25 APRIL 2024. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling - Reglementair Deel en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-07-2024 en tekstbijwerking tot 30-07-2024)
Art. 1
TITEL 1. - Wijzigingen in het Waalse wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling - Reglementair deel
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 2-3
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in boek I van het reglementair gedeelte van het Waalse wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art. 4-23
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aangebracht in Boek II van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art. 24-41
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen aangebracht in Boek VI van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art. 42
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen aangebracht in Boek VI van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art. 43-78
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen aangebracht in Boek V van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art. 79-96
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen aangebracht in Boek VI van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art. 97
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen aangebracht in Boek VII van van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art. 98-102
HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen aangebracht in Boek VIII van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art. 103-112
TITEL 2. - Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK 1. - Bepalingen betreffende het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling
Art. 113-118
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen met betrekking tot het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen en de uitvoeringsbesluiten ervan
Art. 119-120
HOOFDSTUK 3. - Bepalingen betreffende het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen
Art. 121
HOOFDSTUK 4. - Verscheidene bepalingen
Art. 122-153
2015200758 2015201974 2015201975 2015201976 2017A70033 2024001981
Artikel 1. Bij dit decreet wordt Richtlijn EU 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raadvan 18 oktober 2033 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad gedeeltelijk omgezet.
TITEL 1. - Wijzigingen in het Waalse wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling - Reglementair deel
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art.2. In het Waalse wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling - Reglementair deel wordt het woord "DGO4" telkens vervangen door de woorden "de administratie".
Art.3. In artikel R.0.1-1 van hetzelfde besluit, worden de punten 3° en 4° opgeheven.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in boek I van het reglementair gedeelte van het Waalse wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art.4. In artikel R.0.1.-2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, worden de woorden "de afdelingen ervan" opgeheven;
2° lid 2 wordt vervangen als volgt:
"Worden eveneens gedelegeerd aan de Minister van Ruimtelijke Ordening:
1° de procedure voor de opstelling, de herziening en de intrekking, met inbegrip van de milieueffectbeoordeling en de gevolgen voor een ander Gewest of een andere Staat :
a) van een gewestplan op gemeentelijk initiatief;
b) een door een particuliere natuurlijke of rechtspersoon geïnitieerd gewestplan, behalve wanneer het tot doel heeft een gebied van meer dan vijftig hectare dat niet voor bebouwing bestemd is, voor bebouwing aan te wijzen;
c) van een site die wordt herontwikkeld, ongeacht of het al dan niet op de lijst van landschaps- en milieusaneringsgebieden staat;
d) van een stedelijke herverkavelingsomtrek;
e) van een omtrek met recht van voorkoop;
f) van een ruilverkaveling ;
g) van een herkaveling ;
2° het nemen van de individuele beslissingen bedoeld in de boeken IV en VII. ";
3° in het derde lid worden de woorden "in de artikelen D.II.54 en D.V.16" vervangen door de woorden "in de artikelen D.II.54 tot D.II.54/11 en D.V.16 tot D.V.16/9".
Art.5. In artikel R.I.2-1 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "en de eventuele in te leiden corrigerende maatregelen" vervangen door de woorden", de eventueel te nemen corrigerende maatregelenen het monitoren van ontwikkeling inzake stadsontwikkeling, verharding en grondbeschikbaarheid ".
Art.6. In artikel R.I.5-1 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in lid 1 en in lid 2 worden de woorden "de Sociaal-Economische Raad van Wallonië" vervangen door de woorden "de Sociaal-Economische en Milieuraad van Wallonië";
2° er wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd,luidend als volgt:
"De afdeling " Ontwikkeling van handelsvestigingen " van de Beleidsgroep telt twaalf zetels, waaronder vier zetels voor de sociale partners zoals vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische en Milieuraad van Wallonië en acht zetels, verdeeld als volgt:
1° één vertegenwoordiger van de plaatselijke besturen;
2° één vertegenwoordiger van de milieuverenigingen;
3° één vertegenwoordiger van de stadsontwikkeling ;
4° één vvertegenwoordiger van de verenigingen voor stedenbouwers ;
5° een vertegenwoordiger van de architectenverenigingen
6° één vertegenwoordiger van de CPDT;
7° een vertegenwoordiger van de federatie voor handels en diensten
8° één vertegenwoordiger van een vereniging voor consumentenbescherming erkend overeenkomstig artikel XVII.39, 2°, van het Wetboek van economisch recht; ".
Art.7. In artikel R.I.5.2-1 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 28 februari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) 2° wordt aangevuld met de woorden "voor meergemeentelijke ontwikkelingsplannen met betrekking tot mobiliteit of groene infrastructuur" ;
b) 6° worden de woorden "met uitzondering van die welke betrekking hebben op winkels in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 8° " ;
2° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt:
"De afdeling "Ontwikkeling van handelsvestigingen" van de Beleidsgroep bereidt adviezen voor met betrekking tot vergunningsaanvragen voor handelsvestigingen in de zin van artikel D.IV.4, paragraaf 1, 8°, met een netto handelsoppervlakte gelijk aan of groter dan 1.000 m2.
De afdeling " Gewestelijke Inrichting " en de afdeling "Ontwikkeling van handelsvestigingen" van de Beleidsgroep bereidt de adviezen voor betreffende de instrumenten voor ruimtelijke ordening en stedenbouw of volgende handelingen:
1° de globale gemeentelijke ontwikkelingsplannen, thematische gemeentelijke ontwikkelingsplannen, globale meergemeentelijke ontwikkelingsplannen en meergemeentelijke ontwikkelingsplannen met betrekking tot ruimtelijke optimalisatie ;
2° de vergunningsaanvragen onderworpen aan effectenonderzoeken met betrekking tot handelsvestigingen in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 8°. ".
Art.8. Artikel R.I.5-3 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld als volgt :
"Ze omvatten ten minste een derde van de kandidaten van elk geslacht. ".
Art.9. In artikel R.I.5-4, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt het woord "beide" vervangen door het getal "drie".
Art.10. In artikel R.I.5-6 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "Sociaal-Economische Raad van Wallonië" vervangen door de woorden "Sociaal-Economische en Milieuraad van Wallonië".
Art.11. In artikel R.I.6-2 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in 1° worden de woorden ", waaronder minstens vier Duitstaligen; opgeheven;
2° punt 2° wordt vervangen als volgt :
"2° een dubbele lijst voorgesteld door de Kamer van Stedenbouwkundigen van België bestaande uit enerzijds twaalf personen met het oog op de aanwijzing van de leden bedoeld in artikel D.I.6/1, § 1, 3°, en anderzijds zes personen met het oog op de aanwijzing van het lid bedoeld in artikel D.I.6/1, § 17° ;" ;
b) het artikel wordt aangevuld met de punten 4°, 5° en 6°, luidend als volgt:
"4° een lijst van twaalf personen voorgesteld door de Waalse Economische, Sociale en Milieuraad van Wallonië;
5° een lijst van zespersonen, voorgedragen door de administratie bevoegd voor vervoer;
6° een lijst van zes personen voorgedragen door de instellingen, organisaties, federaties, sectoren of verenigingen bedoeld in artikel D.I.6./1, § 1, 5°. ".
Art.12. Artikel R.I.6-5 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidend als volgtvolgend lid :
"De presentiegelden van de voorzitter en de leden van de Commissie kunnen, binnen de budgettaire grenzen die op 1 januari van elk jaar beschikbaar zijn, geïndexeerd worden op basis van de schommelingen van de gezondheidsindex zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land, volgens de formule : 35/25 vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het indexcijfer op 1 juni 2017. ".
Art.13. In artikel R.I.10-2, § 3, eerste lid, van het Wetboek worden de woorden "of wanneer de ontvangen kandidaturen niet een aantal leden van beide geslachten kunnen aanwijzen ten minste gelijk aan veertig percent van het totaalaantal leden"" ingevoegd tussen de woorden "Als het gemeentecollege het aantal kandidaatstellingen die het bij de publieke oproep gekregen heeft, onvoldoende acht," en de woorden "wordt uiterlijk twee maanden na sluiten van de eerste oproep een aanvullende oproep gedaan".
Art.14. In artikel R.I.10-3, § 1, van hetzelfde Wetboek worden na de woorden "neemt de gemeenteraad het huishoudelijk reglement van de gemeentelijke commissie aan""die de indeling van de Gemeenschappelijke Commissie in afdelingen kan organiseren" ingevoegd.
Art.15. In artikel R.I.10-4, § 2, lid1, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "of wanneer de reserve voordrachten van het mannelijk of vrouwelijk geslacht minder dan veertig procent van de reserve voordrachten bedragen" ingevoegd tussen de woorden "of wanneer een belang niet meer vertegenwoordigd is omdat geen enkele kandidatuur die betrokken belang behartigt in aanmerking is genomen," en de woorden "wordt de gemeentelijke commissie door de gemeenteraad gedeeltelijk vernieuwd".
Art.16. In artikel R.I.12-1 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen als volgt:
" § 3. De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag van het ereloon toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum:"
1° twintigduizend euro wanneer de beslissing van de gemeenteraad tot opmaak van het basisdossier voor de herziening van het gewestplan wordt genomen binnen de vijf jaar na de inwerkingtreding van het lokale of meergemeentelijke ontwikkelingsplan dat de geplande herziening van het gewestplan aanduidt, overeenkomstig artikel D.II.10, § 6, 2° ;
2° twintigduizend euro als het basisdossier een kaart van het grondgebruik bevat;
3° twaalf duizend euro in de andere gevallen.
De bedragen in paragraaf 1 worden geïndexeerd, binnen de beschikbare perken van de begroting, op 1 januari van elk jaar op basis van de schommelingen van de gezondheidsindex zoals gedefinieerd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land volgens de formule: initieel bedrag vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de index op 1 januari 2024. ".
Art.17. In artikel R.I.12-2 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1erworden de woorden " een subsidie toekennen voor de gehele of gedeeltelijke opmaak of herziening van een (meer-)gemeentelijk ontwikkelingsplan" vervangen door de woorden "een subsidie toekennenvoor de opstelling of gehele of gedeeltelijke herziening van een thematisch of globaal meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een thematisch of globaal gemeentelijk ontwikkelingsplan";
2° in paragraaf 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) 3° wordt aangevuld met de woorden "of de overeenkomst met de projectontwerper wanneer de relatie tussen de gemeente en de projectontwerper voldoet aan de voorwaarden voor "in house" controle zoals bepaald in artikel 30 van de wet van 17 juni 2016 betreffende de overheidsopdrachten " ;
b) in 5° worden de woorden "behoudens in het geval dat de relatie tussen de gemeente en de projectontwerper voldoet aan de voorwaarden van "in house" controle zoals bepaald in artikel 30 van de wet van 17 juni 2016 betreffende de overheidsopdrachten," een afschrift van de in aanmerking genomen offerte, waarbij het bedrag van het ereloon van de projectontwerper gedetailleerd wordt vermeld en waarbij de fases voor de opmaak van de documenten en dienovereenkomstige termijnen nader bepaald worden" ;
c) de paragraaf wordt aangevuld met een 6°, luidend als volgt:
"6° in het geval dat de relatie tussen de gemeente en de projectauteur voldoet aan de voorwaarden van "in house" controle zoals bepaald in artikel 30 van de wet van 17 juni 2016 betreffende de overheidsopdrachten, een afschrift van de overeenkomst die de gemeente heeft gesloten met de projectontwerper, waarin de details van het bedrag van de erelonen van de projectontwerper worden gespecificeerd, evenals de fasen van voorbereiding van de documenten en de bijbehorende termijnen" ;
3° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in 1° wordt het woord "globaal" ingevoegd voor de woorden "met een maximumbedrag van 150.000 euro" ;
b) in 2° wordt het woord "globaal" ingevoegd tussen de woorden "een" en "gemeentelijk ontwikkelingsplan" ;
c) punt 5° wordt vervangen als volgt :
"5° 30.000 euro per gemeente voor de gedeeltelijke herziening van een globaal meergemeentelijk ontwikkelingsplan, voor de uitwerking of de totale herziening van een thematisch meergemeentelijk ontwikkelingsplan, voor de uitwerkingg van een globaal meergemeentelijk ontwikkelingsplan, wanneer de gemeente al over een of meer thematische gemeentelijke of meergemeentelijke ontwikkelingsplannen beschikt, tot een maximum van 90.000 euro;" ;
6° het lid wordt aangevuld als volgt :
"6° 30.000 euro voor de gedeeltelijke herziening van een globaal gemeentelijk ontwikkelingsplan, voor de uitwerking of volledige herziening van een thematisch gemeentelijk ontwikkelingsplan, of voor de uitwerking van een globaal gemeentelijk ontwikkelingsplan wanneer de gemeente reeds over een of meer thematische gemeentelijke of meergemeentelijke ontwikkelingsplannen beschikt;" ;
e) in 7° worden de woorden "een thematisch meergemeentelijk ontwikkelingsplan met een maximum van 30.000 EUR, een thematisch gemeentelijk ontwikkelingsplan of" ingevoegd tussen de woorden "10.000 EUR voor de gedeeltelijke herziening" en de woorden "van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan";
4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt:
" § 5. De bedragen in paragraaf 3 worden, binnen de beschikbare begrotingsperken, op 1 januari van elk jaar geïndexeerd op basis van de schommelingen van de gezondheidsindex zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land volgens de formule: initieel bedrag vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de index op 1 januari 2024. ".
Art.18. In Boek I, Enige Titel II, hoofdstuk V,van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen door wat volgt:
"Afdeling 3 - Subsidies voor de opmaak van een milieueffectenrapport in verband met een ontwerp van herziening van het gewestplan, een (meer)gemeentelijk ontwikkelingsplan of een gemeentelijk ontwikkelingsplan, een lokaal beleidsontwikkelingsplan of een gemeentelijke stedenbouwkundige handleiding"
Art.19. In artikel R.I.12-3 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin worden de woorden "of een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan" vervangen door de woorden "", een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan of een stedenbouwkundige handleiding" ;
b) in 2° worden na "het plan" de woorden "dan wel de handleiding" ingevoegd;
2° in paragraaf 2 wordt 1° aangevuld met de woorden "of wanneer de relatie tussen de gemeente en de projectontwerper voldoet aan de voorwaarden voor een "in house" controle zoals bepaald in artikel 30 van de wet van 17 juni 2016 betreffende de overheidsopdrachten, een afschrift van de overeenkomst met de projectontwerper en een afschrift van het besluit van het gemeentecollege tot aanstelling van de projectontwerper" ;
3° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in 1° wordt het woord "globaal" ingevoegd voor de woorden "meergemeentelijk ontwikkelingsplan per gemeente met een maximum van 150.000 euro" ;
b) 2° wordt aangevuld als volgt :
c) in 4° worden het woord "globaal" ingevoegd voor de woorden "meergemeentelijk ontwikkelingsplan" en worden de woorden "de opmaak of de volledige herziening van een thematisch meergemeentelijk ontwikkelingsplan of de opmaak van een globaal meergemeentelijk ontwikkelingsplan wanneer de gemeente al over een of meer thematische gemeentelijke of meergemeentelijke ontwikkelingsplannen beschikt " ingevoegd tussen de woorden "meergemeentelijk ontwikkelingsplan" en de woorden "met een maximum van 36.000 euro";
d) in 5° wordt het woord "globaal" ingevooegd voor de woorden "gemeentelijk ontwikkelingsplan" en wordt de zin aangevuld met de woorden ", de opmaak of volledige herziening van een thematisch gemeentelijk ontwikkelingsplan, of de voorbereiding van een globaal gemeentelijk ontwikkelingsplan wanneer de gemeente al een of meer thematische gemeentelijke of meergemeentelijke ontwikkelingsplannen heeft " ;
e) in 6° worden de woorden "een thematisch meergemeentelijk ontwikkelingsplan tot maximaal 18.000 euro, een thematisch gemeentelijk ontwikkelingsplan of" ingevoegd tussen de woorden "6.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening" en de woorden "een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan";
f) paragraaf 7 wordt aangevuld met 7° tot 8°, luidend als volgt:
"7° 16.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de opmaak of gehele herziening van een gemeentelijke stedenbouwkundige handleiding ;
8° 10.000 euro voor de uitvoering van het verslag betreffende de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijke stedenbouwkundige handleiding. ";
4° in paragraaf 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in 1° worden de woorden "en handleidingen" ingevoegd tussen de woorden "of voor de ontwikkelingsplannen" en de woorden "op de datum van verzending van het besluit tot toekenning van de subsidie";
b) in 2° worden de woorden "of ontwikkelingsplan" vervangen door de woorden ", ontwikkelingsplan of handleiding" ;
5° er wordt een paragraaf 5 ingevoegd, luidend als volgt:
" § 5. De bedragen in paragraaf 3 worden, binnen de beschikbare begrotingsperken, op 1 januari van elk jaar geïndexeerd op basis van de schommelingen van de gezondheidsindex zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land volgens de formule: initieel bedrag vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de index op 1 januari 2024. ".
Art.20. In artikel R.I.12-4 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid 4, luidend als volgt:
"Het in lid 3 bedoelde bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingsperken, op 1 januari van elk jaar geïndexeerd op basis van de schommelingen van de gezondheidsindex zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land, volgens de formule: initieel bedrag vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de index op 1 januari 2024. ";
2° in paragraaf 2 wordt een vierde lid ingevoegd, luidend als volgt:
"Het in lid 3 bedoelde bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingsperken, op 1 januari van elk jaar geïndexeerd op basis van de schommelingen van de gezondheidsindex zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land, volgens de formule: initieel bedrag vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de index op 1 januari 2024. ".
Art.21. In artikel R.I.12-5, § 2, 1°, van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in 1° worden de woorden "de wet van 27 juni 1921 over de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen" vervangen door de woorden "van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen";
2° lid 3 wordt opgeheven.
Art.22. In artikel R.I.12-6, § 1, van hetzelfde Wetboek wordt een lid 6 ingevoegd dat als volgt luidt:
"Het bedrag van het presentiegeld waarop de voorzitter en de leden van de gemeentelijke commissie recht hebben, kan door de gemeente geïndexeerd worden. De indexering gebeurt jaarlijks op 1 januari op basis van de schommelingen van de gezondheidsindex zoals gedefinieerd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land, volgens de formule: oorspronkelijk bedrag vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de index op 1 januari 2024. ".
Art.23. In artikel R.I.13-1 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1worden de woorden "met name" ingevoegd na de woorden "e procédés waarbij een vaststaande datum aan het versturen en het ontvangen van een akte wordt verleend zijn";
2° 1° " wordt aangevuld met de woorden", in voorkomend geval overeenkomstig het decreet van 27 maart 2014 betreffende de communicaties via elektronische weg tussen de gebruikers en de Waalse openbare overheden, of ondertekend door de geadresseerde van de mail";
3° 3° wordt aangevuld met de woorden "De aangetekende elektronische berichten moeten de bepalingen van het decreet van 27 maart 2014 betreffende de communicaties via elektronische weg tussen de gebruikers en de Waalse openbare overheden, in acht nemen."
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aangebracht in Boek II van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art.24. In Boek II, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 1, onderafdeling 2, van hetzelfde wetboek wordt een artikel R.II.21-9/1 ingevoegd, luidend als volgt:
" Art. R.II.21-9/1. De beschermingsomtrek voor gebieden buiten centrumsteden is bedoeld om land te beschermen tegen bodemverharding, stadsuitbreiding en waterdicht maken.
De vergunningsplichtige handelingen en werken kunnen ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere beschermingsvoorwaarden. ".
Art.25. In artikel R.II.33-1 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1er, derde lid, wordt het eerste streepje aangevuld met de woorden "zonder dat het bodembestemmingstype het bodembestemmingstype III overschrijdt" ;
2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in 2° wordt, in de Franse tekst, het woord "une" ingevoegd tussen het woord "dans" en de woorden "zone de prévention" ;
b) punt 3° wordt vervangen als volgt:
3° in de reeds uitgebate steengroeven, behoudens:
a) in het geval waarin een vergunning voor het samenbrengen of voorbehandelen van inerte afvalstoffen of tot toelating van bodemreliëfwijziging met gebruikmaking van exogene stoffen is verstrekt voor inwerkingtreding van dit Wetboek";
b) als wordt aangetoond dat de huidige feitelijke situatie niet voldoet aan de beveiliging van de locatie of geen bevredigende herontwikkeling vormt met betrekking tot de goede ontwikkeling van de locatie of het milieu en de afzetting niet in gevaar brengt. ";
c) de paragraaf wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt:
"Onder "geëxploiteerde groeven" dient te worden verstaan: groeven waarvan de vergunning voor de activiteit is verstreken of is vervallen na de stopzetting van de activiteit gedurende twee opeenvolgende jaren. ".
Art.26. In artikel R.II.33-2 van hetzelfde besluit wordt het woord "DGO3" vervangen door de woorden "de milieuadministratie".
Art.27. Artikel R.II.36-3 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een punt 7°, luidend als volgt :
"7° de bebossing is verenigbaar met het Waalse landbouwmodel zoals bepaald in artikel D.1 van het Waalse Landbouwwetboek. ".
Art.28. Artikel D.II.36-5 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een punt 6°, luidend als volgt :
"6° genoemde poel is verenigbaar met het Waalse landbouwmodel zoals bepaald in artikel D.1 van het Waalse Landbouwwetboek. ".
Art.29. Artikel R.II.36-6, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een punt 5°, luidend als volgt :
"5° het is verenigbaar met het Waalse landbouwmodel zoals bepaald in artikel D.1 van het Waalse Landbouwwetboek. ".
Art.30. In artikel R.II.36-10, § 3, lid 1, van hetzelfde Wetboek wordt een 2° /1 ingevoegd, luidend als volgt:
"2° /1 ze zijn verenigbaar met het Waalse landbouwmodel zoals bepaald in artikel D.1 van het Waalse Landbouwwetboek. ".
Art.31. In artikel R.II.37-11, § 1, lid 2, 1°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of een project tot toeristische valorisering van de bossen, ontwikkeld door de Duitstalige Gemeenschap" opgeheven.
Art.32. In artikel R.II.42-1, 1e zin, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "a) en" ingevoegd tussen de woorden "D.II.11, § 2, 1° en 2°, " en de woorden "c tot f".
Art.33. In artikel R.II.45-1 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een punt 3°, luidend als volgt:
"3° verharde ruimtes ontharden. ";
2° in paragraaf 2, 1°, b), wordt, in de Franse versie, het woord "soumises" vervangen door het woord "soumise" ;
3° paragraaf 4 wordt aangevuld met een punt 5° en een punt 6°, luidend als volgt :
"5° trajecten creëren voor de actieve vervoerswijzen;
6° parkeerruimte creëren voor de actieve vervoerswijzen. ".
Art.34. In Boek II, Titel 2, hoofdstuk 3, afdeling 4, van hetzelfde Wetboek wordt de titel van onderafdeling 2 aangevuld met de woorden ", een niet-bebouwingsgebied, een beschermingsomtrek voor ruimten gelegen buiten een centrumgebied of een bijkomend voorschrift met betrekking tot de ruimteoptimalisatie".
Art.35. In Boek II, Titel 2, hoofdstuk 4, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 1 ingevoegd, met als opschrift "Afdeling 1. Toepassingsgebied.
Art.36. In Boek II, Titel 2, hoofdstuk 4, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 2 ingevoegd, met als opschrift "Afdeling 2. Indiening van de gezamenlijke aanvraag".
Art.37. In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 36, wordt een onderafdeling 1 ingevoegd, met als opschrift "Onderafdeling 1. Indiening van de aanvraag tot de herziening van het gewestplan".
Art.38. In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 36, omvat een onderafdeling 2, die de artikelen R.II.54/4-1 tot R.II.54/5-2, omvat, luidend als volgt:
"Onderafdeling 2. Gezamenlijke effectenbeoordeling
Art. R.II.54/4-1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.54/4 nuttig acht om te raadplegen en draagt de administratie op om het dossier voor advies voor te leggen.
Art. R.II.54/5-1. De administratie stuurt de aanvrager de beslissing van de Regering overeenkomstig artikel D.II.54/5.
Art. R.II.54/5-2. De aanmaning bedoeld in artikel D.II.54/5 wordt gezonden aan de minister met een afschrift aan de directeur-generaal van de administratie. ".
Art.39. In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 36, wordt een onderafdeling 3, die de artikelen 65/7 tot 65/1 omvat, ingevoegd, luidend als volgt:
"Onderafdeling 3. Indiening van de vergunningsaanvraag".
Art. R.II.54/7-1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.54/7, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de administratie op om het dossier voor advies voor te leggen.
De directeur-generaal van de administratie of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van de administratie wijst de gemeenten aan op wier grondgebied het openbaar onderzoek wordt uitgevoerd." ".
Art.40. In boek II, titel 2, hoofdstuk 4, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 3 ingevoegd, bevattende artikel R.II.54/8-1, luidend als volgt:
"Afdeling 3. a) Behandeling van de gezamenlijkeaanvraag
Art. R.II.54/8-1. De beslissing van de aanvrager om geen vergunning als bedoeld in artikel D.II.54/8 aan te vragen, wordt gericht aan de Minister met een afschrift, in het geval van een aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning, aan de directeur-generaal van de administratie en aan de gedelegeerd ambtenaar en, in het geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning, aan de directeur-generaal van de administratie, aan de directeur-generaal van de administratie Leefmilieu, aan de gedelegeerd ambtenaar en aan de technisch ambtenaar. ".
Art.41. In boek II, titel 2, hoofdstuk 4, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 4 ingevoegd, bevattende artikelen R.II.54/9-1 tot R.II.54/11-1, luidend als volgt:
"Afdeling 4. Beslissing
Art. R.II.54/9-1. De aanvulling wordt verstuurd naar de minister met een afschrift, in het geval van een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, naar de directeur-generaal van de Administratie en de gedelegeerd ambtenaar en, in het geval van een aanvraag voor een globale vergunning, naar de directeur-generaal van de Administratie, de directeur-generaal van de Milieuadministratie, de gedelegeerd ambtenaar en de technisch ambtenaar.
Art. R.II.54/9-2. De administratie stuurt de aanvrager de beslissing van de Regering overeenkomstig artikel D.II.54/9.
Art. R.II.54/10-1. Krachtens artikel D.II.54/10 stuurt de administratie een afschriftvan de beslissing naar de leidend ambtenaar en de operator in de zin van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken.
Art. R.II.54/11-1. Overeenkomstig artikel D.II.54/11 zendt de administratie een afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de bevoegde autoriteiten van het Gewest, de Lidstaat van de Europese Unie of de Staat die partij is bij het Verdrag van Espoo en die advies heeft uitgebracht over het verzoek op grond van artikel D.VIII.45. ".
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen aangebracht in Boek VI van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art.42. In boek III, titel 1, hoofdstuk 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel R.III.3-1, opgeheven bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, opnieuw ingevoegd als volgt:
"Art. R.III.3-1. "De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.III.3, § 4, nuttig acht om te raadplegen en draagt de administratie op om het dossier voor advies voor te leggen." ".
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen aangebracht in Boek VI van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art.43. In artikel R.IV.1-1 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 24 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 30-07-2024, p. 90424)
Art.44. In artikel R.IV.1-2, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "de wijziging van de verdeling van de verkoopoppervlakten" vervangen door de woorden "de oprichting van een handelszaak in de gevallen bedoeld in artikel D IV.4., eerste lid, 8°, c), d) en e)".
Art.45. In artikel R.IV.4-1 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 8 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin worden de woorden "of daarbuiten" vervangen door de woorden "in een vaste of mobiele installatie of daarbuiten" ;
b) i) in 5° worden volgende wijzigingen aangebracht:
(1) de woorden "goederen en" worden opgeheven;
(2) de bewoordingen ", voor zover het goed zich bevindt buiten een gemengde bedrijfsruimte bedoeld in artikel D.II.29 of een gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting aan gemeentelijk overleg onderworpen is bedoeld in artikel D.II.32 en bestemd om de activiteiten bedoeld in artikel D.II.29 te ontvangen" worden opgeheven
2° er wordt een lid 6 ingevoegd, luidend als volgt:
"In een bestaande woning die is blootgesteld aan een groot natuurrisico of een geotechnische beperking als omschreven in artikel D.IV.57, eerste lid, 3°, is het toekennen van een of meer nieuwe vertrekken aan een basisfunctie in de zin van artikel D.IV.4, tweede lid, een bestemmingswijziging van een woning of een gedeelte ervan. ".
Art.46. Artikel R.IV.4-2 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art.47. In artikel R.IV.4-3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in 7°, a), worden de woorden "1, 2, 3, 6, 7, 8," opgeheven;
2° punt 10° wordt vervangen als volgt :
"10° met als doel een natuurlijk of kunstmatig, permanent of tijdelijk waterlichaam te creëren, met uitzondering van de poelen en vijvers bedoeld in artikel R.IV.1-1, punt I, 1 en 1/1, of een natuurlijk of kunstmatig, permanent of tijdelijk waterlichaam te dempen, met uitzondering van de poelen en vijvers bedoeld in artikel R.IV.1-1, punt I, 1;".
Art.48.In hetzelfde Wetboek wordt artikel R.IV.4-5 vervangen als volgt:
"Art. R.IV.4-5. Definities
"Voor de toepassing van de artikelen R.IV.4-6, R .R.IV.4-7 en R.IV.4-8, wordt verstaan onder:"
1° boom: een houtachtige soort die op volwassen leeftijd meer dan acht meter hoog is wanneer hij vrij groeit;
2° haag: een groep struiken of bomen geplant op een maximale afstand van anderhalve meter tussen elke voet, zodat een dichte kordon van niet meer dan tien meter breed tussen de buitenste voeten wordt gevormd;
3° struik, houtachtige soort waarvan de groei niet hoger is dan acht meter;
4° bomenlaan: bomenrijen;
5° openbare ruimte: plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek zonder toelating zoals de wegen, de plaatsen, de openbare parken;
6° inlandse soort: soort bedoeld in bijlage 2 bij het besluit van 24 maart 2011 houdende de algemene preventieve maatregelen die toepasselijk zijn op de Natura 2000-locaties, alsook op de locaties die in aanmerking komen voor het Natura 2000-netwerk
Voor de toepassing van de artikelen R .IV.4-7 en R.IV.4-8, wordt verstaan onder:
1° groep bomen: een groep bomen met de volgende kenmerken :
a) een gemeenschappelijke kruin ;
b) de projectie op de grond van deze gemeenschappelijke kruin past binnen een cirkel met een straal van maximaal vijftien meter, genomen vanuit het middelpunt van de groep;
2° groep struiken: een groep struikenmet de volgende kenmerken :
a) een gemeenschappelijke kruin ;
b) de projectie op de grond van deze gemeenschappelijke kruin past binnen een cirkel met een straal van maximaal viermeter, genomen vanuit het middelpunt van de groep; ".
Art.49. In artikel R.IV.4-6 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, 1°, wordt het woord "overwegend" ingevoegd tussen de woorden "bestaat uit" en de woorden "inlandse soorten" ;
2° in lid 2 wordt een 3° ingevoegd, luidend als volgt :
"3° de maximale onderlinge afstand tussen twee onderdelen is veertig meter. ".
Art.50. In artikel R.IV.4-7, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 2° wordt vervangen als volgt :
2° de boom die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) de stam en de kruin zijn elk meestal zichtbaar vanaf een punt in de openbare ruimte;
b) de stam, gemeten op een hoogte van 150 centimeter van de bodem, vertoont een omtrek van minstens honderd vijftig centimeter.
Bomen die een groep vormen en minstens één boom bevatten die aan de bovenstaande voorwaarden voldoet, worden allemaal in aanmerking genomen. ";
2° een 2/1° wordt ingevoegd tussen 2° en 3°, luidend als volgt:
"2/1° de struik die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) de stam en de kruin zijn elk meestal zichtbaar vanaf een punt in de openbare ruimte;
b) de stam, gemeten op een hoogte van 150 centimeter van de bodem, vertoont een omtrek van minstens zeventig centimeter.
Struiken die een groep vormen en minstens één struik bevatten die aan de bovenstaande voorwaarden voldoet, worden allemaal in aanmerking genomen.
De bomen die deel uitmaken van een bebossing of bomenrijen bestemd voor de bosbouw of de boslandbouw vallen daar niet onder. ".
Art.51. In artikel R.IV.4-8 wordt 2° vervangen als volgt:
"2° hagen die hoofdzakelijk bestaan uit inlandse soorten die al meer dan dertig jaar op het openbare domein staan en waarvan de breedte tussen de buitenvoeten gelijk is aan of minder is dan drie meter. ".
Art.52. In artikel R.IV.4-9 van hetzelfde besluit wordt het woord "DGO3" vervangen door de woorden "de milieuadministratie".
Art.53. In artikel R.IV.4-10 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in 3° wordt het woord "levende" ingevoegd tussen de woorden "gesteltakken" en de woorden "tot aan het punt waar zij in de stam steken" ;
b) in 4° worden de woorden "takken van meer dan dertig centimeter omtrek" vervangen door de woorden "takken van meer dan dertig centimeter omtrek die een wonde veroorzaken";
2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) 1° de inleidende zin wordt vervangen als volgt:
"Voor bomen, struiken, worden werkzaamheden zoals hierna volgend, op voorwaarde dat ze worden uitgevoerd in de cirkel gedefinieerd door de verticale projectie op de grond van hun kruinn waaraan vijf meter wordt toegevoegd en voor opmerkelijke hagen op voorwaarde dat ze worden uitgevoerd in een strook van twee meter aan weerszijden van de haag, " beschouwd als werkzaamheden die het wortelstelsel beschadigen;
b) in 8° worden de woorden ", product gevaarlijk voor bomen, struiken of hagen" ingevoegd na de woorden "brandstoffen, fungiciden, herbiciden, chemische producten voor de bouw".
Art.54. In artikel R.IV.4-11, 3°, van hetzelfde Wetboek, zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, worden de woorden "van de beheerseenheden 4, 5, 10 en 11" ingevoegd tussen de woorden "met uitzondering " en de woorden " van de aangewezen Natura 2000-gebieden".
Art.55. In artikel R.IV.22-1 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 april 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 4° worden de woorden ", en de subregionale Comités voor landinrichting" ingevoegd tussen de woorden "de Comités voor landinrichting" en de woorden "en de wateringen";
2° in 9° worden de woorden "en het Belgische Radio- en Televisiecentrum voor uitzendingen in de Duitse taal" opgeheven.
Art.56. In artikel R.IV.22-2 van hetzelfde Wetboek wordt 3° vervangen als volgt:
"3° een elektrische lijn met een spanning van meer dan 70 kv, met uitzondering van de privé-aansluitingen, of een lokaal transmissienet in de zin van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;".
Art.57. In artikel R.IV.22-3 van hetzelfde Wetboek wordt het woord "met name" ingevoegd tussen de woorden "handelingen en werken bedoeld in artikel D.IV.22, derde lid, die" en de woorden "het volgende betreffen".
Art.58. In artikel R.IV.26-1 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in lid 2 worden de woorden "of op de verdeling van de verkoopoppervlakten en de toegelaten handelsactiviteiten in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 8°, van het Wetboek" opgeheven;
b) 2° er wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd,luidend als volgt:
"Wanneer de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning uitsluitend betrekking heeft op de vestiging van een handelszaak in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 8°, van het Wetboek, wordt hij ingediend door middel van het formulier in bijlage 5/1, dat de inhoud ervan bepaalt. ";
c) in het zesde lid wordt het cijfer "5" vervangen door het cijfer "6";
2° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidend als volgt:
" § 3. De Minister is bevoegd om de inhoud van de bijlagen 4, 5, 5bis, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 te wijzigen.
Bijlage 4 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
4° de antecedenten van de aanvraag;
5° de rechtstoestand van het goed;
6° de bijzonderheden van de aanvraag in termen van ruimtelijke optimalisatie;
7° de inrichtingsopties en de architectonische opzet van het project;
8° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
9° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
10° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake drainage en bodembeheer;
11° de identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
12° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake gemeentelijke wegen;
13° de identificatie van de documenten betreffende de energieprestatie van gebouwen;
14° een herinnering aan de vereisten voor formulieren voor statistiek;
15° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
16° de vereiste handtekeningen;
17° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
18° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming.
Bijlage 5 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
4° de antecedenten van de aanvraag;
5° de rechtstoestand van het goed;
6° de bijzonderheden van de aanvraag in termen van ruimtelijke optimalisatie;
7° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
8° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
9° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake drainage en bodembeheer;
10° de identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
11° de identificatie van de documenten betreffende de energieprestatie van gebouwen;
12° een herinnering aan de vereisten voor formulieren voor statistiek;
13° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
14° de vereiste handtekeningen;
15° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
16° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming.
Bijlage 5/1 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de omschrijving van de activiteiten die het voorwerp uitmaken van de erkenningsaanvraag;
4° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
5° de antecedenten van de aanvraag;
6° de rechtstoestand van het goed;
7° de bijzonderheden van de aanvraag in termen van ruimtelijke optimalisatie;
8° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
9° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
10° een herinnering aan de vereisten voor formulieren voor statistiek;
11° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
12° de vereiste handtekeningen;
13° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
14° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming.
Bijlage 6 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
4° de antecedenten van de aanvraag;
5° de rechtstoestand van het goed;
6° de bijzonderheden van de aanvraag in termen van ruimtelijke optimalisatie;
7° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
8° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
9° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake drainage en bodembeheer;
10° de identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
11° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake gemeentelijke wegen;
12° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
13° de vereiste handtekeningen;
14° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
15° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming.
Bijlage 7 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
4° de antecedenten van de aanvraag;
5° de rechtstoestand van het goed;
6° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
7° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
8° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake drainage en bodembeheer;
9° de identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
10° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
11° de vereiste handtekeningen;
12° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
13° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming.
Bijlage 8 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
4° de antecedenten van de aanvraag;
5° de rechtstoestand van het goed;
6° de bijzonderheden van de aanvraag in termen van ruimtelijke optimalisatie;
7° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
8° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
9° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake drainage en bodembeheer;
10° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake gemeentelijke wegen;
11° een herinnering aan de vereisten voor formulieren voor statistiek;
12° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
13° de vereiste handtekeningen;
14° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
15° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming.
Bijlage 9 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
4° de antecedenten van de aanvraag;
5° de rechtstoestand van het goed;
6° de bijzonderheden van de aanvraag in termen van ruimtelijke optimalisatie;
7° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
8° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
9° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake drainage en bodembeheer;
10° de identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
11° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake gemeentelijke wegen;
12° de identificatie van de documenten betreffende de energieprestatie van gebouwen;
13° een herinnering aan de vereisten voor formulieren voor statistiek;
14° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
15° de vereiste handtekeningen;
16° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
17° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming.
Bijlage 10 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
4° de antecedenten van de aanvraag;
5° de rechtstoestand van het goed;
6° de bijzonderheden van de aanvraag in termen van ruimtelijke optimalisatie;
7° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
8° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
9° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake drainage en bodembeheer;
10° de identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
11° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake gemeentelijke wegen;
12° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
13° de specifieke informatie die moet worden verstrekt bij een wijziging van een bebouwings vergunning;
14° de vereiste handtekeningen;
15° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
16° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming.
Bijlage 11 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
4° de antecedenten van de aanvraag;
5° de rechtstoestand van het goed;
6° de bijzonderheden van de aanvraag in termen van ruimtelijke optimalisatie;
7° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
8° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
9° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake drainage en bodembeheer;
10° de identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
11° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake gemeentelijke wegen;
12° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
13° de specifieke informatie die moet worden verstrekt bij een wijziging van een bebouwings vergunning;
14° de vereiste handtekeningen;
15° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
16° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming. ".
Art.59. In artikel R.IV.26-2 van hetzelfde Wetboek worden de leden 3, 4 en 5 als volgt ingevoegd:
"De Minister is bevoegd om de inhoud van de bijlagen 12 en 13 te wijzigen.
Bijlage 12 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de identificatie van het voorwerp en de uiteenzetting van de aanvraag;
2° de identificatie van een projectvergadering gehouden voorafgaand aan de indiening van de aanvraag;
3° de identificatie van de rechtstoestand;
4° het bestaan van een beoordeling of effectenstudie die bij de aanvraag is gevoegd en de redenen voor de indiening ervan;
5° de identificatie en de motivering van eventuele afwijkingen en verschillen;
6° identificatie van de effecten van het project op het gemeentelijk wegennet en, in voorkomend geval, het bestaan van een definitieve beslissing met betrekking tot het gemeentelijke wegennet in de zin van artikel D.IV.41 ;
7° de identificatie van de genomen publiciteitsmaatregelen en, in voorkomend geval, een samenvatting van de opmerkingen en bezwaren en het antwoord van de bevoegde autoriteit daarop;
8° de identificatie van de gedane raadplegingen en, in voorkomend geval, een samenvatting van de adviezen en het antwoord van de bevoegde autoriteit daarop;
9° indien nodig, de identificatie van eventuele wijzigingsplannen of bijkomende effectbeoordelingen;
10° indien van toepassing, de identificatie en rechtvaardiging van opgelegde stedenbouwkundige lasten.
Bijlage 13 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de identificatie van het voorwerp en de uiteenzetting van de aanvraag;
2° de identificatie van de in eerste aanleg gegeven beslissing of het ontbreken van een beslissing;
3° de identificatie van het ingestelde beroep en het beoordelen van de ontvankelijkheid ervan;
4° de identificatie van een projectvergadering gehouden voorafgaand aan de indiening van de aanvraag;
5° de identificatie van de rechtstoestand;
6° het bestaan van een beoordeling of effectenstudie die bij de aanvraag is gevoegd en de redenen voor de indiening ervan;
7° de identificatie en de motivering van eventuele afwijkingen en verschillen;
6° identificatie van de effecten van het project op het gemeentelijk wegennet en, in voorkomend geval, het bestaan van een definitieve beslissing met betrekking tot het gemeentelijke wegennet in de zin van artikel D.IV.41 ;
9° de identificatie van de genomen publiciteitsmaatregelen en, in voorkomend geval, een samenvatting van de opmerkingen en bezwaren en het antwoord van de Regering daarop;
10° de identificatie van de gedane raadplegingen en, in voorkomend geval, een samenvatting van de adviezen en het antwoord van de Regering daarop;
11° indien nodig, de identificatie van eventuele wijzigingsplannen of bijkomende effectbeoordelingen;
12° de vermelding van de datum waarop de partijen en het Adviescomité voor Beroep werden uitgenodigd voor een hoorzitting en, in voorkomend geval, identificatie van het advies uitgebracht door het Adviescomité voor Beroep en het antwoord van de Regering daarop;
13° de identificatie van het voorstel tot gemotiveerde beslissing dat door de administratie wordt toegezonden en, in voorkomend geval, het antwoord van de Regering daarop;
14° indien van toepassing, de identificatie en rechtvaardiging van opgelegde stedenbouwkundige lasten. ".
Art.60. In artikel R.IV.26 van hetzelfde Wetboek, wordt het vierde lid opgeheven.
Art.61. In artikel R.IV.30-1 van hetzelfde Wetboekworden na lid 2 de leden 3 en 4 ingevoegd, die als volgt worden geformuleerd :
"De Minister is bevoegd om de inhoud van bijlagen 15 te wijzigen.
Bijlage 15 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de personalia van de aanvrager;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de adresgegevens voor de vestiging van het project;
4° de antecedenten van de aanvraag;
5° de rechtstoestand van het goed;
6° de bijzonderheden van de aanvraag in termen van ruimtelijke optimalisatie;
7° de lijst van vrijstellingen en afwijkingen en de redenen daarvoor ;
8° identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
9° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake drainage en bodembeheer;
10° de identificatie van documenten met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het project ;
11° de situatie van het eigendom met betrekking tot de regelgeving inzake gemeentelijke wegen;
12° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
13° de vereiste handtekeningen;
14° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
15° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming. ".
Art.62. In artikel R.IV.30-3 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in lid 1 worden de woorden " van een stedenbouwkundig attest nr° 2" ingevoegd tussen de woorden "kan de aanvrager" en de woorden "de plannen produceren op een andere schaal" ;
2° in lid 2 worden de woorden "om een stedenbouwkundig attest nr. 2 af te leveren" ingevoegd tussen de woorden "de bevoegde overheid" en de woorden "of de persoon die zij daartoe machtigt" ;
3° in het lid 3 worden de woorden "in de bijlagen 14 en 15 " vervangen door de woorden "in bijlage 15";
4° het vierde lid wordt opgeheven;
5° in lid 5, dat het vierde lid geworden is, worden de woorden "om een stedenbouwkundig attest nr. 2 af te leveren" ingevoegd tussen de woorden "de bevoegde overheid" en de woorden "of de persoon die zij daartoe machtigt" ;
Art.63. In bijlage I/-1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 31 januari 2019, wordt de tabel vervangen door wat volgt:
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 30-07-2024, p. 90451)
Art.64. In artikel R.IV.40, § 1, inleidende zin, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "D.IV.40, lid 2" vervangen door de woorden "D.IV.40, leden 2 tot 5".
Art.65. In artikel R.IV.45-2 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 10° wordt vervangen als volgt:
"10° alle maatregelen worden genomen om de hoeveelheden en de momentane stromen van het afvloeiingswater dat door het project wordt gegenereerd, te verminderen;" ;
2° punt 11° wordt vervangen als volgt:
"11° het zuiveringssysteem van het vakantiedorp moet het saneringsplan per onderstroomgebied naleven".
Art.66. In artikel R.IV45-3 van hetzelfde Wetboek wordt 4° aangevuld met een punt f), luidend als volgt :
"f) een beschrijving, met inbegrip van een maatschets, en de plaats op een plattegrond van de maatregelen ter vermindering van de hoeveelheden en de momentane stromen van het afvloeiend water dat door het project wordt gegenereerd;".
Art.67. Artikel R.IV.54-1 van hetzelfde Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
"Art. R.IV.54-1. De bevoegde overheid kan, tijdens de projectvergadering of tijdens de procedure, de aanvrager van de vergunning van de lasten in kennis stellen van het feit dat ze voorziet om op te leggen om hun haalbaarheid te evalueren en om ze, in voorkomend geval, door andere meer aangepaste lasten te vervangen De lasten kunnen volledig deel uit maken van de vergunningsaanvraag.
De vergunning bepaalt duidelijk de opgelegde voorwaarden en lasten mits een motivering die de keuze van de lasten en hun ligging en de naleving van het proportionaliteitsbeginsel rechtvaardigt.
De bevoegde overheid kan de uitvoering van de stedenbouwkundige lasten per fasen opleggen. ".
Art.68. Artikel R.IV.54-2 van hetzelfde Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
"Art. R.IV.54-2. De aard van de opgelegde lasten moet niet noodzakelijk in rechtstreeks verband gebracht worden met het toegelaten project. De handelingen en werken opgelegd als stedenbouwkundige lasten moeten niettemin, ofwel plaatshebben in of in de buurt van het project, ofwel verantwoord zijn ten opzichte van de beleidsopties omschreven op gemeentelijke of meergemeentelijke schaal, in de zin van de artikelen D.II.10 et D.II.6. ".
Art.69. Artikel R.IV.54-3 van hetzelfde Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
"Art. R.IV.54-3. § 1. Het evenredigheidsbeginsel vereist dat er een redelijke verhouding bestaat tussen enerzijds de financiële kosten die de uitvoering van het project waarschijnlijk voor de gemeenschap met zich meebrengt en anderzijds de kosten van de opgelegde heffingen en overdrachten om niet.
De kost van de opgelegde lasten en kostoverdrachten mag echter geen gewicht hebben dat in wanverhouding staat tot het doel van de vergunning waarom de aanvrager verzoekt.
Voor het onderzoek van de naleving van het proportionaliteitsbeginsel wordt geen rekening gehouden met de voorwaarden waaraan het project moet voldoen om aanvaardbaar te zijn, en dat ofwel zijn haalbaarheid betreft, d.w.z. de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor zijn uitvoering en zijn uitbating, ofwel zijn integratie in zijn al dan niet bebouwde omgeving.
§ 2. Het onderzoek van de naleving van het proportionaliteitsbeginsel kan gebeuren door de werkelijke kost van de opgelegde lasten en kosteloze overdrachten te vergelijken met de redelijke kost geschat op grond van een theoretisch bedrag bepaald door de bevoegde overheid. De last en de kosteloze overdracht worden beschouwd als proportioneel wanneer hun gecumuleerde kosten het theoretisch bedrag dat als vergelijking dient, niet overschrijden.
§ 3. Voor vergunningen die niet bedoeld zijn om nieuwe woningen te creëren, wordt het theoretische bedrag vastgesteld op basis van de locatie en de oppervlakte van het project, gemeten in termen van bruikbare oppervlakte, vloeroppervlak of andere, het aantal personen dat wordt gehuisvest, accommodatiecapaciteit of andere, het daaruit voortvloeiende verkeer of elke andere relevante factor waarvan het effect financieel kan worden beoordeeld.
De Minister kan de methodologie bepalen die moet worden toegepast om de waarde van de elementen te berekenen op basis waarvan het theoretisch bedrag wordt bepaald.
§ 4. Voor vergunningen die tot doel hebben nieuwe woningen te creëren, kan de Minister het theoretische bedrag van de heffing vaststellen dat het basisbedrag van de heffing vormt, alsook een marge waarbinnen wordt aangenomen dat de heffing evenredig is met de te compenseren effecten.
Hij past de volgende principes toe om het basisbedrag van de heffing vast te stellen:
1° bepaling van een gemiddelde kostprijs van uitrusting voor een bevolking van duizend personen als volgt :
a) het opstellen van een lijst met openbare uitrustingen die nodig zijn als gevolg van de woningbouw;
b) het bepalen van de structuur van de bevolking;
c) het bepalen van de leeftijdscategorieën die door elke uitrusting worden gedekt ;
d) het bepalen van het aantal vierkante meter openbare uitrustingen die nodig zijn geworden als gevolg van de woningbouw voor duizend gebruikers;
e) vermenigvuldiging van dit aantal met de bouwkosten per vierkante meter voor deze uitrustingen;
f) het bepalen van de bouwkosten van de uitrustingen die kunnen worden toegewezen aan elke leeftijdscategorie ;
g) vermenigvuldiging van de kosten van de uitrustingen met het percentage van de betrokken bevolking, bepaald op basis van de bevolkingsstructuur ;
2° verhouding tussen een gemiddelde kostprijs van uitrusting voor een bevolking van duizend personenper vierkante meter nieuwbouw als volgt :
a) bepaling van het gemiddelde aantal inwoners per woning;
b) bepaling van de gemiddelde oppervlakte van woningen in vierkante meter ;
c) bepaling van de nodige oppervlakte aan woningen per duizend inwoners.
Om het bereik vast te stellen, weegt de Minister voor elke gemeente het verkregen bedrag door rekening te houden met ofwel de positie van de gemeente in een rangschikking van gemeenten volgens de prijs van woningen op de secundaire markt, ofwel de verhouding tussen de mediane prijs van de secundaire markt in de gemeente en de gemiddelde mediane prijs in het Gewest.
Op basis van het gewogen bedrag bepaalt de Minister een bereik waarbinnen wordt aangenomen dat de last in verhouding staat tot de te compenseren effecten.
Om het basisbedrag van de heffing vast te stellen binnen het door de Minister bepaalde bereik, zal de bevoegde instantie rekening houden met de eventuele impact die het project zal hebben op de gemeenschap op gemeentelijk niveau.
§ 5. Voor vergunningen die niet uitsluitend tot doel hebben huisvesting te creëren, wordt de naleving van het evenredigheidsbeginsel onderzocht door de beginselen van de paragrafen 3 en 4 toe te passen op respectievelijk elk deel van het project. ".
Art.70. In Boek II, titel 4, hoofdstuk 7, afdeling 2, onderafdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel R.IV.54/2-1 ingevoegd, luidend als volgt:
" Art. R.IV.54/2-1. De wegen en openbare groengebieden bedoeld in artikel D.IV.54/2 worden verstaan in de ruime zin en integreren met name de inrichtingen om de verplaatsing en de veiligheid van de verschillende gebruikers te verbeteren, de uitrustingen, het meubilair, zoals de plaatsing van verlichtingspalen, verkeerstekens, de uitvoering van een fietspad, een voetpad, de aanleg van een openbare parkeerruimte, een plaats, de aanleg of de uitbreiding van grondleidingen of rioleringen die gunstig zijn voor de gemeenschap, de bouw van een bushokje, en de planteninrichtingen uitgevoerd op een goed dat toegankelijk is voor het publiek, zoals de aanleg van een square, een park, de aanplanting van bomenrijen langs de weg, de plaatsing van een landschappelijke vergaarkom." ".
Art.71. In Boek II, titel 4, hoofdstuk 7, afdeling 2, onderafdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel R.IV.54/2-2 ingevoegd, luidend als volgt:
" Art. R.IV.54/2-2. De gemeente kan de openbare huisvesting die zij ontvangt overeenkomstig artikel D.IV.54/2 overdragen aan de "Société wallonne du logement", aan een openbare huisvestingsmaatschappij of aan een openbaar centrum voor sociaal welzijn.
Zij kan de genotsrechten die zij ontvangt overeenkomstig artikel D.IV.54/2 overdragen aan de "Société wallonne du logement", aan een openbare huisvestingsmaatschappij of aan een openbaar centrum voor sociaal welzijn of aan een sociaal vastgoedagentschap. ".
Art.72. In Boek II, titel 4, hoofdstuk 7, afdeling 2, onderafdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel R.IV.54/2-3 ingevoegd, luidend als volgt:
" Art. R.IV.54/2-3. De openbare of gemeenschappelijke gebouwen of voorzieningen bedoeld in artikel D.IV.54/2 zijn ofwel met betrekking tot de activiteiten waarvan de uitoefening noodzakelijk is voor de uitvoering van het gemene goed en die rechtvaardigen dat de overheid zorgt voor het bestaan van het aanbod, ofwel de voorziening of het gebouw dat ter beschikking gesteld wordt van het publiek onder redelijke omstandigheden zonder dat een winstgevend doel wordt nagestreefd. Kunnen worden opgelegd bijvoorbeeld, de aanleg van een speelplein, een sportvoorziening, de bouw van een kinderdagverblijf, een "maison de quartier" (wijkhuis). ".
Art.73. In Boek II, titel 4, hoofdstuk 7, afdeling 2, onderafdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel R.IV.54/2-4 ingevoegd, luidend als volgt:
" Art. R.IV.54/2-4. De maatregelen voor het leefmilieu bedoeld in artikel D.IV.54/2 zijn de maatregelen met een gunstige impact o.a. op de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed met inbegrip van het architectonisch en het archeologisch erfgoed, de landschappen, zoals het gebruik van ecologische materialen, de plaatsing van een gemeenschappelijke verwarmingsinstallatie, de plaatsing van een installatie voor de productie van hernieuwbare energie, de beheersing van het beheer van het huishoudelijk afval, de verplichting tot laattijdig maaien, de opneming van het project in het "Maya" plan, de aanplanting van hagen of de bodemontharding. ".
Art.74. In Boek II, titel 4, hoofdstuk 7, afdeling 2, onderafdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel R.IV.54/3-1 ingevoegd, luidend als volgt:
" Art. R.IV.54/3-1. Onverminderd artikel D.IV.54/3, § 4, is het bovengemeentelijk fonds in de zin van artikel D.IV.54/3, § 3, een fonds dat opgenomen is in de rekeningen van de Société wallonne du logement, een openbare huisvestingsmaatschappijvoor huisvesting of een sociaal huisvestingsagentschap. ".
Art.75. In Boek IV, titel 4, hoofdstuk 7, afdeling 2, onderafdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel R.IV.54/5-1 ingevoegd, luidend als volgt:
" Art. R.IV.54/5-1. Onverminderd artikel D.IV.54/2, § 2, geeft de aard van de ten laste gelegde feiten voorrang aan :
1° het vergemakkelijken van de "zachte" vervoermiddelen en het openbaar vervoer ;
2° het bouwen of renoveren van de gemeenschappelijke, ontspannende of gezelligheidsvoorzieningen;
3° het verbeteren van de energieprestatie van de bebouwing
Bij besluit kan de gemeenteraad deze volgorde aanpassen, onder andere door andere prioriteiten op te nemen, rekening houdend met de behoeften van de gemeenschap waaraan binnen het lokale gebied met voorrang moet worden voldaan.
Art.76. In artikel R.IV.66-1 van hetzelfde Wetboek wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt:
"De Minister is bevoegd om de inhoud van bijlagen 20 te wijzigen.
Bijlage 20 bevat ten minste de volgende informatie die door de aanvrager moet worden ingevuld:
1° de identificatie van de omstreden beslissing;
2° de adresgegevens van de auteur van het beroep;
3° de identificatie van het project;
4° de motivering van het beroep;
5° de identificatie van de te verstrekken bijlagen ;
6° de vereiste handtekeningen;
7° de relevante uittreksels uit het Wetboek;
8° de informatie met betrekking tot de gegevensbescherming. ".
Art.77. In Boek IV, Titel 4, hoofdstuk 9, afdeling 2 van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel R.IV.69/-1 ingevoegd luidend als volgt:
"Art. R.IV.69-1. Het gemeentecollegestuurt het advies bedoeld in artikel D.IV.69, § 4 binnen de volgende termijn vanaf de datum van verzending van het verzoek van de Minister:
1° dertig dagen als de Minister geen specifieke publiciteitsmaatregelen uitvoert;
2° dertig dagen als de Minister geen specifieke publiciteitsmaatregelen uitvoert. ".
Art.78. In artikel R.IV.97-1 van hetzelfde Wetboek wordt een lid 3 ingevoegd dat als volgt luidt:
"Naast de gegevens bedoeld in artikel D.IV.97, eerste lid, 1° tot 10°, vermeldt het stedenbouwkundig attest nr. 1 of de kadastrale percelen of delen van kadastrale percelen aangeduid in de aanvraag gelegen zijn in zone A van een plan van aanleg op lange termijn in de zin van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidhinder. ".
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen aangebracht in Boek V van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art.79. Artikel R.V.1-1 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art.80. In artikel R.V.1-2 van hetzelfde besluit wordt het woord "DAO" vervangen door de woorden "administratie".
Art.81. In artikel R.V.1-5 worden de woorden "of, in het Duitse taalgebied, op een onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van een beschermingsmaatregel krachtens de erfgoedwetgeving" wordt opgeheven.
Art.82. In artikel R.V.2-1 van hetzelfde besluit wordt het woord "DAO" vervangen door de woorden "administratie".
Art.83. In artikel R.V.2-2 van hetzelfde besluit wordt het woord "DAO" vervangen door de woorden "administratie".
Art.84. In artikel R.V.3-1 van hetzelfde besluit wordt het woord "DAO" vervangen door de woorden "administratie".
Art.85. In artikel R.V.7-1 van hetzelfde besluit wordt het woord "DAO" vervangen door de woorden "administratie".
Art.86. In boek V, titel 7, van hetzelfde Wetboek wordt een nieuw hoofdstuk I ingevoegd, getiteld "HOOFDSTUK I . Toepassingsgebied."
Art.87. In Boek V, Titel 7, van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk 2 ingevoegd, met als opschrift "HOOFDSTUK 2. Indiening van de gezamenlijke aanvraag".
Art.88. In hoofdstuk 2, ingevoegd bij artikel 87, wordt een afdeling 1 ingevoegd, die de artikelen R.V.16/2-1 tot R.16/2-3, omvat, luidend als volgt:
"Afdeling 1. Indiening van de omtrekaanvraag".
Art. R.V.16/2-1. De directeur-generaal van de administratie of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van de administratie bevestigt ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel D.V.16/2.
De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.54/4 nuttig acht om te raadplegen en draagt de administratie op om het dossier voor advies voor te leggen. ".
Art. R.V.16/2-2. "De Minister bepaalt de personen of instanties die hij overeenkomstig artikel D.V.16/2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de administratie op om het dossier voor advies voor te leggen. ".
Art. R.V.16/2-3. De directeur-generaal van de administratie of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van de administratie wijst de gemeenten aan op wier grondgebied het openbaar onderzoek wordt uitgevoerd." ".
Art.89. In hoofdstuk 2 ingevoegd bij artikel 87, wordt een afdeling 2 ingevoegd met als opschrift "De procedure". Gezamenlijke effectenbeoordeling
Art.90. In hoofdstuk 2, ingevoegd bij artikel 87, wordt een afdeling 3, die artikel R.V.16/5-1 omvat, ingevoegd, luidend als volgt:
"Afdeling 3. Indiening van de vergunningsaanvraag".
Art. R.V.16/5-1. De administratie stuurt de aanvrager de beslissing van de Regering overeenkomstig artikel D.V.16/5. ".
Art.91. In boek V, titel 7, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 3 ingevoegd, bevattende artikel R.V.16/6-1, luidend als volgt:
"HOOFDSTUK 3. Indiening van de gezamenlijke aanvraag
Art. R.V.16/6-1. De aanvulling van de korte uiteenzetting of beoordeling wordt verstuurd naar de Minister met een afschrift, in het geval van een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, naar de directeur-generaal van de Administratie en de gedelegeerd ambtenaar en, in het geval van een aanvraag voor een globale vergunning, naar de directeur-generaal van de Administratie, de directeur-generaal van de Milieuadministratie, de gedelegeerd ambtenaar en de technisch ambtenaar. ".
Art.92. In boek V, titel VII, van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk4 ingevoegd, bevattende artikelen R.V.16/7-1 tot R.V.16/8-1, luidend als volgt:
HOOFDSTUK IV. - Beslissing
Art. R.V.16/7-1. De administratie stuurt de aanvrager en de bestemmelingen bedoeld in artikel D.V.2, pargaraaf 3, van de beslissing van de Regering overeenkomstig artikel D.V.16/7.
Art. R.V.16/8-1. Overeenkomstig artikel D.V.16/8 zendt de administratie een afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de bevoegde autoriteiten van het Gewest, de Lidstaat van de Europese Unie of de Staat die partij is bij het Verdrag van Espoo en die advies heeft uitgebracht over het verzoek op grond van artikel D.VIII.54. ".
Art.93. In Boek V, Titel 7, van hetzelfde boek, wordt een hoofdstuk V ingevoegd, met als opschrift "HOOFDSTUK 5. Onderzoekingen".
Art.94. In artikel R.V.19-3 van hetzelfde besluit wordt het woord "DAO" vervangen door de woorden "administratie".
Art.95. In artikel R.V.19-7 van hetzelfde besluit wordt het woord "DAO" vervangen door de woorden "administratie".
Art.96. In artikel R.V.19-11 van hetzelfde besluit wordt het woord "DAO" vervangen door de woorden "administratie".
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen aangebracht in Boek VI van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art.97. In artikel R.VI.59-1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "DGO7" vervangen door de woorden "de milieuadministratie".
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen aangebracht in Boek VII van van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art.98. In artikel R.VII.3-1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "DGO3" vervangen door de woorden "de milieuadministratie".
Art.99. In artikel R.VII.3-2 van hetzelfde besluit wordt het woord "DGO3" vervangen door de woorden "de milieuadministratie".
Art.100. In Boek VII, hoofdstuk 6, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen als volgt: "Afdeling 3. Regularisatie en vergelijk".
Art.101. In boek VII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van hetzelfde Wetboek worden de opschriften van de onderafdelingen 1 en 2 opgeheven.
Art.102. In artikel R.VII.19-1 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° onder 1° :
a) onder a), wordt het getal "15" vervangen door het getal "22,50";
b) onder b) wordt het getal "25" vervangen door het getal "37,50";
2° onder 2° :
a) onder a), wordt het getal "25" vervangen door het getal "37,50";
b) onder b) wordt het getal "50" vervangen door het getal "75";
3° onder 3°, a), wordt het getal "10" vervangen door het getal "15";
4° onder 4°, a), wordt het getal "25" vervangen door het getal "37,50";
5° onder 5° wordt het getal "100" vervangen door het getal "150";
6° onder 6°, a), wordt het getal "100" vervangen door het getal "150";
7° onder 7°, a), wordt het getal "25" vervangen door het getal "37,50";
8° onder 8°, a), wordt het getal "250" vervangen door het getal "375";
9° onder 9°, a), wordt het getal "15" vervangen door het getal "22,50";
10° onder 10°, a), wordt het getal "25" vervangen door het getal "37,50";
11° onder 11°, a), wordt het getal "100" vervangen door het getal "150";
12° onder 12°, a), wordt het getal "250" vervangen door het getal "375";
13° onder 13°, a), wordt het getal "1.000" vervangen door het getal "1.500";
14° onder 14° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) het getal "25" wordt vervangen door het getal "37,50";
b) het getal "100" wordt vervangen door het getal "150";
15° punt 15° wordt vervangen als volgt :
"vestiging van een handelszaak in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 8° : 100 per m2 netto handelsruimte;" ;
16° onder 16°, a), wordt het getal "10" vervangen door het getal "15";
17° onder 17 wordt het cijfer "5" vervangen door het cijfer "7,50".
18° onder 18°, a), wordt het getal "100" vervangen door het getal "150";
19° onder 19° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) het getal "15" wordt vervangen door het getal "22,50";
b) het getal "250" wordt vervangen door het getal "375";
20° onder 20° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) het getal "1.000" wordt vervangen door het getal "1.500";
b) het getal "500" wordt vervangen door het getal "750";
c) het getal "25" wordt vervangen door het getal "37,50";
21° onder 21° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) het getal "500" wordt vervangen door het getal "750";
b) het getal "250" wordt vervangen door het getal "375";
c) het getal "10" wordt vervangen door het getal "15";
22° onder 22° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) het getal "350" wordt vervangen door het getal "525";
b) het getal "175" wordt vervangen door het getal "262,50";
c) het getal "7" wordt vervangen door het getal "10,50";
23° onder 23°, a), wordt het getal "25" vervangen door het getal "37,50";
24° onder 24°, a), wordt het getal "15" vervangen door het getal "22,50";
25° onder 25°, a), wordt het getal "100" vervangen door het getal "150";
26° onder 26°, a), wordt het getal "25" vervangen door het getal "37,50";
27° onder 27°, a), wordt het getal "100" vervangen door het getal "150";
28° onder 28°, a), wordt het getal "25" vervangen door het getal "37,50";
29° onder 29°, a), wordt het getal "15" vervangen door het getal "22,50";
30° onder 30°, a), wordt het getal "100" vervangen door het getal "150";
31° in 32° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) het getal "250" wordt vervangen door het getal "375";
b) het getal "2.500" wordt vervangen door het getal "3.750";
HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen aangebracht in Boek VIII van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art.103. In boek VIII, titel I, hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 1 met als opschrift "Afdeling 1. - Informatievergadering voorafgaand aan de herziening van het gewestplan" ingevoegd.
Art.104. In boek VIII, titel 1, hoofdstuk 2, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 2 ingevoegd, bevattende artikel R.VIII.5/4-1, luidend als volgt:
"Afdeling 2. Informatiebijeenkomst voorafgaand aan een gezamenlijke plan - vergunningsprocedure.
Art. R.VIII.5/4-1. De directeur-generaal van de administratie of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van de administratie wraakt de persoon bedoeld in artikel D.VIII.5. ".
Art.105. In boek VIII, titel 1, hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 3 ingevoegd, bevattende artikel R.VIII.5/11-1, luidend als volgt:
"Afdeling 3. Informatiebijeenkomst voorafgaand aan een gezamenlijke omtrek - vergunningsprocedure.
Art. R.VIII.5/11-1. De directeur-generaal van de administratie of, bij gebrek, de inspecteur-generaal van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van de administratie wraakt de persoon bedoeld in artikel D.VIII.5. ".
Art.106. In artikel R.VIII.12-1 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° In paragraaf 1worden de woorden "of het ontwikkelingsplan" vervangen door de woorden ", het ontwikkelingsplan, de leidraad of de omtrek" ;
2° in paragraaf 2, 2°, worden de woorden "of het plaatselijk beleidsontwikkelingsplan" vervangen door de woorden ", het plaatselijk beleidsontwikkelingsplan, de gemeentelijke stedenbouwkundige leidraad of de stedelijke ruilverkavelingsomtrek"" ;
3° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin worden de volgende wijzigingen aangebracht:
(1) de bewoordingen "Zodra het plan of het ontwikkelingsplan" worden vervangen door de bewoordingen "Zodra het plan, het ontwikkelingsplan, de leidraad of de omtrek" ;
(2) de bewoordingen "en dat, tijdens de hele duur van de aanplakking, het plan ter inzage ligt" worden vervangen door de bewoordingen "en dat, tijdens de hele duur van de aanplakking, het plan, het ontwikkelingsplan, de leidraad of de omtrek ter inzage liggen" ;
b) punt 1° wordt vervangen als volgt:
"1° van het plan, het ontwikkelingsplan, de leidraad of de omtrek".
Art.107. In Boek VIII van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van Titel 2 vervangen als volgt:
"TITEL 2. - Beoordeling van de impact van plannen, ontwikkelingsplannen, leidraden, omtrekken en gezamenlijke aanvragen".
Art.108. In Boek VIII, Titel 2, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt: "HOOFDSTUK 2. "Systeem voor de beoordeling van de effecten van de plannen, ontwikkelingsplannen, leidraden en omtrekken op het leefmilieu".
Art.109. In artikel R.VIII.31-1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, worden de woorden ", de gewestelijke leidraad of de omtrek" ingevoegd tussen de woorden "het gewestplan" en de woorden ", bepaalt de Minister" .
Art.110. In artikel R.VIII.33-1 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden ", de gewestelijke leidraad of de omtrek" ingevoegd tussen de woorden "het gewestplan" en de woorden " Wat het ruimtelijk ontwikkelingsplan en het gewestplan betreft, ".
Art.111. In boek VIII, titel 2, van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd, bevattende artikelen R.VIII.40-1 tot R.VIII.45-1, luidend als volgt:
"HOOFDSTUK 3. Systeem voor de evaluatie van effecten van gezamenlijke plan- en vergunningsaanvragen op het leefmilieu.
Art. R.VIII.40-1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij overeenkosmtig artikel D.VIII.40/4 nuttig acht om te raadplegen en draagt de administratie op om het dossier voor advies voor te leggen.
Art. R.VIII.43-1. De Minister bepaalt welke informatie wordt opgenomen in de gezamenlijke effectbeoordeling. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij overeenkomstig artikel D.VIII.43 nuttig acht om te raadplegen en draagt de administratie op om het dossier voor advies voor te leggen. Hij wint de in artikel D.VIII.45 bedoelde gewest- en landsgrensoverschrijdende adviezen in.
Art. R.VIII.45-1. § 1. De Minister verstuurt, overeenkomstig artikel D.VIII.45, het dossier vóór het begin van het openbaar onderzoek of binnen de dertig dagen na het aan hem gericht verzoek.
Naast de elementen bedoeld in artikel D.VIII.45, vermeldt de zending de termijn waarin het advies van het Gewest, van de lidstaat van de Europese Unie of van de staat die verdragsluitende partij is van het Verdrag van Espoo bedoeld in artikel D.VIII.45 verstuurd moet worden naar de Minister.
Terwijl hij het dossier overmaakt, stelt de Minister de gemeente(n) in kennis van de plaats waar een openbaar onderzoek wordt gevoerd.
§ 2. De termijn voor de zending van het advies bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, bedragen, te rekenen van de afsluiting van het openbaar onderzoek, vijfenveertig dagen.
Bij gebrek aan advies binnen de voorgeschreven termijn wordt aan de adviesvereiste voorbijgegaan.
§ 3. Zodra de gezamenlijke aanvraag het voorwerp heeft uitgemaakt van een definitieve of stilzwijgende beslissing, informeert de bevoegde overheid van het Gewest of de Staat over het feit dat de beslissing het voorwerp uitmaakt van de aanplakking bedoeld in artikel D.VIII.26 en dat, tijdens de hele duur van de aanplakking, de beslissing ter inzage ligt volgens de modaliteiten bedoeld in artikel D.VIII.17. De Minister stuurt een afschrift naar de bevoegde autoriteiten van het Gewest of de Staat van:
1° het plan;
2° de beslissing krachtens welke hij aangenomen is of, bij gebrek, van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bedoeld in artikel D.VIII.22;
3° van de milieuverklaring;
4° van de vastgestelde opvolgingsmaatregelen. ".
Art.112. In boek VIII, titel 2, van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk 4 ingevoegd, bevattende artikelen R.VIII.49-1 à R.VIII.54-1, luidend als volgt:
"HOOFDSTUK 4. Systeem voor de evaluatie van effecten van gezamenlijke omtrek- en vergunningsaanvragen
Art. R.VIII.49-1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij overeenkosmtig artikel D.VIII.49/4 nuttig acht om te raadplegen en draagt de administratie op om het dossier voor advies voor te leggen.
Art. R.VIII.52-1. De Minister bepaalt welke informatie wordt opgenomen in de gezamenlijke effectbeoordeling. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij overeenkomstig artikel D.VIII.43 nuttig acht om te raadplegen en draagt de administratie op om het dossier voor advies voor te leggen. Hij wint de in artikel D.VIII.45 bedoelde gewest- en landsgrensoverschrijdende adviezen in.
Art. R.VIII.54-1. § 1. De Minister verstuurt, overeenkomstig artikel D.VIII.54, het dossier vóór het begin van het openbaar onderzoek of binnen de dertig dagen na het aan hem gericht verzoek.
Naast de elementen bedoeld in artikel D.VIII.54, vermeldt de zending de termijn waarin het advies van het Gewest, van de lidstaat van de Europese Unie of van de staat die verdragsluitende partij is van het Verdrag van Espoo bedoeld in artikel D.VIII.54 verstuurd moet worden naar de Minister.
Terwijl hij het dossier overmaakt, stelt de Minister de gemeente(n) in kennis van de plaats waar een openbaar onderzoek wordt gevoerd.
§ 2. De termijnen voor de zending van het advies bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, bedragen dertig dagen te rekenen van de afsluiting van het openbaar onderzoek
Bij gebrek aan advies binnen de voorgeschreven termijn wordt aan de adviesvereiste voorbijgegaan.
§ 3. Zodra de gezamenlijke aanvraag het voorwerp heeft uitgemaakt van een definitieve of stilzwijgende beslissing, informeert de bevoegde overheid van het Gewest of de Staat over het feit dat de beslissing het voorwerp uitmaakt van de aanplakking bedoeld in artikel D.VIII.26 en dat, tijdens de hele duur van de aanplakking, de beslissing ter inzage ligt volgens de modaliteiten bedoeld in artikel D.VIII.17. De Minister stuurt een afschrift naar de bevoegde autoriteiten van het Gewest of de Staat van:
1° het plan;
2° de beslissing krachtens welke hij aangenomen is of, bij gebrek, van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bedoeld in artikel D.VIII.22;
3° van de milieuverklaring;
4° van de vastgestelde opvolgingsmaatregelen. ".
TITEL 2. - Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK 1. - Bepalingen betreffende het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling
Art.113. § 1. Op voorwaarde dat de aanvraag wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat wordt aangenomen na de inwerkingtreding van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisering van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, wordt het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel R.I.12-2., § 3, vastgesteld op maximaal vijfenzeventig procent van het bedrag van de erelonen, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer die verschuldigd en niet terugvorderbaar is, en beperkt tot een maximumbedrag van :
1° 62.500 euro per gemeente voor de opmaak of de volledige herziening van een globaal meergemeentelijk ontwikkelingsplan of één in verband met ruimtelijke optimalisatie, met een maximum van 187.500 euro ;
2° 75.000 euro voor de opmaak of de volledige herziening van een globaal gemeentelijk ontwikkelingsplan of van een ruimtelijk optimalisatieplan;
3° 37.500 euro voor de gedeeltelijke herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan, op voorwaarde dat het betrekking heeft op ruimtelijke optimalisatie.
In afwijking van artikel R.I.12-2, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling kan de subsidie voor de herziening van het gemeentelijk ontwikkelingsplan bedoeld in het eerste lid ook worden toegekend als het plan of de laatste volledige of gedeeltelijke herziening ervan minder dan zes jaar voor de subsidieaanvraag in werking is getreden.
§ 2. Op voorwaarde dat ze wordt aangevraagd binnen een termijn van tien jaar na de inwerkingtreding van het gewestelijk ontwikkelingsplan aangenomen na de inwerkingtreding van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisering van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, in afwijking van artikel R.I.12-2, § 1, paragraaf 1, lid 1, 2°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling kan de subsidie voor de opmaak van een gemeentelijk ontwikkelingsplan wanneer de gemeente reeds over een of meer thematische gemeentelijke of meergemeentelijke ontwikkelingsplannen beschikt, ook worden toegekend als het thematische plan of de laatste volledige of gedeeltelijke herziening ervan minder dan zes jaar voor de subsidieaanvraag in werking is getreden.
§ 3. Op voorwaarde dat de aanvraag wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat wordt aangenomen na de inwerkingtreding van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisering van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, wordt het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel R.I.12-2., § 3, vastgesteld op maximaal vijfenzeventig procent van het bedrag bedoeld in artikel R.I.12-3, § 2, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde wanneer die verschuldigd en niet terugvorderbaar is, en beperkt tot een maximumbedrag van :
1° 30.000 euro per gemeente, met een maximum van 90.000 euro, voor de uitvoering van een verslag over de opmaak van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan met betrekking tot ruimtelijke optimalisatie;
2° 20.000 euro voor een verslag over de opmaakvan een gemeentelijk ontwikkelingsplan met betrekking tot ruimtelijke optimalisatie of de herziening van een gemeentelijk ontwikkelingsplan met betrekking tot ruimtelijke optimalisatie.
§ 4. Een subsidie bovenop de subsidie toegekend op basis van artikel R.I.12-2, § 3, wordt toegekend aan gemeenten voor de uitvoering van het onderdeel ruimtelijke optimalisatie van een gemeentelijk ontwikkelingsplan onder de volgende voorwaarden:
1° de gemeente heeft op de datum van inwerkingtreding van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisering van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, een projectontwerper aangesteld om een gemeentelijk ontwikkelingsplan op te stellen;
2° de subsidie wordt aangevraagd binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat wordt aangenomen na de inwerkingtreding van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisatie van de adviesverlenfunctie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen.
De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag van het ereloon toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum 20.000 euro.
Het gemeentecollege dient de subsidieaanvraag in bij de administratie op basis van een dossier met een afschrift van :
1° het aanhangsel goedgekeurd door de gemeenteraad ;
2° een offerte van de projectontwerper, waarbij het bedrag van het ereloon van de projectontwerper gedetailleerd wordt vermeld en waarbij de fases voor de opmaak van de documenten en dienovereenkomstige termijnen nader bepaald worden.
§ 5. Een subsidie bovenop de subsidie toegekend op basis van artikel R.I.12-3, § 3, wordt toegekend aan gemeenten voor de uitvoering van het het milieueffectenverslag van het onderdeel ruimtelijke optimalisatie van een gemeentelijk ontwikkelingsplanonder de volgende voorwaarden:
1° de gemeente heeft op de datum van inwerkingtreding van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisering van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, een projectontwerper aangesteld om een gemeentelijk ontwikkelingsplan op te stellen;
2° de subsidie wordt aangevraagd binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat wordt aangenomen na de inwerkingtreding van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisatie van de adviesverlenfunctie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen.
De subsidie wordt tegen maximum zestig percent van het bedrag van het ereloon bedoeld in artikel R.I.12-3, § 2, toegekend, met inbegrip van de belasting op de toegevoegde waarde wanneer deze door de gemeente verschuldigd en niet terugvorderbaar is, met een beperking tot een bedrag van maximum 7.500 euro.
Het gemeentecollege dient de subsidieaanvraag bij de administratie in op basis van een dossier, dat een afschrift van de beslissing bevat tot vaststelling van de omvang en de nauwkeurigheidsgraad van het milieueffectenverslag, evenals:
1° wanneer de gemeente een beroep doet op een projectontwerper:
a) een afschrift van het aanhangsel goedgekeurd door de gemeenteraad ;
b) een afschrift van de offerte van de projectontwerper met het bedrag van zijn ereloon;
2° wanneer het verslag door de gemeente wordt opgesteld, de specifieke uitgaven die vastgelegd dienen te worden voor de samenstelling van het dossier, kosten voor het gemeentepersoneel niet meegerekend;
3° wanneer het verslag door de gemeente opgesteld wordt en deze voor thematische onderzoeken een beroep doet op een projectontwerper, de gegevens vermeld onder 1° en 2°.
Art.114. De opmaak of de herziening van een meergemeentelijk of gemeentelijk ontwikkelingsplan waarvan het voorontwerp door de gemeenteraad werd goedgekeurd vóór de datum van inwerkingtreding van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisering van de adviesverlenfunctie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, wordt voortgezet overeenkomstig de bepalingen die vóór die datum van kracht waren indien de gemeenteraad gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid vervat in artikel 243 van hetzelfde decreet.
Art.115. De opmaak, de herziening of de opheffing van een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan waarvan het voorontwerp aangenomen is door de gemeenteraad vóór de inwerkingtreding van het decreet wordt verder behandeld volgens de vóór die datum vigerende bepalingen.
Art.116. De voorbereiding of herziening van een gewestplan dat is vrijgesteld van een effectbeoordeling overeenkomstig artikel D.VIII.31, § 2, of dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaande informatievergadering in de zin van artikel D.VIII.5 voor de inwerkingtreding van dit besluit wordt voortgezet volgens de bepalingen die van kracht waren voor die datum
Art.117. De aanvraag om stedenbouwkundige vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 waarvan het bericht van ontvangst de inwerkingtreding van dit decreet voorafgaat, wordt verder behandeld volgens de vóór die datum vigerende bepalingen.
Art.118. Gedurende maximaal vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit kan de Minister een correctiefactor toepassen op het basisbedrag en de draagwijdte van de stedenbouwkundige lasten zoals die voortvloeien uit de toepassing van artikel R.IV.54-3, gerechtvaardigd door bijzondere economische omstandigheden.
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen met betrekking tot het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen en de uitvoeringsbesluiten ervan
Art.119. Op 1 augustus 2024 worden opgeheven:
1° het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, gewijzigd bij de decreten van 20 juli tot opheffing van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, tot opheffing van de artikelen 1 tot en met 128 en 129quater tot en met 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, en Patrimonium en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, van 16 februari 2017 tot wijziging van het decreet van 6 november 2008 tot rationalisering van de adviesverlenende functie en diverse bepalingen met betrekking tot de adviesverlenende functie en van 26 april 2018 met betrekking tot het Waalse Erfgoedwetboek;
2° het besluit van de Waalse Regering van 2 april 2015 betreffende de samenstelling en de werking van het Waarnemingscentrum voor de Handel en van de Beroepscommissie voor de handelsvestigingen;
3° het besluit van de Waalse Regering van 2 april 2015 tot bepaling van de criteria die bij het onderzoek van de handelsvestigingsprojecten;
4° het besluit van de Waalse Regering van 2 april 2015 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen en tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek ;
5° het besluit van de Waalse Regering van 2 april 2015 betreffende de samenstelling en de werking van het Waarnemingscentrum voor de Handel en van de Beroepscommissie voor de handelsvestigingen;
6° het ruimtelijk ontwikkelingsplan aangenomen door de Waalse Regering op 29 augustus 2013
Art.120. De taken van het Waarnemingscentrum voor de handel worden uitgevoerd door de afdeling "Handelsontwikkeling" van de Beleidsgroep "Ruimtelijke ordening" voor :
1° de gemeentelijke handelsontwikkelingsplannen die momenteel worden opgesteld en die op de datum van de opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen voorlopig zijn vastgesteld en die, overeenkomstig artikel 255 van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisering van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, verder worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen;
2° de gemeentelijke handelsontwikkelingsplannen en bedrijfsvergunningen die momenteel worden opgesteld en die op de datum van de opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen voorlopig zijn vastgesteld en die, overeenkomstig artikel 256 van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisering van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, worden verder opgesteld overeenkomstig de bepalingen die op die datum van kracht waren.
Totdat de afdeling "handelsontwikkeling" van de Beleidsgroep "ruimtelijke ordening" is opgericht, worden de taken van de afdeling zoals omschreven in lid 1 en in artikel R.I.5-2 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling uitgevoerd door het Waranemingscentrum voor de Handel.
HOOFDSTUK 3. - Bepalingen betreffende het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen
Art.121. Artikelen 6, 1°, 2°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8°, D.I.6/1, § 1, 5° tot en met 8, onder artikel 10, 72, 1° en 7°, 73, 83, 3°, 85, 1°, 2° en 5°, en 88, 2°, D.IV.35, lid 4, onder artikel 89, D.IV.80, § 1r/2 onder artikel 123, 3°, 92, 93, 1°, 124, 125, 126, 127, 252, 253, 255, 256, 257, 258, 259, 260, 261, 262, 263, 264, 265 en 266 van het decreet van 13 december 2023 tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het decreet van 6 november 2008 tot rationalisatie van de adviesverlenende functie en tot opheffing van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen treden in werking op 1 augustus 2024.
HOOFDSTUK 4. - Verscheidene bepalingen
Art.122. Het ruimtelijk ontwikkelingsplan aangenomen door de Waalse Regering op 23 april 2024 treedt in werking op 1 augustus 2024.
Art.123. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 1 vervangen door bijlage 1 bij dit besluit.
Art.124. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 2 vervangen door bijlage 2 bij dit besluit.
Art.125. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 3 vervangen door bijlage 3 bij dit besluit.
Art.126. Bijlage 4 wordt vervangen door bijlage 4 bij dit besluit.
Art.127. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 5 vervangen door bijlage 5 bij dit besluit.
Art.128. Een bijlage 5/1, die bijlage 6 bij dit besluit vormt, wordt ingevoegd in het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling.
Art.129. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 6 vervangen door bijlage 7 bij dit besluit.
Art.130. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 7 vervangen door bijlage 68 bij dit besluit.
Art.131. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 8 vervangen door bijlage 9 bij dit besluit.
Art.132. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 9 vervangen door bijlage 10 bij dit besluit.
Art.133. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 10 vervangen door bijlage 11 bij dit besluit.
Art.134. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 11 vervangen door bijlage 12 bij dit besluit.
Art.135. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 12 vervangen door bijlage 13 bij dit besluit.
Art.136. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 13 vervangen door bijlage 14 bij dit besluit.
Art.137. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 14 vervangen door bijlage 15 bij dit besluit.
Art.138. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 15 vervangen door bijlage 16 bij dit besluit.
Art.139. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 16 vervangen door bijlage 17 bij dit besluit.
Art.140. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 17 vervangen door bijlage 18 bij dit besluit.
Art.141. Bijlage 18 wordt vervangen door bijlage 19 bij dit besluit.
Art.142. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 19 vervangen door bijlage 20 bij dit besluit.
Art.143. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 20 vervangen door bijlage 21 bij dit besluit.
Art.144. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 21 vervangen door bijlage 22 bij dit besluit.
Art.145. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 22 vervangen door bijlage 23 bij dit besluit.
Art.146. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 23 vervangen door bijlage 24 bij dit besluit.
Art.147. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 24 vervangen door bijlage 25 bij dit besluit.
Art.148. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 25 vervangen door bijlage 26 bij dit besluit.
Art.149. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 26 vervangen door bijlage 27 bij dit besluit.
Art.150. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 27 vervangen door bijlage 28 bij dit besluit.
Art.151. In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 28 vervangen door bijlage 29 bij dit besluit.
Art.152.[1 Onverminderd lid 2, 1, treedt dit besluit in werking op 1 augustus 2024.
In afwijking van lid 1 treden de artikelen 43, 1° tot 26°, a), 45, 2°, 126, 127, 129, 131 tot 134 in werking op 1 september 2025. Het laatste lid van artikel 43, waarbij een rubriek "Z/1", "Handelszaken" wordt ingevoegd, treedt in werking op 1 augustus 2024.]1
----------
(1)<BWG 2024-07-23/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art. 153. De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van dit besluit.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 30-07-2024, p. 90481)