Duitstalige gemeenschap
TITEL III. - Gemeenschappelijke bepalingen
HOOFDSTUK I. - Herziening en opheffing
Art. D.III.7
HOOFDSTUK II. - Juridische gevolgen
Art. D.III.8
HOOFDSTUK III. - Hiërarchie
Afdeling 1. - Het verband tussen de gewestelijke leidraad en de gemeentelijke leidraad
Art. D.III.9
Afdeling 2. - Het verband tussen de ontwikkelingsplannen en de leidraden
Art. D.III.10
TITEL IV. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Art. D.III.11
HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
Art. D.III.12-D.III.16
BOEK IV. - Stedenbouwkundige vergunningen en attesten
BOEK IV. Duitstalige gemeenschap. [1 - VERGUNNINGEN EN STEDENBOUWKUNDIGE ATTESTEN]1TITEL I. - AlgemeenHOOFDSTUK I. - BegrippenArt. D.IV.IArt. D.IV.I Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - Handelingen die onderworpen zijn aan een bebouwingsvergunningHOOFDSTUK II. Duitstalige gemeenschap. [1 - HANDELINGEN DIE EEN ONTSLUITINGSVERGUNNING OF OPSPLITSINGSVERGUNNING VEREISEN]1Art. D.IV.2Art. D IV.2.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.3Art. D IV.3.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - Handelingen en werken onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunningArt. D.IV.4Art. D.IV.4 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV. - Afwijkingen en verschillenAfdeling 1. - VerschillenArt. D.IV.5Art. D IV.5.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - AfwijkingenArt. D.IV.6Art. D IV.6.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.7Art. D IV.7.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.8Art. D IV.8.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.9Art. D IV.9.Duitstalige gemeenschapArt. D IV.9.1.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.10Art. D.IV.10 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.10.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.11Art. D.IV.11 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.12-D.IV.13Art. D IV.13.Duitstalige gemeenschapTITEL II. - ProcedureHOOFDSTUK I. - Bevoegde autoriteitenAfdeling 1. - GemeentecollegeOnderafdeling 1. - AlgemeenArt. D.IV.14Art. D.IV.14 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.14.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.14.2 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - VergunningArt. D.IV.15Art. D.IV.15 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.16Art. D.IV.16 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.17Art. D.IV.17 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.17.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.17.2 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 3. - Stedenbouwkundige attestenArt. D.IV.18, D.IV.18 UITSTALIGE GEMEENSCHAP, D.IV.19Art. D.IV.19 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.20Art. D.IV.20 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.20.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.20.2 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.21Afdeling 2. - Gemachtigd ambtenaarAfdeling 2 Duitstalige gemeenschap. [1 - Regering]1Onderafdeling 1. - VergunningArt. D.IV.22Art. D.IV.22 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.22.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.22.2 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - Stedenbouwkundig attestArt. D.IV.23Art. D.IV.23 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.23.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.23.2 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - RegeringAfdeling 3 Duitstalige gemeenschap. [1 - Beroepsinstantie]1Art. D.IV.24Art. D.IV.24 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.25Art. D.IV.25 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - AanvraagdossiersAfdeling 1. - VergunningsaanvraagdossierArt. D.IV.26Art. D IV.26.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.27Art. D IV.27.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.27.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.28Art. D.IV.28 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.28.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.29Art. D IV.29.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Aanvraagdossier voor een stedenbouwkundig attestArt. D.IV.30Art. D IV.30.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - ProjectvergaderingArt. D.IV.31Art. D.IV.31 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.31.1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV. - Indiening van de aanvraagAfdeling 1. - AlgemeenArt. D.IV.32Art. D.IV.32 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.33Art. D.IV.33 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.34Art. D.IV.34 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - RaadplegingenArt. D.IV.35Art. D.IV.35 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.36Art. D.IV.36 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.37Art. D.IV.37 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.38Art. D.IV.38 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.39Art. D.IV.39 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VI. - Aanvullende formaliteitenAfdeling 1. - Bijzondere bekendmakingmaatregelenArt. D.IV.40Art. D.IV.40 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Opening en wijziging van gemeentewegenArt. D.IV.41Art. D IV.41.Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Wijziging van de vergunningsaanvraag in de loop van de procedureArt. D.IV.42Art. D.IV.42 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.43Art. D IV.43.Duitstalige gemeenschapAfdeling 4. Afdeling 4. Duitstalige gemeenschap. [1 - Opschorting van de procedure om de vergunningsaanvraag te rectificeren]1Art. D.IV.44Art. D IV.44.Duitstalige gemeenschapAfdeling 5. - Vrijetijdsverblijven Art. D.IV.45Art. D.IV.45 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VII. - Beslissing over aanvragen voor vergunningen en stedenbouwkundige attestenHOOFDSTUK VII. Duitstalige gemeenschap. [1 - BESLISSING OVER DE AANVRAGEN VOOR EEN VERGUNNING OF VOOR EEN STEDENBOUWKUNDIG ATTEST]1Afdeling 1. - TermijnOnderafdeling 1. - Beslissing van het gemeentecollegeArt. D.IV.46Art. D.IV.46 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.47Art. D.IV.47 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - Beslissing van de gemachtigd ambtenaar of van de RegeringOnderafdeling 2 Duitstalige gemeenschap. [1 - Beslissing van de Regering]1Art. D.IV.48Art. D.IV.48 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.49Art. D.IV.49 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.50Art. D.IV.50 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.51Art. D.IV.51 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 3. - Aflevering van het stedenbouwkundig attest nr. 1Art. D.IV.52Afdeling 2. - Inhoud van de beslissingOnderafdeling 1. - AlgemeenArt. D.IV.53Art. D IV.53.Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - Stedenbouwkundige lastenArt. D.IV.54Art. D.IV.54 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 3. - Motieven in verband met het bouwrijp maken van grondenOnderafdeling 3. Duitstalige gemeenschap. - Motieven in verband met [1 de technische ontsluiting]1 van grondenArt. D.IV.55Art. D IV.55.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.56Onderafdeling 4. - Motieven in verband met de bescherming van de personen, de goederen of het leefmilieuArt. D.IV.57Art. D.IV.57 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 5. - Motieven in verband met de lopende planologieArt. D.IV.58Afdeling 3. - Diverse bepalingenOnderafdeling 1. - Volgorde van de werkenArt. D.IV.59Onderafdeling 2. - Financiële garantiesArt. D.IV.60Art. D IV.60.Duitstalige gemeenschapAfdeling 4. - Beslissingen over aanvragen van stedenbouwkundige attesten nr. 2Art. D.IV.61HOOFDSTUK VIII. - Toezicht van de gemachtigd ambtenaar op de vergunningen en de attestenHOOFDSTUK VIII Duitstalige gemeenschap. [1 - Toezicht op de vergunningen en de attesten]1Art. D.IV.62Art. D.IV.62 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IX. - BeroepAfdeling 1. - BeroepsgerechtigdenArt. D.IV.63Art. D.IV.63 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.64Art. D.IV.64 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.65Art. D.IV.65 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - ProcedureArt. D.IV.66Art. D.IV.66 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - BeslissingArt. D.IV.67Art. D.IV.67 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.68Art. D.IV.68 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.69Art. D.IV.69 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK X. - Formaliteiten ter afronding van het beslissingsstadiumAfdeling 1. - Aanplakking van de vergunningArt. EenArt. D.IV.70 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Kennisgeving van de aanvang van de werkenArt. D.IV.71Art. D.IV.71 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Aanwijzing van de plaats van vestiging van nieuwbouwArt. D.IV.72Art. D IV.72.Duitstalige gemeenschapAfdeling 3.1 Duitstalige gemeenschap. [1 Vereenvoudigde aanvraag tot wijziging van de toegekende vergunning voorafgaand aan of tijdens de uitvoering van de handelingen of werken]1Art. D.IV.72.1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 4. - Aanmelding van voltooiing van de werkenAfdeling 4. Duitstalige gemeenschap. [1 - Documenten na uitvoering van de handelingen of werken]1Art. D.IV.73Art. D.IV.73 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.73.1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 4.1 Duitstalige gemeenschap. Art. D.IV.73.2 Duitstalige gemeenschapAfdeling 5. - Vaststelling van de uitvoering van de stedenbouwkundige voorwaarden of lasten en tienjarige verantwoordelijkheidArt. D.IV.74Art. D.IV.74 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.75Art. D.IV.75 Duitstalige gemeenschapAfdeling 6. - BekendmakingArt. D.IV.76Art. D IV.76.Duitstalige gemeenschapTITEL III. - Gevolgen van de vergunningHOOFDSTUK I. - AlgemeenArt. D.IV.77Art. D IV.77.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.78Art. D IV.78.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.79Art. D IV.79.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - Vergunningen met beperkte duurArt. D.IV.80Art. D.IV.80 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - Het vervallen van vergunningenAfdeling 1. - Het vervallen van de bebouwingsvergunningAfdeling 1. Duitstalige gemeenschap. [1 - Het vervallen van de ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1Art. D.IV.81Art. D IV.81.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.82Art. D IV.82.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.83Art. D IV.83.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Het vervallen van de stedenbouwkundige vergunningArt. D.IV.84Art. D.IV.84 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingenArt. D.IV.85Art. D.IV.85 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.86-D.IV.87Art. D.IV.87 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV. - Opschorting van de vergunningArt. D.IV.88Art. D IV.88.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.89Art. D.IV.89 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.90Art. D.IV.90 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - Intrekking van de vergunningArt. D.IV.91Art. D.IV.91 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VI. - Overdracht van de vergunningArt. D.IV.92Art. D.IV.92 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VII. - Afzien van de vergunningArt. D.IV.93Art. D.IV.93 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VIII. - Wijziging van de bebouwingsvergunningHOOFDSTUK VIII. Duitstalige gemeenschap. [1 - WIJZIGING OF OPHEFFING VAN DE ONTSLUITINGS- OF OPSPLITSINGSVERGUNNING]1Art. D.IV.94Art. D IV.94.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.95Art. D.IV.95 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.95.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.96Art. D IV.96.Duitstalige gemeenschapArt. D IV.96.1.Duitstalige gemeenschapTITEL IV. - Gevolgen van het stedenbouwkundig attestArt. D.IV.97Art. D.IV.97 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.98Art. D.IV.98 Duitstalige gemeenschapTITEL V. - Verplichtingen tot informatieverstrekking over het administratieve statuut van de goederenHOOFDSTUK I. - Vermeldingen in akten van overdrachtArt. D.IV.99Art. D.IV.99 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.100HOOFDSTUK II. - Akte voorafgaand aan elke verdelingAfdeling 1. - Verdeling na toekenning van een vergunningArt. D.IV.101Art. D IV.101.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Niet-vergunningsplichtige verdelingArt. D.IV.102Art. D.IV.102 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - Akte na de wijziging van de bebouwingsvergunningHOOFDSTUK III. Duitstalige gemeenschap. [1 - AKTE NA DE WIJZIGING VAN DE ONTSLUITINGSVERGUNNING]1Art. D.IV.103Art. D IV.103.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV. - Informatie over de overdracht van de vergunningenArt. D.IV.104TITEL VI. - Te verstrekken inlichtingenArt. D.IV.105TITEL VII. - Vergunningen in verband met andere administratieve dienstenArt. D.IV.106Art. D.IV.106 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.107Art. D.IV.107 Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.108-D.IV.109TITEL VII.1.Duitstalige gemeenschap. HOOFDSTUK I.Duitstalige gemeenschap. [1 - TOEPASSINGSGEBIED]1Art. D.IV.109.1.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II.Duitstalige gemeenschap. [1 - AFWIJKINGEN EN VERSCHILLEN]1Art. D.IV.109.2.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.109.3.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III.Duitstalige gemeenschap. [1 - PROCEDURE]1Art. D.IV.109.4.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.109.5.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.109.6.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.109.7.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.109.8.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.109.9.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.109.10.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.109.11.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.109.12.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV.Duitstalige gemeenschap. [1 - VAN TOEPASSING ZIJNDE BEPALINGEN]1Art. D.IV.109.13.Duitstalige gemeenschapTITEL VIII. - OvergangsrechtHOOFDSTUK I. - ProcedureArt. D.IV.110Art. D IV.110.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.111Art. D IV.111.Duitstalige gemeenschapArt. D.IV.112-D.IV.113HOOFDSTUK II. - Juridische gevolgenAfdeling 1. - BebouwingsvergunningenOnderafdeling 1. - RechtsgeldigheidArt. D.IV.114Onderafdeling 2. - VervalArt. D.IV.115-D.IV.116Onderafdeling 3. - WijzigingArt. D.IV.117Art. D IV.117.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Het vervallen van de stedenbouwkundige vergunningenArt. D.IV.118BOEK V. - Operationele ruimtelijke ordening en stedenbouwBOEK V. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1TITEL I. - Te herontwikkelen locatiesTITEL I. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1HOOFDSTUK I. - AlgemeenHOOFDSTUK I. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.1Art. D V.1.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - Procedure voor de aanneming van de omtrekHOOFDSTUK II. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.2Art. D.V.2 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - OnderzoekingenHOOFDSTUK III. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.3Art. D V.3.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV. - VervreemdingHOOFDSTUK IV. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.4Art. D.V.4 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - Instandhouding van de schoonheid van de landschappenHOOFDSTUK V. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.5Art. D.V.5 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VI. - OvergangsrechtHOOFDSTUK VI. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.6Art. D V.6.Duitstalige gemeenschapTITEL II. - Locaties met herstel van landschap en leefmilieuTITEL II. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1HOOFDSTUK I. - Locaties met herstel van landschap en leefmilieuHOOFDSTUK I. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.7Art. D V.7.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - OvergangsrechtHOOFDSTUK II. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.8Art. D V.8.Duitstalige gemeenschapTITEL III. - Stedelijke verkavelingsomtrekkenTITEL III. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1HOOFDSTUK I. - AlgemeenHOOFDSTUK I. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.9Art. D V.9.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - Procedure voor de aanneming van de omtrekHOOFDSTUK II. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.10Art. D.V.10 Duitstalige gemeenschapArt. D.V.11Art. D.V.11 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - OvergangsrechtHOOFDSTUK III. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.12Art. D V.12.Duitstalige gemeenschapTITEL IV. - StadsheroplevingTITEL IV. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.13Art. D.V.13 Duitstalige gemeenschapTITEL V. - StadsvernieuwingTITEL V. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.14Art. D V.14.Duitstalige gemeenschapTITEL VI. - Bevoorrechte initiatiefgebiedenTITEL VI. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.15Art. D.V.15 Duitstalige gemeenschapTITEL VII. - Gezamenlijke procedure voor omtrekken en vergunningenTITEL VII. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.16Art. D.V.16 Duitstalige gemeenschapTITEL VIII. - Fonds voor operationele inrichting en fonds voor de sanering van te herontwikkelen locaties en locaties met herstel van landschap en leefmilieuTITEL VIII. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.17Art. D.V.17 Duitstalige gemeenschapArt. D.V.18Art. D.V.18 Duitstalige gemeenschapTITEL IX. - Financiële bepalingenTITEL IX. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1HOOFDSTUK I. - BeginselHOOFDSTUK I. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.19Art. D.V.19 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - OvergangsrechtHOOFDSTUK II. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.V.20Art. D V.20.Duitstalige gemeenschapBOEK VI. - GrondbeleidTITEL I. - Onteigeningen en vergoedingenHOOFDSTUK I. - Goederen die onteigend zouden kunnen wordenArt. D.VI.1Art. D VI.1.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - Onteigenende overhedenArt. D.VI.2Art. D.VI.2 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. Art. D.VI.3-D.VI.5HOOFDSTUK IV. Art. D.VI.6HOOFDSTUK V. Art. D.VI.7-D.VI.10HOOFDSTUK VI. - Onteigening op verzoek van een derdeArt. D.VI.11-D.VI.12Art. D.VI.12 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VII. - Comité voor de aankoopArt. D.VI.13-D.VI.14HOOFDSTUK VIII. - Verzaak aan de onteigeningArt. D.VI.15Art. D.VI.15 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IX. - OvergangsrechtArt. D.VI.16TITEL II. - Recht van voorkoopHOOFDSTUK I. - ToepassingsgebiedAfdeling 1. - De omtrekken van voorkoopArt. D.VI.17Art. D VI.17.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Voorwerp van de voorkoopArt. D.VI.18Afdeling 3. - Voorkoopgerechtigde overhedenArt. D.VI.19Art. D.VI.19 Duitstalige gemeenschapAfdeling 4. - Akten die de voorkoopprocedure doen ontstaanArt. D.VI.20Afdeling 5. - DuurtijdArt. D.VI.21HOOFDSTUK II. - Procedure voor de aanneming van de omtrekkenArt. D.VI.22-D.VI.24HOOFDSTUK III. - VoorkoopprocedureAfdeling 1. - Verklaring van het voornemen tot vervreemdingArt. D.VI.25Art. D VI.25.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Overdracht van de verklaring van het voornemen tot vervreemdenArt. D.VI.26Afdeling 3. - Beslissing van de voorkoopgerechtigdenArt. D.VI.27-D.VI.28Afdeling 4. - Verzaking aan de uitoefening van het recht van voorkoopArt. D.VI.29Afdeling 5. - Voorkoop en betaling van de prijsArt. D.VI.30HOOFDSTUK IV. - Verscheidene bepalingenArt. D.VI.31-D.VI.32HOOFDSTUK V. - OvergangsrechtArt. D.VI.33Art. D VI.33.1.Duitstalige gemeenschapTITEL III. - Ruilverkaveling en herverkavelingArt. D.VI.34-D.VI.36Art. D.VI.36 Duitstalige gemeenschapArt. D.VI.37TITEL IV. - Het stelsel van de minderwaarden en de winstenHOOFDSTUK I. - Vergoeding van de minderwaardenAfdeling 1. - BeginselArt. D.VI.38Art. D.VI.38 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Onverschuldigde vergoedingArt. D.VI.39Art. D VI.39.Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Vermindering of weigering van de vergoedingArt. D.VI.40Art. D.VI.40 Duitstalige gemeenschapAfdeling 4. - Ontstaan van het recht op de vergoedingArt. D.VI.41Art. D VI.41.Duitstalige gemeenschapAfdeling 5. - Berekening van de vergoedingArt. D.VI.42Art. D VI.42.Duitstalige gemeenschapAfdeling 6. - ProcedureArt. D.VI.43-D.VI.44Art. D.VI.44 Duitstalige gemeenschapAfdeling 7. - Uitvoering van de verplichting tot vergoedingArt. D.VI.45-D.VI.46Art. D.VI.46 Duitstalige gemeenschapAfdeling 8. - OvergangsrechtArt. D.VI.47Art. D.VI.47 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - PlanwinstenstelselAfdeling 1. - Gewestelijke retributieOnderafdeling 1. - Grondslag, vrijstellingen en opschortingenArt. D.VI.48Art. D VI.48.Duitstalige gemeenschapArt. D.VI.49-D.VI.50Art. D.VI.50 Duitstalige gemeenschapArt. D.VI.51Onderafdeling 2. - De retributieplichtigeArt. D.VI.52Onderafdeling 3. - Berekening van de retributieArt. D.VI.53-D.VI.55Onderafdeling 4. - Register van de grondwinstenArt. D.VI.56Art. D.VI.56 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 5. - Vestiging, inning, vordering, betaaltermijnen en beroepenArt. D.VI.57Art. D.VI.57 Duitstalige gemeenschapArt. D.VI.58Art. D VI.58.Duitstalige gemeenschapArt. D.VI.59-D.VI.60Onderafdeling 6. - EvaluatieArt. D.VI.61Onderafdeling 7. - OvergangsrechtArt. D.VI.62Art. D.VI.62.1 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Gemeentelijke retributiesArt. D.VI.63Art. D VI.63.Duitstalige gemeenschapArt. D.VI.64Art. D VI.64.Duitstalige gemeenschapBOEK VII. - Overtredingen en straffenHOOFDSTUK I. - Strafbare handelingenArt. D.VII.1Art. D.VII.1 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK Ibis. [1 - De handelingen en werken die in overeenstemming zijn geacht te zijn met het recht van ruimtelijke ordening en stedenbouw]1Art. D.VII.1bisArt. D VII.1bis.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK Iter Duitstalige gemeenschap. [1 Verklaring betreffende de overeenstemming van handelingen en werken met het recht inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw]1Art. D.VII.1ter Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK II. - OvertredersArt. D.VII.2Art. D VII.2.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - Vaststelling van de overtredingenAfdeling 1. - Vaststellende beambtenArt. D.VII.3Art. D.VII.3 Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Voorafgaande waarschuwing en het in overeenstemming brengenArt. D.VII.4Art. D.VII.4 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Proces-verbaalArt. D.VII.5Afdeling 4. - Zending van het proces-verbaal van vaststellingArt. D.VII.6Art. D.VII.6 Duitstalige gemeenschapAfdeling 5. - ToegangArt. D.VII.7Afdeling 6.Duitstalige gemeenschap. [1 - Rechtsgevolgen]1Art. D.VII.7.1.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV. - Bevel tot onderbreking van de werkenAfdeling 1. - Mondeling bevel tot onderbrekingArt. D.VII.8Art. D VII.8.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Schriftelijke bevestigingArt. D.VII.9Art. D.VII.9 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Verzoeken tot opheffen van het bevelArt. D.VII.10Art. D.VII.10 Duitstalige gemeenschapAfdeling 4. - Aanvullende maatregelenArt. D.VII.11Art. D VII.11.Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - Vervolging voor de correctionele rechtbankArt. D.VII.12Art. D VII.12.Duitstalige gemeenschapArt. D.VII.13Art. D.VII.13 Duitstalige gemeenschapArt. §Art. D.VII.14 Duitstalige gemeenschapArt. D.VII.15Art. D.VII.15 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VI. - Vergelijk en teruggavemaatregelenHOOFDSTUK VI. Duitstalige gemeenschap. [1 - Buitengerechtelijke maatregelen na het opstellen van een proces-verbaal]1Afdeling 1. - Afwezigheid van vervolgingenArt. D.VII.16Art. D VII.16.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - OverlegArt. D.VII.17Art. D.VII.17 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Vergelijk en regularisatieAfdeling 3. Duitstalige gemeenschap. [1 - Regularisatieonderzoek en vergelijk]1Onderafdeling 1. - VergelijkOnderafdeling 1. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Art. D.VII.18Art. D.VII.18 Duitstalige gemeenschapAfdeling 4 Duitstalige gemeenschap. [1 - Administratieve maatregelen]1Art. D.VII.19Art. DVII.19 Duitstalige gemeenschapOnderafdeling 2. - Regularisatievergunning ten gevolge van een proces-verbaal tot vaststellingOnderafdeling 2. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1Afdeling 5. Duitstalige gemeenschap. [1 - Compenserende maatregelen]1Art. D.VII.20Art. D.VII.20 Duitstalige gemeenschapAfdeling 4. - TeruggavemaatregelenAfdeling 6. Duitstalige gemeenschap. [1 - Administratieve geldboetes]1Art. D.VII.21Art. D.VII.21 Duitstalige gemeenschapArt. D.VII.21.1 Duitstalige gemeenschapArt. D.VII.21.2 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VII. - Vervolging voor de burgerlijke rechtbankArt. D.VII.22Art. D.VII.22 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK VIII. - Rechten van de derden en diverse bepalingenArt. D.VII.23-D.VII.25Art. D.VII.25 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IX. - OvergangsrechtArt. D.VII.26Art. D VII.26.Duitstalige gemeenschapBOEK VIII. - Inspraak en evaluatie van de gevolgen van de plannen en programma'sTITEL I. - InspraakHOOFDSTUK I. - Algemene bepalingenAfdeling 1. - Indeling van de plannen, omtrekken, ontwikkelingsplannen, leidraden, vergunningen en stedenbouwkundige attesten nr. 2Art. D.VIII.1Art. D VIII.1.Duitstalige gemeenschapAfdeling 2. - Algemene principes van de inspraakArt. D.VIII.2-D.VIII.4HOOFDSTUK II. - Voorafgaandelijke informatievergaderingArt. D.VIII.5Art. D.VIII.5 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK III. - Aankondiging van een projectArt. D.VIII.6Art. D.VIII.6 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK IV. - Openbaar onderzoekAfdeling 1. - Maatregelen inzake de algemene aankondiging van het openbaar onderzoekArt. D.VIII.7Art. D VIII.7.Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.8Art. D.VIII.8 Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.9Afdeling 2. - Informatievergadering over het ruimtelijk ontwikkelingsplanArt. D.VIII.10Art. D.VIII.10 Duitstalige gemeenschapAfdeling 3. - Maatregelen inzake de individuele aankondiging van het openbaar onderzoekArt. D.VIIIArt. D VIII.11 .Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.12Afdeling 4. - Bijkomende bekendmakingArt. D.VIII.13Afdeling 5. - Duur van het openbaar onderzoekArt. D.VIII.14Afdeling 6. - Modaliteiten van de toegang tot de informatie in het kader van het openbaar onderzoekArt. D.VIII.15Art. D VIII.15.Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.16-D.VIII.20Afdeling 7. - VervangingsbevoegdheidArt. D.VIII.21Art. D.VIII.21 Duitstalige gemeenschapHOOFDSTUK V. - Bekendmaking betreffende de beslissingArt. D.VIII.22Art. D.VIII.22 Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.23-D.VIII.24Art. D.VIII.24 Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.25Art. D VIII.25.Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.26-D.VIII.27HOOFDSTUK VI.Duitstalige gemeenschap. [1 - INFORMATIEVERGADERING VIA VIDEOPRESENTATIE]1Art. D.VIII.27.1.Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.27.2.Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.27.3.Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.27.4.Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.27.5.Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.27.6.Duitstalige gemeenschapTITEL II. - Beoordeling van de gevolgen van de plannen en ontwikkelingsplannenHOOFDSTUK I. - DoelstellingenArt. D.VIII.28HOOFDSTUK II. - Systeem voor de beoordeling van de milieueffecten van de plannen en ontwikkelingsplannenArt. D.VIII.29-D.VIII.30Art. D.VIII.30 Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.31Art. D.VIII.31 Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.32-D.VIII.33Art. D.VIII.33 Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.34Art. D.VIII.34 Duitstalige gemeenschapArt. D.VIII.35-D.VIII.37
2017070033 2017204318 2017A70033 2018014045 2018014221 2018014238 2018200509 2019015057 2019015240 2019015439 2019030963 2019201068 2019205140 2020016435 2020021188 2020021296 2020031068 2020031718 2020041187 2020042239 2020200550 2020202958 2020205408 2020205559 2020A05408 2021021103 2021031333 2021033115 2021042517 2021203314 2022015423 2022020832 2022030888 2022043449 2022201536 2022205928 2022A15423 2023042562 2024004013 2024004249 2024007363 2024007631 2024007650 2024200913 2024202586 2024203790 2024A00913 2025000687
BOEK I. - Algemene bepalingen
ENIGE TITEL. - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK I. - Doelstellingen en middelen
Artikel D.I.1. § 1. Het grondgebied van Wallonië behoort tot het gemeenschappelijk erfgoed van zijn inwoners.
Het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, in het Frans afgekort tot "CoDT", hier : "het Wetboek", beoogt een duurzame en aantrekkelijke ruimtelijke ontwikkeling.
Deze ontwikkeling komt tegemoet aan en speelt op een evenwichtige manier in op de behoeften van de gemeenschap op sociaal, economisch, demografisch vlak, op vlak van energie, erfgoed, leefmilieu en mobiliteit, rekening houdend, zonder discriminatie, met de ruimtelijke dynamiek en specificiteit, alsook met de sociale cohesie.
§ 2. Het Gewest, de gemeenten en de andere overheidsorganen zijn, elk binnen zijn bevoegdheden en in coördinatie met het Gewest, de actoren, de beheerders en de vrijwaarders van deze ontwikkeling.
Daarvoor ontwikkelen ze beleidsinstrumenten voor de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, zoals volgt :
1° het gewestplan;
2° de ontwikkelingsplannen;
3° de gewestelijke leidraad voor stedenbouw;
4° de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw;
5° de operationele omtrekken;
6° de grondbeleidsinstrumenten.
De inwoners en de publieke en privé-actoren dragen bij tot een duurzame en aantrekkelijke ruimtelijke ontwikkeling door hun inspraak bij de uitwerking van die instrumenten, de ontwikkeling van projecten en de adviezen die zij uitbrengen.
Art. D.I.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Het grondgebied van [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 behoort tot het gemeenschappelijk erfgoed van zijn inwoners. Het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, in het Frans afgekort tot "CoDT", hier : "het Wetboek", beoogt een duurzame en aantrekkelijke ruimtelijke ontwikkeling. Deze ontwikkeling komt tegemoet aan en speelt op een evenwichtige manier in op de behoeften van de gemeenschap op sociaal, economisch, demografisch vlak, op vlak van energie, erfgoed, leefmilieu en mobiliteit, rekening houdend, zonder discriminatie, met de ruimtelijke dynamiek en specificiteit, alsook met de sociale cohesie. § 2. [1 De Duitstalige Gemeenschap]1, de gemeenten en de andere overheidsorganen zijn, elk binnen zijn bevoegdheden en in coördinatie met [1 de Duitstalige Gemeenschap]1, de actoren, de beheerders en de vrijwaarders van deze ontwikkeling. Daarvoor ontwikkelen ze beleidsinstrumenten voor de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, zoals volgt : 1° het gewestplan; 2° de ontwikkelingsplannen; 3° de gewestelijke leidraad voor stedenbouw; 4° de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw; 5° [3 de omtrekken voor een saneringslocatie of voor een stedelijke verkaveling]3; 6° de grondbeleidsinstrumenten. De inwoners en de publieke en privé-actoren dragen bij tot een duurzame en aantrekkelijke ruimtelijke ontwikkeling door hun inspraak bij de uitwerking van die instrumenten, de ontwikkeling van projecten en de adviezen die zij uitbrengen. [2 § 3 - De samenwerking met de overheden, diensten of organen van het Waals Gewest geschiedt in het bijzonder op basis van de bepalingen van het Samenwerkingsakkoord van 14 november 2019 tussen het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de uitoefening van de bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening en bepaalde aanverwante materies, hierna 'samenwerkingsakkoord' genoemd.]2
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 52, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 83, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.I.2. § 1. Door de Regering wordt driejaarlijks op het bureau van het Parlement een verslag neergelegd over :
1° de toestand en de verwachtingen inzake ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening en stedenbouw;
2° de opvolging van de aanzienlijke effecten van de tenuitvoerlegging van het ruimtelijk ontwikkelingsplan en van de gewestplannen die aan een milieueffectenbeoordeling onderworpen zijn, op het leefmilieu.
Het verslag maakt het voorwerp uit van een driejaarlijkse, voor het publiek toegankelijke publicatie.
§ 2. De coördinatie van de bepalingen van het Wetboek en hun vertaling in de Duitse taal zijn een taak van de Regering.
Art. D.I.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Door de Regering wordt driejaarlijks op het bureau van het Parlement een verslag neergelegd over : 1° de toestand en de verwachtingen inzake ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening en stedenbouw; 2° de opvolging van de aanzienlijke effecten van de tenuitvoerlegging van het ruimtelijk ontwikkelingsplan en van de gewestplannen die aan een milieueffectenbeoordeling onderworpen zijn, op het leefmilieu. Het verslag maakt het voorwerp uit van een driejaarlijkse, voor het publiek toegankelijke publicatie. § 2. [1 De Regering coördineert de bepalingen van dit Wetboek zowel in het Duits als in het Frans]1.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 53, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK II. - Delegaties vanwege de Regering
HOOFDSTUK II. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 - Delegaties]1
----------
(1)
Art. D.I.3. De Regering wijst, voor elk deel van het grondgebied, de ambtenaren van het Operationeel Directoraat-Generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Patrimonium en Energie van de Waalse Overheidsdienst, hierna "DGO4", aan om de in dit Wetboek nader bepaalde opdrachten te vervullen. Deze ambtenaren worden hierna "gemachtigde ambtenaren" genoemd.
Art. D.I.3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 De Regering kan de bevoegdheden die haar door dit Wetboek en de uitvoeringsbepalingen ervan worden toegekend, met inbegrip van de beslissingsbevoegdheden, overdragen aan gemachtigde personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.
Onverminderd de algemene regels omtrent de intrekking van bestuursakten kan de Regering de gedelegeerde bevoegdheden zelf uitoefenen, ook na de overdracht van bevoegdheden, maar zonder dat ze haar beslissing in de plaats kan stellen van een beslissing die door de houder van de gedelegeerde bevoegdheden rechtsgeldig is genomen en aan de betrokkene is meegedeeld.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK III. - Commissies
Afdeling 1. - " Pôle "Aménagement du territoire" " (Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening)
Afdeling 1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Art. D.I.4.§ 1. De " Pôle "Aménagement du territoire" " (hierna Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening) brengt de adviezen uit :
1° overeenkomstig het Wetboek uitgebracht ten opzichte van de doelen, vermeld in artikel D.I.1, § 1, meer bepaald wat betreft de instrumenten inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, evenals wat betreft de vergunningen waarvoor er dringende motieven van algemeen belang bestaan, uitgaande van de Regering;
2° over het plattelandsontwikkelingsprogramma, overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van het decreet van 11 april 2014 betreffende de plattelandsontwikkeling;
3° over de oprichting van natuurparken, overeenkomstig artikel 4 van het decreet van 16 juli 1985 betreffende de natuurparken;
4° over de opmaak en de herziening van het gewestelijk plan voor handelsontwikkeling, overeenkomstig artikel 13 van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen;
5° over de doelstellingen van het project ten opzichte van de doelstellingen bedoeld in artikel D.I.1., § 1, en over de kwaliteit van het effectenonderzoek:
i) voor de aanvragen van vergunningen voor windturbines, onderworpen aan een milieueffectenonderzoek in de zin van het Wetboek van Leefmilieu;
ii) voor de andere aanvragen voor vergunningen, onderworpen aan een milieueffectenonderzoek in de zin van het Wetboek van Leefmilieu, bij ontstentenis van een gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit.
[1 6° over het perspectief voor stedelijke ontwikkeling overeenkomstig de artikelen L3353-1 en L3353-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie.]1
[2 6° over de beschermingsprojecten in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek als er geen gemeentelijke commissie bedoeld in artikel D.1.7. bestaat.]2
De Regering kan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ontwikkeling elke vraag voorleggen met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling in stedelijke en landelijke gebieden, met betrekking tot de ruimtelijke ordening en de stedenbouw.
De Beleidsgroep Ruimtelijke Ontwikkeling kan op eigen initiatief adviezen uitbrengen over ieder vraagstuk met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling in stedelijke en landelijke gebieden, met betrekking tot de ruimtelijke ordening en de stedenbouw ten opzichte van de doelen vermeld in artikel D.I.1, § 1.
De Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening wordt, behoudens bijzonder gemotiveerde dringende gevallen, door de Regering geraadpleegd voor elk ontwerp van decreet of besluit met een algemene draagwijdte dat onder Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw ressorteert.
§ 2. Wanneer de Regering het advies bedoeld in paragraaf 1 inwint, wordt (worden) de afdeling(en) aangewezen die ermee belast worden, genoemd advies aan het bureau voor te leggen.
----------
(1)<DWG 2018-12-20/42, art. 28, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DWG 2018-04-26/13, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. D.I.4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. [3 De Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening (hierna: Adviesraad)]3 brengt de adviezen uit : 1° overeenkomstig het Wetboek uitgebracht ten opzichte van de doelen, vermeld in artikel D.I.1, § 1, meer bepaald wat betreft de instrumenten inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, evenals wat betreft de vergunningen waarvoor er dringende motieven van algemeen belang bestaan, uitgaande van de Regering; 2° [3 ...]3 3° [3 ...]3 4° [3 ...]3 5° over de doelstellingen van het project ten opzichte van de doelstellingen bedoeld in artikel D.I.1., § 1, en over de kwaliteit van het effectenonderzoek: i) voor de aanvragen van vergunningen voor windturbines, onderworpen aan een milieueffectenonderzoek in de zin van het Wetboek van Leefmilieu; ii) voor de andere aanvragen voor vergunningen, onderworpen aan een milieueffectenonderzoek in de zin van het Wetboek van Leefmilieu, bij ontstentenis van een gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit. [1 6° over het perspectief voor stedelijke ontwikkeling overeenkomstig de artikelen L3353-1 en L3353-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie;]1 [2 6° [3 ...]3]2 [4 7° over de voorgestelde maatregelen die overeenkomstig artikel D.I.12.1 door het Duurzaamheidsfonds worden gefinancierd.]4 De Regering kan de [3 Adviesraad]3 elke vraag voorleggen met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling in stedelijke en landelijke gebieden, met betrekking tot de ruimtelijke ordening en de stedenbouw. De [3 Adviesraad]3 kan op eigen initiatief adviezen uitbrengen over ieder vraagstuk met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling in stedelijke en landelijke gebieden, met betrekking tot de ruimtelijke ordening en de stedenbouw ten opzichte van de doelen vermeld in artikel D.I.1, § 1. De [3 Adviesraad]3 wordt, behoudens bijzonder gemotiveerde dringende gevallen, door de Regering geraadpleegd voor elk ontwerp van decreet of besluit met een algemene draagwijdte dat onder Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw ressorteert. [4 De Adviesraad brengt advies uit binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. Die termijn wordt van rechtswege met vijftien dagen verlengd, als hij tussen 1 juli en 31 augustus begint of eindigt. Na het verstrijken van de termijn kan de Regering het ontwerp zonder advies aannemen. Als de Adviesraad zijn advies over een ontwerp van decreet binnen de termijn verstrekt, dient de Regering dit advies samen met het ontwerp van decreet bij het Parlement in.]4 § 2. [3 ...]3 ----------
(1)<DWG 2018-12-20/42, art. 28, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DWG 2018-04-26/13, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(3)<DDG 2019-12-12/19, art. 56, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<DDG 2022-11-21/08, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. D.I.5 De Beleidspool Ruimtelijke Ordening is, naast de voorzitter, samengesteld uit 24 gewone leden, verdeeld als volgt :
1° acht zetels voor de sociale gesprekspartners zoals vertegenwoordigd in de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië);
2° zestien zetels, verdeeld als volgt : twee vertegenwoordigers van de lokale besturen, twee vertegenwoordigers van de milieuorganisaties, twee vertegenwoordigers van de ontwikkelingsintercommunales, één vertegenwoordiger uit de steengroevensector, twee vertegenwoordigers uit de huisvestingssector, één vertegenwoordiger van de "Fondation rurale de Wallonie", één vertegenwoordiger uit de stadsontwikkeling, één vertegenwoordiger van de stedenbouwkundigenverenigingen, twee vertegenwoordigers van de architectenverenigingen, één vertegenwoordiger uit de landbouwsector, één vertegenwoordiger van de "Conférence permanente du développement territorial" (Permanente conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling).
De Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening is onderverdeeld in twee afdelingen :
1° de afdeling "Gewestelijke Ruimtelijke Ordening";
2° de afdeling "Operationele Ruimtelijke Ordening".
Het bureau van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening bestaat uit de voorzitter, twee ondervoorzitters en twee leden per afdeling. De Regering benoemt de voorzitter buiten de afdelingen om, evenals een ondervoorzitter per afdeling.
De Regering wijst de leden van de Beleidspool Ruimtelijke Ordening en zijn afdelingen aan en stelt er de werkingsregels van vast.
Art. D.I.5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Adviesraad bestaat, naast de voorzitter, uit de volgende stemgerechtigde leden: 1° twee vertegenwoordigers van de gemeenten van het Duitse taalgebied; 2° twee vertegenwoordigers van de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap, onder wie één vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties en één vertegenwoordiger van de interprofessionele werkgeversorganisaties die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn; 3° een vertegenwoordiger van de milieuorganisaties; 4° een vertegenwoordiger van de landbouwsector; 5° een vertegenwoordiger van organisaties ter stimulering van de economie; 6° drie deskundigen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, waaronder minstens een architect en een stedenbouwkundige.]1 [1 Een vertegenwoordiger van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de Adviesraad.]1 [1 ...]1 [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 57, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.I.5.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1. Op de voordracht van de organisaties die in de Adviesraad vertegenwoordigd zijn, wijst de Regering de voorzitter en de leden van de Adviesraad aan en voor elk lid ook een plaatsvervangend lid. Het mandaat van de leden duurt hoogstens vijf jaar en kan worden verlengd. Op verzoek van de betreffende organisatie kan de Regering het mandaat van een lid vroegtijdig beëindigen en een nieuw lid aanwijzen dat het mandaat van zijn voorganger voortzet. § 2. De eerste vergadering van de Adviesraad vindt ten laatste twee maanden na de aanwijzing van de leden ervan plaats. Binnen twee maanden na deze eerste vergadering neemt de Adviesraad een huishoudelijk reglement aan dat door de Regering moet worden goedgekeurd. Dat huishoudelijk reglement regelt de details van de werkwijze van de Adviesraad. [2 ...]2 § 3. De beslissingen van de Adviesraad worden genomen bij meerderheid van stemmen, uitgebracht door de aanwezige leden. De Adviesraad kan rechtsgeldig beraadslagen en besluiten, indien ten minste de helft van zijn leden aanwezig is. Indien de Adviesraad niet rechtsgeldig kan beraadslagen en besluiten, roept de voorzitter een tweede vergadering bijeen waarop de Adviesraad rechtsgeldig kan beraadslagen en besluiten, ongeacht de voorwaarden vermeld in het eerste lid. § 4. Om zijn taken te vervullen, kan de Adviesraad deskundigen op de vergaderingen uitnodigen. Ze nemen met raadgevende stem deel aan de vergaderingen. Bovendien kan de Adviesraad werkgroepen oprichten. § 5. De Regering stelt de notulen van de vergaderingen van de Adviesraad op. § 6. Uiterlijk op 30 april van elk kalenderjaar, met uitzondering van het jaar waarin de Adviesraad wordt opgericht, maakt de Adviesraad een verslag over de activiteiten van het afgelopen jaar op en zendt dat gelijktijdig toe aan het Parlement en aan de Regering. § 7. De stemgerechtigde leden van de Adviesraad en de deskundigen die met toepassing van paragraaf 4 de vergaderingen bijwonen, hebben recht op presentiegelden en reiskostenvergoedingen onder de door de Regering vastgelegde voorwaarden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 58, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 5, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Adviescommissie over de beroepen
Afdeling 2. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Beroepscommissie]1
----------
(1)
Art. D.I.6. § 1. De adviescommissie over de beroepen, hierna adviescommissie genoemd, zetelt te Namen en brengt ten overstaan van de Regering advies uit over de beroepen die worden ingediend tegen de beslissingen betreffende de vergunningsaanvragen en aanvragen betreffende de stedenbouwkundige attesten nr. 2, genomen door het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar.
§ 2. De voorzitter en de leden van de adviescommissie worden door de Regering benoemd. De voorzitter vertegenwoordigt de Regering.
Naast de voorzitter bestaat de adviescommissie uit vier leden: twee personen onder de personen voorgedragen door de Orde van de Architecten en twee personen onder de personen voorgedragen door de "Chambre des Urbanistes de Belgique". Indien het beroep betrekking heeft op een goed bedoeld in artikel D.IV.17, eerste lid, 3°, zetelt er in de adviescommissie een vijfde lid, dat de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen van het Waalse Gewest vertegenwoordigt.
Indien het beroep betrekking heeft op een goed, gelegen in de gemeenten van de Duitstalige Gemeenschap, of indien het beroep verband houdt met een dossier dat overeenkomstig de regels inzake het taalgebruik in de Duitse taal is ingediend, en betrekking heeft op een goed gelegen in de gemeenten Malmedy en Waimes, is één van de twee leden gekozen onder de personen voorgedragen door de Orde van de Architecten, een Duitstalige.
§ 3. De commissie vergadert slechts rechtsgeldig als ten minste de voorzitter en twee andere leden aanwezig zijn.
§ 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door DGO4.
De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling van de commissie en haar werkingswijze. Het bedrag van het presentiegeld waarop de voorzitter en de leden van de adviescommissie recht hebben, kan door de Regering vastgelegd worden.
Art. D.I.6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De [2 beroepscommissie]2 zetelt te [1 Eupen]1 en brengt ten overstaan van de Regering advies uit over de beroepen die worden ingediend tegen de beslissingen betreffende de vergunningsaanvragen en aanvragen betreffende de stedenbouwkundige attesten nr. 2, genomen door het gemeentecollege of [1 door de Regering in eerste instantie]1. [2 Het advies van de beroepscommissie bevat een met redenen omkleed voorstel tot beslissing.]2 § 2. De voorzitter en de leden van de [2 beroepscommissie]2 worden door de Regering benoemd. De voorzitter vertegenwoordigt de Regering. [1 De [2 beroepscommissie]2 bestaat, naast de voorzitter, uit de volgende stemgerechtigde leden: 1° twee architecten; 2° twee stedenbouwkundigen; 3° een deskundige op het vlak van monumentenzorg, als het beroep betrekking heeft op een goed vermeld in artikel D.IV.14.1 of artikel D.IV.14.2;]1 [2 4° een landschapsdeskundige.]2 [1 ...]1 § 3. De commissie vergadert slechts rechtsgeldig als ten minste de voorzitter en twee andere leden aanwezig zijn. § 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door [1 het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1. De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling van de commissie en haar werkingswijze. Het bedrag van het presentiegeld waarop de voorzitter en de leden van de [2 beroepscommissie]2 recht hebben, kan door de Regering vastgelegd worden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 59, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 7, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 3. - Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit
Onderafdeling 1. - Oprichting en opdrachten
Art. D.I.7. De gemeenteraad kan een gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit oprichten, hierna " gemeentelijke commissie " genoemd, en haar huishoudelijk reglement aannemen.
De gemeentelijke commissie kan zich in afdelingen splitsen.
Art. D.I.8. De gemeenteraad beslist over de hernieuwing van de gemeentelijke commissie binnen de drie maanden na zijn eigen installatie en neemt er het huishoudelijk reglement van aan.
Art. D.I.9. De oprichting of de hernieuwing van de gemeentelijke commissie en, in voorkomend geval, haar afdelingen, evenals haar huishoudelijk reglement, worden door de Regering goedgekeurd.
Naast de adviezen die ze vanwege het Wetboek moet geven, kan de gemeentelijke commissie op eigen initiatief adviezen uitbrengen over de onderwerpen die zij relevant acht.
Het gemeentecollege of de gemeenteraad kan elk dossier dat relevant geacht wordt of elk vraagstuk inzake ruimtelijke ontwikkeling in zowel stedelijke als landelijke gebieden, inzake ruimtelijke ordening of stedenbouw aan bedoelde commissie voorleggen.
Onderafdeling 2. - Samenstelling en werking
Art. D.I.10. § 1. Het aantal leden wordt vastgesteld in verhouding tot het inwonertal van de gemeente. Eén kwart van de leden vertegenwoordigt de gemeenteraad. De andere leden en de voorzitter stellen zich kandidaat na een openbare oproep. Onder de voorgedragen kandidaten kiest de gemeenteraad de leden met inachtneming van :
1° een specifieke vertegenwoordiging van de sociale, economische, erfgoed-, leefmilieu-, energie- en mobiliteitsbelangen binnen de gemeente;
2° een evenwichtige geografische verspreiding;
3° een evenwichtige indeling op grond van de leeftijdscategorieën van de gemeentelijke bevolking;
4° een evenwichtige verspreiding tussen mannen en vrouwen.
De openbare oproep heeft een duur van minstens één maand.
§ 2. Op voorstel van de gemeenteraad kan de Regering de gemeentelijke commissie onderverdelen in afdelingen waarvan ze de taken bepaalt. Bij de keuze van de leden die de afdelingen samenstellen worden in acht genomen :
1° een evenwichtige geografische verspreiding;
2° een evenwicht in de vertegenwoordiging van de sociale, economische, erfgoed-, leefmilieu-, energie- en mobiliteitsbelangen van de gemeente.
§ 3. Het advies van de Commissie is het advies van haar gezamenlijke leden en haar voorzitter. Stemgerechtigd zijn de voorzitter, de gewone leden en de plaatsvervanger van elk afwezig gewoon lid.
De commissie vergadert regelmatig en stelt minstens één maal om de zes jaar een activiteitenverslag op.
Bij kennelijk wangedrag of ernstige tekortkoming in de nakoming van hun verplichtingen kunnen een lid of de voorzitter geschorst of uit het ambt ontzet worden.
§ 4. De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling van de gemeentelijke commissie en haar afdelingen, haar werkingswijze, de oproep tot de kandidaten en de aanwijzing van de voorzitter.
De Regering wijst onder de ambtenaren van DGO4 een afgevaardigde aan die met raadgevende stem zitting heeft in de gemeentelijke commissie.
Het bedrag van het presentiegeld waarop de voorzitter en de leden van de gemeentelijke commissie recht hebben, kan door de Regering vastgelegd worden.
Art. D.I.10_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Het aantal leden wordt vastgesteld in verhouding tot het inwonertal van de gemeente. Eén kwart van de leden vertegenwoordigt de gemeenteraad. De andere leden en de voorzitter stellen zich kandidaat na een openbare oproep. Onder de voorgedragen kandidaten kiest de gemeenteraad de leden met inachtneming van : 1° een specifieke vertegenwoordiging van de sociale, economische, erfgoed-, leefmilieu-, energie- en mobiliteitsbelangen binnen de gemeente; 2° een evenwichtige geografische verspreiding; 3° een evenwichtige indeling op grond van de leeftijdscategorieën van de gemeentelijke bevolking; 4° een evenwichtige verspreiding tussen mannen en vrouwen. De openbare oproep heeft een duur van minstens één maand. § 2. Op voorstel van de gemeenteraad kan de Regering de gemeentelijke commissie onderverdelen in afdelingen waarvan ze de taken bepaalt. Bij de keuze van de leden die de afdelingen samenstellen worden in acht genomen : 1° een evenwichtige geografische verspreiding; 2° een evenwicht in de vertegenwoordiging van de sociale, economische, erfgoed-, leefmilieu-, energie- en mobiliteitsbelangen van de gemeente. § 3. Het advies van de Commissie is het advies van haar gezamenlijke leden en haar voorzitter. Stemgerechtigd zijn de voorzitter, de gewone leden en de plaatsvervanger van elk afwezig gewoon lid. De commissie vergadert regelmatig en stelt minstens één maal om de zes jaar een activiteitenverslag op. Bij kennelijk wangedrag of ernstige tekortkoming in de nakoming van hun verplichtingen kunnen een lid of de voorzitter geschorst of uit het ambt ontzet worden. § 4. De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling van de gemeentelijke commissie en haar afdelingen, haar werkingswijze, de oproep tot de kandidaten en de aanwijzing van de voorzitter. De Regering wijst onder de [1 personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1 een afgevaardigde aan die met raadgevende stem zitting heeft in de gemeentelijke commissie. Het bedrag van het presentiegeld waarop de voorzitter en de leden van de gemeentelijke commissie recht hebben, kan door de Regering vastgelegd worden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 60, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK IV. - Erkenningen
Art. D.I.11. De gewestplannen, de ontwikkelingsplannen en de leidraden worden door een erkende projectontwerper opgemaakt dan wel herzien.
De Regering is erkend voor de opmaak of de herziening van het ruimtelijk ontwikkelingsplan, het gewestplan en de gewestelijke leidraad voor stedenbouw.
De Regering erkent, volgens de door haar bepaalde criteria en procedure, de publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die belast kunnen worden met :
1° de opmaak of de herziening van het (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan;
2° de opmaak of de herziening van het plaatselijke beleidsontwikkelingsplan en de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw.
Voor het milieueffectenverslag dat in het kader van de opmaak of de herziening van een gewestplan wordt opgesteld, worden vereist : de erkenning toegekend overeenkomstig Boek I van het Milieuwetboek en de erkenning toegekend overeenkomstig lid 3, 1°.
De Regering kan de gevallen bepalen waarin, rekening houdend met het betrokken gebied of de betrokken oppervlakte, de projectontwerper niet noodzakelijk over de erkenning moet beschikken om een gemeentelijk ontwikkelingsplan of een in het derde lid bedoelde gemeentelijke leidraad op te maken of te herzien. Er wordt geen enkele erkenning vereist voor de opheffing van een ontwikkelingsplan of een leidraad.
De Regering kan de projectontwerper die de hem door het Wetboek opgelegde verplichtingen niet nakomt, vóór de intrekking van zijn erkenning waarschuwen.
De Regering bepaalt de nadere regels en de voorwaarden voor het richten van de waarschuwing en het intrekken van de erkenning.
HOOFDSTUK V. - Toelagen
Art. D.I.12. De Regering kan onder de door haar bepaalde voorwaarden subsidies verlenen:
1° aan de gemeenten, voor de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan;
2° aan de gemeenten, voor de opmaak of de gehele of gedeeltelijke herziening van een (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan of een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw;
3° aan de gemeenten, voor de opmaak van een milieueffectenrapport in verband met een ontwerp van herziening van het gewestplan of een (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan;
4° aan de publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen, voor de opmaak van een onderzoek van algemeen belang voor de ruimtelijke ontwikkeling, de ruimtelijke ordening en de stedenbouw;
5° aan de publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen, voor de regeling van de informatie inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw;
6° aan de gemeenten, voor de werking van de gemeentelijke commissie en voor de opleiding van haar leden en het betrokken gemeentepersoneel;
7° voor de jaarlijkse indienstneming, op verzoek van een gemeente of verschillende aangrenzende gemeenten of van een vereniging van gemeenten, van één of meerdere adviseurs ter zake van ruimtelijke ordening en stedenbouw;
8° aan de universitaire instellingen, voor algemene onderzoeken inzake ruimtelijke ordening, met name aan de "Conférence permanente du développement territorial", welke optreedt in het kader van het jaarlijks door de Regering vastgelegde actieprogramma.
Bij het vaststellen van de wijze waarop de subsidie bedoeld in lid 1, 7°, wordt toegekend en van de wijze waarop de adviseurs ter zake van ruimtelijke ordening ter beschikking worden gesteld, begunstigt de Regering de gemeenten die de voorwaarden verenigen voor de toepassing van artikel D.IV.15, lid 1, 1°, of waarin tot de opmaak van het (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan besloten is.
Art. D.I.12_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering]1 onder de door haar bepaalde voorwaarden subsidies verlenen: 1° aan de gemeenten, voor de opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan; 2° aan de gemeenten, voor de opmaak of de gehele of gedeeltelijke herziening van een (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan of een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw; 3° aan de gemeenten, voor de opmaak van een milieueffectenrapport in verband met een ontwerp van herziening van het gewestplan of een (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan; 4° aan de publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen, voor de opmaak van een onderzoek van algemeen belang voor de ruimtelijke ontwikkeling, de ruimtelijke ordening en de stedenbouw; 5° aan de publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen, voor de regeling van de informatie inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw; 6° aan de gemeenten, voor de werking van de gemeentelijke commissie en voor de opleiding van haar leden en het betrokken gemeentepersoneel; 7° voor de jaarlijkse indienstneming, op verzoek van een gemeente of verschillende aangrenzende gemeenten of van een vereniging van gemeenten, van één of meerdere adviseurs ter zake van ruimtelijke ordening en stedenbouw; 8° aan de universitaire instellingen, voor algemene onderzoeken inzake ruimtelijke ordening, met name aan de "Conférence permanente du développement territorial", welke optreedt in het kader van het jaarlijks door de Regering vastgelegde actieprogramma. [2 Bij het vaststellen van de wijze waarop de subsidie bedoeld in het eerste lid, 7°, wordt toegekend en van de wijze waarop de adviseurs ter zake van ruimtelijke ordening ter beschikking worden gesteld, begunstigt de Regering de gemeenten: 1° die beschikken over een gemeentelijke commissie en a) hetzij een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, b) hetzij een gemeentelijk ontwikkelingsplan, c) hetzij een meergemeentelijk ontwikkelingsplan en een gemeentelijk ontwikkelingsplan dat overeenkomstig artikel D.II.17, § 2, tweede lid, gedeeltelijk buiten werking is getreden, voor zover dat (die) plan (plannen) het gehele gemeentelijke grondgebied bestrijkt (bestrijken); of 2° waarin tot de opmaak van het (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan is besloten]2.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 61, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2024-05-08/11, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
HOOFDSTUK V.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 - Duurzaamheidsfonds]1
----------
(1)
Art. D.I.12.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1 - Er wordt een duurzaamheidsfonds opgericht. Het fonds komt overeen met een begrotingsfonds in de zin van artikel 56 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.
Het fonds heeft tot doel financiële reserves aan te leggen en te beheren voor het plannen, verwezenlijken of ondersteunen van maatregelen ter bevordering van de duurzaamheid in de zin van ecologisch en landschappelijk behoud, herstel of verbetering van de ruimte in de Duitstalige Gemeenschap, met inbegrip van maatregelen om het klimaat, de biodiversiteit en de habitats te beschermen en om de bevolking van hernieuwbare energie te voorzien.
§ 2 - De ontvangsten van het fonds bestaan uit :
1° ontvangsten uit toegiften die verlangd worden in geval van herziening van het gewestplan overeenkomstig artikel D.II.45, § 3, eerste lid, 3°;
2° ontvangsten uit de bedragen van de vergelijken die overeenkomstig artikel D.VII.18 aan de Duitstalige Gemeenschap betaald worden;
3° ontvangsten uit de administratieve geldboetes die overeenkomstig artikel D.VII.21 aan de Duitstalige Gemeenschap betaald worden;
4° ontvangsten uit betalingen van geldsommen die representatief zijn voor de meerwaarde die het goed door de inbreuk heeft gekregen, toegewezen aan de Duitstalige Gemeenschap overeenkomstig de artikelen D.VII.13 en D.VII.22;
5° het in de ontvangstenbegroting van de Duitstalige Gemeenschap voor het vervullen van de taken van het fonds als ontvangsten voor een specifiek doel bestemde deel van de algemene dotatie;
6° ontvangsten uit giften, schenkingen of legaten.
§ 3 - De uitgaven kunnen betrekking hebben op vergoedingen, subsidies of voordelen, met inbegrip van personeels-, exploitatie-, investerings-, beheer-, onderhouds- of andere kosten in verband met acties of taken waartoe in het kader van het fonds is besloten en die door specifiek geschoold personeel of door derden worden uitgevoerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 9, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK VI. - Nadere regels voor verzendingen en het berekenen van termijnen
Art. D.I.13. Op straffe van nietigheid moet elk schrijven met vaste dagtekening van de verzending en de ontvangst van de akte gebeuren, ongeacht de uitreikingsdienst die gebruikt wordt.
De Regering kan een lijst opstellen van de verzendingsprocédés die zij aanvaardt om elke verzending en elke ontvangst van een vaste dagtekening te voorzien. Elk schrijven moet ten laatste op de vervaldag van de voorgeschreven termijn verzonden worden.
De aangetekende elektronische berichten moeten de bepalingen van het decreet van 27 maart 2014 betreffende de communicaties via elektronische weg tussen de gebruikers en de Waalse openbare overheden, in acht nemen.
Lid 1 geldt niet voor de in Boek IV bedoelde verzendingen met de projectontwerper als bestemmeling.
Art. D.I.13_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Op straffe van nietigheid moet elk schrijven met vaste dagtekening van de verzending en de ontvangst van de akte gebeuren, ongeacht de uitreikingsdienst die gebruikt wordt. De Regering kan een lijst opstellen van de verzendingsprocédés die zij aanvaardt om elke verzending en elke ontvangst van een vaste dagtekening te voorzien. Elk schrijven moet ten laatste op de vervaldag van de voorgeschreven termijn verzonden worden. De aangetekende elektronische berichten moeten de bepalingen van [1 het decreet van 15 oktober 2018 betreffende de niet-openbare en openbare elektronische communicatie van de overheden van het Duitse taalgebied]1, in acht nemen. Lid 1 geldt niet voor de in Boek IV bedoelde verzendingen met de projectontwerper als bestemmeling.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 62, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.I.14. De dag van verzending of ontvangst van de akte, die als begindatum van de termijn geldt, wordt niet meegerekend.
Art. D.I.15. De vervaldag is in de termijn inbegrepen. Indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de volgende werkdag.
Art. D.I.16. § 1. De bijzondere bekendmakingsmaatregelen worden opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari.
Wanneer de laatste dag van het openbaar onderzoek of van de periode waarin bemerkingen of bezwaren bij aankondiging van een project aan het gemeentecollege gericht kunnen worden, een zaterdag, een zondag of wettelijke feestdag is, wordt het openbaar onderzoek dan wel de periode verlengd tot de volgende werkdag.
Bij opschorting of verlenging van de termijn zoals bedoeld in leden 1 en 2, worden de termijnen voor de raadpleging van het gemeentecollege, voor de aanneming, de goedkeuring, de uitgifte van een machtiging of de verzending van een beslissing zoals bedoeld in het Wetboek verlengd met de duur van de opschorting of de verlenging.
§ 2. De termijnen bedoeld in de artikelen D.IV.50 en D.IV.51 worden opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus.
§ 3. Behoudens andersluidende bepaling worden de adviezen van de diensten en commissies binnen de dertig dagen van de verzending van de adviesaanvraag verzonden, zoniet worden ze gunstig geacht.
HOOFDSTUK VII. - Overgangsrecht
Afdeling 1. - Commissies
Art. D.I.17. De "Commission régionale d'aménagement du territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening), opgericht voor de inwerkingtreding van het Wetboek, blijft geldig samengesteld totdat de leden zetelend in de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening zijn aangewezen. De Gewestelijke Commissie wordt de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening en oefent de opdrachten bedoeld in artikel D.I.4., § 1, uit.
De adviescommissie opgericht vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek blijft geldig samengesteld tot de hernieuwing ervan en oefent de opdrachten uit bedoeld in artikel D.I.6, § 1.
De oprichting of de hernieuwing van een gemeentelijke commissie, aangenomen door de gemeenteraad voor de inwerkingtreding van dit Wetboek, kan verder worden behandeld volgens de vóór die datum vigerende procedure.
Een gemeentelijk commissie waarvan de samenstelling door de Regering is goedgekeurd vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek blijft geldig samengesteld tot de hernieuwing ervan overeenkomstig artikel D.I.9.
Art. D.I.17.1. [1 § 1 - Beroepen waarvan de indiening, bevestigd met een indieningsbewijs, of waarvan de ontvangst van de zending, bevestigd met een post- of ander ontvangstbewijs, dateert van voor één van de wijzigingen van de in het Duitse taalgebied toepasselijke wetgeving inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, worden verder behandeld op basis van de bepalingen die van toepassing waren op de datum van het indieningsbewijs of ontvangstbewijs.
§ 2 - In de gevallen waarin een overeenkomstig artikel D.IV.67 aangenomen beslissing van de Duitstalige Gemeenschap door de Raad van State nietig is verklaard en bijgevolg een nieuwe beslissing moet worden aangenomen, wordt de procedure voortgezet op basis van de bepalingen die van toepassing zijn op de dag van het arrest van de Raad van State.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 10, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Erkenningen
Art. D.I.18. De private of publieke natuurlijke of rechtspersonen die erkend zijn voor de opmaak of de herziening van ontwikkelingsplannen, van plannen van aanleg en stedenbouwkundige verordeningen op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek worden erkend in de zin van artikel D.I.11 onder de voorwaarden van hun erkenning.
De erkenning voor de opmaak of de herziening van gemeentelijk structuurplannen en van gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen geldt als erkenning voor de opmaak of de herziening van meergemeentelijke ontwikkelingsplannen, gemeentelijke ontwikkelingsplannen en gemeentelijke leidraden voor stedenbouw.
De erkenning voor de opmaak en de herziening van gemeentelijke plannen van aanleg geldt als erkenning voor de opmaak en de herziening van plaatselijke beleidsontwikkelingsplannen en gemeentelijke leidraden voor stedenbouw.
Afdeling 3. - Toelagen
Art. D.I.19. § 1. De subsidies, bedoeld in artikel D.I.12, lid 1, 5° tot 8°, toegekend op basis van de vigerende wetgeving en die in uitvoering zijn vóór de inwerkingtreding van het Wetboek, blijven onderworpen aan de bepalingen die van toepassing waren toen ze toegekend werden.
§ 2. Het recht op de subsidie, toegekend voor de opmaak of de bijwerking van een gemeentelijk structuurplan of een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening op grond van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 5 april 1990 betreffende de toekenning van toelagen aan de gemeenten voor het opstellen van een gemeentelijk structuurplan en van een gemeentelijk reglement inzake stedebouw, dooft uit.
§ 3. De lopende subsidie voor de opmaak of de herziening van een gemeentelijk structuurplan, een gemeentelijk stedenbouwkundig reglement, een gemeentelijk plan van aanleg en/of een milieueffectenrapport, toegekend op grond van het besluit van de Waalse Regering van 25 januari 2001 tot wijziging van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wat betreft de regels voor de toekenning van subsidies aan gemeenten voor de werking van de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening, voor de opstelling of totale herziening van een gemeentelijk structuurplan, van een gemeentelijk stedenbouwkundig reglement of van een gemeentelijk plan van aanleg of voor de opstelling van een effectonderzoek over een ontwerp van gemeentelijk plan van aanleg blijft onderworpen aan de bepalingen die van toepassing waren bij de erkenning ervan voor zover het document in werking is getreden uiterlijk één jaar te rekenen van de inwerkingtreding van het Wetboek. Zoniet dooft het recht op de subsidie uit.
§ 4. De lopende subsidie voor de opmaak of de herziening van een gemeentelijk structuurplan, een gemeentelijk stedenbouwkundig reglement, een gemeentelijk plan van aanleg en/of een milieueffectenrapport, toegekend op grond van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2008 tot vervanging van hoofdstuk Iter en tot wijziging van hoofdstuk Iquater van titel I van Boek IV van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium blijft onderworpen aan de bepalingen die van toepassing waren bij de erkenning ervan voor zover het document in werking is getreden uiterlijk drie jaar te rekenen van de inwerkingtreding van het Wetboek. Zoniet dooft het recht op de subsidie uit.
Voor de subsidie die vanaf 1 juni 2013 toegekend wordt, kan de Regering evenwel één enkele keer de in de lopende subsidie bedoelde termijn op gemotiveerd voorstel van de gemeenteraad let drie jaar verlengen.
BOEK II. - Planificatie
BOEK II. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Planning en omtrekken]1
----------
(1)
TITEL I. - De ontwikkelingsplannen
Art. D.II.1. De doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening en, in voorkomend geval, stedenbouw worden op grond van een contextueel onderzoek in het betrokken gebied opgesplitst in vier schalen :
1° het ruimtelijke ontwikkelingsplan voor Wallonië;
2° het meergemeentelijk ontwikkelingsplan voor een geheel of delen van gebieden in meerdere gemeenten;
3° het gemeentelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied;
4° het plaatselijk beleidsontwikkelingsplan voor een deel van het gemeentelijk grondgebied.
Art. D.II.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening en, in voorkomend geval, stedenbouw worden op grond van een contextueel onderzoek in het betrokken gebied opgesplitst in vier schalen : 1° het ruimtelijke ontwikkelingsplan voor [1 de Duitstalige Gemeenschap]1; 2° het meergemeentelijk ontwikkelingsplan voor een geheel of delen van gebieden in meerdere gemeenten; 3° het gemeentelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied; 4° het plaatselijk beleidsontwikkelingsplan voor een deel van het gemeentelijk grondgebied.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 63, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK I. - Het ruimtelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1. - Begripsomschrijving en inhoud
Art. D.II.2. § 1. Het ruimtelijk ontwikkelingsplan omschrijft op gewestelijke schaal, op grond van een contextueel onderzoek, de opties inzake ruimtelijk beleid voor Wallonië.
In het contextueel onderzoek wordt ingegaan op de voornaamste ruimtelijke vraagstukken, op de perspectieven en behoeften inzake samenleving, economie, demografie, energie, erfgoed, leefmilieu en mobiliteit, en verder nog op het potentieel van het grondgebied en de drukkende factoren waaraan het grondgebied blootgesteld is.
§ 2. In de opties inzake ruimtelijk beleid van het ruimtelijke ontwikkelingsplan worden omschreven :
1° de gewestelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling en ordening, en de wijze waarop deze ingebed zijn in de supraregionale context;
2° de beginselen voor de implementatie van de doelstellingen, meer bepaald met het oog op sterkere centrumfuncties in stedelijk en landelijk gebied;
3° de ruimtelijke structuur.
De gewestelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling en ordening, omschreven in lid 1, 1°, strekken ertoe :
1° de stedelijke versnippering te bestrijden en rationeel gebruik van gebieden en hulpbronnen te bevorderen;
2° de sociaal-economische ontwikkeling en de aantrekkelijkheid van het grondgebied te bevorderen;
3° in te zetten op het kwalitatief beheer van de leefomgeving;
4° de mobiliteit te beheren.
Met de in lid 1, 3°, bedoelde ruimtelijke structuur worden in kaart gebracht :
1° de kernen;
2° de regio's betrokken bij de gewest- en grensoverschrijdende samenwerking en de ontwikkelingsgebieden;
3° de verkeersnetten en de leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen.
In de ruimtelijke structuur worden de locaties opgenomen die erkend zijn krachtens de wet van 12 juli 1973 inzake natuurbehoud, evenals de door de Regering aangenomen ecologische doorgangsgebieden, waarbij rekening wordt gehouden met hun biologische waarde en hun continuïteit met het oog op een grondgebiedomvattende dichte ecologische vermazing.
§ 3. Het ruimtelijk ontwikkelingsplan kan :
1° beheers- en programmeringsmaatregelen bevatten met betrekking tot de ontsluitingsbeginselen en de ruimtelijke structuur zoals bedoeld in paragraaf 2, lid 1, 2° en 3°;
2° voorstellen tot herziening van gewestplannen verwoorden;
3° ruimtelijke projecten verwoorden met betrekking tot de regio's betrokken bij de gewest- en grensoverschrijdende samenwerking en de ontwikkelingsgebieden.
Art. D.II.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Het ruimtelijk ontwikkelingsplan omschrijft [1 ...]1, op grond van een contextueel onderzoek, de opties inzake ruimtelijk beleid voor [1 de Duitstalige Gemeenschap]1. In het contextueel onderzoek wordt ingegaan op de voornaamste ruimtelijke vraagstukken, op de perspectieven en behoeften inzake samenleving, economie, demografie, energie, erfgoed, [2 landschap,]2 leefmilieu en mobiliteit, en verder nog op het potentieel van het grondgebied en de drukkende factoren waaraan het grondgebied blootgesteld is. § 2. In de opties inzake ruimtelijk beleid van het ruimtelijke ontwikkelingsplan worden omschreven : 1° de gewestelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling en ordening, en de wijze waarop deze ingebed zijn in de supraregionale context; 2° de beginselen voor de implementatie van de doelstellingen, meer bepaald met het oog op sterkere centrumfuncties in stedelijk en landelijk gebied; 3° de ruimtelijke structuur. De gewestelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling en ordening, omschreven in lid 1, 1°, strekken ertoe : 1° de stedelijke versnippering te bestrijden en rationeel gebruik van gebieden en hulpbronnen te bevorderen; 2° de sociaal-economische ontwikkeling en de aantrekkelijkheid van het grondgebied te bevorderen; 3° in te zetten op het kwalitatief beheer van de leefomgeving; 4° de mobiliteit te beheren. Met de in lid 1, 3°, bedoelde ruimtelijke structuur worden in kaart gebracht : 1° de kernen; 2° de regio's betrokken bij de gewest- en grensoverschrijdende samenwerking en de ontwikkelingsgebieden; 3° de verkeersnetten en de leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen. In de ruimtelijke structuur worden de locaties opgenomen die erkend zijn krachtens de wet van 12 juli 1973 inzake natuurbehoud, evenals de door [1 het Waals Gewest]1 aangenomen ecologische doorgangsgebieden, waarbij rekening wordt gehouden met hun biologische waarde en hun continuïteit met het oog op een grondgebiedomvattende dichte ecologische vermazing. § 3. Het ruimtelijk ontwikkelingsplan kan : 1° beheers- en programmeringsmaatregelen bevatten met betrekking tot de ontsluitingsbeginselen en de ruimtelijke structuur zoals bedoeld in paragraaf 2, lid 1, 2° en 3°; 2° voorstellen tot herziening van gewestplannen verwoorden; 3° ruimtelijke projecten verwoorden met betrekking tot de regio's betrokken bij de gewest- en grensoverschrijdende samenwerking en de ontwikkelingsgebieden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 64, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 12, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Procedure
Art. D.II.3. § 1. Het ruimtelijk ontwikkelingsplan wordt op initiatief van de Regering opgemaakt.
De voorstellen voor gewestelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en ontwikkeling zoals bedoeld in artikel D.II.2, § 2, lid 1, 1°, worden ter advies voorgelegd aan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, de Beleidsgroep Leefmilieu, de Sociaal-Economische Raad van Wallonië en aan de personen en instanties wier raadpleging door de Regering nuttig wordt geacht. Die adviezen worden binnen de dertig dagen na verzending van het verzoek overgemaakt. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht.
Van het ruimtelijk ontwikkelingsplan maakt de Regering een milieueffectenverslag op.
§ 2. Het ontwerp van ontwikkelingsplan wordt door de Regering aangenomen en samen met het milieueffectenverslag publiekelijk voorgesteld en aan een openbaar onderzoek onderworpen.
De adviezen van de gemeenteraden, van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, van de Beleidsgroep Leefmilieu, van de Sociaal-Economische Raad van Wallonië en van de personen en instanties wier raadpleging door de Regering nuttig geacht wordt, worden binnen de zestig dagen na verzending van het verzoek overgemaakt. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht.
§ 3. De Regering neemt het plan definitief aan.
De beslissing van de Regering wordt bekendgemaakt.
Art. D.II.3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Het ruimtelijk ontwikkelingsplan wordt op initiatief van de Regering opgemaakt. De voorstellen voor gewestelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en ontwikkeling zoals bedoeld in artikel D.II.2, § 2, lid 1, 1°, worden ter advies voorgelegd aan de [1 Adviesraad]1, de [1 Beleidsgroep Leefmilieu van het Waals Gewest, hierna: Beleidsgroep Leefmilieu]1, [1 ...]1 en aan de personen en instanties [2 wier raadpleging door de Regering nuttig wordt geacht of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht]2. Die adviezen worden binnen de dertig dagen na verzending van het verzoek overgemaakt. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht. Van het ruimtelijk ontwikkelingsplan maakt de Regering een milieueffectenverslag op. § 2. Het ontwerp van ontwikkelingsplan wordt door de Regering aangenomen en samen met het milieueffectenverslag publiekelijk voorgesteld en aan een openbaar onderzoek onderworpen. De adviezen van de gemeenteraden, van de [1 Adviesraad]1 [1 en van de Beleidsgroep Leefmilieu]1 en van de personen en instanties [2 wier raadpleging door de Regering nuttig wordt geacht of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht]2, worden binnen de zestig dagen na verzending van het verzoek overgemaakt. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht. § 3. De Regering neemt het plan definitief aan. De beslissing van de Regering wordt bekendgemaakt.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 65, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 84, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Afdeling 3. - Herziening
Art. D.II.4. De bepalingen tot regeling van de opmaak van het ruimtelijk ontwikkelingsplan zijn van toepassing op de herziening ervan.
In het herzieningsdossier worden evenwel enkel de elementen in verband met de overwogen herziening opgenomen.
HOOFDSTUK II. - Meergemeentelijk ontwikkelingsplan
Afdeling 1. - Begripsomschrijving en inhoud
Art. D.II.5. Samen met één of meerdere andere gemeenten kan een gemeente één of meerdere meergemeentelijke ontwikkelingsplannen tot stand brengen, waarin hun aangrenzende gebieden geheel of gedeeltelijk opgenomen worden.
Als er meerdere meergemeentelijke ontwikkelingsplannen voorhanden zijn, moeten zij afzonderlijke delen van het gemeentelijk grondgebied behandelen. Een gemeentelijk grondgebied kan nooit, noch geheel noch gedeeltelijk, tegelijk het voorwerp uitmaken van een meergemeentelijk en van een gemeentelijk ontwikkelingsplan.
Art. D.II.6. § 1. Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan omschrijft op grond van een contextueel onderzoek de opties inzake ruimtelijk beleid voor het dienovereenkomstig gebied op schaal van dat gebied.
In het contextueel onderzoek wordt ingegaan op de voornaamste ruimtelijke vraagstukken, op de perspectieven en behoeften inzake samenleving, economie, demografie, energie, erfgoed, leefmilieu en mobiliteit en verder nog op het potentieel van het gebied en de drukkende factoren die erop wegen.
§ 2. In de beleidsopties inzake het meergemeentelijk ontwikkelingsplan worden omschreven :
1° de meergemeentelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en ontwikkeling op bovengemeentelijke schaal, en de wijze waarop de gewestelijke doelstellingen inzake het ruimtelijk ontwikkelingsplan ingepast worden;
2° de beginselen voor de implementatie van de doelstellingen, meer bepaald met het oog op sterkere centrumfuncties in stedelijk en landelijk gebied;
3° de ruimtelijke structuur.
De gewestelijke doelstellingen, bedoeld in lid 1, 1°, worden betrokken bij het betreffende gebied en de voornaamste beleidskeuzes voor dat gebied liggen er in het verlengde van.
De meergemeentelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling en ordening, omschreven in lid 1, 1°, strekken ertoe :
1° de stedelijke versnippering te bestrijden en rationeel gebruik van gebieden en hulpbronnen te bevorderen;
2° de sociaal-economische ontwikkeling en de aantrekkelijkheid van het gebied te bevorderen;
3° in te zetten op het kwalitatief beheer van de leefomgeving;
4° de mobiliteit te beheren.
Met de in lid 1, 3°, bedoelde ruimtelijke structuur worden in kaart gebracht :
1° de kernen;
2° de ontwikkelingsgebieden;
3° de landschapsstructuur;
4° de verkeersnetten en de leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen.
In de ruimtelijke structuur worden de locaties opgenomen die erkend zijn krachtens de wet van 12 juli 1973 inzake natuurbehoud, evenals de door de Regering aangenomen ecologische doorgangsgebieden, waarbij rekening wordt gehouden met hun biologische waarde en hun continuïteit met het oog op een, over het meergemeentelijk gebied heen, dichte ecologische vermazing.
§ 3. Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan kan :
1° beheers- en programmeringsmaatregelen bevatten met betrekking tot de ontsluitingsbeginselen en de ruimtelijke structuur zoals bedoeld in paragraaf 2, lid 1, 2° en 3°;
2° voorstellen verwoorden voor de herziening van het gewestplan, met name de gebieden van gemeentelijk belang en de lijst van (meer)gemeentelijke plannen en leidraden die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien dan wel opgeheven dienen te worden.
Art. D.II.6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan omschrijft op grond van een contextueel onderzoek de opties inzake ruimtelijk beleid voor het dienovereenkomstig gebied op schaal van dat gebied. In het contextueel onderzoek wordt ingegaan op de voornaamste ruimtelijke vraagstukken, op de perspectieven en behoeften inzake samenleving, economie, demografie, energie, erfgoed, [2 landschap,]2 leefmilieu en mobiliteit en verder nog op het potentieel van het gebied en de drukkende factoren die erop wegen. § 2. In de beleidsopties inzake het meergemeentelijk ontwikkelingsplan worden omschreven : 1° de meergemeentelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en ontwikkeling op bovengemeentelijke schaal, en de wijze waarop de gewestelijke doelstellingen inzake het ruimtelijk ontwikkelingsplan ingepast worden; 2° de beginselen voor de implementatie van de doelstellingen, meer bepaald met het oog op sterkere centrumfuncties in stedelijk en landelijk gebied; 3° de ruimtelijke structuur. De gewestelijke doelstellingen, bedoeld in lid 1, 1°, worden betrokken bij het betreffende gebied en de voornaamste beleidskeuzes voor dat gebied liggen er in het verlengde van. De meergemeentelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling en ordening, omschreven in lid 1, 1°, strekken ertoe : 1° de stedelijke versnippering te bestrijden en rationeel gebruik [2 van het grondgebied]2 en hulpbronnen te bevorderen; 2° de sociaal-economische ontwikkeling en de aantrekkelijkheid van het gebied te bevorderen; 3° in te zetten op het kwalitatief beheer van de leefomgeving; 4° de mobiliteit te beheren [2 ;]2 [2 5° de bescherming tegen extreme weersituaties.]2 Met de in lid 1, 3°, bedoelde ruimtelijke structuur worden in kaart gebracht : 1° de kernen; 2° de ontwikkelingsgebieden; 3° de landschapsstructuur; 4° de verkeersnetten en de leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen. In de ruimtelijke structuur worden de locaties opgenomen die erkend zijn krachtens de wet van 12 juli 1973 inzake natuurbehoud, evenals de door [1 het Waals Gewest]1 aangenomen ecologische doorgangsgebieden, waarbij rekening wordt gehouden met hun biologische waarde en hun continuïteit met het oog op een, over het meergemeentelijk gebied heen, dichte ecologische vermazing. § 3. Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan kan : 1° [2 beheers- en programmeringsmaatregelen bevatten met betrekking tot de implementatiebeginselen en de ruimtelijke structuur zoals bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, 2° en 3°;]2 2° voorstellen verwoorden voor de herziening van het gewestplan, met name de gebieden van gemeentelijk belang en de lijst van (meer)gemeentelijke plannen en leidraden die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien dan wel opgeheven dienen te worden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 66, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 13, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Procedure
Art. D.II.7. § 1. Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan wordt op initiatief van de gemeenten opgemaakt, volgens de nadere regels die zij bepalen.
In die nadere regels wordt met name ingegaan op de criteria of grenswaarden krachtens of vanaf welke van de procedure wordt afgezien bij weigeren of afbreken van het ontwerp van plan of van het plan zelf door de gemeenteraad van één of van meerdere gemeenten, op de termijnen die iedere gemeenteraad moet naleven om het ontwerp van plan of het plan zelf aan te nemen, op de regels die gevolgd dienen te worden indien een gemeenteraad in gebreke blijft, en op de nadere werkingsregels van het begeleidingscomité.
Per schrijven lichten de gemeenten de aangrenzende gemeenten die niet bij hun initiatief betrokken zijn, over bedoeld initiatief in.
§ 2. Er wordt een begeleidingscomité opgericht en belast met de opvolging van het ontwikkelingsplan zodra de ontwerper ervan aangewezen is. Er wordt slechts één ontwerper voor de opmaak van het ontwikkelingsplan aangewezen.
Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de territoriaal betrokken gemeenten en uit de ontwerper van het ontwikkelingsplan. Er wordt met raadgevende stem aan deelgenomen door de vertegenwoordigers van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4 en door de betrokken gemachtigde ambtenaar (ambtenaren). Elke persoon of instantie die nuttig geacht wordt voor de opmaak van het plan kan door het comité opgeroepen worden.
Het comité vergadert minstens :
1° na de aanwijzing van de erkende projectontwerper;
2° voor de aanneming van het ontwerp van plan door de gemeenteraden;
3° voor de definitieve aanneming van het plan door de gemeenteraden.
Afgezien van gevallen van vrijstelling wordt voor het voorontwerp van plan een milieueffectenrapport opgemaakt.
§ 3. Op basis van een verslag van het begeleidingscomité nemen de gemeenteraden, elk wat hem betreft, het ontwerp-ontwikkelingsplan aan, evenals, in voorkomend geval, de (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen en de gemeentelijke leidraden die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien of opgeheven dienen te worden. Elk gemeentecollege onderwerpt ze, in voorkomend geval samen met het milieueffectenverslag, aan een openbaar onderzoek. Die procedures worden op het grondgebied van elke betrokken gemeente binnen dezelfde termijnen georganiseerd.
De gemeentecolleges belasten het begeleidingscomité ermee, het ontwerp en de lijst, bedoeld in lid 1, samen met het milieueffectenverslag, ter advies voor te leggen aan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, aan de Beleidsgroep Leefmilieu, aan de gemeentelijke commissies, aan de personen en instanties die de gemeenteraden nuttig achten te raadplegen, en aan de gemeenteraden van de aangrenzende gemeenten die niet bij het plan betrokken zijn. De adviezen worden binnen de vijfenveertig dagen na versturen van de aanvraag ingediend, behoudens de adviezen van de aangrenzende gemeenten, welke in een termijn van zestig dagen na versturen van de aanvragen overgemaakt worden. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht.
§ 4. Elk wat hem betreft, nemen de gemeenteraden definitief het ontwikkelingsplan aan en, in voorkomend geval, heffen ze de plannen en leidraden, vermeld in de lijst bedoeld in paragraaf 3, op. Wanneer het meergemeentelijk ontwikkelingsplan het grondgebied van een gemeente afdekt die onderworpen is aan een gemeentelijk ontwikkelingsplan, heft de gemeenteraad het gemeentelijk ontwikkelingsplan op. Wanneer het meergemeentelijk ontwikkelingsplan een grondgebied afdekt dat reeds onder een ander meergemeentelijk ontwikkelingsplan valt, heft de gemeenteraad, onverminderd artikel D.II.15, § 2, lid 3, laatstgenoemd plan voor dat deel op dat onder het nieuwe meergemeentelijk ontwikkelingsplan valt.
De gemeenteraden belasten het begeleidingscomité ermee, het ontwikkelingsplan en, in voorkomend geval, het milieueffectenverslag en de lijst bedoeld in paragraaf 3, lid 1, samen met de procedurestukken over te maken aan de gemachtigd ambtenaar en aan het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.
Binnen de vijfenveertig dagen na het versturen van het dossier bedoeld in lid 2 richt(en) de gemachtigd(e) ambtenaar (-aren) zijn (hun) advies aan de Regering. Zoniet wordt hun advies gunstig geacht.
§ 5. De beslissing van de gemeenteraad wordt door de Regering goedgekeurd of geweigerd, per besluit verstuurd binnen de honderdenvijf dagen na de ontvangst van het dossier door het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4. Het weigeren van de goedkeuring wordt enkel uitgesproken wegens overtreding van het Wetboek of wegens een duidelijke beoordelingsfout of om reden van niet-inachtneming van één van de voorwaarden van paragraaf 6.
§ 6. Wanneer één of meerdere gemeenteraden het meergemeentelijk ontwikkelingsplan niet hebben aangenomen, kan de Regering na advies van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, beslissen om goedkeuring te verlenen aan de beslissing van de gemeenteraad tot definitieve aanneming van het plan voor zover :
1° de meergemeentelijke doelstellingen bedoeld in artikel D.II.6, § 2, 1°, niet bedreigd zijn;
2° de nadere regels bedoeld in paragraaf 1 in acht worden genomen;
3° de gemeentelijke grondgebieden waarop het aangenomen plan van toepassing is aangrenzend zijn en betrekking hebben op het grondgebied of deel ervan, van meerdere gemeenten.
De Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening maakt zijn advies binnen de dertig dagen na versturen van het verzoek van de Regering over. Zoniet wordt het advies van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening gunstig geacht.
Als het grondgebied waarop het aangenomen plan van toepassing is, enkel het gehele grondgebied van één enkele gemeente afdekt, kan de Regering beslissen om de beslissing van de gemeenteraad en het plan goed te keuren als gemeentelijk ontwikkelingsplan.
§ 7. Zodra de termijn bedoeld in paragraaf 5 verstreken is, wordt het ontwikkelingsplan goedgekeurd geacht en de opheffing van de ontwikkelingsplannen en leidraden bedoeld in paragraaf 4, lid 1, wordt goedgekeurd geacht.
Deze termijn kan bij een met redenen omkleed besluit één keer met dertig dagen verlengd worden.
Als de Regering vaststelt dat het ontwikkelingsplan niet overeenkomstig de paragrafen 5 of 6 goedgekeurd kan worden, kan zij, voor het nemen van haar beslissing, van het begeleidingscomité de documenten vragen tot wijziging van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan en, in voorkomend geval, een aanvullend milieueffectenverslag. De procedure tot aanneming van het plan wordt bij de stap hernomen waar de Regering de tekortkomingen heeft vastgesteld.
De in het derde lid bedoelde procedure kan slechts één keer hernomen worden.
De beslissingen van de gemeenteraden en van de Regering worden bekendgemaakt.
Art. D.II.7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan wordt op initiatief van de gemeenten opgemaakt, volgens de nadere regels die zij bepalen. In die nadere regels wordt met name ingegaan op de criteria of grenswaarden krachtens of vanaf welke van de procedure wordt afgezien bij weigeren of afbreken van het ontwerp van plan of van het plan zelf door de gemeenteraad van één of van meerdere gemeenten, op de termijnen die iedere gemeenteraad moet naleven om het ontwerp van plan of het plan zelf aan te nemen, op de regels die gevolgd dienen te worden indien een gemeenteraad in gebreke blijft, en op de nadere werkingsregels van het begeleidingscomité. Per schrijven lichten de gemeenten de aangrenzende gemeenten die niet bij hun initiatief betrokken zijn, over bedoeld initiatief in. § 2. Er wordt een begeleidingscomité opgericht en belast met de opvolging van het ontwikkelingsplan zodra de ontwerper ervan aangewezen is. Er wordt slechts één ontwerper voor de opmaak van het ontwikkelingsplan aangewezen. Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de territoriaal betrokken gemeenten en uit de ontwerper van het ontwikkelingsplan. Er wordt met raadgevende stem aan deelgenomen door de vertegenwoordigers [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1. Elke persoon of instantie die nuttig geacht wordt voor de opmaak van het plan kan door het comité opgeroepen worden. Het comité vergadert minstens : 1° na de aanwijzing van de erkende projectontwerper; 2° voor de aanneming van het ontwerp van plan door de gemeenteraden; 3° voor de definitieve aanneming van het plan door de gemeenteraden. Afgezien van gevallen van vrijstelling wordt voor het voorontwerp van plan een milieueffectenrapport opgemaakt. § 3. Op basis van een verslag van het begeleidingscomité nemen de gemeenteraden, elk wat hem betreft, het ontwerp-ontwikkelingsplan aan, evenals, in voorkomend geval, de (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen en de gemeentelijke leidraden die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien of opgeheven dienen te worden. Elk gemeentecollege onderwerpt ze, in voorkomend geval samen met het milieueffectenverslag, aan een openbaar onderzoek. Die procedures worden op het grondgebied van elke betrokken gemeente binnen dezelfde termijnen georganiseerd. De gemeentecolleges belasten het begeleidingscomité ermee, het ontwerp en de lijst, bedoeld in lid 1, samen met het milieueffectenverslag, ter advies voor te leggen aan de [1 Adviesraad]1, aan de Beleidsgroep Leefmilieu, aan de gemeentelijke commissies, aan de personen en instanties [2 die de gemeenteraden nuttig achten te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht]2, en aan de gemeenteraden van de aangrenzende gemeenten die niet bij het plan betrokken zijn. De adviezen worden binnen de vijfenveertig dagen na versturen van de aanvraag ingediend, behoudens de adviezen van de aangrenzende gemeenten, welke in een termijn van zestig dagen na versturen van de aanvragen overgemaakt worden. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht. § 4. Elk wat hem betreft, nemen de gemeenteraden definitief het ontwikkelingsplan aan en, in voorkomend geval, heffen ze de plannen en leidraden, vermeld in de lijst bedoeld in paragraaf 3, op. Wanneer het meergemeentelijk ontwikkelingsplan het grondgebied van een gemeente afdekt die onderworpen is aan een gemeentelijk ontwikkelingsplan, heft de gemeenteraad het gemeentelijk ontwikkelingsplan op. Wanneer het meergemeentelijk ontwikkelingsplan een grondgebied afdekt dat reeds onder een ander meergemeentelijk ontwikkelingsplan valt, heft de gemeenteraad, onverminderd artikel D.II.15, § 2, lid 3, laatstgenoemd plan voor dat deel op dat onder het nieuwe meergemeentelijk ontwikkelingsplan valt. De gemeenteraden belasten het begeleidingscomité ermee, het ontwikkelingsplan en, in voorkomend geval, het milieueffectenverslag en de lijst bedoeld in paragraaf 3, lid 1, samen met de procedurestukken over te maken [1 aan de Regering]1. [1 ...]1 § 5. De beslissing van de gemeenteraad wordt door de Regering goedgekeurd of geweigerd, per besluit verstuurd binnen de honderdenvijf dagen na de ontvangst van het dossier [1 ...]1. Het weigeren van de goedkeuring wordt enkel uitgesproken wegens overtreding van het Wetboek of wegens een duidelijke beoordelingsfout of om reden van niet-inachtneming van één van de voorwaarden van paragraaf 6. § 6. [3 Indien slechts enkele van de betrokken gemeenteraden het meergemeentelijk ontwikkelingsplan hebben aangenomen,]3 kan de Regering na advies van de [1 Adviesraad]1, beslissen om goedkeuring te verlenen aan de beslissing van de gemeenteraad tot definitieve aanneming van het plan voor zover : 1° de meergemeentelijke doelstellingen bedoeld in artikel D.II.6, § 2, 1°, niet bedreigd zijn; 2° de nadere regels bedoeld in paragraaf 1 in acht worden genomen; 3° de gemeentelijke grondgebieden waarop het aangenomen plan van toepassing is aangrenzend zijn en betrekking hebben op het grondgebied of deel ervan, van meerdere gemeenten. De [1 Adviesraad]1 maakt zijn advies binnen de dertig dagen na versturen van het verzoek van de Regering over. Zoniet wordt het advies van de [1 Adviesraad]1 gunstig geacht. Als het grondgebied waarop het aangenomen plan van toepassing is, enkel het gehele grondgebied van één enkele gemeente afdekt, kan de Regering beslissen om de beslissing van de gemeenteraad en het plan goed te keuren als gemeentelijk ontwikkelingsplan. § 7. Zodra de termijn bedoeld in paragraaf 5 verstreken is, wordt het ontwikkelingsplan goedgekeurd geacht en de opheffing van de ontwikkelingsplannen en leidraden bedoeld in paragraaf 4, lid 1, wordt goedgekeurd geacht. Deze termijn kan bij een met redenen omkleed besluit één keer met dertig dagen verlengd worden. Als de Regering vaststelt dat het ontwikkelingsplan niet overeenkomstig de paragrafen 5 of 6 goedgekeurd kan worden, kan zij, voor het nemen van haar beslissing, van het begeleidingscomité de documenten vragen tot wijziging van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan en, in voorkomend geval, een aanvullend milieueffectenverslag. De procedure tot aanneming van het plan wordt bij de stap hernomen waar de Regering de tekortkomingen heeft vastgesteld. [3 ...]3 De beslissingen van de gemeenteraden en van de Regering worden bekendgemaakt.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 67, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 85, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 14, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 3. - Herziening
Art. D.II.8. § 1. De regels voor de opmaak van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan gelden ook voor de herziening ervan.
Wanneer de herziening een gemeente betreft, zijn, in afwijking van lid 1, de bepalingen tot regeling van de opmaak van gemeentelijk ontwikkelingsplan van toepassing. In dat geval oordeelt de Regering, naast de verificatie bedoeld in artikel D.II.12, § 5, of de meergemeentelijke doelstellingen bedoeld in artikel D.II.6, § 2, 1°, bedreigd zijn en weigert, in voorkomend geval, de herziening goed te keuren.
§ 2. Als het een gedeeltelijke herziening van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan betreft, worden in het herzieningsdossier worden enkel de elementen in verband met de overwogen herziening opgenomen.
Art. D_II.8.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De regels voor de opmaak van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan gelden ook voor de herziening ervan [1 , indien de herziening meerdere gemeenten betreft]1. Wanneer de herziening een gemeente betreft, zijn, in afwijking van lid 1, de bepalingen tot regeling van de opmaak van gemeentelijk ontwikkelingsplan van toepassing. In dat geval oordeelt de Regering, naast de verificatie bedoeld in artikel D.II.12, § 5, of de meergemeentelijke doelstellingen bedoeld in artikel D.II.6, § 2, 1°, bedreigd zijn en weigert, in voorkomend geval, de herziening goed te keuren. § 2. Als het een gedeeltelijke herziening van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan betreft, worden in het herzieningsdossier worden enkel de elementen in verband met de overwogen herziening opgenomen.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK III. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Algemeen
Art. D.II.9. Een gemeente kan een gemeentelijk ontwikkelingsplan aannemen, dat het geheel van het gemeentelijk grondgebied afdekt, alsook één of meerdere lokale beleidsontwikkelingsplannen.
Afdeling 2. - Begripsomschrijving en inhoud
Onderafdeling 1. - Gemeentelijk ontwikkelingsplan
Art. D.II.10. § 1. Het gemeentelijk ontwikkelingsplan omschrijft op grond van een contextueel onderzoek de opties inzake ruimtelijk beleid voor het geheel van het gemeentelijk grondgebied op schaal van het gemeentelijk grondgebied.
In het contextueel onderzoek wordt ingegaan op de voornaamste ruimtelijke vraagstukken, op de perspectieven en behoeften inzake samenleving, economie, demografie, energie, erfgoed, leefmilieu en mobiliteit en verder nog op het potentieel van het gebied en de drukkende factoren die erop wegen.
§ 2. In de beleidsopties inzake het gemeentelijk ontwikkelingsplan worden omschreven :
1° de gemeentelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en ontwikkeling op gemeentelijke schaal, en de wijze waarop de gewestelijke doelstellingen inzake ruimtelijk ontwikkelingsplan of, in voorkomend geval, de meergemeentelijke doelstellingen van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan ingepast worden;
2° de beginselen voor de implementatie van de doelstellingen, meer bepaald met het oog op sterkere centrumfuncties in stedelijk en landelijk gebied;
3° de ruimtelijke structuur.
De gewestelijke of meergemeentelijke doelstellingen bedoeld in lid 1, 1°, hebben betrekking op het gemeentelijk grondgebied en liggen ten grondslag aan de voornaamste oriëntaties ervan.
De gemeentelijke doelstellingen bedoeld in lid 1, 1°, beogen :
1° de stedelijke versnippering te bestrijden en rationeel gebruik van het grondgebied en de hulpbronnen te bevorderen;
2° de sociaal-economische ontwikkeling en de aantrekkelijkheid van het gebied te bevorderen;
3° in te zetten op het kwalitatief beheer van de leefomgeving;
4° de mobiliteit te beheren.
Met de in lid 1, 3°, bedoelde ruimtelijke structuur worden in kaart gebracht :
1° de gebouwde structuur, met inbegrip van de te versterken kernen;
2° de landschapsstructuur;
3° de verkeersnetten en de leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen.
In de ruimtelijke structuur worden de locaties opgenomen die erkend zijn krachtens de wet van 12 juli 1973 inzake natuurbehoud, evenals de door de Regering aangenomen ecologische doorgangsgebieden, waarbij rekening wordt gehouden met hun biologische waarde en hun continuïteit met het oog op een over het gemeentelijk gebied heen samenhangende dichte vermazing.
§ 3. Het gemeentelijk ontwikkelingsplan kan :
1° beheers- en programmeringsmaatregelen bevatten met betrekking tot de ontsluitingsbeginselen en de ruimtelijke structuur zoals bedoeld in paragraaf 2, lid 1, 2° en 3°;
2° voorstellen verwoorden voor de herziening van het gewestplan, met name de gebieden van gemeentelijk belang en de lijst van (meer)gemeentelijke plannen voor wat betreft het betrokken gemeentelijk grondgebied en de plaatselijke beleidsontwikkelingsgebieden en gemeentelijke leidraad die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien of opgeheven moeten worden.
Art. D.II.10_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Het gemeentelijk ontwikkelingsplan omschrijft op grond van een contextueel onderzoek de opties inzake ruimtelijk beleid voor het geheel van het gemeentelijk grondgebied op schaal van het gemeentelijk grondgebied. In het contextueel onderzoek wordt ingegaan op de voornaamste ruimtelijke vraagstukken, op de perspectieven en behoeften inzake samenleving, economie, demografie, energie, erfgoed, [2 landschap,]2 leefmilieu en mobiliteit en verder nog op het potentieel van het gebied en de drukkende factoren die erop wegen. § 2. In de beleidsopties inzake het gemeentelijk ontwikkelingsplan worden omschreven : 1° de gemeentelijke doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en ontwikkeling op gemeentelijke schaal, en de wijze waarop de gewestelijke doelstellingen inzake ruimtelijk ontwikkelingsplan of, in voorkomend geval, de meergemeentelijke doelstellingen van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan ingepast worden; 2° de beginselen voor de implementatie van de doelstellingen, meer bepaald met het oog op sterkere centrumfuncties in stedelijk en landelijk gebied; 3° de ruimtelijke structuur. De gewestelijke of meergemeentelijke doelstellingen bedoeld in lid 1, 1°, hebben betrekking op het gemeentelijk grondgebied en liggen ten grondslag aan de voornaamste oriëntaties ervan. De gemeentelijke doelstellingen bedoeld in lid 1, 1°, beogen : 1° de stedelijke versnippering te bestrijden en rationeel gebruik van het grondgebied en de hulpbronnen te bevorderen; 2° de sociaal-economische ontwikkeling en de aantrekkelijkheid van het gebied te bevorderen; 3° in te zetten op het kwalitatief beheer van de leefomgeving; 4° de mobiliteit te beheren [2 ;]2 [2 5° de bescherming tegen extreme weersituaties.]2 Met de in lid 1, 3°, bedoelde ruimtelijke structuur worden in kaart gebracht : 1° de gebouwde structuur, met inbegrip van de te versterken kernen; 2° de landschapsstructuur; 3° de verkeersnetten en de leidingen voor het vervoer van vloei- en energiestoffen. In de ruimtelijke structuur worden de locaties opgenomen die erkend zijn krachtens de wet van 12 juli 1973 inzake natuurbehoud, evenals de door [1 het Waals Gewest]1 aangenomen ecologische doorgangsgebieden, waarbij rekening wordt gehouden met hun biologische waarde en hun continuïteit met het oog op een over het gemeentelijk gebied heen samenhangende dichte vermazing. § 3. Het gemeentelijk ontwikkelingsplan kan : 1° beheers- en programmeringsmaatregelen bevatten met betrekking tot de ontsluitingsbeginselen en de ruimtelijke structuur zoals bedoeld in paragraaf 2, lid 1, 2° en 3°; 2° voorstellen verwoorden voor de herziening van het gewestplan, met name de gebieden van gemeentelijk belang en de lijst van (meer)gemeentelijke plannen voor wat betreft het [2 ...]2 gemeentelijk grondgebied en de plaatselijke beleidsontwikkelingsgebieden en gemeentelijke leidraad die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien of opgeheven moeten worden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 68, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 16, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Onderafdeling 2. - Lokaal beleidsontwikkelingsplan
Art. D.II.11. § 1. Het lokaal beleidsontwikkelingsplan bepaalt de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw voor een deel van het gemeentelijk grondgebied.
§ 2. Op grond van een contextueel onderzoek op schaal van het betrokken gebied, dat de voornaamste ruimtelijke vraagstukken bevat, evenals het potentieel van het gebied en de factoren die erop wegen, omvat dit beleidsontwikkelingsplan:
1° de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw voor het deel van het betrokken gebied;
2° de beleidskaart, met :
a) het wegennet;
b) de technische infrastructuren en netten, met inbegrip van de infrastructuren voor het beheer van afval- en hemelwater;
c) de openbare ruimten en de groengebieden;
d) de bestemmingen per gebied en, voor de woonbestemmingen, de vooropgestelde dichtheid voor de onbebouwde of te herstellen terreinen, of voor de bebouwde gehelen van meer dan twee hectare die geherstructureerd dienen te worden;
e) de ecologische structuur;
f) in voorkomend geval, de krachtlijnen van het landschap;
g) wanneer overwogen wordt, artikel D.IV.3, lid 1, 6°, toe te passen, de grenzen van de op te richten kavels;
h) in voorkomend geval, de fasering van de ontsluiting van het ontwikkelingsplan;
3° wanneer overwogen wordt, artikel D.IV.3, lid 1, 6°, toe te passen, alle informatie met betrekking tot de vestiging en de hoogte van de constructies en bouwwerken, de wegen en de openbare ruimten, evenals met betrekking tot de integratie van de technische uitrustingen.
§ 3. Het lokaal beleidsontwikkelingsplan kan :
1° informatie bevatten met betrekking tot de vestiging en de hoogte van de constructies en bouwwerken, de wegen en de openbare ruimten, evenals met betrekking tot de integratie van de technische uitrustingen;
2° de lokale beleidsontwikkelingsplannen en de gemeentelijke leidraad die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien of opgeheven moeten worden, oplijsten.
Afdeling 3. - Procedure
Art. D.II.12.§ 1. Behoudens in de gevallen bedoeld in de artikelen D.II.21, § 3, 4°, D.II.32 en D.II.42 wordt het gemeentelijk ontwikkelingsplan of het lokaal beleidsontwikkelingsplan op initiatief van de gemeenteraad vastgesteld.
Elke publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een zakelijk recht op één of meerdere percelen van meer dan twee hectare uit één stuk kan de gemeenteraad een voorontwerp van lokaal beleidsontwikkelingsplan voorstellen.
Binnen de zestig dagen na de ontvangst van het voorstel tot voorontwerp van lokaal beleidsontwikkelingsplan stemt de gemeenteraad al dan niet in met het vervolg van de procedure en licht er de natuurlijke of rechtspersoon over in; bij instemming wordt de procedure voor de aanneming van het lokaal beleidsontwikkelingsplan overeenkomstig de paragrafen 2 tot 5 voortgezet. Bij ontstentenis van een bericht binnen een termijn van zestig dagen, wordt het voorstel verworpen geacht.
§ 2. Behoudens in geval van vrijstelling wordt er een milieueffectenverslag over het voorontwerp van beleidsontwikkelingsplan opgemaakt, in voorkomend geval op initiatief en op kosten van de natuurlijke of rechtspersoon.
§ 3. De gemeenteraad neemt het ontwerp van gemeentelijk ontwikkelingsplan of lokaal beleidsontwikkelingsplan aan, evenals, in voorkomend geval, de meergemeentelijke ontwikkelingsplannen en de lokale beleidsontwikkelingsplannen en de gemeentelijke leidraad die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien of opgeheven dienen te worden. Hij belast het college ermee, het samen met het milieueffectenverslag aan een openbaar onderzoek te onderwerpen.
Indien overwogen wordt een erkenningsomtrek vast te stellen in het kader van de procedure voor de opmaak van het lokaal beleidsontwikkelingsplan, worden de gegevens bedoeld bij het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1 bij het ontwerp-plan gevoegd. De erkenningsomtrek kan verschillen van de omtrek van het lokaal beleidsontwikkelingsplan.
De adviezen van de gemeentelijke commissie of, bij ontstentenis, van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, van de Beleidsgroep Leefmilieu, en van de personen en instanties wier raadpleging de gemeenteraad nuttig acht, worden binnen de vijfenveertig dagen na verzending van het verzoek van het college overgemaakt. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht.
§ 4. De gemeenteraad neemt het gemeentelijk ontwikkelingsplan of het lokaal beleidsontwikkelingsplan aan, en heft, in voorkomend geval, de meergemeentelijke ontwikkelingsplannen en de lokale beleidsontwikkelingsplannen en de gemeentelijke leidraad, opgenomen in de lijst bedoeld in paragraaf 3, lid 1 op. Wanneer er een meergemeentelijk ontwikkelingsplan voorhanden is, dat het grondgebied van de gemeente geheel of gedeeltelijk afdekt, heft de gemeenteraad, onverminderd artikel D.II.15, § 2, lid 3, laatstgenoemd plan voor dat deel op dat onder het nieuwe meergemeentelijk ontwikkelingsplan valt.
De gemeenteraad belast het gemeentecollege ermee, het ontwikkelingsplan, in voorkomend geval, het milieueffectenverslag en de lijst bedoeld in paragraaf 3, lid 1, samen met de procedurestukken over te maken aan de gemachtigd ambtenaar en aan het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.
Binnen de vijfenveertig dagen na het versturen van het dossier bedoeld in lid 2 richt de gemachtigd ambtenaar het samen met zijn advies aan de Regering. Bij ontstentenis wordt het advies van de gemachtigd ambtenaar gunstig geacht.
§ 5. De beslissing van de gemeenteraad wordt door de Regering goedgekeurd of verworpen, per besluit verstuurd binnen de negentig dagen na de ontvangst van het dossier door het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4. Het verwerpen van de goedkeuring wordt enkel uitgesproken wegens overtreding van het Wetboek of wegens een duidelijke beoordelingsfout.
Zodra de termijn bedoeld in lid 1 verstreken is, wordt het ontwikkelingsplan goedgekeurd geacht en de opheffing van de meergemeentelijke ontwikkelingsplannen en lokale beleidsontwikkelingsplannen en de gemeentelijke leidraad bedoeld in paragraaf 4, lid 1, wordt goedgekeurd geacht.
Deze termijn kan bij een met redenen omkleed besluit één keer met dertig dagen verlengd worden.
Als de Regering vaststelt dat het ontwikkelingsplan niet overeenkomstig lid 1 goedgekeurd kan worden, kan zij, voor het nemen van haar beslisising, van het gemeentecollege de documenten vragen tot wijziging van het ontwikkelingsplan en, in voorkomend geval, een aanvullend milieueffectenverslag. De procedure tot aanneming van het ontwikkelingsplan wordt bij de stap hernomen waar de Regering de tekortkomingen heeft vastgesteld.
De in het vierde lid bedoelde procedure kan slechts één keer hernomen worden.
Het regeringsbesluit dat de gegevens bevat betreffende de erkenningsomtrek, geldt als erkenningsomtrek in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1. In dat geval wordt van het plan betreffende de erkenning van het gebied kennis gegeven aan de leidend ambtenaar en aan de operator in de zin van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid.
De beslissingen van de gemeenteraad en van de Regering worden bekendgemaakt.
----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art.85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. D.II.12_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Behoudens in de gevallen bedoeld in de artikelen D.II.21, § 3, 4°, D.II.32 en D.II.42 wordt het gemeentelijk ontwikkelingsplan of het lokaal beleidsontwikkelingsplan op initiatief van de gemeenteraad vastgesteld. Elke publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een zakelijk recht op één of meerdere percelen van meer dan twee hectare uit één stuk kan de gemeenteraad een voorontwerp van lokaal beleidsontwikkelingsplan voorstellen. Binnen de zestig dagen na de ontvangst van het voorstel tot voorontwerp van lokaal beleidsontwikkelingsplan stemt de gemeenteraad al dan niet in met het vervolg van de procedure en licht er de natuurlijke of rechtspersoon over in; bij instemming wordt de procedure voor de aanneming van het lokaal beleidsontwikkelingsplan overeenkomstig de paragrafen 2 tot 5 voortgezet. Bij ontstentenis van een bericht binnen een termijn van zestig dagen, wordt het voorstel verworpen geacht. § 2. Behoudens in geval van vrijstelling wordt er een milieueffectenverslag over het voorontwerp van beleidsontwikkelingsplan opgemaakt, in voorkomend geval op initiatief en op kosten van de natuurlijke of rechtspersoon. § 3. De gemeenteraad neemt het ontwerp van gemeentelijk ontwikkelingsplan of lokaal beleidsontwikkelingsplan aan, evenals, in voorkomend geval, de [4 plannen en/of leidraden]4 die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien of opgeheven dienen te worden. Hij belast het college ermee, het samen met het milieueffectenverslag aan een openbaar onderzoek te onderwerpen. Indien overwogen wordt een erkenningsomtrek vast te stellen in het kader van de procedure voor de opmaak van het lokaal beleidsontwikkelingsplan, worden de gegevens bedoeld bij het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1 bij het ontwerp-plan gevoegd. De erkenningsomtrek kan verschillen van de omtrek van het lokaal beleidsontwikkelingsplan. De adviezen van de gemeentelijke commissie of, bij ontstentenis, van de [2 Adviesraad]2, van de Beleidsgroep Leefmilieu, en van de personen en instanties [3 wier raadpleging de gemeenteraad nuttig acht of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht]3, worden binnen de vijfenveertig dagen na verzending van het verzoek van het college overgemaakt. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht. § 4. De gemeenteraad neemt het gemeentelijk ontwikkelingsplan of het lokaal beleidsontwikkelingsplan aan, en heft, in voorkomend geval, [4 de in de lijst opgenomen plannen en/of leidraden]4 op. Wanneer er een meergemeentelijk ontwikkelingsplan voorhanden is, dat het grondgebied van de gemeente geheel of gedeeltelijk afdekt, heft de gemeenteraad, onverminderd artikel D.II.15, § 2, lid 3, laatstgenoemd plan voor dat deel op dat onder het nieuwe meergemeentelijk ontwikkelingsplan valt. De gemeenteraad belast het gemeentecollege ermee, het ontwikkelingsplan, in voorkomend geval, het milieueffectenverslag en de lijst bedoeld in paragraaf 3, lid 1, samen met de procedurestukken over te maken [2 aan de Regering]2. [2 ...]2 § 5. De beslissing van de gemeenteraad wordt door de Regering goedgekeurd of verworpen, per besluit verstuurd binnen de negentig dagen na de ontvangst van het dossier [2 ...]2. Het verwerpen van de goedkeuring wordt enkel uitgesproken wegens overtreding van het Wetboek of wegens een duidelijke beoordelingsfout. Zodra de termijn bedoeld in lid 1 verstreken is, wordt het ontwikkelingsplan goedgekeurd geacht en de opheffing van de [4 plannen en/of leidraden]4 bedoeld in paragraaf 4, lid 1, wordt goedgekeurd geacht. Deze termijn kan bij een met redenen omkleed besluit één keer met dertig dagen verlengd worden. Als de Regering vaststelt dat het ontwikkelingsplan niet overeenkomstig lid 1 goedgekeurd kan worden, kan zij, voor het nemen van haar beslisising, van het gemeentecollege de documenten vragen tot wijziging van het ontwikkelingsplan en, in voorkomend geval, een aanvullend milieueffectenverslag. De procedure tot aanneming van het ontwikkelingsplan wordt bij de stap hernomen waar de Regering de tekortkomingen heeft vastgesteld. [4 ...]4 Het regeringsbesluit dat de gegevens bevat betreffende de erkenningsomtrek, geldt als erkenningsomtrek in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1. In dat geval wordt van het plan betreffende de erkenning van het gebied kennis gegeven [2 ...]2 aan de operator in de zin van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid. De beslissingen van de gemeenteraad en van de Regering worden bekendgemaakt. ----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art.85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 69, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2020-12-10/38, art. 86, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<DDG 2022-11-21/08, art. 17, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 4. - Herziening
Afdeling 4._DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP
Art. D.II.13. De regels voor de opmaak van het gemeentelijk ontwikkelingsplan gelden ook voor de herziening ervan.
Als het een gedeeltelijke herziening van het ontwikkelingsplan betreft, worden in het herzieningsdossier enkel de elementen in verband met de overwogen herziening opgenomen.
HOOFDSTUK IV. - Opvolging van de milieueffecten
Art. D.II.14. Het gemeentecollege richt minstens één keer in haar ambtsperiode een globaal verslag aan de gemeenteraad over de opvolging van de significante milieueffecten van de tenuitvoerlegging van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het gemeentelijk ontwikkelingsplan of het lokaal beleidsontwikkelingsplan dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een milieubeoordeling, alsook over de eventueel te treffen correctiemaatregelen. Het publiek wordt voorgelicht volgens de nadere regels bedoeld in artikel L1133-1 van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisatie.
Art. D.II.14_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Het gemeentecollege richt minstens één keer in haar ambtsperiode een globaal verslag aan de gemeenteraad over de opvolging van de significante milieueffecten van de tenuitvoerlegging van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het gemeentelijk ontwikkelingsplan of het lokaal beleidsontwikkelingsplan dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een milieubeoordeling, alsook over de eventueel te treffen correctiemaatregelen. Het publiek wordt voorgelicht volgens de nadere regels bedoeld in [1 artikel 74 van het gemeentedecreet van 23 april 2018]1.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 70, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK V. - Opheffing
Art. D.II.15. § 1. Wanneer zij achten dat de doelstellingen van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan zijn voorbijgestreefd, kunnen de gemeenteraden ze geheel of gedeeltelijk opheffen.
De regels voor de opmaak van het ontwikkelingsplan gelden ook voor de opheffing ervan.
Een meergemeentelijk ontwikkelingsplan kan evenwel bij de aanneming of de herziening van een ander meergemeentelijk ontwikkelingsplan of van het gewestplan opgeheven worden, overeenkomstig de artikelen D.II.50, D.II.51 en D.II.52.
§ 2. Wanneer hij acht dat de doelstellingen van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan zijn voorbijgestreefd en de opheffing één enkele gemeente betreft, kan de gemeenteraad ze geheel of gedeeltelijk opheffen.
De regels voor de herziening van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, bedoeld in artikel D.II.8, § 1, lid 2, zijn van toepassing op de opheffing.
Een meergemeentelijk ontwikkelingsplan kan evenwel gedeeltelijk bij de aanneming of de herziening van een ander meergemeentelijk ontwikkelingsplan overeenkomstig artikelen D.II.7 of van een gemeentelijk ontwikkelingsplan overeenkomstig artikel D.II.12 opgeheven worden. In dat geval oordeelt de Regering, naast de verificatie bedoeld in artikel D.II.7, § 5, en D.II.12, § 5, of de meergemeentelijke doelstellingen bedoeld in artikel D.II.6, § 2, 1°, bedreigd zijn en weigert, in voorkomend geval, de opheffing goed te keuren.
§ 3. Wanneer hij acht dat de doelstellingen van een gemeentelijk ontwikkelingsplan of van een lokaal beleidsontwikkelingsplan zijn voorbijgestreefd, kan de gemeenteraad het geheel of gedeeltelijk opheffen.
De regels voor de opmaak van het ontwikkelingsplan gelden ook voor de opheffing ervan.
Een ontwikkelingsplan kan evenwel bij de aanneming of de herziening van een ander ontwikkelingsplan of van het gewestplan opgeheven worden, overeenkomstig de artikelen D.II.7, D.II.12, D.II.50, D.II.51 en D.II.52.
§ 4. In geval van opheffing blijven de bestemmingen van een lokaal beleidsontwikkelingsplan tot nadere omschrijving van een recreatiegebied, tot ontsluiting van een aan een gemeentelijke overlegprocedure onderworpen inrichtingsgebied met een bedrijfskarakter, tot nadere omschrijving van een parkgebied of tot ontsluiting van een aan een gemeentelijke overlegprocedure onderworpen inrichtingsgebied van toepassing en die gebieden blijven ontsloten in de zin van de artikelen D.II.27, D.II.32, § 1, lid 2, en § 2, D.II.40 en D.II.42, § 2.
§ 5. De doelstellingen bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 worden voorbijgestreefd geacht na achttien jaar te rekenen van de bekendmaking per uittreksel in het Belgisch Staatsblad van het regeringsbesluit tot goedkeuring van het ontwikkelingsplan of van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het bericht waaruit blijkt dat het ontwikkelingsplan goedgekeurd wordt geacht.
Art. D_II.15.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Wanneer zij achten dat de doelstellingen van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan zijn voorbijgestreefd, kunnen de gemeenteraden ze geheel of gedeeltelijk opheffen. De regels voor de opmaak van het ontwikkelingsplan gelden ook voor de opheffing ervan. [1 Voorts kan een meergemeentelijk ontwikkelingsplan geheel of gedeeltelijk opgeheven worden in de volgende gevallen : 1° bij de aanneming of herziening van het gewestplan; 2° bij de aanneming of herziening van een ander meergemeentelijk ontwikkelingsplan of van een gemeentelijk ontwikkelingsplan.]1 § 2. Wanneer hij acht dat de doelstellingen van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan zijn voorbijgestreefd en de opheffing één enkele gemeente betreft, kan de gemeenteraad ze geheel of gedeeltelijk opheffen. De regels voor de herziening van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, bedoeld in artikel D.II.8, § 1, lid 2, zijn van toepassing op de opheffing. [1 ...]1 [1 De Regering oordeelt, naast]1 de verificatie bedoeld in artikel D.II.7, § 5, en D.II.12, § 5, of de meergemeentelijke doelstellingen bedoeld in artikel D.II.6, § 2, 1°, bedreigd zijn en weigert, in voorkomend geval, de opheffing goed te keuren. § 3. Wanneer hij acht dat de doelstellingen van een gemeentelijk ontwikkelingsplan of van een lokaal beleidsontwikkelingsplan zijn voorbijgestreefd, kan de gemeenteraad het geheel of gedeeltelijk opheffen. De regels voor de opmaak van het ontwikkelingsplan gelden ook voor de opheffing ervan. Een ontwikkelingsplan kan evenwel bij de aanneming of de herziening van een ander ontwikkelingsplan of van het gewestplan opgeheven worden, overeenkomstig de artikelen D.II.7, D.II.12, D.II.50, D.II.51 en D.II.52. § 4. In geval van opheffing blijven de bestemmingen van een lokaal beleidsontwikkelingsplan tot nadere omschrijving van een recreatiegebied, tot ontsluiting van een aan een gemeentelijke overlegprocedure onderworpen inrichtingsgebied met een bedrijfskarakter, tot nadere omschrijving van een parkgebied of tot ontsluiting van een aan een gemeentelijke overlegprocedure onderworpen inrichtingsgebied van toepassing en die gebieden blijven ontsloten in de zin van de artikelen D.II.27, D.II.32, § 1, lid 2, en § 2, D.II.40 en D.II.42, § 2. § 5. De doelstellingen bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 worden voorbijgestreefd geacht na achttien jaar te rekenen van de bekendmaking per uittreksel in het Belgisch Staatsblad van het regeringsbesluit tot goedkeuring van het ontwikkelingsplan of van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het bericht waaruit blijkt dat het ontwikkelingsplan goedgekeurd wordt geacht.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 18, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK VI. - Juridische gevolgen en hiërarchie
Afdeling 1. - Rechtsgevolgen
Art. D.II.16. Ontwikkelingsplannen zijn enkel van informatieve aard.
Het ruimtelijk ontwikkelingsplan is van toepassing op het gewestplan, met inbegrip van het bodembestemmingsplan, op de ontwikkelingsplannen en de leidraden, evenals, in afwijking van lid 6, op de lokalisering van de projecten ten opzichte van artikel D.II.2, § 2, 3°, in het kader van de aanvragen voor desbetreffende stedenbouwkundige vergunningen en attesten nr. 2 ofwel :
1° met betrekking tot bouwwerken of nuts- of gemeenschapsvoorzieningen ofwel :
a) bedoeld in artikel D.IV.25;
b) betreffende een lijninfrastructuur beoogd bij de territoriale structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan;
c) opgenomen in het ruimtelijk ontwikkelingsplan ten opzichte van zijn afstraling op schaal van een ontwikkelingsruimte;
2° met het oog op de bebouwing van de gronden van meer dan 15 ha en met betrekking tot:
a) de bouw van woningen;
b) een oppervlakte bestemd voor de verkoop van kleinhandelsgoederen;
a) de bouw van kantoren;
d) een ontwerp dat twee of drie van deze bestemmingen combineert.
Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan is van toepassing op het gemeentelijk ontwikkelingsplan, op het lokaal beleidsontwikkelingsplan, op de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw, op de stedenbouwkundige vergunning en het stedenbouwkundig attest nr. 2.
Het gemeentelijk ontwikkelingsplan is van toepassing op het lokaal beleidsontwikkelingsplan, op de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw, op de stedenbouwkundige vergunning en het stedenbouwkundig attest nr. 2.
Het lokaal beleidsontwikkelingsplan is van toepassing op de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw, op de stedenbouwkundige vergunning en het stedenbouwkundig attest nr. 2.
De instrumenten voor ruimtelijk beleid worden naar de schaal van het betrokken grondgebied ingezet.
Art. D.II.16_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Ontwikkelingsplannen zijn enkel van informatieve aard. Het ruimtelijk ontwikkelingsplan is van toepassing op het gewestplan, met inbegrip van het bodembestemmingsplan, op de ontwikkelingsplannen en de leidraden, evenals, in afwijking van lid 6, op de lokalisering van de projecten ten opzichte van artikel D.II.2, § 2, 3°, in het kader van de aanvragen voor desbetreffende stedenbouwkundige vergunningen en attesten nr. 2 ofwel : 1° met betrekking tot bouwwerken of nuts- of gemeenschapsvoorzieningen ofwel : a) bedoeld in artikel [1 D.IV.22, eerste lid, 12°]1; b) betreffende een lijninfrastructuur beoogd bij de territoriale structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan; c) opgenomen in het ruimtelijk ontwikkelingsplan ten opzichte van zijn afstraling op schaal van een ontwikkelingsruimte; 2° met het oog op de bebouwing van de gronden van meer dan 15 ha en met betrekking tot: a) de bouw van woningen; b) een oppervlakte bestemd voor de verkoop van kleinhandelsgoederen; a) de bouw van kantoren; d) een ontwerp dat twee of drie van deze bestemmingen combineert. Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan is van toepassing op het gemeentelijk ontwikkelingsplan, op het lokaal beleidsontwikkelingsplan, op de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw, op de stedenbouwkundige vergunning en het stedenbouwkundig attest nr. 2. Het gemeentelijk ontwikkelingsplan is van toepassing op het lokaal beleidsontwikkelingsplan, op de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw, op de stedenbouwkundige vergunning en het stedenbouwkundig attest nr. 2. Het lokaal beleidsontwikkelingsplan is van toepassing op de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw, op de stedenbouwkundige vergunning en het stedenbouwkundig attest nr. 2. De instrumenten voor ruimtelijk beleid worden naar de schaal van het betrokken grondgebied ingezet.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 71, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 2. - Hiërarchie
Art. D.II.17. § 1. De instrumenten voor ruimtelijk beleid met een kleiner bereik richten zich naar de instrumenten voor ruimtelijk beleid met een groter bereik, indien bestaand.
Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het gemeentelijk ontwikkelingsplan en het lokaal beleidsontwikkelingsplan kunnen van het (de) instrument(en) voor ruimtelijk beleid met een groter bereik afwijken mits een motivering waaruit blijkt dat het ontwikkelingsplan :
1° de doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling en ordening, vervat in het instrument voor ruimtelijk beleid met een groter bereik, niet bedreigt;
2° bijdraagt tot de bescherming, het beheer en de inrichting van de bebouwde en onbebouwde landschappen.
§ 2. Bij onverenigbaarheid tussen een reeds bestaand instrument voor ruimtelijk beleid met een kleiner bereik en een instrument voor ruimtelijk beleid met een groter bereik dat later in werking treedt, geldt het instrument waarvan het bereik het grootst is.
Onverminderd de toepassing van artikel D.IV.15, lid 1, 1°, houdt het gemeentelijk ontwikkelingsplan op effect te sorteren op dat deel van het grondgebied dat valt onder een meergemeentelijk ontwikkelingsplan waarvan de aanneming recenter is dan die van eerstgenoemd ontwikkelingsplan.
Art. D_II.17.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De instrumenten voor ruimtelijk beleid met een kleiner bereik richten zich naar de instrumenten voor ruimtelijk beleid met een groter bereik, indien bestaand. Het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, het gemeentelijk ontwikkelingsplan en het lokaal beleidsontwikkelingsplan kunnen van het (de) instrument(en) voor ruimtelijk beleid met een groter bereik afwijken mits een motivering waaruit blijkt dat het ontwikkelingsplan : 1° de doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling en ordening, vervat in het instrument voor ruimtelijk beleid met een groter bereik, niet bedreigt; 2° bijdraagt tot de bescherming, het beheer en de inrichting van de bebouwde en onbebouwde landschappen. § 2. Bij onverenigbaarheid tussen een reeds bestaand instrument voor ruimtelijk beleid met een kleiner bereik en een instrument voor ruimtelijk beleid met een groter bereik dat later in werking treedt, geldt het instrument waarvan het bereik het grootst is. [1 Het gemeentelijk ontwikkelingsplan houdt]1 op effect te sorteren op dat deel van het grondgebied dat valt onder een meergemeentelijk ontwikkelingsplan waarvan de aanneming recenter is dan die van eerstgenoemd ontwikkelingsplan.
----------
(1)<DDG 2024-05-08/11, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
TITEL II. - Gewestplannen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. D.II.18. Het gewestplan bepaalt de inrichting van het grondgebied dat erdoor afgedekt wordt.
De Regering kan de indeling van het grondgebied in sectoren herzien volgens de bepalingen bedoeld in hoofdstuk III.
Art. D.II.19. Behalve voor de gebieden van de spoorweg- of luchthaveninfrastructuren en van de autonome havens waarvoor geen bestemming is voorzien, legt de Regering, na advies van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, de gebieden vast waarvoor een plan moet worden opgemaakt.
Art. D.II.19_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Behalve voor de gebieden van de spoorweg- of luchthaveninfrastructuren en van de autonome havens waarvoor geen bestemming is voorzien, legt de Regering, na advies van de [1 Adviesraad]1, de gebieden vast waarvoor een plan moet worden opgemaakt.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 72, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Afdeling 1. - Algemeen
Art. D.II.20. Het gewestplan richt zich naar het ruimtelijk ontwikkelingsplan.
Het gewestplan kan afwijken van het ruimtelijk ontwikkelingsplan mits een motivering waaruit blijkt dat het gewestplan :
1° de doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke ordening, vervat in het ruimtelijk ontwikkelingsplan, niet bedreigt;
2° bijdraagt tot de bescherming, het beheer of de inrichting van de bebouwde of onbebouwde landschappen.
Het gewestplan, met inbegrip van het bodembestemmingsplan, is van toepassing op het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, op het gemeentelijk ontwikkelingsplan, op het lokaal beleidsontwikkelingsplan, op de leidraden, op de stedenbouwkundige vergunning en op het stedenbouwkundig attest nr. 2.
Art. D.II.21. § 1. Het gewestplan bevat :
1° de verschillende bestemmingen van het grondgebied;
2° het bestaande en het geplande tracé of de plaatsvervangende reserveringsomtrek van het net van de voornaamste verkeerswegen en leidingen voor het vervoer van vloeistoffen, water uitgezonderd, en brandstoffen.
Onder reserveringsomtrek wordt dat deel van het grondgebied verstaan dat voorbehouden wordt voor de aanleg, de bescherming of de instandhouding van verkeersinfrastructuren en leidingen voor het vervoer van vloeistoffen of energie. De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere voorwaarden.
De Regering kan het net van de voornaamste verkeersinfrastructuren en leidingen voor het vervoer van vloei- en brandstoffen bedoeld in lid 1, 2°, bepalen.
§ 2. Het plan kan, in overdruk over voormelde gebiedsbestemmingenen, beschermingsomtrekken bevatten voor :
1° een buitengewoon vergezicht;
2° een ecologisch doorgangsgebied;
3° een waardevol landschap;
4° een waardevol cultureel, historisch of esthetisch element;
5° ontginningsuitbreidingen.
§ 3. Het plan kan bijkomende voorschriften bevatten voor :
1° een nadere bepaling of een specialisering van de bestemming van de gebieden;
2° de fasering van hun ingebruikname;
3° de omkeerbaarheid van de bestemmingen;
4° de verplichting om een lokaal beleidsontwikkelingsplan op te maken, voorafgaand aan de uitvoering ervan.
De bijkomende voorschriften wijken niet af van de gebiedsomschrijvingen.
§ 4. Op de kaart bij het gewestplan worden enkel de gegevens, bedoeld in de paragrafen 1 tot 3, opgenomen.
De Regering kan de doelstellingen en effecten van de beschermingsomtrekken en de grafische weergave van het gewestplan bepalen.
Art. D_II.21.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Het gewestplan bevat : 1° de verschillende bestemmingen van het grondgebied; 2° het bestaande en het geplande tracé of de plaatsvervangende reserveringsomtrek van het net van de voornaamste verkeerswegen en leidingen voor het vervoer van vloeistoffen, water uitgezonderd, en brandstoffen. Onder reserveringsomtrek wordt dat deel van het grondgebied verstaan dat voorbehouden wordt voor de aanleg, de bescherming of de instandhouding van verkeersinfrastructuren en leidingen voor het vervoer van vloeistoffen of energie. De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere voorwaarden. De Regering kan het net van de voornaamste verkeersinfrastructuren en leidingen voor het vervoer van vloei- en brandstoffen bedoeld in lid 1, 2°, bepalen. § 2. Het plan kan, in overdruk over voormelde gebiedsbestemmingenen, beschermingsomtrekken bevatten voor : 1° een buitengewoon vergezicht; 2° een ecologisch doorgangsgebied; 3° een waardevol landschap; 4° een waardevol cultureel, historisch of esthetisch element; 5° ontginningsuitbreidingen. § 3. Het plan kan bijkomende voorschriften bevatten voor : 1° een nadere bepaling of een specialisering van de bestemming van de gebieden; 2° de fasering van hun ingebruikname; 3° de omkeerbaarheid van de bestemmingen; 4° de verplichting om een lokaal beleidsontwikkelingsplan op te maken, voorafgaand aan de uitvoering ervan. De bijkomende voorschriften wijken niet af van de gebiedsomschrijvingen. § 4. Op de kaart bij het gewestplan worden enkel de gegevens, bedoeld in de paragrafen 1 tot 3, opgenomen. De Regering kan de doelstellingen en effecten van de beschermingsomtrekken en de grafische weergave van het gewestplan bepalen. [1 § 5. De Regering coördineert de gewestplannen die van toepassing zijn in het Duitse taalgebied; die gewestplannen worden gecoördineerde gewestplannen van de Duitstalige Gemeenschap genoemd.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 19, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Art. D.II.22. Toepassingsgebied.
Deze afdeling bevat de algemene voorschriften voor de weergave en de toepassing van de door de Regering vastgelegde gewestplannen.
Art. D.II.23.Indeling van het gewestplan in gebieden.
Het gewestplan bestaat uit gebieden die voor bebouwing bestemd zijn en uit gebieden die niet voor bebouwing bestemd zijn.
De volgende gebieden zijn voor bebouwing bestemd :
1° woongebieden;
2° woongebieden met een landelijk karakter;
[1 2°bis groene woongebieden;]1
3° gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
4° recreatiegebieden;
5° bedrijfsruimtes, namelijk :
a) de gemengde bedrijfsruimte;
b) de bedrijfsruimte met een industrieel karakter;
c) de specifieke bedrijfsruimte;
d) het gebied met een bedrijfskarakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is;
e) het gebied van aanhorigheden van ontginningen;
6° gebieden van gewestelijk belang;
7° gebieden van gemeentelijk belang.
De volgende gebieden zijn niet voor bebouwing bestemd :
1° landbouwgebieden;
2° bosgebieden;
3° groengebieden;
4° natuurgebieden;
5° parkgebieden;
6° ontginningsgebieden.
De gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, zijn bedoeld om elke bestemming te krijgen, waarvan sprake in de leden 2 en 3.
Onverminderd artikel D.II.21, § 1, lid 1, 2°, zijn de infrastructuurnetten voor het verkeer over de weg, het spoor en de waterweg en de infrastructuurnetten voor het vervoer van vloeistoffen en energie, met inbegrip van de privé-aansluitingen en toebehoren, verenigbaar met de bestemmingen van het gewestplan bedoeld in de leden 2 tot 4.
----------
(1)<DWG 2017-11-16/16, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
Art. D.II.24. Woongebieden.
Woongebieden zijn hoofdzakelijk voor wonen bestemd.
Ambachtelijke, dienstverlenende, verdelings-, onderzoeks- of klein-industriële activiteiten, sociaal-culturele inrichtingen, openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen en -bouwwerken, alsmede landbouwbedrijven en toeristische of recreatieve accommodatie kunnen er eveneens toegelaten worden voor zover ze de hoofdbestemming van het gebied niet in het gedrang brengen en verenigbaar zijn met de omgeving.
Woongebieden moeten ook voorzien in openbaar groen.
Art. D.II.25. Woongebieden met een landelijk karakter.
Woongebieden met een landelijk karakter zijn hoofdzakelijk bestemd voor verblijf en landbouwbedrijven, alsook voor hun diversificatie-activiteiten bepaald door de Regering overeenkomstig artikel D.II.36, § 3.
Ambachtelijke, dienstverlenende, verdelings-, onderzoeks- of klein-industriële activiteiten, sociaal-culturele inrichtingen, openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen en -bouwwerken, toeristische of recreatieve accommodatie kunnen er eveneens toegelaten worden voor zover ze de hoofdbestemming van het gebied niet in het gedrang brengen en verenigbaar zijn met de omgeving.
Die gebieden moeten ook voorzien in openbaare groen.
Art. D.II.25bis. [1 Groene woongebieden
Het groen woongebied is voornamelijk bestemd voor het verblijf dat voldoet aan de voorwaarden bepaald in dit artikel :
1° elk perceel dat voor een verblijf bestemd is, moet een minimale oppervlakte van netto tweehonderd vierkante meter hebben;
2° het over het gehele gebied berekend aantal percelen per hectare mag niet lager zijn dan vijftien en niet hoger dan vijfendertig;
3° de verblijven zijn bouwwerken van maximum 60 vierkante meter van bruto-vloeroppervlakte, zonder verdieping, met uitzondering van de gebieden die over een bestaande verkavelingsvergunning of bebouwingsvergunning beschikken en die een grotere woonoppervlakte toelaten.
4° bij wijze van uitzondering en voor zover het daarvoor bestemd aantal percelen niet 2 % overschrijdt van het aantal percelen van het gebied, kunnen bouwwerken of installaties worden toegelaten die het alternatief toerisme bevorderen en waarbij aan de voorwaarden bedoeld in 3° wordt voldaan met inbegrip van de joerten en de boomhutten.
De uitvoering van het groen woongebied is onderworpen aan de aanneming van een lokaal beleidsontwikkelingsplan goedgekeurd door de Regering dat de totaliteit van het gebied dekt en aan het verstrekken van een bebouwingsvergunning of een vergunning voor gegroepeerde bouw die het geheel of een gedeelte van het uitgevoerde gebied dekt.
Het groen woongebied kan toeristisch verblijf bevatten, alsook ambachtelijke activiteiten, activiteiten van de sociaal-culturele voorzieningen, van de inrichtingen van openbare diensten en gemeenschappelijke uitrustingen, voor zover dit toeristisch verblijf en deze activiteiten elkaar aanvullen en onderworpen zijn aan de hoofdbestemming van het gebied bedoeld in het eerste lid.
Het groen woongebied moet openbare groengebieden bevatten die minstens 15 % van de oppervlakte van het gebied bedekken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2017-11-16/16, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
Art. D_II.25bis.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Groene woongebieden Het groen woongebied is voornamelijk bestemd voor het verblijf dat voldoet aan de voorwaarden bepaald in dit artikel : 1° elk perceel dat voor een verblijf bestemd is, moet een minimale oppervlakte van netto tweehonderd vierkante meter hebben; 2° het over het gehele gebied berekend aantal percelen per hectare mag niet lager zijn dan vijftien en niet hoger dan vijfendertig; 3° de verblijven zijn bouwwerken van maximum 60 vierkante meter van bruto-vloeroppervlakte, zonder verdieping, met uitzondering van de gebieden die over een bestaande [2 verkavelingsvergunning, bebouwingsvergunning of ontsluitingsvergunning]2 beschikken en die een grotere woonoppervlakte toelaten. 4° bij wijze van uitzondering en voor zover het daarvoor bestemd aantal percelen niet 2 % overschrijdt van het aantal percelen van het gebied, kunnen bouwwerken of installaties worden toegelaten die het alternatief toerisme bevorderen en waarbij aan de voorwaarden bedoeld in 3° wordt voldaan met inbegrip van de joerten en de boomhutten. De uitvoering van het groen woongebied is onderworpen aan de aanneming van een lokaal beleidsontwikkelingsplan goedgekeurd door de Regering dat de totaliteit van het gebied dekt en aan het verstrekken van een [2 ontsluitingsvergunning]2 of een vergunning voor gegroepeerde bouw die het geheel of een gedeelte van het uitgevoerde gebied dekt. Het groen woongebied kan toeristisch verblijf bevatten, alsook ambachtelijke activiteiten, activiteiten van de sociaal-culturele voorzieningen, van de inrichtingen van openbare diensten en gemeenschappelijke uitrustingen, voor zover dit toeristisch verblijf en deze activiteiten elkaar aanvullen en onderworpen zijn aan de hoofdbestemming van het gebied bedoeld in het eerste lid. Het groen woongebied moet openbare groengebieden bevatten die minstens 15 % van de oppervlakte van het gebied bedekken.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2017-11-16/16, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 20, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.26. Gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
§ 1. Gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen zijn bestemd voor activiteiten van algemeen nut of van algemeen belang.
In deze gebieden mogen enkel bouwwerken of inrichtingen opgericht worden die in sociale behoeften voorzien via een publiek- of privaatrechtelijk persoon aan wie de overheid de uitvoering van een project heeft toevertrouwd. Bouwwerken of inrichtingen die het algemeen nut bevorderen, zijn er eveneens toegelaten.
§ 2. Gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen met de overdruk "C.E.T." zijn hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging en de exploitatie van een centrum voor technische ingraving, zoals bedoeld in de wetgeving op de afvalstoffen, en voor installaties voor de afvalverzameling die aan bedoelde exploitatie voorafgaat. Daarnaast kunnen die gebieden bestemd worden voor andere afvalbeheersactiviteiten voor zover die activiteiten verband houden met de exploitatie van het toegelaten centrum voor technische ingraving of de exploitatie ervan niet in het gedrang brengen. Bij het beëindigen van de exploitatie van het centrum voor technische ingraving wordt de omtrek van het gebied waarin een dergelijk centrum gelegen is, een groengebied en wordt de sanering ervan geheel of gedeeltelijk vastgesteld bij de vergunning die is afgegeven voor de exploitatie van bedoelde installatie.
In de gebieden of delen van gebieden met de overdruk "C.E.T." die nog niet in bedrijf zijn genomen, kunnen andere handelingen en werken voor een beperkte duur worden toegelaten voor zover de toekomstige exploitatie van het centrum voor technische ingraving daarmee niet in het gedrang wordt gebracht.
Gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen met de overdruk "C.E.T.D." worden uitsluitend bestemd voor het behoud van een aan diens bestemming onttrokken centrum voor technische ingraving, zoals bedoeld bij de wetgeving op de afvalstoffen, waarin beperkingen opgelegd kunnen worden aan de handelingen en werken met als doel het garanderen van de instandhouding en de bewaking van de bouwwerken en de werken die zijn verwezenlijkt voor het herstel van vervuilde sites in hun oorspronkelijke staat.
Voor de exploitatie en de instandhouding van in deze paragraaf bedoelde gebieden kunnen kantoor- of bewakingsgebouwen toegelaten worden.
De gebieden bedoeld in deze paragraaf worden omringd door een afzonderingsomtrek of -marge.
Art. D.II.27. Recreatiegebieden.
Recreatiegebieden zijn bestemd voor de vestiging van recreatieve of toeristische accomodatie, met inbegrip van recreatieve logies.
De woning van de uitbater kan toegelaten worden voor zover dit vereist is voor de goede werking van de uitrusting. Zij maakt volledig deel uit van het bedrijf.
Voor zover recreatiegebieden grenzen aan woongebieden, aan woongebieden met een landelijk karakter of aan ontsloten gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure is onderworpen dat geheel of gedeeltelijk voor verblijven wordt bestemd, kunnen ze woningen bevatten, evenals ambachtelijke activiteiten, dienstverlenende activiteiten, sociaal-culturele uitrustingen, inrichtingen voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, voor zover :
1° die woningen en die activiteiten tegelijk de voornaamste bestemming van het gebied waarvan sprake in lid 1 aanvullen en eraan ondergeschikt zijn;
2° recreatiegebied tegelijk gelegen zijn in de omtrek van een vooraf door de Regering goedgekeurd lokaal beleidsontwikkelingsplan.
Art. D.II.28. Bedrijfsruimtes
Onder bedrijfsruimtes worden verstaan, gemengde bedrijfsruimtes, industriële bedrijfsruimtes, specifieke bedrijfsruimtes, gebieden met een bedrijfskarakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is en gebieden van aanhorigheden van ontginningen.
Elke activiteit die in die gebieden bijdraagt tot de ontwikkeling van de circulaire economie wordt er toegelaten. Een bedrijfsruimte kan eveneens één of meerdere windturbines bevatten voor zover de ontwikkeling van het bestaand gebied er niet door verhinderd wordt.
Deze gebieden worden omringd door een afzonderingsmarge, behalve :
1° voor het deel van de omtrek die langs een verkeersinfrastructuur ligt die nuttig is voor diens economische ontwikkeling of wanneer een natuurlijk of kunstmatig element dat onder het publieke domein valt, zelf een voldoende afzonderingsomtrek of -marge vormt;
2° tussen een gebied van aanhorigheden van ontginningen en een ontginningsgebied.
De woning van de uitbater of van het bewakingspersoneel kan er toegelaten worden voor zover vereist door de veiligheid of de goede werking van de onderneming. Zij maakt volledig deel uit van het bedrijf.
Art. D.II.29. Gemengde bedrijfsruimtes
Gemengde bedrijfsruimtes zijn bestemd voor ambachten, diensten, distributie, onderzoek of kleine industrie. De opslagplaatsen en opslaginstallaties worden er toegelaten.
Art. D.II.30. Bedrijfsruimtes met een industrieel karakter.
Bedrijfsruimtes met een industrieel karakter zijn bestemd voor activiteiten met een industrieel karakter, met inbegrip van de activiteiten in verband met de verwerking van grondstoffen of halfafgewerkte stoffen, verpakking, opslag, logistiek of verdeling. Ze kunnen beoefend worden op meerdere bedrijfslocaties.
Toegelaten worden de complementaire dienstverlenende ondernemingen en de bedrijfsactiviteiten zonder industrieel karakter die afgezonderd moeten worden om redenen van stedenbouwkundige opname, mobiliteit, veiligheid of bescherming van het leefmilieu. De detailverkoop is er verboden, behalve indien het een aanvulling vormt op een economische activiteit waarvan sprake in leden 1 en 2.
Voor een beperkte duur kunnen er toegelaten worden :
1° in de bedrijfsruimtes met een industrieel karakter, de opslag van inerte afvalstoffen;
2° in de bedrijfsruimtes met een industrieel karakter gelegen langs bevaarbare waterlopen, de opslag van uitgebaggerde aarde.
Art. D.II.31. Specifieke bedrijfsruimtes.
§ 1. Gebieden met de overdruk "A.E." zijn uitsluitend bestemd voor agro-economische activiteiten, alsook voor houtverwerkingsbedrijven.
Gebieden met de overdruk "G.D." zijn uitsluitend bestemd voor groothandelsdistributie.
De daarbij horende dienstenbedrijven en kleinhandelszaken zijn er toegelaten.
§ 2. Gebieden met de overdruk "R.M." (hoog risico gebied) zijn uitsluitend bestemd voor bedrijven die zeer schadelijk kunnen zijn voor mens, goederen of milieu.
Onverminderd de verplichting om een omtrek of een afzonderingsmarge in te richten overeenkomstig artikel D.II.28, lid 3, kunnen dergelijke gebieden niet aangrenzend zijn aan een Natura 2000-locatie die als voorstel of als besluit voorligt overeenkomstig de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud of aan een ander voor bebouwing bestemd gebied dan een bedrijfsruimte met een industrieel karakter of een gebied met als merk de overdruk "A.E.".
Art. D.II.32. Gebieden met een bedrijfskarakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is.
§ 1. Gebieden met een bedrijfskarakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen zijn bedoeld voor de vestiging van activiteiten bedoeld in de artikel D.II.29, D.II.30 en D.II.31, uitgezonderd de industriële activiteiten die een hoog risico inhouden voor mens, goederen of leefmilieu en de kleinhandel. De gebruiksfunctie ervan wordt bepaald door de ligging van het gebied, de omliggende buurt, de kostprijs en de behoeften voor de betrokken regio, de bestaande vervoersinfrastructuren, waarbij erover gewaakt wordt dat potentialiteiten worden ontwikkeld voor multimodaal vervoer en samenwerking met de aangrenzende gebieden.
De ontsluiting van een gebied of een gebiedsdeel met een bedrijfskarakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, wordt ondergeschikt gemaakt aan de aanneming door de gemeenteraad, ofwel op diens eigen initiatief ofwel binnen een hem opgelegde termijn, van een lokaal beleidsontwikkelingsplan, goedgekeurd door de Regering.
§ 2. Mocht de gemeentelijke overheid de verplichting bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, niet binnen de vastgestelde termijn nakomen of mocht ze het haar ter goedkeuring voorgelegde lokaal beleidsontwikkelingsplan verwerpen, dan kan de Regering in haar plaats treden om bedoeld lokaal beleidsontwikkelingsplan aan te nemen of te herzien.
§ 3. De afwijkingen bedoeld in de artikelen D.IV.6 tot D.IV.13 zijn van toepassing op elk gebied met een bedrijfskarakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, al dan niet ontsloten.
Art. D.II.33. Gebieden van aanhorigheden van ontginningen.
Gebieden van aanhorigheden van ontginningen zijn bestemd voor de exploitatie van groeven en hun aanhorigheden, evenals voor het opslaan van resten van de ontginningsactiviteit, mits bescherming en rationeel beheer van de bodem en de ondergrond.
Het samenbrengen van inerte stoffen voor een beperkte duur of de valorisering van aarde en keien kan er toegelaten worden tegen de voorwaarden en volgens de procedure bepaald door de Regering.
In de gebieden van aanhorigheden van ontginningen of delen van de gebieden van aanhorigheden van ontginningen die nog niet in bedrijf zijn genomen, kunnen andere handelingen en werken voor een beperkte duur toegelaten worden voor zover de toekomstige exploitatie van de afzettingen daarmee niet in gevaar wordt gebracht.
Art. D.II.34. Gebieden van gewestelijk belang.
Gebieden van gewestelijk belang zijn bestemd om zonder onderscheid economische activiteiten, bouwwerken en openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen en toeristische of recreatieve accomodatie te ontvangen.
De woonfunctie wordt er aanvullend toegelaten wanneer het de bebouwing betreft van onbebouwde of te herontwikkelen gronden of te herstructureren bebouwde gehelen.
De bestaande activiteiten die niet beoogd worden in de leden 1 en 2 kunnen er behouden blijven en verder ontwikkeld worden.
Art. D.II.35. Gebieden van gemeentelijk belang.
Gebieden van gemeentelijk belang zijn bedoeld om zonder onderscheid verblijven, ambachtelijke activiteiten, dienstverlening, distributie, onderzoek of kleine industrie, socioculturele inrichtingen, economische activiteiten, bouwwerken en openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen en toeristische of recreatieve accomodatie te ontvangen.
Die gebieden moeten ook voorzien in openbaar groen en in een wegennet voor zachte mobiliteit.
De bestaande activiteiten die niet beoogd worden in de leden 1 en 2 kunnen er behouden blijven en verder ontwikkeld worden.
Art. D.II.36. Landbouwgebieden.
§ 1. Landbouwgebieden zijn bestemd om landbouwactiviteiten te ontvangen, namelijk teelt, fokkerij of akker- en tuinbouw, met inbegrip van het houden van dieren voor landbouwdoeleinden of de instandhouding van een landbouwareaal in een staat die het geschikt maakt voor weiden of akkerbouw zonder verdere voorbereiding dan gewone landbouwpraktijken of de inzet van gewone landbouwmachines. Ze moeten bijdragen tot landschapszorg of -bouw, alsook tot het behoud van het ecologische evenwicht.
In landbouwgebieden mogen enkel gebouwen en installaties opgericht worden die onontbeerlijk zijn voor het bedrijf en voor de huisvesting van de exploitanten die landbouwer van beroep zijn.
Ze kunnen eveneens diversifiërene activiteiten bevatten ter aanvulling van de landbouwactiviteit van de exploitanten.
§ 2. In de landbouwgebieden worden de modules voor elektriciteit- of warmteproductie die elk bouwwerk, installatie of gebouw gelegen op hetzelfde onroerend goed rechtstreeks bevoorraden, uitzonderlijk toegelaten voor zover ze de bestemming van het gebied niet onomkeerbaar aantasten.
Ze kunnen eveneens één of meerdere windturbines bevatten voor zover :
1° ze in de nabijheid gelegen zijn van de hoofdverkeersinfrastructuren of een bedrijfsruimte, tegen de voorwaarden vastgesteld door de Regering;
2° ze de bestemming van het gebied niet onomkeerbaar aantasten.
Landbouwgebieden kunnen uitzonderlijkerwijs bestemd worden voor recreatieve activiteiten in de open lucht op voorwaarde dat ze hun oorspronkelijke bestemming behouden. Wat de recreatieve activiteiten betreft, kunnen de handelingen en werken slechts voor een beperkte duur toegelaten worden, behalve voor de verbouwing, de uitbreiding of de heroprichting van een bestaand gebouw.
Vissers- of jachthutten en kleine schuilplaatsen voor dieren zijn er toegelaten voor zover ze niet gebruikt worden als verblijfplaats of voor handelsactiviteiten, al ware het maar tijdelijk. Bosschages alsook de intensieve teelt van inlandse boomsoorten, vijvers en visteelt kunnen er eveneens toegelaten worden.
§ 3. De Regering bepaalt de diversifiërende activiteiten bedoeld in paragraaf 1, lid 3.
De Regering bepaalt voor deze gebieden de voorwaarden waaronder een vergunning wordt afgegeven voor bebossing, intensieve teelt van inlandse bossoorten, vijvers, visteelt, vissers- en jachthutten, kleine schuilplaatsen en recreatieve activiteiten in de open lucht, de modules voor elektriciteits- en warmteproductie, alsmede voor de handelingen en werken die daaraan verbonden zijn.
Art. D_II.36.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Landbouwgebieden. § 1. Landbouwgebieden zijn bestemd om landbouwactiviteiten te ontvangen, namelijk teelt, fokkerij of akker- en tuinbouw, met inbegrip van het houden van dieren voor landbouwdoeleinden of de instandhouding van een landbouwareaal in een staat die het geschikt maakt voor weiden of akkerbouw zonder verdere voorbereiding dan gewone landbouwpraktijken of de inzet van gewone landbouwmachines. Ze moeten bijdragen tot landschapszorg of -bouw, alsook tot het behoud van het ecologische evenwicht. In landbouwgebieden mogen enkel gebouwen en installaties opgericht worden die onontbeerlijk zijn voor het bedrijf en voor de huisvesting van de exploitanten die landbouwer van beroep zijn. Ze kunnen eveneens diversifiërene activiteiten bevatten ter aanvulling van de landbouwactiviteit van de exploitanten. § 2. [1 In de landbouwgebieden worden de modules voor elektriciteit- of warmteproductie die een wettelijk bestaand bouwwerk, een wettelijk bestaande installatie of een wettelijk bestaand gebouw gelegen op hetzelfde onroerend goed rechtstreeks bevoorraden, uitzonderlijk toegelaten voor zover ze de bestemming van het gebied niet onomkeerbaar aantasten.]1 Ze kunnen eveneens één of meerdere windturbines bevatten voor zover : 1° ze in de nabijheid gelegen zijn van de hoofdverkeersinfrastructuren of een bedrijfsruimte, tegen de voorwaarden vastgesteld door de Regering; 2° ze de bestemming van het gebied niet onomkeerbaar aantasten. Landbouwgebieden kunnen uitzonderlijkerwijs bestemd worden voor recreatieve activiteiten in de open lucht op voorwaarde dat ze hun oorspronkelijke bestemming behouden. Wat de recreatieve activiteiten betreft, kunnen de handelingen en werken slechts voor een beperkte duur toegelaten worden, behalve voor de verbouwing, de uitbreiding of de heroprichting van een bestaand gebouw. Vissers- of jachthutten en kleine schuilplaatsen voor dieren zijn er toegelaten voor zover ze niet gebruikt worden als verblijfplaats of voor handelsactiviteiten, al ware het maar tijdelijk. Bosschages alsook de intensieve teelt van inlandse boomsoorten, vijvers en visteelt kunnen er eveneens toegelaten worden. § 3. De Regering bepaalt de diversifiërende activiteiten bedoeld in paragraaf 1, lid 3. De Regering bepaalt voor deze gebieden de voorwaarden waaronder een vergunning wordt afgegeven voor bebossing, intensieve teelt van inlandse bossoorten, vijvers, visteelt, vissers- en jachthutten, kleine schuilplaatsen en recreatieve activiteiten in de open lucht, de modules voor elektriciteits- en warmteproductie, alsmede voor de handelingen en werken die daaraan verbonden zijn.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 21, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.37. Bosgebieden.
§ 1. Bosgebieden zijn bestemd voor de bosbouw en het behoud van het ecologische evenwicht.
Ze moeten bijdragen tot landschapszorg of -bouw.
De kerstbomenteelt wordt er toegelaten onder de voorwaarden, bepaald door de Regering.
In bosgebieden mogen alleen bouwwerken opgericht worden die onontbeerlijk zijn voor de exploitatie, de eerste stap in de houtverwerkingsnijverheid en het toezicht op de bossen.
De elektriciteits- en warmteproductie en -benutting uit de biomassa die hoofdzakelijk afkomstig is van de resten van het bosbeheer en van de eerste stap in de houtverwerkingsnijverheid worden er toegelaten als aanvullende activiteit op activiteiten van bosbeheer.
Ze kunnen eveneens één of meerdere windturbines bevatten voor zover :
1° ze in de nabijheid gelegen zijn van de hoofdverkeersinfrastructuren of een bedrijfsruimte, tegen de voorwaarden vastgesteld door de Regering;
2° ze de bestemming van het gebied niet onomkeerbaar aantasten.
§ 2. Jacht- en vissershutten zijn er toegelaten, voor zover ze niet gebruikt worden als verblijfplaats of voor handelsactiviteiten, al ware het maar tijdelijk.
Ook visteelt kan er toegelaten worden.
§ 3. De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder een vergunning wordt afgegeven voor de oprichting van gebouwen die onontbeerlijk zijn voor het toezicht op de bossen, voor de exploitatie ervan en de eerste stap in de houtverwerkingsnijverheid, voor de eenheden voor het winnen van energie uit biomassa, voor de visteelt en de jacht- en vissershutten.
§ 4. Bosgebieden kunnen uitzonderlijk, aan de rand van de bestanden, activiteiten voor het publiek voorzien voor didactische doeleinden, van initiatie-activiteiten, observatie van het bos, of voor recreatieve of toeristische doeleinden, met uitzondering van het verlenen van onderdak, voor zover de opbouw van de uitrustingen en bouwwerken hoofdzakelijk in hout wordt uitgevoerd. Het recreatief verlenen van onderdak, waarvoor de lijst door de Regering wordt opgemaakt, kan er voor een beperkte duur toegelaten worden voor zover de bestemming van het gebied niet onomkeerbaar aangetast wordt en het project kadert in het gewestelijk project voor de toeristische valorisering van de bosarealen van het Waalse Gewest of een project voor de toeristische valorisering van de bossen, ontwikkeld door de Duitstalige Gemeenschap.
§ 5. Uitzonderlijk kunnen bosgebieden dierenparkactiviteiten herbergen voor zover de opbouw van de uitrustingen en bouwwerken, namelijk voor het onthaal van het publiek en de dierenschuilplaatsen, hoofdzakelijk in hout wordt uitgevoerd.
§ 6. Bij wijze van uitzondering kan de ontbossing voor landbouwdoeleinden in bosgebied toegelaten worden voor zover dit aangrenzend aan het landbouwgebied is. Bedoelde ontbossing kan niet de verwijdering van alleenstaande boselementen in landbouwvlaktes tot gevolg hebben.
De activiteiten bedoeld in paragrafen 4 en 5 zijn toelaatbaar voor zover ze toegankelijk zijn via een openbare weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen en rioleringen, die voorzien is van een wegverharding en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging, alsook met één of meerdere parkeerruimtes voor voertuigen die in verhouding staan tot de opvangcapaciteit van deze activiteiten.
De Regering bepaalt de voorwaarden voor het afleveren van de vergunning betreffende de bouwwerken alsook de uitrustingen, wegen, omgeving van de parkeerruimtes en parkeerruimtes, en van de ontbossing voor landbouwdoeleinden bedoeld in de paragrafen 4 tot 7.
Art. D.II.37_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Bosgebieden. § 1. Bosgebieden zijn bestemd voor de bosbouw en het behoud van het ecologische evenwicht. Ze moeten bijdragen tot landschapszorg of -bouw. De kerstbomenteelt wordt er toegelaten onder de voorwaarden, bepaald door de Regering. In bosgebieden mogen alleen bouwwerken opgericht worden die onontbeerlijk zijn voor de exploitatie, de eerste stap in de houtverwerkingsnijverheid en het toezicht op de bossen. De elektriciteits- en warmteproductie en -benutting uit de biomassa die hoofdzakelijk afkomstig is van de resten van het bosbeheer en van de eerste stap in de houtverwerkingsnijverheid worden er toegelaten als aanvullende activiteit op activiteiten van bosbeheer. Ze kunnen eveneens één of meerdere windturbines bevatten voor zover : 1° ze in de nabijheid gelegen zijn van de hoofdverkeersinfrastructuren of een bedrijfsruimte, tegen de voorwaarden vastgesteld door de Regering; 2° ze de bestemming van het gebied niet onomkeerbaar aantasten. § 2. Jacht- en vissershutten zijn er toegelaten, voor zover ze niet gebruikt worden als verblijfplaats of voor handelsactiviteiten, al ware het maar tijdelijk. Ook visteelt kan er toegelaten worden. § 3. De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder een vergunning wordt afgegeven voor de oprichting van gebouwen die onontbeerlijk zijn voor het toezicht op de bossen, voor de exploitatie ervan en de eerste stap in de houtverwerkingsnijverheid, voor de eenheden voor het winnen van energie uit biomassa, voor de visteelt en de jacht- en vissershutten. § 4. Bosgebieden kunnen uitzonderlijk, aan de rand van de bestanden, activiteiten voor het publiek voorzien voor didactische doeleinden, van initiatie-activiteiten, observatie van het bos, of voor recreatieve of toeristische doeleinden, met uitzondering van het verlenen van onderdak, voor zover de opbouw van de uitrustingen en bouwwerken hoofdzakelijk in hout wordt uitgevoerd. Het recreatief verlenen van onderdak, waarvoor de lijst door de Regering wordt opgemaakt, kan er voor een beperkte duur toegelaten worden voor zover de bestemming van het gebied niet onomkeerbaar aangetast wordt [2 ...]2. § 5. Uitzonderlijk kunnen bosgebieden dierenparkactiviteiten herbergen voor zover de opbouw van de uitrustingen en bouwwerken, namelijk voor het onthaal van het publiek en de dierenschuilplaatsen, hoofdzakelijk in hout wordt uitgevoerd. § 6. Bij wijze van uitzondering kan de ontbossing voor landbouwdoeleinden in bosgebied toegelaten worden voor zover dit aangrenzend aan het landbouwgebied is. Bedoelde ontbossing kan niet de verwijdering van alleenstaande boselementen in landbouwvlaktes tot gevolg hebben. De activiteiten bedoeld in paragrafen 4 en 5 zijn toelaatbaar voor zover ze toegankelijk zijn via een openbare weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen en rioleringen, die voorzien is van een wegverharding en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging, alsook met één of meerdere parkeerruimtes voor voertuigen die in verhouding staan tot de opvangcapaciteit van deze activiteiten. De Regering bepaalt de voorwaarden voor het afleveren van de vergunning betreffende de bouwwerken alsook de uitrustingen, wegen, omgeving van de parkeerruimtes en parkeerruimtes, en van de ontbossing voor landbouwdoeleinden bedoeld in de paragrafen 4 tot 7.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 73, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2023-12-14/58, art. 79, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D.II.38. Groengebieden.
Groengebieden zijn bestemd voor de instandhouding, de bescherming en het herstel van het leefmilieu.
Ze dragen bij tot landschapsbouw of zijn de geschikte vegetale schakel tussen gebieden waarvan de bestemmingen onverenigbaar zijn.
Art. D.II.39. Natuurgebieden.
Natuurgebieden zijn bestemd voor de instandhouding, de bescherming en het herstel van biologisch zeer waardevolle leefmilieus of leefmilieus waarin te beschermen soorten voorkomen, ongeacht of het om land- of om watersoorten gaat.
In natuurgebieden zijn alleen handelingen en werken toegelaten die noodzakelijk zijn voor de actieve of passieve bescherming van deze milieus of soorten.
Art. D.II.40. Parkgebieden.
Parkgebieden zijn bestemd voor groene ruimten die aangelegd worden met het oog op landschappelijke schoonheid.
Enkel de handelingen en werken die voor de aanleg, het onderhoud en de verfraaiing ervan nodig zijn, evenals de aanvullende werken en handelingen, vastgesteld door de Regering, zijn er toegelaten.
In parkgebieden met een oppervlakte van meer dan vijf hectare kunnen ook andere ontsluitingshandelingen of -werken verricht worden, op voorwaarde dat de hoofdbestemming van de gebieden ongewijzigd blijft en dat een lokaal beleidsontwikkelingsplan van toepassing is op de hele oppervlakte.
De Regering kan het percentage vastleggen van de oppervlakte van het gebied dat voor de handelingen en werken bedoeld in leden 2 en 3 in aanmerking kan komen.
Art. D.II.41. Ontginningsgebieden.
§ 1. Ontginningsgebieden zijn bestemd voor de exploitatie van groeven, evenals voor het opslaan van resten van ontginningsactiviteiten. Ze mogen slechts voor een beperkte duur aanhorigheden bevatten die noodzakelijk zijn voor de ontginning.
Deze gebieden bevat een afzonderingsomtrek of -marge die overeenstemt met artikel D.II.28, derde lid.
Na afloop van de exploitatie worden deze gebieden andere gebieden die niet voor bebouwing bestemd zijn, met uitzondering van de parkgebieden, en hun juiste bestemming wordt bepaald bij besluit tot herziening van het gewestplan. Hun gehele of gedeeltelijke heraanleg wordt bepaald door de vergunning die de ontginning toelaat.
Wanneer de exploitatie gefaseerd verloopt, bepaalt de vergunning elke fase en hun heraanleg, na afloop van elke fase, voor de landbouw, de bosbouw of het natuurbehoud.
De overheid die bevoegd is voor de verstrekking van de vergunning stelt de afloop van de exploitatie vast, in voorkomend geval, van elke fase, in een proces-verbaal dat het per zending aan de houder van de vergunning richt. Een afschrift van de zending wordt aan het gemeentecollege gericht indien bedoeld college niet de bevoegde overheid is.
De exploitatie bedoeld in dit artikel verloopt mits bescherming en rationeel beheer van de bodem en de ondergrond.
§ 2. In de ontginningsgebieden of delen van ontginningsgebieden die nog niet in bedrijf zijn genomen, kunnen andere handelingen en werken voor een beperkte duur toegelaten worden voor zover de toekomstige exploitatie van de afzettingen daarmee niet in gevaar wordt gebracht.
Art. D.II.42. Gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is.
§ 1. Gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is zijn bedoeld voor elke bestemming, bepaald :
1° ofwel in functie van de ligging, de buurt, de nabijheid van bevoorrechte initiatiefgebieden bedoeld in artikel D.V.14, de nabijheid van stedelijke en landelijke kernen, de performantie van de communicatie- en distributienetwerken, de kosten die de verstedelijking op korte, middellange en lange termijn met zich meebrengen, alsook de behoeften van de gemeente en de bestemming van het geheel of deel van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente onderworpen is aan een overleg, en dat zich bevindt op het betrokken gemeentelijk grondgebied en op de aangrenzende gemeentelijke grondgebieden, indien bestaand;
2° ofwel in functie van de aanwijzingen van het (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan.
§ 2. De ontsluiting van een gebied of een gebiedsdeel wordt ondergeschikt gemaakt aan de aanneming, door de gemeenteraad, ofwel op zijn eigen initiatief ofwel binnen een hem door de Regering opgelegde termijn, van een lokaal beleidsontwikkelingsplan overeenkomstig artikel D.II.11 en aan de goedgekeuring ervan door de Regering. Wanneer de ontsluiting van het gebied of een deel ervan uitsluitend betrekking heeft op één of meerdere bestemmingen die niet met bebouwing verband houden, wordt er voorzien in een vereenvoudigde inhoud, zoals bepaald door de Regering.
Mocht de gemeentelijke overheid de verplichting, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de vastgestelde termijn nakomen of mocht ze het haar ter goedkeuring voorgelegde lokaal beleidsontwikkelingsplan weigeren, dan kan de Regering in haar plaats treden om het lokaal beleidsontwikkelingsplan aan te nemen of te herzien.
§ 3. De afwijkingen bedoeld in de artikelen D.IV.6 tot D.IV.13 zijn van toepassing op elk gebied of gebeidsdeel, al dan niet ontsloten.
Art. D_II.42.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is. § 1. Gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is zijn bedoeld voor elke bestemming, bepaald : 1° ofwel in functie van de ligging, de buurt, [1 ...]1 de nabijheid van stedelijke en landelijke kernen, de performantie van de communicatie- en distributienetwerken, de kosten die de verstedelijking op korte, middellange en lange termijn met zich meebrengen, alsook de behoeften van de gemeente en de bestemming van het geheel of deel van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente onderworpen is aan een overleg, en dat zich bevindt op het betrokken gemeentelijk grondgebied en op de aangrenzende gemeentelijke grondgebieden, indien bestaand; 2° ofwel in functie van de aanwijzingen van het (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan. § 2. De ontsluiting van een gebied of een gebiedsdeel wordt ondergeschikt gemaakt aan de aanneming, door de gemeenteraad, ofwel op zijn eigen initiatief ofwel binnen een hem door de Regering opgelegde termijn, van een lokaal beleidsontwikkelingsplan overeenkomstig artikel D.II.11 en aan de goedgekeuring ervan door de Regering. Wanneer de ontsluiting van het gebied of een deel ervan uitsluitend betrekking heeft op één of meerdere bestemmingen die niet met bebouwing verband houden, wordt er voorzien in een vereenvoudigde inhoud, zoals bepaald door de Regering. Mocht de gemeentelijke overheid de verplichting, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de vastgestelde termijn nakomen of mocht ze het haar ter goedkeuring voorgelegde lokaal beleidsontwikkelingsplan weigeren, dan kan de Regering in haar plaats treden om het lokaal beleidsontwikkelingsplan aan te nemen of te herzien. § 3. De afwijkingen bedoeld in de artikelen D.IV.6 tot D.IV.13 zijn van toepassing op elk gebied of gebeidsdeel, al dan niet ontsloten.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 22, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 3. - Tracé van de hoofdinfrastructuren
Art. D.II.43. Na beëindiging van de werkzaamheden voor de aanleg van de infrastructuur voor verkeer of voor vervoer van vloeistoffen of energie of als ze ervan afziet de infrastructuur aan te leggen, kan de Regering het betrokken tracé of de betrokken omtrek opheffen voor zover de impact van de schrapping van het tracé of de reserveringsomtrek ofwel onafhankelijk ofwel bij de opneming ervan beoordeeld is en de milieutoestand in de tussentijd geen significante wijzigingen onderging.
HOOFDSTUK III. - Procedure
Afdeling 1. - Inhoud van het basisdossier
Art. D.II.44. De herziening van het gewestplan is gebaseerd op een basisdossier, dat hetvolgende bevat :
1° de verantwoording van de overwogen herziening van het gewestplan ten opzichte van artikel D.I.1;
2° de betrokken omtrek;
3° de bestaande feitelijke en rechtstoestand;
4° een verslag ter verantwoording van de onderzochte en niet in aanmerking genomen alternatieve projecten, rekening houdend met name met de behoeften waarop de overwogen herziening van het plan moet inspelen, de beschikbaarheden inzake grond in de bebouwingsgebieden en de bereikbaarheid van de gekozen locaties;
5° één of meerdere voorontwerpvoorstellen op schaal 1/10 000e;
6° in voorkomend geval, compensatievoorstellen bedoeld in artikel D.II.45, § 3;
7° de eventuele bijkomende voorschriften;
8° in voorkomend geval, het onteigeningsplan of het ontwerp van onteigeningsplan;
9° wanneer de herziening de opneming beoogt van een gebied van gewestelijk belang, de verantwoording van de overeenstemming van de gekozen omtrek met artikel D.II.45, § 4;
10° wanneer de herziening de opneming beoogt van een gebied van gemeentelijk belang, de verantwoording van de overeenstemming van de gekozen omtrek met artikel D.II.45, § 5;
11° in voorkomend geval, de lijst met (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen en de gemeentelijke leidraden die geheel of gedeeltelijk opgemaakt, herzien of opgeheven moeten worden.
In de gevallen bedoeld in lid 1, 9° en 10°, omvat het basisdossier een bodembestemmingsplan met volgende gegevens :
a) het wegennet;
b) de technische infrastructuren en netten, met inbegrip van de infrastructuren voor het beheer van afval- en hemelwater;
c) de openbare ruimten en de groengebieden;
d) de bestemmingen per gebied en, voor de woonbestemmingen, de vooropgestelde dichtheid voor de onbebouwde of te herstellen terreinen, of voor de bebouwde gehelen van meer dan twee hectare die geherstructureerd dienen te worden;
e) de ecologische structuur;
f) in voorkomend geval, de krachtlijnen van het landschap;
g) wanneer overwogen wordt, artikel D.IV.3, lid 1, 6°, toe te passen, de grenzen van de op te richten kavels;
h) in voorkomend geval, de fasering van de ontsluiting van het bodembestemmingsplan.
Wanneer de herziening van het gewestplan uitsluitend het bodembestemmingsplan als deel of geheel beoogt, bevat het basisdossier de overwogen herziening van bedoeld plan of de verantwoording ervan ten opzichte van artikel D.I.1.
Afdeling 2. - Op de herziening toepasselijke principes
Art. D.II.45. § 1. De op te nemen nieuwe bebouwingsgebieden die volgen op niet-bebouwingsgebieden moeten aan een bestaand bebouwingsgebied grenzen; van dit voorschrift kan enkel worden afgeweken voor de opneming van een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, van een recreatiegebied met een gevaarlijk, ongezond of hinderlijk karakter, van een industriële bedrijfsruimte, van een specifieke industriële bedrijfsruimte met de overdruk "A.E." of "R.M.", van aanhorigheden van ontginningsgebieden of gebieden met een bedrijfskarakter.
§ 2. De opneming van een nieuw voor bebouwing bestemd gebied dat volgt op een niet-bebouwingsgebied mag niet de vorm aannemen van lintbebouwing langs de weg.
Lintbebouwing is de opneming van een gebied waarvan de vorm, wegens de diepte, de lengte en de verhouding tussen beide dimensies, enkel de aanleg van één bouwlint mogelijk maakt, zonder dat er sprake is van een stedenbouwkundige compositie die rondom een nieuw wegennet tot stand komt.
§ 3. De opneming van een nieuw bebouwingsgebied, volgend op een niet-bebouwingsgebied, dat niet te verwaarlozen effecten op het leefmilieu zou kunnen hebben wordt, met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel, gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaand bebouwingsgebied of een gebied waarvan de inrichting door de gemeente onderworpen is aan een overleg in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering zowel op operationeel, leefmilieu- of energie- als op mobiliteitsvlak, waarbij meer bepaald rekening wordt gehouden met de impact van het bebouwingsgebied op de buurt.
De alternatieve compensatie beoogt het herstel van het evenwicht dat verloren gaat door de residuele impact van de opneming van een bebouwingsgebied volgend op een niet-bebouwingsgebied, na inoverwegingname van de preventie- en inrichtingsmaatregelen die getroffen worden ter beperking of voorkoming van de niet te verwaarlozen effecten waarop gewezen is in het milieueffectenverslag dat in het kader van de procedure opgesteld wordt.
In de door haar bepaalde verhoudingen kiest de Regering voor ofwel planologische ofwel alternatieve compensatie of een combinatie van beiden zonder dat één van beiden voorrang heeft.
Planologische of alternatieve compensaties kunnen gefaseerd verlopen.
Voor de alternatieve compensaties bepaalt de Regering hun aard, hun nadere uitvoeringsregels en bepaalt er het proportionaliteitsbeginsel van.
§ 4. De opneming van een gebied van gewestelijk belang beoogt een gebied uit één stuk waardoor de Regering in staat wordt gesteld om één of verschillende, van openbare of private initiatieven uitgaande, prioritaire acties te ondernemen die verband houden met de sociale, economische, leefmilieu-, culturele, sport-, recreatieve en toeristische ontwikkeling van het Gewest en met het aanleggen van infrastructuren.
In afwijking van paragraaf 3 is er geen enkele compensatie vereist voor vijftien percent van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsruimte en, in voorkomend geval, voor de oppervlakte die nodig is voor de aanleg van de overwogen afzonderingsmarge bedoeld in artikel D.II.28, lid 3, indien :
1° de herziening van het gewestplan betrekking heeft op de opneming van een gebied van gewestelijk belang dat volgt op één of meerdere niet-bebouwingsgebieden bedoeld in artikel D.II.23, lid 3;
2° het (de) niet-bebouwingsgebied(en) aan een voldoende uitgeruste en toegankelijke bedrijfsruimte grenst (grenzen), waarvoor wordt aangetoond dat die bedrijfsruimte niet meer over voldoende ruimte beschikt om een prioritaire actie uit te voeren.
§ 5. De opneming van een gebied van gemeentelijk belang beoogt een deel van het gebied dat bijdraagt tot de dynamisering van stedelijke en landelijke kernen waarvan het potentieel als centrumfunctie, met als kenmerken een concentratie van woningen en een vlotte toegang tot diensten en uitrustingen, versterkt moet worden door een geschikte verdichting, door de hernieuwing, door de functionele en sociale gemengdheid en door de verbetering van het leefkader.
In afwijking van paragraaf 3 is er geen enkele compensatie vereist voor tien percent van de totale oppervlakte van de bebouwingsgebieden bedoeld in artikel D.II.23, lid 2, gelegen in de omtrek vallend onder de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang indien :
1° de herziening van het gewestplan betrekking heeft op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang dat volgt op één of meerdere niet-bebouwingsgebieden bedoeld in artikel D.II.23, lid 3;
2° het ten opzichte van de ontwikkelingsdoelstellingen inzake het potentieel van centrumfunctie verantwoord is om het (de) niet-bebouwingsgebieden erbij te betrekken;
3° het (de) niet-bebouwingsgebied(en) ofwel ingesloten is ofwel een randgebied is dat aan één of meerdere bebouwingsgebieden grenst, gelegen in de omtrek vallend onder de herziening van het gewestplan.
Art. D.II.45_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De op te nemen nieuwe bebouwingsgebieden die volgen op niet-bebouwingsgebieden moeten aan een bestaand bebouwingsgebied grenzen; van dit voorschrift kan enkel worden afgeweken voor de opneming van een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, van een recreatiegebied met een gevaarlijk, ongezond of hinderlijk karakter, van een industriële bedrijfsruimte, van een specifieke industriële bedrijfsruimte met de overdruk "A.E." of "R.M.", van aanhorigheden van ontginningsgebieden of gebieden met een bedrijfskarakter. § 2. De opneming van een nieuw voor bebouwing bestemd gebied dat volgt op een niet-bebouwingsgebied mag niet de vorm aannemen van lintbebouwing langs de weg. Lintbebouwing is de opneming van een gebied waarvan de vorm, wegens de diepte, de lengte en de verhouding tussen beide dimensies, enkel de aanleg van één bouwlint mogelijk maakt, zonder dat er sprake is van een stedenbouwkundige compositie die rondom een nieuw wegennet tot stand komt. § 3. [2 De opneming van een nieuw bebouwingsgebied dat niet te verwaarlozen effecten op het leefmilieu zou kunnen hebben, volgend op een niet-bebouwingsgebied, wordt, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, gecompenseerd : 1° door een bestaand bebouwingsgebied of een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure wordt onderworpen in gelijke mate om te vormen tot een niet-bebouwingsgebied, of 2° door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering, zowel op operationeel vlak als op vlak van leefmilieu, energie of mobiliteit, waarbij meer bepaald rekening wordt gehouden met de impact van het bebouwingsgebied op de buurt, of 3° door betaling van een toegift aan het Duurzaamheidsfonds vermeld in artikel D.I.12.1. De alternatieve compensatie vermeld in het eerste lid, 2°, beoogt het herstel van het evenwicht dat verloren gaat door de residuele impact van de opneming van een bebouwingsgebied volgend op een niet-bebouwingsgebied, na inoverwegingname van de preventie- en inrichtingsmaatregelen die getroffen worden ter beperking of voorkoming van de niet te verwaarlozen effecten waarop gewezen is in het milieueffectenverslag dat in het kader van de procedure opgesteld wordt. De betaling van een toegift vermeld in het eerste lid, 3°, heeft tot doel overeenkomstig artikel D.I.12.1 maatregelen ter bevordering van de duurzaamheid in de Duitstalige Gemeenschap te financieren. De Regering kiest voor planologische compensaties, voor alternatieve compensaties of voor de betaling van een toegift, ofwel voor een combinatie daarvan, waarbij planologische compensaties de voorkeur hebben. Planologische of alternatieve compensaties kunnen gemeenteoverschrijdend verlopen. Planologische of alternatieve compensaties kunnen gefaseerd verlopen. De toegift kan in verschillende tranches worden betaald. Voor de alternatieve compensaties bepaalt de Regering hun aard, hun nadere uitvoeringsregels en het evenredigheidsbeginsel. Er kan een financiële waarborg worden geëist. Wat de betaling van een toegift betreft, bepaalt de Regering de nadere regels voor de berekening en de uitbetaling van het bedrag ervan, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Er kan een financiële waarborg worden geëist.]2 § 4. De opneming van een gebied van gewestelijk belang beoogt een gebied uit één stuk waardoor de Regering in staat wordt gesteld om één of verschillende, van openbare of private initiatieven uitgaande, prioritaire acties te ondernemen die verband houden met de sociale, economische, leefmilieu-, culturele, sport-, recreatieve en toeristische ontwikkeling van [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 en met het aanleggen van infrastructuren. In afwijking van paragraaf 3 is er geen enkele compensatie vereist voor vijftien percent van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsruimte en, in voorkomend geval, voor de oppervlakte die nodig is voor de aanleg van de overwogen afzonderingsmarge bedoeld in artikel D.II.28, lid 3, indien : 1° de herziening van het gewestplan betrekking heeft op de opneming van een gebied van gewestelijk belang dat volgt op één of meerdere niet-bebouwingsgebieden bedoeld in artikel D.II.23, lid 3; 2° het (de) niet-bebouwingsgebied(en) aan een voldoende uitgeruste en toegankelijke bedrijfsruimte grenst (grenzen), waarvoor wordt aangetoond dat die bedrijfsruimte niet meer over voldoende ruimte beschikt om een prioritaire actie uit te voeren. § 5. De opneming van een gebied van gemeentelijk belang beoogt een deel van het gebied dat bijdraagt tot de dynamisering van stedelijke en landelijke kernen waarvan het potentieel als centrumfunctie, met als kenmerken een concentratie van woningen en een vlotte toegang tot diensten en uitrustingen, versterkt moet worden door een geschikte verdichting, door de hernieuwing, door de functionele en sociale gemengdheid en door de verbetering van het leefkader. In afwijking van paragraaf 3 is er geen enkele compensatie vereist voor tien percent van de totale oppervlakte van de bebouwingsgebieden bedoeld in artikel D.II.23, lid 2, gelegen in de omtrek vallend onder de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang indien : 1° de herziening van het gewestplan betrekking heeft op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang dat volgt op één of meerdere niet-bebouwingsgebieden bedoeld in artikel D.II.23, lid 3; 2° het ten opzichte van de ontwikkelingsdoelstellingen inzake het potentieel van centrumfunctie verantwoord is om het (de) niet-bebouwingsgebieden erbij te betrekken; 3° het (de) niet-bebouwingsgebied(en) ofwel ingesloten is ofwel een randgebied is dat aan één of meerdere bebouwingsgebieden grenst, gelegen in de omtrek vallend onder de herziening van het gewestplan.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 74, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 23, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 3. - Gewone herzieningen
Onderafdeling 1. - Herzieningen op initiatief van de Regering
Art. D.II.46. De Regering beslist tot de herziening van het gewestplan en neemt het ontwerp ervan aan op grond van een basisdossier.
Het ontwerp maakt, behoudens bij vrijstellingen, het voorwerp uit van een milieueffectenverslag.
Art. D_II.46.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De Regering beslist tot de herziening van het gewestplan en neemt het ontwerp ervan aan op grond van een basisdossier. Het ontwerp maakt, behoudens bij vrijstellingen, het voorwerp uit van een milieueffectenverslag. [1 Als een milieueffectenverslag moet worden opgesteld, bepaalt de Regering in het besluit houdende het ontwerp tot herziening van het gewestplan, met toepassing van artikel D.VIII.33, tegelijk de ontwerp-inhoud van dat milieueffectenverslag en wint ze de nodige adviezen in.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 24, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Onderafdeling 2. - Herzieningen op initiatief van de gemeente
Art. D.II.47. § 1. Indien de herziening van het gewestplan een nieuwe zonering beoogt die inspeelt op behoeften die ingevuld kunnen worden via een lokale inrichting, kan de herziening van het gewestplan op verzoek van de gemeenteraad, dat bij zending wordt gericht, beslist worden door de Regering.
De gemeenteraad neemt de beslissing tot de indiening van een verzoek tot herziening van een gewestplan gegrond op het basisdossier bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8°, 10° en 11°, en lid 2, en legt de beslissing samen met het basisdossier aan een voorafgaandelijke informatievergadering voor.
De gemeenteraad richt zijn verzoek aan de Regering. Het verzoek omvat :
1° het basisdossier bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8°, 10° en 11°, en lid 2;
2° de documenten bedoeld in artikel D.VIII.5, § 6;
3° het advies van de gemeentelijke commissie, indien ze bestaat;
4° in voorkomend geval, een aanvraag tot vrijstelling van milieueffectenbeoordeling en de verantwoording ervan.
5° de beslissing bedoeld in lid 2.
§ 2. De Regering legt het volledige dossier ter advies voor aan de gemachtigd ambtenaar, aan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, aan de Beleidsgroep Leefmilieu en aan de personen en instanties die zij nuttig acht te raadplegen.
De adviezen worden binnen de zestig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht.
§ 3. Binnen negentig dagen na ontvangst van het verzoek neemt de Regering de herziening van het gewestplan aan, neemt ze er het ontwerp van aan, stelt ze de in artikel D.II.45, § 3, bedoelde compensaties voorlopig vast en beslist ze het te onderwepen aan de milieueffectenbeoordeling of beslist ze, het ervan vrij te stellen.
Mocht het regeringsbesluit niet aan het gemeentecollege worden overgemaakt, kan laatstgenoemde bij een zending de Regering daar in een herinneringsschrijven op wijzen. Als de Regering bij verstrijken van een nieuwe termijn van zestig dagen, ingaand bij de ontvangst van het herinneringsschrijven, haar beslissing niet verstuurd heeft, wordt het verzoek verworpen geacht.
Art. D.II.47_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Indien de herziening van het gewestplan een nieuwe zonering beoogt die inspeelt op behoeften die ingevuld kunnen worden via een lokale inrichting, kan de herziening van het gewestplan op verzoek van de gemeenteraad, dat bij zending wordt gericht, beslist worden door de Regering. De gemeenteraad neemt de beslissing tot de indiening van een verzoek tot herziening van een gewestplan gegrond op het basisdossier bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8°, 10° en 11°, en lid 2, en legt de beslissing samen met het basisdossier aan een voorafgaandelijke informatievergadering voor. De gemeenteraad richt zijn verzoek aan de Regering. Het verzoek omvat : 1° het basisdossier bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8°, 10° en 11°, en lid 2; 2° de documenten bedoeld in artikel D.VIII.5, § 6; 3° het advies van de gemeentelijke commissie, indien ze bestaat; 4° in voorkomend geval, een aanvraag tot vrijstelling van milieueffectenbeoordeling en de verantwoording ervan. 5° de beslissing bedoeld in lid 2. § 2. De Regering legt het volledige dossier ter advies voor [1 ...]1 aan de [1 Adviesraad]1, aan de Beleidsgroep Leefmilieu en aan de personen en instanties [2 die zij nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht"]2. De adviezen worden binnen de zestig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht. § 3. Binnen negentig dagen na ontvangst van het verzoek neemt de Regering de herziening van het gewestplan aan, neemt ze er het ontwerp van aan, stelt ze de in artikel D.II.45, § 3, bedoelde compensaties voorlopig vast en beslist ze het te onderwepen aan de milieueffectenbeoordeling of beslist ze, het ervan vrij te stellen. [3 Als een milieueffectenverslag moet worden opgesteld, bepaalt de Regering in het besluit houdende het ontwerp tot herziening van het gewestplan, met toepassing van artikel D.VIII.33, tegelijk de ontwerp-inhoud van dat milieueffectenverslag en wint ze de nodige adviezen in.]3 Mocht het regeringsbesluit niet aan het gemeentecollege worden overgemaakt, kan laatstgenoemde bij een zending de Regering daar in een herinneringsschrijven op wijzen. Als de Regering bij verstrijken van een nieuwe termijn van zestig dagen, ingaand bij de ontvangst van het herinneringsschrijven, haar beslissing niet verstuurd heeft, wordt het verzoek verworpen geacht.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 75, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 88, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 25, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Onderafdeling 3. - Herziening op initiatief van een privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon
Art. D.II.48. § 1. De herziening van het gewestplan kan door de Regering worden beslist op met een schrijven ingediend verzoek van een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, indien die herziening betrekking heeft op de opneming van een bedrijfsruimte bedoeld in artikel D.II.28, eerste lid, of van een ontginningsgebied of indien ze betrekking heeft op de opneming van het tracé van een hoofdinfrastructuur voor het vervoer van vloeistoffen of energie, of van de vervangende reserveringsomtrek.
Het verzoek is gegrond op het basisdossier bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8° en 11°.
§ 2. Minstens vijftien dagen voor de voorafgaandelijke informatievergadering wordt het verzoek samen met het basisdossier gericht aan de gemeenteraad en aan de gemeentelijke commissie, indien zij bestaat, die hun advies binnen zestig dagen na indienen van het verzoek overmaken aan de persoon bedoeld in paragraaf 1. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht.
§ 3. De persoon bedoeld in paragraaf 1 richt zijn verzoek samen met het dossier aan de Regering. Het verzoek omvat :
1° het basisdossier bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8°, en 11°;
2° de documenten bedoeld in artikel D.VIII.5, § 6;
3° het advies van de gemeentelijke commissie, indien ze bestaat;
4° de beraadslaging van de gemeenteraad;
5° in voorkomend geval, een aanvraag tot vrijstelling van milieueffectenbeoordeling en de verantwoording ervan.
§ 4. De Regering legt het volledige dossier ter advies voor aan de gemachtigd ambtenaar, aan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, aan de Beleidsgroep Leefmilieu en aan de personen en instanties die zij nuttig acht te raadplegen.
De adviezen worden binnen de zestig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht.
§ 5. Binnen negentig dagen na ontvangst van het verzoek neemt de Regering de herziening van het gewestplan aan, neemt ze er het ontwerp van aan, stelt ze de in artikel D.II.45, § 3, bedoelde compensaties voorlopig vast en beslist ze het te onderwerpen aan de milieueffectenbeoordeling of beslist ze, het ervan vrij te stellen.
Mocht het regeringsbesluit niet aan de persoon bedoeld in paragraaf 1 worden overgemaakt, kan laatstgenoemde bij een zending de Regering daar in een herinneringsschrijven op wijzen. Als de Regering bij verstrijken van een nieuwe termijn van zestig dagen, ingaand bij de ontvangst van het herinneringsschrijven, haar beslissing niet verstuurd heeft, wordt het verzoek verworpen geacht.
Art. D.II.48_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De herziening van het gewestplan kan door de Regering worden beslist op met een schrijven ingediend verzoek van een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, indien die herziening betrekking heeft op de opneming van een bedrijfsruimte bedoeld in artikel D.II.28, eerste lid, of van een ontginningsgebied of indien ze betrekking heeft op de opneming van het tracé van een hoofdinfrastructuur voor het vervoer van vloeistoffen of energie, of van de vervangende reserveringsomtrek. Het verzoek is gegrond op het basisdossier bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8° en 11°. § 2. Minstens vijftien dagen voor de voorafgaandelijke informatievergadering wordt het verzoek samen met het basisdossier gericht aan de gemeenteraad en aan de gemeentelijke commissie, indien zij bestaat, die hun advies binnen zestig dagen na indienen van het verzoek overmaken aan de persoon bedoeld in paragraaf 1. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht. § 3. De persoon bedoeld in paragraaf 1 richt zijn verzoek samen met het dossier aan de Regering. Het verzoek omvat : 1° het basisdossier bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8°, en 11°; 2° de documenten bedoeld in artikel D.VIII.5, § 6; 3° het advies van de gemeentelijke commissie, indien ze bestaat; 4° de beraadslaging van de gemeenteraad; 5° in voorkomend geval, een aanvraag tot vrijstelling van milieueffectenbeoordeling en de verantwoording ervan. § 4. De Regering legt het volledige dossier ter advies voor [1 ...]1 aan de [1 Adviesraad]1, aan de Beleidsgroep Leefmilieu en aan de personen en instanties [2 die zij nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht"]2. De adviezen worden binnen de zestig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht. § 5. Binnen negentig dagen na ontvangst van het verzoek neemt de Regering de herziening van het gewestplan aan, neemt ze er het ontwerp van aan, stelt ze de in artikel D.II.45, § 3, bedoelde compensaties voorlopig vast en beslist ze het te onderwerpen aan de milieueffectenbeoordeling of beslist ze, het ervan vrij te stellen. [3 Als een milieueffectenverslag moet worden opgesteld, bepaalt de Regering in het besluit houdende het ontwerp tot herziening van het gewestplan, met toepassing van artikel D.VIII.33, tegelijk de ontwerp-inhoud van dat milieueffectenverslag en wint ze de nodige adviezen in.]3 Mocht het regeringsbesluit niet aan de persoon bedoeld in paragraaf 1 worden overgemaakt, kan laatstgenoemde bij een zending de Regering daar in een herinneringsschrijven op wijzen. Als de Regering bij verstrijken van een nieuwe termijn van zestig dagen, ingaand bij de ontvangst van het herinneringsschrijven, haar beslissing niet verstuurd heeft, wordt het verzoek verworpen geacht.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 76, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 89, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 26, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Onderafdeling 4. - Gemeenrechtelijke procedure
Art. D.II.49.§ 1. De Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening kan tijdens de uitvoering van de milieueffectenbeoordeling of op elk ogenblik bemerkingen opperen of suggesties voorleggen.
Elk verplicht op te maken milieueffectenverslag wordt aan de Regering gericht.
§ 2. Na afloop van de milieueffectenbeoordeling of na de beslissing tot vrijstelling, legt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt, het ontwerp van plan en, in voorkomend geval, het verslag over de leefmilieueffecten, ter advies voor aan zowel de personen en instanties die zij nodig acht te raadplegen als het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, hierna "DGO3" indien het geraadpleegd is.
De adviezen worden binnen de zestig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht.
§ 3. Wanneer de Regering op grond van het milieueffectenverslag en de adviezen acht dat een andere overwogen redelijke oplossing een beter antwoord kan bieden op de doelstellingen die het ontwerp-plan nastreeft, wordt deze als ontwerp-plan aangenomen. De Regering of de persoon die zij daartoe machtigt licht er de gemeenteraad over in wanneer de aanvraag tot herziening van het gewestplan een gemeentelijk initiatief is, en de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in artikel D.II.48, en de procedure wordt verdergezet volgens de paragrafen 4 tot 8 en artikel D.II.50.
§ 4. Het ontwerp-plan wordt, samen met het milieueffectenverslag, overgemaakt aan de gemeenteraden van de gemeenten op wier grondgebied de herziening betrekking heeft of die overeenkomstig artikel D.VIII.4 aangewezen zijn om aan een openbaar onderzoek te worden onderworpen.
Indien overwogen wordt een erkenningsomtrek vast te stellen in het kader van de procedure voor de herziening van het gewestplan, worden de gegevens bedoeld bij het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1 bij het ontwerp-plan gevoegd. De erkenningsomtrek kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan.
§ 5. Binnen de vijfenveertig dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek maakt het gemeentecollege van elke gemeente waarin een openbaar onderzoek heeft plaatsgevonden de bezwaren, opmerkingen en processen-verbaal over aan de Regering en, behoudens het geval waarin de herziening van een gemeentelijk initiatief uitgaat, maakt de gemeenteraad van elke gemeente waarop het ontwerp-plan betrekking heeft, zijn advies over. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht.
§ 6. Wanneer de herziening van het gewestplan van een gemeentelijk initiatief uitgaat, wint de gemeenteraad het advies in van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, van de Beleidsgroep Leefmilieu en van de gemachtigd ambtenaar. De adviezen worden binnen de zestig dagen na de aanvraag van de gemeenteraad overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht. De gemeenteraad brengt zijn advies uit over het ontwerp en maakt het aan de Regering over. Als dat advies ongunstig is, wordt het plan definitief verworpen geacht en wordt de procedure stopgezet.
§ 7. Wanneer de herziening van het gewestplan niet van een gemeentelijk initiatief uitgaat, wint de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt het advies in van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening en van de Beleidsgroep Leefmilieu. De adviezen worden binnen de zestig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht.
§ 8. De Regering kan op verzoek van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening en van de Beleidsgroep Leefmilieu de termijn bedoeld in de paragrafen 6 en 7 met maximaal zestig dagen verlengen. De Regering verzendt haar, behoorlijk gemotiveerde, beslissing tot verlenging van de termijn aan degene die om de verlenging verzocht heeft. Wanneer de herziening niet van een regeringsinitiatief uitgaat, richt zij een afschrift van de beslissing tot verlenging aan het gemeentecollege of aan de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in artikel D.II.48.
----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. D.II.49_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De [2 Adviesraad]2 kan tijdens de uitvoering van de milieueffectenbeoordeling of op elk ogenblik bemerkingen opperen of suggesties voorleggen. Elk verplicht op te maken milieueffectenverslag wordt aan de Regering gericht. § 2. Na afloop van de milieueffectenbeoordeling of na de beslissing tot vrijstelling, legt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt, het ontwerp van plan en, in voorkomend geval, het verslag over de leefmilieueffecten, ter advies voor aan zowel de personen en instanties die zij nodig acht te raadplegen [3 of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht"]3. De adviezen worden binnen de zestig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht. § 3. Wanneer de Regering op grond van het milieueffectenverslag en de adviezen acht dat een andere overwogen redelijke oplossing een beter antwoord kan bieden op de doelstellingen die het ontwerp-plan nastreeft, wordt deze als ontwerp-plan aangenomen. De Regering of de persoon die zij daartoe machtigt licht er de gemeenteraad over in wanneer de aanvraag tot herziening van het gewestplan een gemeentelijk initiatief is, en de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in artikel D.II.48, en de procedure wordt verdergezet volgens de paragrafen 4 tot 8 en artikel D.II.50. § 4. Het ontwerp-plan wordt, samen met het milieueffectenverslag, overgemaakt aan de gemeenteraden van de gemeenten op wier grondgebied de herziening betrekking heeft of die overeenkomstig artikel D.VIII.4 aangewezen zijn om aan een openbaar onderzoek te worden onderworpen. Indien overwogen wordt een erkenningsomtrek vast te stellen in het kader van de procedure voor de herziening van het gewestplan, worden de gegevens bedoeld bij het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1 bij het ontwerp-plan gevoegd. De erkenningsomtrek kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan. § 5. Binnen de vijfenveertig dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek maakt het gemeentecollege van elke gemeente waarin een openbaar onderzoek heeft plaatsgevonden de bezwaren, opmerkingen en processen-verbaal over aan de Regering en, behoudens het geval waarin de herziening van een gemeentelijk initiatief uitgaat, maakt de gemeenteraad van elke gemeente waarop het ontwerp-plan betrekking heeft, zijn advies over. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht. § 6. Wanneer de herziening van het gewestplan van een gemeentelijk initiatief uitgaat, wint de gemeenteraad het advies in van de [2 Adviesraad en]2, van de Beleidsgroep Leefmilieu [2 ...]2. De adviezen worden binnen de zestig dagen na de aanvraag van de gemeenteraad overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht. De gemeenteraad brengt zijn advies uit over het ontwerp en maakt het aan de Regering over. Als dat advies ongunstig is, wordt het plan definitief verworpen geacht en wordt de procedure stopgezet. § 7. Wanneer de herziening van het gewestplan niet van een gemeentelijk initiatief uitgaat, wint de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt het advies in van de [2 Adviesraad]2 en van de Beleidsgroep Leefmilieu. De adviezen worden binnen de zestig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht. § 8. De Regering kan op verzoek van de [2 Adviesraad]2 en van de Beleidsgroep Leefmilieu de termijn bedoeld in de paragrafen 6 en 7 met maximaal zestig dagen verlengen. De Regering verzendt haar, behoorlijk gemotiveerde, beslissing tot verlenging van de termijn aan degene die om de verlenging verzocht heeft. Wanneer de herziening niet van een regeringsinitiatief uitgaat, richt zij een afschrift van de beslissing tot verlenging aan het gemeentecollege of aan de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in artikel D.II.48. ----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 77, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2020-12-10/38, art. 90, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. D.II.50.§ 1. Binnen de vierentwintig maanden na de in de artikelen D.II.46, D.II.47, § 3, en D.II.48, § 5, bedoelde aanneming van het ontwerp van gewestplan, neemt de Regering het plan definitief aan of weigert ze het aan te nemen. Wanneer het ontwerp-plan de inhoud van de lijst bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 11°, vermeldt en voor zover de gemeenteraad (-raden) de ontwikkelingsplannen en leidraden, vermeld in de lijst, heeft (hebben) opgeheven, keurt de Regering tegelijk de opheffing van de betrokken ontwikkelingsplannen en leidraden goed.
Zij kan haar aanneming afhankelijk stellen van de overlegging van een onteigeningsplan.
Wordt de beslissing niet binnen de termijn bedoeld in lid 1 verstuurd, dan kan het gemeentecollege, indien de aanvraag tot herziening van het gewestplan van een gemeentelijk initiatief uitgaat, of de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, bedoeld in artikel D.II.48, een herinneringsschrijven aan de Regering richten. Wordt er door de Regering geen beslissing verstuurd binnen de zestig dagen te rekenen van de ontvangst van het herinneringsschrijven, dan wordt het plan verworpen geacht.
Indien het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening de gegevens bevat betreffende de erkenningsomtrek, geldt het als erkenningsomtrek in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1. In dat geval wordt van het plan betreffende de erkenning van het gebied kennis gegeven aan de leidend ambtenaar en aan de operator in de zin van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid.
De termijn van vierentwintig maanden wordt opgeschort te rekenen van de datum van versturen van de aanwijzing van de auteur van het milieueffectenverslag bedoeld in artikel D.VIII.34 op de datum van het versturen van het verslag aan de Regering. Indien er om een aanvullend milieueffectenverslag wordt verzocht, dan wordt de termijn opgeschort op de datum van versturen van de aanvraag tot aanvulling op de datum van versturen ervan aan de Regering.
§ 2. Binnen de tien dagen na bekendmaking van haar beslissing verstuurt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van de beslissing aan elke gemeente waarop de herziening van het gewestplan betrekking heeft, waarna bedoelde gemeenten het publiek daarover inlichten.
----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. D.II.50_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Binnen de vierentwintig maanden na de in de artikelen D.II.46, D.II.47, § 3, en D.II.48, § 5, bedoelde aanneming van het ontwerp van gewestplan, neemt de Regering het plan definitief aan of weigert ze het aan te nemen. Wanneer het ontwerp-plan de inhoud van de lijst bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 11°, vermeldt en voor zover de gemeenteraad (-raden) de ontwikkelingsplannen en leidraden, vermeld in de lijst, heeft (hebben) opgeheven, keurt de Regering tegelijk de opheffing van de betrokken ontwikkelingsplannen en leidraden goed. Zij kan haar aanneming afhankelijk stellen van de overlegging van een onteigeningsplan. Wordt de beslissing niet binnen de termijn bedoeld in lid 1 verstuurd, dan kan het gemeentecollege, indien de aanvraag tot herziening van het gewestplan van een gemeentelijk initiatief uitgaat, of de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, bedoeld in artikel D.II.48, een herinneringsschrijven aan de Regering richten. Wordt er door de Regering geen beslissing verstuurd binnen de zestig dagen te rekenen van de ontvangst van het herinneringsschrijven, dan wordt het plan verworpen geacht. Indien het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening de gegevens bevat betreffende de erkenningsomtrek, geldt het als erkenningsomtrek in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1. In dat geval wordt van het plan betreffende de erkenning van het gebied kennis gegeven [2 ...]2 aan de operator in de zin van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid. De termijn van vierentwintig maanden wordt opgeschort te rekenen van de datum van versturen van de aanwijzing van de auteur van het milieueffectenverslag bedoeld in artikel D.VIII.34 op de datum van het versturen van het verslag aan de Regering. Indien er om een aanvullend milieueffectenverslag wordt verzocht, dan wordt de termijn opgeschort op de datum van versturen van de aanvraag tot aanvulling op de datum van versturen ervan aan de Regering. § 2. Binnen de tien dagen na bekendmaking van haar beslissing verstuurt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van de beslissing aan elke gemeente waarop de herziening van het gewestplan betrekking heeft, waarna bedoelde gemeenten het publiek daarover inlichten. ----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 78, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 4. - Versnelde herzieningen
Onderafdeling 1. - Procedure voor de herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gewestelijk belang zonder compensatie
Art. D.II.51.§ 1. De Regering handelt volgens een versnelde procedure :
1° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, een gebied van gewestelijk belang op te nemen en er geen enkele compensatie vereist is overeenkomstig artikel D.II.45, § 4;
2° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, het bodembestemmingsplan in verband met een gebied van gewestelijk belang geheel of gedeeltelijk aan herziening te onderwerpen.
De Regering beslist tot de herziening van het gewestplan en neemt het ontwerp ervan aan op grond van een dossier dat hetvolgende omvat :
1° het basisdossier, bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 9° en 11°, en lid 2, of bedoeld in artikel D.II.44, lid 3;
2° in voorkomend geval, het milieueffectenverslag;
3° wanneer overwogen wordt een omtrek voor een te herontwikkelen locatie vast te stellen overeenkomstig artikel D.V.2, § 8, het dossier bedoeld in artikel D.V.2, § 2; dat laatste dossier wordt opgemaakt door de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, en is vergezeld van de adviezen bedoeld in artikel D.V.2, § 3, 1° en 3°.
De omtrek van de te herontwikkelen locatie kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan.
In het geval bedoeld in lid 2, 3°, geldt het regeringsbesluit bedoeld in lid 2 als besluit tot aanneming van een omtrek voor een te herontwikkelen locatie in de zin van artikel D.V.2, § 2. De Regering legt een afschrift van het besluit ter advies voor aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, met vermelding van de verplichting bedoeld in artikel D.V.2, § 4. De eigenaars richten hun advies schriftelijk aan de Regering, binnen de dertig dagen van de zending. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht.
§ 2. Het ontwerp-plan wordt, in voorkomend geval samen met het milieueffectenverslag, overgemaakt aan de gemeenteraden van de gemeenten op wier grondgebied de herziening betrekking heeft of die overeenkomstig artikel D.VIII.4 aangewezen zijn om aan een openbaar onderzoek te worden onderworpen. De Regering of de persoon die zij daartoe machtigt wint tegelijk het advies in van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, van de Beleidsgroep Leefmilieu en van de personen of instanties die de Regering nuttig acht te raadplegen. De adviezen worden binnen de vijfenveertig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht.
Indien overwogen wordt een erkenningsomtrek vast te stellen in het kader van de procedure voor de herziening van het gewestplan, worden de gegevens bedoeld bij het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1 bij het ontwerp-plan gevoegd. De erkenningsomtrek kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan.
§ 3. Binnen de vijfenveertig dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek maakt het gemeentecollege van elke gemeente waarin een openbaar onderzoek heeft plaatsgevonden de bezwaren, opmerkingen en processen-verbaal over aan de Regering en de gemeenteraad van elke gemeente waarop het ontwerp-plan betrekking heeft, maakt zijn advies over. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht.
§ 4. Binnen de twaalf maanden na de aanneming van het ontwerp neemt de Regering het plan definitief aan of weigert ze het plan aan te nemen. Wanneer het ontwerp-plan de inhoud van de lijst bedoeld in artikel D.II.44, lid 1,11°, vermeldt en voor zover de gemeenteraad (-raden) de ontwikkelingsplannen en leidraden, vermeld in de lijst, heeft (hebben) opgeheven, keurt de Regering tegelijk de opheffing van de betrokken ontwikkelingsplannen en leidraden goed.
Wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, het bodembestemmingsplan in verband met een gebied van gewestelijk belang geheel of gedeeltelijk aan herziening te onderwerpen, bedraagt de termijn bedoeld in lid 1 zes maanden.
Wanneer artikel D.V.2, § 8, wordt toegepast, geldt het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening als definitief aannemingsbesluit voor een omtrek met betrekking tot een te herontwikkelen locatie in de zin van artikel D.V.2, § 7.
Indien het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening de gegevens bevat betreffende de erkenningsomtrek, geldt het als erkenningsomtrek in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1.
De Regering kan haar aanneming afhankelijk stellen van de overlegging van een onteigeningsplan.
§ 5. Binnen de tien dagen na bekendmaking van haar beslissing verstuurt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van de beslissing aan elke gemeente waarop de herziening van het gewestplan betrekking heeft, waarna bedoelde gemeenten het publiek daarover inlichten.
Wanneer het regeringsbesluit als definitieve aanneming van de omtrek voor een te herontwikkelen locatie in de zin van artikel D.V.2, § 7, geldt, richt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van het besluit aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen die binnen de vijftien dagen na ontvangst van het afschrift van het besluit er kennis van geeft aan de personen bedoeld in artikel D.V.2, § 4.
Indien het regeringsbesluit als erkenningsomtrek geldt in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1, wordt van het plan met betrekking tot de erkenning van het gebied kennis gegeven aan de leidend ambtenaar en aan de operator in de zin van hetzelfde decreet.
----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. D.II.51_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De Regering handelt volgens een versnelde procedure : 1° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, een gebied van gewestelijk belang op te nemen en er geen enkele compensatie vereist is overeenkomstig artikel D.II.45, § 4; 2° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, het bodembestemmingsplan in verband met een gebied van gewestelijk belang geheel of gedeeltelijk aan herziening te onderwerpen. De Regering beslist tot de herziening van het gewestplan en neemt het ontwerp ervan aan op grond van een dossier dat hetvolgende omvat : 1° het basisdossier, bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 9° en 11°, en lid 2, of bedoeld in artikel D.II.44, lid 3; 2° in voorkomend geval, het milieueffectenverslag; 3° [4 wanneer overwogen wordt een omtrek voor een saneringslocatie vast te stellen overeenkomstig artikel D.II.57.5, het dossier bedoeld in artikel D.II.57.3; dat dossier wordt opgemaakt door de persoon bedoeld in artikel D.II.57.2 en is vergezeld van de adviezen bedoeld in artikel D.II.57.4, § 1, eerste lid, 1° en 3°.]4 De omtrek van de [4 saneringslocatie]4 kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan. In het geval bedoeld in lid 2, 3°, geldt het regeringsbesluit bedoeld in lid 2 als besluit tot aanneming van een omtrek voor een te herontwikkelen locatie in de zin van [4 artikel D.II.57.2]4. De Regering legt een afschrift van het besluit ter advies voor aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, met vermelding van de verplichting bedoeld in artikel [4 artikel D.II.57.4, § 2]4. De eigenaars richten hun advies schriftelijk aan de Regering, binnen de dertig dagen van de zending. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht. § 2. Het ontwerp-plan wordt, in voorkomend geval samen met het milieueffectenverslag, overgemaakt aan de gemeenteraden van de gemeenten op wier grondgebied de herziening betrekking heeft of die overeenkomstig artikel D.VIII.4 aangewezen zijn om aan een openbaar onderzoek te worden onderworpen. De Regering of de persoon die zij daartoe machtigt wint tegelijk het advies in van de [2 Adviesraad]2, van de Beleidsgroep Leefmilieu en van de personen of instanties [3 die de Regering nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht]3. De adviezen worden binnen de vijfenveertig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht. Indien overwogen wordt een erkenningsomtrek vast te stellen in het kader van de procedure voor de herziening van het gewestplan, worden de gegevens bedoeld bij het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1 bij het ontwerp-plan gevoegd. De erkenningsomtrek kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan. § 3. Binnen de vijfenveertig dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek maakt het gemeentecollege van elke gemeente waarin een openbaar onderzoek heeft plaatsgevonden de bezwaren, opmerkingen en processen-verbaal over aan de Regering en de gemeenteraad van elke gemeente waarop het ontwerp-plan betrekking heeft, maakt zijn advies over. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht. § 4. Binnen de twaalf maanden na de aanneming van het ontwerp neemt de Regering het plan definitief aan of weigert ze het plan aan te nemen. Wanneer het ontwerp-plan de inhoud van de lijst bedoeld in artikel D.II.44, lid 1,11°, vermeldt en voor zover de gemeenteraad (-raden) de ontwikkelingsplannen en leidraden, vermeld in de lijst, heeft (hebben) opgeheven, keurt de Regering tegelijk de opheffing van de betrokken ontwikkelingsplannen en leidraden goed. Wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, het bodembestemmingsplan in verband met een gebied van gewestelijk belang geheel of gedeeltelijk aan herziening te onderwerpen, bedraagt de termijn bedoeld in lid 1 zes maanden. Wanneer [4 artikel D.II.57.5]4, wordt toegepast, geldt het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening als definitief aannemingsbesluit voor een omtrek met betrekking tot een [4 saneringslocatie]4 in de zin van [4 artikel D.II.57.4, § 5]4. Indien het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening de gegevens bevat betreffende de erkenningsomtrek, geldt het als erkenningsomtrek in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1. De Regering kan haar aanneming afhankelijk stellen van de overlegging van een onteigeningsplan. § 5. Binnen de tien dagen na bekendmaking van haar beslissing verstuurt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van de beslissing aan elke gemeente waarop de herziening van het gewestplan betrekking heeft, waarna bedoelde gemeenten het publiek daarover inlichten. Wanneer het regeringsbesluit als definitieve aanneming van de omtrek voor een [4 saneringslocatie]4 in de zin van [4 artikel D.II.57.4, § 5]4, geldt, richt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van het besluit aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen die binnen de vijftien dagen na ontvangst van het afschrift van het besluit er kennis van geeft aan de personen bedoeld in [4 artikel D.II.57.4, § 2]4. Indien het regeringsbesluit als erkenningsomtrek geldt in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1, wordt van het plan met betrekking tot de erkenning van het gebied kennis gegeven [2 ...]2 aan de operator in de zin van hetzelfde decreet. ----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 79, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2020-12-10/38, art. 91, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<DDG 2022-11-21/08, art. 27, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Onderafdeling 2. - Herziening van een gewestplan met het oog op de opneming van een gebied van gemeentelijk belang zonder compensatie of herziening van een gewestplan waarvoor geen compensatie vereist is
Art. D.II.52.§ 1. Op aanvraag van de gemeenteraad, ingediend per zending, handelt de Regering volgens een versnelde procedure :
1° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, een gebied van gemeentelijk belang op te nemen en er geen enkele compensatie vereist is overeenkomstig artikel D.II.45, § 5;
2° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, één of meerdere bebouwingsgebieden in de zin van artikel D.II.23, lid 2, op te nemen in plaats van één of meerdere andere bebouwingsgebieden, er geen enkele compensatie vereist is overeenkomstig artikel D.II.45, § 3, en voor zover de nieuwe zonering een antwoord biedt op de behoeften waaraan tegemoetgekomen kan worden door een plaatselijke inrichting;
3° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, het bodembestemmingsplan in verband met een gebied van gemeentelijk belang geheel of gedeeltelijk aan herziening te onderwerpen.
Indien een locatie in de zin van artikel D.V.1, 1°, evenwel heringericht dient te worden, kan het initiatief voor de aanvraag tot herziening van het gewestplan uitgaan van de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2°.
De gemeenteraad of de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2°, richt zijn aanvraag tot de Regering.
De Regering beslist tot de herziening van het gewestplan en neemt het ontwerp ervan aan op grond van een dossier dat hetvolgende omvat :
1° het basisdossier, bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8°, 10° en 11°, en lid 2, of bedoeld in artikel D.II.44, lid 3;
2° het advies van de gemeentelijke commissie, indien ze bestaat;
3° de beraadslaging van de gemeenteraad;
4° de documenten bedoeld in artikel D.VIII.5, § 6;
5° in voorkomend geval, het milieueffectenverslag;
6° wanneer overwogen wordt een omtrek voor een te herontwikkelen locatie vast te stellen overeenkomstig artikel D.V.2, § 8, het dossier bedoeld in artikel D.V.2, § 2; dat laatste dossier wordt opgemaakt door de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2°, en is vergezeld van de adviezen bedoeld in artikel D.V.2, § 3, 1° en 3°.
De omtrek van de te herontwikkelen locatie kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan.
In het geval bedoeld in lid 4, 6°, geldt het regeringsbesluit bedoeld in lid 4 als besluit tot aanneming van een omtrek voor een te herontwikkelen locatie in de zin van artikel D.V.2, § 2. De Regering legt een afschrift van het besluit ter advies voor aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, met vermelding van de verplichting bedoeld in artikel D.V.2, § 4. De eigenaars richten hun advies schriftelijk aan de Regering, binnen de dertig dagen van de zending. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht.
§ 2. Het ontwerp-plan wordt, in voorkomend geval samen met het milieueffectenverslag, overgemaakt aan de gemeenteraden van de gemeenten op wier grondgebied de herziening betrekking heeft of die overeenkomstig artikel D.VIII.4 aangewezen zijn om aan een openbaar onderzoek te worden onderworpen. Indien overwogen wordt een erkenningsomtrek vast te stellen in het kader van de procedure voor de herziening van het gewestplan, worden de gegevens bedoeld bij het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1 bij het ontwerp-plan gevoegd. De erkenningsomtrek kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan.
Binnen de vijfenveertig dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek maakt het gemeentecollege van elke van de gemeenten waarin een openbaar onderzoek is uitgevoerd, de bezwaren, opmerkingen en processen-verbaal over aan de Regering.
§ 3. Behoudens het geval waarin de herziening van een initiatief van de gemeente uitgaat, wint de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt tegelijk met de zending bedoeld in paragraaf 2 het advies in van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, van de Beleidsgroep Leefmilieu en van de personen of instanties die de Regering nuttig acht te raadplegen. De adviezen worden binnen de vijfenveertig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht.
Binnen vijfenveertig dagen na sluiting van het openbaar onderzoek dient het gemeentecollege van iedere gemeente waarop het ontwerp-plan betrekking heeft, zijn advies in. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht.
§ 4. Wanneer de herziening van het gewestplan van een gemeentelijk initiatief uitgaat, wint de gemeenteraad, zodra het ontwerp-plan door het gemeentecollege in ontvangst genomen is, het advies in van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, van de Beleidsgroep Leefmilieu en van de personen of instanties die hij nuttig acht te raadplegen. De adviezen worden binnen de vijfenveertig dagen na de zending van de aanvraag van de gemeenteraad overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht.
De gemeenteraad brengt zijn advies uit over het ontwerp en maakt het aan de Regering over. Als dat advies ongunstig is, wordt het plan definitief verworpen geacht en wordt de procedure stopgezet.
§ 5. Binnen de twaalf maanden na aanneming van het ontwerp, neemt de Regering het plan definitief aan of weigert ze, het aan te nemen. Wanneer het ontwerp-plan de inhoud van de lijst bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 11°, vermeldt en voor zover de gemeenteraad de ontwikkelingsplannen en leidraden, vermeld in de lijst, heeft opgeheven, keurt de Regering tegelijk de opheffing van de betrokken ontwikkelingsplannen en leidraden goed.
Wanneer de herziening er uitsluitend toe strekt, het bodembestemmingsplan in verband met een gebied van gemeentelijk belang geheel of gedeeltelijk aan herziening te onderwerpen, bedraagt de termijn bedoeld in lid 1 zes maanden.
Wanneer artikel D.V.2, § 8, wordt toegepast, geldt het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening van het gewestplan als definitief aannemingsbesluit voor een omtrek met betrekking tot een te herontwikkelen locatie in de zin van artikel D.V.2, § 7.
Indien het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening de gegevens bevat betreffende de erkenningsomtrek, geldt het als erkenningsomtrek in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1.
De Regering kan haar aanneming afhankelijk stellen van de overlegging van een onteigeningsplan.
§ 6. Wordt het regeringsbesluit niet binnen de termijn bedoeld in paragraaf 5, lid 1 dan wel 2, aan het gemeentecollege of aan de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2°, gericht, kan het gemeentecollege of de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2°, per zending een herinneringsschrijven aan de Regering richten. Als de Regering bij verstrijken van een nieuwe termijn van zestig dagen, ingaand bij de ontvangst van het herinneringsschrijven, haar beslissing niet verstuurd heeft, wordt het verzoek geweigerd geacht.
§ 7. Binnen de tien dagen na bekendmaking van haar beslissing verstuurt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van de beslissing aan elke gemeente waarop de herziening van het gewestplan betrekking heeft, waarna bedoelde gemeenten het publiek daarover inlichten.
Wanneer het regeringsbesluit als definitieve aanneming van de omtrek voor een te herontwikkelen locatie in de zin van artikel D.V.2, § 7, geldt, richt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van het besluit aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen die binnen de vijftien dagen na ontvangst van het afschrift van het besluit er kennis van geeft aan de personen bedoeld in artikel D.V.2, § 4.
Indien het regeringsbesluit als erkenningsomtrek geldt in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1, wordt van het plan met betrekking tot de erkenning van het gebied kennis gegeven aan de leidend ambtenaar en aan de operator in de zin van hetzelfde decreet.
----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. D.II.52_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Op aanvraag van de gemeenteraad, ingediend per zending, handelt de Regering volgens een versnelde procedure : 1° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, een gebied van gemeentelijk belang op te nemen en er geen enkele compensatie vereist is overeenkomstig artikel D.II.45, § 5; 2° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, één of meerdere bebouwingsgebieden in de zin van artikel D.II.23, lid 2, op te nemen in plaats van één of meerdere andere bebouwingsgebieden, er geen enkele compensatie vereist is overeenkomstig artikel D.II.45, § 3, en voor zover de nieuwe zonering een antwoord biedt op de behoeften waaraan tegemoetgekomen kan worden door een plaatselijke inrichting; 3° wanneer de herziening van het gewestplan er uitsluitend toe strekt, het bodembestemmingsplan in verband met een gebied van gemeentelijk belang geheel of gedeeltelijk aan herziening te onderwerpen. [4 Indien een locatie in de zin van artikel D.II.57.1, § 1, 2°, gesaneerd dient te worden, kan het initiatief voor de aanvraag tot herziening van het gewestplan evenwel uitgaan van de persoon bedoeld in artikel D.II.57.2, 2°.]4 De gemeenteraad of de persoon bedoeld in [4 artikel D.II.57.2, eerste lid, 2°]4, richt zijn aanvraag tot de Regering. De Regering beslist tot de herziening van het gewestplan en neemt het ontwerp ervan aan op grond van een dossier dat hetvolgende omvat : 1° het basisdossier, bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 1° tot 8°, 10° en 11°, en lid 2, of bedoeld in artikel D.II.44, lid 3; 2° het advies van de gemeentelijke commissie, indien ze bestaat; 3° de beraadslaging van de gemeenteraad; 4° de documenten bedoeld in artikel D.VIII.5, § 6; 5° in voorkomend geval, het milieueffectenverslag; 6° [4 wanneer overwogen wordt een omtrek voor een saneringslocatie vast te stellen overeenkomstig artikel D.II.57.5, het dossier bedoeld in artikel D.II.57.3; dat dossier wordt opgemaakt door de persoon bedoeld in artikel D.II.57.2, eerste lid, 2°, en is vergezeld van de adviezen bedoeld in artikel D.II.57.4, § 1, eerste lid, 1° en 3°.]4 De omtrek van de [4 saneringslocatie]4 kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan. In het geval bedoeld in lid 4, 6°, geldt het regeringsbesluit bedoeld in lid 4 als besluit tot aanneming van een omtrek voor een [4 saneringslocatie]4 in de zin van [4 artikel D.II.57.3]4. De Regering legt een afschrift van het besluit ter advies voor aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, met vermelding van de verplichting bedoeld in [4 artikel D.II.57.4, § 2]4. De eigenaars richten hun advies schriftelijk aan de Regering, binnen de dertig dagen van de zending. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht. § 2. Het ontwerp-plan wordt, in voorkomend geval samen met het milieueffectenverslag, overgemaakt aan de gemeenteraden van de gemeenten op wier grondgebied de herziening betrekking heeft of die overeenkomstig artikel D.VIII.4 aangewezen zijn om aan een openbaar onderzoek te worden onderworpen. Indien overwogen wordt een erkenningsomtrek vast te stellen in het kader van de procedure voor de herziening van het gewestplan, worden de gegevens bedoeld bij het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1 bij het ontwerp-plan gevoegd. De erkenningsomtrek kan verschillen van de omtrek die het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan. Binnen de vijfenveertig dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek maakt het gemeentecollege van elke van de gemeenten waarin een openbaar onderzoek is uitgevoerd, de bezwaren, opmerkingen en processen-verbaal over aan de Regering. § 3. Behoudens het geval waarin de herziening van een initiatief van de gemeente uitgaat, wint de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt tegelijk met de zending bedoeld in paragraaf 2 het advies in van de [2 Adviesraad]2, van de Beleidsgroep Leefmilieu en van de personen of instanties [3 die de Regering nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht"]3. De adviezen worden binnen de vijfenveertig dagen na het verzoek van de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht. Binnen vijfenveertig dagen na sluiting van het openbaar onderzoek dient het gemeentecollege van iedere gemeente waarop het ontwerp-plan betrekking heeft, zijn advies in. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht. § 4. Wanneer de herziening van het gewestplan van een gemeentelijk initiatief uitgaat, wint de gemeenteraad, zodra het ontwerp-plan door het gemeentecollege in ontvangst genomen is, het advies in van de [2 Adviesraad]2, van de Beleidsgroep Leefmilieu en van de personen of instanties [3 die hij nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht]3. De adviezen worden binnen de vijfenveertig dagen na de zending van de aanvraag van de gemeenteraad overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht. De gemeenteraad brengt zijn advies uit over het ontwerp en maakt het aan de Regering over. Als dat advies ongunstig is, wordt het plan definitief verworpen geacht en wordt de procedure stopgezet. § 5. Binnen de twaalf maanden na aanneming van het ontwerp, neemt de Regering het plan definitief aan of weigert ze, het aan te nemen. Wanneer het ontwerp-plan de inhoud van de lijst bedoeld in artikel D.II.44, lid 1, 11°, vermeldt en voor zover de gemeenteraad de ontwikkelingsplannen en leidraden, vermeld in de lijst, heeft opgeheven, keurt de Regering tegelijk de opheffing van de betrokken ontwikkelingsplannen en leidraden goed. Wanneer de herziening er uitsluitend toe strekt, het bodembestemmingsplan in verband met een gebied van gemeentelijk belang geheel of gedeeltelijk aan herziening te onderwerpen, bedraagt de termijn bedoeld in lid 1 zes maanden. Wanneer [4 artikel D.II.57.5]4, wordt toegepast, geldt het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening van het gewestplan als definitief aannemingsbesluit voor een omtrek met betrekking tot een [4 saneringslocatie]4 in de zin van [4 artikel D.II.57.4, § 5]4. Indien het regeringsbesluit tot aanneming van de herziening de gegevens bevat betreffende de erkenningsomtrek, geldt het als erkenningsomtrek in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1. De Regering kan haar aanneming afhankelijk stellen van de overlegging van een onteigeningsplan. § 6. Wordt het regeringsbesluit niet binnen de termijn bedoeld in paragraaf 5, lid 1 dan wel 2, aan het gemeentecollege of aan de persoon bedoeld in [4 artikel D.II.57.2, eerste lid, 2°]4, gericht, kan het gemeentecollege of de persoon bedoeld in [4 artikel D.II.57.2, eerste lid, 2°]4, per zending een herinneringsschrijven aan de Regering richten. Als de Regering bij verstrijken van een nieuwe termijn van zestig dagen, ingaand bij de ontvangst van het herinneringsschrijven, haar beslissing niet verstuurd heeft, wordt het verzoek geweigerd geacht. § 7. Binnen de tien dagen na bekendmaking van haar beslissing verstuurt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van de beslissing aan elke gemeente waarop de herziening van het gewestplan betrekking heeft, waarna bedoelde gemeenten het publiek daarover inlichten. Wanneer het regeringsbesluit als definitieve aanneming van de omtrek voor een [4 saneringslocatie]4 in de zin van [4 artikel D.II.57.4, § 5]4, geldt, richt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt een afschrift van het besluit aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen die binnen de vijftien dagen na ontvangst van het afschrift van het besluit er kennis van geeft aan de personen bedoeld in [4 artikel D.II.57.4, § 2]4. Indien het regeringsbesluit als erkenningsomtrek geldt in de zin van het [1 decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.]1, wordt van het plan met betrekking tot de erkenning van het gebied kennis gegeven [2 ...]2 aan de operator in de zin van hetzelfde decreet. ----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 80, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2020-12-10/38, art. 92, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<DDG 2022-11-21/08, art. 28, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 5. - Opmakingsprocedure
Art. D.II.53. De bepalingen voor de herziening van het gewestplan zijn van toepassing op de opmaak ervan.
HOOFDSTUK IV. - Gezamenlijke procedure voor gewestplannen en vergunningen
Art. D.II.54. § 1. De procedure voor de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning, van een milieuvergunning of van een globale vergunning in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan gezamenlijk met een procedure tot herziening van het gewestplan uitgevoerd worden wanneer ze noodzakelijk is voor de toekenning van de betrokken vergunning :
1° voor een hoofdinfrastructuur in de zin van artikel D.II.21, § 1;
2° voor een ontwerp van steengroeve gebonden aan de ontsluiting van een ontginningsgebied en aanhorigheden van een ontginningsgebied;
3° voor elk ontwerp waarvan de omvang en de socio-economische impact belangrijk zijn en door de Regering erkend worden in het bericht van ontvangst van de aanvraag;
4° voor elk ontwerp met het oog op de uitbreiding van een economische activiteit bestemd voor ambachten, diensten, distributie, onderzoek, kleine industrie of toerisme die voor de inwerkingtreding van het gewestplan op de site aanwezig is en waarvan grondinneming niet groter is dan twee hectare.
§ 2. De aanvraag tot herziening van het gewestplan bedoeld in de artikelen D.II.47, § 1, en D.II.48, § 3, wordt aan de Regering gericht, die er ontvangst van bericht.
De vergunningsaanvraag wordt ingediend binnen een termijn waarin het eenmalig openbaar onderzoek overeenkomstig het vierde lid georganiseerd kan worden.
In dit geval omvat de milieueffectenbeoordeling de elementen vereist voor de herziening van het gewestplan en de elementen vereist voor de vergunningsaanvraag.
Het ontwerp van herziening van het gewestplan en de vergunningsaanvraag worden onderworpen aan hetzelfde eenmalig openbaar onderzoek volgens de modaliteiten die respectievelijk toepasselijk zijn op de herziening van het gewestplan en op de vergunningsaanvraag. De duur van het onderzoek is de voor de herziening van het gewestplan toepasselijke duur.
De adviezen die respectievelijk in de artikelen D.II.49 en D.IV.35 bedoeld zijn, worden aangevraagd.
Er wordt niet afgeweken van de regels betreffende de herziening van het gewestplan, noch van de regels betreffende de vergunningsaanvraag. De volgende bijzondere bepalingen zijn evenwel van toepassing :
1° de vergunning wordt verstrekt door de Regering;
2° de termijnen voor de behandeling van de vergunningsaanvraag worden verlengd met de termijn gebruikt om te beslissen over de aanvraag tot herziening van het gewestplan;
3° de termijnen voor de behandeling van de aanvraag tot herziening van het gewestplan worden verlengd met de termijnen gebruikt om het dossier m.b.t. de vergunningsaanvraag aan te vullen indien het onvolledig wordt verklaard, of om de formaliteiten volgend op een wijziging van de vergunningsaanvraag uit te voeren;
4° de milieuvergunningsaanvraag of de globale vergunningsaanvraag wordt behandeld overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning tot de zending van het syntheseverslag aan de Regering; wanneer het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning de technisch ambtenaar en, in voorkomend geval, de gemachtigd ambtenaar als bevoegde overheid aanwijst, richt(en) die ambtenaar(aren) een syntheseverslag aan de Regering binnen dezelfde termijnen als de termijnen waarover ze beschikken wanneer het gemeentecollege de bevoegde overheid is;
5° een voorafgaande gezamenlijke informatievergadering wordt gehouden voor de aanvraag tot herziening van het gewestplan en het ontwerp.
De Regering beslist gelijktijdig over de herziening van het gewestplan en van de vergunningsaanvraag. In geval van toekenning van de vergunning, begint bedoelde vergunning slechts te lopen de dag na de inwerkingtreding van het herziene plan.
Art. D.II.54_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De procedure voor de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning [1 ...]1 kan gezamenlijk met een procedure tot herziening van het gewestplan uitgevoerd worden wanneer ze noodzakelijk is voor de toekenning van de betrokken vergunning : 1° voor een hoofdinfrastructuur in de zin van artikel D.II.21, § 1; 2° voor een ontwerp van steengroeve gebonden aan de ontsluiting van een ontginningsgebied en aanhorigheden van een ontginningsgebied; 3° voor elk ontwerp waarvan de omvang en de socio-economische impact belangrijk zijn en door de Regering erkend worden in het [3 bericht van formele volledigheid]3 van de aanvraag; 4° voor elk ontwerp met het oog op de uitbreiding van een economische activiteit bestemd voor ambachten, diensten, distributie, onderzoek, kleine industrie of toerisme die voor de inwerkingtreding van het gewestplan op de site aanwezig is en waarvan grondinneming niet groter is dan twee hectare. [2 De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing wanneer de herziening van het gewestplan voor de toekenning van een milieuvergunning in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning noodzakelijk is of wanneer een globale vergunning in de zin van het samenwerkingsakkoord noodzakelijk is.]2 § 2. De aanvraag tot herziening van het gewestplan bedoeld in de artikelen D.II.47, § 1, en D.II.48, § 3, wordt aan de Regering gericht, die er ontvangst van bericht. De vergunningsaanvraag wordt ingediend binnen een termijn waarin het eenmalig openbaar onderzoek overeenkomstig het vierde lid georganiseerd kan worden. In dit geval omvat de milieueffectenbeoordeling de elementen vereist voor de herziening van het gewestplan en de elementen vereist voor de vergunningsaanvraag. Het ontwerp van herziening van het gewestplan en de vergunningsaanvraag worden onderworpen aan hetzelfde eenmalig openbaar onderzoek volgens de modaliteiten die respectievelijk toepasselijk zijn op de herziening van het gewestplan en op de vergunningsaanvraag. De duur van het onderzoek is de voor de herziening van het gewestplan toepasselijke duur. De adviezen die respectievelijk in de artikelen D.II.49 en D.IV.35 bedoeld zijn, worden aangevraagd. Er wordt niet afgeweken van de regels betreffende de herziening van het gewestplan, noch van de regels betreffende de vergunningsaanvraag. De volgende bijzondere bepalingen zijn evenwel van toepassing : 1° de vergunning wordt verstrekt door de Regering; 2° de termijnen voor de behandeling van de vergunningsaanvraag worden verlengd met de termijn gebruikt om te beslissen over de aanvraag tot herziening van het gewestplan; 3° de termijnen voor de behandeling van de aanvraag tot herziening van het gewestplan worden verlengd met de termijnen gebruikt om het dossier m.b.t. de vergunningsaanvraag aan te vullen indien het onvolledig wordt verklaard, of om de formaliteiten volgend op een wijziging van de vergunningsaanvraag uit te voeren; 4° [1 ...]1 5° een voorafgaande gezamenlijke informatievergadering wordt gehouden voor de aanvraag tot herziening van het gewestplan en het ontwerp. De Regering beslist gelijktijdig over de herziening van het gewestplan en van de vergunningsaanvraag. In geval van toekenning van de vergunning, begint bedoelde vergunning slechts te lopen de dag na de inwerkingtreding van het herziene plan.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 81, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 93, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 29, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK V. - Juridische gevolgen
Afdeling 1. - Algemeen
Art. D.II.55. De Regering verleent bindende kracht aan het gewestplan, met uitzondering van het bodembestemmingsplan, bedoeld in artikel D.II.44, lid 2, dat informatieve waarde heeft.
De grafische en de geschreven voorschriften van de plannen hebben reglementaire waarde.
Bij tegenspraak tussen de grafische en de geschreven voorschriften, hebben de grafische voorschriften voorrang op de geschreven voorschriften.
Art. D_II.55.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De Regering verleent bindende kracht aan het gewestplan, met uitzondering van het bodembestemmingsplan, bedoeld in artikel D.II.44, lid 2, dat informatieve waarde heeft. De grafische en de geschreven voorschriften van de plannen hebben reglementaire waarde. Bij tegenspraak tussen de grafische en de geschreven voorschriften, hebben de grafische voorschriften voorrang op de geschreven voorschriften. [1 De metingen op basis van de grafische voorschriften zijn doorslaggevend voor het bepalen van de afmetingen van de gebieden. De breedte van de afbakeningslijn van een bebouwingsgebied op het gewestplan wordt geacht tot dat gebied te behoren. De buitengrens van het bebouwingsgebied wordt weergegeven door de buitengrens van de afbakeningslijn.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 30, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.56. Het gewestplan blijft in werking tot op het ogenblik waarop het geheel of gedeeltelijk vervangen wordt door een gewestplan na een herziening.
Art. D.II.57. De voorschriften van de plannen kunnen beperkingen van het eigendomsrecht inhouden, met inbegrip van een bebouwingsverbod in de zin van artikel D.IV.2 of een verbod tot uitvoering van de handelingen en werken bedoeld in artikel D.IV.4.
TITEL II.1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - OMTREKKEN]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - ALGEMEEN]1
----------
(1)
Art. D.II.57.1DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1 - Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° locatie: een onroerend goed of een geheel van onroerende goederen dat voor andere activiteiten dan huisvesting bestemd was en waarvan het behoud in zijn huidige toestand strijdig is met de goede inrichting van de plaats of een destructurering van het stadsweefsel uitmaakt. Alleen de activiteiten die overeenstemmen met de wettelijke en reglementaire bepalingen komen in aanmerking. De locatie bevindt zich binnen de grenzen van een omtrek die het geheel van bovenbedoelde onroerende goederen omvat. De omtrek kan ook het volgende bevatten :
a) één of meerdere onroerende goederen of delen ervan die nog bestemd zijn voor een activiteit, op voorwaarde dat de sanering van de locatie de voortzetting van die activiteit toelaat;
b) één of meerdere onroerende goederen of delen ervan die de zetel van een activiteit zijn, maar precair gebruikt worden;
c) één of meerdere onroerende goederen of delen ervan die gebruikt worden of bestemd zijn voor huisvesting;
Een locatie die in een recreatiegebied op het gewestplan gelegen is en onder de uitvoering van het plan betreffende de permanente bewoning valt, kan beschouwd worden als een locatie in de zin van dit artikel;
2° een locatie saneren: de uitvoering van handelingen en werken inzake sanering, renovatie en bodemsanering in de zin van artikel 2, 14°, van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering, bouw- of herbouwwerken en -handelingen met inbegrip van de desbetreffende onderzoeken. De Regering kan de lijst van de handelingen en werken vastleggen;
3° stedelijke verkaveling: elk stedenbouwkundig project tot herwaardering en ontwikkeling van stedelijke functies dat de oprichting, de wijziging, de uitbreiding, de vernietiging of de overdekking van wegen en openbare ruimtes vereist. De stedelijke verkaveling bevindt zich binnen de grenzen van de omtrek die het bovenbedoelde stedenbouwkundig project omvat.
§ 2 - De omtrekken voor saneringslocaties en de omtrekken voor een stedelijke verkaveling worden vastgesteld om operationele redenen, los van de gewestplannen, ontwikkelingsplannen en leidraden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 33, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - PROCEDURE]1
----------
(1)
Afdeling 1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Initiatiefrecht en voorstel]1
----------
(1)
Art. D.II.57.2DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Regering kan de bestemming van een omtrek voor een saneringslocatie of een omtrek voor een stedelijke verkaveling vastleggen :
1° hetzij op eigen initiatief;
2° hetzij op voorstel van een gemeente, een intercommunale met ruimtelijke ordening of huisvesting als maatschappelijk doel, een vereniging van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een gemeentebedrijf, de "Société de rénovation et d'assainissement des sites industriels" (SORASI), de in het Duitse taalgebied erkende openbare huisvestingsmaatschappijen en de "Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement (SPAQuE)" (Openbare maatschappij voor hulpverlening inzake de verbetering van het leefmilieu) bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
3° hetzij op voorstel van één of meer eigenaars of houders van een zakelijk recht.
Desgevallend motiveert de Regering ten opzichte van artikel D.68 van Boek I van het Milieuwetboek haar beslissing om al dan niet de handelingen en werken aan een milieueffectenonderzoek te onderwerpen die gepland zijn voor de sanering en renovatie van de locatie.
Het besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen D.VIII.22 en volgende.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 36, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.57.3DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Het voorstel van de Regering overeenkomstig artikel D.II.57.2 berust op een dossier bestaande uit :
1° de aanduiding en verantwoording van de omtrek ten opzichte van de criteria van artikel D.57.II.1;
2° een kaart met de omtrek volgens het model dat door de Regering is vastgelegd;
3° de geplande handelingen en werken;
4° een milieueffectenbeoordeling of de met redenen omklede aanvraag tot vrijstelling van een milieueffectenbeoordeling overeenkomstig artikel D.VIII.31.
Voor de saneringslocatie wordt bovendien een korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of, naargelang van het geval, een milieueffectenonderzoek over de geplande handelingen en werken bijgevoegd met toepassing van de bepalingen van het Milieuwetboek.
Voor de stedelijke verkaveling wordt bovendien de voorstelling van het stedenbouwkundig project bijgevoegd met de volgende gegevens :
1° een verslag dat de geplande handelingen en werken bevat, hun bestemming, de inrichtingsopties vanuit het oogpunt van de ruimtelijke ordening en de architectonische opzet van het project. Dat verslag wordt opgemaakt op basis van de volgende elementen :
a) een situatieplan dat de ligging van het goed betrokken bij het project voorstelt t.o.v. de centrale kern van de bebouwde kom en de voornaamste verbindingswegen met vermelding van hun juridisch statuut en hun benaming;
b) de rechtstoestand die hetgeen volgt vermeldt :
- de bestemming van het goed betrokken bij het project in het gewestplan;
- in voorkomend geval, zijn ligging in het meergemeentelijk ontwikkelingsplan en in de gemeentelijke ontwikkelingsplannen, zijn ligging in de ontsluitings- of opsplitsingsvergunning als het goed aan de gewestelijke leidraad en/of de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw wordt onderworpen;
c) de stedenbouwkundige en landschappelijke context waarin hetgeen volgt vermeld staat :
- de oriëntatie;
- de verbindingswegen, hun inrichting en uitrusting alsook, in voorkomend geval, de wijzigingen die daaraan verbonden zijn;
- in voorkomend geval, de afschaffing van een bestaande weg of de aanleg van nieuwe wegen of openbare ruimtes;
- de vestiging, de afmetingen, de aard of de bestemming van de bouwwerken op het goed, betrokken bij het project, binnen een straal van 50 m ervan;
- in voorkomend geval, een rechtvaardiging van de verschillen en afwijkingen, aangevraagd ten opzichte van de artikelen D.IV.5 et D.IV.13;
d) een fotoreportage op grond waarvan de stedenbouwkundige en landschappelijke context waarin het project past in overweging genomen kan worden met de genummerde aanduiding op plan van de opnamen van de fotoreportage;
2° een bezettingsplan van de omtrek, met vermelding van het volgende :
a) de vestiging en het bouwvolume van de bestaande gebouwen die voor het geheel van de omtrek zijn gepland;
b) de behouden of geplande aanleg van het onbebouwde saldo van de betrokken omtrek, met inbegrip van de wegen en openbare ruimtes, de parkeerruimtes, de bestaande en geplande vegetatie;
3° een duidelijke 3D-visualisatie van het stedenbouwkundig project.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 37, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Procedure]1
----------
(1)
Art. D.II.57.4DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1 - Het besluit bedoeld in artikel D.II.57.2 en het dossier bedoeld in artikel D.II.57.3 worden door de Regering verstuurd en ter advies voorgelegd aan de volgende instanties, voor zover de aanvraag tot vaststelling van de omtrek niet op hun voorstel berust :
1° aan het gemeentecollege van de gemeente(n) waarin de omtrek gelegen is;
2° aan de op grond van de kadastrale gegevens vastgestelde eigenaars van de onroerende goederen waarop de omtrek betrekking heeft;
3° aan de gemeentelijke commissie of, bij gebrek, aan de adviesraad;
4° aan elke persoon, instantie of dienst waarvan zij het advies nuttig acht.
Het voorstel tot bepaling van een omtrek voor een stedelijke verkaveling wordt verstuurd en ter advies voorgelegd aan de in het eerste lid vermelde instanties en ook aan de gemeenteraad van de gemeente(n) waarin de omtrek gelegen is. Als het advies van de gemeenteraad ongunstig is, wordt de procedure voor het bepalen van een omtrek voor een stedelijke verkaveling niet voortgezet.
De adviezen vermeld in het eerste en het tweede lid worden binnen zestig dagen na ontvangst van het besluit aan de Regering overgemaakt. Zo niet worden ze gunstig geacht.
§ 2 - Binnen vijftien dagen na ontvangst van het besluit van de Regering is (zijn) de eigenaar(s) verplicht het mee te delen aan elke houder van een zakelijk recht, aan elke huurder of gebruiker van bedoeld onroerend goed, alsook aan elke persoon die hij (zij) met de uitvoering van werkzaamheden op bedoeld goed belast zou(den) hebben of daartoe gemachtigd zou(den) hebben. De verzending aan de eigenaars vermeldt deze verplichting.
§ 3 - Binnen vijftien dagen na ontvangst van het besluit van de Regering onderwerpt het gemeentecollege het besluit aan een openbaar onderzoek. Als de omtrek betrekking heeft op meerdere gemeenten, dan wordt in elk van die gemeenten een openbaar onderzoek gehouden.
Het gemeentecollege of, naargelang van het geval, de gemeentecolleges zenden de resultaten van het openbaar onderzoek toe aan de Regering.
§ 4 - Desgevallend wordt de omtrek gewijzigd of aangevuld op basis van de adviezen bedoeld in paragraaf 1 en op basis van de resultaten van het openbaar onderzoek.
§ 5 - De Regering neemt de omtrek voor een saneringslocatie of voor een stedelijke verkaveling definitief aan.
Desgevallend, mits er een motivering ten opzichte van de artikelen D.64 en D.68 van Boek I van het Milieuwetboek is, keurt ze de handelingen en werken die gepland zijn voor de sanering en renovatie van de locatie goed.
§ 6 - Het besluit van de Regering wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen D.VIII.22 en volgende.
De Regering richt een afschrift van het besluit aan de bestemmelingen bedoeld in paragraaf 1.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van het afschrift van het besluit, geeft (geven) de eigenaar(s) daar kennis van aan de personen bedoeld in paragraaf 2. De verzending aan de eigenaars vermeldt deze verplichting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 39, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.57.5.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De omtrek van de saneringslocatie kan door de Regering worden aangenomen gezamenlijk met de opneming van een gebied van gewestelijk belang, een gebied van gemeentelijk belang of een voor bebouwing bestemd gebied waarvoor geen compensatie vereist is overeenkomstig de artikelen D.II.51 en D.II.52.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 40, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.57.6.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1 - De Regering kan de grenzen van de omtrek voor een saneringslocatie of van de omtrek voor een stedelijke verkaveling na de definitieve vastlegging ervan wijzigen. De bepalingen die de vastlegging van de omtrek regelen, zijn van toepassing op de wijziging ervan.
§ 2 - De Regering kan de omtrek voor een saneringslocatie of de omtrek voor een stedelijke verkaveling na de definitieve vastlegging ervan geheel of gedeeltelijk afschaffen :
1° na sanering van de locatie of na verwezenlijking van het stedenbouwkundig project;
2° wanneer de redenen die de erkenning als saneringslocatie of stedelijke verkaveling rechtvaardigden, voorbijgestreefd zijn.
De bepalingen die de vastlegging van de omtrek regelen, zijn van toepassing op de afschaffing ervan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 41, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK III.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR SANERINGSLOCATIES]1
----------
(1)
Art. D.II.57.7.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Regering kan procedureregels voorschrijven voor de onderzoekingen strekkende tot de verzameling van gegevens die moeten dienen voor de toepassing van deze titel en de uitvoeringsbesluiten ervan met betrekking tot de saneringslocaties. Zij wijst de beambten aan die bevoegd zijn om de onderzoekingen uit te voeren.
De beambten die aangewezen worden om deze onderzoekingen en controles uit te voeren, kunnen met name :
1° zich op hun eerste verzoek alle bescheiden, stukken of boeken, die nuttig zijn voor de uitoefening van hun taak, laten overleggen of die opzoeken;
2° fotokopieën nemen of laten nemen van andere bescheiden die onder hun controle vallen en vaststellingen doen door middel van foto's;
3° met toestemming van de politierechter de gebouwen op de saneringslocatie tussen 8.00 en 18.00 uur betreden;
4° de locatie betreden om bodemmonsters te nemen of te laten nemen of bodemanalyses te verrichten of te laten verrichten om een eventuele bodemverontreiniging te ontdekken of te meten.
De in dit artikel bedoelde beambten kunnen de leden van de openbare macht opvorderen, die gehouden zijn hun bijstand te verlenen bij de uitoefening van hun taak.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 43, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.57.8.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Voor zover de Regering dit niet uitdrukkelijk uitsluit, geldt het besluit tot definitieve vastlegging van een omtrek voor een saneringslocatie als stedenbouwkundige vergunning voor de uitvoering van de handelingen en werken voor de sanering en renovatie van de locatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 44, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.57.9.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1 - Vanaf de datum van ontvangst van het besluit bedoeld in artikel D.II.57.2 tot aan de opheffing van de omtrek bij een besluit als bedoeld in artikel D.II.57.6 mogen de eigenaars de in de voorgestelde of definitief vastgelegde omtrek van de saneringslocatie gelegen goederen niet vervreemden of met zakelijke rechten bezwaren zonder dat ze daartoe vooraf toestemming hebben gekregen van de Regering of van de persoon die de Regering daartoe heeft aangewezen.
De Regering, of de persoon die de Regering daartoe heeft aangewezen, brengt de beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van de bij haar ingediende vervreemdingsaanvraag ter kennis. Zoniet wordt de beslissing gunstig geacht.
Wanneer de Regering of de persoon die zij daartoe heeft aangewezen met de vervreemding of de vestiging van zakelijke rechten heeft ingestemd of wanneer haar beslissing gunstig wordt geacht, heeft de nieuwe houder van zakelijke rechten dezelfde verplichtingen als de vorige.
§ 2 - Bij niet-naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit paragraaf 1 van dit artikel, kan elke afstand of vestiging van een zakelijk recht op verzoek van de Duitstalige Gemeenschap worden nietig verklaard.
§ 3 - De openbare ambtenaar die een akte van afstand of vestiging van een zakelijk recht heeft verleden zonder dat vooraf de toestemming bepaald in paragraaf 1 is verkregen, kan een geldboete van 12,50 tot 125 euro opgelegd krijgen, onverminderd schadevergoeding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 45, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.57.10.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1 - Op verzoek van de Regering of van de personen bedoeld in artikel D.II.57.2, eerste lid, 2°, kan elke eigenaar of houder van een onroerend zakelijk recht op goederen die in de omtrek van een saneringslocatie gelegen zijn, ertoe gehouden worden de onderzoeken en de werken te verrichten die het herstel van het uitzicht van die plaats tot gevolg heeft, zowel inzake landschap als inzake leefmilieu.
Als de eigenaar of houder van een zakelijk recht de bepalingen vermeld in het eerste lid niet in acht neemt, kan de bevoegde rechtbank hem ertoe verplichten die in acht te nemen.
Indien de werken vermeld in het eerste lid niet worden uitgevoerd binnen de termijn vastgelegd door de rechtbank, worden ze uitgevoerd door toedoen van de Regering of de persoon bedoeld in artikel D.II.57.2, eerste lid, 2°, op kosten van de eigenaar of de houder van een onroerend zakelijk recht.
Indien de kosten niet op het eerste verzoek worden terugbetaald, kan de Regering de goederen overeenkomstig de artikelen D.VI.1 en volgende onteigenen of laten onteigenen, in opdracht van de persoon bedoeld in artikel D.II.57.2, eerste lid, 2°. In dat geval wordt geen rekening gehouden met de meerwaarde voortvloeiend uit de reeds uitgevoerde werken.
§ 2 - De sanerings- en renovatiewerken bevolen door de rechtbank overeenkomstig paragraaf 1, worden uitgevoerd zonder dat er een vergunning verkregen hoeft te worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 46, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL III. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan
Art. D.II.58. Het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan dat op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerend is, wordt het ruimtelijk ontwikkelingsplan en wordt onderworpen aan de desbetreffende bepalingen.
HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke ontwikkelingsplannen
Afdeling 1. - Gemeentelijk structuurplan
Art. D.II.59. § 1. Het gemeentelijk structuurplan dat op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerend is, wordt het gemeentelijk ontwikkelingsplan en wordt onderworpen aan de desbetreffende bepalingen.
§ 2. De behandeling van het ontwerp van gemeentelijk structuurplan of van ontwerp tot herziening van het gemeentelijk structuurplan dat voorlopig door de gemeenteraad vóór de inwerkingtreding van het Wetboek aangenomen is, wordt verder behandeld volgens de vóór die datum vigerende bepalingen.
In geval van goedkeuring door de Regering wordt het gemeentelijk structuurplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan en wordt het onderworpen aan de desbetreffende bepalingen.
De opheffing besloten door de gemeenteraad vóór de inwerkingtreding van het Wetboek, kan verder worden behandeld volgens de voor die datum vigerende procedure.
Afdeling 2. - Stedenbouwkundig en leefmilieuverslag
Art. D.II.60. Het stedenbouwkundig en leefmilieuverslag dat op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerend is, wordt een lokaal beleidsontwikkelingsplan en wordt onderworpen aan de desbetreffende bepalingen.
Art. D.II.61. De behandeling van het ontwerp van stedenbouwkundig en leefmilieuverslag of van het ontwerp tot herziening van het stedenbouwkundig en leefmilieuverslag dat door het gemeentecollege vóór de inwerkingtreding van het Wetboek aan een openbaar onderzoek onderworpen is, wordt verder behandeld volgens de vóór die datum vigerende bepalingen.
Hetzelfde geldt voor het stedenbouwkundig verslag dat vóór de inwerkingtreding van het Wetboek wordt opgemaakt of herzien wanneer :
1° ofwel het college overeenkomstig artikel 33, § 2, eerste lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium de omvang en de nauwkeurigheidsgraad van de gegevens die het bevat, heeft bepaald;
2° ofwel de gemeenteraad overeenkomstig artikel 18ter, § 2, tweede lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, het verslag heeft vrijgesteld van het milieueffectenverslag vereist overeenkomstig artikel 33, § 2, 2°, van genoemd Wetboek.
In geval van goedkeuring door de Regering wordt het een lokaal beleidsontwikkelingsplan en wordt het onderworpen aan de desbetreffende bepalingen.
De opheffing besloten door de gemeenteraad vóór de inwerkingtreding van het Wetboek, kan verder worden behandeld volgens de voor die datum vigerende procedure.
HOOFDSTUK III. - Plannen van aanleg
Afdeling 1. - Gewestplan
Onderafdeling 1. - Bestemming en algemene voorschriften van de gebieden
Art. D.II.62. De in de gewestplannen opgenomen volgende gebieden worden op de datum van inwerkingtreding van hun opname in laatstgenoemde plannen bekrachtigd :
1° de woonuitbreidingsgebieden met een landelijk karakter;
2° de uitbreidingsgebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
3° de recreatieuitbreidingsgebieden die de recreactieuitbreidingsgebieden, de recreactieuitbreidingsgebieden met verblijf, de uitbreidingsgebieden van recreatiegebieden met verblijf, de ontspannings- en verblijfuitbreidingsgebieden en de ontspanningsuitbreidingsgebieden omvatten;
4° de uitbreidingsgebieden voor ambachtelijke bedrijven of kleine en middelgrote ondernemingen;
5° de gebieden voor industriële ontwikkeling die de gebieden voor industriële ontwikkeling en het gebied voor industriële ontwikkeling van Sart-Tilman omvatten;
6° de dienstuitbreidingsgebieden;
7° de industrie-uitbreidingsgebieden die de industrie-uitbreidingsgebieden, het industrie-uitbreidingsgebied "BD", het thermale "industrie-uitbreidingsgebied, het industrie-uitbreidingsgebied van het onderzoekscentrum Sart-Tilman, het industrie-uitbreidingstgebied "GE" omvatten;
8° de uitbreidingsgebieden van verblijfsparken.
Art. D.II.63. In de gewestplannen die in werking waren op datum van inwerkingtreding van dit Wetboek, blijven van toepassing :
1° op het woongebied, het in artikel D.II.24 bedoelde voorschrift;
2° op het woongebied met een landelijk karakter, het in artikel D.II.25 bedoelde voorschrift;
3° op het uitbreidingsgebied van het woongebied en op het woonuitbreidingsgebied met een landelijk karakter en op het uitbreidingsgebied van het verblijfspark, het in artikel D.II.42 bedoelde voorschrift;
4° op het gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorziening, op de militaire domeinen en op de andere gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en infrastructuren, het in artikel D.II.26, § 1, bedoelde voorschrift;
5° op de gebieden van centra voor technische ingraving en de aan diens bestemming onttrokken centra voor technische ingraving bedoeld in artikel 63 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, die definitief vastgesteld zijn bij de Regering aan het einde van de procedure voor de opmaking van het plan van de centra voor technische ingraving opgestart vóór 1 maart 1998, het in artikel D.II.26, § 2, bedoelde voorschrift;
6° op het recreatiegebied en het recreatie-uitbreidingsgebied, het in artikel D.II.27 bedoelde voorschrift;
7° op het gebied voor ambachten of kleine en middelgrote ondernemingen, op het uitbreidingsgebied voor ambachten of kleine en middelgrote ondernemingen, op het onderzoeksindustriegebied, op het dienstengebied en op het dienstenuitbreidingsgebied, de in de artikel D.II.28 en D.II.29 bedoelde voorschriften;
8° op het industriegebied, de in de artikelen D.II.28 en D.II.30 bedoelde voorschriften van toepassing;
9° op de specifieke bedrijfsruimte met als overdruk merk "A.E.", de voorschriften bedoeld in de artikelen D.II.28 en D.II.31, § 1, leden 1 en 3;
10° op de specifieke bedrijfsruimte met als overdruk merk "G.D.", de voorschriften bedoeld in de artikelen D.II.28 en D.II.31, § 1, leden 2 en 3;
10° op de specifieke bedrijfsruimte met als overdruk merk "R.M.", de voorschriften bedoeld in de artikelen D.II.28 en D.II.31, § 2;
12° op het industrie-uitbreidingsgebied en het gebied met een industrieel karakter waarvan de inrichting aan een gemeentelijk overleg onderworpen is, de voorschriften bedoeld in de artikelen D.II.28 en D.II.32;
13° op het ontginningsgebied, de in de artikelen D.II.28 en D.II.33 bedoelde voorschriften;
14° op het ontginningsuitbreidingsgebied, de in de artikelen D.II.28 en D.II.33 bedoelde voorschriften;
15° op het landelijk gebied en op het landbouwgebied, het in artikel D.II.36 bedoelde voorschrift;
16° op het bosgebied, het in artikel D.II.37 bedoelde voorschrift;
17° op het groengebied en het buffergebied, het in artikel D.II.38 bedoelde voorschrift;
18° op het natuurgebied en op het natuurgebied met een wetenschappelijke waarde, het in artikel D.II.39 bedoelde voorschrift;
19° op het parkgebied, het in artikel D.II.40 bedoelde voorschrift;
20° op de cultureel, historisch of esthetisch waarvolle gebieden en locaties, de in artikel D.II.21, § 2, 4°, bedoelde omtrek met een culturele, historische of esthetische waarde;
21° op het landschappelijk waardevolle gebied, de in artikel D.II.21, § 2, 3°, bedoelde landschappelijk waardevolle omtrek;
22° op het reserverings- en erfdienstbaarheidgebied, de reserveringsomtrek bedoeld in artikel D.II.21, § 1, lid 2;
23° op de omtrek met waardevolle vergezichten, het in artikel D.II.21, § 2, 1°, bedoelde voorschrift;
24° op de omtrek met ecologische doorgangsgebieden, het in artikel D.II.21, § 2, 2°, bedoelde voorschrift;
25° op de landschappelijk waardevolle omtrek, het in artikel D.II.21, § 2, 3°, bedoelde voorschrift;
26° op de omtrek met culturele, historische en esthetische waarde, het voorschrift bedoeld in artikel D.II.21, § 2, 4°;
27° op de omtrek van ontginningsuitbreidingsgebieden, het in artikel D.II.21, § 2, 5°, bedoelde voorschrift;
28° op de reserveringsomtrek, het in artikel D.II.21, § 1, lid 2, bedoelde voorschrift.
Op de andere gebieden, nadere aanwijzingen of overdrukken vermeld in de vigerende gewestplannen zijn de voorschriften betreffende de bestemming die overeenstemt met de op het plan aangegeven grondkleur van toepassing.
Art. D.II.64.[1 § 1. Artikel D.II.25bis is van toepassing op de recreatiegebieden bedoeld in artikel D.II.27 en op een lijst gezet door de Regering voor zover :
1° ze gedekt is door een vergunning voor groepen van bouwwerken of een bebouwingsvergunning, verstrekt vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek;
2° de wegen en de openbare of gemeenschappelijke ruimten van het gebied onder het publiek domein vallen;
3° het toeristisch verblijf alsook de ambachtelijke activiteiten, de activiteiten van de sociaal-culturele voorzieningen, de inrichtingen van openbare diensten en gemeenschappelijke uitrustingen elkaar aanvullen en onderworpen zijn aan de hoofdwoonbestemming
De gebieden aangewezen overeenkomstig het eerste lid worden onderworpen aan een omkeerbaarheidsclausule van de bestemming als binnen de vijf jaar van de inwerkingtreding van de lijst die hen aanwijst:
1° de gemeente de wegen van het gebied niet heeft overgenomen;
2° de gemeente het gebied niet met water en elektriciteit heeft uitgerust en voldaan heeft aan de voorwaarden inzake zuivering van afvalwater van het Waterwetboek.
§ 2. De Regering neemt een ontwerp-lijst van de recreatiegebieden aan dat aan de voorwaarden van paragraaf 1 voldoet. Deze ontwerp- lijst bepaalt kleine gebieden op plaatselijk niveau in de zin van artikel D.VIII.31, § 2.
Binnen zes maanden van de kennisgeving van de ontwerp-lijst aan de betrokken gemeenten, richten laatstgenoemden een dossier aan de Regering dat het volgende bevat :
1° de verbintenis van de gemeente om de wegen over te nemen en om ze te rangschikken in het netwerk van gemeentewegen overeenkomstig het decreet;
2° de verbintenis van de gemeente om het gebied met water en elektriciteit uit te rusten en om te voldoen aan de voorwaarden inzake zuivering van afvalwater van het Waterwetboek;
3° het technisch dossier betreffende de wegen en hun uitrusting bedoel in 2°.
Bij gebrek is de gemeente geacht af te zien van de opneming van het betrokken gebied als groen woongebied.
De Regering legt de lijst vast van de recreatiegebieden bedoeld in paragraaf 1.
Binnen de maand van de kennisgeving van de lijst aan de betrokken gemeenten, delen laatstgenoemden aan de betrokken eigenaars of bewoners het volgende mee :
1° de nieuwe bestemming van het gebied;
2° de verplichting om, in voorkomend geval, een aanvraag voor een regularisatievergunning in te dienen overeenkomstig de artikelen D.IV.32 en volgende.]1
----------
(1)<DWG 2017-11-16/16, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
Onderafdeling 2. - Procedure
Art. D.II.65. § 1. De behandeling van de herziening van een gewestplan waarvan het ontwerp door de Regering is aangenomen voor de datum van inwerkingtreding van dit Wetboek, wordt verder behandeld volgens de vóór die datum vigerende bepalingen.
Wanneer de herziening van een gewestplan betrekking heeft op de opneming van een ontginningsgebied bedoeld in artikel 32 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, kan de Regering de herziening definitief vaststellen door een gebied van aanhorigheden van ontginningen zoals bedoeld in artikel D.II.33 over het geheel of een deel van de herziene omtrek voor zover :
1° het aan een openbaar onderzoek onderworpen dossier betrekking had op de opneming van een gebied van aanhorigheden van ontginningen;
2° een aanvullend milieueffectenverslag uitgevoerd is;
3° de Regering de compensaties bedoeld in artikel D.II.45, § 3 vaststelt.
Bij ontstentenis is het gebied opgenomen op het gewestplan, het ontginningsgebied bedoeld in artikel D.II.41.
§ 2. Voor de andere procedures die op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerend zijn, wordt de procedure bedoeld bij het Wetboek toegepast met dien verstande dat :
1° de zending van de aanvraag bedoeld in artikel 42bis van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, samen met het basisdossier, van de gegevens betreffende het verloop van de procedure inzake de informatie van het publiek en het advies van de gemeenteraad (-raden) als zending geldt in de zin van artikel D.II.48, § 3;
2° het besluit van de Regering tot vaststelling van het voorontwerp van plan als beslissing tot herziening, voorlopige aanneming van het gewestplan, voorlopige aanneming van de compensaties en basisdossier in de zin van de artikel D.II.44 en D.II.48, § 5, geldt;
3° het vóór de datum van inwerkingtreding van het Wetboek voltooide milieueffectenonderzoek als verslag over de milieugevolgen geldt;
4° het op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerende milieueffectenonderzoek verder behandeld wordt en bij de voltooiing ervan het verslag over de milieugevolgen vormt.
Afdeling 2. - Gemeentelijk plan van aanleg
Onderafdeling 1. - Juridische draagwijdte
Art. D.II.66. § 1. Het gemeentelijk plan van aanleg, het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg en het gemeentelijk plan van aanleg tot herziening van het op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerende gewestplan worden een lokaal beleidsontwikkelingsplan en vallen onder de desbetreffende bepalingen.
§ 2. Tenzij het uitdrukkelijk wordt opgeheven, is het plan bedoeld in paragraaf 1 en goedgekeurd door de Regering voor de inwerkingtreding van het gewestplan, dat niet geheel of gedeeltelijk herzien is na de inwerkingtreding van het gewestplan, gedurende achttien maanden te rekenen van de inwerkingtreding van het Wetboek van toepassing.
Tenzij het uitdrukkelijk wordt opgeheven, is het deel van het plan bedoeld in paragraaf 1 en goedgekeurd door de Regering voor de inwerkingtreding van het gewestplan, gedurende achttien maanden te rekenen van de inwerkingtreding van het Wetboek van toepassing voor zover dat deel niet herzien is na de inwerkingtreding van het gewestplan.
De gemeenteraad kan evenwel de geldigheid van het plan, dat een lokaal beleidsontwikkelingsplan is geworden, voor een periode van zes jaar verlengen. De beslissing tot verlenging dient minstens twee maanden voor verstrijken van de termijn bedoeld in lid 1 of in lid 2 genomen te worden.
De opheffing volgt van rechtswege.
Binnen de drie maanden na de installatie van de gemeenteraden volgend op de verkiezingen richt DGO4 aan elke betrokken gemeenteraad de lijst van de lokale beleidsontwikkelingsplannen die de vervaltermijn van achttien jaar of vierentwintig jaar overschrijden tijdens de zes jaren volgend op de installatie van de gemeenteraad.
§ 3. De bepalingen van de afwijkende gemeentelijke plannen van aanleg betreffende de bestemmingen en die afwijken van het gewestplan herzien het gewestplan in de zin van artikel D.II.56. De Regering kan de modaliteiten voor de omschakeling van de bestemmingen van de afwijkende gemeentelijke plannen naar bestemmingen van het gewestplan vastleggen.
Voor de herzieningen van gemeentelijke plannen van aanleg gaat de kaart met de bestemmingen van het grondgebied bedoeld in artikel 49, 2°, van het "CWATUP" tot de herziening van het gewestplan over in de zin van artikel D.II.56.
Het plaatselijk beleidsontwikkelingsplan betreffende de oude gemeentelijke afwijkende of herzieningsplannen van aanleg mag niet opgeheven worden wat betreft de bestemmingen die in een herziening van het gewestplan zijn overgegaan.
§ 4. De gemeenteraad beslist tot het behoud van de gemeentelijke plannen van aanleg, goedgekeurd voor 22 april 1962 en die niet geheel of gedeeltelijk zijn herzien na 22 april 1962. De gemeenteraad neemt zijn beslissing binnen een termijn van twaalf maanden na de inwerkingtreding van het Wetboek. Bij ontstentenis worden ze van rechtswege opgeheven. Binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van het Wetboek richt DGO4 de lijst van die ontwikkelingsplannen aan elke betrokken gemeenteraad.
Onderafdeling 2. - Procedure
Art. D.II.67. De opmaking of de herziening van een gemeentelijk plan van aanleg waarvan het voorontwerp aangenomen is of waarvan het ontwerp voorlopig aangenomen is door de gemeenteraad vóór de inwerkingtreding van het Wetboek, wordt verder behandeld volgens de vóór die datum vigerende bepalingen.
In geval van goedkeuring door de Regering wordt het een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan en wordt het onderworpen aan de desbetreffende bepalingen.
Voor de gemeentelijk herzieningsplannen van aanleg gaat de kaart met de bestemmingen van het grondgebied bedoeld in artikel 49, 2°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium tot de herziening van het gewestplan over in de zin van artikel D.II.56.
De opheffing besloten door de gemeenteraad vóór de inwerkingtreding van het Wetboek, kan verder worden behandeld volgens de voor die datum vigerende procedure.
HOOFDSTUK IV. - Andere plannen en schema's
Art. D.II.68. § 1. Het leidend plan goedgekeurd door de Regering of het leidend schema aangenomen door de gemeenteraad, voor zover de goedkeuring door de Regering of de gemeente vóór 1 maart 1998 heeft plaatsgevonden, wordt een lokaal beleidsontwikkelingsplan en valt onder de desbetreffende bepalingen.
§ 2. Tenzij het uitdrukkelijk wordt opgeheven, is het plan of het schema bedoeld in paragraaf 1 en goedgekeurd door de Regering voor de inwerkingtreding van het gewestplan, dat niet geheel of gedeeltelijk herzien is na de inwerkingtreding van het gewestplan, gedurende achttien maanden te rekenen van de inwerkingtreding van het Wetboek van toepassing.
Tenzij het uitdrukkelijk wordt opgeheven, is het deel van het plan of van het schema bedoeld in paragraaf 1 en goedgekeurd door de Regering voor de inwerkingtreding van het gewestplan, gedurende achttien maanden te rekenen van de inwerkingtreding van het Wetboek van toepassing voor zover dat deel niet herzien is na de inwerkingtreding van het gewestplan.
De gemeenteraad kan evenwel de geldigheid van het plan of schema voor een periode van zes jaar verlengen. De beslissing tot verlenging dient minstens twee maanden voor verstrijken van de termijn bedoeld in lid 1 of in lid 2 genomen te worden.
De opheffing wordt van rechtswege verricht.
Binnen de drie maanden na de installatie van de gemeenteraden volgend op de verkiezingen richt DGO4 aan elke betrokken gemeenteraad de lijst van de lokale beleidsontwikkelingsplannen die de vervaltermijn van achttien jaar of vierentwintig jaar overschrijden tijdens de zes jaren volgend op de installatie van de gemeenteraad.
HOOFDSTUK V.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - OMTREKKEN, STADSHEROPLEVING EN STADSVERNIEUWING]1
----------
(1)
Art. D.II.69.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Elke definitief erkende te herontwikkelen locatie wordt beschouwd als een omtrek voor een saneringslocatie, vastgelegd door de Regering overeenkomstig artikel D.II.57.4, § 5.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 48, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.70.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Elke definitief erkende omtrek voor een stedelijke verkaveling wordt beschouwd als een omtrek voor een stedelijke verkaveling, vastgelegd door de Regering overeenkomstig artikel D.II.57.4, § 5.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 49, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.II.71.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Onderzoeken omtrent een te herontwikkelen locatie die vóór 31 maart 2022 zijn aangevat, worden voortgezet op basis van de op die datum geldende bepalingen. Wanneer ze definitief zijn vastgesteld, hebben zij de hoedanigheid van omtrek voor een saneringslocatie, vastgelegd door de Regering overeenkomstig artikel D.II.57.4, § 5.
Onderzoeken omtrent een stedelijke verkaveling die vóór 31 maart 2022 zijn aangevat, worden voortgezet op basis van de op die datum geldende bepalingen. Wanneer ze definitief zijn vastgesteld, hebben ze de hoedanigheid van omtrek voor een stedelijke verkaveling, vastgelegd door de Regering overeenkomstig artikel D.II.57.4, § 5.
Wat de op 31 maart 2022 krachtens de geldende wetgeving toegekende en in bewerking zijnde subsidies betreft in gebieden die gelegen zijn in omtrekken voor een te herontwikkelen locatie, omtrekken voor locaties met herstel van landschap en leefmilieu, omtrekken voor een stedelijke verkaveling, omtrekken voor een stadsheropleving of omtrekken voor een stadsvernieuwing, blijven de bepalingen van toepassing die golden op het tijdstip waarop de subsidies werden toegekend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 50, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
BOEK III. - Leidraden voor stedenbouw
TITEL I. - Gewestelijke leidraad voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. D.III.1. De Regering kan een gewestelijke leidraad voor stedenbouw aannemen.
De gewestelijke leidraad voor stedenbouw zet voor Wallonië of voor een deel van het grondgebied ervan waarvan genoemde leidraad de grenzen afbakent, de doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling van het ruimtelijk ontwikkelingsplan om in stedenbouwkundige doelstellingen, via aanwijzigen en normen met inachtneming, in voorkomend geval, van de specificiteiten van het (de) grondgebied(en) waarop genoemde leidraad betrekking heeft.
De gewestelijke leidraad kan verschillende onderdelen bevatten met onderling verschillende doelen die, in voorkomend geval, tijdens verschillende periodes aangenomen worden.
Art. D.III.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De Regering kan een gewestelijke leidraad voor stedenbouw aannemen. De gewestelijke leidraad voor stedenbouw zet voor [1 het Duitse taalgebied]1 of voor een deel van het grondgebied ervan waarvan genoemde leidraad de grenzen afbakent, de doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling van het ruimtelijk ontwikkelingsplan om in stedenbouwkundige doelstellingen, via aanwijzigen en normen met inachtneming, in voorkomend geval, van de specificiteiten van het (de) grondgebied(en) waarop genoemde leidraad betrekking heeft. De gewestelijke leidraad kan verschillende onderdelen bevatten met onderling verschillende doelen die, in voorkomend geval, tijdens verschillende periodes aangenomen worden. [2 De gewestelijke leidraad kan specifiek gewijd zijn aan bepaalde stedenbouwkundige thema's.]2
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 82, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 51, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Art. D.III.2. § 1. De gewestelijke leidraad voor stedenbouw kan aanwijzingen bevatten inzake :
1° het behoud, de volumetrie en de kleuren, de algemene principes van de ligging van de bouwwerken en installaties op of onder de bodem;
2° het behoud, de afmetingen en het uitzicht van de wegen en van de openbare ruimtes;
3° de aanplantingen;
4° de wijzigingen van het bodemreliëf;
5° de inrichting van de omgeving van bouwwerken;
6° de afsluitingen;
7° de opslagplaatsen;
8° de inrichting van lokalen en van de ruimten bestemd voor het parkeren van voertuigen;
9° de niet-ingegraven leidingen, kabels en kanalisaties;
10° het straatmeubilair
11° de uithangborden, de reclameborden en de aanplakborden;
12° de antennes;
13° de maatregen inzake de strijd tegen het ondoorlatend maken van de grond.
§ 2. De gewestelijke leidraad voor stedenbouw kan normen bevatten over :
1° de voorwaarden om de bouwwerken en installaties in de zones blootgesteld aan risico's op zware ongevallen, natuurgevaar of een aanzienlijke geotechnische druk in de zin van artikel D.IV.57 op te vangen;
2° wat personen met verminderde beweeglijkheid betreft, de bereikbaarheid en het gebruik van ruimtes en gebouwen of gedeelten van gebouwen die voor het publiek of voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn;
3° de akoestische kwaliteit van bouwwerken, waaronder die gelegen in de zones B, C en D van de plannen voor langetermijnontwikkeling van de gewestelijke luchthavens;
4° de beschermde zones van sommige gemeenten inzake stedenbouw, waarvan de Regering de grenzen bepaalt.
De in punt 4° bedoelde normen hebben betrekking op de punten 1°, 2°, 4°, 8° en 11° van paragraaf 1.
Art. D_III.2.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De gewestelijke leidraad voor stedenbouw kan aanwijzingen bevatten inzake : 1° het behoud, de volumetrie en de kleuren, de algemene principes van de ligging van de bouwwerken en installaties op of onder de bodem; 2° het behoud, de afmetingen en het uitzicht van de wegen en van de openbare ruimtes; 3° de aanplantingen; 4° de wijzigingen van het bodemreliëf; 5° de inrichting van de omgeving van bouwwerken; 6° de afsluitingen; 7° de opslagplaatsen; 8° de inrichting van lokalen en van de ruimten bestemd voor het parkeren van voertuigen; 9° de niet-ingegraven leidingen, kabels en kanalisaties; 10° het straatmeubilair 11° de uithangborden, de reclameborden en de aanplakborden; 12° de antennes; 13° de maatregen inzake de strijd tegen het ondoorlatend maken van de grond [1 ;]1 [1 14° de maatregelen ter bestrijding van extreme weersverschijnselen.]1 § 2. De gewestelijke leidraad voor stedenbouw kan normen bevatten over : 1° de voorwaarden om de bouwwerken en installaties in de zones blootgesteld aan risico's op zware ongevallen, natuurgevaar of een aanzienlijke geotechnische druk in de zin van artikel D.IV.57 op te vangen; 2° wat personen met verminderde beweeglijkheid betreft, de bereikbaarheid en het gebruik van ruimtes en gebouwen of gedeelten van gebouwen die voor het publiek of voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn; 3° de akoestische kwaliteit van bouwwerken, waaronder die gelegen in de zones B, C en D van de plannen voor langetermijnontwikkeling van de gewestelijke luchthavens; 4° de beschermde zones van sommige gemeenten inzake stedenbouw, waarvan de Regering de grenzen bepaalt. De in punt 4° bedoelde normen hebben betrekking op de punten 1°, 2°, 4°, 8° en 11° van paragraaf 1.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 52, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. D.III.3. § 1. De gewestelijke leidraad voor stedenbouw wordt op initiatief van de Regering opgemaakt.
§ 2. De Regering neemt het ontwerp van leidraad aan.
§ 3. De Regering legt de ontwerp-leidraad ter advies voor aan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening en aan de personen en instanties die zij nodig acht te raadplegen.
Wanneer de ontwerp-leidraad betrekking heeft op een gedeelte van het gewestelijke grondgebied waarvan genoemd ontwerp de grenzen bepaalt, legt de Regering bedoelde ontwerp-leidraad ter advies voor aan de gemeenteraden en aan de gemeentelijke commissies van de gemeenten waarvan het grondgebied in bedoeld ontwerp ter sprake komt.
§ 4. De gemeenteraden, de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening alsook de in paragraaf 3 bedoelde personen en instanties maken hun advies aan de Regering over binnen vijfenveertig dagen na de zending van de adviesaanvraag. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht.
§ 5. De Regering neemt de leidraad definitief aan, maakt hem in het Belgisch Staatsblad bekend en maakt hem toegankelijk via de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.
Art. D.III.3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De gewestelijke leidraad voor stedenbouw wordt op initiatief van de Regering opgemaakt. § 2. De Regering neemt het ontwerp van leidraad aan. § 3. De Regering legt de ontwerp-leidraad ter advies voor aan de [1 Adviesraad]1 en aan de personen en instanties [2 die zij nodig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht]2. Wanneer de ontwerp-leidraad betrekking heeft op een gedeelte van het gewestelijke grondgebied waarvan genoemd ontwerp de grenzen bepaalt, legt de Regering bedoelde ontwerp-leidraad ter advies voor aan de gemeenteraden en aan de gemeentelijke commissies van de gemeenten waarvan het grondgebied in bedoeld ontwerp ter sprake komt. § 4. De gemeenteraden, de [1 Adviesraad]1 alsook de in paragraaf 3 bedoelde personen en instanties maken hun advies aan de Regering over binnen vijfenveertig dagen na de zending van de adviesaanvraag. Zoniet worden de adviezen gunstig geacht. § 5. De Regering neemt de leidraad definitief aan, maakt hem in het Belgisch Staatsblad bekend en maakt hem toegankelijk via de website [1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap]1.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 83, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 94, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
TITEL II. - Gemeentelijke leidraad voor stedenbouw
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. D.III.4. De gemeenteraad kan een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw aannemen.
De gemeentelijke leidraad zet voor het gemeentelijke grondgebied als deel of geheel de doelstellingen inzake de ruimtelijke ontwikkeling van het ruimtelijk ontwikkelingsplan, van het meergemeentelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan en van de gemeentelijke plannen om in stedenbouwkundige doelstellingen, via aanwijzingen en normen met inachtneming van de specificiteiten van het (de) grondgebied(en) dat (die) in genoemde leidraad ter sprake komt.
De gemeentelijke leidraad kan verschillende onderdelen bevatten met onderling verschillende doelen die, in voorkomend geval, tijdens verschillende periodes aangenomen worden.
Art. D_III.4.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De gemeenteraad kan een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw aannemen. De gemeentelijke leidraad zet voor het gemeentelijke grondgebied als deel of geheel de doelstellingen inzake de ruimtelijke ontwikkeling van het ruimtelijk ontwikkelingsplan, van het meergemeentelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan en van de gemeentelijke plannen om in stedenbouwkundige doelstellingen, via aanwijzingen en normen met inachtneming van de specificiteiten van het (de) grondgebied(en) dat (die) in genoemde leidraad ter sprake komt. De gemeentelijke leidraad kan verschillende onderdelen bevatten met onderling verschillende doelen die, in voorkomend geval, tijdens verschillende periodes aangenomen worden. [1 De gemeentelijke leidraad kan specifiek gewijd zijn aan bepaalde stedenbouwkundige thema's.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 53, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II. - Inhoud
Art. D.III.5. De gemeentelijke leidraad kan een geheel of een deel van de aanwijzingen bedoeld in artikel D.III.2, § 1, bevatten.
HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. D.III.6. § 1. De gemeentelijke leidraad voor stedenbouw wordt opgemaakt op initiatief van de gemeenteraad.
De gemeentelijke raad en de gemeentelijke commissie worden geïnformeerd over de voorafgaande studies en kunnen op elk ogenblik suggesties doen die zij nuttig achten.
§ 2. De gemeenteraad neemt het ontwerp van leidraad aan.
Het gemeentecollege legt de ontwerp-leidraad ter advies voor aan de gemeentelijke commissie, of, bij ontstentenis, aan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening en aan de gemachtigd ambtenaar, alsook aan de personen en instanties die genoemd college nodig acht te raadplegen.
Het advies wordt binnen vijfenveertig dagen na de zending van de aanvraag van het gemeentecollege overgemaakt. Zoniet wordt het advies gunstig geacht.
§ 3. De ontwerp-leidraad wordt aan een openbaar onderzoek onderworpen.
§ 4. De gemeenteraad neemt de leidraad definitief aan.
§ 5. Binnen acht dagen na de definitieve goedkeuring worden de leidraad en de beslissing van de gemeenteraad samen met de stukken van de procedure overgemaakt aan de gemachtigd ambtenaar en aan het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4.
Binnen dertig dagen na de zending van het in het eerste lid bedoelde dossier maakt de gemachtigd ambtenaar hem met zijn advies aan de Regering over. Zoniet wordt het advies van de gemachtigd ambtenaar gunstig geacht.
§ 6. De Regering keurt de beslissing van de gemeenteraad goed of verwerpt ze bij met redenen omkleed besluit, gezonden binnen negentig dagen na ontvangst van het volledige dossier door het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van DGO4. De weigering tot goedkeuring wordt alleen wegens overtreding van het Wetboek of wegens een kennelijke onjuiste beoordeling uitgesproken.
Na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw goedgekeurd geacht.
Deze termijn kan bij een met redenen omkleed besluit één keer met dertig dagen verlengd worden.
Als de Regering vaststelt dat de leidraad overeenkomstig het eerste lid niet kan worden goedgekeurd, kan ze, vooraleer ze een beslissing neemt, van het gemeentecollege vragen om documenten tot wijziging van de leidraad voor te leggen. De procedure voor de aanneming van de leidraad wordt bij de stap hernomen waar de Regering de tekortkomingen heeft vastgesteld.
De in het vierde lid bedoelde procedure kan slechts één keer hernomen wordenen.
De beslissingen van de Regering en van de gemeenteraad worden bekendgemaakt.
Art. D.III.6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De gemeentelijke leidraad voor stedenbouw wordt opgemaakt op initiatief van de gemeenteraad. [3 De Regering kan een voorstel van gemeentelijke leidraad voor stedenbouw voorleggen aan de gemeenteraad.]3 De gemeentelijke raad en de gemeentelijke commissie worden geïnformeerd over de voorafgaande studies en kunnen op elk ogenblik suggesties doen die zij nuttig achten. § 2. De gemeenteraad neemt het ontwerp van leidraad aan. Het gemeentecollege legt de ontwerp-leidraad ter advies voor aan de gemeentelijke commissie, of, bij ontstentenis, aan de [1 Adviesraad]1 en aan de gemachtigd ambtenaar, alsook aan de personen en instanties [2 die genoemd college nodig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht]2. Het advies wordt binnen vijfenveertig dagen na de zending van de aanvraag van het gemeentecollege overgemaakt. Zoniet wordt het advies gunstig geacht. § 3. De ontwerp-leidraad wordt aan een openbaar onderzoek onderworpen. § 4. De gemeenteraad neemt de leidraad definitief aan. § 5. Binnen acht dagen na de definitieve goedkeuring worden de leidraad en de beslissing van de gemeenteraad samen met de stukken van de procedure overgemaakt [1 aan de Regering]1. [1 ...]1 § 6. De Regering keurt de beslissing van de gemeenteraad goed of verwerpt ze bij met redenen omkleed besluit, gezonden binnen negentig dagen na ontvangst van het volledige dossier [1 ...]1. De weigering tot goedkeuring wordt alleen wegens overtreding van het Wetboek of wegens een kennelijke onjuiste beoordeling uitgesproken. Na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw goedgekeurd geacht. Deze termijn kan bij een met redenen omkleed besluit één keer met dertig dagen verlengd worden. Als de Regering vaststelt dat de leidraad overeenkomstig het eerste lid niet kan worden goedgekeurd, kan ze, vooraleer ze een beslissing neemt, van het gemeentecollege vragen om documenten tot wijziging van de leidraad voor te leggen. De procedure voor de aanneming van de leidraad wordt bij de stap hernomen waar de Regering de tekortkomingen heeft vastgesteld. De in het vierde lid bedoelde procedure kan slechts één keer hernomen wordenen. De beslissingen van de Regering en van de gemeenteraad worden bekendgemaakt.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 84, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 95, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 54, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL III. - Gemeenschappelijke bepalingen
HOOFDSTUK I. - Herziening en opheffing
Art. D.III.7. § 1. De regels voor de opmaak van de gewestelijke of gemeentelijke leidraad voor stedenbouw gelden ook voor de herziening ervan.
In het herzieningsdossier worden evenwel enkel de elementen i.v.m. de overwogen herziening opgenomen.
§ 2. De Regering kan de gewestelijke leidraad voor stedenbouw geheel of gedeeltelijk opheffen. De gemeenteraad kan de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw geheel of gedeeltelijk opheffen.
De regels voor de opmaak van de gewestelijke of gemeentelijke leidraad voor stedenbouw gelden ook voor de opheffing ervan.
Een gemeentelijke leidraad kan evenwel geheel of gedeeltelijk bij de aanneming of de herziening van een ontwikkelingsplan of van een gewestplan opgeheven worden overeenkomstig de artikelen D.II. 7, D.II.12, D.II50, D.II.51 en D.II.52.
§ 3. Tenzij de opheffing uitdrukkelijk is, is de gemeentelijke leidraad of het deel ervan die/dat niet herzien wordt of die/dat geen voorwerp heeft uitgemaakt van een gedeeltelijke herziening, tijdens achttien jaar van toepassing te rekenen van de bekendmaking door vermelding in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Regering tot goedkeuring ervan of van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het bericht waarin wordt vermeld dat de leidraad of het deel van de leidraad goedgekeurd geacht wordt. Die opheffing gebeurt afzonderlijk voor elk van de gedeelten van de leidraad die afzonderlijk zijn uitgewerkt.
Tenzij de opheffing uitdrukkelijk is, is de leidraad of het deel van gemeentelijke leidraad die/dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een volledige herziening, tijdens achttien jaar van toepassing te rekenen van de bekendmaking door vermelding in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Regering tot goedkeuring ervan of van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het bericht waarin wordt vermeld dat de leidraad of het deel van de leidraad goedgekeurd geacht wordt. Die opheffing gebeurt afzonderlijk voor elk van de gedeelten van de leidraad die afzonderlijk zijn uitgewerkt.
De gemeenteraad kan evenwel de geldigheid van de leidraad of een gedeelte van de leidraad voor een periode van zes jaar verlengen. De beslissing tot verlenging wordt minstens twee maanden voor het verstrijken van de in het eerste of in het tweede lid bedoelde termijn genomen.
De opheffing volgt van rechtswege.
HOOFDSTUK II. - Juridische gevolgen
Art. D.III.8. Leidraden voor stedenbouw hebben een indicatieve waarde, met uitzondering van de normen van de gewestelijke leidraad die bindende kracht hebben.
De gewestelijke leidraad voor stedenbouw is van toepassing op het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, op het gemeentelijk ontwikkelingsplan, op het lokaal beleidsontwikkelingsplan, op de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw, op de vergunning en op het stedenbouwkundige attest nr. 2.
De gemeentelijke leidraad voor stedenbouw is van toepassing op de vergunning en op het stedenbouwkundige attest nr. 2.
HOOFDSTUK III. - Hiërarchie
Afdeling 1. - Het verband tussen de gewestelijke leidraad en de gemeentelijke leidraad
Art. D.III.9. § 1. Een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw kan afwijken van de als indicatief beschouwde inhoud van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw mits een motivering waaruit blijkt dat de afwijkingen :
1° rekening houdende met de specificiteiten van het grondgebied waarop genoemde leidraad betrekking heeft, verantwoord zijn;
2° tot de bescherming, het beheer of de inrichting van de al dan niet bebouwde landschappen bijdragen.
Wanneer een gewestelijke leidraad en een gemeentelijke leidraad op een bepaald grondgebied aanwijzingen geven over eenzelfde thema, zijn de aanwijzingen van de gemeentelijke leidraad van toepassing.
§ 2. Bij tegenspraak tussen een aanwijzing van een bestaande gemeentelijke leidraad voor stedenbouw en een aanwijzing of een norm van een gewestelijke leidraad voor stedenbouw die later in werking treedt, is de aanwijzing of de norm van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw van toepassing.
Bij tegenspraak tussen aanwijzingen van een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw zijn de recentere aanwijzingen van toepassing.
Afdeling 2. - Het verband tussen de ontwikkelingsplannen en de leidraden
Art. D.III.10. Bij tegenspraak tussen het ruimtelijk ontwikkelingsplan, een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan of een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan en de aanwijzingen van een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw is het plan van toepassing.
Bij tegenspraak tussen een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan of een lokaal beleidsontwikkelingsplan en een gewestelijke leidraad voor stedenbouw is de leidraad van toepassing.
Een gewestelijke leidraad voor stedenbouw kan afwijken van het ruimtelijk ontwikkelingsplan mits een motivering waaruit blijkt dat de afwijkingen :
1° de doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling of ruimtelijke ordening bedoeld in het ruimtelijk ontwikkelingsplan niet bedreigen;
2° tot de bescherming, het beheer of de inrichting van de al dan niet bebouwde landschappen bijdragen.
TITEL IV. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Art. D.III.11. De artikelen 395 tot 397, 399, 400 en 402 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium betreffende het algemeen reglement op de gebouwen dat inzake stedenbouw toepasselijk is in laatstgenoemd wetboek betreffende het algemeen reglement op de gebouwen in landelijk gebied en de artikelen 433, 434, 439 en 440 ervan betreffende het algemeen reglement inzake uithang- en reclameborden worden aanwijzingen in de zin van artikel D.III.2, § 1, en krijgen een indicatieve waarde op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek. Ze worden in de gewestelijke leidraad voor stedenbouw opgenomen en blijven van toepassing tot de herziening ervan.
De artikelen 393, 394, 398, 401 en 403 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium betreffende het algemeen reglement op de gebouwen dat inzake stedenbouw toepasselijk is in de beschermde gebieden van sommige gemeenten alsook de bepalingen van het algemeen reglement op de gebouwen betreffende de bereikbaarheid en het gebruik van ruimten en gebouwen of gedeelten van gebouwen die voor het publiek of voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn, door personen met verminderde beweeglijkheid en die van de stedenbouwkundige regeling op de akoestische kwaliteit van bouwwerken in de zones B, C en D van de plannen voor langetermijnontwikkeling van de luchthavens Liège-Bierset en Charleroi-Sud zijn normen in de zin van artikel D.III.2, § 2, en behouden hun reglementaire waarde op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek. Ze worden in de gewestelijke leidraad voor stedenbouw opgenomen en blijven van toepassing tot de herziening ervan.
HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
Art. D.III.12. De op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerende gemeentelijke stedenbouwkundige verordening wordt een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw en is onderworpen aan de desbetreffende bepalingen. Zijn bepalingen worden aanwijzingen in de zin van artikel D.III.5.
Art. D.III.13. Het ontwerp van gemeentelijke stedenbouwkundige verordening of het ontwerp van herziening van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening door de gemeenteraad vóór de inwerkingtreding van het Wetboek, worden verder behandeld volgens de vóór die datum vigerende bepalingen.
Bij de goedkeuring ervan door de Regering wordt het een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw en wordt het onderworpen aan de desbetreffende bepalingen. Zijn bepalingen worden aanwijzingen in de zin van artikel D.III.5.
De opheffing besloten door de gemeenteraad vóór de inwerkingtreding van het Wetboek zet de voor die datum vigerende procedure voort.
Art. D.III.14. Tenzij de opheffing uitdrukkelijk is, is (zijn) de op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerende gemeentelijke stedenbouwkundige vergunning(en) die gemeentelijke leidraad voor stedenbouw is (zijn) geworden, die niet herzien wordt (worden) of die geen voorwerp heeft (hebben) uitgemaakt van een gedeeltelijke herziening, tijdens achttien jaar van toepassing te rekenen van de inwerkingtreding van het Wetboek.
Tenzij de opheffing uitdrukkelijk is, is (zijn) de op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerende gemeentelijke stedenbouwkundige vergunning(en) die gemeentelijke leidraad voor stedenbouw is (zijn) geworden, die na de inwerkingtreding van het Wetboek het voorwerp heeft (hebben) uitgemaakt van een volledige herziening goedgekeurd door de Regering, tijdens achttien jaar van toepassing te rekenen van de bekendmaking door vermelding in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Regering tot goedkeuring van de herziening of van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het bericht waarin wordt vermeld dat de leidraad of het herziene deel van de leidraad goedgekeurd geacht word. Die opheffing gebeurt afzonderlijk voor elk van de gedeelten van de leidraad die het voorwerp heeft uitgemaakt van een afzonderlijke volledige herziening.
De leden 1 en 2 zijn van toepassing op de gemeentelijke verordeningen die overeenkomstig de in het Waalse Gewest toepasselijke wetgeving van de ruimtelijke ordening en stedenbouw genomen zijn.
De gemeenteraad kan evenwel de geldigheid van de leidraad of een gedeelte van de gemeentelijke leidraad voor een periode van zes jaar verlengen. De beslissing tot verlenging wordt minstens twee maanden voor het verstrijken van de in het eerste of in het tweede lid bedoelde termijn genomen.
De opheffing volgt van rechtswege.
Binnen drie maanden na de installatie van de gemeenteraden ten gevolge van de verkiezingen richt DGO4 aan elke betrokken gemeenteraad de lijst van de gedeelten van de leidraad op de vervaldatum van de achttien jaar of van de vierentwintig jaar zullen bereiken tijdens de zes jaar volgend op de installatie van de gemeenteraad of meldt genoemde administratie dat de leidraad de vervaldatum van de achttien jaar of van de vierentwintig jaar zal bereiken tijdens de zes jaar volgend op de installatie van de gemeenteraad.
Art. D.III.15. Binnen een termijn van twaalf maanden na de inwerkingtreding van het Wetboek beslist de gemeenteraad dat de gebouwenverordeningen goedgekeurd voor 22 april 1962, ongeacht of ze al dan niet herzien zijn, behouden moeten worden. Zoniet worden ze opgeheven.
Art. D.III.16. De gemeenteraad beslist dat de handelingen en werken die niet bedoeld zijn in artikel D.IV.4, overeenkomstig de bestaande gemeentelijke verordeningen, aan een vergunning onderworpen moeten blijven binnen een termijn van twaalf maanden na de inwerkingtreding van het Wetboek. Zoniet wordt die verplichting opgeheven.
BOEK IV. - Stedenbouwkundige vergunningen en attesten
BOEK IV. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - VERGUNNINGEN EN STEDENBOUWKUNDIGE ATTESTEN]1
----------
(1)
TITEL I. - Algemeen
HOOFDSTUK I. - Begrippen
Art. D.IV.I.§ 1. De handelingen en werken worden :
1° ofwel onderworpen aan een bebouwingsvergunning;
2° ofwel onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning;
[1 3°]1 [2 ...]2;
5° [1 ...]1
De stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken is een stedenbouwkundige vergunning die meerdere al dan niet aanpalende bouwwerken als doel heeft, die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor bewoning of voor een bijkomende woonfunctie, die een geheel vormen en die het voorwerp kunnen uitmaken van één en dezelfde aanvraag.
§ 2. De Regering bepaalt in de vorm van een nomenclatuur de lijst van de handelingen en werken die wegens hun aard of impact op de buurt of het leefmilieu :
1° vrijgesteld worden van de krachtens artikel D.IV.4 vereiste stedenbouwkundige vergunning;
2° een beperkte impact hebben zoals bedoeld in de artikelen D.IV.15, tweede lid, 2°, en D.IV.48, eerste lid, 1°;
3° niet de verplichte tussenkomst van een architect vereisen.
[2 De Regering kan, voor de geklasseerde of gelijkgestelde goederen gelegen in een beschermingsgebied, met stippen opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed, of in het klein volkspatrimonium, vrijstellingen van de stedenbouwkundige vergunning voorzien die niet van toepassing zijn op deze goederen.]2
[2 Noodconserveringswerken in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek zijn vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning.]2
§ 3. Ieder die erom verzoekt, krijgt :
1° een stedenbouwkundig attest nr.1 dat de inlichtingen betreffende de stedenbouwkundige toestand van een onroerend goed omvat;
2° een stedenbouwkundig attest nr. 2 dat naast de inlichtingen die zijn opgenomen in het attest nr. 1, een beoordeling bevat van het gemeentecollege en van de gemachtigd ambtenaar met betrekking tot de door de aanvrager geplande handelingen en werken.
----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DWG 2023-09-28/28, art. 34, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.I_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De handelingen en werken worden : 1° ofwel onderworpen aan een [3 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]3; 2° ofwel onderworpen aan een [3 stedenbouwkundige vergunning of vergunning voor groepen van bouwwerken]3; [1 3°]1 [2 ofwel niet betroffen door of vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning en onderworpen aan de erfgoedvergunning vermeld in artikel 13 van het decreet van 23 juni 2008 betreffende de bescherming van monumenten, klein erfgoed, ensembles en landschappen en betreffende de opgravingen, hierna 'erfgoeddecreet' genoemd;]2 5° [1 ...]1 [3 Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder : 1° ontsluitingsvergunning: beslissing waarbij de bevoegde overheid toestemming verleent om een goed te bebouwen, met inbegrip van de desbetreffende reclame of bekendmaking; 2° bebouwing van een goed: uitvoering van een stedenbouwkundige conceptie m.b.t. een gezamenlijk project betreffende een goed dat minstens in drie onbebouwde, voor bewoning bestemde kavels opgedeeld moet worden. Het gezamenlijk project beoogt hoofdzakelijk het optrekken van gebouwen die geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd zijn, of de plaatsing van een vaste of verplaatsbare installatie die geheel of gedeeltelijk gebruikt kan worden voor bewoning en, in voorkomend geval, de bouw of de inrichting van openbare of gemeenschappelijke ruimten, technische infrastructuren of gebouwen waarin functies ondergebracht zijn die als aanvulling op de woonfunctie dienen. De opdeling waarvan sprake is de indeling die uitgevoerd wordt bij iedere akte tot aanwijzing, overdracht of oprichting van een zakelijk recht, met uitsluiting van de hypotheek. Het gezamenlijk project voldoet aan de bestemming waarvan sprake, zodra meer dan de helft van de gebouwen geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd is; 3° opsplitsingsvergunning: beslissing waarbij de bevoegde overheid toestemming verleent om een goed op te splitsen in minstens drie onbebouwde, voor bewoning bestemde kavels, met inbegrip van de desbetreffende reclame of bekendmaking. De opdeling waarvan sprake is de indeling die uitgevoerd wordt bij iedere akte tot aanwijzing, overdracht of oprichting van een zakelijk recht, met uitsluiting van de hypotheek; 4° stedenbouwkundige vergunning: beslissing waarbij de bevoegde overheid toestemming verleent om handelingen en werken uit te voeren overeenkomstig artikel D.IV.4; 5° stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken: een stedenbouwkundige vergunning die meerdere al dan niet aanpalende bouwwerken als doel heeft, die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor bewoning of voor een bijkomende woonfunctie en die het voorwerp kunnen uitmaken van één en dezelfde aanvraag; 6° erfgoedvergunning: beslissing van de Regering in de zin van artikel 13 van het erfgoeddecreet.]3 § 2. De Regering bepaalt in de vorm van een nomenclatuur de lijst van de handelingen en werken die wegens hun aard of impact op de buurt of het leefmilieu : 1° vrijgesteld worden van de krachtens artikel D.IV.4 vereiste stedenbouwkundige vergunning; 2° een beperkte impact hebben zoals bedoeld in de [4 artikel D.IV.48, eerste lid, 1°]4°; 3° niet de verplichte tussenkomst van een architect vereisen. [1 [2 ...]2 [2 ...]2]1 [3 In dezelfde nomenclatuur kan de Regering de lijst van de handelingen en werken vastleggen die alleen als handelingen en werken met een beperkte impact in de zin van [4 artikel D.IV.48, eerste lid, 1°]4, beschouwd worden, als ze binnen het toepassingsgebied van een gewestelijke leidraad voor stedenbouw vallen.]3 § 3. Ieder die erom verzoekt, krijgt : 1° een stedenbouwkundig attest nr.1 dat de inlichtingen betreffende de stedenbouwkundige toestand van een onroerend goed omvat; 2° een stedenbouwkundig attest nr. 2 dat naast de inlichtingen die zijn opgenomen in het attest nr. 1, een beoordeling bevat van het gemeentecollege en van [2 de Regering]2 met betrekking tot de door de aanvrager geplande handelingen en werken. ----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 85, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 56, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(4)<DDG 2024-05-08/11, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
HOOFDSTUK II. - Handelingen die onderworpen zijn aan een bebouwingsvergunning
HOOFDSTUK II. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - HANDELINGEN DIE EEN ONTSLUITINGSVERGUNNING OF OPSPLITSINGSVERGUNNING VEREISEN]1
----------
(1)
Art. D.IV.2. § 1. De bebouwing van een goed, met inbegrip de dienovereenkomstige bevordering of reclame, wordt onderworpen aan een voorafgaandelijke schriftelijke en uitdrukkelijke vergunning van de bevoegde overheid.
De bebouwing van een goed bestaat in de uitvoering van een stedenbouwkundige conceptie m.b.t. een gezamenlijk project betreffende een goed dat minstens in drie onbebouwde kavels, bestemd voor bewoning, opgedeeld moet worden. Het gezamenlijk project beoogt hoofdzakelijk het optrekken van gebouwen die geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd zijn, of de plaatsing van een vaste of verplaatsbare installatie die geheel of gedeeltelijk gebruikt kan worden voor bewoning en, in voorkomend geval, de bouw of de inrichting van openbare of gemeenschappelijke ruimten, technische infrastructuren of gebouwen waarin functies ondergebracht zijn die als aanvulling op de woonfunctie dienen.
De opdeling waarvan sprake is de indeling die uitgevoerd wordt bij iedere akte tot aanwijzing, overdracht of oprichting van een zakelijk recht, met uitsluiting van de hypotheek of het onderpand.
Het gezamenlijk project voldoet aan de in het tweede lid bedoelde bestemming zodra meer dan de helft van de gebouwen geheel of gedeeltelijk oor bewoning bestemd zijn.
§ 2. Op voorstel van de aanvrager of van ambtswege kan de overheid die de bebouwingsvergunning verstrekt van de omtrek van de vergunning uitsluiten, alle of sommige kavels die niet geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor het optrekken van een woning of de plaatsing van een vaste of verplaatsbare installatie die geheel of gedeeltelijk gebruikt kan worden voor bewoning of die voor die bestemming ongeschikt zijn wegens een technische of een juridische reden of nog die reeds gebouwd of gebruikt zijn voor de plaatsing van een vaste of verplaatsbare installatie in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, indien zij acht dat er geen belang is om desbetreffende voorschriften op te leggen.
Art. D_IV.2.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De bebouwing van een goed, met inbegrip de dienovereenkomstige bevordering of reclame, wordt onderworpen aan een voorafgaandelijke schriftelijke en uitdrukkelijke [1 ontsluitingsvergunning]1 van de bevoegde overheid. [1 ...]1 § 2. [1 Op voorstel van de aanvrager of van ambtswege kan de overheid die de ontsluitingsvergunning verstrekt, als het opleggen van voorschriften voor de kavels in kwestie volgens haar niet relevant is, van de omtrek van de vergunning uitsluiten, alle of sommige kavels : 1° die niet geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor het optrekken van een woning of de plaatsing van een vaste of verplaatsbare installatie die geheel of gedeeltelijk gebruikt kan worden voor bewoning of die voor die bestemming ongeschikt zijn wegens een technische of een juridische reden; 2° of die reeds bebouwd zijn; 3° of die al gebruikt worden voor de plaatsing van een vaste of verplaatsbare installatie in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 1°. De beslissing vermeld in het eerste lid kan worden genomen voordat de aanvraag werd ingediend, in de loop van de procedure of gezamenlijk met de beslissing van de overheid over de vergunningsaanvraag.]1 [1 § 3 - In afwijking van paragraaf 1 is geen ontsluitingsvergunning, maar wel een voorafgaande, schriftelijke en uitdrukkelijke opsplitsingsvergunning vereist voor de opsplitsing van een goed in minstens drie onbebouwde, voor bewoning bestemde of bruikbare kavels, met inbegrip van de desbetreffende reclame of bekendmaking, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1° het goed ligt langs een openbare weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen en rioleringen, die voorzien is van een wegverharding en die breed genoeg is; 2° de opsplitsing vereist geen opening of wijziging van een gemeenteweg, wat niet wegneemt dat stedenbouwkundige lasten kunnen worden opgelegd die een opening of wijziging van een gemeenteweg tot gevolg hebben; 3° de opsplitsing houdt rekening met de ligging en het opleggen van voorschriften voor de kavels in kwestie is niet relevant; 4° de totale oppervlakte van het goed bedraagt maximaal twee hectare.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 58, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.3. Naast de handelingen opgenomen in de lijst, vastgelegd door de Regering wegens de ligging van het project of wegens de oppervlakte ervan, is er geen stedenbouwkundige vergunning vereist voor :
1° de schenkingsakten;
2° de onopzettelijke daden;
3° de akten van verdeling om uit een onverdeeldheid van erfrechten te treden, ook na omzetting van het vruchtgebruik van de overlevende echtgenoot, op voorwaarde dat er niet meer kavels dan mede-erfgenamen zijn;
4° de verdeling van een goed gelegen langs een openbare weg en aan dezelfde kant van een openbare weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen en rioleringen, die voorzien is van een wegverharding en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging en voor zover de voorwaarden van het Waterwetboek inzake zuivering van afvalwater voor betrokken goed in acht genomen zijn wanneer het goed sinds minstens vijf jaar gelegen is tussen twee bestaande gebouwen gelegen langs de weg en aan dezelfde kant van de openbare weg en die op maximum honderd meter afstand van elkaar liggen; een gebouw gelegen op het te bebouwen goed kan voor de berekening van de honderd meter in aanmerking genomen worden;
5° in het kader van een stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken :
a) de afstand van één of meerdere al dan niet bebouwde kavels die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor de woning of voor een bijkomende functie van de woning, in overeenstemming met de in de vergunning bepaalde beperkingen en voor zover het in artikel D.IV.74 bedoelde attest voorafgaandelijk afgegeven is; indien de kavel onbebouwd is, moet de afstand voortvloeien uit een verkoop op plan van een goed in staat van toekomstige voltooiing of van een goed in niet-winddichte ruwbouw, ofwel vergezeld gaan van een uitdrukkelijke verbintenis van de overdrager om de stedenbouwkundige vergunning voor een groep van bouwwerken op de betrokken kavel uit te voeren;
b) de aanleg van één of meerdere kavels in overeenstemming met de grenzen vastgelegd in de vergunning, die geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd zijn, wanneer minstens twee derde van de bouwwerken het voorwerp hebben uitgemaakt van de aanmelding bedoeld in artikel D.IV.73 waarbij bevestigd wordt dat de werken zijn uitgevoerd en dat ze overeenstemmen met de verstrekte vergunning of reeds op plan zijn verkocht;
6° de verdeling van een goed gelegen binnen de omtrek van een lokaal beleidsontwikkelingsplan of van het bodembestemmingsplan dat de grenzen bevat van de aan te leggen kavels bestemd voor bewoning voor zover elke kavel voortvloeiend uit de verdeling gelegen is langs een openbare weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen, die voorzien is van een wegverharding en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging en voor zover de voorwaarden van het Waterwetboek inzake zuivering van afvalwater voor betrokken goed in acht genomen zijn; de aanleg van één of meerdere bijkomende kavels of de afschaffing van één of meerdere kavels om er een infrastructuur of een verwante technische uitrusting te installeren, vereisen het voorafgaandelijk verkrijgen van een bebouwingsvergunning niet;
7° de verdeling van een goed gelegen binnen de omtrek van een te herontwikkelen locatie bedoeld in artikel D.V.1 of van een locatie met herstel van landschap en leefmilieu bedoeld in artikel D.V.7;
8° de verdeling van een goed gelegen binnen de stedelijke verkavelingsomtrek bedoeld in artikel D.V.9;
9° de verdeling van een goed gelegen binnen de omtrek van heropleving bedoeld in artikel D.V.13.
Art. D_IV.3.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Naast de handelingen opgenomen in de lijst, vastgelegd door de Regering wegens de ligging van het project of wegens de oppervlakte ervan, is er geen [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 vereist voor : 1° de schenkingsakten; 2° de onopzettelijke daden; 3° de akten van verdeling om uit een onverdeeldheid van erfrechten te treden, ook na omzetting van het vruchtgebruik van de overlevende echtgenoot, op voorwaarde dat er niet meer kavels dan mede-erfgenamen zijn; 4° de verdeling van een goed gelegen langs een openbare weg en aan dezelfde kant van een openbare weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen en rioleringen, die voorzien is van een wegverharding en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging en voor zover de voorwaarden van het Waterwetboek inzake zuivering van afvalwater voor betrokken goed in acht genomen zijn wanneer het goed sinds minstens vijf jaar gelegen is tussen twee bestaande gebouwen gelegen langs de weg en aan dezelfde kant van de openbare weg en die op maximum honderd meter afstand van elkaar liggen; een gebouw gelegen op het te bebouwen goed kan voor de berekening van de honderd meter in aanmerking genomen worden; 5° [1 in het kader van een stedenbouwkundige vergunning die meerdere al dan niet aanpalende bouwwerken als doel heeft die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor bewoning of voor een bijkomende woonfunctie, die een geheel vormen en die het voorwerp kunnen uitmaken van één en dezelfde aanvraag, hierna "stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken" genoemd :]1 a) de afstand van één of meerdere al dan niet bebouwde kavels die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor de woning of voor een bijkomende functie van de woning, in overeenstemming met de in de vergunning bepaalde beperkingen en voor zover het in artikel D.IV.74 bedoelde attest voorafgaandelijk afgegeven is; indien de kavel onbebouwd is, moet de afstand voortvloeien uit een verkoop op plan van een goed in staat van toekomstige voltooiing of van een goed in niet-winddichte ruwbouw, ofwel vergezeld gaan van een uitdrukkelijke verbintenis van de overdrager om de stedenbouwkundige vergunning voor een groep van bouwwerken op de betrokken kavel uit te voeren; b) de aanleg van één of meerdere kavels in overeenstemming met de grenzen vastgelegd in de vergunning, die geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd zijn, wanneer minstens twee derde van de bouwwerken het voorwerp hebben uitgemaakt van de [2 verklaring bedoeld in artikel D.IV.73.1 of D.VII.1ter]2 waarbij bevestigd wordt dat de werken zijn uitgevoerd en dat ze overeenstemmen met de verstrekte vergunning of reeds op plan zijn verkocht; 6° de [1 opsplitsing]1 van een goed gelegen binnen de omtrek van een lokaal beleidsontwikkelingsplan of van het bodembestemmingsplan dat de grenzen bevat van de aan te leggen kavels bestemd voor bewoning voor zover elke kavel voortvloeiend uit de verdeling gelegen is langs een openbare weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen, die voorzien is van een wegverharding en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging en voor zover de voorwaarden van het Waterwetboek inzake zuivering van afvalwater voor betrokken goed in acht genomen zijn; de aanleg van één of meerdere bijkomende kavels of de afschaffing van één of meerdere kavels om er een infrastructuur of een verwante technische uitrusting te installeren, vereisen het voorafgaandelijk verkrijgen van een [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 niet; 7° [1 de opsplitsing van een goed gelegen binnen de omtrek voor een saneringslocatie bedoeld in artikel D.II.57.1;]1 8° de [1 opsplitsing]1 van een goed gelegen binnen de stedelijke verkavelingsomtrek bedoeld in [1 artikel D.II.57.1]1; 9° [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 59, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(2)<DDG 2023-12-14/58, art. 80, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK III. - Handelingen en werken onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning
Art. D.IV.4.De volgende handelingen en werken worden onderworpen aan een voorafgaandelijke schriftelijke en uitdrukkelijke vergunning van de bevoegde overheid :
1° op een terrein bouwen of het gebruiken voor de oprichting van één of meer vaste installaties : onder "het bouwen en plaatsen van vaste inrichtingen" wordt verstaan het oprichten van een gebouw of een constructie of het plaatsen van een inrichting, zelfs uit niet-duurzame materialen, die in de grond is ingebouwd, aan de grond is bevestigd of op de grond steun vindt ten behoeve van de stabiliteit, en bestemd is om ter plaatse te blijven staan, al kan zij ook uit elkaar genomen of verplaatst worden;
2° één of meer uithangborden of reclamezuilen plaatsen;
3° bouwwerken afbreken;
4° heropbouwen;
5° een bestaand gebouw verbouwen; onder "verbouwen" verstaat men de aanleg- en inrichtingswerken, daarbij inbegrepen de instandhoudings- of onderhoudswerken die schade toebrengen aan de draagstructuren van het gebouw of het bouwwerk of die een wijziging van het gebouwde volume of de architectuur als gevolg hebben;
6° een nieuwe woning inrichten in een bestaand bouwwerk;
7° de bestemming van een goed geheel of gedeeltelijk wijzigen, ook door de creatie in een bestaand bouwwerk van een toeristische logiesverstrekkende inrichting of van een kamer die als studentenkamer wordt bewoond, voor zover deze verbouwing voorkomt op een lijst die de Regering heeft opgemaakt met inachtneming van de volgende criteria :
a) de weerslag op de omgeving;
b) de hoofdfunctie van het gebouw;
8° de verdeling van de verkoopoppervlakten en van de toegelaten handelsactiviteiten in een gebouw waarvan de bij stedenbouwkundige vergunning toegelaten bestemming commercieel is, wijzigen; de Regering kan de lijst van die wijzigingen bepalen;
9° het bodemreliëf merkbaar wijzigen; de Regering kan het begrip "merkbare wijziging van het bodemreliëf" bepalen;
10° bebossen of ontbossen; er is evenwel geen vergunning nodig voor de bosbouw in bosgebieden;
11° vellen :
a) losstaande hoogstammige bomen vellen in groengebieden die krachtens het geldend plan van aanleg of een lokaal beleidsontwikkelingsplan zijn ingericht;
b) hagen of paden waarvan de Regering de eigenschappen naar gelang van hun lengte, hun zichtbaarheid vanaf de openbare ruimte of hun soorten bepaalt;
12° een opmerkelijke boom, struik of haag vellen, schade toebrengen aan hun wortelstelsel of het uitzicht ervan wijzigen wanneer ze worden opgenomen op een lijst bepaald volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering; de Regering kan een lijst van werken bepalen die schade toebrengen aan het wortelstelsel of die het uitzicht wijzigen van opmerkelijke bomen, struiken en hagen;
13° de plantengroei verwijderen of wijzigen in elk gebied waarvan de Regering de bescherming noodzakelijk acht, met uitzondering van de tenuitvoerlegging van een bijzonder plan voor het beheer van een domaniaal natuurreservaat, bedoeld in artikel 14 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, van het plan voor het beheer van een erkend natuurreservaat bedoeld in artikel 19 van dezelfde wet of van het plan voor het actief beheer van een Natura 2000-locatie bedoeld in artikel 27 van dezelfde wet;
14° in sommige zones en volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten, kerstbomen telen;
15° een terrein doorgaans gebruiken voor :
a) de opslag van één of meer afgedankte wagens, schroot, materialen of afvalstoffen;
b) de plaatsing van één of meer mobiele installaties, zoals woonwagens, caravans, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van mobiele installaties die door een vergunning bedoeld in het Waalse Wetboek van Toerisme, het decreet van 4 maart betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen of het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 zijn toegelaten;
16° [3 ...]3
[2 17° een veiligheidsvoorziening voor een uitgang of een beveiligde mijnschacht bedekken of wijzigen.]2
----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DWG 2024-03-14/32, art. 18, 032; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
(3)<DWG 2023-09-28/28, art. 35, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De volgende handelingen en werken worden onderworpen aan een voorafgaandelijke schriftelijke en uitdrukkelijke vergunning van de bevoegde overheid : 1° op een terrein bouwen of het gebruiken voor de oprichting van één of meer vaste installaties : onder "het bouwen en plaatsen van vaste [4 installaties]4" wordt verstaan het oprichten van een gebouw of een constructie of het plaatsen van een [4 installatie]4, zelfs uit niet-duurzame materialen, die in de grond is ingebouwd, aan de grond is bevestigd of op de grond steun vindt ten behoeve van de stabiliteit, en bestemd is om ter plaatse te blijven staan, al kan zij ook uit elkaar genomen of verplaatst worden; 2° één of meer uithangborden of reclamezuilen plaatsen; 3° bouwwerken afbreken [4 , met uitzondering van het slopen om veiligheidsredenen dat bevolen wordt door de burgemeester in het kader van de uitoefening van de bevoegdheid van algemene bestuurlijke politie]4; 4° heropbouwen; 5° een [4 bestaand bouwwerk]4 verbouwen; onder "verbouwen" verstaat men de aanleg- en inrichtingswerken, daarbij inbegrepen de instandhoudings- of onderhoudswerken die schade toebrengen aan de draagstructuren van [4 ...]4 het bouwwerk of die een wijziging van het gebouwde volume of de architectuur als gevolg hebben; 6° een nieuwe woning inrichten in een bestaand bouwwerk; [4 6.1° een nieuwe toeristische logiesverstrekkende inrichting creëren in een bestaand bouwwerk;]4 7° de bestemming van een goed geheel of gedeeltelijk wijzigen, ook door de creatie in een bestaand bouwwerk [4 ...]4 van een kamer die als studentenkamer wordt bewoond, voor zover deze verbouwing voorkomt op een lijst die de Regering heeft opgemaakt met inachtneming van de volgende criteria : a) de weerslag op de omgeving; b) de hoofdfunctie van het gebouw; 8° de verdeling van de verkoopoppervlakten en van de toegelaten handelsactiviteiten in een gebouw waarvan de bij stedenbouwkundige vergunning toegelaten bestemming commercieel is, wijzigen; de Regering kan de lijst van die wijzigingen bepalen; 9° het bodemreliëf merkbaar wijzigen; de Regering kan het begrip "merkbare wijziging van het bodemreliëf" bepalen; 10° bebossen of ontbossen; er is evenwel geen vergunning nodig voor de bosbouw in bosgebieden; 11° vellen : a) losstaande hoogstammige bomen vellen in groengebieden die krachtens het geldend plan van aanleg of een lokaal beleidsontwikkelingsplan zijn ingericht; b) hagen of paden waarvan de Regering de eigenschappen naar gelang van hun lengte, hun zichtbaarheid vanaf de openbare ruimte of hun soorten bepaalt; 12° [4 een opmerkelijke boom, struik of haag vellen, schade toebrengen aan hun wortelstelsel of het uitzicht ervan wijzigen wanneer ze overeenkomstig de bepalingen van het samenwerkingsakkoord : a) op de lijst van opmerkelijke bomen, struiken of hagen zijn opgenomen of; b) aan de vastgestelde criteria voldoen waaraan bomen, struiken of hagen moeten voldoen om als opmerkelijk te worden beschouwd; de Regering kan nog andere criteria vaststellen. Overeenkomstig de bepalingen van het samenwerkingsakkoord wordt een lijst opgemaakt van werken die schade toebrengen aan het wortelstelsel van opmerkelijke bomen, struiken en hagen of die het uitzicht wijzigen van opmerkelijke bomen, struiken en hagen; de Regering kan die lijst aanvullen;]4 13° de plantengroei verwijderen of wijzigen in elk gebied waarvan de Regering de bescherming noodzakelijk acht, met uitzondering van de tenuitvoerlegging van een bijzonder plan voor het beheer van een domaniaal natuurreservaat, bedoeld in artikel 14 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, van het plan voor het beheer van een erkend natuurreservaat bedoeld in artikel 19 van dezelfde wet of van het plan voor het actief beheer van een Natura 2000-locatie bedoeld in artikel 27 van dezelfde wet; 14° in sommige zones en volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten, kerstbomen telen; 15° een terrein doorgaans gebruiken voor : a) de opslag van één of meer afgedankte wagens, schroot, materialen of afvalstoffen; b) de plaatsing van één of meer mobiele installaties, zoals woonwagens, caravans, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van [2 mobiele verblijven die gebruikt worden op een kampeerterrein als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 5°, van het decreet van 23 januari 2017 ter bevordering van het toerisme]2; 16° [2 ...]2 [4 17° oppervlakten uit beton of teer herstellen.]4 Onder "een nieuwe woning inrichten in een bestaand bouwwerk in de zin van 6°" wordt verstaan : het inrichten, met of zonder handelingen en werken, van een nieuw geheel bestaande uit één of meer kamers die minstens voldoen aan de basisfuncties van de woonst, namelijk keuken, badkamer of douche, wc, slaapkamer, bewoond als gewone verblijfplaats of als studentenkamer en geheel of gedeeltelijk voorbehouden voor het privatief en uitsluitend gebruik van één of meerdere personen die samenwonen, ongeacht of ze een familieband hebben, of niet. [4 Onder 'een nieuwe toeristische logiesverstrekkende inrichting creëren in een bestaand bouwwerk' in de zin van 6.1° wordt verstaan: met of zonder handelingen en werken een nieuw geheel creëren dat bestaat uit één of meer kamers die minstens voldoen aan de basisfuncties om te wonen, namelijk keuken, badkamer of douche, wc, slaapkamer, en die tegen betaling worden aangeboden aan één of meer toeristen om er te overnachten. Er is geen vergunning vereist om bij de bewoner één of meer kamers zonder afzonderlijke basisfuncties te creëren die worden gebruikt als toeristische logiesverstrekkende inrichting in de zin van de bepaling onder 6.1°.]4 De inrichting van één enkele kamer die in de zin van 7° als studentenkamer wordt bewoond bij een gastheer wordt niet onderworpen aan een vergunning. Voor zover ze er niet van worden vrijgesteld, kunnen de in het eerste lid bedoelde handelingen en werken onderworpen worden aan een vergunning bij beraadslaging van de gemeenteraad zodra deze er de noodzaak van verantwoordt onder verwijzing naar de inhoud van zijn gemeentelijke leidraad voor stedenbouw. ----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 86, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2020-12-10/38, art. 96, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<DDG 2022-11-21/08, art. 60, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK IV. - Afwijkingen en verschillen
Afdeling 1. - Verschillen
Art. D.IV.5. Een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 kan afwijken van het ruimtelijk ontwikkelingsplan wanneer het van toepassing is, van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, van een gemeentelijk ontwikkelingsplan, van een lokaal beleidsontwikkelingsplan, van een bodembestemmingsplan, van de als indicatief beschouwde inhoud van een leidraad of van een bebouwingsvergunning mits een motivering waaruit blijkt dat het project :
1° de doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening of stedenbouw vervat in het ontwikkelingsplan, in het bodembestemmingsplan, de leidraad of de bebouwingsvergunning niet bedreigt;
2° tot de bescherming, het beheer of de inrichting van de al dan niet bebouwde landschappen bijdraagt.
Art. D_IV.5.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 kan afwijken van het ruimtelijk ontwikkelingsplan wanneer het van toepassing is, van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, van een gemeentelijk ontwikkelingsplan, van een lokaal beleidsontwikkelingsplan, van een bodembestemmingsplan, van de als indicatief beschouwde inhoud van een leidraad of van een [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 mits een motivering waaruit blijkt dat het project : 1° de doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening of stedenbouw vervat in het ontwikkelingsplan, in het bodembestemmingsplan, de leidraad of de [1 ontsluitingsvergunning]1 niet bedreigt; 2° tot de bescherming, het beheer of de inrichting van de al dan niet bebouwde landschappen bijdraagt.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 61, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Afwijkingen
Art. D.IV.6. Een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 kan toegekend worden in afwijking van het gewestplan voor de bouwwerken, de installaties of de gebouwen die bestonden vóór de inwerkingtreding van het gewestplan of die vergund zijn, waarvan de huidige of toekomstige bestemming niet overeenstemt met de voorschriften van het gewestplan wanneer het gaat om verbouwings-, uitbreidings- of heropbouwhandelingen en -werken of nog om een wijziging van bestemming en van de inrichting van woningen bedoeld in artikel D.IV.4, eerste lid, 6° en 7°.
De aanvullende en bijkomende inrichtingen van de bovenvermelde bouwwerken, installaties en gebouwen die van hen worden gescheiden, kunnen ook vergund worden.
Met het oog op elektriciteits- of warmteproductie mag in afwijking van het gewestplan toegekend worden, een bebouwingsvergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 betreffende energieproductie die ten dele de gemeenschap ten goede komt, namelijk energie die ten dele in het elektriciteitsnet of in het aardgasnet wordt geïnjecteerd of die een stedelijk verwaringsnet bedient.
Art. D_IV.6.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 kan in afwijking van het gewestplan worden toegekend voor wettelijk bestaande bouwwerken, installaties of gebouwen of groepen van bouwwerken, installaties of gebouwen die een functionele eenheid vormen, wanneer de huidige of toekomstige bestemming ervan niet overeenstemt met de voorschriften van het gewestplan en: 1° wanneer het gaat om verbouwings-, uitbreidings- of heropbouwhandelingen en -werken; 2° of wanneer het gaat om een wijziging van de bestemming en het creëren van woningen als bedoeld in artikel D.IV.4, eerste lid, 6° en 7°. De aanvullende en bijkomende inrichtingen van de bovenvermelde bouwwerken, installaties of gebouwen, dan wel groepen van bouwwerken, installaties of gebouwen die van hen worden gescheiden, kunnen ook vergund worden.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 62, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.7. Wegens economische of toeristische noden kan een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2.in afwijking van het gewestplan toegekend worden voor de gebouwen en installaties of gehele gebouwen en installaties die een functionele eenheid vormen wanneer het verbouwings- of uitbreidingswerken betreft die een afwijking inhouden van de bestemming van een aangrenzend gebied, onder uitsluiting evenwel van natuurgebieden, parkgebieden en gebeidsomtrekken met een waardevol vergezicht.
In dit kader kunnen de aanvullende en bijkomende inrichtingen van de bovenvermelde bouwwerken, installaties en gebouwen die afzonderlijk worden opgericht, eveneens vergund worden.
Art. D_IV.7.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wegens [1 economische, private of toeristische]1 noden kan een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2.in afwijking van het gewestplan toegekend worden voor de gebouwen en installaties of gehele gebouwen en installaties die een functionele eenheid vormen wanneer het verbouwings- of uitbreidingswerken betreft die een afwijking inhouden van de bestemming van een aangrenzend gebied, onder uitsluiting evenwel van natuurgebieden, parkgebieden en gebeidsomtrekken met een waardevol vergezicht. In dit kader kunnen de aanvullende en bijkomende inrichtingen van de bovenvermelde bouwwerken, installaties en gebouwen die afzonderlijk worden opgericht, eveneens vergund worden.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 63, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.8. Met het oog op elektriciteits- of warmteproductie kan er een stedenbouwkundige vergunning of een desbetreffend stedenbouwkundig attest nr. 2 in een aangrenzend gebied en in afwijking van het gewestplan afgegeven worden voor de modules die elk gebiedsconform bouwwerk, elke gebiedsconforme installatie of elk gebiedsconform gebouw, gelegen op hetzelfde onroerend goed, rechtstreeks bevoorraden.
Met het oog op de sanering van afvalwater kan er een stedenbouwkundige vergunning of een desbetreffend stedenbouwkundig attest nr. 2 in een aangrenzend gebied en in afwijking van het gewestplan afgegeven worden voor de individuele zuiveringsstations in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning in verband met elk gebiedsconform bouwwerk, elke gebiedsconforme installatie of elk gebiedsconform gebouw.
Een bebouwingsvergunning of een desbetreffend stedenbouwkundig attest nr. 2 kan in een aangrenzend gebied en in afwijking van het gewestplan afgegeven worden voor de individuele zuiveringsstations in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning met elk gebiedsconform bouwwerk, elke gebiedsconforme installatie of elk gebiedsconform gebouw, gelegen in de omtrek van de vergunning.
Art. D_IV.8.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Met het oog op elektriciteits- of warmteproductie kan een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 betreffende energieproductie die ten dele de gemeenschap ten goede komt, namelijk energie die ten dele in het elektriciteitsnet of in het aardgasnet wordt geïnjecteerd of die een stadsverwarmingsnet bedient, in afwijking van het gewestplan toegekend worden.]1 Met het oog op elektriciteits- of warmteproductie kan er een stedenbouwkundige vergunning of een desbetreffend stedenbouwkundig attest nr. 2 in een aangrenzend gebied en in afwijking van het gewestplan afgegeven worden voor de modules die elk gebiedsconform bouwwerk, elke gebiedsconforme installatie of elk gebiedsconform gebouw, gelegen op hetzelfde onroerend goed, rechtstreeks bevoorraden. Met het oog op de sanering van afvalwater kan er een stedenbouwkundige vergunning of een desbetreffend stedenbouwkundig attest nr. 2 in een aangrenzend gebied en in afwijking van het gewestplan afgegeven worden voor de individuele zuiveringsstations in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning in verband met elk gebiedsconform bouwwerk, elke gebiedsconforme installatie of elk gebiedsconform gebouw. Een [1 ontsluitingsvergunning]1 of een desbetreffend stedenbouwkundig attest nr. 2 kan in een aangrenzend gebied en in afwijking van het gewestplan afgegeven worden voor de individuele zuiveringsstations in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning met elk gebiedsconform bouwwerk, elke gebiedsconforme installatie of elk gebiedsconform gebouw, gelegen in de omtrek van de vergunning. [1 In afwijking van het gewestplan kan een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 worden toegekend ter bescherming van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 64, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.9.Onder uitsluiting van de natuurgebieden, de parkgebieden en de gebiedsomtrekken met een waardevol vergezicht kan er een stedenbouwkundige vergunning of een desbetreffend stedenbouwkundig attest nr. 2. afgegeven worden in een gebied van het gewestplan dat niet verenigbaar is met het voorwerp van de aanvraag voor zover :
1° het grondstuk gelegen is tussen twee opgetrokken woningen [3 vóór de inwerkingtreding van het gewestplan]3 of tussen een woning die is opgetrokken vóór de inwerkingtreding van het gewestplan en een woning opgetrokken in een woongebied of een woongebied met een landelijk karakter en die hoogstens honderd meter van elkaar verwijderd zijn;
2° bedoeld grondstuk en bedoelde woningen gelegen zijn langs de weg en aan dezelfde kant van een openbare weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen en rioleringen, die voorzien is van een wegverharding en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging;
3° de bouwwerken, de verbouwingen, de uitbreidingen of heropbouwwerken de inrichting van het gebied niet in het gedrang brengen.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde afstand van 100 meter wordt onafhankelijk van de aanwezigheid in het betrokken grondstuk van een natuurlijk of kunstmatig element, zoals een waterloop of weg, berekend.
Er wordt evenwel geen enkele vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2. afgegeven voor grondstukken die gelegen zijn langs openbare wegen die in minstens vier rijstroken zijn ingedeeld.
----------
(1)<DWG 2017-07-12/20, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
<DWG 2017-12-13/20, art. 174, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
<DWG 2018-11-30/28, art. 167, 013; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
<DWG 2019-12-19/38, art. 161, 019; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
<DWG 2020-12-17/52, art. 176, 021; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2) geen nederlandse versie
(2)<DWG 2022-12-21/67, art. 178, 025; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(3)<DWG 2023-12-13/13, art. 162, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D_IV.9.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Onder uitsluiting van de natuurgebieden, de parkgebieden en de gebiedsomtrekken met een waardevol vergezicht kan er een stedenbouwkundige vergunning of een desbetreffend stedenbouwkundig attest nr. 2. afgegeven worden in een gebied van het gewestplan dat niet verenigbaar is met het voorwerp van de aanvraag [2 voor zover wordt voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden :]2 1° het grondstuk gelegen is tussen twee opgetrokken woningen [3 vóór de inwerkingtreding van het gewestplan]3 of tussen een woning die is opgetrokken vóór de inwerkingtreding van het gewestplan en een woning opgetrokken in een woongebied of een woongebied met een landelijk karakter en die hoogstens honderd meter van elkaar verwijderd zijn; 2° bedoeld grondstuk en bedoelde woningen gelegen zijn langs de weg en aan dezelfde kant van een openbare weg die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen en rioleringen, die voorzien is van een wegverharding en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging; 3° de bouwwerken, de verbouwingen, de uitbreidingen of heropbouwwerken de inrichting van het gebied niet in het gedrang brengen. De in het eerste lid, 1°, bedoelde afstand van 100 meter wordt onafhankelijk van de aanwezigheid in het betrokken grondstuk van een natuurlijk of kunstmatig element, zoals een waterloop of weg, berekend. Er wordt evenwel geen enkele vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2. afgegeven voor grondstukken die gelegen zijn langs openbare wegen die in minstens vier rijstroken zijn ingedeeld. ----------
(1)<DWG 2017-07-12/20, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
<DWG 2017-12-13/20, art. 174, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
<DWG 2018-11-30/28, art. 167, 013; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
<DWG 2019-12-19/38, art. 161, 019; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
<DWG 2020-12-17/52, art. 176, 021; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2) geen nederlandse versie
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 65, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(3)<DWG 2023-12-13/13, art. 162, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D_IV.9.1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 In afwijking van het gewestplan kan een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 worden toegekend, voor zover wordt voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden :
1° het project leidt tot coherente verdichting in zones die geschikt zijn voor verdichting; de Regering bepaalt de criteria voor coherente verdichting binnen zones die geschikt zijn voor verdichting;
2° als de geplande gebouwen aan een openbare weg liggen die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen en rioleringen, alsook voorzien is van een wegverharding en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 66, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.10. Buiten de ontginningsgebieden en de aanhorigheden van ontginningsgebieden om kan een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2., na advies van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, voor een beperkte duur toegekend worden voor de vestiging bestemd voor de ontginning of de valorisering van sierrotsen uit een groeve die in bedrijf is geweest en die noodzakelijk is voor de renovatie, verbouwing, uitbreiding of de heropbouw van een pand in overeenstemming met de omgevende bebouwing.
Art. D.IV.10_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Buiten de ontginningsgebieden en de aanhorigheden van ontginningsgebieden om kan een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2., na advies van de [1 Adviesraad]1, voor een beperkte duur toegekend worden voor de vestiging bestemd voor de ontginning of de valorisering van sierrotsen uit een groeve die in bedrijf is geweest en die noodzakelijk is voor de renovatie, verbouwing, uitbreiding of de heropbouw van een pand in overeenstemming met de omgevende bebouwing.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 87, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.10.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Er kan een vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 worden toegekend in afwijking van de bestemming van gemengde bedrijfsruimte, industriële bedrijfsruimte of specifieke bedrijfsruimte, voor zover het project betrekking heeft op handelingen en werken die overeenstemmen met de bestemming van gemengde bedrijfsruimte, industriële bedrijfsruimte of specifieke bedrijfsruimte en als :
1° het stuk grond langs een openbare weg ligt die voldoende toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen en rioleringen, die voorzien is van een wegverharding en die breed genoeg is, rekening houdend met de ligging;
2° en het project verenigbaar is met de omgeving.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 68, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.11. Naast de in de artikelen D.IV.6 tot D.IV.10 bedoelde afwijkingen kan de in artikel D.IV.22, eerste lid, 1°, 2°, 4°, 5°, 7°, 10° en 11°,en in artikel D.IV.25 bedoelde vergunning en de vergunning betreffende de bouwwerken en uitrustingen bestemd voor de activiteiten van algemeen belang of het stedenbouwkundig attest nr. 2. afgegeven worden door van het gewestplan af te wijken.
Art. D.IV.11_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Naast de in de artikelen D.IV.6 tot D.IV.10 bedoelde afwijkingen kan de in artikel D.IV.22, eerste lid, 1°, 2°, 4°, 5°, 7° [1 en 10°]1 en in artikel D.IV.25 bedoelde vergunning en de vergunning betreffende de bouwwerken en [2 installaties]2 bestemd voor de activiteiten van algemeen belang of het stedenbouwkundig attest nr. 2. afgegeven worden door van het gewestplan af te wijken.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 88, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 69, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.12. Een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2. kan in afwijking van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw afgegeven worden.
Art. D.IV.13. Een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2. kan in afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw afgegeven worden indien de afwijkingen :
1° verantwoord zijn rekening houdend met de specifieke kenmerken van het project ten opzichte van de bepaalde plaats waar genoemd project gepland is;
2° de coherente uitvoering van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw in de rest van het toepassingsgebied niet in gevaar brengen;
3° een project betreffen dat tot de bescherming, het beheer of de inrichting van de al dan niet bebouwde landschappen bijdraagt.
Art. D_IV.13.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2. kan in afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw afgegeven worden [1 indien de afwijkingen voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden]1 : 1° verantwoord zijn rekening houdend met de specifieke kenmerken van het project ten opzichte van de bepaalde plaats waar genoemd project gepland is; 2° de coherente uitvoering van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw in de rest van het toepassingsgebied niet in gevaar brengen; 3° een project betreffen dat tot de bescherming, het beheer of de inrichting van de al dan niet bebouwde landschappen bijdraagt.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 71, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL II. - Procedure
HOOFDSTUK I. - Bevoegde autoriteiten
Afdeling 1. - Gemeentecollege
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. D.IV.14. Het gemeentecollege van de gemeente op wiens grondgebied de handelingen en werken gepland zijn, beslist over de vergunningsaanvragen en geeft de stedenbouwkundige attesten nr. 2 af :
1° ofwel zonder voorafgaand advies van de gemachtigd ambtenaar;
2° ofwel na voorafgaand advies van de gemachtigd ambtenaar;
3° ofwel na eensluidend advies van de gemachtigd ambtenaar.
Het advies van de gemachtigd ambtenaar is facultatief in het in artikel D.IV.15, derde lid, bedoelde geval. In de in de artikelen D.IV.16 en D.IV.17. bedoelde gevallen is dat advies verplicht.
Art. D.IV.14_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Het gemeentecollege van de gemeente op wiens grondgebied de handelingen en werken gepland zijn, beslist over de vergunningsaanvragen en geeft de stedenbouwkundige attesten nr. 2 af : 1° ofwel zonder voorafgaand advies [1 van de Regering]1; 2° ofwel na voorafgaand advies [1 van de Regering]1; 3° ofwel na eensluidend advies [1 van de Regering]1. Het advies [1 van de Regering]1 is facultatief in [2 de in artikel D.IV.15 bedoelde gevallen]2. In de in de artikelen D.IV.16 en D.IV.17. bedoelde gevallen is dat advies verplicht.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 89, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2024-05-08/11, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. D.IV.14.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Onverminderd artikel D.IV.14 beslist het gemeentecollege over de vergunningsaanvragen en geeft de stedenbouwkundige attesten nr. 2 af na eensluidend advies van in het bijzonder de Minister bevoegd voor Monumentenzorg, hierna "eensluidend erfgoedadvies" genoemd, wanneer de aanvraag betrekking heeft op een goed dat met toepassing van het erfgoeddecreet voorlopig of definitief gerangschikt is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 90, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.14.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Onverminderd artikel D.IV.14 beslist het gemeentecollege over de vergunningsaanvragen en geeft de stedenbouwkundige attesten nr. 2 af na voorafgaand advies van in het bijzonder de Minister bevoegd voor Monumentenzorg, hierna "niet-dwingend erfgoedadvies" genoemd, wanneer de aanvraag betrekking heeft op [2 verbouwingswerken of wijzigingen van de uiterlijke kenmerken van een goed]2 dat zich met toepassing van het erfgoeddecreet in het beschermingsgebied van een voorlopig of definitief gerangschikt goed of op een archeologische vindplaats bevindt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 91, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 98, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Onderafdeling 2. - Vergunning
Art. D.IV.15. Het gemeentecollege beslist zonder voorafgaand advies van de gemachtigd ambtenaar indien voorhanden zijn voor het grondgebied waar de handelingen en werken in hun geheel gepland zijn :
1° een gemeentelijke commissie en ofwel een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, ofwel een gemeentelijk ontwikkelingsplan, ofwel een meergemeentelijk ontwikkelingsplan en een gemeentelijk ontwikkelingsplan dat overeenkomstig artikel D.II.17, § 2, tweede lid, opgehouden heeft uitwerking te hebben en indien dit (deze) plan (plannen) het gehele gemeentelijk grondgebied bestrijkt (bestrijken); na afloop van een termijn van vier jaar, te rekenen van de inwerkingtreding van het Wetboek, beslist het college overeenkomstig artikel D.IV.16 of een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw die minstens de gegevens bevat bedoeld in artikel D.III.2, § 1, 1° en 2°, niet is goedgekeurd of goedgekeurd is geacht;
2° een lokaal beleidsontwikkelingsplan;
3° een niet-vervallen bebouwingsvergunning.
Het gemeentecollege beslist insgelijks zonder voorafgaand advies van de gemachtigd ambtenaar wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de handelingen en werken die ofwel :
1° volledig in een gebied van gemeentelijk belang gelegen zijn;
2° in artikel D.IV.4, eerste lid, 2°, 6°, 11° tot 15° bedoeld zijn of een beperkte impact hebben, die door de Regering zijn goedgekeurd.
Het gemeentecollege kan evenwel in de hypotheses bedoeld in de leden 1 en 2 het facultatief advies van de gemachtigd ambtenaar inwinnen.
Art. D.IV.15_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 Behalve in de gevallen bedoeld in artikel D.IV.16 en artikel D.IV.17 beslist het gemeentecollege zonder voorafgaand advies van de Regering. Het gemeentecollege kan een facultatief advies inwinnen bij de Regering.]1
----------
(1)<DDG 2024-05-08/11, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. D.IV.16. Het gemeentecollege beslist na voorafgaand advies van de gemachtigd ambtenaar :
1° in de gevallen, niet beoogd bij artikel D.IV.15;
2° in de gevallen bedoeld in artikel D.IV.15, eerste en tweede lid, 1°, wanneer de aanvraag één of meerdere verschillen inhoudt ten opzichte van de ontwikkelingsplannen, het bodembestemmingsplan, de leidraden voor stedenbouw of de bebouwingsvergunning;
3° in de gevallen bedoeld in artikel D.IV.15, tweede lid, 2°, wanneer de aanvraag één of meerdere verschillen inhoudt ten opzichte van het bodembestemmingsplan, of de gewestelijke leidraad voor stedenbouw.
Het gemeentecollege kan evenwel de vergunning weigeren zonder het advies van de gemachtigd ambtenaar in te winnen.
Art. D.IV.16_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Het gemeentecollege beslist na voorafgaand advies [1 van de Regering]1 : 1° [3 ...]3; 2° [3 ...]3; 3° [3 ...]3 wanneer de aanvraag één of meerdere verschillen inhoudt ten opzichte van het bodembestemmingsplan, of de gewestelijke leidraad voor stedenbouw. Het gemeentecollege kan evenwel de vergunning weigeren zonder het advies [1 van de Regering]1 in te winnen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 93, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 73, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(3)<DDG 2024-05-08/11, art. 6, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. D.IV.17.Het gemeentecollege kan de vergunning slechts verstrekken na eensluidend advies van de gemachtigd ambtenaar :
1° wanneer de aanvraag een afwijking inhoudt van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw;
2° wanneer de aanvraag betrekking heeft op goederen opgenomen in een Natura 2000-gebied dat voor- of vastgesteld wordt overeenkomstig de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
3° [2 wanneer de aanvraag betrekking heeft op geklasseerde goederen, gelijkgestelde goederen of goederen gelegen in een beschermingsgebied in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek]2;
4° wanneer de aanvraag betrekking heeft op een goed opgenomen in het plan voor permanente bewoning.
Het gemeentecollege kan evenwel de vergunning weigeren zonder het advies van de gemachtigd ambtenaar in te winnen.
----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DWG 2023-09-28/28, art. 36, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.17_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Het gemeentecollege kan de vergunning slechts verstrekken na eensluidend advies [2 van de Regering]2 : 1° wanneer de aanvraag een afwijking inhoudt van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw; 2° wanneer de aanvraag betrekking heeft op goederen opgenomen in een Natura 2000-gebied dat voor- of vastgesteld wordt overeenkomstig de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; 3° [1 [2 ...]2]1 4° wanneer de aanvraag betrekking heeft op een goed opgenomen in het plan voor permanente bewoning. Het gemeentecollege kan evenwel de vergunning weigeren zonder het advies [2 van de Regering]2 in te winnen. ----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 94, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.17.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een project als bedoeld in artikel D.IV.14.1 mag het gemeentecollege de vergunning slechts afgeven na een eensluidend erfgoedadvies. Het gemeentecollege mag de vergunning echter weigeren zonder erfgoedadvies in te winnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 95, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.17.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een project als bedoeld in artikel D.IV.14.2 mag het gemeentecollege de vergunning slechts afgeven na een niet-dwingend erfgoedadvies. Het gemeentecollege mag de vergunning echter weigeren zonder erfgoedadvies in te winnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 96, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Onderafdeling 3. - Stedenbouwkundige attesten
Art. D.IV.18. Het gemeentecollege verstrekt zonder advies van de gemachtigd ambtenaar :
1° de stedenbouwkundige attesten nr.1;
2° de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten vallend onder het toepassingsgebied van artikel D.IV.15.
Art. D.IV.18_UITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Het gemeentecollege verstrekt zonder advies [1 van de Regering]1 : 1° de stedenbouwkundige attesten nr.1; 2° de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten vallend onder het toepassingsgebied van artikel D.IV.15.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 97, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.19. Het gemeentecollege verstrekt na voorafgaand advies van de gemachtigd ambtenaar de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten vallend onder het toepassingsgebied van artikel D.IV.16.
Het gemeentecollege kan evenwel het stedenbouwkundig attest nr. 2 verstrekken met een ongunstig advies zonder het advies van de gemachtigd ambtenaar in te winnen.
Art. D.IV.19_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Het gemeentecollege verstrekt na voorafgaand advies [1 van de Regering]1 de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten vallend onder het toepassingsgebied van artikel D.IV.16. Het gemeentecollege kan evenwel het stedenbouwkundig attest nr. 2 verstrekken met een ongunstig advies zonder het advies [1 van de Regering]1 in te winnen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 98, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.20. Het gemeentecollege verstrekt na eensluidend advies van de gemachtigd ambtenaar de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten vallend onder het toepassingsgebied van artikel D.IV.17.
Het gemeentecollege kan evenwel het stedenbouwkundig attest nr. 2 verstrekken met een ongunstig advies zonder het advies van de gemachtigd ambtenaar in te winnen.
Art. D.IV.20_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Het gemeentecollege verstrekt na eensluidend advies [1 van de Regering]1 de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten vallend onder het toepassingsgebied van artikel D.IV.17. Het gemeentecollege kan evenwel het stedenbouwkundig attest nr. 2 verstrekken met een ongunstig advies zonder het advies [1 van de Regering]1 in te winnen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 99, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.20.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Het gemeentecollege verstrekt na eensluidend erfgoedadvies de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten die onder het toepassingsgebied vallen van artikel D.IV.14.1. Het gemeentecollege kan het stedenbouwkundig attest nr. 2 evenwel met een ongunstig advies verstrekken, zonder erfgoedadvies in te winnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 100, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.20.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Het gemeentecollege verstrekt na niet-dwingend erfgoedadvies de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten die onder het toepassingsgebied vallen van artikel D.IV.14.2. Het gemeentecollege kan het stedenbouwkundig attest nr. 2 evenwel met een ongunstig advies verstrekken, zonder erfgoedadvies in te winnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 101, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.21. Het gemeentecollege is bevoegd om de stedenbouwkundige attesten nr. 2 betreffende de in artikel D.IV.22, derde lid, bedoelde handelingen en werken te verstrekken.
Afdeling 2. - Gemachtigd ambtenaar
Afdeling 2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Regering]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - Vergunning
Art. D.IV.22.De vergunning wordt door de gemachtigd ambtenaar verstrekt wanneer zij geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op :
1° handelingen en werken die door een publiekrechtelijk persoon, opgenomen op de lijst vastgelegd door de Regering, overwogen worden;
2° handelingen en werken van openbaar nut, opgenomen op de lijst vastgelegd door de Regering;
3° op handelingen en werken die zich op het grondgebied van meerdere gemeenten uitstrekt;
4° handelingen en werken gelegen in een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het gewestplan of in de gebieden van de spoorweg- of luchthaveninfrastructuren en van de autonome havens bedoeld in artikel D.II.19;
5° handelingen en werken gelegen in de omtrekken van te herontwikkelen locaties en locaties met herstel van landschap en leefmilieu;
6° handelingen en werken gelegen in de omtrek bedoeld [1 in artikel 1, 1°, van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken]1;
7° op handelingen en werken betreffende de bouwwerken of uitrustingen bestemd voor activiteiten met een doel van algemeen belang zoals volgt :
a) ziekenhuizen, met inbegrip van de klinieken;
b) opvang-, revalidatie- of huisvestingscentra voor gehandicapte personen;
c) terreinen voor de opvang rondtrekkende bevolkingsgroepen;
d) schoolinrichtingen;
e) beroepsopleidingscentra;
f) internaten en studentenhuizen die van een schoolinrichting afhangen;
g) tehuizen voor kinderen;
h) musea, schouwburgen en culturele centra;
i) erkende erediensten of lekenmoraal;
j) jeugdbewegingen;
k) in verband met hernieuwbare energie wegens hun doel van algemeen belang;
8° handelingen en werken, gelegen in een gebied van gemeentelijk belang;
9° handelingen en werken overwogen in een ontginningsgebied of in een gebied met aanhorigheden van steengroeven op het gewestplan of met betrekking tot de vestiging bestemd voor ontginning of benutting van siergesteenten bedoeld in artikel D.IV.10;
10° handelingen en werken gelegen in een stedelijke verkavelingsomtrek;
11° betreffende handelingen en werken voor buitengewoon erfgoed bedoeld [3 in artikel D.11]3, van het Waals Erfgoedwetboek.
De handelingen en werken bedoeld in het eerste lid, 7°, k) zijn degene die betrekking hebben op de productie van energie die voor de gemeenschap is bestemd, namelijk de energie die zonder privé-verbruik in het elektriciteitsnet of in het aardgasnet wordt geïnjecteerd of die een stedelijk verwarmingsnet bedient, en degene die betrekking hebben op de installatie, de aansluiting, de wijziging, de bouw of de uitbreiding van :
1° een veld van fotovoltaïsche zonnepanelen;
2° een windturbine of een windturbinepark;
3° een hydro-elektrische centrale;
4° een eenheid voor de energievalorisering van de biomassa;
5° een eenheid voor de energievalorisering van de aardwarmte.
In afwijking van het eerste lid worden de vergunningen die gedeeltelijk betrekking hebben op de handelingen en werken bedoeld in het eerste lid, 2° of 7°, met uitzondering van de handelingen en werken gebonden aan de hernieuwbare energie, door het gemeentecollege afgegeven voor zover ze niet in het eerste lid, 1°, 3° tot 6° en 8° tot 11° worden vermeld. De Regering kan de lijst van die handelingen en werken vastleggen.
De gemachtigd ambtenaar is bevoegd om te beslissen over de in artikel D.IV.106 bedoelde vergunningsaanvragen, alsook over de geringe wijzigingen in de vergunningen die krachtens artikel D.IV.25 door de Regering worden afgegeven.
Wanneer de geplande handelingen en werken tot de bevoegdheid van verschillende gemachtigde ambtenaren behoren, wordt de aanvraag voor een vergunning of een attest gericht aan de door de aanvrager gekozen gemachtigd ambtenaar om die aanvraag te behandelen en erover te beslissen.
De gemachtigd ambtenaar behandelt de in de artikelen D.II.54, D.IV.25 en D.V.16. bedoelde vergunningsaanvragen.
Andere bouwwerken of uitrustingen bestemd voor de activiteiten met een doel van algemeen belang dan degene bedoeld in het eerste lid, 7°, kunnen binnen het bereik vallen van de punten 1° tot 6° en 8° tot 11° van het eerste lid of behoren tot een andere bevoegdheid dan die van de gemachtigd ambtenaar.
[4 De vergunning wordt afgegeven door de gemachtigd ambtenaar wanneer deze uitsluitend betrekking heeft op een installatie van zonne-energieapparatuur met een vermogen van 15 kW of minder of een warmtepomp.]4
----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DWG 2018-04-26/13, art. 9, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(3)<DWG 2023-09-28/28, art. 37, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(4)<DWG 2024-04-29/22, art. 13, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. D.IV.22_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De vergunning wordt door [3 de Regering]3 verstrekt wanneer zij geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op : 1° handelingen en werken die door een publiekrechtelijk persoon, opgenomen op de lijst vastgelegd door de Regering, overwogen worden; 2° handelingen en werken van openbaar nut, opgenomen op de lijst vastgelegd door de Regering; 3° op handelingen en werken die zich op het grondgebied van meerdere gemeenten uitstrekt; 4° handelingen en werken gelegen in een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het gewestplan of in de gebieden van de spoorweg- of luchthaveninfrastructuren en van de autonome havens bedoeld in artikel D.II.19; 5° [4 handelingen en werken in omtrekken voor een saneringslocatie;]4 6° handelingen en werken gelegen in de omtrek bedoeld [1 in artikel 1, 1°, van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken]1; 7° op handelingen en werken betreffende de bouwwerken of [4 installaties]4 bestemd voor activiteiten met een doel van algemeen belang zoals volgt : a) ziekenhuizen, met inbegrip van de klinieken; b) opvang-, revalidatie- of huisvestingscentra voor gehandicapte personen; c) terreinen voor de opvang rondtrekkende bevolkingsgroepen; d) schoolinrichtingen; e) beroepsopleidingscentra; f) internaten en studentenhuizen die van een schoolinrichting afhangen; g) tehuizen voor kinderen; h) musea, schouwburgen en culturele centra; i) erkende erediensten of lekenmoraal; j) jeugdbewegingen; k) in verband met hernieuwbare energie wegens hun doel van algemeen belang; 8° handelingen en werken, gelegen in een gebied van gemeentelijk belang; 9° handelingen en werken overwogen in een ontginningsgebied of in een gebied met aanhorigheden van steengroeven op het gewestplan of met betrekking tot de vestiging bestemd voor ontginning of benutting van siergesteenten bedoeld in artikel D.IV.10; 10° handelingen en werken gelegen in een stedelijke verkavelingsomtrek; 11° [3 ...]3 [3 12° dwingende redenen van algemeen belang, met name handelingen en werken die verband houden met het meerjarig investeringsplan van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.]3 De handelingen en werken bedoeld in het eerste lid, 7°, k) zijn degene die betrekking hebben op de productie van energie die voor de gemeenschap is bestemd, namelijk de energie die zonder privé-verbruik in het elektriciteitsnet of in het aardgasnet wordt geïnjecteerd of die een stedelijk verwarmingsnet bedient, en degene die betrekking hebben op de installatie, de aansluiting, de wijziging, de bouw of de uitbreiding van : 1° een veld van fotovoltaïsche zonnepanelen; 2° een windturbine of een windturbinepark; 3° een hydro-elektrische centrale; 4° een eenheid voor de energievalorisering van de biomassa; 5° een eenheid voor de energievalorisering van de aardwarmte. [4 In afwijking van het eerste lid worden de vergunningen die gedeeltelijk betrekking hebben op de handelingen en werken bedoeld in het eerste lid, 2° of 7°, a) tot j), door het gemeentecollege afgegeven voor zover ze niet in het eerste lid, 1°, 3° tot 6° en 8° tot 11° worden vermeld. De Regering kan de lijst van die handelingen en werken vastleggen.]4 [4 De Regering is bevoegd om uitspraak te doen over de aanvragen voor een regularisatieonderzoek vermeld in artikel D.VII.18.]4 [3 ...]3 [3 ...]3 Andere bouwwerken of uitrustingen bestemd voor de activiteiten met een doel van algemeen belang dan degene bedoeld in het eerste lid, 7°, kunnen binnen het bereik vallen van de punten 1° tot 6° en 8° tot 11° van het eerste lid of behoren tot een andere bevoegdheid dan die [3 van de Regering]3. ----------
(1)<DWG 2017-02-02/28, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DWG 2018-04-26/13, art. 9, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(3)<DDG 2019-12-12/19, art. 103, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<DDG 2022-11-21/08, art. 74, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.22.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een project als bedoeld in artikel D.IV.14.1 mag de Regering de vergunning slechts afgeven na een eensluidend erfgoedadvies. De Regering mag de vergunning echter weigeren zonder erfgoedadvies in te winnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 104, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.22.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een project als bedoeld in artikel D.IV.14.2 mag de Regering de vergunning slechts afgeven na een niet-dwingend erfgoedadvies. De Regering mag de vergunning echter weigeren zonder erfgoedadvies in te winnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 105, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Onderafdeling 2. - Stedenbouwkundig attest
Art. D.IV.23. De gemachtigd ambtenaar verstrekt het stedenbouwkundig attest nr. 2 met betrekking tot projecten vallend onder het toepassingsgebied van artikel D.IV.22., eerste lid, alsook met betrekking tot geringe wijzigingen van de vergunningen die krachtens artikel D.IV.25 door de Regering worden afgegeven.
Art. D.IV.23_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Regering]1 verstrekt het stedenbouwkundig attest nr. 2 met betrekking tot projecten vallend onder het toepassingsgebied van artikel D.IV.22., eerste lid [1 ...]1.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 106, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.23.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Regering verstrekt na eensluidend erfgoedadvies de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten die onder het toepassingsgebied vallen van artikel D.IV.14.1. De Regering kan het stedenbouwkundig attest nr. 2 evenwel met een ongunstig advies verstrekken, zonder erfgoedadvies in te winnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 107, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.23.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De Regering verstrekt na niet-dwingend erfgoedadvies de stedenbouwkundige attesten nr. 2 met betrekking tot projecten die onder het toepassingsgebied vallen van artikel D.IV.14.2. De Regering kan het stedenbouwkundig attest nr. 2 evenwel met een ongunstig advies verstrekken, zonder erfgoedadvies in te winnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 108, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 3. - Regering
Afdeling 3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Beroepsinstantie]1
----------
(1)
Art. D.IV.24. De Regering is bevoegd om te beslissen over de beroepen tegen de beslissingen genomen door het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar over de aanvragen van vergunningen en stedenbouwkundige attesten nr. 2. Bovendien beslist ze over de opschortingsbeslissing genomen door de gemachtigd ambtenaar overeenkomstig artikel D.IV.62.
Art. D.IV.24_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De Regering is bevoegd om te beslissen over de beroepen [1 tegen de beslissingen van het gemeentecollege of tegen haar eigen in eerste instantie genomen beslissingen]1 over de aanvragen van vergunningen en stedenbouwkundige attesten nr. 2. Bovendien beslist ze over de opschortingsbeslissing [1 die ze in eerste instantie heeft genomen]1 overeenkomstig artikel D.IV.62.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 110, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.25.De vergunning wordt door de Regering verstrekt wanneer ze vergunningsaanvragen betreft i.v.m. handelingen en werken waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan, namelijk :
1° volgende handelingen en werken voor de inrichting van de infrastructuren en onthaalgebouwen van de gewestelijke luchthavens Luik-Bierset en Charleroi-Brussels South :
a) wat betreft de luchthaven Luik-Bierset :
- de uitbreiding van het vrachtgebied noord voor de vliegtuigparkings;
- het TGV-vrachtstation;
[1 - de verlenging van de secundaire baan;]1
b) wat betreft de luchthaven Charleroi-Brussels South :
- de verlenging van de start- en landingsbaan, met inbegrip van de opritten;
- de controletoren;
- de uitbreiding van het luchthavenstation;
- het spoorwegstation en de spoorwegeninfrastructuren;
2° ter uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 11 oktober 2001 tussen de federale overheid, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het meerjareninvesteringsplan 2001-2012 van de NMBS, de handelingen en werken op het grondgebied van het Waalse Gewest in verband met het GEN;
3° de handelingen en werken in verband met het meerjarig investeringsplan van de NMBS;
4° in het kader van de uitvoering van het gewestelijk structuurplan (deel 3, punt 1.4), aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999, de handelingen en werken in verband met de structurerende openbaar-vervoersmodi voor Charleroi, Luik, Namen en Bergen;
5° de ontbrekende schakels in het wegen- en waterwegennet op het grondgebied van het Waalse Gewest van het trans-Europese vervoersnet bedoeld in beschikking nr. 884/2004/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 tot wijziging van beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet.
[2 De Regering geeft de milieuvergunning of eenmalige vergunning af voor de projecten opgesomd in artikel 3 van het decreet van 30 januari 2025betreffende het stroomlijnen van maatregelen ter bevordering van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T).]2
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 86, 010; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(2)<DWG 2025-01-30/16, art. 10, 028; Inwerkingtreding : 01-03-2025>
Art. D.IV.25_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2019-12-12/19, art. 111, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK II. - Aanvraagdossiers
Afdeling 1. - Vergunningsaanvraagdossier
Art. D.IV.26.§ 1. Bij elke vergunningsaanvraag wordt een dossier gevoegd.
De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de vergunningsaanvraag. Ze bepaalt hoeveel dossierexemplaren de aanvraag bevat, alsook de schaal en de inhoud van de verschillende plannen die erbij gevoegd worden.
[1 In de gevallen bedoeld in artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, bevat de vergunningsaanvraag een geldige erfgoedvergunning bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag
In de gevallen bedoeld in artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, bevat de vergunningsaanvraag een voorafgaand erfgoedadvies van de erfgoedadministratiemet betrekking tot het onderwerp van de aanvraag]1
De Regering bepaalt de vorm van de beslissingen tot toekenning en weigering van de vergunningen.
§ 2. De aanvraag voor een bebouwingsvergunning toont aan dat de aanvrager houder is van een zakelijk recht op het goed dat het voorwerp uitmaakt van de vergunningsaanvraag. De aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning moet niet de mogelijkheid voor de aanvrager aantonen, om de vergunning uit te voeren.
Erfdienstbaarheden die het gevolg zijn van de daad van de mens of van verbintenissen uit overeenkomst betreffende het grondgebruik die in strijd zijn met de inhoud van de aanvraag voor een bebouwingsvergunning worden in deze aanvraag vermeld. In dat geval wordt de aanvraag onderworpen aan een openbaar onderzoek op kosten van de aanvrager. De vergunning doet de bedoelde erfdienstbaarheden en verplichtingen tenietgaan, onverminderd de schadeloosstelling van de houders van die rechten ten laste van de aanvrager.
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 38, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D_IV.26.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Bij elke vergunningsaanvraag wordt een dossier gevoegd. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de vergunningsaanvraag. Ze bepaalt hoeveel dossierexemplaren de aanvraag bevat, alsook de schaal en de inhoud van de verschillende plannen die erbij gevoegd worden. De Regering bepaalt de vorm van de beslissingen tot toekenning en weigering van de vergunningen. § 2. De aanvraag voor een [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 toont aan dat de aanvrager houder is van een zakelijk recht op het goed dat het voorwerp uitmaakt van de vergunningsaanvraag. De aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning moet niet de mogelijkheid voor de aanvrager aantonen, om de vergunning uit te voeren. Erfdienstbaarheden die het gevolg zijn van de daad van de mens of van verbintenissen uit overeenkomst betreffende het grondgebruik die in strijd zijn met de inhoud van de [1 aanvraag voor een ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 worden in deze aanvraag vermeld. In dat geval wordt de aanvraag onderworpen aan een openbaar onderzoek op kosten van de aanvrager. De vergunning doet de bedoelde erfdienstbaarheden en verplichtingen tenietgaan, onverminderd de schadeloosstelling van de houders van die rechten ten laste van de aanvrager.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 75, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.27. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken waarvoor een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw of een verschil ten opzichte van een ontwikkelingsplan, een bodembestemmingsplan, een leidraad voor stedenbouw of van de bebouwingsvergunning vereist is, wordt bij de aanvraag een bewijs gevoegd dat de voorwaarden vastgesteld bij de artikelen D.IV.5 of D.IV.13 in acht genomen worden.
Art. D_IV.27.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken waarvoor een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw of een verschil ten opzichte van een ontwikkelingsplan, een bodembestemmingsplan, een leidraad voor stedenbouw of van de [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 vereist is, wordt bij de aanvraag een bewijs gevoegd dat de voorwaarden vastgesteld bij de artikelen D.IV.5 of D.IV.13 in acht genomen worden.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 76, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.27.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Als de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken die betrekking hebben op een goed als bedoeld in artikel D.IV.14.1, omvat ze een kopie van de notulen vermeld in artikel D.IV.31.1, § 3, alsook de inlichtingen en stukken die de Regering in de notulen noodzakelijk acht voor de inschatting van de relevante uitwerkingen die het project op het erfgoed kan hebben.]1
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 112, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.28. De aanvraag tot bebouwingsvergunning omvat :
1° de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw voor het deel van het betrokken grondgebied, met inbegrip van de grafische weergave ervan;
2° de uitvoeringsmaatregelen van deze doelstellingen in de vorm van aanwijzingen betreffende :
a) het wegennet;
b) de technische infrastructuren en netten alsook het beheer van het afvalwater en het afvloeiend water;
c) de openbare ruimten en de groene ruimten;
d) het perceelplan en de bestemmingen;
e) de ligging en de hoogte van de bouwwerken en van de kunstwerken, de wegen en de openbare ruimten alsook de integratie van de technische uitrustingen;
f) de ecologische structuur;
3° het technisch dossier betreffende de gemeenteweg;
4° in voorkomend geval, de fasering van de uitvoering van het gezamenlijk project bedoeld in artikel D.IV.2.
Wanneer de aanvraag tot bebouwingsvergunning de aanleg van een gemeenteweg niet inhoudt of wanneer de ligging en de oppervlakte het verantwoorden, bevat de aanvraag tot bebouwingsvergunning een vereenvoudigde inhoud.
De Regering bepaalt de voorwaarden van de ligging en van de oppervlakte die de vereenvoudigde inhoud verantwoorden.
Art. D.IV.28_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De aanvraag [2 van een ontsluitingsvergunning]2 omvat : 1° de doelstellingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw voor het deel van het betrokken grondgebied, met inbegrip van de grafische weergave ervan; 2° de uitvoeringsmaatregelen van deze doelstellingen in de vorm van aanwijzingen betreffende : a) het wegennet; b) de technische infrastructuren en netten alsook het beheer van het afvalwater en het afvloeiend water; c) de openbare ruimten en de groene ruimten; d) het perceelplan en de bestemmingen; e) de ligging en de hoogte van de bouwwerken en van de kunstwerken, de wegen en de openbare ruimten alsook de integratie van de technische uitrustingen; f) de ecologische structuur; [1 g) in voorkomend geval: de beschermingsmaatregelen die met toepassing van het erfgoeddecreet zijn opgelegd;]1 3° [2 in voorkomend geval, het technisch dossier]2 betreffende de gemeenteweg; 4° in voorkomend geval, de fasering van de uitvoering van het gezamenlijk project bedoeld in artikel D.IV.2. [2 Wanneer de aanvraag]2 de aanleg van een gemeenteweg niet inhoudt of wanneer de ligging en de oppervlakte het verantwoorden, [2 bevat de aanvraag van een ontsluitingsvergunning]2 een vereenvoudigde inhoud. De Regering bepaalt de voorwaarden van de ligging en van de oppervlakte die de vereenvoudigde inhoud verantwoorden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 113, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 77, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.28.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De aanvraag van een opsplitsingsvergunning omvat:
1° een door een landmeter-deskundige opgemaakt opsplitsingsplan, met vermelding van :
a) het wegennet;
b) de technische infrastructuren en netten alsook het beheer van het afvalwater en het afvloeiend water;
c) de openbare ruimten en de groene ruimten, voor zover die bestaan;
d) de opdeling van de kavels;
2° de verantwoording van de voorwaarden vermeld in artikel D.IV.2 § 3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 78, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.29. Wanneer de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op de gegroepeerde bouw van woningen die later in kavels opgedeeld moeten worden zonder dat er vooraf een bebouwingsvergunning vereist is, worden in de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning de grenzen van de kavels aangeduid.
Art. D_IV.29.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op de gegroepeerde bouw van woningen die later in kavels opgedeeld moeten worden zonder dat er vooraf een [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 vereist is, worden in de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning de grenzen van de kavels aangeduid.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 79, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Aanvraagdossier voor een stedenbouwkundig attest
Art. D.IV.30.§ 1. De aanvraag voor het stedenbouwkundige attest nr. 1 bevat de kadastergegevens van het goed waarvoor de informatie wordt opgevraagd.
§ 2. De aanvraag voor het stedenbouwkundige attest nr. 2 bevat, naast de kadastergegevens van het goed waarvoor de informatie wordt opgevraagd, de uiteenzetting van het project met afbeeldingen of in tekstvorm.
Wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken waarvoor een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw of een verschil ten opzichte van een ontwikkelingsplan, een bodembestemmingsplan, een leidraad voor stedenbouw of de bebouwingsvergunning vereist is, wordt bij de aanvraag een bewijs gevoegd dat de voorwaarden vastgesteld bij de artikelen D.IV.5 of D.IV.13 in acht genomen worden.
[1 In de gevallen bedoeld in artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, bevat de aanvraaf voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 een geldige erfgoedvergunning bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag.
In de gevallen bedoeld in artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, bevat het stedenbouwkundig attest nr. 2 het voorafgaand erfgoedadvies van de erfgoedadministratie met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag]1
Elke aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 heeft een aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 1 als onmiddellijk gevolg.
§ 3. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvragen voor stedenbouwkundige attesten. Zij bepaalt de vorm van de beslissingen tot toekenning en weigering van de stedenbouwkundige attesten.
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 39, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D_IV.30.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De aanvraag voor het stedenbouwkundige attest nr. 1 bevat de kadastergegevens van het goed waarvoor de informatie wordt opgevraagd. § 2. De aanvraag voor het stedenbouwkundige attest nr. 2 bevat, naast de kadastergegevens van het goed waarvoor de informatie wordt opgevraagd, de uiteenzetting van het project met afbeeldingen of in tekstvorm. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken waarvoor een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw of een verschil ten opzichte van een ontwikkelingsplan, een bodembestemmingsplan, een leidraad voor stedenbouw of de [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 vereist is, wordt bij de aanvraag een bewijs gevoegd dat de voorwaarden vastgesteld bij de artikelen D.IV.5 of D.IV.13 in acht genomen worden. [1 Elke aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 bevat tegelijk een aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 1.]1 § 3. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvragen voor stedenbouwkundige attesten. Zij bepaalt de vorm van de beslissingen tot toekenning en weigering van de stedenbouwkundige attesten.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 80, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK III. - Projectvergadering
Art. D.IV.31.§ 1. Vóór de indiening van de aanvraag van een attest of een vergunning kan de projectontwerper verzoeken dat er een projectvergadering gehouden wordt met het college, de gemachtigd ambtenaar, of de gemachtigd ambtenaar en de technisch ambtenaar in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of de gemachtigd ambtenaar en de ambtenaar van de handelsvestigingen in de zin van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen of de gemachtigd ambtenaar, de technisch ambtenaar en de ambtenaar van de handelsvestigingen wanneer ze de bevoegde overheid zijn om over diens aanvraag te beslissen. In dat geval krijgt betrokkene binnen de vijftien dagen na zijn aanvraag een oproeping om bedoelde vergadering bij te wonen. Het initiatief voor een projectvergadering kan van de bevoegde overheid uitgaan.
§ 2. Tijdens die vergadering ontmoet de projectontwerper de vertegenwoordiger(s) van de bevoegde overheid om over zijn aanvraag te beslissen.
Wanneer de bevoegde overheid het college is en de gemachtigd ambtenaar, de technisch ambtenaar of de ambtenaar van de handelsvestigingen advies moet uitbrengen over het project, wordt hij eveneens voor de vergadering uitgenodigd. Hij kan zich laten vertegenwoordigen.
Wanneer de bevoegde overheid niet het gemeentecollege is, worden zijn vertegenwoordiger(s) voor de vergadering uitgenodigd.
§ 3. De bevoegde overheid kan elke instantie bedoeld in artikel D.IV.35 uitnodigen. Ze nodigt de gemeentelijke commissie uit, indien ze bestaat, om er een vertegenwoordiger af te vaardigen.
[2 De bevoegde overheid nodigt de erfgoedadministartie uit voor iedere projectvergadering die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, of op een goed dat geheel of gedeeltelijk gelegen is in een beschermingsgebied in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek]2.
§ 4. De projectontwerper kan zijn project met hen bespreken en het eventueel aanpassen voor hij zijn aanvraag afrondt. Ter informatie notuleert de projectontwerper of diens vertegenwoordiger de vergadering. De notulen worden elektronisch of per zending gericht aan de aanwezige partijen, die over dertig dagen beschikken om hun bemerkingen te laten geworden aan de projectontwerper, zoniet worden de notulen goedgekeurd geacht.
§ 5. Het houden van die vergadering in aanwezigheid van de gemachtigd ambtenaar is verplicht wanneer de aanvraag betrekking heeft op :
1° een netto-oppervlakte, groter dan of gelijk aan 2 500 m2, voor de verkoop van goederen in de kleinhandel;
2° een oppervlakte voor kantoorruimte, groter dan 15 000 m2;
3° meer dan 150 woningen.
Het dossier omvat een liggingsplan en een opsplitsing van de handels, kantoren en woningen in aantal en oppervlakte.
§ 6. De vergadering wordt binnen twintig dagen na de aanvraag bedoeld in § 1 gehouden.
----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 10, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DWG 2023-09-28/28, art. 40, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.31_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Vóór de indiening van de aanvraag van een attest of een vergunning kan de projectontwerper verzoeken dat er een projectvergadering gehouden wordt met het college, [2 de Regering]2, of [2 de Regering]2 en [2 de technisch ambtenaar van het Waals Gewest]2 in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of [2 de Regering]2 en [2 de ambtenaar van de handelsvestigingen in de zin van het decreet van het Waals Gewest]2 van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen of [2 de Regering]2, [2 de technisch ambtenaar van het Waals Gewest]2 en de ambtenaar van de handelsvestigingen wanneer ze de bevoegde overheid zijn om over diens aanvraag te beslissen. In dat geval krijgt betrokkene binnen de vijftien dagen na zijn aanvraag een oproeping om bedoelde vergadering bij te wonen. Het initiatief voor een projectvergadering kan van de bevoegde overheid uitgaan. § 2. Tijdens die vergadering ontmoet de projectontwerper de vertegenwoordiger(s) van de bevoegde overheid om over zijn aanvraag te beslissen. [2 Wanneer de bevoegde overheid het college is en de Regering, de technisch ambtenaar van het Waals Gewest of de ambtenaar van de handelsvestigingen van het Waals Gewest om advies wordt gevraagd, wordt zij resp. hij eveneens op de vergadering uitgenodigd. Zij resp. hij kan zich laten vertegenwoordigen.]2 Wanneer de bevoegde overheid niet het gemeentecollege is, worden zijn vertegenwoordiger(s) voor de vergadering uitgenodigd. § 3. De bevoegde overheid kan elke instantie bedoeld in artikel D.IV.35 uitnodigen. Ze nodigt de gemeentelijke commissie uit, indien ze bestaat, om er een vertegenwoordiger af te vaardigen. [2 Als het gaat om een goed als bedoeld in artikel D.IV.14.2, nodigt zij de Minister bevoegd voor Monumentenzorg uit op de projectvergadering." Deze kan zich laten vertegenwoordigen.]2 § 4. De projectontwerper kan zijn project met hen bespreken en het eventueel aanpassen voor hij zijn aanvraag afrondt. [3 De projectontwerper of diens vertegenwoordiger notuleert de vergadering]3. De notulen worden elektronisch of per zending gericht aan de aanwezige partijen, die over dertig dagen beschikken om hun bemerkingen te laten geworden aan de projectontwerper, zoniet worden de notulen goedgekeurd geacht [3 en wordt de inhoud ervan bevestigd geacht]3. [3 De notulen zijn twee jaar geldig, te rekenen vanaf de datum van de projectvergadering.]3 § 5. Het houden van die vergadering in aanwezigheid [2 van de Regering]2 is verplicht wanneer de aanvraag betrekking heeft op : 1° een netto-oppervlakte, groter dan of gelijk aan 2 500 m2, voor de verkoop van goederen in de kleinhandel; 2° een oppervlakte voor kantoorruimte, groter dan [3 800 m2]3; 3° meer dan [3 15 wooneenheden]3. Het dossier omvat een liggingsplan en een opsplitsing van de handels, kantoren en woningen in aantal en oppervlakte. § 6. De vergadering wordt binnen twintig dagen na [4 het verzoek dat er een projectvergadering gehouden wordt overeenkomstig paragraaf 1]4 gehouden. [3 Als de termijn verstrijkt tussen 16 juli en 15 augustus of tussen 24 december en 1 januari, dan wordt hij van rechtswege met vijftien dagen verlengd.]3 [3 § 7 - Als de projectontwerper daarmee instemt, kan de bevoegde overheid de projectvergadering via videoconferentie houden.]3 ----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 10, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 114, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 81, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(4)<DDG 2023-12-14/58, art. 81, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D.IV.31.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1. Als het gaat om een goed bedoeld in artikel D.IV.14.1 en in afwijking van artikel D.IV.31 verzoekt de projectontwerper, vóór de indiening van de aanvraag van een attest of een vergunning, de Regering om een verplicht te organiseren projectvergadering te houden en zendt hij de Regering de ontwerpen van zijn plannen en stukken. In dat geval krijgt betrokkene binnen vijftien dagen na zijn aanvraag een oproeping om bedoelde vergadering bij te wonen. § 2. De Regering nodigt tegelijk volgende personen en instanties uit om aan de projectvergadering deel te nemen: 1° het gemeentecollege of zijn vertegenwoordiger; 2° de technisch ambtenaar van het Waals Gewest in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, als deze de medebevoegde overheid is om over de aanvraag van betrokkene te beslissen; 3° de ambtenaar van de handelsvestigingen van het Waals Gewest in de zin van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, als deze de medebevoegde overheid is om over de aanvraag van betrokkene te beslissen. De Regering kan ook elke instantie bedoeld in artikel D.IV.35 uitnodigen. Ze vraagt de gemeentelijke commissie, indien ze bestaat, om een vertegenwoordiger af te vaardigen. § 3. De projectontwerper kan zijn project met de Regering en met de vertegenwoordiger(s) van de bevoegde overheid bespreken en zijn project eventueel aanpassen voordat hij zijn aanvraag afrondt. De Regering maakt de notulen over de vergadering op [2 ...]2. De notulen worden elektronisch gericht aan de aanwezige partijen; deze beschikken over dertig dagen om hun bemerkingen aan de Regering te bezorgen. Als geen bemerkingen worden ingediend, worden de notulen goedgekeurd geacht [2 en wordt de inhoud ervan bevestigd geacht]2. In de notulen vermeldt de Regering de inlichtingen en stukken die zij voor de inschatting van de erfgoedrelevante uitwerkingen van het project noodzakelijk acht en die bij de attest- of vergunningsaanvraag moeten worden gevoegd. [2 Die vermelding heeft een bindend karakter voor de projectontwerper.]2 § 4. De vergadering vindt plaats binnen dertig dagen na [3 het verzoek dat er een projectvergadering gehouden wordt overeenkomstig paragraaf 1]3. [2 Als de termijn verstrijkt tussen 16 juli en 15 augustus of tussen 24 december en 1 januari, dan wordt hij van rechtswege met vijftien dagen verlengd.]2 [2 § 5 - Als de projectontwerper daarmee instemt, kan de Regering de projectvergadering via videoconferentie houden.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-12-12/19, art. 115, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 82, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(3)<DDG 2023-12-14/58, art. 82, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK IV. - Indiening van de aanvraag
Afdeling 1. - Algemeen
Art. D.IV.32. De vergunningsaanvragen en de aanvragen voor stedenbouwkundige attesten die tot de bevoegdheid van het gemeentecollege behoren, alsook de verlangde ontbrekende stukken indien de aanvraag onvolledig is, worden per schrijven aan het gemeentecollege gericht of tegen ontvangstmelding in het gemeentehuis afgeleverd.
De vergunningsaanvragen en de aanvragen voor stedenbouwkundige attesten die tot de bevoegdheid van de gemachtigd ambtenaar behoren, of die door de gemachtigd ambtenaar behandeld worden, alsook de verlangde ontbrekende stukken indien de aanvraag onvolledig is, worden per schrijven aan de gemachtigd ambtenaar gericht of tegen ontvangstmelding afgeleverd.
Onverminderd de mogelijkheid om de aanvraag middels een formulier op een papieren informatiedrager in te dienen, kan de Regering de nadere regels en de voorwaarden voor de indiening ervan via elektronische weg vastleggen.
Art. D.IV.32_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De vergunningsaanvragen en de aanvragen voor stedenbouwkundige attesten die tot de bevoegdheid van het gemeentecollege behoren, alsook de verlangde ontbrekende stukken indien de aanvraag onvolledig is, worden per schrijven aan het gemeentecollege gericht of tegen [2 indieningsbewijs]2 in het gemeentehuis afgeleverd. De vergunningsaanvragen en de aanvragen voor stedenbouwkundige attesten die [1 tot de bevoegdheid van de Regering behoren]1, alsook de verlangde ontbrekende stukken indien de aanvraag onvolledig is, worden per schrijven [1 aan de Regering]1 gericht of tegen [2 indieningsbewijs]2 afgeleverd. Onverminderd de mogelijkheid om de aanvraag middels een formulier op een papieren informatiedrager in te dienen, kan de Regering de nadere regels en de voorwaarden voor de indiening ervan via elektronische weg vastleggen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 116, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 83, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.33.Binnen de twintig dagen na de ontvangst van het schrijven of van de ontvangstmelding van de aanvraag van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2 :
1° richt het gemeentecollege of de persoon die het daartoe machtigt, of de gemachtigd ambtenaar, als de aanvraag volledig is, een bericht van ontvangst aan de aanvrager. Hij zendt er een afschrift van aan zijn projectontwerper [1 en aan de erfgoedadministratie in de gevallen bedoeld in artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek]1;
2° richt het gemeentecollege of de persoon die het daartoe machtigt, of de gemachtigd ambtenaar, indien de aanvraag onvolledig is, per schrijven een opsomming van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en wijst hem erop dat de procedure opnieuw begint te lopen te rekenen vanaf ontvangst ervan. Hij zendt er een afschrift van aan zijn projectontwerper. De aanvrager beschikt over 180 dagen om de aanvraag in te vullen; zoniet wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard. Elke aanvraag die twee maal de hoedanigheid " onvolledig " krijgt, wordt onontvankelijk verklaard.
Als het gemeentecollege of de persoon die het daartoe machtigt, het in het eerste lid, 1°, bedoelde bericht van ontvangst of de in het eerste lid, 2°, bedoelde opsomming van de ontbrekende stukken binnen de termijn van twintig dagen aan de aanvrager niet heeft verzonden, wordt de aanvraag als ontvankelijk beschouwd en wordt de procedure voortgezet indien de aanvrager een afschrift van het aanvraagdossier dat hij aanvankelijk aan het gemeentecollege heeft gericht, alsook het bewijs van de zending of van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel D.IV.32 aan de gemachtigd ambtenaar richt. De aanvrager informeert tegelijk het gemeentecollege. Bij gebrek aan zending van zijn dossier aan de gemachtigd ambtenaar binnen dertig dagen na de ontvangst van de zending of van de ontvangstmelding van de aanvraag van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2 die bedoeld zijn in artikel D.IV.32 is de aanvraag niet-ontvankelijk. Wanneer het gemeentecollege binnen dezelfde termijn van dertig dagen per zending de gemachtigd ambtenaar niet heeft geïnformeerd over de termijn waarin de beslissing van het gemeentecollege wordt verzonden, bepaalt de gemachtigd ambtenaar zelf die termijn op basis van het dossier en van de verplichte raadplegingen. Die termijn wordt aan het gemeentecollege opgelegd, die daarvan per zending wordt geïnformeerd.
Wanneer de gemachtigd ambtenaar het in het eerste lid, 1°, bedoelde bericht van ontvangst of de in het eerste lid, 2°, bedoelde opsomming van de ontbrekende stukken binnen de termijn van twintig dagen niet aan de aanvrager heeft gericht, wordt de aanvraag als ontvankelijk beschouwd en wordt de procedure voortgezet.
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 41, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.33_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 § 1 - Binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 of het desbetreffende indieningsbewijs zendt de bevoegde overheid of de door haar daartoe aangewezen persoon het volgende aan de aanvrager : 1° als de aanvraag volledig en ontvankelijk wordt geacht, een bericht van formele volledigheid; Een afschrift wordt aan de projectontwerper gezonden; 2° als de aanvraag onvolledig wordt geacht, per zending een opsomming van de ontbrekende stukken, met de vermelding dat de procedure pas na ontvangst van die stukken wordt voortgezet. Een afschrift wordt aan de projectontwerper gezonden. De aanvrager vervolledigt de aanvraag binnen 180 dagen. Anders wordt de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. § 2 - Als het gemeentecollege de bevoegde overheid is en het gemeentecollege binnen de termijn vermeld in paragraaf 1 noch het bericht van formele volledigheid, noch de opsomming van de ontbrekende stukken heeft toegezonden, dan wordt de aanvraag ontvankelijk geacht en wordt de procedure voortgezet, als de aanvrager binnen tien dagen na het verstrijken van de termijn vermeld in het eerste lid de volgende stukken bezorgt aan de Regering : 1° een kopie van het dossier dat hij oorspronkelijk aan het gemeentecollege heeft gericht; 2° het verzendingsbewijs of het indieningsbewijs vermeld in artikel D.IV.32. De aanvrager informeert tegelijk het gemeentecollege. De Regering bepaalt welke adviezen moeten worden ingewonnen en bepaalt binnen welke termijn het gemeentecollege over de aanvraag moet beslissen en stelt de aanvrager, de projectontwerper en het gemeentecollege daarvan in kennis. De termijn wordt aan het gemeentecollege opgelegd. Als de stukken niet overeenkomstig het eerste lid aan de Regering worden overgezonden, is de aanvraag niet-ontvankelijk en wordt de procedure stopgezet. Als de Regering het bericht van formele volledigheid vermeld in § 1, 1°, of de opsomming van de ontbrekende stukken vermeld in § 1, 2°, niet binnen een termijn van twintig dagen heeft toegezonden aan de aanvrager, dan wordt de aanvraag ontvankelijk geacht en wordt de procedure voortgezet." § 3 - Als de in paragraaf 1 vermelde termijn verstrijkt tussen 1 juli en 31 augustus, vermelde datums inbegrepen, dan wordt hij van rechtswege met tien dagen verlengd. De in paragraaf 1 vermelde termijn wordt opgeschort tussen 24 december en 1 januari, vermelde datums inbegrepen.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 84, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.34.Onverminderd de bepalingen [1 bedoeld in artikel D.65 van Boek I]1 van het Milieuwetboek bepaalt het bericht van ontvangst van de volledige aanvraag tot vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 of hetvolgende al dan niet vereist is :
1° het advies van de gemachtigd ambtenaar;
2° het advies van het gemeentecollege;
3° de bijzondere bekendmakingsmaatregelen;
4° het advies van de diensten of commissies waarvan de raadpleging wordt gevraagd, alsook de desbetreffende termijnen;
5° de termijn waarin de beslissing van het gemeentecollege of van de gemachtigd ambtenaar wordt gezonden.
Het bericht van ontvangst vermeldt dat de in 5° bedoelde termijn verlengd wordt met de termijn gebruikt voor het verkrijgen van de definitieve instemming betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, met de goedkeuring van het rooiplanbesluit of in geval van bijzondere bekendmakingsmaatregelen van 16 juli tot 15 augustus of van 24 december tot 1 januari of wanneer de laatste dag van het onderzoek of van de raadplegingperiode een zaterdag, zondag of verlofdag is.
Het bericht van ontvangst vermeldt ook dat de in 5° bedoelde termijn door het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar met dertig dagen kan worden verlengd.
Het door het gemeentecollege afgegeven bericht van ontvangst vermeldt de bepalingen van artikel D.IV.47.
[2 In de gevallen bedoeld in artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, vermeldt het ontvangstbewijs dat het naar de erfgoedadministratie werd gestuurd.]2
De Regering kan de vorm en de inhoud van het bericht van ontvangst vaststellen.
----------
(1)<DWG 2024-04-11/09, art. 18, 031; Inwerkingtreding : 04-08-2024>
(2)<DWG 2023-09-28/28, art. 42, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.34_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel D.68 van het Milieuwetboek bepaalt het [2 bericht van formele volledigheid van de aanvraag]2 tot vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 of hetvolgende al dan niet vereist is : 1° het advies [1 van de Regering]1; 2° het advies van het gemeentecollege; 3° de bijzondere bekendmakingsmaatregelen; 4° het advies van de diensten of commissies waarvan de raadpleging wordt gevraagd, alsook de desbetreffende termijnen; 5° de termijn waarin de beslissing van het gemeentecollege of [1 van de Regering]1 wordt gezonden; [1 6° het eensluidend erfgoedadvies of niet-dwingend erfgoedadvies.]1 Het [2 bericht van formele volledigheid]2 vermeldt dat de in 5° bedoelde termijn verlengd wordt met de termijn gebruikt voor het verkrijgen van de definitieve instemming betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, met de goedkeuring van het rooiplanbesluit of in geval van bijzondere bekendmakingsmaatregelen van 16 juli tot 15 augustus of van 24 december tot 1 januari of wanneer de laatste dag van het onderzoek of van de raadplegingperiode een zaterdag, zondag of verlofdag is. [3 In het bericht van formele volledigheid wordt ook vermeld dat het gemeentecollege voor het verstrijken van de in 5° vermelde termijn kan beslissen om het facultatieve advies van de Regering in te winnen. Die termijn wordt dan dienovereenkomstig aangepast.]3 [2 In het bericht van formele volledigheid wordt ook vermeld dat het gemeentecollege of de Regering de in 5° bedoelde termijn met dertig dagen kan verlengen, mits dat wordt gemotiveerd.]2 [2 Het door het gemeentecollege opgemaakte bericht van formele volledigheid bevat de letterlijke bewoordingen van artikel D.IV.47.]2 De Regering kan de vorm en de inhoud van het [2 bericht van formele volledigheid]2 vaststellen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 118, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 85, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(3)<DDG 2024-05-08/11, art. 7, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
HOOFDSTUK V. - Raadplegingen
Art. D.IV.35.[1 De overheid bevoegd voor de afgifte van een vergunning of eenstedenbouwkundig attest nr. 2 wint het advies in van de erfgoedadministratie en van de Commissie wanneer de aanvraag voor de vergunning of het attest betrekking heeft op :
1° een goed gelegen in een beschermingsgebied in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek;
2° op een met stippen opgenomen goed in de gewestelijke inventaris van het erfgoed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek.
Het advies van de erfgoedadministratie en van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen betreft de gevolgen van het project voor de erfgoedeigenschappen van het goed.
Het advies van de erfgoedadministratie is een louter advies, met uitzondering van elke beslissing om de uitvoering van een vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 afhankelijk te stellen van de uitvoering van één of meerdere archeologische ingrepen overeenkomstig artikel D.66, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, waarvoor het advies van de erfgoedadministratie conform is.
De Regering bepaalt de gevallen waarin de raadpleging van een dienst of van een commissie verplicht is rekening houdende met de toestand van het project en van zijn bijzonderheden.
"Naast de verplichte adviezen kunnen het gemeentecollege, de gemachtigd ambtenaar en de Regering om het advies van de diensten of commissies die ze nodig acht te raadplegen, verzoeken.]1
[2 In afwijking van de leden 1 tot en met 6, kan voor aanvragen die uitsluitend betrekking hebben op een installatie van zonne-energieapparatuur met een vermogen van minder dan of gelijk aan 15 kW of een niet-geothermische warmtepomp van minder dan 50 MW, geen verzoek om advies in eerste aanleg worden ingediend.
Lid 7 is niet van toepassing op een aanvraag voor een niet-geothermische warmtepomp van minder dan 50 MW die betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed of gelegen in een beschermingsgebied in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek.]2
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 43, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(2)<DWG 2024-04-29/22, art. 14, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. D.IV.35_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 [2 § 1. De vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 kan alleen worden verstrekt na eensluidend erfgoedadvies, wanneer de aanvraag betrekking heeft op een goed als bedoeld in artikel D.IV.14.1. De vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 kan alleen worden verstrekt na niet-dwingend erfgoedadvies, wanneer de aanvraag betrekking heeft op een goed als bedoeld in artikel D.IV.14.2.]2]1 [2 § 2.]2 [3 Onverminderd de adviezen die bij het samenwerkingsakkoord worden voorgeschreven, bepaalt de Regering]3 verplicht is rekening [3 te houden]3 met de toestand van het project en van zijn bijzonderheden. [4 Naast de verplichte adviezen kan de bevoegde overheid verzoeken om het advies van de diensten of commissies die ze nodig acht te raadplegen.]4 ----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 11, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 119, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2020-12-10/38, art. 99, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<DDG 2022-11-21/08, art. 86, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.36.Tegelijk met de zending van het ontvangstbewijs voor de volledige aanvraag richt, al naar gelang, het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar een adviesaanvraag, samen met een exemplaar van de vergunningsaanvraag of van de aanvraag tot stedenbouwkundig attest nr. 2., aan de diensten en commissies bedoeld in artikel D.IV.35.
Wanneer het gemeentecollege de bevoegde overheid is, richt het binnen dezelfde termijn een exemplaar van de aanvraag van een vergunning of van een stedenbouwkundig attest nr. 2, samen met een afschrift van het ontvangstbewijs en, in voorkomend geval, met de adviesaanvragen bedoeld in artikel D.IV.35, aan de gemachtigd ambtenaar.
Wanneer de gemachtigd ambtenaar de bevoegde overheid is, of wanneer hij de met de behandeling van het dossier belaste overheid is, richt hij binnen dezelfde termijn een exemplaar van de aanvraag van een vergunning of van een stedenbouwkundig attest nr. 2, samen met een afschrift van het ontvangstbewijs aan het gemeentecollege en vraagt hij het advies van het gemeentecollege.
[1 In afwijking van lid 3 wordt het advies van het gemeentecollege niet gevraagd voor vergunningen die uitsluitend betrekking hebben op de installatie van zonne-energie-installaties met een vermogen van minder dan of gelijk aan 15 kW of een niet-geothermische warmtepompinstallatie van minder dan 50 MW, tenzij deze laatste betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, opgenomen in de gewestelijke erfgoedinventaris of gelegen in een beschermingsgebied in de zin van de Waalse Erfgoedwetboek.]1
----------
(1)<DWG 2024-04-29/22, art. 15, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. D.IV.36_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 Tegelijk met het bericht van formele volledigheid van de aanvraag richt de bevoegde overheid]2 een adviesaanvraag, samen met een exemplaar van de vergunningsaanvraag of van de aanvraag tot stedenbouwkundig attest nr. 2., aan de diensten en commissies bedoeld in artikel D.IV.35. [3 Wanneer het gemeentecollege de bevoegde overheid is en wanneer het over het advies van de Regering moet beschikken of op het tijdstip van de formele volledigheid beslist om overeenkomstig artikel D.IV.15 het facultatieve advies van de Regering in te winnen,]3 richt het [2 tegelijk]2 een exemplaar van de aanvraag van een vergunning of van een stedenbouwkundig attest nr. 2, samen met een afschrift van het [2 bericht van formele volledigheid]2 en, in voorkomend geval, met de adviesaanvragen bedoeld in artikel D.IV.35, aan [1 de Regering]1. Wanneer [1 de Regering]1 de bevoegde overheid is [1 ...]1 richt [1 zij]1 [2 tegelijk]2 een exemplaar van de aanvraag van een vergunning of van een stedenbouwkundig attest nr. 2, samen met een afschrift van het [2 bericht van formele volledigheid]2 aan het gemeentecollege en vraagt [1 zij]1 het advies van het gemeentecollege.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 120, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 87, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(3)<DDG 2024-05-08/11, art. 8, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. D.IV.37.[1 Het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen bedoeld in artikel D.IV.35, [2 tweede lid]2, wordt binnen dezelfde termijn aan de erfgoedadministratie overgemaakt; indien het advies niet binnen de voorgeschreven termijn wordt toegezonden, kan de procedure voortgezet worden.]1
Het advies van de Brandweerdienst wordt binnen vijfenveertig dagen na de zending van de aanvraag aan de bevoegde overheid overgemaakt; na afloop van deze termijn wordt het advies gunstig geacht.
[1 Het advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35, eerste lid, 1 [2 ...]2, wordt binnen de vijfenveertig dagen van de zending van de aanvraag van de bevoegde overheid overgemaakt; indien het advies niet binnen de voorgeschreven termijn wordt toegezonden, kan de procedure voortgezet worden. Wanneer het gemeentecollege de bevoegde overheid is, wordt een afschrift van het advies tegelijkertijd aan de gemachtigde ambtenaar gezonden.]1
----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 12, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DWG 2023-09-28/28, art. 44, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.37_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 § 1.]2 [1 [2 De in artikel D.IV.35, § 2, bedoelde diensten of commissies brengen binnen dertig dagen na de zending van de aanvraag van de bevoegde overheid advies uit. Na afloop van deze termijn wordt het advies gunstig geacht.]2]1 Het advies van de Brandweerdienst wordt binnen vijfenveertig dagen na de zending van de aanvraag aan de bevoegde overheid overgemaakt; na afloop van deze termijn wordt het advies gunstig geacht. [1 [2 ...]2]1 [2 § 2 - Het erfgoedadvies dat overeenkomstig artikel D.IV.35, § 1, eerste lid, vereist wordt, wordt overgezonden binnen vijfenveertig dagen na zending van de aanvraag van de bevoegde overheid. Na afloop van die termijn wordt het advies gunstig geacht. Het erfgoedadvies dat overeenkomstig artikel D.IV.35, § 1, tweede lid, vereist wordt, wordt overgezonden binnen dertig dagen na zending van de aanvraag van de bevoegde overheid. Na afloop van die termijn wordt het advies gunstig geacht.]2 ----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 12, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 121, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.38. Wanneer het gemeentecollege de bevoegde overheid is en het ofwel over het facultatieve advies van de gemachtigd ambtenaar wenst te beschikken, ofwel het over het verplichte advies van de gemachtigd ambtenaar moet beschikken, maakt het gemeentecollege een verslag over het project op. Het vraagt het advies van de gemachtigd ambtenaar en voegt zijn verslag bij de adviesaanvraag en, in voorkomend geval, de documenten i.v.m. de bijzondere bekendmakingmaatregelen en de adviezen van de diensten en commissies bedoeld in paragraaf D.IV.35. Het college stelt de aanvrager en zijn projectontwerper in kennis van de dag waarop het om het advies van de gemachtigd ambtenaar verzoekt.
Wanneer de gemachtigd ambtenaar de bevoegde overheid is of wanneer hij de met de behandeling van het dossier belaste overheid is, verstuurt het gemeentecollege zijn advies aan de gemachtigd ambtenaar binnen dertig dagen na de zending van de in artikel D.IV.36, derde lid bedoelde adviesaanvraag; na afloop van deze termijn wordt het advies gunstig geacht. De termijn duurt zestig dagen te rekenen van de zending wanneer bijzondere bekendmakingmaatregelen georganiseerd worden of wanneer het advies van de gemeentelijke commissie aangevraagd wordt.
Art. D.IV.38_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer het gemeentecollege de bevoegde overheid is en het ofwel over het facultatieve advies [1 van de Regering]1 wenst te beschikken, ofwel het over het verplichte advies [1 van de Regering]1 moet beschikken, maakt het gemeentecollege een verslag over het project op. Het vraagt het advies [1 van de Regering]1 en voegt zijn verslag bij de adviesaanvraag en, in voorkomend geval, de documenten i.v.m. de bijzondere bekendmakingmaatregelen en de adviezen van de diensten en commissies bedoeld in paragraaf D.IV.35. Het college stelt de aanvrager en zijn projectontwerper in kennis van de dag waarop het om het advies [1 van de Regering]1verzoekt. [2 Wanneer het gemeentecollege de bevoegde overheid is en na het bericht van formele volledigheid beslist om overeenkomstig artikel D.IV.15 het facultatieve advies van de Regering in te winnen, richt het aan de Regering, tegelijk met de documenten bedoeld in het eerste lid, een exemplaar van de aanvraag voor een vergunning of voor een stedenbouwkundig attest nr. 2, een afschrift van het bericht van formele volledigheid en, in voorkomend geval, de adviesaanvragen bedoeld in artikel D.IV.35. Het gemeentecollege past de termijn in dat geval overeenkomstig artikel D.IV.46 aan en stelt de aanvrager en zijn projectontwerper daarvan in kennis.]2 Wanneer [1 de Regering]1 de bevoegde overheid is [1 ...]1 verstuurt het gemeentecollege zijn advies aan [1 de Regering]1 binnen dertig dagen na de zending van de in artikel D.IV.36, derde lid bedoelde adviesaanvraag; na afloop van deze termijn wordt het advies gunstig geacht. De termijn duurt zestig dagen te rekenen van de zending wanneer bijzondere bekendmakingmaatregelen georganiseerd worden of wanneer het advies van de gemeentelijke commissie aangevraagd wordt.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 122, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2024-05-08/11, art. 9, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. D.IV.39. § 1. De gemachtigd ambtenaar verstuurt zijn advies binnen vijfendertig dagen na de zending van de aanvraag van het gemeentecollege; na afloop van deze termijn wordt het advies gunstig geacht. Het advies van de gemachtigd ambtenaar bevat een met redenen omkleed voorstel van beslissing.
De dag waarop de gemachtigd ambtenaar zijn advies aan het gemeentecollege opstuurt, brengt hij de aanvrager en zijn projectontwerper daarvan op de hoogte.
§ 2. Aan het einde van de behandeling van het dossier betreffende de handelingen en werken waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan, stuurt de gemachtigd ambtenaar het dossier aan de Regering en stelt hij tegelijkertijd de aanvrager, zijn projectontwerper en het gemeentecollege in kennis daarvan.
Art. D.IV.39_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. [1 De Regering]1 verstuurt [1 haar]1 advies binnen vijfendertig dagen na de zending van de aanvraag van het gemeentecollege; na afloop van deze termijn wordt het advies gunstig geacht. Het advies van [1 De Regering]1 bevat een met redenen omkleed voorstel van beslissing. [1 In afwijking van het eerste lid wordt het advies van de Regering na afloop van de vermelde termijn ongunstig geacht, wanneer de aanvraag betrekking heeft op een goed als bedoeld in artikel D.IV.14.1 en het eensluidend erfgoedadvies negatief is.]1 De dag waarop [1 de Regering haar]1 advies aan het gemeentecollege opstuurt, brengt [1 zij]1 de aanvrager en zijn projectontwerper daarvan op de hoogte. § 2. [1 ...]1.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 123, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK VI. - Aanvullende formaliteiten
Afdeling 1. - Bijzondere bekendmakingmaatregelen
Art. D.IV.40.[3 § 1.]3 De Regering legt de lijst van de aanvragen voor vergunningen en voor stedenbouwkundige attesten nr. 2 vast die wegens de impact van de betrokken projecten onderworpen zijn aan :
1° ofwel een openbaar onderzoek bedoeld in de artikelen D.VIII.7 en volgende;
2° ofwel de in artikel D.VIII.6. bedoelde projectaankondiging.
De aanvragen die één of meerdere afwijkingen van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad inhouden, worden onderworpen aan een openbaar onderzoek.
De aanvragen die één of meerdere verschillen inhouden ten opzichte : van de gemeentelijke plannen van aanleg, aangenomen vóór de inwerkingtreding van het Wetboek en die lokale beleidsontwikkelingsplannen zijn geworden, van de verordeningen, aangenomen vóór de inwerkingtreding van het Wetboek en die leidraden zijn geworden, en van de bebouwingsvergunningen, worden onderworpen aan een project aankondiging en, dit, tot de herziening of de opheffing van het plan of van de leidraad.
[2 Een openbaar onderzoek is vereist voor elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 met betrekking tot de bouw, de verbouwing of de renovatie, geheel of gedeeltelijk, van een beschermd of gelijkgesteld goed, alsook van een goed gelegen in een beschermingsgebied, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek]2.
[3 § 2. In afwijking van paragraaf 1 zijn aanvragen die uitsluitend betrekking hebben op de installatie van zonne-energie-installaties met een vermogen van minder dan of gelijk aan 15 kW niet onderworpen aan een openbaar onderzoek of projectaankondiging.
In afwijking van paragraaf 1, leden 1 tot en met 4, zijn aanvragen die uitsluitend betrekking hebben op een niet-geothermische warmtepomp van minder dan 50 MW niet onderworpen aan een openbaar onderzoek of projectaankondiging.]3
----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DWG 2023-09-28/28, art. 45, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(3)<DWG 2024-04-29/22, art. 16, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. D.IV.40_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De Regering legt de lijst van de aanvragen voor vergunningen en voor stedenbouwkundige attesten nr. 2 vast die wegens de impact van de betrokken projecten onderworpen zijn aan : 1° ofwel een openbaar onderzoek bedoeld in de artikelen D.VIII.7 en volgende; 2° ofwel de in artikel D.VIII.6. bedoelde projectaankondiging. De aanvragen die één of meerdere afwijkingen van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad inhouden, worden onderworpen aan een openbaar onderzoek. De aanvragen die één of meerdere verschillen inhouden ten opzichte : van de gemeentelijke plannen van aanleg, aangenomen vóór de inwerkingtreding van het Wetboek en die lokale beleidsontwikkelingsplannen zijn geworden, van de verordeningen, aangenomen vóór de inwerkingtreding van het Wetboek en die leidraden zijn geworden, en van de [3 ontsluitings- of opsplitsingsvergunningen]3, worden onderworpen aan een project aankondiging en, dit, tot de herziening of de opheffing van het plan of van de leidraad. [1 [2 ...]2.]1 ----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 124, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 89, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Opening en wijziging van gemeentewegen
Art. D.IV.41. Wanneer de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 een aanvraag voor de aanleg, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg bevat, onderwerpt de overheid die met de behandeling belast is, in het stadium van de invulling van de vergunningsaanvraag of van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 of op elk ogenblik dat zij nuttig acht, de aanvraag voor de aanleg, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg aan de procedure bedoeld in de artikelen 7 en volgende van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeenteweg.
Wanneer de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 een aanvraag voor de aanleg, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg bevat die een wijziging van het rooiplan vereist, stuurt de overheid die met de behandeling belast is, in het stadium van de invulling van de vergunningsaanvraag of van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 of op elk ogenblik dat zij nuttig acht, de aanvraag voor de aanleg, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg en het door de aanvrager uitgewerkte ontwerp van rooiplan aan het gemeentecollege overeenkomstig de artikelen 21 en volgende van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeenteweg.
In die gevallen worden de termijnen voor de behandeling van de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 verlengd met de termijn gebruikt voor het verkrijgen van de definitieve beslissing betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, het rooiplanbesluit. De beslissing tot toekenning of weigering van de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2.valt na de definitieve beslissing betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, na het rooiplanbesluit.
Indien de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 aan een openbaar onderzoek of aan een projetaankondiging onderworpen wordt, organiseert het gemeentecollege een enig openbaar onderzoek dat met de artikelen D.VIII.7 en volgende overeenstemt, voor de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2, voor de aanvraag betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, voor het ontwerp-rooiplan. De duur van het enig openbaar onderzoek stemt overeen met de maximumduur vereist door de verschillende betrokken procedures.
Art. D_IV.41.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 een aanvraag voor de aanleg, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg bevat, onderwerpt de overheid die met de behandeling belast is, [1 in het stadium van de formele volledigheid van de aanvraag]1 of op elk ogenblik dat zij nuttig acht, de aanvraag voor de aanleg, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg aan de procedure bedoeld in de artikelen 7 en volgende van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeenteweg. Wanneer de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 een aanvraag voor de aanleg, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg bevat die een wijziging van het rooiplan vereist, stuurt de overheid die met de behandeling belast is, [1 in het stadium van de formele volledigheid van de aanvraag]1 of op elk ogenblik dat zij nuttig acht, de aanvraag voor de aanleg, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg en het door de aanvrager uitgewerkte ontwerp van rooiplan aan het gemeentecollege overeenkomstig de artikelen 21 en volgende van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeenteweg. In die gevallen worden de termijnen voor de behandeling van de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 verlengd met de termijn gebruikt voor het verkrijgen van de definitieve beslissing betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, het rooiplanbesluit. De beslissing tot toekenning of weigering van de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2.valt na de definitieve beslissing betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, na het rooiplanbesluit. Indien de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 aan een openbaar onderzoek of aan een projetaankondiging onderworpen wordt, organiseert het gemeentecollege een enig openbaar onderzoek dat met de artikelen D.VIII.7 en volgende overeenstemt, voor de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2, voor de aanvraag betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, voor het ontwerp-rooiplan. De duur van het enig openbaar onderzoek stemt overeen met de maximumduur vereist door de verschillende betrokken procedures.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 90, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 3. - Wijziging van de vergunningsaanvraag in de loop van de procedure
Art. D.IV.42.§ 1. Vóór de beslissing kan de aanvrager wijzigingsplannen en het aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of -studie indienen mits de instemming van :
1° het gemeentecollege wanneer het de bevoegde overheid is;
2° de gemachtigd ambtenaar wanneer hij krachtens artikel D.IV.22, eerste lid, alsook voor de geringe wijzigingen van de vergunningen die krachtens artikel D.IV.25 door de Regering worden afgegeven, de bevoegde overheid is;
3° de gemachtigd ambtenaar wanneer hij de met behandeling van de in de artikelen D.II.54, D.IV.25 en D.V.16 bedoelde vergunningsaanvragen belast is;
4° de Regering tijdens de beroepsprocedure wanneer laatstgenoemde betrekking heeft op een beslissing van de gemachtigd ambtenaar genomen krachtens artikel D.IV.22, eerste lid, alsook voor de geringe wijzigingen van de vergunningen die krachtens artikel D.IV.25 door de Regering worden afgegeven, of bij gebrek aan een daarop betrekking hebbende beslissing.
In de andere gevallen worden de wijzigingsplannen niet toegelaten behalve op verzoek van de Regering, zoals bedoeld in artikel D.IV.51.
In de gevallen bedoeld in de punten 2° tot 4° wordt het advies van het gemeentecollege aangevraagd. Indien het gemeentecollege de bevoegde overheid is, wordt het advies van de gemachtigd ambtenaar aangevraagd wanneer het verplicht is.
§ 2. De wijzigingsplannen en het aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting kunnen worden onderworpen aan nieuwe bekendmakingmaatregelen via de gemeente en aan het advies van de gemeentelijke commissie die voorheen in de loop van de procedure zijn geraadpleegd. In dit geval wordt de aanvrager daarover geïnformeerd.
Wanneer bij de wijzigingsplannen een aanvullend effectenonderzoek wordt gevoegd, worden ze via de gemeente onderworpen aan nieuwe bekendmakingmaatregelen en aan het advies van de diensten of commissie die voorheen in de loop van de procedure zijn geraadpleegd. De aanvrager wordt daarover geïnformeerd.
[1 Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een geklasseerd of een gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, waarvoor een erfgoedvergunning werd afgeleverd, en een impact hebben op de geklasseof gelijkgestelde delen van dit goed, wordt een nieuwe erfgoedvergunning aangevraagd overeenkomstig artikel D.52 van hetzelfde Wetboek. Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een project dat het voorwerp uitmaakte van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, wordt een nieuw voorafgaand archeologisch advies aangevraagd overeenkomstig artikel D.63 van hetzelfde Wetboek.]1
§ 3. De bijzondere bekendmakingmaatregelen en de raadpleging van voornoemde diensten en commissies zijn [1 onder voor beheoud van paragraaf 2, lid 3,]1 niet vereist :
1° wanneer de overwogen wijziging voortvloeit uit een voorstel vervat in de bemerkingen of bezwaren geopperd tijdens het openbaar onderzoek of tijdens de periode van de projectaankondiging of daar rechtstreeks mee te maken heeft;
2° wanneer de overwogen wijziging slechts een beperkte draagwijdte heeft en het voorwerp of de algemene structuur van het project of diens wezenskenmerken niet aantast.
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 46, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.42_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 § 1 - Voordat de bevoegde overheid overeenkomstig artikel D.IV.46, eerste lid, of artikel D.IV.48, eerste lid, een beslissing neemt, kan de aanvrager, op verzoek of met instemming van de bevoegde overheid, wijzigingsplannen en een aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of op het milieueffectenonderzoek indienen. Als de Regering de bevoegde overheid is, wordt het gemeentecollege om advies verzocht. Als het gemeentecollege de bevoegde overheid is en de Regering om advies had moeten worden verzocht of werd verzocht, wordt de Regering opnieuw om advies verzocht. § 2 - De [2 wijzigingsdocumenten]2 en het aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting kunnen worden onderworpen aan nieuwe bekendmakingmaatregelen via de gemeente en aan het advies van de diensten of commissies die voorheen in de loop van de procedure zijn geraadpleegd. In dat geval wordt de aanvrager daarover geïnformeerd. Als de aanvraag onderworpen is aan een milieueffectenonderzoek moet ze, behalve in de gevallen vermeld in paragraaf 3, opnieuw worden onderworpen aan bekendmakingsmaatregelen via de gemeente en aan het advies van de diensten of commissies die voorheen in de loop van de procedure zijn geraadpleegd. De aanvrager wordt daarover geïnformeerd. § 3 - De bijzondere bekendmakingsmaatregelen en het opnieuw inwinnen van adviezen zijn niet vereist : 1° wanneer de wijziging voortvloeit uit een voorstel vervat in de bemerkingen die werden geopperd tijdens het openbaar onderzoek of tijdens de periode van de projectaankondiging of rechtstreeks daarmee te maken heeft; 2° of wanneer de overwogen wijziging slechts een beperkte draagwijdte heeft en het voorwerp, de algemene structuur en de wezenlijke kenmerken van het project niet aantast. § 4 - Onverminderd paragraaf 3 wordt het eensluidend erfgoedadvies opnieuw ingewonnen voor de aanvragen vermeld in artikel D.IV.35, § 1, eerste lid. De aanvrager wordt daarover geïnformeerd. § 5 - Het verzenden van de toestemming of het verzoek van de bevoegde overheid aan de aanvrager heeft tot gevolg dat de termijnen vermeld in de artikelen D.IV.46, D.IV.47 en D.IV.48 worden opgeschort. Er wordt een afschrift bezorgd aan de Regering of, naargelang van het geval, aan het gemeentecollege. De aanvrager bezorgt de [2 wijzigingsdocumenten]2 en een aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of op het effectenonderzoek aan de bevoegde overheid. Er worden evenveel exemplaren van die stukken toegezonden als bij de oorspronkelijke aanvraag. De procedure wordt hervat volgens de nadere regels bepaald in artikel D.IV.33. De nieuwe beslissingstermijnen worden bepaald op grond van de [2 wijzigingsdocumenten]2 en van het aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of van het effectenonderzoek overeenkomstig artikel D.IV.46, eerste lid, of artikel D.IV.48, eerste lid.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 91, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(2)<DDG 2023-12-14/58, art. 83, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D.IV.43. In de gevallen bedoeld in artikel D.IV.42, § 1, eerste lid, 1°, 2° en 3° maakt de indiening tegen ontvangstbewijs of de zending van de wijzigingsplannen en van het aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of van het effectenonderzoek voor het verstrijken van de beslissingstermijn het voorwerp uit van de zending van een ontvangstbewijs dat in de plaats treedt van het bewijs bedoeld in artikel D.IV.33. Zoniet zijn de wijzigingsplannen en de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of van het effectenonderzoek onontvankelijk.
In de gevallen bedoeld in artikel D.IV.42, § 1, eerste lid, 1° en 2°, worden de nieuwe beslissingstermijnen bepaald op grond van de wijzigingsplannen en van het aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of van het effectenonderzoek overeenkomstig artikel D.IV.46, eerste lid, of artikel D.IV.48, eerste lid.
In de gevallen bedoeld in artikel D.IV.42, § 1, eerste lid, 4° worden de nieuwe termijnen overeenkomstig artikel D.IV.69 berekend.
Art. D_IV.43.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 92, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 4.
Afdeling 4. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 - Opschorting van de procedure om de vergunningsaanvraag te rectificeren]1
----------
(1)
Art. D.IV.44.
<Opgeheven bij DWG 2018-04-26/13, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. D_IV.44.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Voordat de bevoegde overheid overeenkomstig artikel D.IV.46, eerste lid, of artikel D.IV.48, eerste lid, een beslissing neemt, kan ze de procedure gedurende hoogstens dertig dagen opschorten om aanvullende inlichtingen die noodzakelijk zijn voor haar besluitvorming of rectificaties van de stukken van de aanvraag op te vragen bij de aanvrager. De aanvrager wordt daarover geïnformeerd. Er wordt een afschrift bezorgd aan de Regering of, naargelang van het geval, aan het gemeentecollege.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 94, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 5. - Vrijetijdsverblijven
Art. D.IV.45. Onder vakantiedorpen wordt verstaan, een gegroepeerd geheel van minstens vijftien vaste woningen die gebouwd worden door éénzelfde privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, die bestemd voor ontspanningsverblijven.
Onder weekendverblijfpark wordt verstaan een geheel van percelen, opgenomen in een bebouwingsvergunning met het oog op het oprichten van weekendverblijven. Onder weekendverblijf wordt verstaan, een bouwwerk met een bruto-vloeroppervlakte kleiner dan zestig vierkante meter.
Voor de projecten waarvan de oppervlakte berekend overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten hoger dan 5 ha is en die gelegen zijn in een woongebied of in een woongebied met een landelijk karakter, is de toekenning van de vergunning afhankelijk van de goedkeuring door de Regering van een lokaal beleidsontwikkelingsplan dat het geheel of een gedeelte van het betrokken gebied afdekt indien het betrekking heeft op :
1° een vakantiedorp;
2° een weekendverblijfpark;
3° een toeristisch kampeerterrein in de zin van het Wetboek van Toerisme;
4° een caravanterrein in de zin van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen;
5° een kampeerterrein in de zin van artikel 1 van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 over de campings en kampeerterreinen.
De Regering kan de voorwaarden voor het afgeven van de vergunningen betreffende de vrijetijdsverblijven bepalen en een lijst van de handelingen en werken vrijgesteld van de in het derde lid bedoelde verplichting vaststellen.
Art. D.IV.45_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Onder vakantiedorpen wordt verstaan, een gegroepeerd geheel van minstens vijftien vaste woningen die gebouwd worden door éénzelfde privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, die bestemd voor ontspanningsverblijven. Onder weekendverblijfpark wordt verstaan een geheel van percelen, opgenomen in een [2 ontsluitingsvergunning]2 met het oog op het oprichten van weekendverblijven. Onder weekendverblijf wordt verstaan, een bouwwerk met een bruto-vloeroppervlakte kleiner dan zestig vierkante meter. Voor de projecten waarvan de oppervlakte berekend overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten hoger dan 5 ha is en die gelegen zijn in een woongebied of in een woongebied met een landelijk karakter, is de toekenning van de vergunning afhankelijk van de goedkeuring door de Regering van een lokaal beleidsontwikkelingsplan dat het geheel of een gedeelte van het betrokken gebied afdekt indien het betrekking heeft op : 1° een vakantiedorp; 2° een weekendverblijfpark; 3° [1 ...]1; 4° [1 ...]1; 5° een kampeerterrein [1 in de zin van artikel 9, eerste lid, 5°, van het decreet van 23 januari 2017 ter bevordering van het toerisme]1. De Regering kan de voorwaarden voor het afgeven van de vergunningen betreffende de vrijetijdsverblijven bepalen en een lijst van de handelingen en werken vrijgesteld van de in het derde lid bedoelde verplichting vaststellen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 126, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 95, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK VII. - Beslissing over aanvragen voor vergunningen en stedenbouwkundige attesten
HOOFDSTUK VII. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - BESLISSING OVER DE AANVRAGEN VOOR EEN VERGUNNING OF VOOR EEN STEDENBOUWKUNDIG ATTEST]1
----------
(1)
Afdeling 1. - Termijn
Onderafdeling 1. - Beslissing van het gemeentecollege
Art. D.IV.46.De beslissing van het gemeentecollege tot toekenning of weigering van de vergunning of ter aflevering van het stedenbouwkundig attest nr. 2 wordt aan de aanvrager gezonden binnen de volgende termijnen te rekenen van de dag waarop het gemeentecollege het in artikel D.IV.33 bedoelde bericht van ontvangst heeft gezonden of, bij gebrek, te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover hij beschikte om het bericht van ontvangst te zenden :
1° dertig dagen wanneer de aanvraag geen bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist, wanneer geen advies van de in artikel D.IV.35 bedoelde diensten of commissies wordt aangevraagd en wanneer het facultatief advies van de gemachtigd ambtenaar niet ingewonnen wordt of het advies van de gemachtigd ambtenaar niet verplicht is;
2° vijfenzeventig dagen wanneer :
a) ofwel de aanvraag bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist;
b) ofwel het advies van diensten of commissies bedoeld in artikel D.IV.35 wordt aangevraagd;
c) ofwel het facultatieve advies van de gemachtigd ambtenaar wordt aangevraagd of wanneer het advies van de gemachtigd ambtenaar verplicht is;
3° honderd vijftien dagen wanneer het facultatieve advies van de gemachtigd ambtenaar wordt aangevraagd of wanneer het advies van de gemachtigd ambtenaar verplicht is en indien;
a) ofwel de aanvraag bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist;
b) ofwel het advies van diensten of commissies wordt aangevraagd.
De dag waarop het gemeentecollege zijn beslissing aan de aanvrager stuurt, stuurt het ook bedoelde beslissing aan de gemachtigd ambtenaar. Het zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper.
[1 Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager stuurt het gemeentecollegeeen afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie:
1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek;
2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek;
3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35;
4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek.]1
De in het eerste lid bedoelde termijnen kunnen door het gemeentecollege met dertig dagen verlengd worden.
De beslissing tot verlenging wordt volgens het geval binnen dertig, vijfenzeventig of honderd vijftien dagen gezonden aan de aanvrager, aan zijn projectontwerper en aan de gemachtigd ambtenaar.
In het schrijven worden de personen vermeld aan wie de beslissing wordt medegedeeld.
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 47, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.46_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De beslissing van het gemeentecollege tot toekenning of weigering van de vergunning of ter aflevering van het stedenbouwkundig attest nr. 2 wordt aan de aanvrager gezonden binnen de volgende termijnen te rekenen van de dag waarop het gemeentecollege het in artikel D.IV.33 bedoelde [2 bericht van formele volledigheid]2 heeft gezonden of, bij gebrek, te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover hij beschikte om het [2 bericht van formele volledigheid]2 te zenden : 1° dertig dagen wanneer de aanvraag geen bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist, wanneer geen advies van de in artikel D.IV.35 bedoelde diensten of commissies wordt aangevraagd en wanneer het facultatief advies [1 van de Regering]1 niet ingewonnen wordt of het advies van de gemachtigd ambtenaar niet verplicht is; 2° [3 vijfenzeventig dagen wanneer: a) de aanvraag bijzondere bekendmakingsmaatregelen vereist en/of het advies van de diensten of commissies bedoeld in artikel D.IV.35 wordt aangevraagd; b) of het facultatieve advies van de Regering wordt aangevraagd of het advies van de Regering verplicht is;]3 3° [2 honderdvijftien dagen in de andere gevallen.]2 De dag waarop het gemeentecollege zijn beslissing aan de aanvrager stuurt, stuurt het ook bedoelde beslissing aan [1 de Regering]1. [4 Wanneer het advies van de Regering niet werd ingewonnen, wordt het hele dossier bij de beslissing gevoegd.]4 Het zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper. De in het eerste lid bedoelde termijnen kunnen door het gemeentecollege met dertig dagen verlengd worden [2 , mits dat wordt gemotiveerd]2. De beslissing tot verlenging wordt volgens het geval binnen dertig, vijfenzeventig of honderd vijftien dagen gezonden aan de aanvrager, aan zijn projectontwerper en aan [1 de Regering]1. In het schrijven worden de personen vermeld aan wie de beslissing wordt medegedeeld.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 127, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 97, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(3)<DDG 2023-12-14/58, art. 84, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(4)<DDG 2024-05-08/11, art. 10, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. D.IV.47.§ 1. Indien het gemeentecollege zijn beslissing niet binnen de in de artikelen D.IV.46, D.IV.62, § 3, tweede lid, en § 4, vierde lid, bedoelde termijnen heeft verzonden en indien hij het verplichte advies of het facultatieve advies van de gemachtigd ambtenaar niet heeft aangevraagd, wordt de aanvraag bij de gemachtigd ambtenaar aanhangig gemaakt.
De gemachtigd ambtenaar stuurt zijn beslissing tegelijkertijd aan de aanvrager en aan het gemeentecollege binnen veertig dagen te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover het gemeentecollege beschikt om zijn beslissing te zenden. Het zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper. Die termijn wordt met veertig dagen verlengd indien bijzondere bekendmakingsmaatregelen uitgevoerd moeten worden of indien adviezen aangevraagd moeten worden. De gemachtigd ambtenaar stuurt binnen de termijn van veertig dagen de beslissing tot verlenging tegelijkertijd aan de aanvrager en aan het gemeentecollege. Hij zendt een afschrift van de beslissing tot verlenging aan de projectontwerper.
Bij gebrek aan zending van de beslissing van de gemachtigd ambtenaar binnen de voorgeschreven termijn wordt vergunning geweigerd geacht of wordt het stedenbouwkundig attest nr. 2 ongunstig geacht en wordt de aanvraag bij de Regering aanhangig gemaakt.
§ 2. Indien het gemeentecollege zijn beslissing binnen de in de artikelen 2, D.IV.46, D.IV.62, § 3, tweede lid, en § 4, vierde lid, bedoelde termijnen aan de aanvrager niet heeft gezonden, geldt het beslissingsvoorstel opgenomen in het uitdrukkelijk advies van de gemachtigd ambtenaar als beslissing. Dit beslissingsvoorstel wordt door de gemachtigd ambtenaar tegelijkertijd aan de aanvrager en aan het gemeentecollege gezonden, binnen dertig dagen te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover het gemeentecollege beschikt om zijn beslissing te zenden. De gemachtigd ambtenaar zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper.
Wordt de beslissing van de gemachtigd ambtenaar niet binnen de voorgeschreven termijnen verzonden, dan wordt de aanvraag bij de Regering aanhangig gemaakt.
§ 3. Indien het gemeentecollege zijn beslissing binnen de in de artikelen D.IV.46, D.IV.62, § 3, tweede lid, en § 4, vierde lid, bedoelde termijnen niet heeft verzonden en indien de gemachtigd ambtenaar zijn verplichte of facultatieve advies binnen de in artikel D.IV.39, § 1, bedoelde termijn niet heeft verzonden, wordt de vergunning geweigerd geacht of wordt het stedenbouwkundig attest nr. 2 ongunstig geacht en wordt de aanvraag bij de Regering aanhangig gemaakt.
§ 4.Indien het gemeentecollege zijn beslissing niet binnen de voorgeschreven termijn aan de aanvrager heeft gezonden, moet het hem het bedrag terugbetalen, dat het als dossierkosten inde.
[1 § 5. In de in lid 1 en lid 2 bedoelde gevallen, zendt de gemachtigd ambtenaar, op hetzelfde moment dat de beslissing naar de aanvrager wordt gestuurd, een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie:
1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek;
2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek;
3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35;
4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek.]1
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 48, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.47_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. [3 Indien het gemeentecollege zijn beslissing niet binnen de termijn vermeld in artikel D.IV.46, artikel D.IV.62, § 3, tweede lid, en § 4, vierde lid, of artikel D.IV.91, derde lid, aan de aanvrager heeft verzonden, wordt de aanvraag bij de Regering aanhangig gemaakt. Uiterlijk de dag na het verstrijken van de in die artikelen vermelde termijn licht het gemeentecollege de Regering erover in dat geen beslissing is genomen en zendt het gemeentecollege haar het hele dossier. Het gemeentecollege zendt een afschrift van het schrijven aan de projectontwerper]3. De [1 Regering]1 stuurt zijn beslissing tegelijkertijd aan de aanvrager en aan het gemeentecollege binnen veertig dagen te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover het gemeentecollege beschikt om zijn beslissing te zenden. Het zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper. Die termijn wordt met veertig dagen verlengd indien bijzondere bekendmakingsmaatregelen uitgevoerd moeten worden of indien adviezen aangevraagd moeten worden. De [1 Regering]1 stuurt binnen de termijn van veertig dagen de beslissing tot verlenging tegelijkertijd aan de aanvrager en aan het gemeentecollege. [1 Zij]1 zendt een afschrift van de beslissing tot verlenging aan de projectontwerper. Bij gebrek aan zending van de beslissing van de gemachtigd ambtenaar binnen de voorgeschreven termijn wordt vergunning geweigerd geacht of wordt het stedenbouwkundig attest nr. 2 ongunstig geacht en wordt de aanvraag bij de Regering aanhangig gemaakt. § 2. [3 Indien het gemeentecollege zijn beslissing niet binnen de termijnen vermeld in artikel D.IV.46, artikel D.IV.62, § 3, tweede lid, en § 4, vierde lid, aan de aanvrager heeft verzonden, geldt het beslissingsvoorstel opgenomen in het uitdrukkelijk advies van de Regering als beslissing. Uiterlijk de dag na het verstrijken van de in die artikelen vermelde termijn licht het gemeentecollege de Regering erover in dat geen beslissing is genomen. De Regering zendt het als beslissing geldende beslissingsvoorstel tegelijkertijd aan de aanvrager en aan het gemeentecollege, binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag na het verstrijken van de termijn waarover het gemeentecollege beschikt om zijn beslissing te zenden. De Regering zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper. Als de vergunning overeenkomstig het beslissingsvoorstel als geweigerd wordt beschouwd en als de beslissing van de Regering niet binnen de gestelde termijn aan de aanvrager wordt verzonden, dan wordt de aanvraag aanhangig gemaakt bij de Regering, die optreedt als beroepsinstantie]3. § 3. Indien het gemeentecollege zijn beslissing binnen de in de artikelen D.IV.46, D.IV.62, § 3, tweede lid, en § 4, vierde lid, bedoelde termijnen niet heeft verzonden en indien [1 de Regering haar]1 verplichte of facultatieve advies binnen de in artikel D.IV.39, § 1, bedoelde termijn niet heeft verzonden, wordt de vergunning geweigerd geacht of wordt het stedenbouwkundig attest nr. 2 ongunstig geacht en wordt de aanvraag [1 aanhangig gemaakt bij de Regering die optreedt als beroepsinstantie]1. § 4.Indien het gemeentecollege zijn beslissing niet binnen de voorgeschreven termijn aan de aanvrager heeft gezonden, moet het hem het bedrag terugbetalen, dat het als dossierkosten inde.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 128, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 98, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(3)<DDG 2024-05-08/11, art. 11, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Onderafdeling 2. - Beslissing van de gemachtigd ambtenaar of van de Regering
Onderafdeling 2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Beslissing van de Regering]1
----------
(1)
Art. D.IV.48.De beslissing van de gemachtigd ambtenaar tot toekenning of weigering van de vergunning of ter aflevering van het stedenbouwkundig attest nr. 2 wordt tegelijkertijd gezonden aan het gemeentecollege en aan de aanvrager gezonden binnen de volgende termijnen te rekenen van de dag waarop de gemachtigd ambtenaar het in artikel D.IV.33 bedoelde bericht van ontvangst heeft gezonden of, bij gebrek, te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover hij beschikte om het bericht van ontvangst te zenden :
1° zestig dagen wanneer de handelingen en de werken een beperkte impact hebben en wanneer de aanvraag geen bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist en het advies van de diensten of commissies bedoeld in artikel D.IV.35 niet wordt aangevraagd;
2° negentig dagen wanneer de aanvraag geen bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist en als het advies van de diensten of commissies bedoeld in artikel D.IV.35 niet wordt aangevraagd;
3° honderd dertig dagen wanneer de aanvraag bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist of als het advies van de diensten of commissies bedoeld in artikel D.IV.35 wordt aangevraagd.
De gemachtigd ambtenaar zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper.
[1 Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager en het gemeentecollege, stuurt de gemachtigd ambtenaar een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie:
1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek;
2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek;
3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35;
4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek.]1
De in het eerste lid bedoelde termijnen kunnen door de gemachtigd ambtenaar met dertig dagen verlengd worden. De gemachtigd ambtenaar stuurt zijn beslissing, volgens het geval, binnen de termijn van zestig, negentig of honderd dertig dagen, aan de aanvrager en aan het gemeentecollege. De gemachtigd ambtenaar zendt een afschrift van de beslissing tot verlenging aan de projectontwerper.
[2 In afwijking van de leden 1 en 4 wordt, voor een vergunning die uitsluitend betrekking heeft op een installatie van zonne-energieapparatuur met een vermogen van minder dan of gelijk aan 15 kW of een niet-geothermische warmtepompinstallatie van minder dan 50 MW, het besluit van de gemachtigd ambtenaar waarbij de vergunning wordt verleend of geweigerd, binnen dertig dagen na de dag waarop de gemachtigd ambtenaar de in artikel D.IV.33 bedoelde ontvangstbevestiging heeft verzonden of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag na het verstrijken van de termijn voor het verzenden van de ontvangstbevestiging, gelijktijdig aan het gemeentecollege en aan de aanvrager toegezonden. of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag na het verstrijken van de termijn voor de verzending van de ontvangstbevestiging.
In afwijking van de leden 1 en 4 wordt, voor een vergunning die uitsluitend betrekking heeft op een geothermische warmtepompinstallatie van minder dan 50 MW, het besluit van de gemachtigd ambtenaar tot toekenning of weigering van de vergunning binnen een termijn van negentig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de gemachtigd ambtenaar de in artikel D.IV.33 bedoelde ontvangstbevestiging heeft verzonden of, bij ontstentenis daarvan, de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarbinnen hij de ontvangstbevestiging diende te verzenden, gelijktijdig aan het gemeentecollege en aan de aanvrager toegezonden.
De leden 5 en 6 zijn niet van toepassing op een aanvraag voor een niet-geothermische warmtepomp van minder dan 50 MW die betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed of gelegen in een beschermingsgebied in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek.]2
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 49, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(2)<DWG 2024-04-29/22, art. 17, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. D.IV.48_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 De beslissing van de Regering tot toekenning of weigering van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2 wordt tegelijkertijd aan het gemeentecollege en, voor zover de gemeente niet zelf de aanvrager is, aan de aanvrager gezonden binnen de volgende termijnen te rekenen van de dag waarop de Regering het in artikel D.IV.33 bedoelde bericht van formele volledigheid heeft gezonden of, bij gebrek daaraan, te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover zij beschikte om het bericht van formele volledigheid te zenden:]2 1° zestig dagen wanneer de handelingen en de werken een beperkte impact hebben [2 of wanneer de aanvraag betrekking heeft op een opsplitsingsvergunning]2 en wanneer de aanvraag geen bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist en het advies van de diensten of commissies bedoeld in artikel D.IV.35 niet wordt aangevraagd; 2° negentig dagen wanneer de aanvraag geen bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist en als het advies van de diensten of commissies bedoeld in artikel D.IV.35 niet wordt aangevraagd; 3° honderd dertig dagen wanneer de aanvraag bijzondere bekendmakingmaatregelen vereist of als het advies van de diensten of commissies bedoeld in artikel D.IV.35 wordt aangevraagd. De [1 Regering]1 zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper. [2 De Regering kan de termijnen vermeld in het eerste lid met dertig dagen verlengen, mits dat wordt gemotiveerd. De Regering stuurt haar beslissing, naargelang van het geval, binnen de termijn van zestig, negentig of honderddertig dagen, aan de aanvrager en, voor zover de gemeente niet zelf de aanvrager is, aan het gemeentecollege. De Regering zendt een afschrift van de beslissing tot verlenging aan de projectontwerper.]2
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 130, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 99, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.49.[1 § 1.]1 Bij gebrek aan zending van de beslissing van de gemachtigd ambtenaar aan de aanvrager binnen de in artikel D.IV.48 bedoelde termijn wordt de vergunning geweigerd geacht of wordt het stedenbouwkundig attest nr. 2 ongunstig geacht.
In dat geval moet de overheid de aanvrager het bedrag terugbetalen, dat zij als dossiers kosten inde.
[1 § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de vergunning voor vergunningsaanvragen die uitsluitend betrekking hebben op de installatie van zonne-energie-installaties met een capaciteit van 15 kW of minder geacht te zijn verleend wanneer de gemachtigd ambtenaar zijn besluit niet binnen de in artikel D.IV.48, lid 5, bedoelde termijn aan de aanvrager heeft toegezonden en op voorwaarde dat de capaciteit van de zonne-energie-installatie de bestaande capaciteit van de aansluiting op het distributienet niet overschrijdt.]1
----------
(1)<DWG 2024-04-29/22, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. D.IV.49_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Bij gebrek aan zending van de beslissing [1 van de Regering]1 aan de aanvrager binnen de in artikel D.IV.48 bedoelde termijn wordt de vergunning geweigerd geacht of wordt het stedenbouwkundig attest nr. 2 ongunstig geacht. In dat geval moet de overheid de aanvrager het bedrag terugbetalen, dat zij als dossiers kosten inde.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 131, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.50.Voor de in artikel D.IV.25 bedoelde vergunningsaanvragen wordt de vergunning binnen zestig dagen na ontvangst van het door de gemachtigd ambtenaar behandelde dossier door de Regering toegekend of verworpen. Zoniet wordt de vergunning verworpen geacht. De Regering zendt de in artikel D.IV.25 bedoelde vergunning aan de aanvrager, aan het gemeentecollege en aan de gemachtigd ambtenaar of deelt hen mee dat de vergunning bij gebrek aan beslissing geacht wordt verworpen te zijn.
[1 Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager, het gemeentecollege en de gemachtigd ambtenaar stuurt de Regering een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie:
1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek;
2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek;
3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35;
4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek.]1
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 50, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.50_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2019-12-12/19, art. 132, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.51. Wanneer de Regering het advies inwint van de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening of van de diensten of commissies waarvan zij het advies nuttig acht, wordt de in artikel D.IV.50 bedoelde termijn met dertig dagen verlengd.
Voor de beslissing kan de Regering de aanvrager verzoeken om wijzigingsplannen en, in voorkomend geval, het aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of van het effectenonderzoek in te dienen. In dat geval wordt artikel D.IV.42, § 2, toegepast en behandelt de gemachtigd ambtenaar het nieuwe dossier. Het advies van het gemeentecollege over de wijzigingsplannen en het aanvullend vervolg op de milieueffectenbeoordeling of het effectenonderzoek wordt aangevraagd.
Art. D.IV.51_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2019-12-12/19, art. 133, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Onderafdeling 3. - Aflevering van het stedenbouwkundig attest nr. 1
Art. D.IV.52. Het stedenbouwkundig attest nr. 1 wordt binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag verstrekt.
Afdeling 2. - Inhoud van de beslissing
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. D.IV.53.Op grond van een gepaste motivering kan de vergunning geweigerd worden, met of zonder voorwaarden, met of zonder stedenbouwkundige lasten afgeleverd worden of afwijkingen of verschillen toestaan, bepaald in dit Wetboek.
De voorwaarden zijn nodig voor ofwel de integratie van het project in de bebouwde en onbebouwde omgeving, ofwel voor de haalbaarheid van het project, namelijk zijn uitvoering en zijn exploitatie.
Naast de verenigbaarheid met de inhoud van het gewestplan, met inbegrip van het bodembestemmingsplan, van de ontwikkelingsplannen, de bebouwingsvergunningen en de leidraden, wordt de vergunning of de weigering van de vergunning op plaatselijke stedenbouwkundige kenmerken gegrond en kan ze met name op de motieven en voorwaarden bedoeld in deze afdeling gegrond worden.
[1 Wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies [2 , met uitzondering van de vergunningen die uitsluitend betrekking hebben op de installatie van installaties voor zonne-energie met een vermogen van 15 kW of minder]2.
De uitvoering van de vergunning wordt onderworpen aan de uitvoering van archeologische verrichtingen overeenkomstig de artikelen D.66, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek.]1
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 51, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(2)<DWG 2024-04-29/22, art. 19, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. D_IV.53.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Op grond van een gepaste motivering kan de vergunning geweigerd worden, met of zonder voorwaarden, met of zonder stedenbouwkundige lasten afgeleverd worden of afwijkingen of verschillen toestaan, bepaald in dit Wetboek. De voorwaarden zijn nodig voor ofwel de integratie van het project in de bebouwde en onbebouwde omgeving, ofwel voor de haalbaarheid van het project, namelijk zijn uitvoering en zijn exploitatie. Naast de verenigbaarheid met de inhoud van het gewestplan, met inbegrip van het bodembestemmingsplan, van de ontwikkelingsplannen, de [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunningen]1 en de leidraden, wordt de vergunning of de weigering van de vergunning op plaatselijke stedenbouwkundige kenmerken gegrond en kan ze met name op de motieven en voorwaarden bedoeld in deze afdeling gegrond worden.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 100, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Onderafdeling 2. - Stedenbouwkundige lasten
Art. D.IV.54. Naast de voorwaarden nodig voor de haalbaarheid of de integratie van het ontwerp kan de bevoegde overheid het verstrekken van de vergunningen ondergeschikt maken aan de lasten die ze nuttig acht, de aanvrager op te leggen, mits inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.
De stedenbouwkundige lasten bestaan in handelingen en werken die de aanvrager worden opgelegd, met uitzondering van elke contante bijdrage, om de impact die het project heeft op de gemeenschap op gemeentelijk niveau heeft, te compenseren. De positieve impacten van het project op de gemeenschap, namelijk zijn bijdrage tot het inspelen op een behoefte van algemeen belang, worden in aanmerking genomen om, in voorkomend geval, de negatieve impacten ongedaan te maken.
De lasten worden overgenomen door de aanvrager en dekken de aanleg of de hernieuwing van wegen, openbare groengebieden, de uitvoering of de renovatie van bouwwerken of openbare of gemeenschappelijke voorzieningen en alle milieuvriendelijke maatregelen, met inbegrip van verscheidene ondergrondse leidingen en kabels, evenals elke maatregel voor het leefmilieu.
Bovendien kan de bevoegde overheid, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, de afgifte van de vergunning afhankelijk stellen van een verklaring waarin de aanvrager zich er, zodra de werken zijn aangevat, toe verbindt de eigendom van wegen, openbare ruimtes, bouwwerken of goederen waar dergelijke bouwwerken of voorzieningen opgericht kunnen worden, vrij van alle lasten en kosteloos aan de gemeente of aan het Gewest af te staan.
De Regering kan de aard van de stedenbouwkundige lasten, de toepassingsmodaliteiten voor die lasten en het evenredigheidsbeginsel bepalen.
Art. D.IV.54_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 § 1.]2 Naast de voorwaarden nodig voor de haalbaarheid of de integratie van het ontwerp kan de bevoegde overheid het verstrekken van de vergunningen ondergeschikt maken aan de lasten die ze nuttig acht, de aanvrager op te leggen, mits inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. De stedenbouwkundige lasten bestaan in handelingen en werken die de aanvrager worden opgelegd, met uitzondering van elke contante bijdrage, om de impact die het project heeft op de gemeenschap op gemeentelijk niveau heeft, te compenseren. De positieve impacten van het project op de gemeenschap, namelijk zijn bijdrage tot het inspelen op een behoefte van algemeen belang, worden in aanmerking genomen om, in voorkomend geval, de negatieve impacten ongedaan te maken. De lasten worden overgenomen door de aanvrager en dekken de aanleg of de hernieuwing van wegen, openbare groengebieden, de uitvoering of de renovatie van bouwwerken of openbare of gemeenschappelijke voorzieningen en alle milieuvriendelijke maatregelen, met inbegrip van verscheidene ondergrondse leidingen en kabels, evenals elke maatregel voor het leefmilieu. Bovendien kan de bevoegde overheid, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, de afgifte van de vergunning afhankelijk stellen van een verklaring waarin de aanvrager zich er, zodra de werken zijn aangevat, toe verbindt de eigendom van wegen, openbare ruimtes, bouwwerken of goederen waar dergelijke bouwwerken of voorzieningen opgericht kunnen worden, vrij van alle lasten en kosteloos aan de gemeente of aan [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 af te staan. De Regering kan de aard van de stedenbouwkundige lasten, de toepassingsmodaliteiten voor die lasten en het evenredigheidsbeginsel bepalen. [2 § 2 - Als een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken wordt toegekend aan een persoon die geen openbare huisvestingsmaatschappij is en daarmee de oprichting van nieuwe wooneenheden wordt vergund, kan de bevoegde overheid de toekenning van de vergunning afhankelijk stellen van de volgende lasten : 1° één of meer wooneenheden, die voldoen aan de bepalingen van het Wetboek van Duurzaam Wonen, via schriftelijke overeenkomst en voor een periode van minstens negen jaar ter beschikking stellen van de openbare huisvestingsmaatschappij waarbij de betrokken gemeente aangesloten is; 2° of één of meer wooneenheden, die voldoen aan de bepalingen van het Wetboek van Duurzaam Wonen, tegen een bepaalde prijs verkopen aan de openbare huisvestingsmaatschappij waarbij de betrokken gemeente aangesloten is of gratis aan die huisvestingsmaatschappij afstaan; 3° of één of meer wooneenheden, die voldoen aan de bepalingen van het Wetboek van Duurzaam Wonen, tegen een bepaalde prijs verkopen aan privaatrechtelijke of publiekrechtelijke personen van wie de toegang tot eigendom moet worden bevorderd. De Regering bepaalt de nadere regels voor de lasten, waaronder, in voorkomend geval : 1° de verdeelsleutel van de opgelegde lasten, waaronder het aantal wooneenheden; 2° de nadere regels voor de prijsberekening; 3° de nadere regels voor de terbeschikkingstelling of de verkoop van de wooneenheden; 4° de nadere regels om te bepalen voor welke personen de toegang tot eigendom moet worden bevorderd. Bij het toekennen van de vergunning neemt de Regering het evenredigheidsbeginsel in acht.]2 [2 § 3 - Wanneer een ontsluitings- of opsplitsingsvergunning wordt toegekend aan een persoon die geen openbare huisvestingsmaatschappij is en daarmee toestemming wordt verleend om percelen te maken die voor bewoning gebruikt worden of gebruikt kunnen worden, kan de bevoegde overheid de toekenning van de vergunning afhankelijk stellen van de volgende lasten : 1° één of meer percelen tegen een bepaalde prijs verkopen of gratis afstaan aan de openbare huisvestingsmaatschappij waarbij de betrokken gemeente aangesloten is; 2° of percelen tegen een bepaalde prijs verkopen aan privaatrechtelijke of publiekrechtelijke personen voor wie de toegang tot eigendom moet worden bevorderd. De Regering bepaalt de nadere regels voor de lasten, waaronder, in voorkomend geval : 1° de verdeelsleutel van de opgelegde lasten, waaronder het aantal kavels; 2° de nadere regels voor de prijsberekening; 3° de nadere regels voor de verkoop; 4° de nadere regels om te bepalen voor welke personen de toegang tot eigendom moet worden bevorderd. Bij het toekennen van de vergunning neemt de Regering het evenredigheidsbeginsel in acht.]2 [2 § 4 - De bevoegde overheid kan de toekenning van de vergunning afhankelijk stellen van lasten inzake oprichting van barrièrevrije wooneenheden.]2
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 134, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 101, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Onderafdeling 3. - Motieven in verband met het bouwrijp maken van gronden
Onderafdeling 3. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. - Motieven in verband met [1 de technische ontsluiting]1 van gronden
----------
(1)
Art. D.IV.55. De vergunning wordt geweigerd of aan voorwaarden verbonden als er op een grond handelingen en werken verricht moeten worden of als de grond in de volgende gevallen bebouwd moet worden :
1° wanneer de grond geen toegang heeft tot een weg die voldoende uitgerust is met water- en elektriciteitsleidingen, over een wegverharding beschikt en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging;
2° wanneer de grond niet voldoet aan de voorwaarden inzake zuivering van afvalwater van het Waterwetboek;
3° wanneer gevraagd wordt te bouwen of herop te bouwen op het gedeelte van een stuk grond dat door een rooilijn is getroffen of andere dan instandhoudings- en onderhoudswerken uitgevoerd moeten worden aan een door een rooilijn getroffen gebouw; de vergunning kan evenwel verstrekt worden :
a) indien uit de adviezen van de bevoegde overheden blijkt dat de rooilijn ter plaatse van het gebouw niet voor ten minste vijf jaar, te rekenen van de afgifte van de vergunning, tot stand zal kunnen worden gebracht. In geval van onteigening na het verstrijken van die termijn, wordt bij het bepalen van de vergoeding geen rekening gehouden met de waardevermeerdering die uit de vergunde werken voortvloeit;
b) als de werken betrekking hebben op de isolatie van de buitenschil van een gebouw;
4° wanneer de bebouwing ervan de toegang zou bedreigen tot de ingesloten grondstukken die bebouwd zouden kunnen worden.
Art. D_IV.55.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De vergunning wordt geweigerd of aan voorwaarden verbonden als er op een grond handelingen en werken verricht moeten worden of als de grond in de volgende gevallen [1 ontsloten]1 moet worden : 1° wanneer de grond geen toegang heeft tot een weg die voldoende uitgerust is met water- en elektriciteitsleidingen, over een wegverharding beschikt en breed genoeg is, rekening houdend met de ligging; 2° wanneer de grond niet voldoet aan de voorwaarden inzake zuivering van afvalwater van het Waterwetboek; 3° wanneer gevraagd wordt te bouwen of herop te bouwen op het gedeelte van een stuk grond dat door een rooilijn is getroffen of andere dan instandhoudings- en onderhoudswerken uitgevoerd moeten worden aan een door een rooilijn getroffen gebouw; de vergunning kan evenwel verstrekt worden : a) indien uit de adviezen van de bevoegde overheden blijkt dat de rooilijn ter plaatse van het gebouw niet voor ten minste vijf jaar, te rekenen van de afgifte van de vergunning, tot stand zal kunnen worden gebracht. In geval van onteigening na het verstrijken van die termijn, wordt bij het bepalen van de vergoeding geen rekening gehouden met de waardevermeerdering die uit de vergunde werken voortvloeit; b) als de werken betrekking hebben op de isolatie van de buitenschil van een gebouw; 4° wanneer de [1 ontsluiting]1 ervan de toegang zou bedreigen tot de ingesloten grondstukken die [1 ontsloten]1 zouden kunnen worden.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 103, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.56. Onverminderd de toepassing van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeenteweg kan de bevoegde overheid, op initiatief van de aanvrager of van ambtswege, de uitvoering van de vergunningen ondergeschikt maken aan de opening, de opheffing of de wijziging van gemeente-, of gewestelijke wegen wanneer de inrichtingen van de weg onontbeerlijk zijn.
Onderafdeling 4. - Motieven in verband met de bescherming van de personen, de goederen of het leefmilieu
Art. D.IV.57. De vergunning kan ofwel geweigerd worden, ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere voorwaarden ter bescherming van de personen, de goederen of het leefmilieu wanneer de handelingen of werken verband houden met :
1° een nieuwe inrichting of de wijziging van een bestaande inrichting die een hoog risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, rekening houdend met de noodzaak om een geschikte overdracht te bewaren ten opzichte van meer bepaald de gebieden bestemd voor bebouwing, de plaatsen die bezocht worden door het publiek of een domaniaal natuurreservaat, een erkend natuurreservaat, een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte, een biologisch waardevol biologisch gebied of een Natura 2000-gebied, zoals bedoeld bij de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
2° rekening houdend met de noodzaak om een geschikte afstand te bewaren ten opzichte van een bestaande inrichting die een risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, elk ontwerp waarvan de ligging het risico op een zwaar ongeval zou kunnen verhogen of de gevolgen ervan zou kunnen verergeren;
3° onroerende goederen die blootgesteld worden aan een groot natuurrisico of grote geotechnische druk zoals overstromingen begrepen in de gebieden onderhevig aan het overstromingsrisico in de zin van artikel D.53 van het Waterwetboek, de instorting van een rotswand, de aardverschuiving, de mijnverzakkingen, de verzakkingen te wijten aan mijnwerken, winningen van ijzerertsen of ondergrondse holtes of het aardbevingsgevaar;
4° onroerende goederen gelegen :
a) in of in de nabijheid van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat, een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte, een biologisch waardevol vochtig gebied of een bosreservaat zoals bedoeld bij de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
b) in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied dat voor- of vastgesteld wordt overeenkomstig de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
5° een woning die de gezondheidscriteria bedoeld in artikel 3, 5°, van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen niet naleeft en, dit, onverminderd artikel 4, tweede lid, van hetzelfde Wetboek of andere beoordelingselementen gegrond op het bewoonbaar karakter.
Art. D.IV.57_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De vergunning kan ofwel geweigerd worden, ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere voorwaarden ter bescherming van de personen, de goederen of het leefmilieu wanneer de handelingen of werken verband houden met : 1° een nieuwe inrichting of de wijziging van een bestaande inrichting die een hoog risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, rekening houdend met de noodzaak om een geschikte overdracht te bewaren ten opzichte van meer bepaald de gebieden bestemd voor bebouwing, de plaatsen die bezocht worden door het publiek of een domaniaal natuurreservaat, een erkend natuurreservaat, een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte, een biologisch waardevol biologisch gebied of een Natura 2000-gebied, zoals bedoeld bij de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; 2° rekening houdend met de noodzaak om een geschikte afstand te bewaren ten opzichte van een bestaande inrichting die een risico vormt op een zwaar ongeval in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, elk ontwerp waarvan de ligging het risico op een zwaar ongeval zou kunnen verhogen of de gevolgen ervan zou kunnen verergeren; 3° onroerende goederen die blootgesteld worden aan een groot natuurrisico of grote geotechnische druk zoals overstromingen begrepen in de gebieden onderhevig aan het overstromingsrisico in de zin van artikel D.53 van het Waterwetboek, de instorting van een rotswand, de aardverschuiving, de mijnverzakkingen, de verzakkingen te wijten aan mijnwerken, winningen van ijzerertsen of ondergrondse holtes of het aardbevingsgevaar; 4° onroerende goederen gelegen : a) in of in de nabijheid van een domaniaal natuurreservaat of een erkend natuurreservaat, een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte, een biologisch waardevol vochtig gebied of een bosreservaat zoals bedoeld bij de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; b) in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied dat voor- of vastgesteld wordt overeenkomstig de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; 5° een woning die de gezondheidscriteria bedoeld in [2 artikel 3 van het Waals Wetboek van Duurzaam Wonen]2 niet naleeft en, dit, onverminderd artikel 4, tweede lid, van hetzelfde Wetboek of andere beoordelingselementen gegrond op het bewoonbaar karakter. [1 6° onroerende goederen die met toepassing van het erfgoeddecreet voorlopig of definitief gerangschikt zijn, zich in het beschermingsgebied van een voorlopig of definitief gerangschikt goed bevinden of zich op een archeologische vindplaats bevinden.]1
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 135, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2023-12-14/58, art. 85, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 5. - Motieven in verband met de lopende planologie
Art. D.IV.58. De weigering van een vergunning kan gegrond worden op de lopende herziening van het gewestplan, met inbegrip van het bodembestemmingsplan, of de opmaak of de herziening van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan of een gemeentelijk ontwikkelingsplan.
De weigering om een vergunning af te geven die gegrond is op die reden vervalt indien het nieuwe plan of het structuurplan niet in werking getreden zijn binnen de drie jaar volgend op de beslissing tot opmaak of herziening.
Het oorspronkelijke verzoek wordt, op vraag van de verzoeker, onderworpen aan een nieuwe beslissing die, in geval van weigering, niet meer gegrond kan worden op voormelde reden.
Afdeling 3. - Diverse bepalingen
Onderafdeling 1. - Volgorde van de werken
Art. D.IV.59. De vergunning kan bepalen in welke volgorde de werken uitgevoerd moeten worden en binnen welke termijn de voorwaarden en de lasten waaraan ze is onderworpen, worden vervuld.
Onderafdeling 2. - Financiële garanties
Art. D.IV.60. De bevoegde overheid kan het verstrekken van de vergunning ondergeschikt maken aan het stellen van financiële waarborgen voor de uitvoering van de voorwaarden of de stedenbouwkundige lasten.
De bevoegde overheid kan financiële garanties vereisen voor de handelingen en werken die nodig zijn voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg die volledig deel uitmaakt van de vergunningsaanvraag en die niet als dusdanig als voorwaarde of last wordt beschouwd.
In voorkomend geval worden in de vergunning de kavels bepaald, die afgestaan kunnen worden zonder dat de houder de opgelegde handelingen, werken en lasten heeft uitgevoerd of de financiële waarborgen heeft geleverd die nodig zijn voor uitvoering ervan.
Art. D_IV.60.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De bevoegde overheid kan het verstrekken van de vergunning ondergeschikt maken aan het stellen van financiële waarborgen voor de uitvoering van de voorwaarden of de stedenbouwkundige lasten [1 , waaronder een door pand gewaarborgde vordering in de handen van de instrumenterend ambtenaar]1. De bevoegde overheid kan financiële garanties vereisen voor de handelingen en werken die nodig zijn voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg die volledig deel uitmaakt van de vergunningsaanvraag en die niet als dusdanig als voorwaarde of last wordt beschouwd. In voorkomend geval worden in de vergunning de kavels bepaald, die afgestaan kunnen worden zonder dat de houder de opgelegde handelingen, werken en lasten heeft uitgevoerd of de financiële waarborgen heeft geleverd die nodig zijn voor uitvoering ervan. [1 Voor het indienen van [2 de documenten overeenkomstig artikel D.IV.73.]2 eist de bevoegde overheid financiële garanties.]1 [2De Regering kan de betreffende bedragen en andere nadere regels vastleggen.]2 [1 De bevoegde overheid kan besluiten om de financiële garantie of de door pand gewaarborgde vordering in de zin van dit artikel stapsgewijze te deblokkeren.]1 [1 De financiële garanties zijn onderworpen aan het evenredigheidsbeginsel en zijn gebaseerd op de kosten van de te garanderen lasten, handelingen, werken of verplichtingen. Om het bedrag van de garantie te bepalen, kan de bevoegde overheid inlichtingen of kostenramingen vragen aan de aanvrager.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 104, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(2)<DDG 2023-12-14/58, art. 86, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4. - Beslissingen over aanvragen van stedenbouwkundige attesten nr. 2
Art. D.IV.61.Het stedenbouwkundig attest nr. 2 kan op de in de afdeling 2 bedoelde motieven gegrond worden. Het kan zich eveneens uitspreken over de gegevens bedoeld in afdeling 3.
[1 Wanneer het stedenbouwkundig attest nr. 2 betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, of wanneer het stedenbouwkundig attest nr. 2 betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies.]1
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 52, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
HOOFDSTUK VIII. - Toezicht van de gemachtigd ambtenaar op de vergunningen en de attesten
HOOFDSTUK VIII_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Toezicht op de vergunningen en de attesten]1
----------
(1)
Art. D.IV.62.§ 1. Wat de door het gemeentecollege afgeleverde vergunningen en stedenbouwkundige attesten nr. 2 betreft, gaat de gemachtigd ambtenaar na of :
1° de procedure voor het verstrekken van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2 regelmatig is;
2° de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 met redenen omkleed is;
3° de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 overeenstemt met de dwingende bepalingen getroffen krachtens het Wetboek of, bij ontstentenis, met de afwijking toegestaan overeenkomstig de artikelen D.IV.6 tot en met D.IV.13;
4° de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 overeenstemt met de als indicatief beschouwde bepalingen van het ruimtelijk ontwikkelingsplan wanneer het van toepassing is, van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, van het gemeentelijk ontwikkelingsplan, van het lokaal beleidsontwikkelingsplan, van het bodembestemmingsplan, van de leidraad/leidraden voor stedenbouw of van de bebouwingsvergunning, of, bij ontstentenis, of de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 op een verschil overeenstemmend met artikel D.IV.5 gegrond wordt;
5° de vergunningof het stedenbouwkundig attest nr. 2 overeenstemt met de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autowegen en de perceelsgewijze plannen goedgekeurd door de Regering overeenkomstig artikel 6 van die wet.
Indien de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 niet voldoet aan de punten 1 tot en met [1 6°]1 van vorig lid, schort de gemachtigd ambtenaar de beslissing van het gemeentecollege op.
[1 6° de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 voldoet aan de erfgoedvergunning voor de gevallen bedoeld in artikel D.34 van het Waalse Erfgoedwetboek, het archeologisch advies voor de gevallen bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek en artikel D.66, § 1, van hetzelfde Wetboek.]1
§ 2. Binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing van het gemeentecollege wordt de opschorting door de gemachtigd ambtenaar aan de aanvrager, het gemeentecollege en de Regering gezonden. De gemachtigd ambtenaar bepaalt de aard van de onregelmatigheid in de procedure, het gebrek aan redenen, of de bepaling waarmee de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 niet conform is.
In zijn schrijven gericht aan het gemeentecollege, nodigt de ambtenaar het college uit om zijn beslissing in te trekken.
§ 3. Als het gemeentecollege de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 intrekt, stuurt het zijn beslissing binnen de twintig dagen na ontvangst van de opschorting aan de aanvrager, aan de gemachtigd ambtenaar en aan de Regering.
In dat geval beslist het gemeentecollege binnen veertig dagen na de zending van de beslissing tot intrekking opnieuw over de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2, waarbij wordt ingegaan op de motieven van de opschorting en de intrekking, en verstuurt het zijn beslissing.
§ 4. Bij gebrek aan zending van de intrekking binnen de in paragraaf 3 bedoelde termijn kan de Regering de opschorting opheffen of de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 nietig verklaren.
Binnen veertig dagen na ontvangst van de opschorting zendt de Regering de opheffing van de schorsing of de nietigverklaring van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2 aan de aanvrager, het gemeentecollege en de gemachtigde ambtenaar.
Bij ontstentenis van zending binnen de voorziene termijn wordt de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 vernietigd.
In geval van nietigverklaring beslist het gemeentecollege binnen veertig dagen na ontvangst van de beslissing tot nietigverklaring van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2 of, bij gebreke daarvan, te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover de Regering beschikte om haar beslissing te zenden, opnieuw over de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 en verstuurt het zijn beslissing.
§ 5. Wanneer het gemeentecollege niet opnieuw heeft beslist en zijn beslissing over de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 niet binnen de voorgeschreven termijn heeft gezonden, wordt artikel D.IV.47 toegepast.
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 53, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.62_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Wat de door het gemeentecollege afgeleverde vergunningen en stedenbouwkundige attesten nr. 2 betreft, gaat [1 de Regering]1 na of : 1° de procedure voor het verstrekken van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2 regelmatig is; 2° de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 met redenen omkleed is; 3° de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 overeenstemt met de dwingende bepalingen getroffen krachtens het Wetboek of, bij ontstentenis, met de afwijking toegestaan overeenkomstig de artikelen D.IV.6 tot en met D.IV.13; 4° de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 overeenstemt met de als indicatief beschouwde bepalingen van het ruimtelijk ontwikkelingsplan wanneer het van toepassing is, van het meergemeentelijk ontwikkelingsplan, van het gemeentelijk ontwikkelingsplan, van het lokaal beleidsontwikkelingsplan, van het bodembestemmingsplan, van de leidraad/leidraden voor stedenbouw of van de [2 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]2, of, bij ontstentenis, of de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 op een verschil overeenstemmend met artikel D.IV.5 gegrond wordt; 5° de vergunningof het stedenbouwkundig attest nr. 2 overeenstemt met de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autowegen en de perceelsgewijze plannen goedgekeurd door de Regering overeenkomstig artikel 6 van die wet; [1 6° de beslissing van het gemeentecollege afwijkt van het advies dat door de gemeentelijke commissie is uitgebracht in het kader van een verplichte raadpleging van laatstgenoemde; 7° als er geen gemeentelijke commissie bestaat, in de beslissing van het gemeentecollege tegemoetgekomen werd aan de individuele en gemotiveerde bemerkingen die in het kader van een overeenkomstig dit Wetboek uitgevoerd openbaar onderzoek over het project geopperd werden door: a) 25 personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het project gelegen is als het gaat om een gemeente met minder dan 10.000 inwoners; b) 50 personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het project gelegen is als het gaat om een gemeente met 10.000 tot 25.000 inwoners.]1 Indien de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 niet voldoet aan de punten 1 tot en met 5° van vorig lid, schort [1 de Regering]1 de beslissing van het gemeentecollege op. [1 Indien de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 niet voldoet aan de punten 6° en 7° van vorig lid, kan de Regering de beslissing van het gemeentecollege opschorten.]1 § 2. Binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing van het gemeentecollege wordt de opschorting door [1 de Regering]1 [1 aan de aanvrager en aan het gemeentecollege]1 gezonden. De [1 Regering]1 bepaalt de aard van de onregelmatigheid in de procedure, het gebrek aan redenen, of de bepaling waarmee de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 niet conform is. In zijn schrijven gericht aan het gemeentecollege, nodigt [1 de Regering]1 het college uit om zijn beslissing in te trekken. § 3. Als het gemeentecollege de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 intrekt, stuurt het zijn beslissing binnen de twintig dagen na ontvangst van de opschorting aan de aanvrager [1 ...]1 en aan de Regering. In dat geval beslist het gemeentecollege binnen veertig dagen na de zending van de beslissing tot intrekking opnieuw over de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2, waarbij wordt ingegaan op de motieven van de opschorting en de intrekking, en verstuurt het zijn beslissing. § 4. Bij gebrek aan zending van de intrekking binnen de in paragraaf 3 bedoelde termijn kan de Regering de opschorting opheffen of de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 nietig verklaren. Binnen veertig dagen na ontvangst van de opschorting zendt de Regering de opheffing van de schorsing of de nietigverklaring van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2 [1 aan de aanvrager en aan het gemeentecollege]1. Bij ontstentenis van zending binnen de voorziene termijn wordt de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 vernietigd. In geval van nietigverklaring beslist het gemeentecollege binnen veertig dagen na ontvangst van de beslissing tot nietigverklaring van de vergunning of van het stedenbouwkundig attest nr. 2 of, bij gebreke daarvan, te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover de Regering beschikte om haar beslissing te zenden, opnieuw over de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 en verstuurt het zijn beslissing. § 5. Wanneer het gemeentecollege niet opnieuw heeft beslist en zijn beslissing over de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 niet binnen de voorgeschreven termijn heeft gezonden, wordt artikel D.IV.47 toegepast.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 137, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 105, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK IX. - Beroep
Afdeling 1. - Beroepsgerechtigden
Art. D.IV.63.§ 1. De aanvrager kan per schrijven aan het adres van de directeur-generaal van DGO4 een met redenen omkleed beroep bij de Regering indienen binnen dertig dagen :
1° ofwel na de ontvangst van de beslissing van het gemeentecollege bedoeld in artikel D.IV.46 en D.IV.62;
2° ofwel na de ontvangst van de beslissing van de gemachtigd ambtenaar bedoeld in artikel D.IV.47, § 1 of § 2;
3° ofwel na de ontvangst van de beslissing van de gemachtigd ambtenaar bedoeld in artikel D.IV.48;
4° ofwel, bij gebrek aan zending van de beslissing van de gemachtigd ambtenaar binnen de termijnen bedoeld respectievelijk in de artikelen D.IV.48 of D.IV.91, overeenkomstig artikel D.IV.48, te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover hij beschikte om zijn beslissing te zenden.
Het beroep omvat een formulier waarvan het model door de Regering wordt bepaald, een afschrift van de plannen van de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 of een afschrift van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 indien het geen plan omvat, en een afschrift van de beslissing waartegen een beroep is ingediend, indien ze bestaat.
§ 2. In de gevallen bedoeld in artikel D.IV.47, § 1 en § 3, verzoekt de Regering, wanneer de vergunning verworpen geacht wordt of wanneer stedenbouwkundig attest nr. 2 ongunstig geacht wordt, de aanvrager om hem te bevestigen dat hij wenst dat zijn aanvraag behandeld wordt. Het verzoek van de Regering wordt binnen vijftien dagen na het verstrijken van de in artikel D.IV.47, § 1 of § 3, bedoelde termijn gezonden.
Binnen dertig dagen na de zending van de aanvraag van de Regering zendt de aanvrager de bevestiging alsook vier afschriften van de plannen van de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 of vier afschriften van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2, indien het geen plan omvat.
Wanneer de aanvrager de bevestiging binnen de voorgeschreven termijn verzendt, lopen de behandelings- en beslissingstermijnen te rekenen van de ontvangst ervan. Bij gebrek aan zending van de bevestiging binnen de voorgeschreven termijn of wanneer de aanvrager niet wenst dat zijn aanvraag behandeld wordt, wordt het dossier gesloten.
Bij gebrek aan zending van de aanvraag van de Regering binnen de in het eerste lid bedoelde termijn kan de aanvrager op eigen initiatief de Regering erom verzoeken zijn beroep te behandelen. Wanneer de aanvrager de Regering verzoekt om zijn beroep te behandelen, lopen de behandelings- en beslissingstermijnen na ontvangst van die aanvraag.
§ 3. In het geval bedoeld in artikel D.IV.47, § 2 en bij gebrek aan zending van de beslissing door de gemachtigd ambtenaar zendt de Regering een afschrift van de beslissing aan de aanvrager binnen twintig dagen na het verstrijken van de in artikel D.IV.47, § 2, bedoelde termijn. Indien de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 geweigerd wordt of niet-ontvankelijk is of met een last of een voorwaarde toegekend wordt of indien de in artikel D.IV.60, tweede lid, bedoelde financiële garanties worden vereist, verzoekt de Regering tegelijkertijd de aanvrager om hem te bevestigen dat hij wenst dat zijn aanvraag behandeld wordt. Indien de vergunning zonder last, noch voorwaarde wordt toegekend, wordt het dossier gesloten.
Binnen dertig dagen na de zending van de aanvraag van de Regering zendt de aanvrager de bevestiging alsook vier afschriften van de plannen van de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 of vier afschriften van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 indien het geen plan omvat.
Wanneer de aanvrager de bevestiging binnen de voorgeschreven termijn zendt, lopen de behandelings- en beslissingstermijnen na ontvangst ervan. Bij gebrek aan zending van de bevestiging binnen de voorgeschreven termijn of wanneer de aanvrager niet wenst dat zijn aanvraag behandeld wordt, wordt het dossier afgesloten.
Bij gebrek aan zending van de aanvraag van de Regering binnen de in het eerste lid bedoelde termijn kan de aanvrager op eigen initiatief de Regering erom verzoeken zijn beroep te behandelen. Wanneer de aanvrager de Regering verzoekt om zijn beroep te behandelen, lopen de behandelings- en beslissingstermijnen na ontvangst van die aanvraag.
[1 § 4. Het beroep heeft geen betrekking op de inhoud van de erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48, het voorafgaand archeologisch advies bedoeld in artikel D.62 of de beslissing bedoeld in artikel D.67, § 2, van het Waalse Erfgoedwetboek.]1
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 54, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.63_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De aanvrager kan [1 per zending of tegen [2 indieningsbewijs]2]1 een met redenen omkleed beroep bij de Regering indienen binnen dertig dagen : 1° ofwel na de ontvangst van de beslissing van het gemeentecollege bedoeld in artikel D.IV.46 en D.IV.62; 2° ofwel na de ontvangst van [1 de in eerste instantie genomen beslissing van de Regering bedoeld in artikel D.IV.47, § 1, tweede lid, of § 2, eerste lid]1; 3° ofwel na de ontvangst van [1 de in eerste instantie genomen beslissing van de Regering]1; 4° ofwel, bij gebrek aan zending van [1 de in eerste instantie genomen beslissing van de Regering]1 binnen de termijnen bedoeld respectievelijk in de artikelen D.IV.48 of D.IV.91, overeenkomstig artikel D.IV.48, te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover [1 zij beschikte om haar beslissing]1 te zenden [2 ;]2 [2 5° ofwel na ontvangst van de beslissing van de Regering bedoeld in D.IV.109.11; 6° ofwel na ontvangst van de beslissing van de Regering bedoeld in D.VII.18, § 2.]2 Het beroep omvat een formulier waarvan het model door de Regering wordt bepaald, een afschrift van de plannen van de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 of een afschrift van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 indien het geen plan omvat, en een afschrift van de beslissing waartegen een beroep is ingediend, indien ze bestaat. [2 De aanvrager kan [3 wijzigingsdocumenten]3 en een aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of van het effectenonderzoek bij zijn beroep voegen, als die een antwoord bieden op de opmerkingen die in eerste instantie werden gemaakt.]2 § 2. In de gevallen bedoeld in [2 artikel D.IV.47]2, verzoekt de Regering, wanneer de vergunning verworpen geacht wordt of wanneer stedenbouwkundig attest nr. 2 ongunstig geacht wordt, de aanvrager om hem te bevestigen dat hij wenst dat zijn aanvraag behandeld wordt. Het verzoek van de Regering wordt binnen vijftien dagen na het verstrijken van de in artikel D.IV.47, § 1 of § 3, bedoelde termijn gezonden. Binnen dertig dagen na de zending van de aanvraag van de Regering zendt de aanvrager de bevestiging alsook vier afschriften van de plannen van de aanvraag voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 of vier afschriften van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2, indien het geen plan omvat. Wanneer de aanvrager de bevestiging binnen de voorgeschreven termijn verzendt, lopen de behandelings- en beslissingstermijnen te rekenen van de ontvangst ervan. Bij gebrek aan zending van de bevestiging binnen de voorgeschreven termijn of wanneer de aanvrager niet wenst dat zijn aanvraag behandeld wordt, wordt het dossier gesloten. Bij gebrek aan zending van de aanvraag van de Regering binnen de in het eerste lid bedoelde termijn kan de aanvrager op eigen initiatief de Regering erom verzoeken zijn beroep te behandelen. Wanneer de aanvrager de Regering verzoekt om zijn beroep te behandelen, lopen de behandelings- en beslissingstermijnen na ontvangst van die aanvraag. § 3. [2 ...]2
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 138, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 106, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(3)<DDG 2023-12-14/58, art. 87, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D.IV.64. Wanneer het gemeentecollege niet de aanvrager is, kan het een met redenen omkleed beroep bij de Regering instellen binnen dertig dagen na ontvangst van de in de artikelen D.IV.48 of D.IV.91 bedoelde beslissing van de gemachtigd ambtenaar die overeenkomstig artikel D.IV.48 genomen is en die een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 toekent. Het beroep wordt tegelijkertijd aan de aanvrager en aan de gemachtigd ambtenaar gezonden.
Art. D.IV.64_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer het gemeentecollege niet de aanvrager is, kan het een met redenen omkleed beroep bij de Regering instellen binnen dertig dagen na ontvangst van de in de artikelen D.IV.48 of D.IV.91 bedoelde [1 in eerste instantie genomen beslissing van de Regering]1 die overeenkomstig artikel D.IV.48 genomen is en die een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 toekent. Het beroep wordt tegelijkertijd aan de aanvrager [1 ...]1 gezonden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 139, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.65. De gemachtigd ambtenaar kan binnen dertig dagen na ontvangst ervan een met redenen omkleed beroep bij de Regering instellen tegen de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 :
1° indien de beslissing van het gemeentecollege afwijkt van het advies dat door de gemeentelijke commissie is uitgebracht in het kader van een verplichte raadpleging van laatstgenoemde;
2° bij gebreke van een gemeentelijke commissie, wanneer bij gelegenheid van het openbaar onderzoek ingericht overeenkomstig het Wetboek individuele en gemotiveerde bemerkingen over het ontwerp gedurende genoemd onderzoek werden geopperd en niet aan die bemerkingen tegemoet werd gekomen bij beslissing van het college door :
a) vijfentwintig personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het ontwerp gelegen is als het een gemeente van minstens tienduizend inwoners betreft;
b) vijftig personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het ontwerp gelegen is als het een gemeente van tienduizend tot vijfentwintigduizend inwoners betreft;
c) honderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het ontwerp gelegen is als het een gemeente van vijfentwintigduizend tot vijftigduizend inwoners betreft;
d) tweehonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het ontwerp gelegen is als het een gemeente van vijftigduizend tot honderdduizend inwoners betreft;
e) driehonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het ontwerp gelegen is als het een gemeente van meer dan honderdduizend inwoners betreft.
De vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 vermeldt de bepalingen van dit artikel.
Het beroep wordt tegelijkertijd aan het gemeentecollege en aan de aanvrager gezonden. Een afschrift van het beroep wordt aan de projectontwerper gezonden.
Art. D.IV.65_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2019-12-12/19, art. 140, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 2. - Procedure
Art. D.IV.66.Binnen tien dagen na ontvangst van het beroep bezorgt de Regering of de persoon die ze daartoe machtigt :
1° aan de persoon die het beroep instelde of aan de aanvrager die wenst dat zijn aanvraag behandeld wordt : een ontvangstbewijs met de datum waarop de hoorzitting door de adviescommissie over de beroepen plaatsvindt;
2° aan de andere partijen : een afschrift van het dossier betreffende het beroep en het verzoek tot verhoor.
De Regering wint het advies in van de commissie en, in de vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep, verzoekt de aanvrager, het gemeentecollege, de gemachtigd ambtenaar of hun vertegenwoordigers, het bestuur evenals de commissie, om op de hoorzitting te verschijnen.
[2 Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkaardig goed, gelegen in een beschermingszone, of met stippen opgenomen in de gewestelijke erfgoedinventaris krachtens het Waalse Erfgoedwetboek, of wanneer de aanvraag wordt ingediend met betrekking tot een vergunning waarvan de uitvoering onderworpen is aan het uitvoeren van archeologische verrichtingen krachtens artikel D.66, § 1, en D.67,
§ 1, van hetzelfde Wetboek, nodigt de Regering de erfgoedadministratie uit. Wanneer de aanvraag het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen, wordt de Commissie door de Regering uitgenodigd.]2
Uiterlijk tien dagen voor het houden van de hoorzitting stuurt het bestuur een eerste analyse van het beroep gegrond op de gegevens die in dat stadium van de procedure deel uitmaken van het dossier alsook het kader m.b.t. het ontwerp aan de verzochte personen en instanties, namelijk :
1° de toestand en, in voorkomend geval, de afwijkingen of verschillen ten opzichte van het gewestplan, van de ontwikkelingsplannen en van het bodembestemmingsplan, ten opzichte van de leidraden voor stedenbouw of van een bebouwingsvergunning;
2° [2 indien het een geklasseerd of gelijkgesteld goed betreft, gelegen is in een beschermingszone of met stippen opgenomen in de gewestelijke erfgoedinventaris overeenkomstig het Waalse Erfgoedwetboek, zijn ligging binnen een omtrekbedoeld in de artikelen D.V.I, D.V.7 of D.V.9, in een onteigeningsplan of indien het goed bedoeld is in artikel D.IV.57]2.
Tijdens de hoorzitting kunnen de verzochte personen of instanties een motiveringsnota of elk aanvullend stuk dat ze nuttig achten, na het tijdens een uiteenzetting geduid te hebben, bij het dossier voegen.
Binnen acht dagen na de hoorzitting maakt de adviescommissie tegelijkertijd zijn advies aan het bestuur en aan de Regering over. Bij ontstentenis wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de beroepsindiener.
De modaliteiten voor de behandeling van de beroepen kunnen door de Regering worden bepaald.
----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DWG 2023-09-28/28, art. 55, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.66_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Binnen tien dagen na ontvangst van het beroep bezorgt de Regering of de persoon die ze daartoe machtigt : 1° aan de persoon die het beroep instelde of aan de aanvrager die wenst dat zijn aanvraag behandeld wordt : een ontvangstbewijs met de datum waarop de hoorzitting door de [3 beroepscommissie]3 plaatsvindt; 2° aan de andere partijen : een afschrift van het dossier betreffende het beroep en het verzoek tot verhoor. De Regering wint het advies in van de commissie en, in de vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep, verzoekt de aanvrager, het gemeentecollege, [2 ...]2, het bestuur [3 evenals de beroepscommissie]3, om op de hoorzitting te verschijnen. [2 Als het gaat om een goed als bedoeld in artikel D.IV.14.1 of D.IV.14.2, wordt de Minister bevoegd voor Monumentenzorg uitgenodigd op de hoorzitting. Hij kan zich laten vertegenwoordigen.]2 Uiterlijk tien dagen voor het houden van de hoorzitting stuurt het bestuur een eerste analyse van het beroep gegrond op de gegevens die in dat stadium van de procedure deel uitmaken van het dossier alsook het kader m.b.t. het ontwerp aan de verzochte personen en instanties, namelijk : 1° de toestand en, in voorkomend geval, de afwijkingen of verschillen ten opzichte van het gewestplan, van de ontwikkelingsplannen en van het bodembestemmingsplan, ten opzichte van de leidraden voor stedenbouw of van een [3 ontsluitingsvergunning]3; 2° [2 de inlichting of het betrokken goed geheel of gedeeltelijk met toepassing van het erfgoeddecreet voorlopig of definitief gerangschikt is, zich in het beschermingsgebied van een voorlopig of definitief gerangschikt goed bevindt of zich op een archeologische vindplaats bevindt.]2 Tijdens de hoorzitting kunnen de verzochte personen of instanties een motiveringsnota of elk aanvullend stuk dat ze nuttig achten, na het tijdens een uiteenzetting geduid te hebben, bij het dossier voegen. [3 Binnen vijftien dagen na de hoorzitting maakt de beroepscommissie haar advies over aan de Regering. Het advies van de beroepscommissie bevat een met redenen omkleed voorstel tot beslissing. Bij ontstentenis wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de beroepsindiener.]3 De modaliteiten voor de behandeling van de beroepen kunnen door de Regering worden bepaald. ----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 141, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 107, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 3. - Beslissing
Art. D.IV.67.Binnen de vijfenzestig dagen na ontvangst van het beroep stuurt het bestuur een gemotiveerd voorstel tot beslissing aan de Regering en stelt de aanvrager in kennis daarvan.
Binnen de dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het voorstel tot beslissing of, bij ontstentenis, binnen de vijfennegentig dagen na de ontvangst van het beroep stuurt de Regering haar beslissing tegelijkertijd aan de aanvrager, aan het gemeentecollege en aan de gemachtigd ambtenaar.
[1 Wanneer de beslissing waartegen beroep is aangetekend, aan de erfgoedadministratie is meegedeeld overeenkomstig de artikelen D.IV.46, D.IV.48 en D.IV.50, stelt de Regering de erfgoedadministratie in kennis van haar beslissing.]1
[1 De Regeringsbeslissing neemt, in voorkomend geval, de conclusies van de erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van het Waals erfgoedwetboek of van het voorafgaandelijke archeologisch advies bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek integraal over en voldoet aan de inhoud van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies, behalve met de voorafgaande schriftelijke toestemming van de erfgoedadministratie [2 , met uitzondering van de vergunningen die uitsluitend betrekking hebben op de installatie van installaties voor zonne-energie met een vermogen van 15 kW of minder]2.]1
Wordt de beslissing van de Regering aan de aanvraag niet binnen de voorgeschreven termijnen verzonden, dan wordt de beslissing waartegen een beroep is ingediend, bevestigd.
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 56, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(2)<DWG 2024-04-29/22, art. 20, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. D.IV.67_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 Binnen vijfennegentig dagen na de ontvangst van het beroep stuurt de Regering haar beslissing aan de aanvrager en aan het gemeentecollege. Als wordt afgeweken van het voorstel van beslissing van de beroepscommissie, dan wordt dat uitdrukkelijk gemotiveerd. Als de beslissing van de Regering niet binnen de voorgeschreven termijn aan de aanvrager wordt verzonden, dan geldt het in het uitdrukkelijke advies van de beroepscommissie vervatte voorstel van beslissing als beslissing. De Regering zendt de beslissing tegelijkertijd aan de aanvrager en aan het gemeentecollege, binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag na het verstrijken van de termijn waarover de Regering beschikt om haar beslissing te zenden. De Regering zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper. Als de beslissing van de Regering niet binnen de voorgeschreven termijn aan de aanvrager wordt verzonden en als het advies van de beroepscommissie niet binnen de in artikel D.IV.66, vijfde lid, vermelde termijn wordt verzonden, dan geldt de beslissing waartegen beroep is ingediend, als bevestigd. De voorgeschreven termijn wordt opgeschort van 16 juli tot en met 15 augustus en van 24 december tot en met 1 januari. Bij opschorting van de termijn worden de termijnen vermeld in de artikelen D.IV.66, D.IV.68 en D.IV.69 verlengd met de duur van de opschorting.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 108, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.68. In voorkomend geval voert de Regering via de gemeente de bijzondere bekendmakingmaatregelen uit en wint ze het advies in van de diensten of commissies, waarvan zij het advies nuttig acht of die niet betrokken werden bij de verplichte raadpleging. In dit geval worden de beslissingstermijnen met veertig dagen verlengd. De Regering stelt de aanvrager in kennis daarvan.
Art. D.IV.68_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. In voorkomend geval voert de Regering via de gemeente de bijzondere bekendmakingmaatregelen uit en wint ze het advies in van de diensten of commissies, [1 waarvan zij het advies nuttig acht of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht]1 of die niet betrokken werden bij de verplichte raadpleging. In dit geval worden de [2 termijnen voor het advies van de beroepscommissie en voor de beslissing van de Regering]2 met veertig dagen verlengd. De Regering stelt de aanvrager in kennis daarvan. [2 De Regering zendt de resultaten van de bijzondere bekendmakingsmaatregelen en de adviezen over aan de beroepscommissie.]2
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 101, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 109, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.69. Wijzigingsplannen, samen met een voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of van het effectenonderzoek, kunnen worden ingediend overeenkomstig artikel D.IV.42 wanneer het beroep betrekking heeft op de krachtens artikel D.IV.22 genomen beslissing van de gemachtigd ambtenaar of bij gebrek aan bedoelde beslissing. In dit geval beginnen de behandelings- en beslissingstermijnen te lopen na ontvangst van de wijzigingsplannen.
Art. D.IV.69_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wijzigingsplannen, samen met een voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of van het effectenonderzoek, kunnen worden ingediend overeenkomstig artikel D.IV.42 wanneer het beroep betrekking heeft op de krachtens artikel D.IV.22 [1 in eerste instantie genomen beslissing van de Regering]1 of bij gebrek aan bedoelde beslissing. In dit geval beginnen de behandelings- en beslissingstermijnen te lopen na ontvangst van de wijzigingsplannen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 143, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK X. - Formaliteiten ter afronding van het beslissingsstadium
Afdeling 1. - Aanplakking van de vergunning
Art. Een.Een bericht waarbij wordt aangekondigd dat de vergunning is verleend of dat de handelingen en werken het voorwerp uitmaken van het beschikkende gedeelte van het vonnis bedoeld in artikel D.VII.15 of van teruggavemaatregelen bedoeld in artikel D.VII.21 wordt door de aanvrager aangeplakt op een plaats op het terrein langs de openbare weg, leesbaar vanaf de openbare weg ofwel wanneer het om werken gaat voor de opening van de werf en tijdens de gehele duur ervan, ofwel, in de andere gevallen, vanaf de voorbereidingen, vooraleer de handeling(en) is (zijn) uitgevoerd en tijdens de hele duur van de uitvoering ervan. Gedurende die periode moeten de vergunning en het bijgevoegde dossier of een door de gemeente of de gemachtigde ambtenaar voor echt verklaard afschrift van deze documenten, het vonnis bedoeld in artikel D.VII.15 of het dossier betreffende de teruggavemaatregelen bedoeld in artikel D.VII.21 permanent ter beschikking liggen van de in artikel D.VII.3 bedoelde ambtenaren op de plaats waar de werken en handelingen worden uitgevoerd.
Art. D.IV.70_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 Een bericht waarbij wordt aangekondigd dat de vergunning is verleend of dat de handelingen en werken het voorwerp uitmaken van één van de volgende documenten wordt door de aanvrager aangeplakt op het terrein op een plaats langs de openbare weg en moet leesbaar zijn vanaf de openbare weg : 1° [2 de verklaring vermeld in artikel D.IV.73.1, § 1, tweede lid, 2°;]2 2° de beslissing vermeld in [2 artikel D.IV.72.1]2; 3° het vonnis vermeld in artikel D.VII.15 of D.VII.22; 4° de beslissing vermeld in artikel D.VII.18, § 2, 1° of 2°; 5° de beslissing waarbij administratieve maatregelen worden bevolen, bedoeld in artikel D.VII.19, § 1. Als het om uit te voeren werken gaat, moet dat bericht vóór het begin van de werken aangeplakt worden en tijdens de volledige duur van de werken aangeplakt blijven op de plaats waar de werken worden uitgevoerd. In de andere gevallen moet het bericht reeds aangeplakt zijn tijdens de voorbereidingen, voordat de handeling/handelingen wordt/worden uitgevoerd en tijdens de volledige duur ervan. Gedurende die tijd moeten de vergunning en het bijgevoegde dossier of, naargelang van het geval, een door de gemeente of de Regering eenvormig verklaard afschrift van die documenten of de in het eerste lid vermelde documenten steeds op de plaats waar de werken worden uitgevoerd of de handelingen worden verricht ter beschikking staan van de overeenkomstig artikel D.VII.3 aangewezen personeelsleden. In afwijking van het tweede lid wordt het bericht van een opsplitsingsvergunning binnen tien dagen na ontvangst door de aanvrager aangeplakt en blijft het gedurende twintig dagen hangen. Bij vergunningen voor handelingen en werken overeenkomstig artikel D.IV.4, eerste lid, 1° tot 5°, bevat het bericht een 3D-visualisatie van het stedenbouwkundig project. Bij vergunningen voor handelingen en werken overeenkomstig artikel D.IV.2 bevat het bericht een afbeelding van de geplande opsplitsing van de percelen en, in voorkomend geval, de grafische weergave van de doeleinden die vanuit het oogpunt van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw voor het betrokken gedeelte van het gebied worden nagestreefd. De aanvrager stuurt per e-mail of per brief een bewijsfoto van de aanplakking naar de bevoegde overheid en dit ten laatste de dag na de dag waarop het bericht werd aangeplakt.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 110, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(2)<DDG 2023-12-14/58, art. 89, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Kennisgeving van de aanvang van de werken
Art. D.IV.71. De houder van de vergunning brengt per schrijven het gemeentecollege en de gemachtigde ambtenaar op de hoogte van de aanvang van de handelingen en werken, vijftien dagen voor ze opgestart worden.
Art. D.IV.71_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De houder van de vergunning brengt per schrijven het gemeentecollege en [1 de Regering]1 op de hoogte van de aanvang van de handelingen en werken, vijftien dagen voor ze opgestart worden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 145, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 3. - Aanwijzing van de plaats van vestiging van nieuwbouw
Art. D.IV.72. De aanvang van de werken met betrekking tot nieuwbouw, met inbegrip van de uitbreiding van de grondinneming van bestaande bouwwerken, wordt ondergeschikt gemaakt aan de aanwijzing ter plaatse van de vestiging door toedoen van het gemeentecollege. Het gemeentecollege wijst op de vestiging ter plaatse voor de dag die gepland is voor het begin van de handelingen en werken.
Van de aanwijzing wordt er een proces-verbaal opgesteld.
Art. D_IV.72.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De aanvang van de werken met betrekking tot nieuwbouw, met inbegrip van de uitbreiding van de grondinneming van bestaande bouwwerken, wordt ondergeschikt gemaakt aan [1 de markering, door het gemeentecollege of door een door hem aangewezen landmeter, van de grondinneming van de nieuwbouw]1. [1 Vóór de dag waarop het begin van de handelingen en werken gepland is, markeert het gemeentecollege of de door hem aangewezen landmeter de grondinneming van de nieuwbouw.]1 Van de aanwijzing wordt er een proces-verbaal opgesteld.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 111, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 3.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Vereenvoudigde aanvraag tot wijziging van de toegekende vergunning voorafgaand aan of tijdens de uitvoering van de handelingen of werken]1
----------
(1)
Art. D.IV.72.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Overeenkomstig de bepalingen die de Regering kan vastleggen, kan de vergunninghouder bij wijzigingen van het vergunde project of van de in de vergunning vermelde voorwaarden of lasten, nadat de vergunning is toegekend en voordat de geldigheid ervan verstreken is, voorafgaand aan of tijdens de uitvoering van de handelingen of werken, een vereenvoudigde aanvraag tot wijziging van de vergunning indienen bij de overheid die, in voorkomend geval naar aanleiding van een beroepsprocedure, de vergunning heeft verleend, als:
1° het gaat om wijzigingen die ingegeven zijn door technische redenen, die de grote lijnen van het project niet beïnvloeden en die het gevaar, de hinder of de nadelen voor mens of milieu noch direct noch indirect verhogen;
2° of de wijzigingen handelingen of werken in de zin van artikel D.IV.1, § 2, betreffen;
3° of de wijzigingen betrekking hebben op de uitvoering van stedenbouwkundige lasten.
Wijzigingen die onderworpen zijn aan bijzondere bekendmakingsmaatregelen overeenkomstig artikel D.IV.40, kunnen niet worden vergund door middel van een vereenvoudigde aanvraag.
De Regering kan de inhoud van de aanvraag tot wijziging van de vergunning bepalen.
De aanvraag omvat ten minste de gewijzigde plannen en documenten, een aanvullend vervolg op de voorafgaande korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering, alsook een motivering voor de wijzigingen in het licht van de voorwaarden vermeld in het eerste lid.
De bevoegde overheid stelt bij de ontvangst van de aanvraag een indieningsbewijs op overeenkomstig artikel D.IV.32. Ze bezorgt haar beslissing over de wijziging van de vergunning aan de vergunninghouder binnen een termijn van:
1° dertig dagen te rekenen vanaf de datum van het indieningsbewijs als er geen advies vereist is;
2° zestig dagen te rekenen vanaf de datum van het indieningsbewijs als er één of meer adviezen vereist zijn.
Als de beslissing niet binnen de gestelde termijn ter kennis wordt gebracht, wordt de aanvraag tot wijziging als geweigerd beschouwd.
Als de wijzigingen vermeld in het eerste lid betrekking hebben op een goed bedoeld in artikel D.IV.14.1, dan wordt een eensluidend erfgoedadvies ingewonnen voordat de beslissing wordt genomen.
Als de wijzigingen vermeld in het eerste lid betrekking hebben op een project bedoeld in artikel D.IV.17 of op voorwaarden of lasten die door de Regering werden opgelegd, wordt het advies van de Regering ingewonnen als de Regering niet de bevoegde overheid is. In de gevallen vermeld in artikel D.IV.17 is het advies van de Regering een eensluidend advies.
Als de wijzigingen vermeld in het eerste lid betrekking hebben op voorwaarden of lasten die door het gemeentecollege werden opgelegd en het gemeentecollege niet de bevoegde overheid is, wordt het advies van het gemeentecollege ingewonnen voordat de vergunning wordt toegekend.
In afwijking van de artikelen D.IV.37 tot D.IV.39 worden de adviezen vermeld in het zevende tot negende lid overgezonden binnen dertig dagen na verzending van de aanvraag. Na afloop van die termijn wordt het advies gunstig geacht.
Alle instanties die bij de behandeling van het oorspronkelijke project een advies hebben uitgebracht, ontvangen een afschrift van de beslissing.
De beslissing tot wijziging van de vergunning heeft geen enkele weerslag op de vervaltermijn van de vergunning waarvan de wijziging is aangevraagd en leidt niet tot een verlenging van die termijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2023-12-14/58, art. 91, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4. - Aanmelding van voltooiing van de werken
Afdeling 4. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Documenten na uitvoering van de handelingen of werken]1
----------
(1)
Art. D.IV.73. Volgens de bepalingen die de Regering kan vastleggen, wordt er binnen de termijn van zestig dagen te rekenen van de datum van het verzoek dat door de vergunninghouder of de eigenaar van het goed gericht wordt aan het gemeentecollege, indien de aanvraag in eerste instantie onder het gemeentecollege ressorteerde, en aan de gemachtigd ambtenaar, indien de aanvraag onder de gemachtigd ambtenaar ressorteerde, een aanmelding opgesteld waaruit blijkt dat :
1° de werken al dan niet voltooid zijn binnen de termijn waarin ze, in voorkomend geval, voltooid hadden dienen te worden;
2° de werken al dan niet zijn uitgevoerd in overeenstemming met de afgeleverde vergunning.
Als de werken niet zijn voltooid binnen de termijn of indien ze niet overeenstemmen met de afgeleverde vergunning, dient de aanmelding, al naar gelang het geval, de lijst van de werken inhouden die niet zijn uitgevoerd en melden waarin de vergunning niet is nageleefd.
Art. D.IV.73_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 Uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de geldigheid van de vergunning voor handelingen of werken dient de vergunninghouder of de eigenaar van het goed volgende documenten in bij de overheid die, in voorkomend geval naar aanleiding van een beroepsprocedure, de vergunning heeft verleend: 1° ofwel een verklaring op erewoord dat de handelingen of werken die werden uitgevoerd op grond van de toegekende vergunning, volledig in overeenstemming zijn met de vergunning, en een fotoreportage die de buitenkant van het voltooide bouwwerk of de uitgevoerde handelingen of werken laat zien; 2° ofwel, indien de overeenstemming met de vergunning niet kan worden bevestigd door de vergunninghouder of de eigenaar en er verschillen zijn tussen de werkelijke situatie en de vergunning: a) indien een beroep moest worden gedaan of is gedaan op een architect, de door de architect medeondertekende en gedagtekende plannen die, op basis van correcte afmetingen, de werkelijke situatie na de uitvoering van de handelingen of werken en de lasten weergeven, en een fotoreportage die de buitenkant van het voltooide bouwwerk of de uitgevoerde handelingen of werken laat zien; b) indien geen beroep moest worden gedaan of is gedaan op een architect, een fotoreportage die de buitenkant van het voltooide bouwwerk of de uitgevoerde handelingen of werken laat zien. De Regering kan de inhoud bepalen van de in het eerste lid vermelde documenten.]1
----------
(1)<DDG 2023-12-14/58, art. 93, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D.IV.73.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 § 1 - Overeenkomstig de bepalingen die de Regering kan vastleggen, bevestigt de in artikel D.IV.73 vermelde overheid binnen een termijn van vijfenzeventig dagen na de indiening van de stukken overeenkomstig artikel D.IV.73, de ontvangst van die stukken aan de vergunninghouder of de eigenaar van het goed, en brengt ze de vrijgave van de financiële garantie die is gesteld overeenkomstig artikel D.IV.60, vierde lid, op gang.
Tegelijkertijd met de bevestiging van de ontvangst van de stukken bezorgt diezelfde overheid aan de vergunninghouder of de eigenaar van het goed een verklaring die bevestigt:
1° ofwel dat het dossier wordt gesloten op basis van de verklaring op erewoord en de fotoreportage;
2° ofwel dat de verschillen tussen de werkelijke situatie en de vergunning die blijken uit de stukken:
a) niet vergunningsplichtig zijn en het dossier gesloten wordt; of
b) wijzigingen zijn die ingegeven zijn door technische redenen, die de grote lijnen van het project niet beïnvloeden en die het gevaar, de hinder of de nadelen voor mens of milieu noch direct noch indirect verhogen en het dossier derhalve gesloten wordt; of
c) wijzigingen in de zin van artikel D.IV.1, § 2, zijn die de grote lijnen van het project niet beïnvloeden en die het gevaar, de hinder of de nadelen voor mens of milieu noch direct noch indirect verhogen en het dossier derhalve gesloten wordt;
3° ofwel dat de verschillen tussen de werkelijke situatie en de vergunning die blijken uit de stukken, vergunningsplichtig zijn en moeten worden vergund door middel van een nieuwe aanvraag. In dat geval verbindt de overheid of de persoon die zij daartoe gemachtigd heeft, een termijn van minstens drie maanden en hoogstens twee jaar aan het verkrijgen van de vergunning. Deze verklaring geldt als voorafgaande waarschuwing overeenkomstig artikel D.VII.4;
4° ofwel dat de verschillen tussen de werkelijke situatie en de vergunning die blijken uit de stukken, niet kunnen worden vergund. In dat geval verbindt de overheid of de persoon die zij daartoe gemachtigd heeft, een termijn van minstens drie maanden en hoogstens twee jaar aan de aanpassing van de vergunning. Deze verklaring geldt als voorafgaande waarschuwing overeenkomstig artikel D.VII.4.
De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de in het tweede lid vermelde verklaring.
§ 2 - Als de in § 1, tweede lid, vermelde verschillen tussen de werkelijke situatie en de vergunning betrekking hebben op een goed bedoeld in artikel D.IV.14.1, wordt een eensluidend erfgoedadvies ingewonnen voordat de verklaring wordt afgegeven. Dat advies wordt overgezonden binnen dertig dagen na de verzending van de aanvraag. Na afloop van die termijn wordt het advies gunstig geacht.
§ 3 - Een afschrift van de verklaring wordt toegezonden aan het gemeentecollege of de Regering, wanneer dat resp. zij niet de overheid vermeld in paragraaf 1 is.]1
----------
(1)<DDG 2023-12-14/58, art. 94, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
Art. D.IV.73.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2023-12-14/58, art. 95, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 5. - Vaststelling van de uitvoering van de stedenbouwkundige voorwaarden of lasten en tienjarige verantwoordelijkheid
Art. D.IV.74. Niemand kan tot de opdeling overgaan van, al naar gelang, een bebouwingsvergunning of van een stedenbouwkundige vergunning voor een groep van bouwwerken, die de uitvoering van één of meerdere voorwaarden of stedenbouwkundige lasten of de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg tot gevolg heeft, voordat de houder van de vergunning ofwel de opgelegde handelingen, werken en lasten heeft uitgevoerd ofwel de financiële waarborgen heeft verstrekt die nodig zijn voor de uitvoering ervan.
Het volbrengen van die formaliteit wordt vastgesteld in een attest verstrekt door het gemeentecollege en per schrijven gericht aan de houder van de vergunning. Een afschrift van dat schrijven wordt aan de gemachtigd ambtenaar gericht.
Art. D.IV.74_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Niemand kan tot de opdeling overgaan van, al naar gelang, [2 een ontsluitingsvergunning, een opsplitsingsvergunning of]2 een stedenbouwkundige vergunning voor een groep van bouwwerken, die de uitvoering van één of meerdere voorwaarden of stedenbouwkundige lasten of de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg tot gevolg heeft, voordat de houder van de vergunning ofwel de opgelegde handelingen, werken en lasten heeft uitgevoerd ofwel de financiële waarborgen heeft verstrekt die nodig zijn voor de uitvoering ervan. Het volbrengen van die formaliteit wordt vastgesteld in een attest verstrekt door het gemeentecollege en per schrijven gericht aan de houder van de vergunning. Een afschrift van dat schrijven wordt aan [1 de Regering]1 gericht.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 147, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 117, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.75. Behalve wanneer de voorzieningen door de overheid zijn uitgevoerd, blijft de houder van de vergunning met de aannemer en de projectontwerper tien jaar lang voor de uitrusting hoofdelijk aansprakelijk tegenover het Gewest, de gemeente en de kopers van de percelen, binnen de in de artikelen D.IV.75 en 1792 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde perken.
Art. D.IV.75_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Behalve wanneer de voorzieningen door de overheid zijn uitgevoerd, blijft de houder van de vergunning met de aannemer en de projectontwerper tien jaar lang voor de uitrusting hoofdelijk aansprakelijk tegenover [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 de gemeente en de kopers van de percelen, binnen de in de artikelen D.IV.75 en 1792 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde perken.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 148, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 6. - Bekendmaking
Art. D.IV.76. Er mag geen publiciteit omtrent een bebouwingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken worden gemaakt zonder vermelding van de gemeente waar het goed is gelegen, de datum en het nummer van de vergunning.
Art. D_IV.76.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Er mag geen publiciteit omtrent een [1 ontsluitingsvergunning, een opsplitsingsvergunning]1 of een stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken worden gemaakt zonder vermelding van de gemeente waar het goed is gelegen, de datum en het nummer van de vergunning.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 118, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL III. - Gevolgen van de vergunning
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. D.IV.77. De stedenbouwkundige vergunning en de definitieve bebouwingsvergunning verlenen de houder ervan voor de toepassing van het Wetboek verworven rechten onder voorbehoud van de bepalingen van deze titel en onverminderd de burgerlijke rechten van de derden.
Art. D_IV.77.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De stedenbouwkundige vergunning, de ontsluitingsvergunning en de opsplitsingsvergunning, in hun definitieve versie,]1 verlenen de houder ervan voor de toepassing van het Wetboek verworven rechten onder voorbehoud van de bepalingen van deze titel en onverminderd de burgerlijke rechten van de derden.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 119, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.78. Onverminderd de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen D.IV.53 tot D.IV.60 heeft de bebouwingsvergunning enkel informatiewaarde. Ze is van toepassing op de stedenbouwkundige vergunning en op het daarop betrekking hebbende stedenbouwkundige attest nr. 2.
Art. D_IV.78.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Onverminderd de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen D.IV.53 tot D.IV.60 hebben ontsluitings- of opsplitsingsvergunningen enkel informatiewaarde. Ze zijn van toepassing op de daarop betrekking hebbende stedenbouwkundige vergunning en het daarop betrekking hebbende stedenbouwkundige attest nr. 2.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 120, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.79. Voor zover de bebouwingsvergunning die de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg inhoudt het technisch dossier bevat bedoeld in artikel D.IV.28, eerste lid, 3°, geldt zij als stedenbouwkundige vergunning voor de uitvoering van de handelingen en werkzaamheden betreffende die weg.
Art. D_IV.79.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Voor zover de ontsluitings- of de opsplitsingsvergunning]1 het technisch dossier bevat bedoeld in artikel D.IV.28, eerste lid, 3°, geldt zij als stedenbouwkundige vergunning voor de uitvoering van de handelingen en werkzaamheden betreffende die weg.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 121, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II. - Vergunningen met beperkte duur
Art. D.IV.80. § 1. De bebouwingsvergunning heeft een beperkte duur :
1° voor vergunde handelingen en werken in afwachting van de inbedrijfstelling van een technisch ingravingscentrum;
2° voor de handelingen en werken uitgevoerd in afwachting van de ontginning in een gebied met aanhorigheden voor ontginningsgebieden of in een ontginningsgebied of voor aanhorigheden die onontbeerlijk zijn voor de ontginning of in een ontginningsgebied;
3° voor de opslag van inerte afvalstoffen en baggerslib bedoeld in artikel D.II.30 en voor de verzameling van inerte afvalstoffen bedoeld in artikel D.II.33;
4° voor handelingen en werken gebonden aan niet-agrarische activiteiten in landbouwgebied, die beoogd worden in artikel D.II.36, § 2, eerste en derde lid, behalve voor de recreatieve activiteiten wanneer het gaat om verbouwings-, uitbreidings- of heropbouwhandelingen en -werken voor een bestaand gebouw;
5° voor de bebossing die in een intensieve teelt van bosboomsoorten bestaat;
6° voor de handelingen en werken die verband houden met de vrijetijdsverblijven in bosgebied en die overeenkomstig artikel D.II.37, § 4, vergund zijn;
7° voor het plaatsen van één of meer uithangborden of reclamezuilen;
8° voor het vestigen van opslagruimtes voor afgedankte voertuigen, voor schroot, materialen of afvalstoffen met uitzondering van de containerparken;
9° voor het gewoonlijke gebruik van een terrein voor de plaatsing van één of meer mobiele installaties die als woning gebruikt kunnen worden, zoals woonwagens, caravans, uit omloop genomen voertuigen en tenten, met uitzondering van mobiele installaties die door een vergunning bedoeld in het Waalse Wetboek van Toerisme, het decreet van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen of het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 zijn toegelaten;
10° voor steengroeven met siergesteenten overeenkomstig artikel D.IV.10;
11° voor tijdelijke infrastructuren m.b.t. gemeenschapsvoorzieningen of openbare nutsvoorzieningen;
12° voor projecten betreffende tijdelijke of testinrichtingen in de zin van het decreet betreffende de milieuvergunning.
De vergunning kan voor een beperkte duur worden toegekend indien ze betrekking heeft op handelingen en werken in een gebied dat niet voor bebouwing bestemd is.
§ 2. Na afloop van de toegestane termijn moet de vergunningsgerechtigde de plaats in haar oorspronkelijke staat herstellen zoals voor de uitvoering van de vergunning. De bevoegde overheid kan eisen dat waarborgen gesteld worden voor de uitvoering van de verplichtingen in verband met het herstel in oorspronkelijke staat.
Art. D.IV.80_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De bebouwingsvergunning heeft een beperkte duur : 1° voor vergunde handelingen en werken in afwachting van de inbedrijfstelling van een technisch ingravingscentrum; 2° voor de handelingen en werken uitgevoerd in afwachting van de ontginning in een gebied met aanhorigheden voor ontginningsgebieden of in een ontginningsgebied of voor aanhorigheden die onontbeerlijk zijn voor de ontginning of in een ontginningsgebied; 3° voor de opslag van inerte afvalstoffen en baggerslib bedoeld in artikel D.II.30 en voor de verzameling van inerte afvalstoffen bedoeld in artikel D.II.33; 4° voor handelingen en werken gebonden aan niet-agrarische activiteiten in landbouwgebied, die beoogd worden in artikel D.II.36, § 2, eerste en derde lid, behalve voor de recreatieve activiteiten wanneer het gaat om verbouwings-, uitbreidings- of heropbouwhandelingen en -werken voor een bestaand gebouw; 5° voor de bebossing die in een intensieve teelt van bosboomsoorten bestaat; 6° voor de handelingen en werken die verband houden met de vrijetijdsverblijven in bosgebied en die overeenkomstig artikel D.II.37, § 4, vergund zijn; 7° voor het plaatsen van één of meer uithangborden of reclamezuilen; 8° voor het vestigen van opslagruimtes voor afgedankte voertuigen, voor schroot, materialen of afvalstoffen met uitzondering van de containerparken; 9° voor het gewoonlijke gebruik van een terrein voor de plaatsing van één of meer [1 mobiele verblijven die gebruikt worden op een kampeerterrein als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 5°, van het decreet van 23 januari 2017 ter bevordering van het toerisme]1; 10° voor steengroeven met siergesteenten overeenkomstig artikel D.IV.10; 11° voor tijdelijke infrastructuren m.b.t. gemeenschapsvoorzieningen of openbare nutsvoorzieningen; 12° voor projecten betreffende tijdelijke of testinrichtingen in de zin van het [1 decreet van 11 maart 1999]1 betreffende de milieuvergunning. De vergunning kan voor een beperkte duur worden toegekend indien ze betrekking heeft op handelingen en werken in een gebied dat niet voor bebouwing bestemd is. § 2. Na afloop van de toegestane termijn moet de vergunningsgerechtigde de plaats in haar oorspronkelijke staat herstellen zoals voor de uitvoering van de vergunning. De bevoegde overheid kan eisen dat waarborgen gesteld worden voor de uitvoering van de verplichtingen in verband met het herstel in oorspronkelijke staat.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 149, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK III. - Het vervallen van vergunningen
Afdeling 1. - Het vervallen van de bebouwingsvergunning
Afdeling 1. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Het vervallen van de ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1
----------
(1)
Art. D.IV.81. Binnen de vijf jaar na verzending ervan vervalt de bebouwingsvergunning waarbij de houder ervan handelingen, werken of lasten worden opgelegd indien de houder de opgelegde handelingen, werken of lasten niet heeft uitgevoerd of de vereiste financiële waarborgen niet heeft verstrekt.
Na afloop van de vijf jaar na verzending ervan vervalt de bebouwingsvergunning die handelingen en werken, nodig voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg die niet als dusdanig als voorwaarde of last worden opgenomen, wanneer de houder de handelingen en werken nodig voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg niet heeft uitgevoerd of de vereiste financiële garanties niet heeft verstrekt.
Wanneer de vergunning krachtens artikel D.I.V60, derde lid, bepaalt dat sommige kavels afgestaan kunnen worden zonder dat de houder de opgelegde handelingen, werken en lasten heeft uitgevoerd of de financiële waarborgen heeft geleverd die nodig zijn voor uitvoering ervan, vervalt de vergunning, in afwijking van het eerste lid en het tweede lid, niet voor de kavels die het voorwerp hebben uitgemaakt van de registratie van één van de handelingen bedoeld in artikel D.IV.2, § 1, derde lid.
Na afloop van de vijf jaar na verzending ervan vervalt de bebouwingsvergunning waarbij de houder ervan geen handelingen, werken of lasten worden opgelegd voor het deel van het goed dat niet het voorwerp heeft uitgemaakt van de registratie van één van de handelingen bedoeld in artikel D.IV.2, § 1, lid 3.
Art. D_IV.81.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Binnen de vijf jaar na verzending ervan vervalt de [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 waarbij de houder ervan handelingen, werken of lasten worden opgelegd indien de houder de opgelegde handelingen, werken of lasten niet heeft uitgevoerd of de vereiste financiële waarborgen niet heeft verstrekt. Na afloop van de vijf jaar na verzending ervan vervalt de [1 ontsluitingsvergunning die toelating geeft tot handelingen, werken of lasten]1, nodig voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg die niet als dusdanig als voorwaarde of last worden opgenomen, wanneer de houder de handelingen en werken nodig voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg niet heeft uitgevoerd of de vereiste financiële garanties niet heeft verstrekt. Wanneer de vergunning krachtens artikel D.I.V60, derde lid, bepaalt dat sommige kavels afgestaan kunnen worden zonder dat de houder de opgelegde handelingen, werken en lasten heeft uitgevoerd of de financiële waarborgen heeft geleverd die nodig zijn voor uitvoering ervan, vervalt de vergunning, in afwijking van het eerste lid en het tweede lid, niet voor de kavels die het voorwerp hebben uitgemaakt van de registratie van één van de handelingen bedoeld in [1 artikel D.IV.1, § 1, tweede lid, 1°]1. Na afloop van de vijf jaar na verzending ervan vervalt de [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 waarbij de houder ervan geen handelingen, werken of lasten worden opgelegd voor het deel van het goed dat niet het voorwerp heeft uitgemaakt van de registratie van één van de handelingen bedoeld in [1 artikel D.IV.1, § 1, tweede lid, 1°, of artikel D.IV.103]1.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 124, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.82. Indien de uitvoering van de bebouwingsvergunning gefaseerd mag verlopen, bepaalt de vergunning het tijdstip waarop de vijfjarige vervaltermijn ingaat voor elke fase buiten de eerste.
Art. D_IV.82.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Indien de uitvoering van de [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 gefaseerd mag verlopen, bepaalt de vergunning het tijdstip waarop de vijfjarige vervaltermijn ingaat voor elke fase buiten de eerste.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 125, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.83. Wanneer de bebouwingsvergunning overeenkomstig artikel D.IV.79 als stedenbouwkundige vergunning voor de uitvoering van handelingen en werken voor wegen geldt, vervalt laatstgenoemde op hetzelfde ogenblik als de bebouwingsvergunning.
Art. D_IV.83.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer de [1 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 overeenkomstig artikel D.IV.79 als stedenbouwkundige vergunning voor de uitvoering van handelingen en werken voor wegen geldt, vervalt laatstgenoemde op hetzelfde ogenblik als de bebouwingsvergunning.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 126, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Het vervallen van de stedenbouwkundige vergunning
Art. D.IV.84. § 1. De stedenbouwkundige vergunning vervalt voor de overige werken indien deze niet volledig zijn uitgevoerd binnen vijf jaar na de verzending ervan.
§ 2. De vergunning kan evenwel met twee jaar verlengd worden op verzoek van de begunstigde ervan. Deze aanvraag wordt ingediend vijfenveertig dagen voor verstrijken van de verjaringstermijn bedoeld in paragraaf 1.
De verlenging wordt toegestaan door het gemeentecollege. Wanneer de vergunning overeenkomstig artikel D.IV.22 door de gemachtigd ambtenaar afgegeven is, wordt verlenging evenwel door het gemeentecollege toegestaan.
§ 3. Indien de uitvoering van de werkzaamheden in fasen wordt uitgevoerd, bepaalt de stedenbouwkundige vergunning, voor elke andere fase dan de eerste, het aanvangspunt van de termijn bedoeld in paragraaf 1. Die andere fasen kunnen in aanmerking komen voor de in § 2 bedoelde verlenging.
§ 4. Op gemotiveerd verzoek van de vergunningsaanvrager kan de bevoegde overheid, om te beslissen over de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, in zijn beslissing de termijn bedoeld in § 1 aanpassen, zonder dat die termijn evenwel zeven jaar mag overschrijden.
§ 5. In afwijking van de §§ 1 tot 4 vervalt de vergunning die krachtens artikel D.IV.25 door de Regering is afgegeven, als de werken niet op significante wijze zijn aangevat binnen zeven jaar te rekenen van de dag waarop de vergunning overeenkomstig artikel D.IV.50 gezonden wordt. De Regering kan evenwel op bijzonder gemotiveerd verzoek een nieuwe termijn toekennen zonder dat die termijn de vijf jaar kan overschrijden.
Art. D.IV.84_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De stedenbouwkundige vergunning vervalt voor de overige werken indien deze niet volledig zijn uitgevoerd binnen vijf jaar na de verzending ervan. § 2. De vergunning kan evenwel met twee jaar verlengd worden op verzoek van de begunstigde ervan. Deze aanvraag wordt ingediend vijfenveertig dagen voor verstrijken van de verjaringstermijn bedoeld in paragraaf 1. De verlenging wordt toegestaan door het gemeentecollege. [1 Wanneer de vergunning overeenkomstig artikel D.IV.22 door de Regering afgegeven is, wordt verlenging evenwel door de Regering toegestaan.]1. § 3. Indien de uitvoering van de werkzaamheden in fasen wordt uitgevoerd, bepaalt de stedenbouwkundige vergunning, voor elke andere fase dan de eerste, het aanvangspunt van de termijn bedoeld in paragraaf 1. Die andere fasen kunnen in aanmerking komen voor de in § 2 bedoelde verlenging. § 4. Op gemotiveerd verzoek van de vergunningsaanvrager kan de bevoegde overheid, om te beslissen over de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, in zijn beslissing de termijn bedoeld in § 1 aanpassen, zonder dat die termijn evenwel zeven jaar mag overschrijden. § 5. In afwijking van de §§ 1 tot 4 vervalt de vergunning die krachtens [1 artikel D.IV.22, eerste lid, 12°,]1 door de Regering is afgegeven, als de werken niet op significante wijze zijn aangevat binnen zeven jaar te rekenen van de dag waarop de vergunning overeenkomstig [1 artikel D.IV.48]1 gezonden wordt. De Regering kan evenwel op bijzonder gemotiveerd verzoek een nieuwe termijn toekennen zonder dat die termijn de vijf jaar kan overschrijden. [2 § 6 - In afwijking van de paragrafen 1 tot 4 doet de verklaring dat het dossier gesloten wordt overeenkomstig artikel D.IV.73.1, § 1, tweede lid, 1° of 2°, wanneer ze wordt afgegeven voor het verstrijken van de geldigheidstermijn vermeld in de paragrafen 1 tot 4, de stedenbouwkundige vergunning vervallen voor het niet-uitgevoerde deel van de handelingen en werken]2
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 150, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2023-12-14/58, art. 96, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. D.IV.85. Vergunningen vervallen van rechtswege.
Het gemeentecollege kan het vervallen vaststellen in een proces-verbaal, dat per zending aan de houder van de vergunning gericht wordt. Een afschrift van dat schrijven wordt aan de gemachtigd ambtenaar gericht.
Art. D.IV.85_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Vergunningen vervallen van rechtswege. Het gemeentecollege kan het vervallen vaststellen in een proces-verbaal, dat per zending aan de houder van de vergunning gericht wordt. Een afschrift van dat schrijven wordt aan [1 de Regering]1 gericht.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 151, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.86. Wanneer de vergunning opgeschort is overeenkomstig de artikelen D.IV.89 en D.IV.90, wordt de vervaltermijn van de vergunning dienovereenkomstig opgeschort.
Art. D.IV.87.De vervaltermijn wordt van rechtswege opgeschort gedurende de hele procedure, namelijk vanaf de indiening van het verzoek tot aan de kennisgeving van de eindbeslissing, wanneer voor de Raad van State tegen de vergunning een beroep tot nietigverklaring is ingediend of wanneer een verzoek tot onderbreking van de vergunde werken hangende is bij een rechtbank van de gerechtelijke orde. Als de begunstigde van de omstreden vergunning niet de hoedanigheid van partij in het geding heeft, geeft de vergunning verstrekkende overheid of DGO4, voor de door de Regering afgegeven vergunningen, de begunstigde kennis van de aanvang en van het einde van de periode waarin de vervaltermijn opgeschort is.
[1 De vervaltermijn kan worden opgeschort voor de volledige periode die nodig is om de archeologische verrichtingen uit te voeren die vereist zijn krachtens de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek. De periode die nodig is om de archeologische verrichtingen uit te voeren komt overeen met de tijd tussen de dag waarop de archeologische verrichtingen beginnen en de dag waarop ze eindigen, en wordt aangetoond door middel van het attest bedoeld in artikel D.70 van hetzelfde Wetboek.]1
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 57, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.87_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De vervaltermijn wordt van rechtswege opgeschort gedurende de hele procedure, namelijk vanaf de indiening van het verzoek tot aan de kennisgeving van de eindbeslissing, wanneer voor de Raad van State tegen de vergunning een beroep tot nietigverklaring is ingediend of wanneer een verzoek tot onderbreking van de vergunde werken hangende is bij een rechtbank van de gerechtelijke orde. Als de begunstigde van de omstreden vergunning niet de hoedanigheid van partij in het geding heeft, geeft de vergunning verstrekkende overheid [1 ...]1 de begunstigde kennis van de aanvang en van het einde van de periode waarin de vervaltermijn opgeschort is.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 152, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK IV. - Opschorting van de vergunning
Art. D.IV.88. Wanneer de uitvoering van een project één of meerdere machtigingen bedoeld in artikel D.IV.56 of beoogd in een andere wetgeving inzake administratieve ordehandhaving vereist, mogen de handelingen en werken die toegelaten worden door de vergunning, niet uitgevoerd worden door de houder zolang hij niet in het bezit is van bedoelde machtigingen.
De in artikel D.IV.81 en volgende bedoelde vervaltermijn wordt opgeschort zolang de beslissing i.v.m. de machtiging niet is toegezonden. Wordt de machtiging geweigerd, dan vervalt de vergunning van rechtswege de dag waarop de machtiging in laatste instantie wordt geweigerd.
Art. D_IV.88.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer de uitvoering van een project één of meerdere machtigingen bedoeld in artikel D.IV.56 of beoogd in een andere wetgeving inzake administratieve ordehandhaving vereist, mogen de handelingen en werken die toegelaten worden door de vergunning, niet uitgevoerd worden door de houder zolang hij niet in het bezit is van bedoelde machtigingen. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 127, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.89.Een vergunning kan opgeschort worden in de volgende gevallen :
1° door de gemachtigd ambtenaar, overeenkomstig artikel D.IV.62;
2° bij een toevallige ontdekking van archeologische goederen tijdens de uitvoering van de vergunning, in de voorwaarden [3 in artikel D.74, eerste lid, 1°,]3 van het Waalse Erfgoedwetboek;
3° wanneer een beleidsontwikkelingsonderzoek, een kenmerkenonderzoek, een gecombineerd onderzoek, een saneringsproject of saneringshandelingen en -werken uitgevoerd moeten worden krachtens [1 het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering]1.
[3 4° in geval van de uitvoering van archeologische verrichtingen opgelegd krachtens de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek onder de voorwaarden bepaald door hetzelfde Wetboek.]3
----------
(1)<DWG 2018-03-01/32, art. 101, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DWG 2018-04-26/13, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(3)<DWG 2023-09-28/28, art. 58, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.89_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Een vergunning kan opgeschort worden in de volgende gevallen : 1° door [3 de Regering]3, overeenkomstig artikel D.IV.62; 2° [3 bij een toevallige ontdekking in de zin van artikel 30 van het erfgoeddecreet;]3 3° [4 ...]4 ----------
(1)<DWG 2018-03-01/32, art. 101, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DWG 2018-04-26/13, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(3)<DDG 2019-12-12/19, art. 153, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<DDG 2022-11-21/08, art. 128, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.90. De door het gemeentecollege verstrekte vergunning wordt opgeschort zolang de aanvrager niet door de kennisgeving ervan aan de gemachtigd ambtenaar is ingelicht en tijdens de termijn van dertig dagen toegekend aan de gemachtigd ambtenaar voor een eventuele opschorting overeenkomstig artikel D.IV.62.
De in de artikelen D.IV.64 en D.IV.65 bedoelde beroepen evenals de termijnen om een beroep in te dienen, zijn opschortend.
Art. D.IV.90_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De door het gemeentecollege verstrekte vergunning wordt opgeschort zolang de aanvrager niet door de kennisgeving ervan aan [1 de Regering]1 is ingelicht en tijdens de termijn van dertig dagen toegekend aan de gemachtigd ambtenaar voor een eventuele opschorting overeenkomstig artikel D.IV.62. De in [1 artikel]1 D.IV.65 bedoelde beroepen evenals de termijnen om een beroep in te dienen, zijn opschortend.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 154, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK V. - Intrekking van de vergunning
Art. D.IV.91.Onverminderd de algemene regels, van toepassing op de intrekking van bestuursakten, kan een vergunning enkel in volgende gevallen ingetrokken worden :
1° na de opschorting van de vergunning door de gemachtigd ambtenaar, overeenkomstig artikel D.IV.62;
2° bij een toevallige ontdekking van archeologische goederen tijdens de uitvoering van de vergunning, in de voorwaarden [2 van artikel D.74, lid 1, 2°,]2 van het Waalse Erfgoedwetboek;
3° in geval van niet-naleving van de regels inzake het taalgebruik.
Indien de regels inzake het taalgebruik niet wordennageleefd, wordt de intrekking verzonden binnen zestig dagen te rekenen van de dag waarop de beslissing is genomen, of, indien een beroep tot nietigverklaring is ingediend, tot afsluiting van de debatten. De bevoegde overheid beschikt over een nieuwe volledige termijn, die gelijk is aan de oorspronkelijke termijn, te rekenen van de dag van zending van de beslissing tot intrekking, om zich uit te spreken en om haar beslissing te verzenden.
Wanneer het gemeentecollege, de gemachtigd ambtenaar of de Regering de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 overeenkomstig de algemene regels betreffende de intrekking van de administratieve akten intrekt, wordt de nieuwe beslissing binnen een termijn van veertig dagen te rekenen van de dag van zending van de beslissing tot intrekking verstuurd.
----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DWG 2023-09-28/28, art. 59, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.91_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Onverminderd de algemene regels, van toepassing op de intrekking van bestuursakten, kan een vergunning enkel in volgende gevallen ingetrokken worden : 1° na de opschorting van de vergunning door [2 de Regering]2, overeenkomstig artikel D.IV.62; 2° [2 bij een toevallige ontdekking in de zin van artikel 30 van het erfgoeddecreet;]2 3° in geval van niet-naleving van de regels inzake het taalgebruik. Indien de regels inzake het taalgebruik niet wordennageleefd, wordt de intrekking verzonden binnen zestig dagen te rekenen van de dag waarop de beslissing is genomen, of, indien een beroep tot nietigverklaring is ingediend, tot afsluiting van de debatten. De bevoegde overheid beschikt over een nieuwe volledige termijn, die gelijk is aan de oorspronkelijke termijn, te rekenen van de dag van zending van de beslissing tot intrekking, om zich uit te spreken en om haar beslissing te verzenden. Wanneer het gemeentecollege, [2 ...]2 of de Regering de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr. 2 overeenkomstig de algemene regels betreffende de intrekking van de administratieve akten intrekt, wordt de nieuwe beslissing binnen een termijn van veertig dagen te rekenen van de dag van zending van de beslissing tot intrekking verstuurd. ----------
(1)<DWG 2018-04-26/13, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 155, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK VI. - Overdracht van de vergunning
Art. D.IV.92. § 1. Bij overdracht van een vergunning waarvan de lasten, de voorwaarden of de handelingen en werken nodig voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg, niet volledig uitgevoerd zijn, geven de overdrager en de verkrijger gezamenlijk kennis ervan aan de overheid die bevoegd is om de vergunning in eerste aanleg te verstrekken. Indien financiële garanties voor de overdracht verstrekt zijn en indien ze niet gebruikt zijn, worden ze ofwel gehandhaafd, ofwel vervangen door gelijkwaardige financiële garanties.
De kennisgeving wijst op het lot voorbehouden aan de voor de overdracht verstrekte financiële garanties en omvat de schriftelijke bevestiging van de overdrager dat hij kennis heeft genomen van de vergunning, de door de bevoegde overheden eventuele voorgeschreven voorwaarden en lasten of de nodige uit te voeren handelingen en werken voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg die niet als dusdanig als voorwaarde of last worden opgenomen, van artikel D.IV.75 en van het feit dat hij houder van de vergunning wordt.
De bevoegde overheid verstrekt een bericht van ontvangst van de kennisgeving en licht er, volgens het geval, het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar over in.
§ 2. Zoniet blijven de overdrager of zijn rechthebbenden hoofdelijk verantwoordelijk met de verkrijger voor de voorgeschreven lasten en voorwaarden of voor de handelingen en werken nodig voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg die niet als dusdanig als voorwaarde of last worden opgenomen.
Art. D.IV.92_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Bij overdracht van een vergunning waarvan de lasten, de voorwaarden of de handelingen en werken nodig voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg, niet volledig uitgevoerd zijn, geven de overdrager en de verkrijger gezamenlijk kennis ervan aan de overheid die bevoegd is om de vergunning in eerste aanleg te verstrekken. Indien financiële garanties voor de overdracht verstrekt zijn en indien ze niet gebruikt zijn, worden ze ofwel gehandhaafd, ofwel vervangen door gelijkwaardige financiële garanties. De kennisgeving wijst op het lot voorbehouden aan de voor de overdracht verstrekte financiële garanties en omvat de schriftelijke bevestiging van de overdrager dat hij kennis heeft genomen van de vergunning, de door de bevoegde overheden eventuele voorgeschreven voorwaarden en lasten of de nodige uit te voeren handelingen en werken voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg die niet als dusdanig als voorwaarde of last worden opgenomen, van artikel D.IV.75 en van het feit dat hij houder van de vergunning wordt. De bevoegde overheid verstrekt een bericht van ontvangst van de kennisgeving en licht er, volgens het geval, het gemeentecollege of [1 de Regering]1 over in. § 2. Zoniet blijven de overdrager of zijn rechthebbenden hoofdelijk verantwoordelijk met de verkrijger voor de voorgeschreven lasten en voorwaarden of voor de handelingen en werken nodig voor de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg die niet als dusdanig als voorwaarde of last worden opgenomen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 156, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK VII. - Afzien van de vergunning
Art. D.IV.93. § 1. De houder van een niet-uitgevoerde vergunning kan ervan afzien.
Het afzien ervan moet uitdrukkelijk zijn en mag niet afgeleid worden uit de latere indiening van een andere vergunningsaanvraag.
§ 2. Wanneer de vergunning betrekking heeft op een goed dat eigendom is van meerdere eigenaren of voorwerp is van zakelijke rechten, kan er enkel van worden afgezien na instemming van alle houders van een zakelijk recht.
§ 3. De houder van de vergunning deelt het gemeentecollege en de gemachtigd ambtenaar per schrijven mee dat hij van de vergunning afziet.
Art. D.IV.93_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De houder van een niet-uitgevoerde vergunning kan ervan afzien. [2 Het afzien ervan geschiedt uitdrukkelijk en wordt niet afgeleid uit de latere indiening van een andere vergunningsaanvraag.]2 § 2. Wanneer de vergunning betrekking heeft op een goed dat eigendom is van meerdere eigenaren of voorwerp is van zakelijke rechten, kan er enkel van worden afgezien na instemming van alle houders van een zakelijk recht. § 3. De houder van de vergunning deelt het gemeentecollege en [1 de Regering]1 per schrijven mee dat hij van de vergunning afziet.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 157, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 131, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van de bebouwingsvergunning
HOOFDSTUK VIII. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - WIJZIGING OF OPHEFFING VAN DE ONTSLUITINGS- OF OPSPLITSINGSVERGUNNING]1
----------
(1)
Art. D.IV.94. § 1. Een bebouwingsvergunning kan, ofwel op initiatief van het gemeentecollege ofwel op verzoek van de eigenaar of blote eigenaar van een kavel waarop een bebouwingsvergunning betrekking heeft, of van de houder van een recht van vruchtgebruik, gebruik, bewoning, erfpacht of opstal op een kavel waarop een bebouwingsvergunning betrekking heeft, gewijzigd worden voor zover de wijziging geen afbreuk doet aan de rechten die voortvloeien uit uitdrukkelijke overeenkomsten tussen de partijen.
De gewone heroverschrijving van alle of van een deel van de documenten vervat in de bebouwingsvergunning in een authentieke akte of in een onderhandse overeenkomst mag niet worden beschouwd als een overeenkomst zoals bedoeld in het eerste lid.
§ 2. Een wijziging van een bebouwingsvergunning is nodig voor :
1° de handelingen en werken alsook de aanleg van één of meerdere bijkomende kavels of de afschaffing van één of meerdere kavels die de doelstellingen bedoeld in artikel D.IV.28, eerste lid, 1°, niet naleven;
2° de wijziging van de buitenomtrek.
De aanleg van één of meerdere kavels om er een infrastructuur of een technische uitrusting nodig voor de uitvoering van de bebouwingsvergunning te installeren, vereist geen wijziging van de vergunning.
Art. D_IV.94.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Een [1 ontsluitingsvergunning]1 kan, ofwel op initiatief van het gemeentecollege ofwel op verzoek van de eigenaar of blote eigenaar van een kavel waarop een [1 ontsluitingsvergunning]1 betrekking heeft, of van de houder van een recht van vruchtgebruik, gebruik, bewoning, erfpacht of opstal op een kavel waarop een [1 ontsluitingsvergunning]1 betrekking heeft, [1 gewijzigd of opgeheven]1 worden voor zover [1 die wijziging of opheffing]1 geen afbreuk doet aan de rechten die voortvloeien uit uitdrukkelijke overeenkomsten tussen de partijen. De gewone heroverschrijving van alle of van een deel van de documenten vervat in de [1 ontsluitingsvergunning]1 in een authentieke akte of in een onderhandse overeenkomst mag niet worden beschouwd als een overeenkomst zoals bedoeld in het eerste lid. § 2. Een wijziging van een [1 ontsluitingsvergunning]1 is nodig voor : 1° de handelingen en werken alsook de aanleg van één of meerdere bijkomende kavels of de afschaffing van één of meerdere kavels die de doelstellingen bedoeld in artikel D.IV.28, eerste lid, 1°, niet naleven; 2° de wijziging van de buitenomtrek. De aanleg van één of meerdere kavels om er een infrastructuur of een technische uitrusting nodig voor de uitvoering van de [1 ontsluitingsvergunning]1 te installeren, vereist geen wijziging van de vergunning.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 133, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.95. § 1. De bepalingen die de bebouwingsvergunning regelen, zijn van toepassing op de wijziging ervan. Het aanvraagdossier bedoeld in artikel D.IV.28 bevat enkel de gegevens die verband houden met de overwogen wijziging.
§ 2. Het gemeentecollege richt per zending een eensluidend afschrift van het verzoek aan alle eigenaars van een kavel. Het bewijs van de zendingen wordt bij genoemd verzoek gevoegd. De eventuele bezwaren worden per schrijven binnen de dertig dagen na ontvangst van het eensluidend afschrift van genoemd verzoek aan de gemachtigd ambtenaar gericht.
33. Indien het een aanvraag betreft van de eigenaar, van de blote eigenaar of van de van een recht van vruchtgebruik, gebruik, bewoning, erfpacht of opstal en alvorens genoemde aanvraag in te dienen, richt laatstgenoemde er per zending een eensluidend afschrift van aan alle kaveleigenaars die de aanvraag niet medeondertekend hebben. Het bewijs van de zendingen wordt bij de aanvraag gevoegd.
De eventuele bezwaren worden per schrijven binnen de dertig dagen na ontvangst van het eensluidend afschrift van de aanvraag aan het gemeentecollege gericht.
Art. D.IV.95_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. [2 De bepalingen die de ontsluitingsvergunning regelen, zijn van toepassing op de wijziging of opheffing van de ontsluitingsvergunning. Het aanvraagdossier bevat echter enkel de gegevens die verband houden met de geplande wijziging of opheffing.]2 § 2. Het gemeentecollege richt per zending een eensluidend afschrift van het verzoek aan alle eigenaars van een kavel. Het bewijs van de zendingen wordt bij genoemd verzoek gevoegd. De eventuele bezwaren worden per schrijven binnen de dertig dagen na ontvangst van het eensluidend afschrift van genoemd verzoek aan [1 de Regering]1 gericht. 33. Indien het een aanvraag betreft van de eigenaar, van de blote eigenaar of van de van een recht van vruchtgebruik, gebruik, bewoning, erfpacht of opstal en alvorens genoemde aanvraag in te dienen, richt laatstgenoemde er per zending een eensluidend afschrift van aan alle kaveleigenaars die de aanvraag niet medeondertekend hebben. Het bewijs van de zendingen wordt bij de aanvraag gevoegd. De eventuele bezwaren worden per schrijven binnen de dertig dagen na ontvangst van het eensluidend afschrift van de aanvraag aan het gemeentecollege gericht.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 158, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 134, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.95.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1 - Een opsplitsingsvergunning kan, ofwel op initiatief van het gemeentecollege ofwel op verzoek van de eigenaar of blote eigenaar van een kavel waarop een opsplitsingsvergunning betrekking heeft, of op verzoek van de houder van een recht van vruchtgebruik, gebruik, bewoning, erfpacht of opstal op een kavel waarop een opsplitsingsvergunning betrekking heeft, gewijzigd worden voor zover de wijziging geen afbreuk doet aan de rechten die voortvloeien uit uitdrukkelijke overeenkomsten tussen de partijen.
De gewone overschrijving van alle of van een deel van de documenten vervat in de opsplitsingsvergunning in een authentieke akte of in een onderhandse overeenkomst mag niet worden beschouwd als een overeenkomst zoals bedoeld in het eerste lid.
§ 2 - Een wijziging van een opsplitsingsvergunning is nodig voor :
1° het creëren van één of meer aanvullende kavels of de afschaffing van één of meer kavels;
2° de wijziging van de binnen- en buitengrenzen van kavels.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 135, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.96. De wijziging van de bebouwingsvergunning heeft geen enkele weerslag op de vervaltermijn van de bebouwingsvergunning waarvan de wijziging is aangevraagd.
Art. D_IV.96.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De wijziging van de [1 ontsluitingsvergunning]1 heeft geen enkele weerslag op de vervaltermijn van de [1 ontsluitingsvergunning]1 waarvan de wijziging is aangevraagd.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 136, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D_IV.96.1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De opheffing van een ontsluitingsvergunning betreft niet het opsplitsingsplan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 137, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL IV. - Gevolgen van het stedenbouwkundig attest
Art. D.IV.97.Het stedenbouwkundig attest nr. 1 vormt de lijst van en het bewijs voor de inlichtingen als in onderstaande lijst met betrekking tot de kadastrale percelen of delen ervan die in de aanvraag worden vermeld :
1° de voorschriften van het gewestplan, met inbegrip van het gebied, het bodembestemmingsplan, de tracés, de omtrekken, de inrichtingsmaatregelen en de toe te passen bijkomende voorschriften;
2° indien het onroerende goed wegens de ligging geheel of gedeeltelijk onderworpen is aan de toepassing van een gewestelijk stedenbouwkundige handleiding;
3° de ligging tegenover het ontwerp-gewestplan;
4° de ligging ten opzichte van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk plan of een ontwerp van meergemeentelijk ontwikkelingsplan of van gemeentelijk plan, een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw of een ontwerp van gemeentelijke leidraad voor stedenbouw of nog een bebouwingsvergunning;
5° als het goed onderworpen is aan het voorkooprecht of opgenomen is in de grenzen van een onteigeningsplan en, al naargelang het geval, de aanwijzing van de gerechtigden van het voorkooprecht of van de onteigenende overheid, evenals de datum van het overeenstemmende regeringsbesluit;
6° als het goed :
a) gelegen is in één van omtrekken van te herontwikkelen locaties, van de locaties met herstel van landschap en leefmilieu, van stedelijke verkaveling, stadsheropleving of stadsvernieuwing, beoogd in respectievelijk de artikelen D.V.1, D.V.7, D.V.9, D.V.12 of D.V.13;
b) ingeschreven is op de beschermingslijst [2 van]2 het Waalse Erfgoedwetboek;
c) [2 beoogd is bij een beschermingsprocedure of opgenomen is op de monumentenlijst, in de zin van hetzelfde Wetboek]2;
d) [2 gelegen is in een beschermingsgebied [3 in de zin van hetzelfde Wetboek]3]2;
e) [3 gelegen is binnen de omtrek van de archeologische kaart]3;
f) [3 ...]3;
g) [3 opgenomen is in de gewestelijke erfgoedinventaris in de zin van hetzelfde Wetboek]3;
7° als het goed uitgerust is met een installatie voor de zuivering van afvalwater en toegang verschaft tot een weg die toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen, met een wegverharding en die voldoende breed is, rekening houdende met de ligging;
8° de gegevens betreffende het goed die ingevoerd zijn [1 in de zin van artikel 11 van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering]1;
9° indien het goed blootgesteld is aan een risico op zwaar ongeval, aan een natuurrisico of grote geotechnische druk of indien het gelegen is in een domaniaal of erkend natuurreservaat, een bosreservaat of een Natura 2000-locatie, indien het een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte of een biologisch waardevol biologisch gebied in de zin van artikel D.IV.57, 2° tot 4°, omvat;
10° indien het goed opgenomen is in het plan voor permanente bewoning.
De gemeente en de Regering kunnen de lijst der inlichtingen die in het attest dienen te worden opgenomen, aanvullen.
De Regering legt de bovenbedoelde gegevens waarover ze beschikt, ter inzage van de gemeenten.
----------
(1)<DWG 2018-03-01/32, art. 102, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DWG 2018-04-26/13, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(3)<DWG 2023-09-28/28, art. 60, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.97_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Het stedenbouwkundig attest nr. 1 vormt de lijst van en het bewijs voor de inlichtingen als in onderstaande lijst met betrekking tot de kadastrale percelen of delen ervan die in de aanvraag worden vermeld : 1° de voorschriften van het gewestplan, met inbegrip van het gebied, het bodembestemmingsplan, de tracés, de omtrekken, de inrichtingsmaatregelen en de toe te passen bijkomende voorschriften; 2° indien het onroerende goed wegens de ligging geheel of gedeeltelijk onderworpen is aan de toepassing van een gewestelijk stedenbouwkundige handleiding; 3° de ligging tegenover het ontwerp-gewestplan; 4° de ligging ten opzichte van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk plan of een ontwerp van meergemeentelijk ontwikkelingsplan of van gemeentelijk plan, een gemeentelijke leidraad voor stedenbouw of een ontwerp van gemeentelijke leidraad voor stedenbouw of nog een [4 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]4; 5° als het goed onderworpen is aan het voorkooprecht of opgenomen is in de grenzen van een onteigeningsplan en, al naargelang het geval, de aanwijzing van de gerechtigden van het voorkooprecht of van de onteigenende overheid, evenals de datum van het overeenstemmende regeringsbesluit; 6° als het goed : a) [4 gelegen is in een omtrek voor een saneringslocatie of voor een stedelijke verkaveling;]4 b) [3 met toepassing van het erfgoeddecreet voorlopig of definitief gerangschikt is, zich in het beschermingsgebied van een voorlopig of definitief gerangschikt goed bevindt of zich op een archeologische vindplaats bevindt;]3 c) [2 [3 ...]3]2; d) [2 [3 ...]3]2; e) [2 [3 ...]3]2; f) [3 ...]3; [2 g) [3 ...]3;]2 7° als het goed uitgerust is met een installatie voor de zuivering van afvalwater en toegang verschaft tot een weg die toegerust is met water- en elektriciteitsleidingen, met een wegverharding en die voldoende breed is, rekening houdende met de ligging; 8° de gegevens betreffende het goed die ingevoerd zijn [1 in de zin van artikel 11 van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering]1; 9° indien het goed blootgesteld is aan een risico op zwaar ongeval, aan een natuurrisico of grote geotechnische druk of indien het gelegen is in een domaniaal of erkend natuurreservaat, een bosreservaat of een Natura 2000-locatie, indien het een wetenschappelijk waardevolle ondergrondse holte of een biologisch waardevol biologisch gebied in de zin van artikel D.IV.57, 2° tot 4°, omvat; 10° indien het goed opgenomen is in het plan voor permanente bewoning. De gemeente en de Regering kunnen de lijst der inlichtingen die in het attest dienen te worden opgenomen, aanvullen. De Regering legt de bovenbedoelde gegevens waarover ze beschikt, ter inzage van de gemeenten. ----------
(1)<DWG 2018-03-01/32, art. 102, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DWG 2018-04-26/13, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(3)<DDG 2019-12-12/19, art. 159, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<DDG 2022-11-21/08, art. 138, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.98. De door het gemeentecollege, de gemachtigd ambtenaar of de Regering uitgesproken beoordeling over het beginsel en de voorwaarden van het verstrekken van een vergunning die aangevraagd zou zijn om een dergelijke ontwerp uit te voeren, blijft geldig voor een duur van twee jaar te rekenen vanaf de afgifte van het stedenbouwkundig attest nr. 2 voor de bestanddelen van de aanvraag tot het verkrijgen van de vergunning die betrekking hebben op het attest nr. 2 en onder voorbehoud van de milieueffectenrapportering die het ontwerp ondergaat, van de resultaten van de onderzoeken en andere raadplegingen en van het behoud van de normen die van toepassing zijn op het tijdstip van het attest.
Wanneer ze over een beroep beslist, is de Regering evenwel niet gebonden door de beoordeling vermeld in het stedenbouwkundig attest nr. 2 die zij niet opgesteld heeft.
Art. D.IV.98_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De door het gemeentecollege [1 ...]1 of de Regering uitgesproken beoordeling over het beginsel en de voorwaarden van het verstrekken van een vergunning die aangevraagd zou zijn om een dergelijke ontwerp uit te voeren, blijft geldig voor een duur van twee jaar te rekenen vanaf de afgifte van het stedenbouwkundig attest nr. 2 voor de bestanddelen van de aanvraag tot het verkrijgen van de vergunning die betrekking hebben op het attest nr. 2 en onder voorbehoud van de milieueffectenrapportering die het ontwerp ondergaat, van de resultaten van de onderzoeken en andere raadplegingen en van het behoud van de normen die van toepassing zijn op het tijdstip van het attest. Wanneer ze over een beroep beslist, is de Regering evenwel niet gebonden door de beoordeling vermeld in het [1 stedenbouwkundig attest nr. 2 van het gemeentecollege]1.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 160, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
TITEL V. - Verplichtingen tot informatieverstrekking over het administratieve statuut van de goederen
HOOFDSTUK I. - Vermeldingen in akten van overdracht
Art. D.IV.99.§ 1. In elke akte onder de levenden, ongeacht of hij onderhands of authentiek is, in elke akte van overdracht, ongeacht of hij een akte van aanwijzing, oprichting of overdracht is van een zakelijk recht of van een persoonlijk genotsrecht van meer dan negen jaar, met inbegrip van de akten tot vestiging van een hypotheek of een genotspand, evenwel met uitzondering van de overdrachten die voortspruiten uit een huwelijkscontract of uit de wijziging van een huwelijkstelsel en van de overdrachten die voortspruiten uit een wettelijk samenlevingscontact of uit de wijziging van een dergelijke overeenkomst met betrekking tot een bebouwd of een onbebouwd goed, moeten worden vermeld :
1° de gegevens bedoeld in artikel D.IV.97;
2° het bestaan, het voorwerp en de datum van de verkavelingsvergunningen, van de bebouwingsvergunningen, van de bouw- en stedenbouwkundige vergunningen voor groepen van bouwwerken, die afgegeven zijn na 1 januari 1977, evenals van de stedenbouwkundige attesten die minder dan twee jaar oud zijn en [2 van de geldige erfgoedvergunningen in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek]2;
3° de bemerkingen van het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar overeenkomstig artikel D.IV.102;
4° dat de overdrager(s) de handelingen en werken die krachtens artikel D.VII.1, § 1, 1, 2° of 7°, een inbreuk vormen, al dan niet uitgevoerd heeft (hebben) en, in voorkomend geval, dat een proces-verbaal opgemaakt is;
[1 5° op basis van de verklaring van de overdrager, van de datum van uitvoering van de laatste werken onderworpen aan een vergunning en betreffende het betrokken goed.]1
In elke akte wordt daarnaast aangegeven :
1° dat er geen enkele mogelijkheid bestaat om op het goed werken en handelingen te verrichten zoals bedoeld in artikel D.IV.4, zonder een stedenbouwkundige vergunning gekregen te hebben;
2° dat er regels bestaan met betrekking tot het vervallenverklaren van de stedenbouwkundige vergunningen;
3° dat men ondanks het bestaan van een stedenbouwkundig attest niet ontheven wordt van de verplichting om de vereiste vergunning aan te vragen en te verkrijgen.
§ 2. De Regering legt de gegevens bedoeld in artikel D.IV.97, met uitzondering van de gegevens bedoeld in 7°, ter inzage van de notarissen.
De Regering legt de voorwaarden en nadere regels voor de toegang tot de gegevens bedoeld in artikel D.IV.97 vast.
----------
(1)<DWG 2017-11-16/17, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
(2)<DWG 2023-09-28/28, art. 61, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. D.IV.99_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. In elke akte onder de levenden, ongeacht of hij onderhands of authentiek is, in elke akte van overdracht, ongeacht of hij een akte van aanwijzing, oprichting of overdracht is van een zakelijk recht of van een persoonlijk genotsrecht van meer dan negen jaar, met inbegrip van de akten tot vestiging van een hypotheek of een genotspand, evenwel met uitzondering van de overdrachten die voortspruiten uit een huwelijkscontract of uit de wijziging van een huwelijkstelsel en van de overdrachten die voortspruiten uit een wettelijk samenlevingscontact of uit de wijziging van een dergelijke overeenkomst met betrekking tot een bebouwd of een onbebouwd goed, moeten worden vermeld : 1° de gegevens bedoeld in artikel D.IV.97; 2° [3 het bestaan, het voorwerp en de datum van de verkavelingsvergunningen, bebouwingsvergunningen, ontsluitingsvergunningen, opsplitsingsvergunningen, bouwvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen of regularisatiebeslissingen, alsook van de stedenbouwkundige vergunningen of regularisatiebeslissingen voor groepen van bouwwerken die afgegeven zijn na 1 januari 1977, evenals van de stedenbouwkundige attesten die minder dan twee jaar oud zijn en van de erfgoedvergunningen in de zin van artikel 13 van het erfgoeddecreet die na 1 januari 2009 werden afgegeven;]3 3° de bemerkingen van het gemeentecollege of [2 de Regering]2 overeenkomstig artikel D.IV.102; 4° dat de overdrager(s) de handelingen en werken die krachtens artikel D.VII.1, § 1, 1, 2° of 7°, een inbreuk vormen, al dan niet uitgevoerd heeft (hebben) en, in voorkomend geval, dat een proces-verbaal opgemaakt is; [1 5° op basis van de verklaring van de overdrager, van de datum van uitvoering van de laatste werken onderworpen aan een vergunning en betreffende het betrokken goed.]1 In elke akte wordt daarnaast aangegeven : 1° dat er geen enkele mogelijkheid bestaat om op het goed werken en handelingen te verrichten zoals bedoeld in artikel D.IV.4, zonder een stedenbouwkundige vergunning gekregen te hebben; 2° dat er regels bestaan met betrekking tot het vervallenverklaren van de stedenbouwkundige vergunningen; 3° dat men ondanks het bestaan van een stedenbouwkundig attest niet ontheven wordt van de verplichting om de vereiste vergunning aan te vragen en te verkrijgen; [2 4° dat verbouwingswerken, onderhoudswerken of wijzigingen van de uiterlijke kenmerken van een voorlopig of definitief gerangschikt goed of van een archeologische vindplaats in de zin van het erfgoeddecreet, alsook verbouwingswerken of wijzigingen van de uiterlijke kenmerken van goederen die in het beschermingsgebied van een voorlopig of definitief gerangschikt goed liggen, ofwel een stedenbouwkundige vergunning overeenkomstig dit Wetboek vereisen, ofwel een erfgoedvergunning overeenkomstig artikel 13 van het erfgoeddecreet vereisen.]2 § 2. De Regering legt de gegevens bedoeld in artikel D.IV.97, met uitzondering van de gegevens bedoeld in 7°, ter inzage van de notarissen. De Regering legt de voorwaarden en nadere regels voor de toegang tot de gegevens bedoeld in artikel D.IV.97 vast. ----------
(1)<DWG 2017-11-16/17, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 161, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 139, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.100. Tot de vermelding verplicht zijn de houder van het overgedragen recht, diens gemachtigde of de instrumenterend ambtenaar. Indien zij de te vermelden inlichtingen niet kunnen verstrekken, dienen deze te worden opgevraagd bij de betrokken administraties, overeenkomstig de regels die vastgesteld zijn ter uitvoering van artikel D.IV.105. Bij gebreke van een antwoord van het betrokken bestuur binnen de voorziene termijn wordt door de houder van het overgedragen recht, diens gemachtigde of de instrumenterend ambtenaar in de akte de datum vermeld waarop het aangetekend schrijven met het verzoek om het verstrekken van inlichtingen is verstuurd of de datum van het ontvangstbewijs van het verzoek om het verstrekken van inlichtingen, evenals aangegeven wordt dat de inlichtingen niet zijn verstrekt en dat de akte verleden wordt ondanks het uitblijven van een antwoord vanwege het bestuur.
HOOFDSTUK II. - Akte voorafgaand aan elke verdeling
Afdeling 1. - Verdeling na toekenning van een vergunning
Art. D.IV.101. Vóór elke akte tot aanwijzing, overdracht of oprichting van een zakelijk recht met betrekking tot een kavel vallend onder een bebouwingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken moet voor de notaris een akte opgemaakt worden van de verdeling die betrekking heeft op de kavels en waarin de vergunning vermeld wordt evenals, in voorkomend geval, de nadere wijze van beheer van de delen die gemeen zijn aan alle of aan een deel van de kavels.
De akte wordt overgeschreven op de hypotheekbewaring van het arrondissement waarin het goed gelegen is, op benaarstiging van de notaris die de akte ontvangen heeft, binnen de twee maanden na ontvangst van die akte.
Art. D_IV.101.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Vóór elke akte tot aanwijzing, overdracht of oprichting van een zakelijk recht met betrekking tot een kavel vallend onder [1 een ontsluitingsvergunning, een opsplitsingsvergunning]1 of een stedenbouwkundige vergunning voor groepen van bouwwerken moet voor de notaris een akte opgemaakt worden van de verdeling die betrekking heeft op de kavels en waarin de vergunning vermeld wordt evenals, in voorkomend geval, de nadere wijze van beheer van de delen die gemeen zijn aan alle of aan een deel van de kavels. De akte wordt overgeschreven op de hypotheekbewaring van het arrondissement waarin het goed gelegen is, op benaarstiging van de notaris die de akte ontvangen heeft, binnen de twee maanden na ontvangst van die akte.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 140, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Niet-vergunningsplichtige verdeling
Art. D.IV.102. § 1. Bij verdeling van een goed dat niet het voorwerp uitmaakt van een aanvraag voor een bebouwingsvergunning en waarvan alle of een deel van de te vormen kavels geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd zijn, deelt de notaris het gemeentecollege en de gemachtigd ambtenaar minstens dertig dagen voor de voorziene datum voor de openbare verkoop of de ondertekening van de akte het plan van verdeling mee, evenals een verklaring waarin de aard van de handeling en de bestemming van elke gevormde kavel die in de akte vermeld zal worden, nader worden aangegeven.
Het gemeentecollege of de gemachtigd ambtenaar delen hun opmerkingen eventueel ter informatie mee. Daarvan wordt in de akte melding gemaakt, evenals van de vermeldingen beoogd bij artikel D.IV.99, § 1.
Desnoods worden bedoelde inlichtingen opgevraagd bij de besturen op de wijze vastgesteld in artikel D.IV.105 en, bij ontstentenis van een antwoord binnen de voorziene termijn, kan de akte verleden worden.
In de onderhandse en de authentieke akten waarmee bedoelde verrichtingen worden vastgesteld, worden dezelfde verklaring en dezelfde vermeldingen opgenomen.
§ 2. Dit artikel geldt voor elke akte tot aanwijzing, overdracht of oprichting van een zakelijk recht op een niet-bebouwd deel van een onroerend goed.
Art. D.IV.102_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Bij verdeling van een goed dat niet het voorwerp uitmaakt van een aanvraag voor een [2 ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]2 en waarvan alle of een deel van de te vormen kavels geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd zijn, deelt de notaris het gemeentecollege en [1 de Regering]1 minstens dertig dagen voor de voorziene datum voor de openbare verkoop of de ondertekening van de akte het plan van verdeling mee, evenals een verklaring waarin de aard van de handeling en de bestemming van elke gevormde kavel die in de akte vermeld zal worden, nader worden aangegeven. Het gemeentecollege of [1 de Regering]1 delen hun opmerkingen eventueel ter informatie mee. Daarvan wordt in de akte melding gemaakt, evenals van de vermeldingen beoogd bij artikel D.IV.99, § 1. Desnoods worden bedoelde inlichtingen opgevraagd bij de besturen op de wijze vastgesteld in artikel D.IV.105 en, bij ontstentenis van een antwoord binnen de voorziene termijn, kan de akte verleden worden. In de onderhandse en de authentieke akten waarmee bedoelde verrichtingen worden vastgesteld, worden dezelfde verklaring en dezelfde vermeldingen opgenomen. § 2. Dit artikel geldt voor elke akte tot aanwijzing, overdracht of oprichting van een zakelijk recht op een niet-bebouwd deel van een onroerend goed.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 162, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 141, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK III. - Akte na de wijziging van de bebouwingsvergunning
HOOFDSTUK III. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - AKTE NA DE WIJZIGING VAN DE ONTSLUITINGSVERGUNNING]1
----------
(1)
Art. D.IV.103. Wanneer de aanvrager vóór iedere akte tot aanwijzing, overdracht of oprichting van een zakelijk recht een wijziging van de bebouwingsvergunning heeft gekregen, dient er een akte voor notaris verleden te worden van de wijzigingen die in de bebouwingsvergunning worden aangebracht.
De akte die verband houdt met de kavel wordt overgeschreven op de hypotheekbewaring van het arrondissement waarin het goed gelegen is, op benaarstiging van de notaris die de akte ontvangen heeft, binnen de twee maanden na ontvangst van die akte.
Art. D_IV.103.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer de aanvrager vóór iedere akte tot aanwijzing, overdracht of oprichting van een zakelijk recht een wijziging van de [1 ontsluitingsvergunning]1 heeft gekregen, dient er een akte voor notaris verleden te worden van de wijzigingen die in de [1 ontsluitingsvergunning]1 worden aangebracht. De akte die verband houdt met de kavel wordt overgeschreven op de hypotheekbewaring van het arrondissement waarin het goed gelegen is, op benaarstiging van de notaris die de akte ontvangen heeft, binnen de twee maanden na ontvangst van die akte.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 143, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK IV. - Informatie over de overdracht van de vergunningen
Art. D.IV.104. Ter gelegenheid van elke akte tot aanwijzing, vorming of overdracht van onroerende zakelijke rechten, zoals bedoeld in artikel 1 van de wet tot herziening van het hypothecair stelsel van 16 december 1851, die de overdracht van een vergunning in de zin van artikel D.IV.92 als gevolg heeft, wordt door de notaris voor de aanwezige partijen artikel D.IV.92 opgelezen, met vermelding in de akte.
TITEL VI. - Te verstrekken inlichtingen
Art. D.IV.105. De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder degenen die de inlichtingen bepaald bij artikel D.IV.97 verstrekken, deze kunnen verkrijgen bij betrokken besturen.
TITEL VII. - Vergunningen in verband met andere administratieve diensten
Art. D.IV.106.[1 De stedenbouwkundige vergunning wordt toegekend door de gemachtigd ambtenaar wanneer het handelingen en werken betreft met betrekking tot activiteiten en installaties die nodig zijn voor de exploratie en exploitatie van de ondergrondse rijkdommen bedoeld in artikel D.I.1, § 2, eerste lid, 1° tot 4°, van het Wetboek van het beheer van de ondergrondse rijkdommen]1.
De gemachtigd ambtenaar kan de vergunning verstrekken in afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad of door af te wijken van leidraden en ontwikkelingsplannen.
----------
(1)<DWG 2024-03-14/32, art. 17, 032; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. D.IV.106_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De stedenbouwkundige vergunning wordt afgegeven door [1 de Regering]1 wanneer ze wordt aangevraagd door de houder van een mijnprospectievergunning of door de houder van een mijnconcessie. [1 De Regering]1 kan de vergunning verstrekken in afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad of door af te wijken van leidraden en ontwikkelingsplannen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 163, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.IV.107. In afwijking van de artikelen D.IV.14, D.IV.22 en D.IV.25 wordt in het geval van een gemengd project in de zin van artikel 1 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, een eenmalige vergunning, die in de plaats treedt van de stedenbouwkundige vergunning in de zin van dit Wetboek, afgegeven overeenkomstig de bepalingen bedoeld in hoofdstuk XI van bovenbedoeld decreet. De in de artikelen D.IV.5 tot D.IV.13 bedoelde afwijkingen en verschillen worden toegekend :
1° door het gemeentecollege als het de bevoegde overheid is; het in het syntheserapport vermelde advies van de gemachtigd ambtenaar is een eensluidend advies als de aanvraag een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw als gevolg heeft;
2° door de gemachtigd ambtenaar wanneer hij met de technisch ambtenaar de bevoegde overheid is;
3° door de Regering in beroep;
4° door de Regering voor de vergunningsaanvragen betreffende handelingen en werken waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan, die tot haar bevoegdheid behoren.
In afwijking van de artikelen D.IV.14 en D.IV.22, wordt in het geval van een geïntegreerd project in de zin van artikel 1, 5°, van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, een geïntegreerde vergunning, die de stedenbouwkundige vergunning in de zin van dit Wetboek vervangt, afgegeven overeenkomstig de bepalingen bedoeld in Titel II van bovenbedoeld decreet. De in de artikelen D.IV.5 tot D.IV.13 bedoelde afwijkingen en verschillen worden toegekend :
1° door het gemeentecollege als het de bevoegde overheid is; het in het syntheserapport vermelde advies van de gemachtigd ambtenaar is een eensluidend advies als de aanvraag een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw als gevolg heeft;
2° door de gemachtigd ambtenaar wanneer hij met de ambtenaar van de handelsvestigingen en, in voorkomend geval, met de technisch ambtenaar de bevoegde overheid is;
3° door de beroepscommissie in beroep.
Art. D.IV.107_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
[1 In het geval van een gemengd project in de zin van het samenwerkingsakkoord wordt, in afwijking van de artikelen D.IV.14 en D.IV.22, overeenkomstig de bepalingen van het samenwerkingsakkoord een globale vergunning toegekend die in de plaats treedt van de stedenbouwkundige vergunning in de zin van dit Wetboek. De in de artikelen D.IV.5 tot D.IV.13 bedoelde afwijkingen en verschillen worden toegekend:
1° door het gemeentecollege als het de bevoegde overheid is; het in het syntheserapport vermelde advies van de Regering is een eensluidend advies als de aanvraag een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw als gevolg heeft;
2° door de Regering als ze samen met de technisch ambtenaar van het Waals Gewest de bevoegde overheid is;
3° door de gemengde beroepscommissie in het kader van een beroep;
4° door de Regering voor de vergunningsaanvragen betreffende handelingen en werken waarvoor er dwingende redenen van algemeen belang bestaan, die tot haar bevoegdheid behoren.
In afwijking van de artikelen D.IV.14 en D.IV.22 wordt, in het geval van een geïntegreerd project in de zin van het samenwerkingsakkoord, overeenkomstig de bepalingen van het samenwerkingsakkoord een geïntegreerde vergunning afgegeven die de stedenbouwkundige vergunning in de zin van dit Wetboek vervangt. De in de artikelen D.IV.5 tot D.IV.13 bedoelde afwijkingen en verschillen worden toegekend:
1° door het gemeentecollege als het de bevoegde overheid is; het in het syntheserapport vermelde advies van de Regering is een eensluidend advies als de aanvraag een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw als gevolg heeft;
2° door de Regering als ze samen met de ambtenaar van de handelsvestigingen en, in voorkomend geval, met de technisch ambtenaar van het Waals Gewest de bevoegde overheid is;
3° door de gemengde beroepscommissie in het kader van een beroep.]1
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 102, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. D.IV.108. Het is toegestaan om de activiteiten die toegelaten zijn bij een vergunning die is verstrekt vóór de inwerkingtreding van het gewestplan en die niet beantwoorden aan de voorschriften ervan, verder te zetten tot en met de afloop van de geldigheidstermijn van bedoelde vergunning. De hernieuwing van deze machtiging kan door de bevoegde overheid verstrekt worden voor zover dit verenigbaar is met de algemene bestemming van overwogen gebied, onverminderd artikel D.IV.109.
Art. D.IV.109. De afwijkingen en de verschillen die zijn toegestaan in toepassing van dit Boek zijn van toepassing op de handelingen die onder andere wetgevingen met betrekking tot hetzelfde ontwerp ressorteren.
TITEL VII.1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - SPOEDPROCEDURE]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 - TOEPASSINGSGEBIED]1
----------
(1)
Art. D.IV.109.1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1 - Handelingen en werken voor de heropbouw van gebouwen en bouwwerken in gebieden die getroffen zijn door erkende natuurrampen in de zin van het decreet van het Waals Gewest van 26 mei 2016 betreffende het herstel van sommige schade veroorzaakt door algemene natuurrampen, of handelingen en werken voor de heropbouw van gebouwen en bouwwerken die door een brand geheel of gedeeltelijk vernield zijn, kunnen het voorwerp uitmaken van een spoedprocedure voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning overeenkomstig de bepalingen van deze titel. De heropbouw betreft het in ruime mate getrouw herstellen van de gebouwen en bouwwerken die geheel of gedeeltelijk door de natuurramp of door de brand werden vernietigd en omvat onder meer het slopen, schoonmaken, in de oorspronkelijke staat herstellen of vervangen van de structuurelementen en de buitenmuren, met inbegrip van de bescherming via gevelbekleding of vochtwerende middelen en hun isolatie, evenals het buitenschrijnwerk, het dakgebinte, de dakbedekking en de dakisolatie, de zonnepanelen als ze een vast bestanddeel zijn van de dakbedekking, de schoorstenen, de kroonlijsten, de dakgoten, alsook de regenpijpen en de voorzieningen die de afvoer van de regen mogelijk maken. De wijzigingen van het oorspronkelijke gebouw, met inbegrip van wijzigingen van de dragende structuren, wijzigingen die het architectonische karakter van het gebouw of het bouwwerk beïnvloeden of wijzigingen van de beplanting kunnen worden goedgekeurd, als de wijzigingen in hun geheel gering blijven, in de aanvraag uitvoerig gemotiveerd worden en verenigbaar zijn met de omgeving. De Regering kan de lijst van die handelingen en werken aanvullen. § 2 - De spoedprocedure wordt niet gebruikt voor handelingen en werken die : 1° aan een milieueffectenonderzoek moeten worden onderworpen; 2° de oprichting, wijziging of afschaffing van een gemeenteweg tot gevolg hebben; 3° één van de volgende wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke gebouw omvatten : a) wijziging van de bestemming in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 7°; b) verhoging van het aantal wooneenheden; c) verhoging van het aantal verdiepingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 146, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 - AFWIJKINGEN EN VERSCHILLEN]1
----------
(1)
Art. D.IV.109.2.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De via de spoedprocedure afgegeven stedenbouwkundige vergunning kan afwijken van het ruimtelijk ontwikkelingsplan, als dat van toepassing is, van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, van een gemeentelijk ontwikkelingsplan, van een lokaal beleidsontwikkelingsplan, van een bodembestemmingsplan, van de als indicatief beschouwde inhoud van een leidraad of van een ontsluitingsvergunning, als het gebouw of het bouwwerk wettelijk bestond op het tijdstip van de volledige of gedeeltelijke vernieling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 148, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.109.3.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De via de spoedprocedure afgegeven stedenbouwkundige vergunning kan worden afgegeven in afwijking van het gewestplan of van de normen van een gewestelijke leidraad voor stedenbouw, als het gebouw of het bouwwerk wettelijk bestond op het tijdstip van de volledige of gedeeltelijke vernieling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 149, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK III.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 - PROCEDURE]1
----------
(1)
Art. D.IV.109.4.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De stedenbouwkundige vergunning wordt afgegeven door de Regering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 151, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.109.5.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Bij de vergunningsaanvraag wordt een advies van het gemeentecollege gevoegd. In dat advies bevestigt het gemeentecollege met name dat de handelingen en werken plaatsvinden in een gebied dat hoogstens 24 maanden geleden door een erkende natuurramp werd getroffen of betrekking hebben op een door brand geheel of gedeeltelijk vernield gebouw of bouwwerk.
De Regering kan de vorm van de vergunningsaanvraag bepalen, alsook de aanvullende inhoud, die verder reikt dan de inhoud die krachtens artikel D.IV.26 werd bepaald.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 152, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.109.6.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De vergunningsaanvraag wordt binnen 24 maanden na bekendmaking van het besluit tot erkenning van de natuurramp en na de brand aan de Regering toegezonden of tegen ontvangstbewijs afgegeven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 153, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.109.7.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 Binnen vijftien dagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag of van het desbetreffende indieningsbewijs bezorgt de Regering aan de aanvrager :
1° als de aanvraag volledig en ontvankelijk wordt geacht, een bericht van formele volledigheid. Een afschrift wordt aan de projectontwerper gezonden;
2° als de aanvraag onvolledig wordt geacht, per zending een opsomming van de ontbrekende stukken, met de vermelding dat de procedure pas na ontvangst van die stukken wordt voortgezet. Een afschrift wordt aan de projectontwerper gezonden.
Wanneer de Regering het in het eerste lid, 1°, bedoelde bericht van formele volledigheid of de in het eerste lid, 2°, bedoelde opsomming van de ontbrekende stukken niet binnen de termijn van [2 vijftien]2 dagen aan de aanvrager heeft gezonden, wordt de aanvraag als ontvankelijk beschouwd en wordt de procedure voortgezet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 154, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(2)<DDG 2023-12-14/58, art. 97, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D.IV.109.8.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Onverminderd de bepalingen vermeld in artikel D.68 van het Milieuwetboek wordt in het bericht van formele volledigheid het volgende aangegeven :
1° welke diensten of commissies om advies worden gevraagd en welke termijnen daarvoor gelden;
2° binnen welke termijn de beslissing van de Regering verzonden wordt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 155, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.109.9.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 § 1 - Tegelijk met het bericht van formele volledigheid zendt de Regering een adviesaanvraag, samen met een exemplaar van de vergunningsaanvraag, aan de diensten en commissies vermeld in artikel D.IV.109.8.
§ 2 - De diensten en commissies vermeld in paragraaf 1 bezorgen hun advies binnen twintig dagen nadat de bevoegde overheid de aanvraag heeft verzonden. Na afloop van die termijn wordt het advies gunstig geacht.
Het advies van de brandweerdienst wordt bezorgd binnen dertig dagen nadat de bevoegde overheid de aanvraag heeft verzonden. Na afloop van die termijn wordt het advies gunstig geacht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 156, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.109.10.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een goed dat geheel of gedeeltelijk met toepassing van het erfgoeddecreet voorlopig of definitief gerangschikt is, in het beschermingsgebied van een voorlopig of definitief gerangschikt goed ligt of zich op een archeologische vindplaats bevindt, vraagt de Regering een gewoon erfgoedadvies in de zin van artikel D.IV.14.1. Het advies wordt verstrekt binnen twintig dagen nadat de bevoegde overheid de aanvraag heeft verzonden. Na afloop van die termijn wordt het advies gunstig geacht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 157, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.109.11.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De beslissing van de Regering tot toekenning of weigering van de stedenbouwkundige vergunning wordt tegelijkertijd aan het gemeentecollege en aan de aanvrager gezonden binnen vijfenveertig dagen te rekenen van de dag waarop de Regering het in artikel D.IV.109.7 bedoelde bericht van formele volledigheid heeft gezonden of, bij gebrek daaraan, te rekenen van de dag volgend op het verstrijken van de termijn waarover zij beschikte om het te zenden.
De Regering zendt een afschrift van de beslissing aan de projectontwerper.
De Regering kan de termijn vermeld in het eerste lid met dertig dagen verlengen, mits dat wordt gemotiveerd. De beslissing tot verlenging wordt verzonden binnen de oorspronkelijke termijn. De Regering zendt een afschrift van de beslissing tot verlenging aan de projectontwerper.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 158, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.109.12.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Wanneer de beslissing van de Regering niet binnen de termijn vermeld in artikel D.IV.109.10 aan de aanvrager wordt bezorgd, wordt de vergunning geacht geweigerd te zijn.
In dat geval betaalt de overheid aan de aanvrager het bedrag terug dat zij als dossierkosten inde.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 159, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK IV.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 - VAN TOEPASSING ZIJNDE BEPALINGEN]1
----------
(1)
Art. D.IV.109.13.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De bepalingen van dit boek zijn van toepassing op de spoedprocedure, voor zover deze titel niet daarvan afwijkt. In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen D.IV.5 tot D.IV.23.2, D.IV.27 tot D.IV.28, D.IV.30 tot D.IV.31.1, D.IV.33 tot D.IV.52, D.IV.54, § § 2 en 3, D.IV.60 tot D.IV.62, D.IV.69, D.IV.79, D.IV.81 tot D.IV.83, D.IV.90, D.IV.94 tot D.IV.98, D.IV.103 en D.IV.106 tot D.IV.108 niet van toepassing op de spoedprocedure.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 161, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL VIII. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK I. - Procedure
Art. D.IV.110. De aanvragen van bouwvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen of bebouwingsvergunningen, met inbegrip van de aanvragen die behoren tot één van de categorieën bedoeld in artikel D.IV.25, waarvan de indiening, bevestigd met een ontvangstbewijs of waarvan de ontvangst van de zending, bevestigd met een bericht van ontvangst van de post of gelijkgestelde dateert van voor één van de wijzigingen van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, van toepassing in het Waalse Gewest, worden verder behandeld op grond van de bepalingen die van toepassing waren op de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag.
Wanneer de gemeente zich niet heeft voorzien van de vereiste gemeentelijke leidraad voor stedenbouw, beslist het gemeentecollege in het geval bedoeld in artikel D.I.V15, eerste lid, 1°, zonder voorafgaand verplicht advies van de gemachtigd ambtenaar voor de aanvragen voor een vergunning of een stedenbouwkundig attest nr. 2 waarvan het ontvangstbewijs of de zending bedoeld in artikel D.IV.32 dateert van vóór de dag volgend op de dag waarop de termijn van vier jaar vervalt.
Wanneer het stedenbouwkundig attest nr. 2 voor de datum van inwerkingtreding van het Wetboek niet is verstrekt, wordt de aanvraag zo spoedig mogelijk opnieuw gezonden aan de aanvrager, waarbij wordt vermeld dat ze volgens de nieuwe procedure bij de bevoegde overheid ingediend kan worden, die duidelijk geïdentificeerd is.
Art. D_IV.110.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De aanvragen van bouwvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen, bebouwingsvergunningen, ontsluitingsvergunningen of opsplitsingsvergunningen, met inbegrip van de aanvragen die behoren tot één van de categorieën bedoeld in artikel D.IV.25, waarvan de indiening, bevestigd met een indieningsbewijs of waarvan de ontvangst van de zending, bevestigd met een post- of ander ontvangstsbewijs dateert van voor één van de wijzigingen van de in het Duitse taalgebied toepasselijke wetgeving inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, worden verder behandeld op basis van de bepalingen die van toepassing waren op de datum van het indieningsbewijs of ontvangstbewijs.]1 [2 ...]2. Wanneer het stedenbouwkundig attest nr. 2 voor de datum van inwerkingtreding van het Wetboek niet is verstrekt, wordt de aanvraag zo spoedig mogelijk opnieuw gezonden aan de aanvrager, waarbij wordt vermeld dat ze volgens de nieuwe procedure bij de bevoegde overheid ingediend kan worden, die duidelijk geïdentificeerd is.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 162, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(2)<DDG 2024-05-08/11, art. 12, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. D.IV.111. Na vijf jaar te rekenen van de ontvangst van het beroep door de Regering en bij gebrek aan herinnering vraagt de Regering of de door haar daartoe gemachtigde persoon per zending aan de verzoeker of hij de lopende procedure wenst voort te zetten. Bij gebrek aan antwoord gestuurd binnen een termijn van negentig dagen na de zending wordt de verzoeker geacht afstand te doen van het in artikel 119 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium bedoelde beroep. De Regering stelt de uitdrukkelijke of stilzwijgende afstand vast en licht tegelijk de aanvrager van de vergunning, het gemeentecollege en de gemachtigd ambtenaar daarover in.
Art. D_IV.111.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Na vijf jaar te rekenen van de ontvangst van het beroep door de Regering en bij gebrek aan herinnering vraagt de Regering of de door haar daartoe gemachtigde persoon per zending aan de verzoeker of hij de lopende procedure wenst voort te zetten. Bij gebrek aan antwoord gestuurd binnen een termijn van negentig dagen na de zending wordt de verzoeker geacht afstand te doen van het in artikel 119 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium bedoelde beroep. De Regering stelt de uitdrukkelijke of stilzwijgende afstand vast en licht tegelijk de aanvrager van de vergunning [1 en het gemeentecollege]1 daarover in.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 163, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.IV.112. De voor de inwerkingtreding van het Wetboek vigerende bepalingen zijn van toepassing op de voorafgaande stedenbouwkundige aanmeldingen, verzonden of ingediend voor de inwerkingtreding van het Wetboek.
Art. D.IV.113. De aanvragen tot opening, wijziging of opheffing van een gemeenteweg waarvan het openbaar onderzoek lopend of afgesloten is op datum van inwerkingtreding van het Wetboek worden verder behandeld op grond van de bepalingen die van kracht waren op de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag.
HOOFDSTUK II. - Juridische gevolgen
Afdeling 1. - Bebouwingsvergunningen
Onderafdeling 1. - Rechtsgeldigheid
Art. D.IV.114. De verkavelingsvergunningen die van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek worden bebouwingsvergunningen en krijgen informatiewaarde.
De bebouwingsvergunningen die van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek, met inbegrip van de vergunningen die de waarde van stedenbouwkundig en leefmilieuverslag hebben gekregen, krijgen informatiewaarde.
Onderafdeling 2. - Verval
Art. D.IV.115. De verkavelingsvergunningen en de bebouwingsvergunningen die van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vervallen volgens de artikelen D.IV.81 tot D.IV.83 en D.IV.85 tot D.IV.87.
Art. D.IV.116. § 1. De verkavelingen die op 22 april 1962 in uitvoering waren, mogen zonder vergunning worden voortgezet indien de verkavelaars van een voorafgaand akkoord van het bestuur van de stedenbouw doen blijken.
Het akkoord vervalt evenwel, behoudens overmacht, indien op 1 oktober 1970 geen van de werken is aangevat die in bedoeld akkoord zijn voorzien in verband met de geplande en in het akkoord aanvaarde aanleg van nieuwe verkeerswegen, wijziging of opheffing van bestaande verkeerswegen.
Zijn werken aangevangen, dan komt de vergunning te vervallen indien deze werken niet voltooid zijn voor 31 december 1972.
Wanneer de verkavelingen langs een bestaande, voldoende uitgeruste weg moesten worden uitgevoerd, vervalt het akkoord eveneens indien de verkoop van minstens een derde van de percelen niet voor 1 oktober 1970 is geregistreerd.
§ 2. Komen te vervallen, behoudens overmacht :
1° de voor 1 januari 1965 afgegeven verkavelingsvergunningen die de aanleg van nieuwe verkeerswegen of de wijziging of opheffing van bestaande verkeerswegen omvatten, indien op 1 oktober 1970 geen aanvang is gemaakt met enig in de vergunning voorgeschreven werk tot uitvoering van die wegen;
2° de met ingang van 1 januari 1965 verstrekte vergunningen waarvan de voorgeschreven uitvoeringswerken niet voltooid zijn binnen drie jaar te rekenen van 1 oktober 1970. Deze termijn wordt eventueel verlengd tot de vijfde verjaardag van de afgifte der vergunning.
§ 3. Komen eveneens te vervallen :
1° de voor 1 januari 1966 afgegeven vergunningen voor verkavelingen, uit te voeren langs een bestaande voldoende uitgeruste weg, wanneer de verkoop van minstens één van de percelen niet voor 1 oktober 1970 aan de registratieformaliteit is onderworpen;
2° de met ingang van 1 januari 1966 afgegeven vergunningen voor verkavelingen, uit te voeren langs een bestaande, voldoende uitgeruste weg, wanneer de verkoop of de verhuring voor meer dan negen jaar, van minstens een derde van de percelen niet binnen vijf jaar, te rekenen vanaf de datum der vergunning, aan de registratieformaliteit is onderworpen.
Onderafdeling 3. - Wijziging
Art. D.IV.117.De verkavelingsvergunningen die bebouwingsvergunningen geworden zijn en de bebouwingsvergunningen worden gewijzigd volgens de modaliteiten van de artikelen D.IV.94 tot D.IV.96.
Art. D_IV.117.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.De verkavelingsvergunningen die [1 bebouwingsvergunningen of ontsluitingsvergunningen]1 geworden zijn en de [1 bebouwingsvergunningen of ontsluitingsvergunningen]1 worden gewijzigd volgens de modaliteiten van de artikelen D.IV.94 tot D.IV.96.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 164, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Het vervallen van de stedenbouwkundige vergunningen
Art. D.IV.118. De stedenbouwkundige vergunningen die op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek niet verstreken zijn, vervallen volgens de artikelen D.IV.84 à D.IV.87. De stedenbouwkundige vergunningen die op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek niet vervallen zijn en die behoren tot één van de categorieën bedoeld in artikel D.IV.25 van het Wetboek vervallen overeenkomstig artikel D.IV.84, § 5.
BOEK V. - Operationele ruimtelijke ordening en stedenbouw
BOEK V. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
TITEL I. - Te herontwikkelen locaties
TITEL I. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK I. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.1.Voor de toepassing van dit Hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° "locatie" : een onroerend goed of een geheel van onroerende goederen dat bestemd was voor een andere activiteit dan huisvesting en waarvan het behoud in zijn huidige toestand strijdig is met de goede inrichting van de plaats of een destructurering van het stadsweefsel uitmaakt; de activiteit van elke natuurlijke of rechtspersoon die niet voldoet aan de wettelijke bepalingen die de uitoefening van zijn activiteit regelen wordt geacht niet uitgeoefend te zijn; de locatie wordt afgebakend door een omtrek die het geheel van bovenbedoelde onroerende goederen omvat; de omtrek kan ook het volgende bevatten :
a) één of meerdere onroerende goederen of delen ervan die nog bestemd zijn voor een activiteit, op voorwaarde dat de herinrichting van de bedrijfsruimte de voortzetting ervan toelaat;
b) één of meerdere onroerende goederen of delen ervan gebruikt als zetel van een activiteit maar waarvan de bestemming herroepbaar is;
c) één of meerdere onroerende goederen of gedeelten ervan die gebruikt worden of bestemd zijn voor huisvesting;
2° "herinrichting van een locatie" : de uitvoering van herontwikkelings - of renovatiehandelingen, bodemsanering [2 in de zin van artikel 2, 11°, van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering]2, bouw- of herbouwwerken en -handelingen met inbegrip van de desbetreffende onderzoeken; de Regering kan de lijst van de handelingen en werken vaststellen.
[1 Een locatie gelegen in een recreatiegebied op het gewestplan en bedoeld bij de uitvoering van het plan betreffende de permanente bewoning kan worden beschouwd als locatie in de zin van dit artikel.]1
De te herontwikkelen locaties worden vastgesteld om operationele redenen, los van de gewestplannen, ontwikkelingsplannen en leidraden.
----------
(1)<DWG 2017-11-16/15, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
(2)<DWG 2018-03-01/32, art. 103, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. D_V.1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II. - Procedure voor de aanneming van de omtrek
HOOFDSTUK II. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.2.§ 1. De Regering kan besluiten tot de herinrichting van een locatie waarvan zij de omtrek vastlegt :
1° hetzij op eigen initiatief;
2° hetzij op verzoek van een gemeente, een intercommunale met ruimtelijke ordening of huisvesting als maatschappelijk doel, een vereniging van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een gemeentebedrijf, de "Société de rénovation et d'assainissement des sites industriels" (SORASI SA), de "Société d'assainissement et de rénovation des sites industriels du Brabant wallon" (SARSI sa), de "Société wallonne du Logement" (Waalse Huisvestingsmaatschappij) en de door haar erkende openbare vastgoedmaatschappijen, de "Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement" (Openbare maatschappij voor hulpverlening inzake de verbetering van het leefmilieu) bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
3° hetzij op het verzoek van één of meer eigenaars of houders van een zakelijk recht.
Desgevallend motiveert de Regering ten opzichte [1 van artikel D.65]1 van Boek I van het Milieuwetboek zijn beslissing om al dan niet de handelingen en werken aan een milieueffectenonderzoek te onderwerpen die gepland zijn voor de sanering en renovatie van de bedrijfsruimte.
Het besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen D.VIII.22 en volgende.
§ 2. Het regeringsbesluit berust op een dossier bestaande uit de verantwoording van de omtrek ten opzichte van de criteria van artikel D.V.1, een kaart met de omtrek volgens het model vastgelegd door de Regering en, desgevallend, de handelingen en werken gepland voor de sanering en renovatie van de bedrijfsruimte in de zin van artikel D.V.1, 2°, alsook de evaluatie van de desbetreffende effecten vereist overeenkomstig [1 artikel D.62, § 1,]1 van Boek I van het Milieuwetboek.
§ 3. De Regering verstuurt het besluit bedoeld in paragraaf 1 en legt het ter advies voor :
1° aan het gemeentecollege van de gemeente(n) van de plaats waar het onroerend goed gelegen is;
2° op grond van de kadastrale gegevens, aan de betrokken eigenaars van de onroerende goederen;
3° aan de gemeentelijke commissie of, bij gebrek, aan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening;
4° aan elke persoon, instantie of dienst waarvan zij het advies nuttig acht.
De adviezen worden binnen de zestig dagen na ontvangst van het besluit aan de Regering overgemaakt. Zoniet worden ze gunstig geacht.
§ 4. Binnen vijftien dagen na ontvangst van het besluit van de Regering is (zijn) de eigenaar(s) verplicht het mee te delen aan elke houder van een zakelijk recht, aan elke huurder of bezetter van bedoeld onroerend goed, alsook aan elke persoon die hij (zij) met de uitvoering van werkzaamheden op bedoeld goed belast of daartoe gemachtigd zou(den) hebben. De verzending aan de eigenaars vermeldt deze verplichting.
§ 5. Binnen de vijftien dagen na ontvangst van het besluit van de Regering onderwerpt het gemeentecollege het besluit aan een openbaar onderzoek.
§ 6. Desgevallend wordt het dossier gewijzigd of aangevuld op basis van de adviezen bedoeld in de paragrafen 3, en de resultaten van het openbaar onderzoek.
§ 7. De Regering neemt de omtrek van de te herontwikkelen locatie definitief aan en, desgevallend, mits motivering ten opzichte [1 van de artikelen D.65 en D.75]1 van Boek I van het Milieuwetboek machtigt, eventueel voorwaardelijk, de handelingen en werken die gepland zijn voor de sanering en renovatie van de locatie.
Het besluit bedoeld in het eerste lid geldt als stedenbouwkundige vergunning voor de uitvoering van de handelingen en werken voor de sanering en renovatie van de locatie.
Het besluit van de Regering wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen D.VIII.22 en volgende.
De Regering richt een afschrift van het besluit aan de bestemmelingen bedoeld in paragraaf 3.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van het afschrift van het besluit, geeft (geven) de eigenaar(s) daar kennis van aan de personen bedoeld in paragraaf 4. De verzending aan de eigenaars vermeldt deze verplichting.
§ 8. De omtrek van de te herontwikkelen locatie kan door de Regering worden aangenomen gezamenlijk met de opneming van een gebied van gewestelijk belang, een gebied van gemeentelijk belang of een voor bebouwing bestemd gebied waarvoor geen compensatie vereist is overeenkomstig de artikelen D.II.51 en D.II.52.
§ 9. De omtrek bedoeld in paragraaf 7 kan door de Regering gewijzigd worden. De bepalingen die de vastlegging van de omtrek regelen zijn toepasselijk op de herziening ervan.
§ 10. Na herinrichting van de locatie of wanneer de redenen die zijn erkenning als te herontwikkelen locatie hebben gerechtvaardigd, zijn voorbijgestreefd, kan de Regering geheel of gedeeltelijk de omtrek bedoeld in paragraaf 7 opheffen.
Het besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen D.VIII.22 en volgende.
De Regering richt een afschrift van het besluit aan de bestemmelingen bedoeld in paragraaf 3.
§ 11. De Regering kan de toepassingsmodaliteiten van dit artikel vaststellen.
----------
(1)<DWG 2024-04-11/09, art. 19, 031; Inwerkingtreding : 04-08-2024>
Art. D.V.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2022-11-21/08, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK III. - Onderzoekingen
HOOFDSTUK III. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.3. De Regering kan procedureregels voorschrijven voor de de onderzoekingen strekkende tot de verzameling van gegevens die moeten dienen voor de toepassing van deze titel en de uitvoeringsbesluiten ervan. Zij wijst de beambten aan die bevoegd zijn om de onderzoekingen uit te voeren.
De beambten die aangewezen worden om deze onderzoekingen en controles uit te voeren, kunnen met name :
1° zich op hun eerste verzoek alle bescheiden, stukken of boeken, die nuttig zijn voor de uitoefening van hun taak, laten overleggen of die opzoeken;
2° fotografische afschriften nemen of laten nemen van andere bescheiden die onder hun controle vallen en vaststellingen doen door middel van fotografische opnamen;
3° tussen 8 uur en 18 uur, met toestemming van de politierechter, de gebouwen en terreinen betreden die gelegen zijn binnen de te herontwikkelen locatie;
4° de locatie betreden om monsternemingen of bodemanalyses te verrichten of te laten verrichten ten einde de eventuele verontreiniging ervan te ontdekken of te meten.
De in dit artikel bedoelde beambten kunnen de leden van de openbare macht opvorderen, die gehouden zijn hun bijstand te verlenen bij de uitoefening van hun taak.
Art. D_V.3.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK IV. - Vervreemding
HOOFDSTUK IV. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.4. § 1. Vanaf de ontvangst van het besluit van de Regering bedoeld in artikel D.V.2, § 1, tot aan de ontvangst van het besluit bedoeld in artikel D.V.2, § 10, mogen de eigenaars de in de te herontwikkelen locatie gelegen goederen niet zonder toestemming van de Regering of de persoon die zij daartoe aanwijst vervreemden of met zakelijke rechten bezwaren.
De Regering of de persoon die zij daartoe aanwijst stuurt haar beslissing binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek erom. Bij ontstentenis wordt de beslissing gunstig geacht.
Wanneer de Regering of de persoon die zij daartoe heeft aangewezen met de vervreemding of de vestiging van zakelijke rechten heeft ingestemd of wanneer haar instemming gunstig wordt geacht, heeft de nieuwe houder van zakelijke rechten dezelfde verplichtingen als de vorige.
§ 2. Bij niet-naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit paragraaf 1 van dit artikel, kan elke afstand of vestiging van een zakelijk recht op verzoek van het Gewest worden nietigverklaard.
§ 3. De openbare ambtenaar die een akte van afstand of vestiging van een zakelijk recht heeft verleden zonder dat vooraf de toestemming bepaald in paragraaf 1 is verkregen, verbeurt een geldboete van 12,5 tot 125 euro, onverminderd schadevergoeding.
Art. D.V.4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK V. - Instandhouding van de schoonheid van de landschappen
HOOFDSTUK V. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.5. § 1. Op verzoek van het Gewest of van de personen bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2°, kan elke eigenaar of houder van een zakelijk onroerend recht op goeden die in de omtrek van een te herontwikkelen locatie gelegen zijn, ertoe gehouden worden het onderzoek en de werken te verrichten die het herstel van het uitzicht van die plaats inzake landschap en leefmilieu tot gevolg heeft.
Indien hij zich niet schikt naar de bepaling van het eerste lid, kan de eigenaar of houder van een onroerend zakelijk recht ertoe gedwongen worden door de bevoegde rechtbank.
Indien zij niet worden uitgevoerd binnen de termijn vastgelegd door de rechtbank, worden de werken bedoeld in het eerste lid van ambtswege uitgevoerd door toedoen van het Gewest of de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2°, op kosten van de eigenaar of de houder van een onroerend zakelijk recht.
Indien de kosten niet op het eerste verzoek terug worden betaald, worden de goeden overeenkomstig de artikelen D.VI.1 en volgende door het Gewest onteigend of laat het Gewest ze onteigenen, in opdracht van de persoon bedoeld in artikel D.V.2, § 1, 2°, waarbij niet rekening kan worden gehouden met de meerwaarde voortvloeiend uit de reeds uitgevoerde werken.
§ 2. De sanerings- en renovatiewerken bevolen door de rechtbank overeenkomstig paragraaf 1, worden uitgevoerd zonder dat er een vergunning verkregen hoeft te worden.
Art. D.V.5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK VI. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK VI. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.6. Elke afgedankte bedrijfsruimte, definitief erkend voor 1 januari 2006, heeft de hoedanigheid van te herontwikkelen locatie, vastgelegd door de Regering overeenkomstig artikel D.V.2, § 7.
Elke te herontwikkelen locatie, definitief erkend op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek, heeft de hoedanigheid van te herontwikkelen locatie, vastgelegd door de Regering overeenkomstig artikel D.V.2, § 7.
De te herontwikkelen locaties die in behandeling zijn de dag van de inwerkingtreding van het Wetboek worden verder behandeld volgens de procedure die van toepassing was voor de inwerkingtreding van het Wetboek. Bij hun definitieve aanneming hebben zij de hoedanigheid van te herontwikkelen locatie in de zin van artikel D.V.2, § 7.
Wanneer de goeden gelegen in een te herontwikkelen locatie onder een stedenbouwkundige vergunning vallen, toegekend vóór de inwerkingtreding van het Wetboek, heeft de vergunning bedoeld in artikel D.V.4, § 1, ook betrekking op de latere verkoop van zijn kavels.
Art. D_V.6.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL II. - Locaties met herstel van landschap en leefmilieu
TITEL II. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Locaties met herstel van landschap en leefmilieu
HOOFDSTUK I. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.7. § 1. De Regering neemt de lijst aan van de te herontwikkelen locaties in de zin van artikel D.V.I waarvan het herstel op landschappelijk en leefmilieuvlak van gewestelijk belang is.
Elke locatie uit deze lijst wordt voorlopig te boek gesteld onder verwijzing naar de kadastrale gegevens van de onroerende goederen.
Deze locaties worden vastgesteld om operationele redenen, los van de gewestplannen, ontwikkelingsplannen en leidraden.
§ 2. Voor elke locatie zoals bedoeld stelt de Regering de omtrek ervan vast en, desgevallend, machtigt, eventueel voorwaardelijk, de overwogen handelingen en werken voor de sanering en renovatie van de grond volgens de modaliteiten bedoeld in artikel D.V.2.
§ 3. De aankoopkosten worden door de Regering overgenomen, in voorkomend geval, evenals, geheel of gedeeltelijk, de onderzoeken en werken bedoeld in artikel D.V.1, 2°.
Art. D_V.7.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK II. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.8. Elke locatie van gewestelijk belang, definitief erkend voor 1 januari 2005, heeft de hoedanigheid van locatie met herstel van landschap en leefmilieu in de zin van artikel D.V.7, § 2.
Elke locatie met herstel van landschap en leefmilieu, definitief erkend op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek, heeft de hoedanigheid van locatie met herstel van landschap en leefmilieu overeenkomstig artikel D.V.7, § 2.
De locaties met herstel van landschap en leefmilieu die in behandeling zijn de dag van de inwerkingtreding van het Wetboek worden verder behandeld volgens de procedure die van toepassing was voor de inwerkingtreding van het Wetboek. Bij hun definitieve aanneming hebben zij de hoedanigheid van bedrijfsruimte met herstel van landschap en leefmilieu in de zin van artikel D.V.7, § 2.
Wanneer de goeden gelegen in de te herontwikkelen locatie onder een stedenbouwkundige vergunning vallen, toegekend vóór de inwerkingtreding van het Wetboek, heeft de vergunning bedoeld in artikel D.V.4, § 1, ook betrekking op de latere verkoop van zijn kavels.
Art. D_V.8.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL III. - Stedelijke verkavelingsomtrekken
TITEL III. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Algemeen
HOOFDSTUK I. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.9. De stedelijke verkavelingsomtrek heeft betrekking op elk stedenbouwkundig project tot herwaardering en ontwikkeling van stedelijke functies die de oprichting, de wijziging, de uitbreiding, de vernietiging of het overstek van de wegen door gronden en openbare ruimtes vereisen.
De stedelijke verkavelingsomtrekken worden vastgesteld om operationele redenen, los van de gewestplannen, ontwikkelingsplannen en leidraden.
Art. D_V.9.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II. - Procedure voor de aanneming van de omtrek
HOOFDSTUK II. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.10. De omtrek wordt voorlopig vastgesteld door de Regering, op eigen initiatief of op voorstel van de gemeenteraad of de gemachtigd ambtenaar.
Behalve als het gemeentecollege de omtrek voorstelt, wordt diens advies overgemaakt binnen de termijn van vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de verzending van de aanvraag van de gemachtigd ambtenaar. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht. Wanneer het advies ongunstig is, wordt de procedure niet voortgezet
Het regeringsbesluit berust op een dossier bestaande uit de omtrek, zijn verantwoording ten opzichte van de criteria van artikel D.V.9, alsook uit een voorstelling van het stedenbouwkundig project dat het volgende omvat :
a) een verslag dat de overwogen handelingen en werken bevat, hun bestemming, de inrichtingsopties en de architectonische opzet van het ontwerp opgesteld op basis van de volgende elementen :
i. een situatieplan dat de ligging van het goed betrokken bij het project voorstelt t.o.v. de centrale kern van de agglomeratie en de voornaamste verbindingswegen met vermelding van hun juridisch statuut en hun benaming;
ii. de rechtstoestand die hetgeen volgt vermeldt :
- de bestemming van het goed betrokken bij het project in het gewestplan;
- in voorkomend geval, zijn ligging in het meergemeentelijk ontwikkelingsplan en in de gemeentelijke ontwikkelingsplannen, zijn ligging in de stedenbouwkundige vergunning als het goed aan de gewestelijke leidraad en/of de gemeentelijke leidraad voor stedenbouw wordt onderworpen;
iii. de stedenbouwkundige en landschappelijke context waarin hetgeen volgt vermeld staat :
- de oriëntatie;
- de verbindingsweg, zijn inrichting en zijn uitrusting alsook, in voorkomend geval, de wijzigingen die daaraan verbonden zijn;
- in voorkomend geval, de afschaffing van een bestaande weg of de aanleg van nieuwe wegen of openbare ruimtes;
- de vestiging, de afmetingen, de aard of de bestemming van de bouwwerken op het goed, betrokken bij het project, binnen een straal van 50 m ervan;
- in voorkomend geval, een rechtvaardiging van de verschillen en afwijkingen, aangevraagd ten opzichte van de artikelen D.IV.5 et D.IV.13;
iv. een fotoreportage op grond waarvan de stedenbouwkundige en landschappelijke context waarin het project past in overweging genomen kan worden met de genummerde aanduiding op plan van de opnamen van de fotoreportage;
b) een bezettingsplan van de omtrek, aangevende :
i. de vestiging en de volumetrie van de bestaande gebouwen die voor het geheel van de omtrek zijn gepland;
ii. de behouden of geplande aanleg van het onbebouwde saldo van de betrokken omtrek, met inbegrip van de wegen en openbare ruimtes, de parkeerruimtes, de bestaande en geplande vegetatie;
c) de 3D-visualisatie van het stedenbouwkundig project.
Art. D.V.10_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.V.11. § 1. De ontwerp-omtrek, samen met het dossier bedoeld in artikel D.V.10, derde lid, wordt door de gemachtigd ambtenaar aan de raadpleging van de gemeentecommissie onderworpen. Het advies wordt binnen de dertig dagen na de verzending van de aanvraag van de gemachtigd ambtenaar verzonden. Bij ontstentenis wordt het advies gunstig geacht.
Op verzoek van de gemachtigd ambtenaar organiseert het gemeentecollege een openbaar onderzoek.
Het gemeentecollege richt zijn advies samen met de bezwaren aan de gemachtigde ambtenaar.
De gemachtigd ambtenaar maakt zijn advies en het dossier aan de Regering over.
§ 2. De Regering neemt de stedelijke verkavelingsomtrek definitief aan.
Het besluit van de Regering wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen D.VIII.22 en volgende.
§ 3. Elke vergunningsaanvraag binnen de stedelijke verkavelingsomtrek, komend na de aanneming van de omtrek, wordt onderzocht volgens de bepalingen van Boek IV.
§ 4. Na beëindiging van de verwezenlijking van het project of op voorstel van de gemeenteraad of de gemachtigd ambtenaar kan de Regering de omtrek opheffen of wijzigen. De bepalingen die de opmaak van de omtrek regelen, zijn van toepassing op de wijziging ervan.
Het besluit tot vastlegging, wijziging of opheffing van de omtrek wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen D.VIII.22 en volgende.
Art. D.V.11_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK III. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK III. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.12. De stedelijke verkavelingsomtrek, definitief erkend vóór de inwerkingtreding van het Wetboek, heeft de hoedanigheid van stedelijke verkavelingsomtrek in de zin van artikel D.V.11, § 2, en valt onder de desbetreffende bepalingen.
Het onderzoek betreffende een stedelijke verkavelingsomtrek dat op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerend is, kan verder behandeld worden volgens de procedure die van toepassing was voor de inwerkingtreding van het Wetboek. Bij zijn definitieve aanneming heeft de stedelijke verkavelingsomtrek de hoedanigheid van stedelijke verkavelingsomtrek in de zin van artikel D.V.11, § 2, en valt onder de desbetreffende bepalingen.
Art. D_V.12.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL IV. - Stadsheropleving
TITEL IV. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.13.§ 1. Stadsheroplevingsoperaties beogen de verbetering en de geïntegreerde ontwikkeling van de huisvesting binnen een bepaalde omtrek, met inbegrip van de handels- en dienstenfuncties, d.m.v. overeenkomsten die tussen de gemeente en de privé-sector worden gesloten.
§ 2. Wanneer één of meer privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen een overeenkomst sluiten in het kader van de stadsheropleving, kan het Gewest, onder de door de Regering bepaalde voorwaarden, de gemeente een subsidie verlenen die voor 100 % de kosten dekt van :
1° inrichtingen van het openbaar domein i.v.m. :
a) de uitrusting of de aanleg van wegen, rioleringen, openbare verlichting, distributienetwerken en omgeving;
b) de inrichting van groengebieden;
c) stadsuitrusting voor gemeenschappelijk gebruik, zoals bepaald door de Regering;
2° de honoraria van de ontwerper van de inrichtingen van het openbaar domein, onder de door de Regering bepaalde voorwaarden.
[1 § 2bis. [3 De Regering kan een maximum bedrag voor de toelage toegekend krachtens paragraaf 2 bepalen en de toekenningsprocedure van deze toelage omschrijven.]3]1
§ 3. De inrichtingen en onroerende goederen bedoeld in § 1, zijn gelegen binnen een zone van stadsheropleving die de Regering op voorstel van de gemeenteraad vastlegt.
De omtrekken van stadsheropleving worden vastgesteld om operationele redenen, los van de gewestplannen, ontwikkelingsplannen en leidraden.
§ 4. De overeenkomst bedoeld in paragraaf 2 neemt het beginsel in acht volgens hetwelk, voor elke euro die het Gewest voor haar rekening neemt, de privaatrechtelijke rechtsperso(o)n(en) of natuurlijke perso(o)n(en) bedoeld in paragraaf 2 minstens twee euro investeren, waarvan minstens één in één of meer van de volgende werkzaamheden :
1° de verbouwing en de verbetering van verbeterbare onbewoonbare woningen;
2° de afbraak van onbewoonbare woningen en de bouw van woningen op dezelfde plaats;
3° de verbouwing van gebouwen met het oog op de inrichting van woningen;
4° de bouw van woningen.
§ 5. Opdat de gemeente de in paragraaf 2 bedoelde subsidies zou kunnen genieten, moet de gemeenteraad een stadsheroplevingsdossier aannemen en bij de Regering indienen.
De Regering bepaalt de samenstelling en de procedure voor de goedkeuring van de stadsheroplevingsdossiers, alsook de voorwaarden voor de toekenning of de terugbetaling van de subsidie.
[2 Het gebruik van subsidies die in het kader van het paragraaf 2 en betreffende een overheidsopdracht voor de aanneming van werken worden toegekend, is afhankelijk van de opname, in de opdrachtdocumenten betreffende deze werken, van een of meer milieuclausules, een of meer sociale clausules en een of meer ethische clausules ter bestrijding van sociale dumping.
De Regering specificeert de draagwijdte van deze clausules en bepaalt de modaliteiten van de invoeging ervan. In afwijking van lid 1 kan de regering drempels vaststellen waarboven zij worden ingevoegd.]2
----------
(1)<DWG 2017-07-12/20, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
<DWG 2017-12-13/20, art. 104,§2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
<DWG 2017-12-13/20, art. 176,§2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
<DWG 2018-11-30/28, art. 169, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<DWG 2019-12-19/38, art. 95 en 166, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
<DWG 2020-12-17/52, art. 100 en 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(2)<DWG 2019-05-02/67, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 06-09-2019>
(3) geen nederlanse versie
(3)<DWG 2022-12-21/67, art. 91, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. D.V.13_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL V. - Stadsvernieuwing
TITEL V. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.14.§ 1. Stadsvernieuwing is een globaal overlegde actie die van de gemeente uitgaat en de herstructurering, sanering of vernieuwing van een stadsomtrek beoogt om er het behoud of de toename van de plaatselijke bevolking te bevorderen en om de sociale, economische en culturele functie te stimuleren met inachtneming van de eigen culturele en architecturale kenmerken.
De stadsvernieuwing beoogt het behoud en de verbetering van de huisvesting d.m.v. één of meer van de volgende werkzaamheden :
1° de vernieuwing of de bouw van woningen;
2° de bouw of de verbetering van gemeenschappelijke uitrustingen zoals bepaald door de Regering;
3° de inrichting of verfraaiing van groene ruimtes;
4° de bouw of verfraaiing van gebouwen voor handels- of dienstenactiviteiten.
§ 2. Wanneer een gemeente een stadsvernieuwingsoperatie uitvoert, kan de Regering haar een subsidie verlenen.
De Regering bepaalt hoe het stadsvernieuwingsdossier moet worden aangelegd alsook de procedure voor de goedkeuring ervan en de voorwaarden voor de toekenning of de terugbetaling van de subsidie.
De gemeenteraad legt het stadsvernieuwingsdossier aan met de gemeentelijke commissie of, bij ontstentenis, met de plaatselijke commissie voor stadsvernieuwing en afgevaardigden van de bewoners van de buurt waar de vernieuwing moet plaatsvinden.
De vernieuwingsomtrekken worden vastgesteld om operationele redenen, los van de gewestplannen, ontwikkelingsplannen en leidraden.
[1 § 3. Het gebruik van subsidies die in het kader van het paragraaf 2 en betreffende een overheidsopdracht voor de aanneming van werken worden toegekend, is afhankelijk van de opname, in de opdrachtdocumenten betreffende deze werken, van een of meer milieuclausules, een of meer sociale clausules en een of meer ethische clausules ter bestrijding van sociale dumping.
De Regering specificeert de draagwijdte van deze clausules en bepaalt de modaliteiten van de invoeging ervan. In afwijking van lid 1 kan de regering drempels vaststellen waarboven zij worden ingevoegd.]1
----------
(1)<DWG 2019-05-02/67, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 06-09-2019>
Art. D_V.14.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL VI. - Bevoorrechte initiatiefgebieden
TITEL VI. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.15. § 1. De bevoorrechte initiatiefgebieden worden onder de door de Regering bepaalde voorwaarden opgericht om specifieke hulp te kunnen verlenen in welbepaalde geografische gebieden en om er de reeds verleende hulp aan te passen.
De bevoorrechte initiatiefgebieden worden vastgesteld om operationele redenen, los van de gewestplannen, ontwikkelingsplannen en leidraden.
§ 2. De bevoorrechte initiatiefgebieden worden door de Regering afgebakend, met name :
1° gebieden met hoge grondbelasting gelegen in gemeenten waar de prijs van de bouwgrond hoger ligt dan het gewestelijk gemiddelde;
2° gebieden voor de herkwalificering van woonkernen in buurten waar de geleidelijke verloedering tot gevolg heeft dat de bevolking wegtrekt;
3° gebieden voor globale buurtontwikkeling in het kader van een geïntegreerd heroplevingsbeleid dat gevoerd wordt in buurten waar de samenstelling van de bevolking en de bescheiden huisvestingskwaliteit sociale problemen veroorzaken;
4° gebieden met te herkwalificeren sociale woonwijken waar zich dezelfde problemen als in 3° voordoen.
§ 3. De Regering bepaalt volgens de door haar vastgestelde nadere regels de operaties die zij nuttig acht in de bevoorrechte initiatiefgebieden.
Art. D.V.15_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL VII. - Gezamenlijke procedure voor omtrekken en vergunningen
TITEL VII. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.16. § 1. De definitieve aanneming van een omtrek voor een te herontwikkelen locatie of van een stedelijke verkavelingsomtrek kan gelden als stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning of globale vergunning voor :
1° de handelingen en werken van bouw of wederopbouw in de zin van artikel D.V.1, 2°, betreffende de omtrek voor een te herontwikkelen locatie;
2° de handelingen en werken tot herwaardering en ontwikkeling van de stedelijke functies in de zin van artikel D.V.9 betreffende de stedelijke verkavelingsomtrek.
§ 2. Het dossier betreffende de aanneming van de omtrek moet, volgens het geval, hetzij de elementen bedoeld in artikel D.V.2, § 2, voor de omtrek voor een te herontwikkelen locatie, hetzij de stedelijke verkavelingsomtrek en zijn rechtvaardiging t.o.v. de criteria van artikel D.V.9 bevatten, alsook :
- de elementen vereist voor de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning betreffende het stedenbouwkundig project ter uitvoering van Boek IV, met inbegrip van de evaluatie van de desbetreffende effecten vereist overeenkomstig artikel 65 van Boek I van het Milieuwetboek;
- de elementen vereist voor de aanvraag tot milieuvergunning of globale vergunning in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, met inbegrip van de evaluatie van de desbetreffende effecten vereist overeenkomstig artikel 65 van Boek I van het Milieuwetboek;
- de elementen vereist voor het technisch dossier bedoeld in artikel 11 of het ontwerp-rooiplan bedoeld in artikel 21 van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeenteweg.
De vergunningsaanvraag kan een gedeelte van de omtrek betreffen. In dat geval omvat het dossier bedoeld in het eerste lid ook de elementen bedoeld in artikel D.V.10, derde lid, b), voor het saldo van de omtrek die niet gedekt is door de vergunningsaanvraag en in artikel D.V.10, derde lid, c), voor het geheel van de omtrek.
§ 3. Er wordt niet afgeweken van de regels betreffende de aanneming van de omtrek, noch van de regels betreffende de vergunningsaanvraag. De onderzoeksprocedure volgt, volgens het geval, de procedure tot aanneming van de te herontwikkelen locatie bedoeld in artikel D.V.2 of de stedelijke verkavelingsomtrek bedoeld in de artikelen D.V.10 en volgende.
De volgende bijzondere bepalingen zijn evenwel van toepassing :
1° de vergunning wordt verstrekt door de Regering;
2° de termijnen voor de behandeling van de vergunningsaanvraag worden verlengd met de termijn gebruikt om te beslissen over de aanvraag tot uitwerking van de omtrek;
3° de termijnen voor de behandeling van de aanvraag tot aanneming van de omtrek worden verlengd met de termijnen gebruikt om het dossier m.b.t. de vergunningsaanvraag in te vullen indien het onvolledig wordt verklaard, of om de formaliteiten volgend op een wijziging van de vergunningsaanvraag uit te voeren;
4° de milieuvergunningsaanvraag of de globale vergunningsaanvraag wordt behandeld overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning tot de zending van het syntheseverslag aan de Regering; wanneer het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning de technisch ambtenaar en, in voorkomend geval, de gemachtigd ambtenaar als bevoegde overheid aanwijst, richt(en) die ambtenaar(aren) een syntheseverslag aan de Regering binnen dezelfde termijnen als de termijnen waarover ze beschikken wanneer het gemeentecollege de bevoegde overheid is.
Het gemeentecollege organiseert een eenmalig openbaar onderzoek overeenkomstig de artikelen D.VIII.7 en volgende voor de ontwerp-omtrek, voor de vergunningsaanvraag alsook, in voorkomend geval, voor de aanvraag betreffende de gemeenteweg en voor het ontwerp-rooiplan. De duur van het eenmalig openbaar onderzoek bedraagt dertig dagen.
§ 4. De Regering neemt de omtrek definitief aan en machtigt mits motivering ten opzichte van de artikelen D.64 en D.68 van Boek I van het Milieuwetboek, eventueel onder voorwaarden en lasten, de handelingen en werken bedoeld in paragraaf 1.
Het besluit bedoeld in het eerste lid geldt als stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning of globale vergunning voor de handelingen en werken bedoeld in paragraaf 1, met inbegrip van de uitvoering van handelingen en werken betreffende de gemeenteweg. In geval van toekenning van de vergunning begint bedoelde vergunning slechts te lopen op de dag na de inwerkingtreding van de omtrek.
Art. D.V.16_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL VIII. - Fonds voor operationele inrichting en fonds voor de sanering van te herontwikkelen locaties en locaties met herstel van landschap en leefmilieu
TITEL VIII. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.17.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 248, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D.V.17_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2019-12-12/19, art. 172, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.V.18.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 248, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D.V.18_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2019-12-12/19, art. 172, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
TITEL IX. - Financiële bepalingen
TITEL IX. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Beginsel
HOOFDSTUK I. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.19.[1 § 1.]1 Het Gewest kan, onder de door de Regering bepaalde voorwaarden, een subsidie verlenen :
1° met het oog op de aankoop van een zakelijk recht door een publiekrechtelijk rechtspersoon van het geheel of van een gedeelte van de onroerende goederen gelegen binnen één van de in artikel D.VI.17 bedoelde omtrekken;
2° aan alle publiekrechtelijke of privaatrechtelijke natuurlijke en rechtspersonen van openbaar nut, voor voorafgaande studies of handelingen en werken die betrekking hebben op de herinrichting van locaties bedoeld in de artikelen D.V.1 en D.V.7 of op de uiterlijke verfraaiing voornamelijk bestemd voor de woning;
3° van één euro aan één of meer privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die het overeenkomen en die drie euro investeren in handelingen en werken betreffende één of meer onroerende goederen gelegen in de omtrek van de bedrijfsruimte bedoeld in de artikelen D.V.1 en D.V.7, waarvan minstens twee euro dienen voor de inrichting of de verwezenlijking van woningen, met inbegrip van de handelingen en werken voor de herinrichting van bedoeld(e) onroerend(e) goed(eren). [1 Het bedrag en de fasering van de toekenning van deze subsidie kunnen worden vastgelegd in het besluit tot toekenning van bedoelde subsidie door de Regering.]1
[1 § 2. Volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten kan het Gewest geheel of gedeeltelijk zorgen voor de financiering van kredietverleningen aan elke privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon of van participaties in vennootschappen van publiek recht of privaat recht of in publiekrechtelijke vennootschappen die in onderzoeken, handelingen en werken betreffende één of meerdere onroerende goederen gelegen in de omtrek van de in de artikelen D.V.1 en D.V.7 bedoelde sites investeren.]1
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 87, 010; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art. D.V.19_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II. - Overgangsrecht
HOOFDSTUK II. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)
Art. D.V.20. De subsidies toegekend op grond van de vigerende en in uitvoering zijnde wetgeving voor de inwerkingtreding van dit Wetboek blijven onder de bepalingen vallen die van toepassing waren op het ogenblik van de toekenning ervan.
Art. D_V.20.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 165, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
BOEK VI. - Grondbeleid
TITEL I. - Onteigeningen en vergoedingen
HOOFDSTUK I. - Goederen die onteigend zouden kunnen worden
Art. D.VI.1. Via onteigening om redenen van openbaar nut kunnen worden verricht, alle aankopen van onroerende goederen nodig voor de verwezenlijking of uitvoering van :
1° gewestplannen, met inbegrip van gebieden met al dan niet een bedrijfskarakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is en van gebieden van gemeentelijk belang;
2° (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen;
3° plaatselijke beleidsontwikkelingsplannen;
4° omtrekken van te herontwikkelen locaties en locaties met herstel van landschap en leefmilieu;
5° omtrekken van stadsheropleving;
6° omtrekken van stadsvernieuwing;
7° stedelijke verkavelingsomtrekken;
8° beschermingsmaatregelen voor onroerende goederen gevestigd rondom inrichtingen die een hoog risico inhouden in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of de gebieden die uitsluitend bestemd zijn voor de nijverheden die hoge risico's vormen voor de personen, de goederen of het leefmilieu;
9° acties bedoeld in artikel D.V.15 in de bevoorrechte initiatiefgebieden;
10° de omtrek van een specifieke stedenbouwkundige verrichting in verband met de uitvoering van het plan betreffende de permanente bewoning.
Art. D_VI.1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Via onteigening om redenen van openbaar nut kunnen worden verricht, alle aankopen van onroerende goederen nodig voor de verwezenlijking of uitvoering van : 1° gewestplannen, met inbegrip van gebieden met al dan niet een bedrijfskarakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is en van gebieden van gemeentelijk belang; 2° (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen; 3° plaatselijke beleidsontwikkelingsplannen; 4° [1 omtrekken voor een saneringslocatie;]1 5° [1 ...]1 6° [1 ...]1 7° stedelijke verkavelingsomtrekken; 8° beschermingsmaatregelen voor onroerende goederen gevestigd rondom inrichtingen die een hoog risico inhouden in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of de gebieden die uitsluitend bestemd zijn voor de nijverheden die hoge risico's vormen voor de personen, de goederen of het leefmilieu; 9° [1 ...]1 10° de omtrek van een specifieke stedenbouwkundige verrichting in verband met de uitvoering van het plan betreffende de permanente bewoning.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 166, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK II. - Onteigenende overheden
Art. D.VI.2. Als onteigenende overheid mogen optreden het Gewest, de provincies, de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven, de intercommunales met ruimtelijke ordening of huisvesting of economische ontwikkeling als maatschappelijk doel en de openbare instellingen en organen die krachtens de wet of het decreet bevoegd zijn om ten algemenen nutte te onteigenen.
Art. D.VI.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Als onteigenende overheid mogen optreden [1 de Duitstalige Gemeenschap]1, de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven, de intercommunales met ruimtelijke ordening of huisvesting of economische ontwikkeling als maatschappelijk doel en de openbare instellingen en organen die krachtens de wet of het decreet bevoegd zijn om ten algemenen nutte te onteigenen.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 174, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK III.
Art. D.VI.3.
<Opgeheven bij DWG 2018-11-22/12, art. 90, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. D.VI.4.
<Opgeheven bij DWG 2018-11-22/12, art. 90, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. D.VI.5.
<Opgeheven bij DWG 2018-11-22/12, art. 90, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
HOOFDSTUK IV.
Art. D.VI.6.
<Opgeheven bij DWG 2018-11-22/12, art. 91, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
HOOFDSTUK V.
Art. D.VI.7.
<Opgeheven bij DWG 2018-11-22/12, art. 92, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. D.VI.8.
<Opgeheven bij DWG 2018-11-22/12, art. 92, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. D.VI.9.
<Opgeheven bij DWG 2018-11-22/12, art. 92, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. D.VI.10.
<Opgeheven bij DWG 2018-11-22/12, art. 92, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
HOOFDSTUK VI. - Onteigening op verzoek van een derde
Art. D.VI.11. § 1. Op aanvraag van de eigenaar(s) die in oppervlakte meer dan de helft van de gronden van het binnenin gelegen grondstuk bezit(ten) kan de onteigenende overheid de andere onroerende goederen noodzakelijk voor de verwezenlijking of de uitvoering van de voorschriften bedoeld in artikel D.VI.1 onteigenen wanneer de minnelijke aankoop ervan onmogelijk gebleken zal zijn. De onteigenende overheid moet daartoe gemachtigd worden door de Regering.
De aanvraag wordt per schrijven aan de onteigenende overheid gericht. Deze aanvraag bevat volgende gegevens en documenten :
1° naam, voornaam, hoedanigheid en woonplaats van de aanvrager, of firmanaam en zetel indien het een rechtspersoon betreft;
2° een memorie waarin het verzoek verantwoord wordt;
3° een liggingsplan met de grenzen van de percelen die aan de verzoeker toebehoren en de grenzen van de percelen waarvan de onteigening aangevraagd wordt;
4° een attest van de bewaarder der hypotheken betreffende de percelen waarvan de onteigening wordt aangevraagd;
5° de verantwoording van de middelen nodig voor de beoogde inrichting van de locatie.
§ 2. De eigenaar(s) bedoeld in lid 1 kan (kunnen) vragen om belast te worden met de uitvoering van de inrichtingswerken.
Art. D.VI.12. § 1. De gronden, aangekocht overeenkomstig artikel D.VI.11, worden door verkoop, erfpacht of opstal ter beschikking van de aanvragers gesteld.
De akte van terbeschikkingstelling moet een clausule bevatten waarin de handelingen en werken en de overwogen activiteiten op het onteigende goed nader opgegeven worden, evenals de andere nadere regels van het gebruik ervan en, meer bepaald, de datum waarop de handelingen, werken en activiteiten zouden moeten worden aangevat.
§ 2. Bij verkoop moet de akte eveneens een clausule bevatten volgens welke de onteigenende overheid de mogelijkheid heeft het goed over te kopen als de gebruiker de vermelde activiteit staakt of als hij de nadere gebruiksregels niet in acht neemt. In die hypothese, en bij gebreke van overeenstemming tussen de partijen, wordt de prijs van de overname van de gronden bepaald door de aankoopcomités van onroerende goederen die handelen in het kader van de onteigeningsprocedure zonder rekening te houden met de meerwaarde die zij gekregen zouden hebben in overtreding van de aanvankelijke akkoorden tussen de partijen.
Anderzijds worden het materieel en de werktuigen, de sinds de overdracht door de onteigenende overheid opgetrokken gebouwen en gevestigde infrastructuur bij gebreke van overeenstemming tussen de partijen bij de overname van de grond tegen hun koopwaarde betaald. Die waarde wordt door de aankoopcomités van onroerende goederen bedoeld in lid 1 berekend.
Bij verkoop mag de gebruiker het goed enkel wederverkopen mits instemming van het Gewest of van de verkopende publiekrechtelijke persoon; de clausules bedoeld in de leden 1 en 2 moeten in de wederverkoopsakte opgenomen worden.
Art. D.VI.12_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De gronden, aangekocht overeenkomstig artikel D.VI.11, worden door verkoop, erfpacht of opstal ter beschikking van de aanvragers gesteld. De akte van terbeschikkingstelling moet een clausule bevatten waarin de handelingen en werken en de overwogen activiteiten op het onteigende goed nader opgegeven worden, evenals de andere nadere regels van het gebruik ervan en, meer bepaald, de datum waarop de handelingen, werken en activiteiten zouden moeten worden aangevat. § 2. Bij verkoop moet de akte eveneens een clausule bevatten volgens welke de onteigenende overheid de mogelijkheid heeft het goed over te kopen als de gebruiker de vermelde activiteit staakt of als hij de nadere gebruiksregels niet in acht neemt. In die hypothese, en bij gebreke van overeenstemming tussen de partijen, wordt de prijs van de overname van de gronden bepaald door de [1 aankoopcomités van het Waals Gewest voor de aankoop van onroerende goederen]1 die handelen in het kader van de onteigeningsprocedure zonder rekening te houden met de meerwaarde die zij gekregen zouden hebben in overtreding van de aanvankelijke akkoorden tussen de partijen. Anderzijds worden het materieel en de werktuigen, de sinds de overdracht door de onteigenende overheid opgetrokken gebouwen en gevestigde infrastructuur bij gebreke van overeenstemming tussen de partijen bij de overname van de grond tegen hun koopwaarde betaald. Die waarde wordt door de aankoopcomités van onroerende goederen bedoeld in lid 1 berekend. Bij verkoop mag de gebruiker het goed enkel wederverkopen mits instemming van [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 of van de verkopende publiekrechtelijke persoon; de clausules bedoeld in de leden 1 en 2 moeten in de wederverkoopsakte opgenomen worden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 175, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK VII. - Comité voor de aankoop
Art. D.VI.13. Op verzoek van de onteigenende overheid worden de comités voor de aankoop van onroerende goederen belast met alle aankopen en onteigeningen van onroerende goederen met het oog op de uitvoering van de plannen, ontwikkelingsplannen en omtrekken bedoeld in artikel D.VI.1. Ongeacht de onteigenende overheid zijn bedoelde comités gemachtigd om zonder bijzondere formaliteiten de openbare of onderhandse verkoop van de krachtens deze Titel aangekochte of onteigende onroerende goederen te verrichten. Van de in dit lid bedoelde akten kunnen afschriften worden verkregen.
De voorzitters van de aankoopcomité's zijn bevoegd om de onteigenende overheid in rechte te vertegenwoordigen.
Art. D.VI.14. Ongeacht de belanghebbende publiekrechtelijke rechtspersoon, zijn de aankoopcomités van onroerende goederen gemachtigd om zonder bijzondere formaliteiten en volgens de nadere regels van artikel D.VI.12 over te gaan tot de verkoop of de overdracht in erfpacht of opstal van de krachtens dit Wetboek aangekochte of onteigende onroerende goederen of van de domaniale goederen waaraan de Regering zou beslissen een bestemming bepaald bij dit Wetboek te geven. Van de in dit lid bedoelde akten kunnen afschriften worden verkregen.
Belanghebbende publiekrechtelijke personen kunnen zelf de overdracht van de door hen krachtens dit Wetboek aangekochte of onteigende onroerende goederen verrichten. Wanneer de publiekrechtelijke persoon geen beroep doet op het comité, moet zij de ontwerp-akte van verkoop of verhuur aan het visum van één van hogergenoemden voorleggen. Het comité moet zijn visum of de weigering om te viseren binnen een termijn van één maand te rekenen van de ontvangst van het dossier mededelen. In geval van noodzaak kan die termijn met één maand verlengd worden op verzoek van het comité.
Bij weigering om te viseren, bepaalt het comité met motivering ervan de voorwaarden die hij eist om zijn visum te verlenen. Het visum wordt verleend geacht wanneer het comité of de ontvanger de termijn bedoeld in vorig lid laat aflopen.
HOOFDSTUK VIII. - Verzaak aan de onteigening
Art. D.VI.15. Wanneer binnen een termijn van tien jaren, te rekenen van de goedkeuring van het onteigeningsplan, de in artikel D.VI.1 bedoelde goederen niet zijn verkocht of de onteigeningsprocedure niet is begonnen, kan de eigenaar per schrijven de bevoegde overheid verzoeken van de onteigening van zijn goed af te zien.
Is die overheid niet het Waalse Gewest, dan wordt de ingebrekestelling per zending meegedeeld aan de Regering of aan de gemachtigde ambtenaar.
Indien een stedenbouwkundige of een bebouwingsvergunning vóór de inwerkingtreding van een gewestplan of een ontwikkelingsplan overeenkomstig artikel D.IV.58 wordt geweigerd om de toekomstige inrichting niet in het gedrang te brengen, dan loopt de termijn van tien jaar vanaf de datum waarop de weigering van de vergunning is verzonden.
Indien de bevoegde overheid zich niet heeft uitgesproken binnen een jaar te rekenen van de datum van verzending van de ingebrekestelling, kan de eigenaar schadevergoeding verkrijgen binnen de bij artikel D.VI.38 en volgende gestelde perken.
Art. D.VI.15_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer binnen een termijn van tien jaren, te rekenen van de goedkeuring van het onteigeningsplan, de in artikel D.VI.1 bedoelde goederen niet zijn verkocht of de onteigeningsprocedure niet is begonnen, kan de eigenaar per schrijven de bevoegde overheid verzoeken van de onteigening van zijn goed af te zien. Is die overheid niet [1 de Duitstalige Gemeenschap]1, dan wordt de ingebrekestelling per zending meegedeeld aan de Regering [1 ...]1. Indien een stedenbouwkundige [2 , bebouwings-, ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]2 vóór de inwerkingtreding van een gewestplan of een ontwikkelingsplan overeenkomstig artikel D.IV.58 wordt geweigerd om de toekomstige inrichting niet in het gedrang te brengen, dan loopt de termijn van tien jaar vanaf de datum waarop de weigering van de vergunning is verzonden. Indien de bevoegde overheid zich niet heeft uitgesproken binnen een jaar te rekenen van de datum van verzending van de ingebrekestelling, kan de eigenaar schadevergoeding verkrijgen binnen de bij artikel D.VI.38 en volgende gestelde perken.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 176, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 167, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
HOOFDSTUK IX. - Overgangsrecht
Art. D.VI.16. De onteigeningsbesluiten die in werking waren op datum van inwerkingtreding van dit Wetboek, blijven van toepassing.
De goedkeuringsprocedures voor de onteigeningsbesluiten die in behandeling waren op datum van inwerkingtreding van dit Wetboek worden verder behandeld volgens de bepalingen van laatstgenoemde.
TITEL II. - Recht van voorkoop
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Afdeling 1. - De omtrekken van voorkoop
Art. D.VI.17.§ 1. Elk onroerend goed vervat in volgende gebieden kan aan het recht van voorkoop worden onderworpen :
1° gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is;
2° gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
3° gebieden met een economisch karakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is;
4° gebieden van gewestelijk belang;
5° gebieden van gemeentelijk belang;
6° de domeinen van de spoor- of luchthaveninfrastructuren en de autonome havens bedoeld in artikel D.II.19;
7° de omtrek van te herontwikkelen locaties en locaties met herstel van landschap en leefmilieu;
8° omtrekken van stadsheropleving;
9° omtrekken van stadsvernieuwing;
10° iedere andere omtrek bedoeld in een gewestplanherziening met betrekking tot de opneming van een nieuw voor bebouwing bestemd gebied;
11° een omtrek voor een specifieke stedenbouwkundige verrichting in verband :
a) ofwel met de uitvoering van het plan met betrekking tot de permanente bewoning;
b) ofwel met de aanleg of de verbetering van een verkeersinfrastructuur;
c) ofwel met een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan, een omtrek van stedelijke herverkaveling of een bevoorrecht initiatiefgebied die aangenomen zijn;
[1 12° een groen woongebied aangewezen overeenkomstig artikel D.II.64.]1
De Regering houdt op de door haar bepaalde wijze een inventaris van alle gebieden en oppervlakten die aan het recht van voorkoop onderworpen zijn.
§ 2. Het recht van voorkoop is niet van toepassing op goederen die het voorwerp zijn van een besluit waarbij hun onteigening ten algemenen nutte wordt bepaald.
----------
(1)<DWG 2017-11-16/16, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
Art. D_VI.17.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Elk onroerend goed vervat in volgende gebieden kan aan het recht van voorkoop worden onderworpen : 1° gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is; 2° gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen; 3° gebieden met een economisch karakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is; 4° gebieden van gewestelijk belang; 5° gebieden van gemeentelijk belang; 6° de domeinen van de spoor- of luchthaveninfrastructuren en de autonome havens bedoeld in artikel D.II.19; 7° [2 omtrekken voor een saneringslocatie;]2 8° [2 ...]2 9° [2 ...]2 10° iedere andere omtrek bedoeld in een gewestplanherziening met betrekking tot de opneming van een nieuw voor bebouwing bestemd gebied; 11° een omtrek voor een specifieke stedenbouwkundige verrichting in verband : a) ofwel met de uitvoering van het plan met betrekking tot de permanente bewoning; b) ofwel met de aanleg of de verbetering van een verkeersinfrastructuur; c) ofwel met een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan [2 of een omtrek voor een stedelijke verkaveling]2 die aangenomen zijn; [1 12° een groen woongebied aangewezen overeenkomstig artikel D.II.64.]1 De Regering houdt op de door haar bepaalde wijze een inventaris van alle gebieden en oppervlakten die aan het recht van voorkoop onderworpen zijn. § 2. Het recht van voorkoop is niet van toepassing op goederen die het voorwerp zijn van een besluit waarbij hun onteigening ten algemenen nutte wordt bepaald. ----------
(1)<DWG 2017-11-16/16, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 168, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Voorwerp van de voorkoop
Art. D.VI.18. Het regeringsbesluit tot bepaling van de omtrek waarop het recht van voorkoop van toepassing is, wijst het voorwerp aan waarvoor het recht van voorkoop kan worden uitgeoefend, dat verband moet houden met de doelstellingen van de zonering of van de omtrek die aan de omtrek van voorkoop ten grondslag ligt.
Afdeling 3. - Voorkoopgerechtigde overheden
Art. D.VI.19. Mogelijke begunstigden van een recht van voorkoop zijn :
1° het Gewest;
2° de gemeenten, de zelfstandige gemeente- of provinciebedrijven en openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
3° de Waalse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de door haar erkende openbare vastgoedmaatschappijen;
4° de intercommunales die ruimtelijke ordening, huisvesting of economische ontwikkeling tot maatschappelijk doel hebben.
Het regeringsbesluit tot bepaling van de omtrek waarop het recht van voorkoop van toepassing is, wijst de begunstigden van het recht en de plaats die ze in de volgorde innemen, aan.
Art. D.VI.19_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Mogelijke begunstigden van een recht van voorkoop zijn : 1° [1 de Duitstalige Gemeenschap]1; 2° de gemeenten, de [1 autonome gemeentebedrijven]1 en openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 3° [1 de erkende openbare vastgoedmaatschappijen]1; 4° de intercommunales die ruimtelijke ordening, huisvesting of economische ontwikkeling tot maatschappelijk doel hebben. Het regeringsbesluit tot bepaling van de omtrek waarop het recht van voorkoop van toepassing is, wijst de begunstigden van het recht en de plaats die ze in de volgorde innemen, aan.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 177, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 4. - Akten die de voorkoopprocedure doen ontstaan
Art. D.VI.20. Het recht van voorkoop is van toepassing op alle vervreemdingen ten bezwarende titel van al dan niet bebouwde onroerende goederen en op alle rechten van erfpacht of opstal die betrekking hebben op onroerende goederen.
Het recht van voorkoop is echter niet van toepassing op :
1° vervreemdingen tussen echtgenoten, bloed- of aanverwanten in rechte lijn, noch tussen bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad;
2° de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen onderworpen aan de wet van 9 juli 1971 tot regeling van de bouw van woningen en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen;
3° inbrengen in vennootschappen en de overdrachten voortvloeiend uit fusies, splitsingen en opslorpingen van handelsvennootschappen;
4° uitwisselingen met of zonder bijbetalingen verricht in het kader van de ruil- of herverkavelingsoperaties bedoeld in de artikelen D.VI.34 tot D.VI.37;
5° overdrachten van gebouwen in uitvoering van een in een leasingcontract opgenomen verkoopbelofte.
Afdeling 5. - Duurtijd
Art. D.VI.21. Het regeringsbesluit tot bepaling van de omtrek waarop het recht van voorkoop van toepassing is, vermeldt de duur van het recht van voorkoop, dat niet langer dan vijftien jaar mag duren; het kan verlengd worden met periodes van hoogstens vijf jaar.
HOOFDSTUK II. - Procedure voor de aanneming van de omtrekken
Art. D.VI.22. Op eigen initiatief of op verzoek van één van de voorkoopgerechtigen, bedoeld in artikel D.VI.19, wordt een omtrek van voorkoop door de Regering aangenomen of goedgekeurd.
Art. D.VI.23. Indien de omtrek van voorkoop tegelijk met het plan, het ontwikkelingsplan of de omtrek bedoeld in artikel D.VI.17 wordt opgemaakt, worden ze samen onderworpen aan de regels voor de aanneming of de goedkeuring van desbetreffend plan, ontwikkelingsplan of omtrek.
Art. D.VI.24. § 1. Indien de omtrek van voorkoop na het plan, het ontwikkelingsplan of de omtrek bedoeld in artikel D.VI.17 wordt opgemaakt, binnen de vijftien dagen na het verzoek van de Regering, dan wordt de ontwerp-omtrek van voorkoop door de gemeente aan een openbaar onderzoek onderworpen.
De Regering keurt de omtrek van voorkoop binnen de zestig dagen na ontvangst van het verzoek van de voorkoopgerechtigde goed. Die termijn kan bij gemotiveerd besluit met dertig dagen verlengd worden.
§ 2. Indien het besluit van de Regering niet binnen deze termijn wordt aangenomen, kan de voorkoopgerechtigde bedoeld in artikel D.VI.22 haar een aanmaning bij ter post aangetekend schrijven toesturen. Indien de voorkoopgerechtigde bij verstrijken van een nieuwe termijn van zestig dagen die ingaat op de verzenddatum van de aanmaning het besluit van de Regering niet heeft ontvangen, wordt de omtrek van voorkoop geacht verworpen te zijn.
§ 3. Het regeringsbesluit wordt overeenkomstig de artikelen D.VIII.22 en volgende bekendgemaakt.
Binnen tien dagen na de goedkeuring door de Regering, wordt het besluit per zending betekend aan de eigenaars en aan de houders van een zakelijk onroerend recht op goederen gelegen in het gebied waarop het recht van voorkoop van toepassing is, alsmede aan de gemeente.
HOOFDSTUK III. - Voorkoopprocedure
Afdeling 1. - Verklaring van het voornemen tot vervreemding
Art. D.VI.25.§ 1. Elke vervreemding van een zakelijk onroerend recht dat het voorwerp is van een recht van voorkoop, is onderworpen aan een voorafgaandelijke intentieverklaring die de houder per zending gelijktijdig aan de Regering en aan de gemeente richt.
De intentieverklaring tot vervreemding, waarvan het formulier door de Regering wordt bepaald, moet de volgende gegevens bevatten :
1° de identiteit en de woonplaats van de houder van een onroerend zakelijk recht;
2° het adres van het onroerend goed waarvan de vervreemding wordt overwogen;
3° de omschrijving van het onroerend goed en meer bepaald de kadastrale aanduiding ervan, de oppervlakte van het perceel, de grondoppervlakte van het gebouwde, de vloeroppervlakte en het aantal verdiepingen;
4° de andere zakelijke rechten en de persoonlijke rechten die eraan verbonden zijn;
5° een uitvoerige lijst van de bouw-, stedenbouwkundige, verkavelings- of bebouwingsvergunningen, de stedenbouwkundige attesten betreffende het goed, alsook de meest recente en meest nauwkeurige stedenbouwkundige bestemming, met de benaming die in het gewestplan of de (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen voorkomt;
6° [1 de prijsopgave en de voorwaarden van de overwogen vervreemding, of, in het geval van een openbare verkoop, de nadere regels van verkoop, waaronder de eventuele inzet, en, bij een fysieke verkoop, dag, uur en plaats ervan of, bij een gedematerialiseerde verkoop, dag van aanvang en sluiting van het opbod;]1
7° bij gebrek aan de prijs, de conventionele waarde van de tegenprestatie die vastgesteld is ten laste van de koper van het zakelijk onroerend recht;
8° de vermelding dat de houders van het recht van voorkoop het recht hebben het goed te bezichtigen.
[1 De houder van het zakelijk recht of de notaris belast met het verrichten van de vervreemding kan de informatie bedoeld in lid 2, 5°, bij het gemeentebestuur opvragen. De informatie wordt door het gemeentebestuur overgemaakt binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. Wordt deze aanvraag niet binnen de voorziene termijn door betrokken bestuur beantwoord, dan vermeldt de houder van het zakelijk recht of de notaris belast met het verrichten van de vervreemding in de verklaring de datum van verzending van de aanvraag tot informatie of van het bericht van ontvangst ervan en wijst erop, dat bedoelde informatie niet is verstrekt.]1
§ 2. In het geval van een openbare verkoop, wordt de in paragraaf 1 bedoelde verklaring ten minste zestig dagen [1 voor de dag van aanvang van de biedingen]1 door de notaris die met de verkoop belast is, opgemaakt. In geval van herverkoop ingevolge de uitoefening van het recht op een hoger bod [1 aan de voorkoopgerechtigde die niet heeft afgezien van het uitoefenen van zijn recht]1, wordt de verklaring vlak na de ontvangst van het hoger bod door de notaris opgemaakt. Ze vermeldt bovendien de datum en de regels van de verkoop.
----------
(1)<DWG 2019-02-28/15, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2019>
Art. D_VI.25.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Elke vervreemding van een zakelijk onroerend recht dat het voorwerp is van een recht van voorkoop, is onderworpen aan een voorafgaandelijke intentieverklaring die de houder per zending gelijktijdig aan de Regering en aan de gemeente richt. De intentieverklaring tot vervreemding, waarvan het formulier door de Regering wordt bepaald, moet de volgende gegevens bevatten : 1° de identiteit en de woonplaats van de houder van een onroerend zakelijk recht; 2° het adres van het onroerend goed waarvan de vervreemding wordt overwogen; 3° de omschrijving van het onroerend goed en meer bepaald de kadastrale aanduiding ervan, de oppervlakte van het perceel, de grondoppervlakte van het gebouwde, de vloeroppervlakte en het aantal verdiepingen; 4° de andere zakelijke rechten en de persoonlijke rechten die eraan verbonden zijn; 5° een uitvoerige lijst van de bouw-, stedenbouwkundige, verkavelings- [2 , bebouwings-, ontsluitings- of opsplitsingsvergunningen]2, de stedenbouwkundige attesten betreffende het goed, alsook de meest recente en meest nauwkeurige stedenbouwkundige bestemming, met de benaming die in het gewestplan of de (meer)gemeentelijke ontwikkelingsplannen voorkomt; 6° [1 de prijsopgave en de voorwaarden van de overwogen vervreemding, of, in het geval van een openbare verkoop, de nadere regels van verkoop, waaronder de eventuele inzet, en, bij een fysieke verkoop, dag, uur en plaats ervan of, bij een gedematerialiseerde verkoop, dag van aanvang en sluiting van het opbod;]1 7° bij gebrek aan de prijs, de conventionele waarde van de tegenprestatie die vastgesteld is ten laste van de koper van het zakelijk onroerend recht; 8° de vermelding dat de houders van het recht van voorkoop het recht hebben het goed te bezichtigen. [1 De houder van het zakelijk recht of de notaris belast met het verrichten van de vervreemding kan de informatie bedoeld in lid 2, 5°, bij het gemeentebestuur opvragen. De informatie wordt door het gemeentebestuur overgemaakt binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. Wordt deze aanvraag niet binnen de voorziene termijn door betrokken bestuur beantwoord, dan vermeldt de houder van het zakelijk recht of de notaris belast met het verrichten van de vervreemding in de verklaring de datum van verzending van de aanvraag tot informatie of van het bericht van ontvangst ervan en wijst erop, dat bedoelde informatie niet is verstrekt.]1 § 2. In het geval van een openbare verkoop, wordt de in paragraaf 1 bedoelde verklaring ten minste zestig dagen [1 voor de dag van aanvang van de biedingen]1 door de notaris die met de verkoop belast is, opgemaakt. In geval van herverkoop ingevolge de uitoefening van het recht op een hoger bod [1 aan de voorkoopgerechtigde die niet heeft afgezien van het uitoefenen van zijn recht]1, wordt de verklaring vlak na de ontvangst van het hoger bod door de notaris opgemaakt. Ze vermeldt bovendien de datum en de regels van de verkoop. ----------
(1)<DWG 2019-02-28/15, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2019>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 169, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Overdracht van de verklaring van het voornemen tot vervreemden
Art. D.VI.26.Wanneer een intentieverklaring tot vervreemding aan de Regering of aan de persoon die zij daartoe machtigt, wordt gericht, bericht deze binnen twintig dagen ontvangst per zending en stuurt ze onmiddellijk een afschrift van de verklaring naar de voorkoopgerechtigden betreffende de goederen die in de omtrek gelegen zijn, met vermelding van de volgorde bedoeld in artikel D.VI.19.
[1 In geval van openbare verkoop stuurt de Regering of de persoon die zij daartoe machtigt onmiddellijk de lijst van de voorkoopgerechtigden aan de notaris belast met het verrichten van de verkoop, onder vermelding van de voorrang bedoeld in artikel D.VI.19.]1
[1 Elke voorkoopgerechtigde kan het advies inwinnen van ofwel de ontvanger der registratie ofwel het aankoopcomité. Dit advies wordt binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag aan de voorkoopgerechtigde gestuurd.]1
----------
(1)<DWG 2019-02-28/15, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2019>
Afdeling 3. - Beslissing van de voorkoopgerechtigden
Art. D.VI.27.[1 § 1. Behoudens bij een openbare verkoop stuurt elke voorkoopgerechtigde de Regering uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van de intentieverklaring tot vervreemding, een document toe met zijn beslissing het goed te verwerven tegen de voorgestelde prijs en onder de gestelde voorwaarden.
Uiterlijk twintig dagen na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt de beslissing of het gebrek aan beslissing van de voorkoopgerechtigden door de Regering of door de persoon die zij daartoe machtigt, aan de houder gericht.
Bij gebreke hiervan wordt de voorkoopgerechtigde geacht af te zien van de uitoefening van zijn recht van voorkoop.
§ 2. Bij een openbare verkoop en wanneer hij van bij het begin beslist heeft, van de uitoefening van zijn recht af te zien, licht de voorkoopgerechtigde de notaris belast met het verrichten van de verkoop en de Regering daar uiterlijk voor aanvang van de biedingen over in.]1
----------
(1)<DWG 2019-02-28/15, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2019>
Art. D.VI.28.[1 § 1. In geval van fysieke openbare verkoop moet de instrumenterende notaris, na het opbod en vóór de toewijzing, in het openbaar vragen of één van de voorkoopgerechtigden die niet van de uitoefening van zijn recht overeenkomstig artikel D.VI.27, § 2, heeft afgezien of diens afgevaardigde het voornemen heeft zijn recht van voorkoop tegen de prijs van het laatste bod uit te oefenen.
De voorkoopgerechtigde wordt in de plaats van de laatste bieder gesteld.
In geval van herverkoop ten gevolge van de uitoefening van het recht op hoger bod moet dezelfde vraag tijdens de opbodzitting in het openbaar gesteld worden.
Onverminderd een eventuele mogelijkheid tot het uitbrengen van een hoger bod beschikt de voorkoopgerechtigde of zijn afgevaardigde, wanneer hij zijn recht van voorkoop niet onmiddellijk uitoefent of wanneer hij niet van de uitoefening ervan heeft afgezien, over een termijn van tien dagen, te rekenen vanaf de toewijzing, om de instrumenterende notaris te verwittigen dat hij beslist heeft zich in de plaats te stellen van de laatste bieder.
§ 2. Voor zover de voorkoopgerechtigde niet afgezien heeft van de uitoefening van zijn recht overeenkomstig artikel D.VI.27, § 2, gaat de notaris, bij een gedematerialiseerde openbare verkoop, tot de toewijzing over onder de opschortende voorwaarde van de niet-uitoefening van dat recht.
In dat geval beschikt de voorkoopgerechtigde of diens afgevaardigde over tien dagen te rekenen van de ontvangst van een door de notaris gestuurd uittreksel van de toewijzingsakte waarmee laatstgenoemde ingelicht wordt over zijn beslissing om zich in de plaats te stellen van de laatste bieder.
Het uittreksel bevat de dag van de toewijzing, de prijs waarvoor deze is verricht en de naam van de notaris die ze ontvangen heeft.
Bij wederverkoop als gevolg van de uitoefening van het recht op hoger bod wordt dezelfde procedure gevolgd.]1
----------
(1)<DWG 2019-02-28/15, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2019>
Afdeling 4. - Verzaking aan de uitoefening van het recht van voorkoop
Art. D.VI.29. Wanneer de voorkoopgerechtigde er afstand van doet, kan de houder van een zakelijk onroerend goed dat goed vervreemden zonder te voldoen aan de bepalingen van artikel D.VI.25, op voorwaarde dat :
1° de authentieke akte tot vaststelling van de vervreemding werd verleden binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de afstand;
2° de prijs van de vervreemding niet lager is dan die, welke vermeld is in de overeenkomstig artikel D.VI.25 ingediende verklaring.
De instrumenterende ambtenaar moet de Regering laten weten of de voorwaarden bedoeld in het eerste lid vervuld zijn.
Afdeling 5. - Voorkoop en betaling van de prijs
Art. D.VI.30. In geval van aankoop betaalt de voorkoper de prijs binnen vier maanden na hetzij besloten te hebben het goed te kopen, hetzij de definitieve gerechtelijke beslissing, ofwel op de datum van de toewijzingsakte, en uiterlijk de dag waarop de akte wordt verleden.
De voorkoper bezorgt de Regering en de gemeente een afschrift van de verkoopakte.
HOOFDSTUK IV. - Verscheidene bepalingen
Art. D.VI.31. Wanneer een zakelijk onroerend goed wordt vervreemd in overtreding van de bepalingen van deze Titel, kan de voorkoopgerechtigde de rechtbank vragen de nietigheid van de akte vast te stellen en de voorkoopgerechtigde als koper te erkennen in de plaats van de derde, mits inachtneming van de prijs en de voorwaarden bepaald in de akte.
De nietigheidsakte vervalt na vijf jaar.
Art. D.VI.32. § 1. Geen enkele authentieke akte betreffende de vervreemding, ten gunste van een andere persoon dan de voorkoopgerechtigde, van een goed dat onderworpen is aan een recht van voorkoop, kan verleden worden zolang niet vast staat dat de bepalingen van deze Titel in acht worden genomen.
Te dien einde bezorgt de Regering of elke persoon die zij daartoe machtigt, aan elke notaris of openbare ambtenaar die erom verzoekt, binnen dertig dagen na hun verzoek, een attest opgemaakt op grond van het door haar bepaalde model, waarbij het bestaan van elke verklaring van tekoopaanbieding en de hieraan voorbehouden gevolgen wordt bevestigd.
Na deze termijn kan de akte opgemaakt worden, zelfs bij gebrek aan attest.
§ 2. Elke minnelijke schikking of onderhandse akte betreffende de vervreemding van een goed dat onderworpen is aan een recht van voorkoop ten gunste van een andere persoon dan de voorkoopgerechtigde, wordt onweerlegbaar geacht bezwaard te zijn met een opschortende voorwaarde van niet-uitoefening van het recht van voorkoop.
HOOFDSTUK V. - Overgangsrecht
Art. D.VI.33. De voorkoopbesluiten die in werking waren op datum van inwerkingtreding van dit Wetboek, blijven van toepassing. De duur van het recht van voorkoop wordt evenwel op vijftien jaar gebracht te rekenen van de aanneming ervan.
Art. D_VI.33.1.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 In afwijking van artikel D.VI.17 kan het recht van voorkoop ook gelden voor elk onroerend goed dat gelegen is in de volgende gebieden of omtrekken, voor zover ze op basis van een vóór 31 maart 2022 begonnen akte werden aangenomen en nog geldig zijn : 1° omtrekken voor stadsheropleving; 2° omtrekken voor stadsvernieuwing; 3° omtrekken voor een locatie met herstel van landschap en leefmilieu; 4° bevoorrechte initiatiefgebieden.]1
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 170, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
TITEL III. - Ruilverkaveling en herverkaveling
Art. D.VI.34. In geval van ruilverkaveling of herverkaveling wordt het vroegere goed werkelijk vervangen door het verkavelde goed of de nieuwe kavel. Mits inachtneming van de onderstaande openbaarmakingsregels en onder voorbehoud van wijzigingen die voortvloeien uit bijzondere overeenkomsten :
1° gaan de voorrechten en hypotheken en alle zakelijke rechten, erfdienstbaarheden uitgezonderd, die het vorige goed bezwaarden, de oorzaken van vernietiging, herroeping of ontbinding van de titel van de eigenaar van bedoeld goed, alsmede de rechtsvorderingen van alle aard betreffende dat goed, van rechtswege over op het ruilverkavelend goed in zijn geheel, met inbegrip van de erbij gevoegde nieuwe delen, of op de nieuwe kavel die in de plaats treedt van het vorige perceel alsook in voorkomend geval op de prijs, de toegift of het saldo van de toegiften die aan de eigenaar van het vorig perceel mochten toekomen ten gevolge van de ruilverkaveling of herverkaveling als geheel genomen;
2° worden het perceel of de perceelsgedeelten die krachtens de ruilverkaveling of de herverkaveling in het vermogen komen van een of meer andere eigenaars, vrij van alle hierboven bedoelde rechten, oorzaken van vernietiging, herroeping of ontbinding en rechtsvorderingen in dat vermogen opgenomen.
De overbedeelde kwijt zich op geldige wijze door de prijs of de toegift in de Deposito- en Consignatiekas te storten.
Art. D.VI.35. In geval van vernietiging, herroeping of ontbinding heeft de overdracht van ambtswege plaats onverminderd de vergoedingsregeling die tussen partijen moet worden getroffen telkens als het ruilverkaveld perceel of de nieuwe kavel meer waard is dan het vorige perceel.
Art. D.VI.36. De gevolgen van de ruilverkaveling, zoals deze in artikel D.VI.34 zijn omschreven, kunnen aan derden niet worden tegengeworpen dan nadat de akte tot vaststelling van de ruilverkaveling of herverkaveling op het hypotheekkantoor van de goederen is overgeschreven, en bovendien, wat de overdracht of het teniet gaan van de voorrechten en hypotheken betreft, niet dan vanaf de dag dat op de kant van de inschrijving betreffende die rechten melding is gemaakt van de tot stand gekomen overeenkomst.
Die kanttekening geschiedt op verzoek van het aankoopcomité of de onteigenende overheid, tegen overlegging van de akte van ruil- of herverkaveling en van een borderel in tweevoud, dat benevens de op de kant te maken aantekeningen nog vermeldt :
1° de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van partijen, alsmede van de schuldeiser;
2° de akten krachtens welke de voorrechten of hypotheken worden overgedragen;
3° de nieuwe beschrijving van het ruilverkaveld of herverkaveld perceel;
4° de aanwijzingen voorgeschreven in artikel 12 van de wet van 10 oktober 1913.
De hypotheekbewaarder bezorgt de eiser de akte en één van de lijsten, waarop hij onderaan bevestigt de kanttekening te hebben aangebracht. Indien het Gewest de vastgoedverrichtingen voor haar rekening neemt, moet ze de kosten dragen voor de hypothecaire formaliteiten betreffende de rechten die de verkavelde of herverkavelde onroerende goederen bezwaren.
Art. D.VI.36_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De gevolgen van de ruilverkaveling, zoals deze in artikel D.VI.34 zijn omschreven, kunnen aan derden niet worden tegengeworpen dan nadat de akte tot vaststelling van de ruilverkaveling of herverkaveling op het hypotheekkantoor van de goederen is overgeschreven, en bovendien, wat de overdracht of het teniet gaan van de voorrechten en hypotheken betreft, niet dan vanaf de dag dat op de kant van de inschrijving betreffende die rechten melding is gemaakt van de tot stand gekomen overeenkomst. Die kanttekening geschiedt op verzoek van het aankoopcomité of de onteigenende overheid, tegen overlegging van de akte van ruil- of herverkaveling en van een borderel in tweevoud, dat benevens de op de kant te maken aantekeningen nog vermeldt : 1° de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van partijen, alsmede van de schuldeiser; 2° de akten krachtens welke de voorrechten of hypotheken worden overgedragen; 3° de nieuwe beschrijving van het ruilverkaveld of herverkaveld perceel; 4° de aanwijzingen voorgeschreven in artikel 12 van de wet van 10 oktober 1913. De hypotheekbewaarder bezorgt de eiser de akte en één van de lijsten, waarop hij onderaan bevestigt de kanttekening te hebben aangebracht. Indien [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 de vastgoedverrichtingen voor haar rekening neemt, moet ze de kosten dragen voor de hypothecaire formaliteiten betreffende de rechten die de verkavelde of herverkavelde onroerende goederen bezwaren.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 178, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D.VI.37. Het recht van huur betreffende ruilverkavelde of herverkavelde percelen, met uitzondering van de landpacht, die onderworpen blijft aan de bepalingen van de wet van 4 juli 1969 betreffende de landpacht, evenals van het decreet van 27 maart 2014 betreffende het Waalse Landbouwwetboek, gaat over op de nieuwe kavel die aan de verhuurder is toebedeeld, behoudens verlaging of verhoging van de huurprijs en tenzij de huurder de huurovereenkomst wenst op te zeggen.
TITEL IV. - Het stelsel van de minderwaarden en de winsten
HOOFDSTUK I. - Vergoeding van de minderwaarden
Afdeling 1. - Beginsel
Art. D.VI.38. Wanneer het bouwverbod of het verbod om een grondstuk te gebruiken voor de plaatsing van één of meerdere vaste installaties in de zin van artikel D.IV.4, lid 1, 1°, of het verbod om te bebouwen in de zin van artikel D.IV.2 dat voortspruit uit de herziening of de opmaak van een gewestplan met bindende kracht, een einde maakt aan de bestemming die gegeven is aan het goed middels het plan dat van kracht is de dag vóór de inwerkingtreding van bedoeld plan op voorwaarde dat het goed op bedoelde dag in staat is om bebouwd te worden en aangrenst aan een weg die voldoende uitgerust is rekening houdend met de ligging, moet het Gewest een vergoeding betalen.
De waardevermindering wordt zonder vergoeding gedragen tot en met twintig percent van de geactualiseerde aankoopwaarde van het goed, vermeerderd overeenkomstig artikel D.VI.42.
Art. D.VI.38_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Wanneer het bouwverbod of het verbod om een grondstuk te gebruiken voor de plaatsing van één of meerdere vaste installaties in de zin van artikel D.IV.4, lid 1, 1°, of het [2 verbod om te ontsluiten of op te splitsen]2 in de zin van artikel D.IV.2 dat voortspruit uit de herziening of de opmaak van een gewestplan met bindende kracht, een einde maakt aan de bestemming die gegeven is aan het goed middels het plan dat van kracht is de dag vóór de inwerkingtreding van bedoeld plan op voorwaarde dat het goed op bedoelde dag in staat is om bebouwd te worden en aangrenst aan een weg die voldoende uitgerust is rekening houdend met de ligging, moet [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 een vergoeding betalen. De waardevermindering wordt zonder vergoeding gedragen tot en met twintig percent van de geactualiseerde aankoopwaarde van het goed, vermeerderd overeenkomstig artikel D.VI.42.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 179, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 171, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 2. - Onverschuldigde vergoeding
Art. D.VI.39. In de onderstaande gevallen is geen enkele vergoeding verschuldigd :
1° bouwverbod of het verbod om een grondstuk te gebruiken voor de plaatsing van één of meerdere vaste installaties of het verbod om te bebouwen ten gevolge van de geplande onteigening van een goed, onder voorbehoud van de toepassing van artikel D.VI.15;
2° verbod tot oprichting op hetzelfde perceel van meer gebouwen dan is toegelaten in het plan of verbod tot overschrijding van de in het plan vastgelegde bebouwingscoëfficiënt;
3° verbod tot verdere uitbating van overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vergunnings- of aanmeldingsplichtige vestigingen na de periode waarvoor de uitbating gemachtigd is;
4° verbod tot bouwen op een grondstuk dat de in het plan vastgelegde minimale afmetingen niet in acht neemt;
5° verbod om een stuk grond gelegen aan een weg die, gelet op de plaatselijke toestand, onvoldoende is uitgerust, van een bouwwerk te voorzien of te bebouwen;
6° bouw- of bebouwingsverbod buiten de agglomeratie wegens de dwingende eisen van de verkeersveiligheid;
7° bouw- of bebouwingsverbod voor een terrein waarvoor een eerder toegekende stedenbouwkundige, verkavelings- of bebouwingsvergunning vervalt op de dag van inwerkingtreding van het plan waarbij het verbod is opgelegd;
8° voor de gebouwen of vaststaande inrichtingen vernield door een natuurramp als het verbod van hun wederopbouw voortvloeit uit een koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 12, § 3, eerste lid, van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen;
9° bouw- of bebouwingsverbod voor een terrein dat onderhevig is aan een risico of aan een zware drukfactor, zoals bedoeld in artikel D.IV.57.
Art. D_VI.39.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. In de onderstaande gevallen is geen enkele vergoeding verschuldigd : 1° bouwverbod of het verbod om een grondstuk te gebruiken voor de plaatsing van één of meerdere vaste installaties of het [1 verbod om te ontsluiten of op te splitsen]1 ten gevolge van de geplande onteigening van een goed, onder voorbehoud van de toepassing van artikel D.VI.15; 2° verbod tot oprichting op hetzelfde perceel van meer gebouwen dan is toegelaten in het plan of verbod tot overschrijding van de in het plan vastgelegde bebouwingscoëfficiënt; 3° verbod tot verdere uitbating van overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vergunnings- of aanmeldingsplichtige vestigingen na de periode waarvoor de uitbating gemachtigd is; 4° verbod tot bouwen op een grondstuk dat de in het plan vastgelegde minimale afmetingen niet in acht neemt; 5° verbod om een stuk grond gelegen aan een weg die, gelet op de plaatselijke toestand, onvoldoende is uitgerust, van een bouwwerk te voorzien [1 , te ontsluiten of op te splitsen]1; 6° [1 bouw-, ontsluitings- of opsplitsingsverbod]1 buiten de agglomeratie wegens de dwingende eisen van de verkeersveiligheid; 7° [1 bouw-, ontsluitings- of opsplitsingsverbod]1 voor een terrein waarvoor een eerder toegekende stedenbouwkundige, verkavelings- [1 , bebouwings-, ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 vervalt op de dag van inwerkingtreding van het plan waarbij het verbod is opgelegd; 8° voor de gebouwen of vaststaande inrichtingen vernield door een natuurramp als het verbod van hun wederopbouw voortvloeit uit een koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 12, § 3, eerste lid, van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen; 9° [1 bouw-, ontsluitings- of opsplitsingsverbod]1 voor een terrein dat onderhevig is aan een risico of aan een zware drukfactor, zoals bedoeld in artikel D.IV.57.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 172, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 3. - Vermindering of weigering van de vergoeding
Art. D.VI.40. De vergoeding wordt verminderd of geweigerd indien en voor zover de aanvrager, de dag vóór de inwerkingtreding van het plan waarmee een einde wordt gemaakt aan de bestemming die oorspronkelijk aan het goed gegeven is, eigenaar is van één of meerdere onroerende goeden in het Gewest of aandelen in handen heeft van een vennootschap die als hoofdzakelijk doel heeft het beheer van onroerende goeden en die één of meer onroerende goeden beheert in het Gewest en bedoelde onroerende goeden gewonnen hebben bij de inwerkingtreding van een plan of van werken die op kosten van openbare besturen zijn uitgevoerd.
Art. D.VI.40_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De vergoeding wordt verminderd of geweigerd indien en voor zover de aanvrager, de dag vóór de inwerkingtreding van het plan waarmee een einde wordt gemaakt aan de bestemming die oorspronkelijk aan het goed gegeven is, eigenaar is van één of meerdere onroerende goeden [1 in het Duitse taalgebied]1 of aandelen in handen heeft van een vennootschap die als hoofdzakelijk doel heeft het beheer van onroerende goeden en die één of meer onroerende goeden beheert [1 in het Duitse taalgebied]1 en bedoelde onroerende goeden gewonnen hebben bij de inwerkingtreding van een plan of van werken die op kosten van openbare besturen zijn uitgevoerd.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 180, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 4. - Ontstaan van het recht op de vergoeding
Art. D.VI.41. Het recht op vergoeding ontstaat ofwel op het ogenblik waarop het goed verkocht wordt, ofwel bij de weigering van een stedenbouwkundige of bebouwingsvergunning, ofwel bij de afgifte van een negatief stedenbouwkundig attest dat daarop betrekking heeft.
Art. D_VI.41.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Het recht op vergoeding ontstaat ofwel op het ogenblik waarop het goed verkocht wordt, ofwel bij de weigering van een stedenbouwkundige [1 vergunning of ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1, ofwel bij de afgifte van een negatief stedenbouwkundig attest dat daarop betrekking heeft.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 173, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 5. - Berekening van de vergoeding
Art. D.VI.42. De geschatte waardevermindering die in aanmerking komt voor de vergoeding, is het verschil tussen enerzijds de waarde van het goed bij de aankoop en anderzijds de waarde van het goed bij het ontstaan van het recht op vergoeding na de inwerkingtreding van het plan. Alleen de waardevermindering die uit het plan voortvloeit, kan in aanmerking genomen worden voor de vergoeding.
Als waarde van het goed op het ogenblik van de aankoop wordt beschouwd het bedrag dat als grondslag heeft gediend voor de inning van de op de volle eigendom van het goed betrekking hebbende registratie-, successie- of overgangsrechten bij overlijden of, bij ontstentenis van een dergelijke inning, de koopwaarde van het goed in volle eigendom de dag waarop het is aangekocht.
Als waarde van het goed op het ogenblik van het ontstaan van het recht op vergoeding wordt beschouwd :
1° in geval van verkoop van het goed, het bedrag dat als grondslag heeft gediend voor de heffing van de registratierechten op de volle eigendom van het goed of, bij ontstentenis van een dergelijke heffing, de koopwaarde van het goed in volle eigendom de dag waarop het is verkocht met minstens de overeengekomen waarde;
2° in geval van weigering van de stedenbouwkundige of bebouwingsvergunning of in het geval van een negatief stedenbouwkundig attest, de koopwaarde op bedoeld ogenblik.
De waarde van het goed bij de aankoop wordt geactualiseerd door bedoelde waarde te vermenigvuldigen met het gezondheidsindexcijfer van de kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de vergoeding is vastgesteld en door het aldus verkregen cijfer te delen door het gemiddelde gezondheidsindexcijfer van het jaar waarin het goed is aangekocht door de rechthebbende op de vergoeding en die in voorkomend geval omgerekend is op dezelfde grondslag als het in de eerste plaats bedoelde indexcijfer. De aldus verkregen waarde wordt vermeerderd met de aankoopkosten en de uitgaven die de rechthebbende op de vergoeding gedragen heeft met het oog op de verwezenlijking van de bestemming van het goed de dag vóór de inwerkingtreding van het plan waarmee een einde wordt gemaakt aan de bestemming die oorspronkelijk aan het goed is gegeven.
Art. D_VI.42.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De geschatte waardevermindering die in aanmerking komt voor de vergoeding, is het verschil tussen enerzijds de waarde van het goed bij de aankoop en anderzijds de waarde van het goed bij het ontstaan van het recht op vergoeding na de inwerkingtreding van het plan. Alleen de waardevermindering die uit het plan voortvloeit, kan in aanmerking genomen worden voor de vergoeding. Als waarde van het goed op het ogenblik van de aankoop wordt beschouwd het bedrag dat als grondslag heeft gediend voor de inning van de op de volle eigendom van het goed betrekking hebbende registratie-, successie- of overgangsrechten bij overlijden of, bij ontstentenis van een dergelijke inning, de koopwaarde van het goed in volle eigendom de dag waarop het is aangekocht. Als waarde van het goed op het ogenblik van het ontstaan van het recht op vergoeding wordt beschouwd : 1° in geval van verkoop van het goed, het bedrag dat als grondslag heeft gediend voor de heffing van de registratierechten op de volle eigendom van het goed of, bij ontstentenis van een dergelijke heffing, de koopwaarde van het goed in volle eigendom de dag waarop het is verkocht met minstens de overeengekomen waarde; 2° in geval van weigering van de stedenbouwkundige [1 vergunning of ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 of in het geval van een negatief stedenbouwkundig attest, de koopwaarde op bedoeld ogenblik. De waarde van het goed bij de aankoop wordt geactualiseerd door bedoelde waarde te vermenigvuldigen met het gezondheidsindexcijfer van de kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de vergoeding is vastgesteld en door het aldus verkregen cijfer te delen door het gemiddelde gezondheidsindexcijfer van het jaar waarin het goed is aangekocht door de rechthebbende op de vergoeding en die in voorkomend geval omgerekend is op dezelfde grondslag als het in de eerste plaats bedoelde indexcijfer. De aldus verkregen waarde wordt vermeerderd met de aankoopkosten en de uitgaven die de rechthebbende op de vergoeding gedragen heeft met het oog op de verwezenlijking van de bestemming van het goed de dag vóór de inwerkingtreding van het plan waarmee een einde wordt gemaakt aan de bestemming die oorspronkelijk aan het goed is gegeven.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 174, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 6. - Procedure
Art. D.VI.43. De vorderingen tot betaling van vergoedingen ongeacht het bedrag ervan, behoren tot de bevoegdheid van de rechtbanken van eerste aanleg. Die vonnissen zijn vatbaar voor hoger beroep.
De rechtsvorderingen verjaren één jaar na de dag waarop het recht tot vergoeding overeenkomstig artikel D.VI.41 ontstaat, en tien jaar na de inwerkingtreding van het gewestplan. Deze laatste termijn wordt op vijftien jaar gebracht voor de in artikel D.VI.15, vierde lid, bedoelde vorderingen tot schadevergoeding.
Art. D.VI.44. Op straffe van een definitieve vervallenverklaring van het recht op een vergoeding moet de aanvrager binnen de zes maanden volgend op de indiening van de aanvraag en uiterlijk vóór afsluiting der debatten per zending een staat neerleggen bij de griffie van de bevoegde rechtbank waarin aangegeven wordt of hij de dag vóór de inwerkingtreding van het in artikel D.VI.38 bedoelde plan al dan niet eigenaar was van één of meer al dan niet bebouwde goeden in het Gewest dan wel of hij aandelen in handen had van een vennootschap die het beheer van onroerende goeden als hoofdzakelijk doel heeft. Indien dat het geval is, moet hij eveneens nauwkeurig de kadastrale gegevens vermelden met betrekking tot bedoelde gronden, en het aantal aandelen. Gelijk met de neerlegging van bedoelde staat bij de griffie deelt de aanvrager bedoelde staat op dezelfde wijze mee aan het bestuur of aan diens raadsman.
Art. D.VI.44_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Op straffe van een definitieve vervallenverklaring van het recht op een vergoeding moet de aanvrager binnen de zes maanden volgend op de indiening van de aanvraag en uiterlijk vóór afsluiting der debatten per zending een staat neerleggen bij de griffie van de bevoegde rechtbank waarin aangegeven wordt of hij de dag vóór de inwerkingtreding van het in artikel D.VI.38 bedoelde plan al dan niet eigenaar was van één of meer al dan niet bebouwde goeden [1 in het Duitse taalgebied]1 dan wel of hij aandelen in handen had van een vennootschap die het beheer van onroerende goeden als hoofdzakelijk doel heeft. Indien dat het geval is, moet hij eveneens nauwkeurig de kadastrale gegevens vermelden met betrekking tot bedoelde gronden, en het aantal aandelen. Gelijk met de neerlegging van bedoelde staat bij de griffie deelt de aanvrager bedoelde staat op dezelfde wijze mee aan het bestuur of aan diens raadsman.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 181, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 7. - Uitvoering van de verplichting tot vergoeding
Art. D.VI.45. De verplichting tot vergoeding kan, zelfs in geval van een overdracht van de eigendom van het goed, worden voldaan door herziening van het plan met als doel bedoeld goed de bestemming terug te geven die het had de dag vóór de inwerkingtreding van het plan. In dat geval beslist de Regering bij gemotiveerd besluit tot de inschakeling van de herzieningsprocedure van bedoeld gewestplan, of geeft zij daarvoor de toelating en is de herzieningsprocedure van toepassing. Indien het bij het beëindigen van de procedure onmogelijk blijkt om het goed diens vroegere bestemming terug te geven, is de vergoeding verschuldigd.
Art. D.VI.46. Indien, krachtens een plan dat bindende kracht heeft gekregen, een bouwverbod tegengesteld kan worden aan degene die een perceel in de omtrek van een bebouwingsvergunning heeft aangekocht, kan het Gewest zich van zijn verplichting tot vergoeding vrijstellen door bedoeld perceel van betrokkene af te kopen middels terugbetaling van de koopprijs, de lasten en de kosten die hij heeft betaald.
Indien de betrokkene enkel het hierboven bedoelde perceel in eigendom heeft, kan hij eisen dat het Gewest het afkoopt, hetgeen hij dient mee te delen, per zending die binnen twaalf maanden na de bekendmaking van voormeld plan toe te zenden is. In dat geval moet het perceel hem afgekocht en betaald worden binnen twaalf maanden na de mededeling. De Regering regelt de toepassing van deze bepaling.
Art. D.VI.46_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Indien, krachtens een plan dat bindende kracht heeft gekregen, een bouwverbod tegengesteld kan worden aan degene die een perceel in de omtrek van een [2 ontsluitingsvergunning]2 heeft aangekocht, kan [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 zich van zijn verplichting tot vergoeding vrijstellen door bedoeld perceel van betrokkene af te kopen middels terugbetaling van de koopprijs, de lasten en de kosten die hij heeft betaald. Indien de betrokkene enkel het hierboven bedoelde perceel in eigendom heeft, kan hij eisen dat [1 de Duitstalige Gemeenschap]1 het afkoopt, hetgeen hij dient mee te delen, per zending die binnen twaalf maanden na de bekendmaking van voormeld plan toe te zenden is. In dat geval moet het perceel hem afgekocht en betaald worden binnen twaalf maanden na de mededeling. De Regering regelt de toepassing van deze bepaling.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 182, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2022-11-21/08, art. 175, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Afdeling 8. - Overgangsrecht
Art. D.VI.47. Ieder die voor 15 februari 1971 een goed heeft aangekocht om daarop een eigen woning te bouwen, en wie de bouwvergunning wordt geweigerd, kan aan het Waalse Gewest vragen om dat goed af te kopen wanneer het verbod voortvloeit uit de voorschriften van een gewestplan dat verordenende kracht heeft verkregen. De intercommunale vereniging of de gemeente kunnen, met de instemming van de Regering of haar gemachtigde, in de plaats treden van het Waalse Gewest.
Deze bepaling is slechts van toepassing op de personen die eigenaar zijn van dat enig goed en onder de voorwaarde dat zij met reden konden verwachten er een eigen woning op te mogen bouwen.
De afkoop geschiedt tegen terugbetaling van de door de rechthebbende betaalde koopprijs, verhoogd met de lasten en de kosten.
Art. D.VI.47_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Ieder die voor 15 februari 1971 een goed heeft aangekocht om daarop een eigen woning te bouwen, en wie de bouwvergunning wordt geweigerd, kan aan het Waalse Gewest vragen om dat goed af te kopen wanneer het verbod voortvloeit uit de voorschriften van een gewestplan dat verordenende kracht heeft verkregen. De intercommunale vereniging of de gemeente kunnen, met de instemming van de Regering of haar gemachtigde, in de plaats treden van [1 de Duitstalige Gemeenschap]1. Deze bepaling is slechts van toepassing op de personen die eigenaar zijn van dat enig goed en onder de voorwaarde dat zij met reden konden verwachten er een eigen woning op te mogen bouwen. De afkoop geschiedt tegen terugbetaling van de door de rechthebbende betaalde koopprijs, verhoogd met de lasten en de kosten.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 183, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK II. - Planwinstenstelsel
Afdeling 1. - Gewestelijke retributie
Onderafdeling 1. - Grondslag, vrijstellingen en opschortingen
Art. D.VI.48. Er wordt een planwinstenretributie ingevoerd. Deze retributie is verschuldigd wanneer de twee onderstaande voorwaarden achtereenvolgens vervuld worden :
1° een perceel of deel ervan komt in aanmerking voor één of meerdere bestemmingswijzigingen ten gevolge van de opmaak of herziening van een gewestplan of deel ervan;
2° één van navolgende verrichtingen wordt uitgevoerd :
- de retributieplichtige draagt een zakelijk recht over dat verband houdt met dat perceel of perceelsdeel bij authentieke akte of onder bezwarende titel;
- dat perceel of perceelsdeel maakt het voorwerp in laatste administratieve instantie, van een stedenbouwkundige of bebouwingsvergunning van een enige of bedrijfsvergunning zoals bedoeld in artikel D.IV.107 die niet verkregen zou zijn voor de opmaak of de herziening van het gewestplan.
Art. D_VI.48.DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Er wordt een planwinstenretributie ingevoerd. Deze retributie is verschuldigd wanneer de twee onderstaande voorwaarden achtereenvolgens vervuld worden : 1° een perceel of deel ervan komt in aanmerking voor één of meerdere bestemmingswijzigingen ten gevolge van de opmaak of herziening van een gewestplan of deel ervan; 2° één van navolgende verrichtingen wordt uitgevoerd : - de retributieplichtige draagt een zakelijk recht over dat verband houdt met dat perceel of perceelsdeel bij authentieke akte of onder bezwarende titel; - dat perceel of perceelsdeel maakt het voorwerp in laatste administratieve instantie, van een stedenbouwkundige [1 vergunning of ontsluitings- of opsplitsingsvergunning]1 van een enige of bedrijfsvergunning zoals bedoeld in artikel D.IV.107 die niet verkregen zou zijn voor de opmaak of de herziening van het gewestplan.
----------
(1)<DDG 2022-11-21/08, art. 176, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.VI.49.Onderstaande bestemmingswijzigingen hebben een winst tot gevolg die onderworpen is aan de retributie :
1° de omvorming van een landbouwgebied tot woongebied, tot woongebied met een landelijk karakter, [1 tot groen woongebied,]1 tot gebied van gemeentelijk belang of tot gebied waarvan de inrichting onderworpen is aan gemeentelijk overleg;
2° de omvorming van een bosgebied tot woongebied, tot woongebied met een landelijk karakter, [1 tot groen woongebied,]1 tot gebied van gemeentelijk belang of tot gebied waarvan de inrichting onderworpen is aan gemeentelijk overleg;
3° de omvorming van een groengebied, een natuurgebied, een parkgebied of een ontginningsgebied tot woongebied, tot woongebied met een landelijk karakter, [1 tot groen woongebied,]1 tot gebied van gemeentelijk belang of tot gebied waarvan de inrichting onderworpen is aan gemeentelijk overleg;
4° de omvorming van een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen of een domain van spoorinfrastructuren, luchthaveninfrastructuren of autonome havens tot woongebied, tot woongebied met een landelijk karakter, [1 tot groen woongebied,]1 tot gebied van gemeentelijk belang of tot gebied waarvan de inrichting onderworpen is aan gemeentelijk overleg;
5° de omvorming van een recreatiegebied tot woongebied, tot woongebied met een landelijk karakter, [1 tot groen woongebied,]1 tot gebied van gemeentelijk belang of tot gebied waarvan de inrichting onderworpen is aan gemeentelijk overleg;
6° de omvorming van een gemengde bedrijfsruimte, industriële bedrijfsruimte, specifieke bedrijfsruimte, gebied van gewestelijk belang of van een gebied waarvan de inrichting onderworpen is aan gemeentelijk overleg tot woongebied, tot woongebied met een landelijk karakter, [1 tot groen woongebied,]1 tot gebied van gemeentelijk belang of tot gebied waarvan de inrichting onderworpen is aan gemeentelijk overleg;
7° de omvorming van een gebied van aanhorigheden van ontginningen tot woongebied, tot woongebied met een landelijk karakter, [1 tot groen woongebied,]1 tot gebied van gemeentelijk belang of tot gebied waarvan de inrichting onderworpen is aan gemeentelijk overleg;
8° de omvorming van een recreatiegebied tot een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen of een domein van spoorinfrastructuren, luchthaveninfrastructuren of autonome havens;
9° de omvorming van een landbouwgebied tot een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen of een domein van spoorinfrastructuren, luchthaveninfrastructuren of autonome havens;
10° de omvorming van een bosgebied tot een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen of een domein van spoorinfrastructuren, luchthaveninfrastructuren of autonome havens;
11° de omvorming van een groengebied, een natuurgebied, een parkgebied of een ontginningsgebied tot een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen of een domein van spoorinfrastructuren, luchthaveninfrastructuren of autonome havens;
12° de omvorming van een landbouwgebied tot gemengde bedrijfsruimte, industriële bedrijfsruimte, specifieke bedrijfsruimte, gebied van gewestelijk belang of gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is;
13° de omvorming van een bosgebied tot gemengde bedrijfsruimte, industriële bedrijfsruimte, specifieke bedrijfsruimte, gebied van gewestelijk belang of gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is;
14° de omvorming van een groengebied, natuurgebied, parkgebied of ontginningsgebied tot gemengde bedrijfsruimte, industriële bedrijfsruimte, specifieke bedrijfsruimte, gebied van gewestelijk belang of gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is;
15° de omvorming van een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen of een domein van spoorinfrastructuren, luchthaveninfrastructuren of autonome havens tot gemengde bedrijfsruimte, industriële bedrijfsruimte, specifieke bedrijfsruimte, gebied van gewestelijk belang of gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is;
16° de omvorming van een recreatiegebied tot gemengde bedrijfsruimte, industriële bedrijfsruimte, specifieke bedrijfsruimte, gebied van gewestelijk belang of gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is;
17° de omvorming van een gebied van aanhorigheden van een ontginning tot gemengde bedrijfsruimte, industriële bedrijfsruimte, specifieke bedrijfsruimte, gebied van gewestelijk belang of gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is;
18° de omvorming van een landbouwgebied tot gebied van aanhorigheden van een ontginning;
19° de omvorming van een bosgebied tot gebied van aanhorigheden van een ontginning;
20° de omvorming van een groengebied, een natuurgebied, een parkgebied of een ontginningsgebied tot een gebied van aanhorigheden van een ontginning;
21° de omvorming van een landbouwgebied tot recreatiegebied;
22° de omvorming van een bosgebied tot recreatiegebied;
23° de omvorming van een groengebied, een natuurgebied, een parkgebied of een ontginningsgebied tot een recreatiegebied;
24° de omvorming van een bosgebied tot landbouwgebied;
25° de omvorming van een groengebied, een natuurgebied, een parkgebied of een ontginningsgebied tot een landbouwgebied.
----------
(1)<DWG 2017-11-16/16, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 17-12-2017>
Art. D.VI.50.§ 1. In de onderstaande gevallen is geen enkele retributie verschuldigd :
1° wanneer de winst betrekking heeft op goeden die eigendom zijn van het Gewest, de provincies, de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven, de intercommunales en de openbare instellingen en alle lichamen, bij wet of decreet bevoegd verklaard om ten algemenen nutte te onteigenen;
2° wanneer de bestemmingswijziging betrekking heeft op een perceel of deel ervan, kleiner dan 200 m2;
3° wanneer een gewestplanherziening wordt aangenomen om te voldoen aan de verplichting tot vergoeding als bedoeld in artikel D.VI.45;
4° wanneer een gewestplanherziening als bedoeld in artikel D.II.51 of D.II.52 aangenomen wordt, met name om een omtrek op te nemen als bedoeld in artikel D.V.2 of D.V.7 en het perceel in die omtrek opgenomen is;
5° wanneer het perceel waarop, de dag voor de inwerkingtreding van het gewestplan, een zonevreemde woning staat waarvan het bestaan wettelijk is en die nog bewoond wordt, een woonbestemming krijgt als gevolg van het plan;
6° wanneer een perceel, vervat in een niet-vervallen bebouwingsvergunning, een woonbestemming krijgt als gevolg van het plan;
7° onverminderd 5° en 6°, wanneer er één of meerdere gebouwen bestaan waarvan het bestaan wettelijk is en die overeenstemmen met het gebied zoals bij het plan gewijzigd.
§ 2. De percelen die onteigend worden of waarvan minnelijke afstand wordt gedaan om reden van openbaar nut worden van de retributie op de planwinsten vrijgesteld voor zover er overeenkomstig artikel D.VI.7 geen rekening gehouden wordt met de meerwaarde voortvloeiend uit de voorschriften van het plan voor de berekening van de waarde van het onteigend of om reden van openbaar nut minnelijk afgestane goed.
Als de onteigening of de minnelijke afstand om reden van openbaar nut plaatsvinden nadat de retributie of een deel ervan op de planwinsten reeds betaald is, worden de betaalde bedragen terugbetaald zonder nalatigheidsinterest.
[1 § 3. Zonder dat het minder mag bedragen dan nul, wordt het bedrag van de belasting verminderd ten belope van tien procent van het bedrag van de op het geheel van de percelen te verrichten investering, waarbij het perceel of perceelsgedeelte de bestemmingswijziging geniet.
Onder bedrag van de te verrichten investering, wordt verstaan het bedrag dag de belastingplichtige zal gebruiken voor de aankopen, onderzoeken, handelingen en werken binnen een periode van tien jaar te rekenen van het moment waarop de belasting verschuldigd is.
Om in aanmerking te komen voor de in het eerste lid bedoelde vermindering, maakt de belastingplichtige een verklaring op erewoord ter bevestiging van het bedrag van de te verrichten investering alsook een financieel plan over aan de door de Regering aangewezen ambtenaar die krachtens artikel D.VI.57 met het vaststellen van de belasting belast is.
De in het eerste lid bedoelde vermindering is niet van toepassing in de volgende gevallen:
1° de in het vorige lid bedoelde documenten blijken niet overtuigend;
2° of het bedrag van de investering is niet binnen de periode van tien jaar verricht.
De Regering kan de modaliteiten betreffende de uitvoering van de vermindering van de belasting bepalen.]1
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 88, 010; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art. D.VI.50_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. In de onderstaande gevallen is geen enkele retributie verschuldigd : 1° wanneer de winst betrekking heeft op goeden die eigendom zijn van [2 de Duitstalige Gemeenschap]2, de provincies, de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven, de intercommunales en de openbare instellingen en alle lichamen, bij wet of decreet bevoegd verklaard om ten algemenen nutte te onteigenen; 2° wanneer de bestemmingswijziging betrekking heeft op een perceel of deel ervan, kleiner dan 200 m2; 3° wanneer een gewestplanherziening wordt aangenomen om te voldoen aan de verplichting tot vergoeding als bedoeld in artikel D.VI.45; 4° wanneer een gewestplanherziening als bedoeld in artikel D.II.51 of D.II.52 aangenomen wordt, met name om een omtrek op te nemen als bedoeld in [3 artikel D.II.57.4]3 en het perceel in die omtrek opgenomen is; 5° wanneer het perceel waarop, de dag voor de inwerkingtreding van het gewestplan, een zonevreemde woning staat waarvan het bestaan wettelijk is en die nog bewoond wordt, een woonbestemming krijgt als gevolg van het plan; 6° wanneer een perceel, vervat in een niet-vervallen [3 ontsluitingsvergunning]3, een woonbestemming krijgt als gevolg van het plan; 7° onverminderd 5° en 6°, wanneer er één of meerdere gebouwen bestaan waarvan het bestaan wettelijk is en die overeenstemmen met het gebied zoals bij het plan gewijzigd. § 2. De percelen die onteigend worden of waarvan minnelijke afstand wordt gedaan om reden van openbaar nut worden van de retributie op de planwinsten vrijgesteld voor zover er overeenkomstig artikel D.VI.7 geen rekening gehouden wordt met de meerwaarde voortvloeiend uit de voorschriften van het plan voor de berekening van de waarde van het onteigend of om reden van openbaar nut minnelijk afgestane goed. Als de onteigening of de minnelijke afstand om reden van openbaar nut plaatsvinden nadat de retributie of een deel ervan op de planwinsten reeds betaald is, worden de betaalde bedragen terugbetaald zonder nalatigheidsinterest. [1 § 3. Zonder dat het minder mag bedragen dan nul, wordt het bedrag van de belasting verminderd ten belope van tien procent van het bedrag van de op het geheel van de percelen te verrichten investering, waarbij het perceel of perceelsgedeelte de bestemmingswijziging geniet. Onder bedrag van de te verrichten investering, wordt verstaan het bedrag dag de belastingplichtige zal gebruiken voor de aankopen, onderzoeken, handelingen en werken binnen een periode van tien jaar te rekenen van het moment waarop de belasting verschuldigd is. Om in aanmerking te komen voor de in het eerste lid bedoelde vermindering, maakt de belastingplichtige een verklaring op erewoord ter bevestiging van het bedrag van de te verrichten investering alsook een financieel plan over aan de door de Regering aangewezen ambtenaar die krachtens artikel D.VI.57 met het vaststellen van de belasting belast is. De in het eerste lid bedoelde vermindering is niet van toepassing in de volgende gevallen: 1° de in het vorige lid bedoelde documenten blijken niet overtuigend; 2° of het bedrag van de investering is niet binnen de periode van tien jaar verricht. De Regering kan de modaliteiten betreffende de uitvoering van de vermindering van de belasting bepalen.]1 ----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 88, 010; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 184, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2022-11-21/08, art. 177, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art. D.VI.51. De planwinstenretributie wordt in volgende gevallen opgeschort :
1° tijdens de periode waarin het gewestplan door de Raad van State geschorst wordt;
2° tijdens de periode waarin de vergunning bedoeld in artikel D.VI.48, 2°, het voorwerp uitmaakt van een beroep bij de Raad van State;
3° te rekenen van de zending naar de ambtenaar, aangewezen door de Regering, van het voornemen tot onteigening of minnelijke verwerving om reden van openbaar nut door één van de personen, instanties of instellingen waarvan de goederen vrijgesteld zijn van de retributie overeenkomstig artikel D.VI.50, § 1, 1°, tot in voorkomend geval de datum van de herroeping van dat voornemen;
4° tijdens de periode waarin het perceel niet bebouwd kan worden wegens het feit van een erfdienstbaarheid van openbaar nut.
De Regering stelt de modaliteiten vast betreffende de mededeling van het voornemen tot onteigening of minnelijke verwerving om reden van openbaar nut of de herroeping ervan, of van het bestaan van een erfdienstbaarheid van openbaar nut aan de ambtenaar die zij aanwijst en de berekeningwijze van de opschortingsperiode bedoeld in lid 1.
Onderafdeling 2. - De retributieplichtige
Art. D.VI.52. Retributieplichtig is de persoon die eigenaar of blote eigenaar is van het goed op het ogenblik van inwerkingtreding van het gewestplan.
Indien er meerdere retributieplichtigen zijn, zijn ze hoofdelijk gehouden tot de betaling van de retributie op de planwinsten.
De afdrachtplicht wordt overdragen op de natuurlijke of rechtspersoon aan wie het eigendoms- of blote eigendomsrecht kosteloos of door erfopvolging of schenking overgedragen wordt.
Onderafdeling 3. - Berekening van de retributie
Art. D.VI.53. § 1. De retributie op de planwinsten wordt berekend vanuit de veronderstelde forfaitaire winst van het perceel ten gevolge van één of meerdere omvormingen bedoeld in artikel D.VI.49 op grond van de oppervlakte van het betrokken perceel of perceelsgedeelte.
Als perceelsoppervlakte geldt de aangegeven en gekadastreerde oppervlakte.
§ 2. Het aan de retributie onderworpen deel van de veronderstelde forfaitaire winst van een perceel of perceelsgedeelte is gelijk aan vijftig percent van het forfaitaire bedrag opgenomen in volgende tabel :
Aard van de bestemmingswijziging | Veronderstelde forfaitaire winst per m2 | Aan de retributie onderworpen deel per m2 |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 1° | 47,53 euro | 23,77 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 2° | 49,63 euro | 24,82 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 3° | 49,20 euro | 24,60 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 4° | 24,90 euro | 12,45 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 5° | 45,50 euro | 22,75 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 6° | 20,35 euro | 10,18 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 7° | 43,90 euro | 21,95 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 8° | 20,60 euro | 10,30 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 9° | 22,63 euro | 11,32 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 10° | 24,73 euro | 12,37 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 11° | 24,30 euro | 12,15 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 12° | 27,18 euro | 13,59 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 13° | 29,28 euro | 14,64 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 14° | 28,85 euro | 14,43 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 15° | 4,55 euro | 2,28 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 16° | 25,15 euro | 12,58 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 17° | 23,55 euro | 11,78 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 18° | 3,63 euro | 1,82 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 19° | 5,73 euro | 2,87 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 20° | 5,30 euro | 2,65 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 21° | 2,03 euro | 1,02 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 22° | 4,13 euro | 2,07 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 23° | 3,70 euro | 1,85 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 24° | 2,10 euro | 1,05 euro |
Omvorming bedoeld in artikel D.VI.49, 25° | 1,68 euro | 0,84 euro |
Schijf van het aan de retributie onderworpen gedeelte | Percentage, van toepassing op de betrokken schijf | Maximumbedrag van de retributie voor de voorgaande schijf |
van 0,01 tot 12.500 euro | 1 % | 0 euro |
van 12.500 tot 25.000 euro | 2 % | 125 euro |
van 25.000 tot 50.000 euro | 3 % | 375 euro |
van 50.000 tot 100.000 euro | 5 % | 1.125 euro |
van 100.000 tot 150.000 euro | 8 % | 3.625 euro |
van 150.000 tot 200.000 euro | 14 % | 7.625 euro |
van 200.000 tot 250.000 euro | 18 % | 14.625 euro |
van 250.000 tot 500.000 euro | 24 % | 23.625 euro |
boven de 500.000 euro | 30 % | 83.625 euro |