12 DECEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-02-2009 en tekstbijwerking tot 10-10-2024)
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Art. 1-2, 2/1
HOOFDSTUK II. - Gewestelijke entiteit.
Art. 3
Hoofdstuk II/1. [1 Gemachtigd ambtenaar]1
Art. 3/1
HOOFDSTUK III. - Lijst van milieu-inbreuken.
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - Organisatie van het milieuhandhavingsbeleid.
Afdeling I. [1 - Protocollen]1
Art. 4/1
Afdeling I/1. - [1 (vroeger afdeling I)]1 Milieuhandhavingsprogramma.
Art. 5
Afdeling II. [1 Handhavingsrapport]1
Art. 6, 6/1
Afdeling III. - [1 De Raad]1
Art. 6/2, 7-11
HOOFDSTUK V. - Toezicht.
Afdeling I. - Toezichthouders.
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 12, 12/1, 13-15, 15/1
Onderafdeling II. - [1 Lokale toezichthouders]1
A. [1 Bevoegdheid van lokale toezichthouders in een andere gemeente]1
Art. 15/2
A/1. [1 (vroeger A)]1 Minimumaantal lokale toezichthouders
Art. 16
B. Aanstelling van waarnemende lokale toezichthouders
Art. 17-19
C.
Art. 20, 20/1, 20/2
Afdeling II. - Toezichtopdrachten.
Onderafdeling I. - Bepaling.
Art. 21-23, 23bis, 24-28, 28/1, 28/2, 29-34
Onderafdeling II. - Legitimatiebewijs.
Art. 35
Onderafdeling III. [1 - Uitoefening van toezichtsopdrachten]1
Art. 35/1, 35/2, 35/3, 35/4, 35/5, 35/6, 35/7
Onderafdeling IV. [1 - [2 Taakverdeling tussen lokale toezichthouders en gewestelijke toezichthouders]2 ]1
Art. 35/8, 35/9
Afdeling III. - Toezichtrechten.
Onderafdeling I. - Bepaling.
Art. 36, 36/1
Onderafdeling II. - Monsternemingen, metingen, beproevingen, analyses.
A. Algemeen
Art. 37
B. Technische controles
Art. 38-45, 45/1
C. Het nemen en analyseren van monsters
Art. 46-53
D. Het uitvoeren van metingen of beproevingen
Art. 54-56
Afdeling IV. - Vaststelling van milieu-inbreuken.
Art. 57
Afdeling V. - Vaststelling van milieumisdrijven.
Art. 58
HOOFDSTUK VI. - Bestuurlijke maatregelen.
Afdeling I. - Bevoegdheid van de provinciegouverneur en van de burgemeester.
Art. 59-60
Afdeling II. [1 Procedure voor het opleggen van bestuurlijke maatregelen en bestuurlijke dwangsommen ]1
Art. 60/1, 61, 61/1, 61/2
Afdeling II/1.
Art. 61/3, 61/4, 61/5
Afdeling III. - Beroepsprocedure tegen het besluit houdende bestuurlijke maatregelen.
Art. 62
Afdeling IV. - Verzoek tot oplegging van bestuurlijke maatregelen.
Art. 63-67
HOOFDSTUK VII. - Bestuurlijke geldboeten.
Afdeling I.
Onderafdeling I. - Zetel.
Art. 68
Onderafdeling II.
Art. 69-72
Onderafdeling III.
Art. 73-75
Afdeling II. [1 Dossier houdende de oplegging van een exclusieve of alternatieve bestuurlijke geldboete"]1
Art. 75/1, 75/2, 76
Afdeling III. - Beroep bij het Milieuhandhavingscollege.
Art. 77-78
HOOFDSTUK VII/1. [1 - Inning en invordering van verschuldigde bedragen]1
Art. 78/1
HOOFDSTUK VII/2. [1 - Opsporing van misdrijven.]1
Art. 78/2
HOOFDSTUK VIII. - Veiligheidsmaatregelen.
Art. 79, 79/1
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 80-91, 91/1, 91/2, 91/3, 91/4, 91/5, 91/6, 91/7, 92-94
BIJLAGEN.
Art. N1-N36
1974040205 1991035487 2004035537 2007035192 2007035507 2008200841
2009035535 2009035536 2009035555 2009035981 2009035982 2009035991 2009035993 2009036007 2009036009 2009036053 2009205886 2010035017 2010035927 2010036006 2010201390 2010A35017 2011035078 2011035370 2011035999 2011205235 2011205851 2012035280 2012035294 2012035464 2012036248 2012204440 2012205636 2013035318 2013035346 2013035649 2014035440 2014035625 2014036521 2014036575 2014200752 2015035020 2015035747 2015036083 2016035764 2016036022 2016036585 2016036613 2017014015 2018010384 2018011042 2018014536 2018032398 2019014243 2020031031
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Artikel 1.[1 In dit besluit wordt verstaan onder :
1° Boswetboek : het Boswetboek van 19 december 1854;
2° Jachtwet : de Jachtwet van 28 februari 1882;
3° Riviervisserijwet : de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij;
4° wet Luchtverontreiniging : de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging;
[20 4°/1 wet onbevaarbare waterlopen: de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;]20
5° [18 ...]18
6° Natuurbehoudswet : de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
7° wet Geluidshinder : de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder;
8° [5 Materialendecreet : het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;]5
9° CITES-wet : de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de bijlagen, opgemaakt in Washington op 3 maart 1973;
10° Grondwaterdecreet : het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;
[15 10° /1 Milieuvergunningendecreet: het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;]15
11° [13 decreet betreffende de omgevingsvergunning : het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;]13
[4 11°/1 wet betreffende de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen : de wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen;]4
12° Bosdecreet : het Bosdecreet van 13 juni 1990;
13° Jachtdecreet : het Jachtdecreet van 24 juli 1991;
14° [9 decreet: het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;]9
15° Natuurdecreet : het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
16° Oppervlaktedelfstoffendecreet : het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen;
[2 16°/1 [18 gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid: het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018]18;]2
17° [17 Bodemdecreet van 27 oktober 2006]17 : het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;
18° Mestdecreet : het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
[3 18°/1 decreet Diepe Ondergrond : het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond;]3
[6 18° /2 Pesticidendecreet: het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest;]6
19° [5 VLAREMA : het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;]5
20° [17 VLAREBO-besluit van 14 december 2007]17 : het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;
[14 20° /1 Omgevingsvergunningenbesluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;]14
21° het Departement : [16 het Departement Omgeving]16;
22° [17 ...]17
23° de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving : [16 de subentiteit van het departement, bevoegd voor bestuurlijke handhaving;]16
24° de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving : [16 [17 de subentiteit van het Departement, bevoegd voor uitvoering milieuhandhaving]17;]16
25° de afdeling, bevoegd voor [17 ondergrond en diepe ondergrond]17 : [16 de subentiteit van het departement, bevoegd voor [17 ondergrond en diepe ondergrond]17]16;
[17 25° /1 de afdeling, bevoegd voor de omgevingsplanning: de subentiteit van het Departement, bevoegd voor de omgevingsplanning;]17
26° [13 de afdeling, bevoegd voor erkenningen : [16 de subentiteit van het departement, bevoegd voor de erkenningen;]16]13
27 ° de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging : [16 de subentiteit van het departement, bevoegd voor luchtverontreiniging;]16
28° [9 ...]9
29° [11 OVAM: de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;]11
30° [11 ...]11
31° [11 ...]11
32° [17 ...]17
33° [17 ...]17
34° [17 ]17
35° [19 de entiteit, bevoegd voor het beheer van waterlopen: de entiteit van de Vlaamse Milieumaatschappij die bevoegd is voor het beheer van waterlopen;]19
[2 35°/1 [19 de entiteit, bevoegd voor de monitoring van water: de entiteit van de Vlaamse Milieumaatschappij die bevoegd is voor de monitoring van water;]19
35°/2 [9 ...]9 ]2
[7 35° /3 [19 de entiteit, bevoegd voor de erkenning van boorbedrijven: de entiteit binnen de Vlaamse Milieumaatschappij die bevoegd is voor de erkenning van boorbedrijven;]19]7
[17 35° /4 [19 de entiteit, bevoegd voor de gebiedsgerichte werking: de entiteit van de Vlaamse Milieumaatschappij die bevoegd is voor de gebiedsgerichte werking;]19]17
36° [9 ...]9
[2 36°/1 [9 ...]9
36°/2 [9 ...]9
36°/3 [9 ...]9
36°/4 [9 ...]9
36°/5 [9 ...]9
36°/6 de afdeling, bevoegd voor elektriciteit en mechanica Antwerpen : de afdeling Elektriciteit en Mechanica Antwerpen van het Agentschap Wegen en Verkeer;
36°/7 [9 ...]9
36°/8 [9 ...]9]2
37° [9 ...]9
38° [9 ...]9
39° [9 ...]9
[2 39°/1 [9 ...]9 ]2
40° de Mestbank : de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988;
41° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen;
42° [12 de Raad: de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu, vermeld in artikel 16.2.2 van het decreet en in artikel 6.1.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;]12
43° milieubeheerrecht : het geheel van rechtsregels die gericht zijn op het beheer van het leefmilieu en de natuur, enerzijds, en het natuurbehoud en de bevordering van de biologische en landschappelijke diversiteit, anderzijds, meer bepaald de regelgeving, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid, 2°, 3°, 4°, 7°, 14°, 15° en 16°, van het decreet;
44° referentiemeetmethode : geschreven en publiek toegankelijke werkwijze die voor een bepaalde meting moet worden toegepast. De volgende bepalingen en normen worden in elk geval beschouwd als referentiemeetmethode en worden in geval van onderlinge tegenstrijdigheden toegepast in de hierna vermelde volgorde :
a) de toepasselijke bepalingen in de Belgische wetten, decreten en besluiten;
b) de Belgische normen uitgegeven door het NBN;
c) de normen, uitgevaardigd door het Comité Européen de Normalisation (CEN);
d) de normen, uitgevaardigd door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO);
e) de normen, uitgevaardigd door de International Organization for Standardization (ISO);]1
[14 44° /1 indelingslijst : de lijst die opgenomen is als bijlage 1 bij titel II van het VLAREM;]14
[8 45° [14 GPBV-installatie : een vaste technische eenheid als vermeld in artikel 2, eerste lid, 18°, van het Omgevingsvergunningenbesluit of in rubriek 59 van de indelingslijst;]14
46° controle : alle door of namens de gewestelijke toezichthouders als vermeld in artikel 12, 1° en 7°, ondernomen acties, met inbegrip van bezoeken ter plaatse, controle van emissies en toetsing van interne rapporten en opvolgingsdocumenten, toetsing van het eigen controlesysteem, toetsing van de gebruikte technieken en de adequaatheid van het milieubeheer van de installatie. De acties worden ondernomen om na te gaan of en te bevorderen dat installaties aan hun [14 milieuvoorwaarden]14 voldoen en om, indien nodig, hun milieueffect te monitoren;]8
[10 47° lokale toezichthouder: een gemeentelijke toezichthouder, een [17 intergemeentelijke toezichthouder]17 of een toezichthouder van een politiezone;
48° [17 lokale toezichthouder geluid: een lokale toezichthouder met een beperkte toezichtsopdracht, namelijk enkel voor milieuvoorschriften inzake geluid.]17.]10
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2010-11-19/08, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(3)<BVR 2011-07-15/41, art. 27, 013; Inwerkingtreding : 06-09-2011>
(4)<BVR 2011-09-23/06, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2011>
(5)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.1, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(6)<BVR 2013-03-15/14, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 28-04-2013>
(7)<BVR 2013-03-01/22, art. 49, 023; Inwerkingtreding : 03-05-2013>
(8)<BVR 2013-06-07/42, art. 217, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
(9)<BVR 2014-04-25/A6, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(10)<BVR 2015-07-03/19, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(11)<BVR 2015-12-11/13, art. 1, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(12)<BVR 2016-06-10/07, art. 1, 033; Inwerkingtreding : 14-11-2014>
(13)<BVR 2015-11-27/29, art. 633, 038; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(14)<BVR 2017-02-10/03, art. 75, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(15)<BVR 2017-02-24/16, art. 137, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(16)<BVR 2017-02-24/16, art. 138, 041; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(17)<BVR 2018-09-07/22, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(18)<BVR 2019-04-26/48, art. 72, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(19)<BVR 2021-05-21/26, art. 13, 053; Inwerkingtreding : 24-06-2021>
(20)<BVR 2021-05-07/18, art. 34, 054; Inwerkingtreding : 08-07-2021>
Art.2.[1 [7 Tot de in artikel 16.1.1, vierde lid van het decreet bedoelde milieuregelgeving van de Europese Unie behoren de volgende verordeningen van de Europese Unie, alsook de door of krachtens die verordeningen uitgevaardigde verordeningen]7 :
1° [2 Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer]2;
2° Verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van 4 november 1991 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem in de gemeenschap en op het binnenbrengen in de gemeenschap van pelzen en producten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen;
3° [2 Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen]2;
4° [3 Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002]3
5° Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de persistente organische verontreinigde stoffen en tot wijziging van Richtlijn 97/117/EEG;
[8 5° /1 Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen;]8
6° Verordening (EG) nr. 166/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad;
7° [6 verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006;]6
8° Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;
9 ° Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie, alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en Richtlijn 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie;
10° Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde afvalstoffen, vermeld in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad, naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is;]1
[2 11° Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer;
12° Verordening (EG) nr. 359/2009 van de Commissie van 30 april 2009 tot schorsing van het binnenbrengen in de Gemeenschap van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten.]2
[3 13° verordening (EG) nr. 1102/2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik;]3
[7 13° /1 verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008;";]7
[3 14° verordening (EG) nr. 708/2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur.]3
[4 15° Verordening (EU) nr. 333/2011 van de raad van 31 maart 2011 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer bepaalde soorten metaalschroot niet langer als afval worden aangemerkt overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad;]4
[5 16° verordening (EU) nr. 1179/2012 van de Commissie van 10 december 2012 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer kringloopglas overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad niet langer als afval wordt aangemerkt;
17° verordening (EU) nr. 715/2013 van de Commissie van 25 juli 2013 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer koperschroot overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad niet langer als afval wordt aangemerkt;]5
[6 18° verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten;
19° verordening (EG) nr. 1497/2007 van de Commissie van 18 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) Nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire brandbeveiligingssystemen die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten;
20° verordening (EG) nr. 1516/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat;
21° verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn;
22° verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;
23° verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG;
24° verordening (EU) nr. 1357/2014 van de Commissie van 18 december 2014 ter vervanging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen.]6
[7 25° verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende voor gebruikers bestemde nalevingsmaatregelen uit het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik in de Unie.]7
[8 26° Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1666 van de Commissie van 24 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorwaarden voor de monitoring van het vervoer en de aankomst van zendingen van bepaalde goederen van de grenscontrolepost van aankomst tot de inrichting op de plaats van bestemming in de Unie.]8
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2010-11-19/08, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(3)<BVR 2011-10-28/10, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
(4)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.2, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(5)<BVR 2014-04-25/A6, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(6)<BVR 2015-07-03/19, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(7)<BVR 2018-09-07/22, art. 2, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(8)<BVR 2023-01-20/17, art. 1, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Art. 2/1.[1 Tot de in artikel 16.1.1, vierde lid van het decreet bedoelde internationale milieuregelgeving behoort de volgende regelgeving:
het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg, op 9 september 1996 ]61
----------
(1)<BVR 2018-09-07/22, art. 3, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
HOOFDSTUK II. - Gewestelijke entiteit.
Art.3.De afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, [2 of de subentiteit ervan die wordt aangewezen door het hoofd van het Departement of bij delegatie door zijn gemachtigde]2 wordt aangewezen als gewestelijke entiteit, bevoegd voor het opleggen van de alternatieve bestuurlijke geldboete of de exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in artikel 16.1.2, 4°, van het decreet.
[1 ...]1
----------
(1)<BVR 2015-07-03/19, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 4, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Hoofdstuk II/1. [1 Gemachtigd ambtenaar]1
----------
(1)
Art. 3/1.[1 De minister wijst de gemachtigde ambtenaren aan, vermeld in artikel 16.1.2,5°, van het decreet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2009-04-30/88, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
HOOFDSTUK III. - Lijst van milieu-inbreuken.
Art.4. De lijst van milieu-inbreuken, vermeld in artikel 16.1.2, 1°, f), en artikel 16.4.27, derde lid, van het decreet, zijn de lijsten die als bijlagen bij dit besluit zijn gevoegd.
De minister evalueert vijfjaarlijks de lijst, vermeld in het eerste lid en rapporteert hierover aan de Vlaamse Regering.
HOOFDSTUK IV. - Organisatie van het milieuhandhavingsbeleid.
Afdeling I. [1 - Protocollen]1
----------
(1)
Art. 4/1.[1 De minister bekrachtigt de protocollen die gesloten worden tussen de afdelingen van het Departement en de agentschappen, vermeld in artikel 1, 21° tot en met 40°.
De protocollen die gesloten worden tussen gewestelijke en andere overheden of instanties,worden ondertekend door de minister. Die protocollen worden als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2010-11-19/08, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
Afdeling I/1. - [1 (vroeger afdeling I)]1 Milieuhandhavingsprogramma.
----------
(1)
Art.5.[1 § 1. Op basis van strategische en operationele doelstellingen, onder meer opgenomen in de beleidsnota, maakt de Raad een vijfjaarlijks milieuhandhavingsprogramma op.
Dit programma bevat ten minste:
1° handhavingsprioriteiten van de handhavingsinstanties, gebundeld onder de coördinatie van de Raad;
2° overkoepelende aanbevelingen van de Raad met betrekking tot de strategische en de operationele doelstellingen betreffende het gewestelijke, provinciale en gemeentelijke milieuhandhavingsbeleid;
3° strategische en operationele doelstellingen met betrekking tot de taken en de werkzaamheden van de Raad.
§ 2. De vaste secretaris van de Raad plaatst het goedgekeurde vijfjaarlijks milieuhandhavingsprogramma op de website van de Raad.
§ 3. De Raad kan het vijfjaarlijks milieuhandhavingsprogramma jaarlijks evalueren en, indien vereist, tussentijds actualiseren op eigen initiatief of op verzoek van de Vlaamse Regering of het Vlaams Parlement.]1
----------
(1)<BVR 2014-04-25/A6, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
Afdeling II. [1 Handhavingsrapport]1
----------
(1)
Art.6.De vaste secretaris van de Raad bezorgt het [1 handhavingsrapport]1 elektronisch aan de overheden, vermeld in artikel [1 16.2.5, vijfde lid]1, van het decreet.
Het Departement plaatst het [1 handhavingsrapport]1 op zijn website, vermeldt daar de manier waarop een papieren exemplaar kan verkregen worden en maakt het via de pers bekend.
----------
(1)<BVR 2018-02-09/12, art. 40, 044; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 6/1.[1 De voorzitter en de [2 ondervoorzitters]2 zijn gemachtigd om de overheden die belast zijn met de handhaving van het milieurecht en waarvoor het Vlaamse Gewest niet bevoegd is, te verzoeken de gegevens dewelke zij bezitten, vrijwillig ter beschikking te stellen van [2 de Raad]2 voor de opstelling van het [3 handhavingsrapport]3, op voorwaarde van kennisgeving van dit verzoek aan de Vlaamse Regering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2010-11-19/08, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(2)<BVR 2016-06-10/07, art. 2, 033; Inwerkingtreding : 14-11-2014>
(3)<BVR 2018-02-09/12, art. 41, 044; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Afdeling III. - [1 De Raad]1
----------
(1)
Art. 6/2.[1 De wijzigingen aan het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 16.2.9 van het decreet [2 ...]2, worden goedgekeurd door de minister vermeld in artikel 1, 41°, en door de minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2016-06-10/07, art. 4, 033; Inwerkingtreding : 14-11-2014>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 5, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.7.[1 § 1. De voorzitter en de vaste secretaris van de Raad beheren de werkingsmiddelen die de Vlaamse Regering overeenkomstig artikel 16.2.10 van het decreet aan de Raad ter beschikking stelt.
§ 2. De voorzitter, de ondervoorzitters en de leden van de Raad ontvangen voor hun werkzaamheden een forfaitaire jaarlijkse vergoeding. Die vergoeding bedraagt:
1° voor de voorzitter van de Raad: 12.500 euro;
2° voor de ondervoorzitters: 10.000 euro;
3° voor de leden, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 4° tot en met 10°, van het decreet: 7500 euro.
Aan de plaatsvervangers van de leden, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 4° tot en met 10°, van het decreet wordt een presentievergoeding van 100 euro per vergadering toegekend tot maximaal 1000 euro per jaar.
De leden en hun plaatsvervangers, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, vijfde en zesde lid, van het decreet wordt een presentievergoeding van 100 euro per vergadering toegekend tot maximaal 1000 euro.
§ 3. [2 Het Departement betaalt uit zijn algemene middelen:
1° de werkingsmiddelen van de Raad;
2° de forfaitaire vergoeding van de voorzitter, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 1°, van het decreet;
3° de forfaitaire vergoeding of de presentievergoeding van de ondervoorzitters, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 2° en 3°, van het decreet, en van de leden, de vertegenwoordigers of hun plaatsvervangers, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 4°, 5°, 6° 7°, 8°, 9° en 10°, en vijfde lid, van het decreet;
4° de kosten voor de werking van het permanente secretariaat van de Raad en van de vaste secretaris.]2
[2 ...]2]1
----------
(1)<BVR 2016-06-10/07, art. 5, 033; Inwerkingtreding : 14-11-2014>
(2)<BVR 2017-02-24/16, art. 139, 041; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.8.De voorzitter, de [1 ondervoorzitters]1 en de leden van de Raad, alsook hun plaatsvervangers, kunnen alleen aanspraak maken op ofwel de forfaitaire jaarlijkse vergoeding, ofwel de presentievergoeding, als ze geen Vlaams ambtenaar zijn.
----------
(1)<BVR 2016-06-10/07, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 14-11-2014>
Art.9.Aan de voorzitter, de [1 ondervoorzitters]1 en de leden van de Raad, alsook aan hun plaatsvervangers wordt een vergoeding toegekend voor reiskosten die verbonden zijn aan de uitoefening van hun werkzaamheden, overeenkomstig de regeling die geldt voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de Vlaamse overheid.
----------
(1)<BVR 2016-06-10/07, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 14-11-2014>
Art.10. De forfaitaire jaarlijkse vergoedingen, de presentievergoedingen en de reiskostenvergoedingen worden aangerekend op de begroting van de Raad.
Art.11.[1 De forfaitaire jaarlijkse vergoedingen en de presentievergoedingen]1, vermeld in artikel 7, § 2, en 9, volgen de ontwikkeling van het prijsindexcijfer dat daartoe berekend en benoemd wordt, en dit overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van [1 24 december 1993]1 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 3/2, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
HOOFDSTUK V. - Toezicht.
Afdeling I. - Toezichthouders.
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.12.[1 Naast de leidend ambtenaar van het Departement worden de volgende personen aangesteld als gewestelijke toezichthouders:
1° de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, die de leidend ambtenaar van het Departement aanstelt;
2° [4 ...]4;
3° de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor erkenningen, die de leidend ambtenaar van het Departement aanstelt;
[4 "3° /1 de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor de omgevingsplanning, die de leidend ambtenaar van het Departement aanstelt;";
4° de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, die de leidend ambtenaar van het Departement aanstelt;
5° de personeelsleden van [4 het Agentschap voor Natuur en Bos]4, die de minister aanstelt;
5° /1 [4 ...]4t;
5° /2[4 ...]4;
6° [2 de door de leidend ambtenaar van de OVAM aan te stellen personeelsleden van de OVAM;]2
7° [5 de door de leidend ambtenaar van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap aan te stellen personeelsleden van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap;]5
8° [2 ...]2
9° [6 de personeelsleden van de entiteit, bevoegd voor beheer van de waterlopen, die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij aanstelt;
9° /1 de personeelsleden van de entiteit, bevoegd voor de monitoring van water, die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij aanstelt;
9° /2 de personeelsleden van de entiteit, bevoegd voor de erkenning van boorbedrijven [7 en de erkenning van deskundigen overstromingsattest]7, die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij aanstelt;
9° /3 de personeelsleden van de entiteit, bevoegd voor gebiedsgerichte werking, die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij aanstelt;]6
10° de personeelsleden van de Mestbank, die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Landmaatschappij aanstelt;
11° de door de leidend ambtenaar van het [8 Departement Zorg]8 aan te stellen personeelsleden van het [8 Departement Zorg]8;
12° de door de leidend ambtenaar van het Agentschap Wegen en Verkeer aan te stellen personeelsleden van het Agentschap Wegen en Verkeer;
13° de door de leidend ambtenaar van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken aan te stellen personeelsleden van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken;
14° de door de leidend ambtenaar van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust aan te stellen personeelsleden van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust;
15 ° de door de leidend ambtenaar van het agentschap [4 De Vlaamse Waterweg]4 nv aan te stellen personeelsleden van het agentschap [4 De Vlaamse Waterweg]4l nv;
16° [4 ...]4
----------
(1)<BVR 2014-04-25/A6, art. 5, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(2)<BVR 2015-12-11/13, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<BVR 2015-11-27/29, art. 634, 038; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(4)<BVR 2018-09-07/22, art. 6, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(5)<BVR 2021-01-29/05, art. 25, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(6)<BVR 2021-05-21/26, art. 14, 053; Inwerkingtreding : 24-06-2021>
(7)<BVR 2022-11-25/07, art. 14, 059; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(8)<BVR 2023-05-12/09, art. 80, 063; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art. 12/1.[1 De eedaflegging van de contractuele personeelsleden die aangesteld worden als toezichthouder, wordt als volgt geregeld:
1° ze leggen de eed af vooraleer ze hun toezichtsopdracht aanvatten;
2° de gewestelijke toezichthouders die personeelslid zijn van een departement, leggen de eed af in handen van het hoofd van dat departement;
3° de gewestelijke toezichthouders die personeelslid zijn van een agentschap, leggen de eed af in handen van het hoofd van dat agentschap;
4° de niet-gewestelijke toezichthouders leggen de eed af in handen van de overheid die hen heeft aangesteld of, bij gebrek aan een regeling van de eedaflegging, voor de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waartoe hun standplaats behoort. ]1
----------
(1)<BVR 2018-09-07/22, art. 7, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.13.[1 § 1. Provinciale en lokale toezichthouders moeten beschikken over een bekwaamheidsbewijs `toezichthouder milieuhandhaving'.
Provinciale toezichthouders geluid en lokale toezichthouders geluid moeten beschikken over een bekwaamheidsbewijs `toezichthouder geluid'.
§ 2. Om met toepassing van artikel 15 een bekwaamheidsbewijs `toezichthouder milieuhandhaving' of een bekwaamheidsbewijs `toezichthouder geluid' te kunnen verkrijgen, moeten de provinciale en lokale toezichthouders de volgende vier certificaten behalen door de opleidingen te volgen en te slagen voor de bekwaamheidsproeven:
1° het certificaat algemene beginselen milieuregelgeving;
2° het certificaat theorie en praktijk milieuhandhaving;
3° het certificaat communicatievaardigheden en conflictbeheersing;
4° het certificaat kijkstage.
In afwijking van het eerste lid hoeven de toezichthouders van de politiezones en de toezichthouders geluid van de politiezones het certificaat communicatievaardigheden en conflictbeheersing, vermeld in het eerste lid, 3°, niet te behalen.
§ 3. De opleidingen die gericht zijn op het behalen van de certificaten, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, hebben de volgende leerdoelen:
1° opleiding algemene beginselen milieuregelgeving:
a) onderscheid kunnen maken tussen de verschillende regelgevende niveaus en die kunnen situeren;
b) de essentie van de toepasselijke regelgeving begrijpen;
c) de instanties en hun bevoegdheden kennen;
d) nuttige bronnen kunnen raadplegen;
2° opleiding theorie en praktijk milieuhandhaving:
a) goede kennis hebben van titel XVI van het decreet, van dit besluit en de toepassing ervan:
1) de eigen bevoegdheden kennen;
2) weten welke rechten en verplichtingen er zijn en die correct en verantwoord kunnen toepassen;
3) weten welke handhavingsinstrumenten er ter beschikking zijn en kunnen afwegen welke wanneer ingezet moeten worden;
4) handhavingsdocumenten correct en volledig kunnen opstellen;
b) goede kennis hebben van de regelgeving waarvoor de toezichthouder bevoegd is:
1) de regelgeving begrijpen en kunnen interpreteren;
2) vergunningen begrijpen en kunnen interpreteren;
3) monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses kunnen uitvoeren;
4) meetresultaten correct kunnen interpreteren en aftoetsen aan de juiste normen;
3° opleiding communicatievaardigheden en conflictbeheersing:
a) beschikken over de vereiste schriftelijke en mondelinge communicatievaardigheden;
b) praktijksituaties correct kunnen inschatten en beheersen;
c) conflicten kunnen hanteren;
4° opleiding kijkstage: inzicht hebben in de vereiste kennis, competenties en attitudes van een toezichthouder.
§ 4. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de gemeentelijke toezichthouders en de [2 intergemeentelijke toezichthouders]2:
1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;
2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 90 uur;
3° communicatievaardigheden en conflictbeheersing: 12 uur;
4° kijkstage: 12 uur.
§ 5. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de toezichthouders van de politiezones:
1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;
2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 90 uur;
3° kijkstage: 12 uur.
§ 6. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de provinciale toezichthouders milieuhandhaving:
1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;
2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 42 uur;
3° communicatievaardigheden en conflictbeheersing: 6 uur;
4° kijkstage: 6 uur.
§ 7. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de provinciale toezichthouders geluid, de gemeentelijke toezichthouders geluid en de[ -2 intergemeentelijke toezichthouders geluid]2:
1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;
2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 30 uur;
3° communicatievaardigheden en conflictbeheersing: 6 uur;
4° kijkstage: 6 uur.
§ 8. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de toezichthouders geluid van de politiezones:
1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;
2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 30 uur;
3° kijkstage: 6 uur.
§ 9. Om een certificaat te behalen, moeten de cursisten na het volgen van de toepasselijke opleiding slagen voor de bekwaamheidsproef door ten minste 50% van de punten te behalen.]1
----------
(1)<BVR 2015-07-03/19, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 8, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.14.§ 1. [2 De opleidingen, vermeld in [3 artikel 13, § 2, eerste lid,]3 mogen]2 alleen gegeven worden door de instellingen die daartoe erkend zijn door de minister, na gemotiveerd advies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.
§ 2. Met het oog op hun erkenning richten deze instellingen per brief een aanvraag tot de minister waarin ze aantonen dat ze :
1° over gekwalificeerde medewerkers beschikken die, hetzij houder zijn van een diploma van master in de ingenieurswetenschappen, master in de bio-ingenieurswetenschappen, master in de industriële wetenschappen of master in de wetenschappen en ten minste één jaar praktijkervaring hebben met de [3 leerdoelen, vermeld in artikel 13, § 3, hetzij minstens vijf jaar praktijkervaring hebben met die leerdoelen]3;
2° over de nodige lokalen en materiële uitrusting beschikken;
[3 3° over leerplannen beschikken die invulling geven aan de leerdoelen, vermeld in artikel 13, § 3;
4° over een evaluatiemethode beschikken waarbij wordt nagegaan in hoeverre de in de leerplannen geformuleerde doelstellingen met betrekking tot kennis en vaardigheden behaald zijn.]3
[3 § 2/1. De instellingen, vermeld in paragraaf 1, moeten zich richten naar de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.]3
§ 3. [3 Wijzigingen van de leerplannen en de evaluatiemethode, vermeld in paragraaf 2, punten 3° en 4°, worden voorafgaand ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.]3
De instellingen moeten zich onderwerpen aan de controle die wordt uitgevoerd door de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. Die personeelsleden worden uitgenodigd om de bekwaamheidsproef bij te wonen.
§ 4. Als de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor erkenningen, vaststellen dat een erkende instelling niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in § 2, dan doen zij hiervan kennisgeving aan deze instelling. Als de instelling binnen dertig dagen na [4 die kennisgeving]4 niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in § 2, kan de minister, op gemotiveerd advies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen, de erkenning opheffen.
§ 5. De besluiten van de minister houdende erkenning of houdende opheffing van de erkenning van de instellingen worden bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
[2 § 6. De erkenning, vermeld in paragraaf 1, vervalt van rechtswege op de dag dat de instelling aan de minister de stopzetting van het gebruik van de erkenning meedeelt.]2
----------
(1)<BVR 2011-10-28/10, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
(2)<BVR 2012-09-07/14, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 27-10-2012>
(3)<BVR 2015-07-03/19, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(4)<BVR 2018-09-07/22, art. 9, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.15.[2 De instelling, vermeld in artikel 14, § 1, levert de certificaten af aan de cursisten die de toepasselijke opleidingen, vermeld in artikel 13, § 2 tot en met § 8, hebben gevolgd en die geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef, vermeld in artikel 13, § 9. De certificaten worden, samen met het aanstellingsbesluit van het orgaan, vermeld in artikel 16.3.1, § 1, 2°, 3°, 4° en 5°, van het decreet, en een digitale pasfoto [3 in kleur]3 van de houder met een minimumgrootte van 20 mm op 30 mm [3 en 236 x 354 pixels]3 met de post of digitaal bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.]2
De afdeling, bevoegd voor erkenningen, levert op basis van die documenten een bekwaamheidsbewijs en een legitimatiebewijs af. Ze bezorgt binnen vijftien dagen na de afgifte ervan een kopie van dat bekwaamheidsbewijs aan de procureur des Konings van de gerechtelijke arrondissementen waar de houder van het bekwaamheidsbewijs de aan hem toegewezen toezichtopdrachten uitvoert.
----------
(1)<BVR 2012-09-07/14, art. 3, 020; Inwerkingtreding : 27-10-2012>
(2)<BVR 2015-07-03/19, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(3)<BVR 2018-09-07/22, art. 10, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art. 15/1.[1 In de gevallen, vermeld in artikel 16.3.4bis, eerste lid, van het decreet, wordt de melding gedaan met een brief of een e-mail aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen, binnen vijftien dagen na de inwerkingtreding van de wijzigingen, [2 [3 ofwel via de jaarlijkse informatieverstrekking zoals bedoeld in artikel 16.2.3, § 2 van het decreet]3]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2015-07-03/19, art. 7, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 11, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(3)<BVR 2023-01-20/17, art. 2, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Onderafdeling II. - [1 Lokale toezichthouders]1
----------
(1)
A. [1 Bevoegdheid van lokale toezichthouders in een andere gemeente]1
----------
(1)
Art. 15/2.[1 Een gemeente die met toepassing van artikel 16.3.5 van het decreet toestemming heeft gegeven aan een gemeentelijke toezichthouder van een aangrenzende gemeente of van een andere gemeente van [2 het intergemeentelijk samenwerkingsverband]2 of [2 de]2 politiezone waarvan de eigen gemeente deel uitmaakt, om toezicht uit te oefenen in de eigen gemeente, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, daarvan op de hoogte.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2015-07-03/19, art. 9, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 12, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
A/1. [1 (vroeger A)]1 Minimumaantal lokale toezichthouders
----------
(1)
Art.16.§ 1. [4 Elke gemeente moet een]4 beroep kunnen doen op minstens [2 één lokale toezichthouder]2.
[4 Een]4 gemeente met meer dan driehonderd inrichtingen van klasse 2 [3 overeenkomstig de indelingslijst]3 of meer dan dertigduizend inwoners indien het aantal inrichtingen onvoldoende gekend is [4 moet minstens een beroep]4 kunnen doen op [2 twee lokale toezichthouders]2.
§ 2. [4 Elk intergemeentelijk samenwerkingsverband]4 die toezichthouders aanwijst, [4 wijst minstens twee toezichthouders aan]4 per begonnen schijf van vijf gemeenten die voor het volledige pakket van toezichttaken, [1 vermeld in artikel 34]1, een beroep doen op de toezichthouders van [4 het intergemeentelijk samenwerkingsverband]4.
§ 3. [4 Elke]4 politiezone die uit meer dan één gemeente bestaat en die toezichthouders aanwijst, [4 wijst minstens twee toezichthouders aan]4 per begonnen schijf van vijf gemeenten die voor het volledige pakket van toezichttaken, [1 vermeld in artikel 34]1, beroep doen op deze toezichthouders van een politiezone.
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 5/1, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2015-07-03/19, art. 11, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(3)<BVR 2017-02-10/03, art. 76, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(4)<BVR 2018-09-07/22, art. 13, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
B. Aanstelling van waarnemende lokale toezichthouders
Art.17. Als waarnemende toezichthouders kunnen, bij verhindering van krachtens artikel 16.3.1, § 1, 3°, 4° en 5° van het decreet aangewezen toezichthouders, alleen personen worden aangesteld die over de vereiste kwalificaties en eigenschappen beschikken om de toezichtopdracht naar behoren te vervullen.
Waarnemende toezichthouders moeten houder zijn hetzij van een getuigschrift van hoger onderwijs, hetzij van hoger secundair onderwijs of van hogere secundaire leergangen aangevuld met een nuttige ervaring van meer dan drie jaar.
Art.18.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen stelt de waarnemende gemeentelijke toezichthouders aan onder de personeelsleden van de gemeente.
[2 Het bevoegde orgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid stelt de waarnemende toezichthouders van het intergemeentelijk samenwerkingsverband aan onder de personeelsleden van het intergemeentelijk samenwerkingsverband.]2
Het bevoegde orgaan van de politiezone stelt de waarnemende toezichthouders van de politiezone aan onder de personeelsleden van de politiezone.
Het aanstellingsbesluit bepaalt de duur van deze aanstelling zonder dat deze de termijn van een jaar mag overschrijden.
§ 2. [1 Contractuele personeelsleden kunnen alleen toezichthouder zijn mits zij hiertoe speciaal zijn beëdigd overeenkomstig artikel 12/1.]1
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 5/2, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 14, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.19.Het college van burgemeester en schepenen of het bevoegde orgaan van [1 het intergemeentelijk samenwerkingsverband]1 of van de politiezone legt een kopie van het behaalde getuigschrift of diploma en het bewijs van de nuttige ervaring, samen met het aanstellingsbesluit, voor aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.
De afdeling kan op basis van die documenten een tijdelijk bekwaamheidsbewijs afleveren.
Ze bezorgt binnen vijftien dagen na de afgifte ervan een kopie van het tijdelijke bekwaamheidsbewijs aan de procureur des Konings van het gerechtelijke arrondissement waar de houder van het tijdelijke bekwaamheidsbewijs de aan hem toegewezen toezichtopdrachten uitoefent.
----------
(1)<BVR 2018-09-07/22, art. 15, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
C.
Art.20.
<Opgeheven bij BVR 2014-04-25/A6, art. 7, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
Art. 20/1.
<Opgeheven bij BVR 2014-04-25/A6, art. 7, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
Art. 20/2.[1 De leidend ambtenaar van het Departement oefent toezicht uit op de naleving van [2 de milieuvoorschriften, vermeld in]2 artikel 21 tot en met 32 van dit besluit. De leidend ambtenaar van het Departement zal deze bevoegdheid aanwenden in geval van uitzonderlijke omstandigheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-25/A6, art. 8, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 16, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Afdeling II. - Toezichtopdrachten.
Onderafdeling I. - Bepaling.
Art.21.De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1°, [12 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]12 :
1° titel III, titel IV [11 , titel V]11 en titel XV van het decreet;
2° de wet Luchtverontreiniging;
3° [13 Titel III, hoofdstuk 2 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid;]13
4° de wet Geluidshinder;
[4 4°/1 de wet betreffende de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen;]4
5° [6 het Materialendecreet;]6
6° het Grondwaterdecreet;
7° [11 het Milieuvergunningendecreet en het decreet betreffende de omgevingsvergunning;]11
8° [12 ...]12
9° [2 Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen]2;
10° [5 Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002]5
11° verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de persistente organische verontreinigde stoffen en tot wijziging van richtlijn 97/117/EEG;
[14 11° /1 Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen;]14
12° verordening (EG) nr. 166/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de richtlijn 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad;
13° [9 verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006;]9
14° verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;
15° verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijn 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie;
16° verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde afvalstoffen, vermeld in bijlage III of III A bij verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad, naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen [1 niet van toepassing is;]1
[1 17° het Mestdecreet [12 ...]12.]1
[1 18° het Oppervlaktedelfstoffendecreet [12 ...]12.]1
[3 19° het decreet Diepe Ondergrond [12 ...]12.]3
[6 20° Verordening (EU) nr. 333/2011 van de raad van 31 maart 2011 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer bepaalde soorten metaalschroot niet langer als afval worden aangemerkt overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad.]6
[7 21° het Pesticidendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, als het van toepassing is op hinderlijke
[8 22° verordening EG nr. 1102/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik;
[12 "22° /1 verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008;]12
23° verordening (EU) nr. 1179/2012 van de Commissie van 10 december 2012 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer kringloopglas overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad niet langer als afval wordt aangemerkt;
24° verordening (EU) nr. 715/2013 van de Commissie van 25 juli 2013 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer koperschroot overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad niet langer als afval wordt aangemerkt;]8
[9 25° verordening (EG) nr. 1497/2007 van de Commissie van 18 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) Nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire brandbeveiligingssystemen die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten;
26° verordening (EG) nr. 1516/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat;
27° verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn;
28° verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;
29° verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG.]9
[14 30° Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1666 van de Commissie van 24 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorwaarden voor de monitoring van het vervoer en de aankomst van zendingen van bepaalde goederen van de grenscontrolepost van aankomst tot de inrichting op de plaats van bestemming in de Unie. Voor de toepassing van artikel 3.1 van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1666, voor zover het de gevallen betreft vermeld in artikel 4, § 1 van de Overeenkomst van 16 januari 2014 tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, is de afdeling vermeld in artikel 12, 1° van dit besluit de bevoegde autoriteit aan wie de in kennisstelling van de aankomst van de zending bij de inrichting dient te gebeuren.]14
[15 31° artikel 21, 3°, van de wet onbevaarbare waterlopen, voor de onbevaarbare waterlopen en hun aanhorigheden én voor de publieke grachten en hun aanhorigheden.]15
[16 32° Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996.]16
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2010-11-19/08, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(3)<BVR 2011-07-15/41, art. 28, 013; Inwerkingtreding : 06-09-2011>
(4)<BVR 2011-09-23/06, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2011>
(5)<BVR 2011-10-28/10, art. 2bis, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
(6)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.4, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(7)<BVR 2013-03-15/14, art. 13, 022; Inwerkingtreding : 28-04-2013>
(8)<BVR 2014-04-25/A6, art. 9, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(9)<BVR 2015-07-03/19, art. 12, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(10)<BVR 2017-02-10/03, art. 77, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(11)<BVR 2017-02-24/16, art. 140, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(12)<BVR 2018-09-07/22, art. 17, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(13)<BVR 2019-04-26/48, art. 73, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(14)<BVR 2023-01-20/17, art. 3, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
(15)<BVR 2023-05-05/37, art. 1, 062; Inwerkingtreding : 13-10-2023>
(16)<BVR 2024-07-19/40, art. 15, 068; Inwerkingtreding : 20-09-2024>
Art.22.De toezichthouders, vermeld in artikel [4 12, 3°]4, [4 "oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving:]4
[1 1° [2 [3 titel V, hoofdstuk 6, van het decreet]3]2 [4 ...]4, voor wat betreft de verplichtingen inzake erkenning als milieucoördinator en als opleidingscentrum voor milieucoördinatoren, en het gebruik van die erkenningen;
2° hoofdstuk II - Milieucoördinatoren als vermeld titel III van het decreet]1.
----------
(1)<BVR 2010-11-19/21, art. 83, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<BVR 2013-03-01/22, art. 51, 023; Inwerkingtreding : 03-05-2013>
(3)<BVR 2017-02-10/03, art. 78, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(4)<BVR 2018-09-07/22, art. 18, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.23.De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 3°, oefenen het toezicht uit op de toepassing van [8 ...]8]1 op het vlak van [3 de verplichtingen inzake erkenning van personen en het gebruik van de erkenning, met uitzondering van de verplichtingen, vermeld in [4 artikel 22, artikel [10 artikel 26, 3°, a) en b)"]10, artikel 28/2 en artikel 29, 5°]4 ]3 :
1° [7 titel III, met uitzondering van hoofdstukken II en III, titel IV en titel V van het decreet;]7
2° [9 ...]9
3° de wet Geluidshinder;
4° het Grondwaterdecreet;
5° [6 [7 ...]7]6
6° [9 ...]9
7° [9 ...]9
----------
(1)<BVR 2009-09-04/20, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2009>
(2)<BVR 2010-11-19/08, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(3)<BVR 2010-11-19/21, art. 84, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(4)<BVR 2013-03-01/22, art. 52, 023; Inwerkingtreding : 03-05-2013>
(5)<BVR 2015-07-03/19, art. 13, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(6)<BVR 2015-11-27/29, art. 637, 038; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(7)<BVR 2017-02-24/16, art. 141, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(8)<BVR 2018-09-07/22, art. 19, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(9)<BVR 2021-01-29/05, art. 26, 051; Inwerkingtreding : 02-02-2021>
(10)<BVR 2023-01-20/17, art. 4, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Art. 23bis. [1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 3° /1, van dit besluit, oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving:
1° het Milieuvergunningendecreet, het decreet betreffende de omgevingsvergunning en titel V van het decreet, wat het gevaar voor stabiliteitsproblemen betreft bij inrichtingen die vergund zijn in het kader van de subrubrieken 2.3.11, 18.1 en 18.7 van de indelingslijst en bij inrichtingen die vergund zijn in het kader van rubriek 60 van de indelingslijst als het een opvulling van een eerdere ontginning betreft, met uitzondering van de inrichtingen, vermeld in artikel 24, 1°, van dit besluit;
2° het Oppervlaktedelfstoffendecreet, met uitzondering wat betreft de verplichtingen, vermeld in artikel 24, 2°, van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-09-07/22, art. 20, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.24.[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 4°, [6 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]6 :
1° [3 [4 [5 het Milieuvergunningendecreet, het decreet betreffende de omgevingsvergunning en titel V van het decreet, wat het gevaar voor stabiliteitsproblemen betreft bij [6 grindontginningen, die vergund zijn in het kader van de subrubriek 18.1 van de indelingslijst en bij inrichtingen die vergund zijn in het kader van rubriek 60 van de indelingslijst als het een opvulling van een eerdere grindontginning betreft]6;]5]4]3
2° [6 het Oppervlaktedelfstoffendecreet wat betreft de verplichtingen voor de voortgangsrapporten, vermeld in artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet]6.]1
[2 3° het decreet Diepe Ondergrond [6 ...]6.]2
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2011-07-15/41, art. 29, 013; Inwerkingtreding : 06-09-2011>
(3)<BVR 2014-04-25/A6, art. 10, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(4)<BVR 2017-02-10/03, art. 79, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(5)<BVR 2017-02-24/16, art. 142, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(6)<BVR 2018-09-07/22, art. 21, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.25.[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12,5°, [7 ...]7 [7 "oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]7 :
1° titel XV van het decreet;
2° het Boswetboek;
3° de Riviervisserijwet;
4° de Jachtwet;
5° de Natuurbehoudswet;
6° [3 [5 [9 artikel 12, § 1, van het Materialendecreet wat betreft het achterlaten van afval en artikel 4.6.1 en 4.6.2 van het VLAREMA voor:
a) de ruimtelijk kwetsbare gebieden, vermeld in artikel 1.1.2, 10°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;
b) de buffergebieden, de gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebied of wachtbekken, de militaire domeinen en de bestemmingsgebieden die met een van die gebieden vergelijkbaar zijn, aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen die in de ruimtelijke ordening van kracht zijn;
c) de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden, de agrarische gebieden en de bestemmingsgebieden die met een van die gebieden vergelijkbaar zijn, aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen die in de ruimtelijke ordening van kracht zijn;
d) de speciale beschermingszones die op grond van artikel 36bis van het Natuurdecreet afgebakend zijn.]9]5 ]3
7° de CITES-wet;
8° het Bosdecreet;
9° het Jachtdecreet;
10° het Natuurdecreet;
11° [7 ...]7°;
12° [2 Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer;]2
[2 12°/1 Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer;
12°/2 Verordening (EG) nr. 359/2009 van de Commissie van 30 april 2009 tot schorsing van het binnenbrengen in de Gemeenschap van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten.]2
13° Verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van 4 november 1991 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem in de gemeenschap en op het binnenbrengen in de gemeenschap van pelzen en producten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen.]1
[4 14° het Pesticidendecreet [7 ...]7 in speciale beschermingszones vermeld in artikel 36bis van het Natuurdecreet, de bermen langs wegen en spoorwegen en alle terreinen, inclusief de bermen op minder dan zes meter van het talud van het oppervlaktewater;]4
[5 15° artikel 21 van het Mestdecreet, voor wat betreft de ruimtelijk kwetsbare gebieden, vermeld in artikel 1.1.2, 10°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en voor wat betreft de speciale beschermingszones afgebakend op grond van artikel 36bis van het Natuurdecreet;]5
[6 16° verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.]6
[7 17° verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende voor gebruikers bestemde nalevingsmaatregelen uit het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik in de Unie;]7
[7 18° [8 artikel 1.3.2.2, § 1, 1°, 2° en 3°, van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]8, voor wat betreft de ruimtelijk kwetsbare gebieden, vermeld in artikel 1.1.2, 10°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en voor wat betreft de speciale beschermingszones afgebakend op grond van artikel 36bis van het Natuurdecreet.]7
[1019° het decreet van 28 maart 2014 betreffende de preventie, surveillance en bestrijding van ziekten bij in het wild levende dieren;
20° de beperkingen of verboden opgelegd door de gouverneur krachtens artikel 29, § 1 en artikel 31, § 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 tot uitvoering van diverse bepalingen uit de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft het toezicht op de naleving van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, en dit voor wat betreft de onbevaarbare waterlopen of publieke grachten gelegen binnen een terrein waarvoor een natuurbeheerplan werd opgemaakt zoals vermeld in artikel 16bis van het Natuurdecreet, binnen de ruimtelijk kwetsbare gebieden vermeld in artikel 1.1.2, 10°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 of binnen de speciale beschermingszones afgebakend op grond van artikel 36bis van het Natuurdecreet. ]10
[11 21° artikel 21, 3°, van de wet onbevaarbare waterlopen, voor de onbevaarbare waterlopen en hun aanhorigheden én voor de publieke grachten en hun aanhorigheden.]11
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2010-11-19/08, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(3)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.5, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(4)<BVR 2013-03-15/14, art. 14, 022; Inwerkingtreding : 28-04-2013>
(5)<BVR 2014-04-25/A6, art. 11, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(6)<BVR 2015-07-03/19, art. 14, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(7)<BVR 2018-09-07/22, art. 22, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(8)<BVR 2019-04-26/48, art. 74, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(9)<BVR 2021-07-02/14, art. 1, 056; Inwerkingtreding : 27-08-2021>
(10)<BVR 2023-01-20/17, art. 5, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
(11)<BVR 2023-05-05/37, art. 2, 062; Inwerkingtreding : 13-10-2023>
Art.26.[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 6°, [4 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]4:
1° [4 het Materialendecreet]4, wat de volgende aspecten betreft:
a) de inzameling en het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door de particulier, zoals dat door de gemeentelijke overheden georganiseerd wordt;
b) het verloop van de afvalstromen die onder de toepassing vallen van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, met uitsluiting van het toezicht op de bepalingen ter uitvoering van [3 titel V van het decreet]3 en de bepalingen over het vervoer van of het inzamelen of handelen of makelen in afvalstoffen;
c) de bepalingen over afvalpreventie- en recyclagedoelstellingen waaronder de bepalingen over de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, het opstellen van milieubeleidsovereenkomsten, en afvalpreventie- en afvalbeheerplannen voor bepaalde afvalstromen;
d) de afgifte van scheepsafvalstoffen;
e) de rapportering over geproduceerde, ingezamelde en verwerkte afvalstoffen in het kader van beleidsevaluatie;
f) het afvalstoffen- en materialenregister;
g) de naleving van sectorale uitvoeringsplannen als vermeld in artikel 18 van het Materialendecreet;
h) de toepassing van artikel 12 van het Materialendecreet in het kader van het ambtshalve inzamelen, vervoeren en verwerken van afvalstoffen;
[5 i) de toepassing van artikel 12, § 1 van het Materialendecreet wat betreft het achterlaten van afval, inzake het verbod op sluikstort en zwerfvuil zoals vermeld in artikel 4.6.1 en 4.6.2 van het VLAREMA.]5
2° [4 het Bodemdecreet van 27 oktober 2006]4;
3° [4 titel V, hoofdstuk VI, van het decreet]4, wat betreft:
a) de verplichtingen inzake de erkenning als laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen, en het gebruik van die erkenning;
b) de verplichtingen inzake de erkenning als opleidingscentrum voor de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, de erkenning als bodemsaneringsdeskundige en inzake de erkenning als laboratorium in de discipline bodem, deeldomein bodemsanering, en het gebruik van die erkenningen;
4° [4 ...]4 het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996.]1
----------
(1)<BVR 2015-12-11/13, art. 4, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<BVR 2017-02-10/03, art. 80, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 143, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(4)<BVR 2018-09-07/22, art. 23, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(5)<BVR 2021-07-02/14, art. 2, 056; Inwerkingtreding : 27-08-2021>
Art.27.[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 7°, oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving en dat enkel op het vlak van de verplichtingen inzake erkenning van personen en het gebruik van de erkenning:
1° titel V van het decreet, enkel voor wat betreft de erkenning als airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f) van het VLAREL en de erkenning als opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake de keuring van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW, vermeld in artikel 6, 4°, f) van het VLAREL;
2° de wet Luchtverontreiniging;
3° verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen;
4° verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006.]1
----------
(1)<BVR 2021-01-29/05, art. 27, 051; Inwerkingtreding : 02-02-2021>
Art.28.De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 9°, [3 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]3 :
1° [4 artikel 3.2.1 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]4, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 1 [5 , 2 en 3]5 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in [7 de wet onbevaarbare waterlopen]7;
2° [2 [6 artikel 12, § 1, van het Materialendecreet wat betreft het achterlaten van afval en artikel 4.6.1 en 4.6.2 van het VLAREMA, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 1 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in [7 de wet onbevaarbare waterlopen]7;]6]2
3° [3 ...]3;
[1 4° [4 artikelen 1.3.2.2, 1.7.3.3 en 1.7.5.4 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]4, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 1 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in [7 de wet onbevaarbare waterlopen]7.]1
[5 5° de wet onbevaarbare waterlopen, voor wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 1, 2 en 3, en hun aanhorigheden, en voor de publieke grachten en hun aanhorigheden.]5
----------
(1)<BVR 2010-11-19/08, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(2)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.7, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(3)<BVR 2018-09-07/22, art. 24, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(4)<BVR 2019-04-26/48, art. 75, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(5)<BVR 2021-05-07/18, art. 35, 054; Inwerkingtreding : 08-07-2021>
(6)<BVR 2021-07-02/14, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 27-08-2021>
(7)<BVR 2023-01-20/17, art. 6, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Art. 28/1.[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 9°/1 [4 12, 9° /3]4, [4 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]4 :
1° [5 titel III, hoofdstuk 2 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid;]5
2° [3 het Milieuvergunningendecreet, het decreet betreffende de omgevingsvergunning en titel V van het decreet, wat de oppervlaktewaterverontreiniging betreft;]3
3° [4 ...]4
4° [5 artikel 1.7.3.3. en 1.7.5.4. van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid.]5]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2010-11-19/08, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(2)<BVR 2015-11-27/29, art. 641, 038; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 144, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(4)<BVR 2018-09-07/22, art. 25, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(5)<BVR 2019-04-26/48, art. 76, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 28/2.[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 9° /2, van dit besluit, [3 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens titel V, hoofdstuk VI, van het decreet]3, wat betreft de verplichtingen inzake de erkenning als boorbedrijf, en het gebruik van die erkenning [4 , evenals de erkenning als deskundige overstromingsattest, en het gebruik van die erkenning]4.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-03-01/22, art. 55, 023; Inwerkingtreding : 03-05-2013>
(2)<BVR 2017-02-10/03, art. 81, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(3)<BVR 2018-09-07/22, art. 26, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(4)<BVR 2022-11-25/07, art. 15, 059; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.29.[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 10°, [8 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]8 :
1° het Mestdecreet [8 ...]8;
2° [3 het Materialendecreet, wat de aanwending van grondstoffen, als meststof, als bodemverbeterend middel of als bodem betreft;]3
[11 2/1° het Materialendecreet wat betreft het achterlaten van afval en artikel 4.6.1 en 4.6.2 van het VLAREMA;]11
3° [2 Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002]2
4° Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, voor de in-, door- en uitvoer van dierlijke mest.]1
[4 5° [6 titel V, hoofdstuk VI, van het decreet]6 [8 ...]8, wat betreft de verplichtingen inzake erkenning als laboratorium in de discipline bodem, deeldomein bemesting, de discipline mest en de discipline diervoeder, en het gebruik van die erkenning;]4
[5 6° [10 artikel 5.9.2.1, 5.9.2.1bis, 5.9.2.2, 5.9.2.3, 5.9.2.4, 5.9.8.5, 5.28.2.2, 5.28.2.3, 5.28.3.1.1. tot en met 5.28.3.5.3', 5.28.3.4, 5.28.3.5, 5.28.4.1, 5.28.4.2 en 5.28.4.3 van titel II van het VLAREM;]10]5
[7 7° [9 artikel 1.3.2.2, § 1, 1° [12 , 2° ]12 en 3°, [10 en 3.2.1.]10 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]9.]7
[12 8° de beperkingen of verboden opgelegd door de gouverneur krachtens artikel 29, § 1 en artikel 31, § 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 tot uitvoering van diverse bepalingen uit de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft het toezicht op de naleving van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
9° verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn.]12
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2011-10-28/10, art. 2bis, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
(3)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.8, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(4)<BVR 2013-03-01/22, art. 56, 023; Inwerkingtreding : 03-05-2013>
(5)<BVR 2014-04-25/A6, art. 12, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(6)<BVR 2017-02-10/03, art. 82, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(7)<BVR 2017-12-22/45, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(8)<BVR 2018-09-07/22, art. 27, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(9)<BVR 2019-04-26/48, art. 77, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(10)<BVR 2021-05-21/28, art. 3, 055; Inwerkingtreding : 10-07-2021>
(11)<BVR 2021-07-02/14, art. 4, 056; Inwerkingtreding : 27-08-2021>
(12)<BVR 2023-01-20/17, art. 7, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Art.30.De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 11°, [5 koefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]5 :
1° [1 het Materialendecreet, wat betreft onderafdeling 5.2.3. " Medisch afval " van afdeling 5.2 van het VLAREMA;]1
2° [4 het Milieuvergunningendecreet, het decreet betreffende de omgevingsvergunning en titel V van het decreet, wat betreft de gezondheidsaspecten bij inrichtingen van klasse 1 en 2 waarvoor de afdeling, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid adviesbevoegdheid heeft volgens artikel 20 van titel I van het Vlarem of volgens artikel 37 van het Omgevingsvergunningenbesluit;]4
3° [5 ...]5.
----------
(1)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.9, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(2)<BVR 2015-11-27/29, art. 643, 038; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(3)<BVR 2017-02-10/03, art. 83, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(4)<BVR 2017-02-24/16, art. 145, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(5)<BVR 2018-09-07/22, art. 28, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.31.[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 12°, van dit besluit [3 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]3:
1° [4 artikel 3.2.1. van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]4, wat betreft de grachten en kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater langs de openbare wegen, en hun aanhorigheden;
2° [2 [5 artikel 12, § 1, van het Materialendecreet wat betreft het achterlaten van afval en artikel 4.6.1 en 4.6.2 van het VLAREMA, wat betreft de openbare wegen en hun aanhorigheden.]5]2 ]1
----------
(1)<BVR 2014-04-25/A6, art. 13, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(2)<BVR 2014-12-12/08, art. 9, 030; Inwerkingtreding : 22-01-2015>
(3)<BVR 2018-09-07/22, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(4)<BVR 2019-04-26/48, art. 78, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(5)<BVR 2021-07-02/14, art. 5, 056; Inwerkingtreding : 27-08-2021>
Art.32.[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 13°, 14°, 15° en 16°, [2 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]2:
1° [3 artikel 3.2.1 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]3, wat betreft de bevaarbare waterlopen, de waterwegen en de havens, en hun aanhorigheden;
2° [4 artikel 12, § 1, van het Materialendecreet wat betreft het achterlaten van afval en artikel 4.6.1 en 4.6.2 van het VLAREMA, wat betreft de waterwegen en de havens, en hun aanhorigheden.]4
3° [3 artikelen 1.3.2.2, 1.7.3.3 en 1.7.5.4 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]3, wat betreft de bevaarbare waterlopen, de waterwegen en de havens, en hun aanhorigheden.]1
----------
(1)<BVR 2014-04-25/A6, art. 14, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 30, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(3)<BVR 2019-04-26/48, art. 79, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<BVR 2021-07-02/14, art. 6, 056; Inwerkingtreding : 27-08-2021>
Art.33.[3 § 1.]3 De provinciale toezichthouders [7 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]7 :
1° [9 artikel 3.2.1 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]9, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 2 en 3 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in [12 de wet onbevaarbare waterlopen]12;
2° [2 [11 artikel 12, § 1, van het Materialendecreet wat betreft het achterlaten van afval en artikel 4.6.1 en 4.6.2 van het VLAREMA, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 2 en 3 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in [12 de wet onbevaarbare waterlopen]12;]11]2
3° [7 ...]7
[1 4° [9 artikelen 1.3.2.2, 1.7.3.3 en 1.7.5.4 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]9, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 2 en 3 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in [12 de wet onbevaarbare waterlopen]12.]1
[8 5° artikel 138 van het Bodemdecreet en titel III, hoofdstuk XIII, van het VLAREBO]8
[10 6° de wet onbevaarbare waterlopen, voor de onbevaarbare waterlopen van categorie 2 en 3, en hun aanhorigheden, en voor de publieke grachten en hun aanhorigheden.]10
[3 § 2. De provinciale toezichthouders geluid, vermeld in [4 artikel 13, § 1, tweede lid,]4 [7 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]7 :
1° de wet Geluidshinder [7 ...]7;
2° [5 [6 het Milieuvergunningendecreet, het decreet betreffende de omgevingsvergunning [7 en titel V van het decreet]7, wat de geluidsaspecten betreft voor de inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 2 en 3.]6]5
Bij [5 de inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1]5, kunnen ze, binnen het kader van [7 de milieuvoorschriften, vermeld in het eerste lid]7, wat de geluidsaspecten betreft, vaststellingen doen op basis van zintuiglijke waarneming en zaken onderzoeken als vermeld in artikel 16.3.14 van het decreet.]3
----------
(1)<BVR 2010-11-19/08, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(2)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.12, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(3)<BVR 2012-09-07/14, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 27-10-2012>
(4)<BVR 2015-07-03/19, art. 15, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(5)<BVR 2017-02-10/03, art. 84, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(6)<BVR 2017-02-24/16, art. 146, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(7)<BVR 2018-09-07/22, art. 31, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(8)<BVR 2018-09-21/13, art. 54, 046; Inwerkingtreding : 01-04-2019>
(9)<BVR 2019-04-26/48, art. 80, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(10)<BVR 2021-05-07/18, art. 36, 054; Inwerkingtreding : 08-07-2021>
(11)<BVR 2021-07-02/14, art. 7, 056; Inwerkingtreding : 27-08-2021>
(12)<BVR 2023-01-20/17, art. 8, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Art.34.[5 § 1.]5 [7 De lokale toezichthouders]7 oefenen, [8 voor de inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 2 en 3]8, voor de niet-ingedeelde inrichtingen en voor de vrijevelddelicten, [10 "het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]10 :
1° titel III van het decreet;
2° de wet Luchtverontreiniging;
3° [12 titel III, hoofdstuk 2, van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid, wat de lozing van afvalwater en de opsporing van elke vorm van waterverontreiniging betreft;]12;
4° de wet Geluidshinder;
5° [4 artikel 11, 12, 13, 23, 25, § 1, artikel 39 en 40 van het Materialendecreet [14 en artikel 4.6.1 en 4.6.2 van het VLAREMA]14;]4
6° het Grondwaterdecreet;
7° [8 [9 het Milieuvergunningendecreet, het decreet betreffende de omgevingsvergunning en titel V van het decreet;]9]8
[1 7°/1 het Mestdecreet [10 ...]10;]1
8° [10 ...]10
[7 8°/1 Hoofdstuk 6.3 van deel 6 van titel II van het VLAREM;]7
9° [2 Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen;]2
10° [3 Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002]3
11° verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de persistente organische verontreinigde stoffen en tot wijziging van richtlijn 97/117/EEG;
[15 11° /1 Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen;]15
12° verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;
[6 13° het Pesticidendecreet [10 ...]10;]6
[7 14° verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006.]7
[11 15° artikel 138 van het Bodemdecreet en titel III, hoofdstuk XIII, van het VLAREBO.]11
Bij [8 de inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1]8 kunnen zij, binnen het kader van [10 de milieuvoorschriften, vermeld in het eerste lid]10, vaststellingen doen op basis van zintuiglijke waarneming en zaken onderzoeken als vermeld in artikel 16.3.14 van het decreet.
[13 De lokale toezichthouders oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de wet onbevaarbare waterlopen voor de onbevaarbare waterlopen van categorie 3 en hun aanhorigheden, en de publieke grachten, vermeld in artikel 23ter van de voormelde wet.]13
[5 § 2. De in [7 artikel 13, § 1, tweede lid,]7 vermelde lokale toezichthouders geluid [10 oefenen het toezicht uit op de toepassing van de milieuvoorschriften, vermeld in of vastgesteld krachtens de volgende regelgeving]10 :
1° de wet Geluidshinder [10 ...]10;
2° [8 [9 [10 het Milieuvergunningendecreet, het decreet betreffende de omgevingsvergunning en titel V van het decreet, wat de geluidsaspecten betreft voor de inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 2 en 3]10.]9]8
Bij [8 de inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1[10 ...]10]8, kunnen ze, binnen het kader van [10 de milieuvoorschriften, vermeld in het eerste lid]10, wat de geluidsaspecten betreft, vaststellingen doen op basis van zintuiglijke waarneming en zaken onderzoeken als vermeld in artikel 16.3.14 van het decreet.]5
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2010-11-19/08, art. 17, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(3)<BVR 2011-10-28/10, art. 2bis, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
(4)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.13, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(5)<BVR 2012-09-07/14, art. 5, 020; Inwerkingtreding : 27-10-2012>
(6)<BVR 2013-03-15/14, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 28-04-2013>
(7)<BVR 2015-07-03/19, art. 16, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(8)<BVR 2017-02-10/03, art. 85, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(9)<BVR 2017-02-24/16, art. 147, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(10)<BVR 2018-09-07/22, art. 32, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(11)<BVR 2018-09-21/13, art. 55, 046; Inwerkingtreding : 01-04-2019>
(12)<BVR 2019-04-26/48, art. 81, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(13)<BVR 2021-05-07/18, art. 37, 054; Inwerkingtreding : 08-07-2021>
(14)<BVR 2021-07-02/14, art. 8, 056; Inwerkingtreding : 27-08-2021>
(15)<BVR 2023-01-20/17, art. 9, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Onderafdeling II. - Legitimatiebewijs.
Art.35.De gewestelijke toezichthouders verkrijgen hun legitimatiebewijs overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 betreffende de legitimatiekaarten van de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid die belast zijn met inspectie- of controlebevoegdheden.
De overige toezichthouders verkrijgen vanwege de afdeling, bevoegd voor erkenningen hun legitimatiebewijs samen met het bekwaamheidsbewijs, vermeld in [1 artikel 13, § 1 en artikel 19, tweede lid]1 . Dat legitimatiebewijs wordt opgemaakt naar het model van het legitimatiebewijs van de gewestelijke toezichthouders.
----------
(1)<BVR 2015-07-03/19, art. 17, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Onderafdeling III. [1 - Uitoefening van toezichtsopdrachten]1
----------
(1)
Art. 35/1. [1 Deze afdeling is van toepassing op de GPBV-installaties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 218, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
Art. 35/2. [1 De gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12.1° en 7°, zetten in overeenstemming met de hen bij dit besluit toegewezen toezichtsopdrachten gezamenlijk een systeem op van controles van de GPBV-installaties om het volledige spectrum van relevante milieueffecten van de installaties in kwestie te onderzoeken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 218, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
Art. 35/3. [1 § 1. De gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1° en 7°, zorgen ervoor dat er voor alle GPBV-installaties een controleplan is. Het controleplan wordt regelmatig getoetst, en waar nodig, bijgewerkt.
§ 2. Het controleplan, vermeld in paragraaf 1, omvat de volgende elementen :
1° een algemene beoordeling van de relevante en significante milieuaspecten;
2° het geografische gebied waarop het plan betrekking heeft;
3° een register van de GPBV-installaties waarop het plan betrekking heeft;
4° procedures voor het opstellen van programma's voor routinematige controles overeenkomstig artikel 35/4;
5° procedures voor niet-routinematige controles overeenkomstig artikel 35/6;
6° als dat nodig is, bepalingen over de samenwerking tussen verschillende instanties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 218, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
Art. 35/4.[1 Op basis van het controleplan, vermeld in artikel 35/3, stellen de gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1° en 7°, geregeld programma's voor routinematige controles op, waarbij de frequentie van de bezoeken ter plaatse voor de verschillende types GPBV-installaties wordt vermeld.
De periode tussen twee bezoeken ter plaatse wordt gebaseerd op een systematische evaluatie van de milieurisico's van de GPBV-installaties in kwestie en bedraagt ten hoogste een jaar voor GPBV-installaties met de grootste risico's en drie jaar voor GPBV-installaties met de kleinste risico's.
Als bij een controle een schending van de [2 milieuvoorwaarden]2 wordt vastgesteld, wordt binnen zes maanden een bijkomend bezoek ter plaatse verricht.
Binnen vier jaar na de bekendmaking van de BBT-conclusies over de hoofdactiviteit van de installatie, die door de Europese Commissie worden aangenomen, wordt gecontroleerd of de installatie aan de, aan die BBT-conclusies getoetste, [2 milieuvoorwaarden]2 voldoet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 218, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
(2)<BVR 2017-02-10/03, art. 86, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
Art. 35/5.[1 De systematische evaluatie van de milieurisico's, vermeld in artikel 35/4, wordt gebaseerd op ten minste de volgende criteria :
1° de potentiële en de reële gevolgen van de GPBV-installaties in kwestie voor de gezondheid van de mens en voor het milieu, rekening houdend met de emissieniveaus en de soorten emissies, de gevoeligheid van het plaatselijke milieu en het risico op ongevallen;
2° de naleving van de [2 milieuvoorwaarden]2;
3° de deelname van de exploitant aan het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Unie (EMAS) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) [2 ...]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 218, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
(2)<BVR 2017-02-10/03, art. 87, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
Art. 35/6.[1 Niet-routinematige controles worden uitgevoerd om ernstige milieuklachten, ernstige milieuongevallen, incidenten en gevallen van niet-naleving zo snel mogelijk te onderzoeken en dit, in voorkomend geval, voor de afgifte of toetsing van een milieuvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, of wijziging of aanvulling van vergunningsvoorwaarden, overeenkomstig artikel 41bis van titel I van het VLAREM respectievelijk artikel 82 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning.]1
----------
(1)<BVR 2017-02-24/16, art. 148, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
Art. 35/7.[1 Na elk bezoek ter plaatse stellen de betrokken gewestelijke toezichthouders een controlerapport op.
In het controlerapport worden de volgende zaken opgenomen :
1° de relevante bevindingen ten aanzien van de naleving van de [2 milieuvoorwaarden]2 door de GPBV-installatie;
2° de conclusies over de eventuele noodzaak van verdere maatregelen.
Het controlerapport wordt binnen twee maanden ter kennis gebracht van de betrokken exploitant.
Het rapport wordt door de gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1° en 7°, openbaar gemaakt binnen een termijn van vier maanden nadat het bezoek ter plaatse heeft plaatsgevonden, overeenkomstig [3 titel II, hoofdstuk 3, van het bestuursdecreet van 7 december 2018]3.]1
[4 Met behoud van toepassing van artikel 61 zien de betrokken gewestelijke toezichthouders erop toe dat de exploitant binnen een redelijke termijn alle noodzakelijke maatregelen neemt die in het controlerapport vermeld zijn.]4
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 218, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
(2)<BVR 2017-02-10/03, art. 89, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(3)<BVR 2019-05-10/12, art. 101, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<BVR 2019-05-03/56, art. 222, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019>
Onderafdeling IV. [1 - [2 Taakverdeling tussen lokale toezichthouders en gewestelijke toezichthouders]2 ]1
----------
(1)
Art. 35/8.[1 § 1. [3 De gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1° van dit besluit, stellen voor het toezicht op de inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1, geregeld en ten minste om de vijf jaar, programma's op.]3
De gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel[3 12, 4°]3, 10° en 11°, van dit besluit stellen voor het toezicht op [2 de inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1 en 2]2, geregeld en ten minste om de vijf jaar, programma's op.
Bij het opstellen van een programma brengen de gewestelijke toezichthouders de toezichthouders, vermeld in artikel 34 van dit besluit, tijdig op de hoogte van hun ontwerp van programma, met het oog op afstemming van de programma's, vermeld in paragraaf 2.
§ 2. De toezichthouders, vermeld in artikel 34 van dit besluit, kunnen een programma opstellen voor routinematige controles van [2 de inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 2]2.
Een programma als vermeld in het eerste lid, is complementair aan het ontwerp van programma, vermeld in paragraaf 1, en bestrijkt dezelfde periode.
§ 3. Een programma voor routinematige controles maakt ten minste melding van:
1° de periode die het programma bestrijkt;
2° de aard en het aantal van de geprogrammeerde routinematige controles;
3° de toezichthouders die worden belast met de concrete uitvoering van de controles.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-25/A6, art. 15, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(2)<BVR 2017-02-10/03, art. 90, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(3)<BVR 2018-09-07/22, art. 33, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art. 35/9. [1 De toezichthouders, vermeld in artikel 34, voeren niet-routinematige controles uit om milieuklachten zo snel mogelijk te onderzoeken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-25/A6, art. 15, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
Afdeling III. - Toezichtrechten.
Onderafdeling I. - Bepaling.
Art.36. Elke categorie van toezichthouders, inclusief de waarnemende toezichthouders, beschikt over alle toezichtrechten, vermeld in artikel 16.3.10, eerste lid, van het decreet.
Art. 36/1.[1 In afwijking van artikel 36 van dit besluit kan de minister bepalen dat de toezichthouders, vermeld in artikel 12, 5°, van dit besluit, voor de controle van de machtigings-, vergunnings- en subsidievoorwaarden en de meldingen op grond van de milieuvoorschriften, vermeld in artikel 25 van dit besluit, alleen beschikken over het recht op toegang, vermeld in artikel 16.3.10, eerste lid, 1°, van het decreet.]1
----------
(1)<BVR 2018-09-07/22, art. 34, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Onderafdeling II. - Monsternemingen, metingen, beproevingen, analyses.
A. Algemeen
Art.37.Monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses, hierna technische controles te noemen, worden uitgevoerd volgens de modaliteiten, vermeld in artikel 38 tot en met 56.
B. Technische controles
Art.38. De technische controles op de lozing van afvalwater kunnen omvatten :
1° het nemen van de volgende monsters en de analyse van die monsters :
a) minstens één monster van het geloosde water;
b) minstens één monster van het opgenomen oppervlaktewater als dat toepasselijk is;
c) eventueel minstens één monster van het opgenomen grondwater;
d) eventueel minstens twee monsters van het ontvangende water, minstens één stroomopwaarts van de lozing en minstens één stroomafwaarts van de lozing;
2° het onderzoeken van door de lozing van afvalwater veroorzaakte schade aan mens, dieren, planten en materialen;
3° de uitvoering van metingen ter plaatse van de emissies, stromen die de emissies kunnen beïnvloeden en immissies.
Art.39. De technische controles op de luchtverontreiniging, met inbegrip van geurhinder, kunnen bestaan in :
1° het nemen van minstens één monster van de geloosde stoffen of van de verontreinigd geachte lucht en de analyse ervan;
2° het onderzoeken van door luchtverontreiniging veroorzaakte schade aan mens, dieren, planten en materialen;
3° de uitvoering van metingen ter plaatse van de emissies, gasstromen die de emissies kunnen beïnvloeden en immissies, met inbegrip van snuffelploegmetingen.
Art.40. De technische controles op bodem- of grondwaterverontreiniging kunnen bestaan in :
1° het nemen van minstens een van de volgende monsters en de analyse van die monsters :
a) een monster van het grondwater;
b) een monster van de bodem;
c) een monster van stoffen die de bodem of het grondwater verontreinigen;
2° het onderzoeken van door bodem-of grondwaterverontreiniging veroorzaakte schade aan mens, dieren, planten en materialen;
3° de uitvoering van metingen ter plaatse op bodem of grondwater.
Art.41.De technische controles op [1 de eigenschappen en de samenstelling van materialen]1 kunnen bestaan in :
1° het nemen van minstens een van de volgende monsters en de analyse van die monsters :
a) een monster van de afvalstof of van het medium waarin een afvalstof vermoed wordt;
b) een monster van de grondstoffen, tussenproducten of eindproducten die voorkomen in het proces waarbij de afvalstof ontstaat;
[1 c) een monster van grondstoffen zoals gedefinieerd in artikel 1.2.1, § 2, 35°, van het VLAREMA, namelijk bijproducten of materialen die het einde van de afvalfase hebben bereikt;]1
2° het onderzoeken van door afvalstoffen veroorzaakte schade aan mens, dieren, planten en materialen;
3° de uitvoering van metingen ter plaatse op afvalstoffen of het medium waarin de afvalstof vermoed wordt.
----------
(1)<BVR 2018-09-07/22, art. 35, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.42. De technische controles op de geluidshinder bestaan in de meting van het geluidsniveau.
Art.43. De technische controles op de trillingshinder bestaan in de meting van trillingen.
Art.44. De technische controles op de lichthinder bestaan in de meting van de lichtintensiteit.
Art.45. De technische controles op ggo's of pathogene organismen bestaan in het nemen van een biologisch staal.
Art. 45/1. [1 De technische controles op de milieuhinder van elektromagnetische golven bestaan in de meting van de elektrische veldsterkte van de elektromagnetische golven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2011-09-23/06, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2011>
C. Het nemen en analyseren van monsters
Art.46. De toezichthouders nemen, overeenkomstig artikel 16.3.15 van het decreet, monsters of geven opdracht ze te laten nemen door een daartoe erkend laboratorium of door een daartoe erkende milieudeskundige, en analyseren ze zelf of laten ze door een daartoe erkend laboratorium analyseren. Zij bepalen het tijdstip waarop en de bedrijfsomstandigheden waaronder de monsterneming plaatsvindt.
Art.47. De toezichthouders kunnen, overeenkomstig artikel 16.3.14, § 2, van het decreet, van de houder van de te bemonsteren stoffen, de nodige technische middelen en personeel kosteloos opvorderen om de monsterneming uit te voeren.
Voor de technische controle op ggo's en pathogene organismen moet de gebruiker de microbiologische of moleculaire methodes, die het mogelijk maken de gebruikte ggo's of pathogene organismen te traceren, ter beschikking stellen van de toezichthouders.
Art.48.§ 1. Elk monster bestaat uit twee identieke delen. Eén deel is bestemd voor de analyse en één deel is bestemd voor een eventuele tegenanalyse.
Een monster dat genomen wordt in het kader van de technische controle op de luchtverontreiniging, kan uit slechts één deel bestaan dat bestemd is voor de analyse.
[1 Elk monster dat genomen wordt in het kader van de technische controle van meststoffen, kan alleen bestaan uit een deel dat bestemd is voor de analyse.]1
§ 2. Alle verrichtingen die bij de monsterneming plaatsvinden en die noodzakelijk zijn voor een goede analyse van het monster, moeten op elk deel van het monster uitgevoerd worden. De toezichthouders nemen die verrichtingen op in het verslag van monsterneming, vermeld in artikel 50.
§ 3. De toezichthouders bepalen de monstergrootte naargelang van de aard van de verrichtingen die in het laboratorium moeten worden uitgevoerd.
----------
(1)<BVR 2014-04-25/A6, art. 16, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
Art.49. § 1. De toezichthouders of hun opdrachtnemers als vermeld in artikel 46 verzamelen elk deel van het monster in één of meerdere gepaste recipiënten of in een geschikte middenstof, afhankelijk van de aard van de te bemonsteren stof, de bewaring en de te verrichten analyses.
Elk deel van het monster dat toezichthouders of de in het eerste lid vermelde opdrachtnemers niet ter plaatse analyseren, verpakken ze ter plaatse en verzegelen ze, ofwel met hun zegel, ofwel met het zegel van de toezichthouder die de monsterneming heeft laten uitvoeren. Dat gebeurt om elke vervanging, verwijdering of bijvoeging van welke aard ook te vermijden.
§ 2. De buitenverpakking van elk deel van het monster bevat de volgende vermeldingen :
1° een identificatiekenmerk;
2° de aard van de bemonsterde stof;
3° de datum en het uur van monsterneming;
4° de naam en de handtekening van de toezichthouder die het monster heeft genomen of heeft laten nemen.
Art.50. De toezichthouders stellen een verslag van monsterneming op, en ondertekenen het met vermelding van de datum van monsterneming. Een andere toezichthouder of een getuige die wordt opgeroepen om bij de monsterneming aanwezig te zijn, ondertekent dat verslag mee.
Art.51. De toezichthouders die het monster hebben genomen of hebben laten nemen, overhandigen of zenden, binnen vijf werkdagen die volgen op de datum van de monsterneming, een kopie van het verslag van monsterneming aan de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, of aan zijn vertegenwoordiger.
Als die personen niet bekend zijn, overhandigen of zenden de toezichthouders het verslag van monsterneming aan de persoon van wie de activiteit aanleiding geeft tot de monsterneming, of aan zijn vertegenwoordiger.
Art.52.[1 De toezichthouders overhandigen het deel van het monster dat bestemd is voor de eventuele tegenanalyse, ter plaatse en tegen ontvangstbewijs aan de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, aan de exploitant of aan zijn vertegenwoordiger.
Als de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, de exploitant of zijn vertegenwoordiger het deel van het monster dat bestemd is voor de eventuele tegenanalyse, niet in ontvangst kan nemen, wordt het gedurende tien werkdagen voor hen ter beschikking gehouden.
Die termijn gaat in op de dag na de datum van de monsterneming.
De toezichthouders die het monster hebben genomen of hebben laten nemen, stellen de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, de exploitant of zijn vertegenwoordiger daarvan zo snel mogelijk na de monsterneming in kennis.]1
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
Art.53.[2 Elk deel van het genomen monster wordt bewaard en verstuurd in fysische omstandigheden die wijzigingen in de samenstelling van het monster zo veel mogelijk vermijden.
Uiterlijk op de eerste werkdag na de monsterneming wordt elk deel van het genomen monster aan het laboratorium bezorgd dat de analyses uitvoert. Het laboratorium deelt het protocol van de analyse mee aan de persoon die de analyse aanvraagt.]2
[1 Een eventuele tegenanalyse wordt uitgevoerd op kosten van de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, of op kosten van de exploitant, door een daartoe erkend laboratorium.]1
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2010-11-19/08, art. 18, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
D. Het uitvoeren van metingen of beproevingen
Art.54.§ 1. De toezichthouders voeren, overeenkomstig artikel 16.3.15 van het decreet, metingen of beproevingen uit of geven een daartoe erkend laboratorium of door een daartoe erkende milieudeskundige opdracht om ze uit te voeren. Zij bepalen ook het tijdstip waarop en de bedrijfsomstandigheden waaronder de meting of beproeving wordt uitgevoerd.
§ 2. De metingen of beproevingen ter plaatse kunnen worden uitgevoerd met meetapparatuur die ingevolge de wetgeving of ingevolge de [3 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]3 aan de exploitant is opgelegd.
De toezichthouder mag een ijking van die meetapparatuur laten uitvoeren door een daartoe erkend laboratorium of door een daartoe erkende milieudeskundige. De ijkingskosten zijn voor rekening van de exploitant van de inrichting.
§ 3. [2 Voor de toezichthouder conform paragraaf 2 overgaat tot [4 ...]4 de ijking van meetapparatuur, nodigt hij de exploitant of zijn vertegenwoordiger ter plaatse uit om die [4 ...]4 beproevingen of ijking bij te wonen.]2
[1 § 4. [2 ...]2 ]1
----------
(1)<BVR 2010-11-19/08, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(2)<BVR 2015-07-03/19, art. 19, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(3)<BVR 2017-02-10/03, art. 91, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(4)<BVR 2018-09-07/22, art. 36, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.55. De metingen van het geluidsniveau, van trillingen of van de lichtintensiteit worden uitgevoerd op basis van een referentiemeetmethode of, bij gebrek daaraan, volgens methoden die de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, aanvaardt.
Het Departement maakt de methoden, vermeld in het eerste lid bekend op haar website en vermeldt daar de manier waarop deze informatie op papier kan verkregen worden.
Art.56. De toezichthouders stellen een verslag van de meting op.
De toezichthouders stellen een verslag op, en ondertekenen het met vermelding van de datum van de meting of beproeving. De andere toezichthouder of een getuige die wordt opgeroepen om bij de meting of beproeving aanwezig te zijn, ondertekent dat verslag mee.
De toezichthouders die de meting of beproeving hebben uitgevoerd of hebben laten uitvoeren, overhandigen of zenden, binnen vijf werkdagen die volgen op de datum van de meting of beproeving, een kopie van het verslag aan de persoon tegen wie het resultaat van de meting of beproeving kan worden ingeroepen of aan zijn vertegenwoordiger.
Afdeling IV. - Vaststelling van milieu-inbreuken.
Art.57. De toezichthouders stellen milieu-inbreuken vast in een verslag van vaststelling, waarvan de minister de vorm bepaalt.
Afdeling V. - Vaststelling van milieumisdrijven.
Art.58.§ 1. De toezichthouders stellen de milieumisdrijven vast in een proces-verbaal waarvan de minister de vorm bepaalt.
§ 2. [4 De toezichthouders melden schriftelijk aan het college van burgemeester en schepenen dat er een proces-verbaal is opgesteld. Daarin melden ze minstens de concrete locatie van het milieumisdrijf en, als die bekend is, de naam van vermoedelijke overtreder en de datum van de vaststelling.
Voor [6 e inrichtingen die overeenkomstig de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1, 2 en 3]6, wordt van elk proces-verbaal een kopie bezorgd [8 ...]8, en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving.
Voor de bedrijven die vallen onder het samenwerkingsakkoord van [8 16 februari 2016]8 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, wordt die melding gedaan aan de betrokken deputatie en aan de provinciegouverneur.
De melding, vermeld in het eerste en het tweede lid, wordt gedaan binnen een termijn van veertien dagen na de datum van de afsluiting van het proces-verbaal.]4
[3 § 3. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 5° [8 ...]8, van dit besluit, bezorgen een kopie van het proces-verbaal dat is opgesteld :
1° wegens schending van de jachtregelgeving aan de instanties bevoegd voor de afgifte van het jachtverlof;
2° wegens ontbossing aan [5 de afdeling, bevoegd voor de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening]5;
3° tegen landbouwers wegens schending van de regels over de bescherming van vogels en de bescherming van vegetatie en kleine landschapselementen aan de Afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij;
4° wegens het niet legaal in bezit hebben van fazanten aan de provinciale controle-eenheden van het federaal voedselagentschap;
5° wegens schending van de CITES-wet en zijn uitvoeringsbesluiten aan de dienst CITES van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
[4 6° wegens het wijzigen van de vegetaties, vermeld in artikel 7, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, als ze gelegen zijn in een beschermd landschap, aan de afdeling Inspectie van het Agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.]4
§ 4. [7 De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1°, van dit besluit, en de lokale toezichthouders bezorgen een kopie van het proces-verbaal dat is opgesteld wegens schending van het Milieuvergunningendecreet, het decreet betreffende de omgevingsvergunning, titel V van het decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan, aan de [8 OVAM]8, voor zover dit het beheren van afvalstoffen betreft.]7
§ 5. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1°, van dit besluit, en [4 de lokale toezichthouders]4 bezorgen ook een kopie van het proces-verbaal aan de [8 OVAM]8 als ze nieuwe bodemverontreiniging vaststellen in de [6 inrichtingen waarbij in de indelingslijst in kolom 8 een vermelding is opgenomen]6.
§ 6. De toezichthouders bezorgen een kopie van het proces-verbaal aan [5 de afdeling, bevoegd voor de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening]5 wanneer ze vaststellen dat er een reliëfwijziging op terreinen is aangebracht die een schending inhoudt op het Materialendecreet of het Bodemdecreet [8 van 27 oktober 2006]8.]3
[9 § 7. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1°, en de lokale toezichthouders bezorgen aan de Vlaamse Milieumaatschappij, onder meer ten behoeve van het opleggen van heffingen zoals bedoeld in artikel 5.4.1.2, § 3 gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid en als achtergrondinformatie inzake aangelegenheden zoals bedreigde grondwaterlagen en stroomopwaartse waterverontreiniging in waterlopen van categorie 2 en 3, een kopie van het proces-verbaal dat is opgesteld wegens:
1° het lozen van afvalwater via een lozingsplaats zonder te beschikken over de vereiste milieu- of omgevingsvergunning of de vereiste meldingsakte;
2° het winnen van grondwater zonder in het bezit te zijn hetzij van de vereiste voorafgaande milieu- of omgevingsvergunning, hetzij van de vereiste voorafgaande meldingsakte.]9
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2010-11-19/08, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(3)<BVR 2014-04-25/A6, art. 17, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(4)<BVR 2015-07-03/19, art. 20, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(5)<BVR 2016-07-15/32, art. 34, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(6)<BVR 2017-02-10/03, art. 92, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(7)<BVR 2017-02-24/16, art. 149, 041; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(8)<BVR 2018-09-07/22, art. 37, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(9)<BVR 2023-01-20/17, art. 10, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
HOOFDSTUK VI. - Bestuurlijke maatregelen.
Afdeling I. - Bevoegdheid van de provinciegouverneur en van de burgemeester.
Art.59.De provinciegouverneur of zijn plaatsvervanger is bevoegd voor het opleggen van bestuurlijke maatregelen als :
1° [4 er een overtreding is van artikel 3.2.1 van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid;]4
2° [1 er een overtreding is van artikel 12, § 1, van het Materialendecreet;]1
3° [3 een vergunningsplichtige inrichting wordt geëxploiteerd zonder omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit;]3
4° een inrichting van klasse 2 wordt geëxploiteerd in strijd met de [3 milieuvoorwaarden]3;
5° [2 een inrichting van klasse 3 wordt geëxploiteerd in strijd met de milieuvoorwaarden.]2
[5 In de gevallen, vermeld in het eerste lid, kan de gouverneur of zijn plaatsvervanger bij de bevoegde toezichthouders een kopie van het proces-verbaal of van het verslag van vaststelling opvragen over de feiten in kwestie. Binnen een termijn van veertien dagen nadat ze het verzoek hebben ontvangen, bezorgen de toezichthouders een kopie van het proces-verbaal of van het verslag van vaststelling of melden ze dat er geen proces-verbaal of verslag van vaststelling is opgemaakt.]5
----------
(1)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.14, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(2)<BVR 2014-04-25/A6, art. 18, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(3)<BVR 2017-02-10/03, art. 93, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(4)<BVR 2019-04-26/48, art. 82, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(5)<BVR 2023-01-20/17, art. 11, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Art.60.De burgemeester of zijn plaatsvervanger is bevoegd voor het opleggen van bestuurlijke maatregelen als :
1° [3 [6 er een overtreding is van artikel 3.2.1. van het gecoördineerd decreet Integraal Waterbeleid]6]3
2° [1 er een overtreding is van artikel 12, § 1, van het Materialendecreet;]1
3° [4 een vergunningsplichtige inrichting wordt geëxploiteerd zonder omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit;]4
4° een inrichting van klasse 2 wordt geëxploiteerd in strijd met de [4 milieuvoorwaarden]4;
5° [2 een inrichting van klasse 3 wordt geëxploiteerd in strijd met de milieuvoorwaarden;]2
6° er een overtreding is van artikel 62 van het Bodemdecreet [5 van 27 oktober 2006]5.
----------
(1)<BVR 2012-02-17/18, art. 10.7.15, 018; Inwerkingtreding : 02-06-2012>
(2)<BVR 2014-04-25/A6, art. 19, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(3)<BVR 2015-07-03/19, art. 21, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(4)<BVR 2017-02-10/03, art. 94, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(5)<BVR 2018-09-07/22, art. 38, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(6)<BVR 2019-04-26/48, art. 83, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling II. [1 Procedure voor het opleggen van bestuurlijke maatregelen en bestuurlijke dwangsommen ]1
----------
(1)
Art. 60/1.[1 § 1. De toezichthouders kunnen, als ze een bestuurlijke maatregel opleggen voor de schending van de regelgeving die tot hun toezichtsopdrachten behoort, een bestuurlijke dwangsom opleggen.
§ 2. De beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke dwangsom door de toezichthouders, vermeld in artikel 12, wordt medeondertekend door het hoofd van de afdeling waarin de toezichthouders werkzaam zijn [2 of door zijn gemachtigde]2.
Het totaal van dwangsommen voor eenzelfde schending kan niet meer bedragen dan 1.000.000 euro.
§ 3. De beslissing van een provinciale toezichthouder tot het opleggen van een bestuurlijke dwangsom wordt medeondertekend door de provinciegouverneur of zijn gemachtigde.
De beslissing van een gemeentelijke toezichthouder tot het opleggen van een bestuurlijke dwangsom wordt medeondertekend door de burgemeester of zijn gemachtigde.
Voor de lokale toezichthouders andere dan de gemeentelijke toezichthouders wordt de beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke dwangsom medeondertekend door de persoon die daarvoor aangewezen is door het orgaan dat bevoegd is voor de aanwijzing van die lokale toezichthouders.
Het totaal van dwangsommen voor eenzelfde schending kan niet meer bedragen dan 100.000 euro.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-09-07/22, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(2)<BVR 2023-01-20/17, art. 12, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Art.61.[1 § 1. Bij de vaststelling van een milieumisdrijf dat de schending inhoudt van een milieuvoorwaarde voor geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, voor voorkoming of beperking van emissies in lucht, water en bodem of voor voorkoming van het ontstaan van afvalstoffen bij [3 een GPBV-installatie]3, manen de toezichthouders, vermeld in [2 artikel 12, 1° en 6°]2, van dit besluit, tot de toezichtsopdracht van wie het toezicht op de milieuvoorwaarde in kwestie behoort, de exploitant aan onmiddellijk de nodige maatregelen te nemen opdat op een zo kort mogelijke termijn weer aan de geschonden milieuvoorwaarde wordt voldaan.
Als de exploitant geen gevolg geeft aan die aanmaning of als de door de exploitant genomen maatregelen ontoereikend zijn, bevelen de toezichthouders, vermeld in [2 artikel 12, 1° en 6°]2, van dit besluit, tot de toezichtsopdracht van wie het toezicht op de milieuvoorwaarde in kwestie behoort, bij het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.10 van het decreet, de exploitant alle passende aanvullende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat weer aan de geschonden milieuvoorwaarde wordt voldaan.
§ 2. Als de schending van de milieuvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, een direct gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert of als ze onmiddellijke en aanzienlijk nadelige gevolgen voor het milieu dreigt te hebben, bevelen de toezichthouders, vermeld in [2 artikel 12, 1° en 6°]2, van dit besluit, tot de toezichtsopdracht van wie het toezicht op de milieuvoorwaarde in kwestie behoort, bij het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.10 van het decreet, de exploitant de exploitatie van de GPBV-installatie in kwestie of het deel ervan stop te zetten, zolang niet kan worden gegarandeerd dat aan de geschonden milieuvoorwaarde wordt voldaan.
§ 3. Dit artikel voorziet in de gedeeltelijke omzetting van artikel 8 van richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging).]1
----------
(1)<BVR 2015-07-03/19, art. 22, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(2)<BVR 2015-12-11/13, art. 6, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<BVR 2017-02-10/03, art. 95, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
Art. 61/1.[1 § 1. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 5°, en in artikel [2 ]2, melden[2 ...]2 aan de burgemeester [2 welk]2 besluit houdende bestuurlijke maatregelen is genomen.
De andere toezichthouders dan de toezichthouders, vermeld in het eerste lid, melden schriftelijk aan de provinciegouverneur, aan de burgemeester en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, [2 welk]2 besluit houdende bestuurlijke maatregelen is genomen.
§ 2. De provinciegouverneur of zijn plaatsvervanger meldt schriftelijk aan de burgemeester en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, [2 welk]2 besluit houdende bestuurlijke maatregelen is genomen.
§ 3. De burgemeester of zijn plaatsvervanger meldt schriftelijk aan de provinciegouverneur en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, [2 welk]2 besluit houdende bestuurlijke maatregelen is genomen.]1
----------
(1)<BVR 2013-06-07/42, art. 219, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 41, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art. 61/2.[1 § 1. De toezichthouders, vermeld in artikel 12,5°, [2 ...]2, melden [2 ]2aan de burgemeester dat er een besluit houdende opheffing van bestuurlijke maatregelen is genomen.
De andere toezichthouders dan de toezichthouders, vermeld in het eerste lid, melden schriftelijk aan de provinciegouverneur, aan de burgemeester en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een besluit houdende opheffing van bestuurlijke maatregelen is genomen.
§ 2. De provinciegouverneur of zijn plaatsvervanger meldt schriftelijk aan de burgemeester en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een besluit houdende opheffing van bestuurlijke maatregelen is genomen.
§ 3. De burgemeester of zijn plaatsvervanger meldt schriftelijk aan de provinciegouverneur en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een besluit houdende opheffing van bestuurlijke maatregelen is genomen.]1
[2 § 4. Als de opheffing van de bestuurlijke maatregelen gepaard gaat met de oplegging van nieuwe bestuurlijke maatregelen, worden deze meegedeeld zoals bepaald in artikel 61/1.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 219, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 42, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Afdeling II/1.
Art. 61/3.
<Opgeheven bij BVR 2018-09-07/22, art. 43, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art. 61/4.
<Opgeheven bij BVR 2018-09-07/22, art. 43, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art. 61/5.
<Opgeheven bij BVR 2018-09-07/22, art. 43, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Afdeling III. - Beroepsprocedure tegen het besluit houdende bestuurlijke maatregelen.
Art.62.§ 1. Tegen het besluit houdende bestuurlijke maatregelen kan [3 degene ten aanzien van wie de bestuurlijke maatregelen zijn opgelegd]3 beroep aantekenen bij de Vlaamse minister. Het beroep wordt ingediend met een [5 beveiligde zending]5 bij de minister, per adres van het Departement [1 , Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel]1. [5 Als de beroepsindiener gehoord wil worden, meldt hij dat in zijn beroepschrift.]5
§ 2. Het beroepschrift moet [4 op straffe van onontvankelijkheid]4 voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° de naam en de woonplaats vermelden van de beroepsindiener. Als woonplaatskeuze wordt gedaan bij de raadsman van de beroepsindiener, wordt dat in het beroepschrift aangegeven;
2° ondertekend zijn door de beroepsindiener of zijn raadsman. Een schriftelijke machtiging wordt bijgevoegd, tenzij de raadsman ingeschreven is als advocaat of advocaat-stagiair;
3° het voorwerp van het beroep vermelden, met een omschrijving van de ingeroepen argumenten;
4° een kopie van de bestreden beslissing bevatten;
5° in voorkomend geval een inventaris van de overtuigingsstukken bevatten.
§ 3. Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde onderzoekt het beroep, vermeld in § 1, op zijn ontvankelijkheid :
1° als het beroep onontvankelijk wordt bevonden, dan brengt het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde de beroepsindiener en de persoon die de bestuurlijke maatregelen heeft opgelegd daarvan met een [5 beveiligde zending]5 op de hoogte binnen veertien dagen na de ontvangst van het beroep. De procedure voor het niet ontvankelijk bevonden beroep is daarmee beëindigd;
2° als het beroep ontvankelijk wordt bevonden, dan brengt het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde de beroepsindiener en de persoon die de bestuurlijke maatregelen heeft opgelegd daarvan met een [5 beveiligde zending]5 op de hoogte binnen veertien dagen na de ontvangst van het beroep.
Binnen [2 tien]2 dagen na de ontvangst van de [5 beveiligde zending]5, vermeld in het eerste lid, 2°, dient de persoon die de bestuurlijke maatregelen heeft opgelegd, of zijn gemachtigde het administratieve dossier met een [5 beveiligde zending]5 [5 ...]5 in bij de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving. Dat administratieve dossier bevat minstens een kopie van de processen-verbaal of van de verslagen van vaststelling die geleid hebben tot de oplegging van de bestuurlijke maatregel, alsook alle andere stukken en inlichtingen die relevant zijn voor de beoordeling van het beroep.
Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde geeft kennis van de termijnverlenging, vermeld in artikel [5 16.4.17, § 3, tweede lid]5, van het decreet.
Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde stelt binnen een termijn van vijfenveertig dagen vanaf de ontvankelijkheidverklaring een advies op over het beroep, vermeld in § 1, en bezorgt dat onmiddellijk aan de minister.
Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde bezorgt de beslissing van de minister of een eensluidend verklaarde kopie ervan aan de beroepsindiener en aan de persoon die de bestuurlijke maatregelen heeft opgelegd, binnen een termijn van tien dagen na de datum van de beslissing, per [5 beveiligde zending]5.
§ 4. [5 ...]5
----------
(1)<BVR 2011-10-28/10, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
(2)<BVR 2011-10-28/10, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
(3)<BVR 2015-07-03/19, art. 23, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(4)<BVR 2015-12-11/13, art. 7, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(5)<BVR 2018-09-07/22, art. 44, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Afdeling IV. - Verzoek tot oplegging van bestuurlijke maatregelen.
Art.63.§ 1. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het verzoek om oplegging van bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.18 van het decreet, met een [5 beveiligde zending]5 ingediend bij de bevoegde personen, vermeld in artikel 16.4.6 van het decreet. Als een verzoek gericht wordt aan een persoon, die niet bevoegd is om bestuurlijke maatregelen op te leggen overeenkomstig artikel 16.4.6 van het decreet, of aan een instantie, dan stuurt deze persoon of deze instantie het verzoek zo spoedig mogelijk door naar de persoon, die overeenkomstig artikel 16.4.6 van het decreet wel bevoegd is om bestuurlijke maatregelen op te leggen en die gevat is door dit verzoek.
[3 Het verzoek is onontvankelijk als het wordt ingediend bij meer dan één bevoegd persoon als vermeld in artikel 16.4.6 van het decreet van [5 ...]5.]3
§ 2. Om ontvankelijk te zijn, moet een verzoek aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de verzoeker vermelden;
2° de aard van het verzoek vermelden, met inbegrip van een uiteenzetting van de gedragingen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf kunnen uitmaken;
3° een indicatie bevatten van de beweerde geschonden regelgeving waarop het verzoek steunt zonder dat een vergissing in de juridische kwalificatie daarbij mag leiden tot de onontvankelijkheid van het verzoek;
4° de wijze aangeven waarop natuurlijke personen en rechtspersonen rechtstreeks nadeel ondervinden als gevolg van een beweerde milieu-inbreuk of een beweerd milieumisdrijf, dan wel een belang hebben bij de beteugeling ervan;
5° ondertekend zijn door de verzoeker;
6° in voorkomend geval een inventaris van de bijgevoegde stukken.
In afwijking van het eerste lid, 4°, moeten de rechtspersonen in de zin van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu alleen beantwoorden aan de vereisten die artikel 2 van deze wet stelt.
§ 3. Als het verzoek ontvankelijk wordt bevonden, wordt [4 degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen]4 hiervan binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek per [5 beveiligde zending]5 op de hoogte gebracht.
§ 4. De personen, vermeld in artikel 16.4.6 van het decreet, stellen, na [4 degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen]4 eerst gehoord te hebben, de verzoeker zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen een termijn [3 van vijfenveertig dagen]3 na de [5 kennisgeving]5 van het verzoek, per [5 beveiligde zending]5 in kennis van de genomen beslissing.
Die beslissing omschrijft in voorkomend geval de bestuurlijke maatregel die zij gepast achten, alsook de redenen daarvoor.
[1 De toezichthouders, vermeld in artikel 12,5° [5 ...]5 melden [5 ...]5 aan het college van burgemeester en schepenen [5 welke]5 beslissing werd genomen.]1
[2 De andere toezichthouders dan de toezichthouders, vermeld in het vorige lid melden schriftelijk aan de deputatie, aan het college van burgemeester en schepenen en aan de afdeling bevoegd voor milieuhandhaving, [5 welke]5 beslissing werd genomen.
De toezichthouders bezorgen per [5 beveiligde zending]5 een kopie van de genomen beslissing aan [4 degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen]4.]2
----------
(1)<BVR 2009-04-30/88, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<BVR 2009-04-30/88, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(3)<BVR 2014-04-25/A6, art. 22, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(4)<BVR 2015-07-03/19, art. 24, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(5)<BVR 2018-09-07/22, art. 45, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.64.[1 Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep tegen de beslissing, vermeld in artikel 16.4.18, § 4, van het decreet, ingesteld bij de minister binnen veertien dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing, vermeld in artikel 63, § 4, van dit besluit. Het beroep wordt ingediend met een beveiligde zending die gericht is aan de minister, op het adres van het Departement, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel. Als de beroepsindiener gehoord wil worden, meldt hij dat in zijn beroepschrift. ]1
----------
(1)<BVR 2018-09-07/22, art. 46, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.65.Het beroepschrift moet op straffe van onontvankelijkheid voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° de naam en de woonplaats van de beroepsindiener vermelden;
2° [1 ondertekend zijn door de beroepsindiener of zijn raadsman. Een schriftelijke machtiging wordt bijgevoegd, tenzij de raadsman ingeschreven is als advocaat of advocaat-stagiair]1;
3° het voorwerp van het beroep vermelden, met een omschrijving van de ingeroepen argumenten;
4° een kopie van de bestreden beslissing bevatten;
5° in voorkomend geval een inventaris van de overtuigingsstukken bevatten.
----------
(1)<BVR 2023-01-20/17, art. 13, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Art.66.Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde onderzoekt het beroep, vermeld in artikel 64, op zijn ontvankelijkheid :
1° als het beroep onontvankelijk wordt bevonden, dan brengt het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde de beroepsindiener, alsook de persoon die de bestreden beslissing heeft genomen en [3 degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen,]3 daarvan met een [4 beveiligde zending]4 op de hoogte. Dit gebeurt binnen veertien dagen na de ontvangst van het beroep. De procedure voor het niet ontvankelijk bevonden beroep is daarmee beëindigd;
2° als het beroep ontvankelijk wordt bevonden, dan brengt het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde de beroepsindiener, alsook de persoon die de bestreden beslissing heeft genomen, en [3 degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen,]3 daarvan met een [4 beveiligde zending]4 op de hoogte binnen zeven dagen na de ontvangst van het beroep.
Binnen tien dagen na de ontvangst van de [4 beveiligde zending]4 eerste lid, 2°, dient de persoon die de bestreden beslissing heeft genomen of zijn gemachtigde, het administratieve dossier met een [4 beveiligde zending]4 [4 ...]4 in bij de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving. Dat administratieve dossier bevat minstens alle stukken en inlichtingen die relevant zijn voor de beoordeling van het beroep.
Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde stelt binnen een termijn van dertig dagen vanaf de ontvankelijkheidsverklaring een advies op over het beroep, vermeld in [2 artikel 64]2, en bezorgt dat onmiddellijk aan de minister.
[1 ...]1
Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde bezorgt de beslissing van de [4 minister]4 of een eensluidend verklaarde kopie ervan aan de beroepsindiener, alsook aan de persoon die de bestreden beslissing heeft genomen, en aan [3 degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen,]3 binnen een termijn van tien dagen na de datum van de beslissing, met een [4 beveiligde zending]4.
----------
(1)<BVR 2011-10-28/10, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
(2)<BVR 2011-10-28/10, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
(3)<BVR 2015-07-03/19, art. 26, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
(4)<BVR 2018-09-07/22, art. 47, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.67. In de gevallen waarin de minister beslist dat aan het verzoek gevolg moet worden gegeven, zendt het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde het dossier terug naar de bevoegde persoon die in eerste aanleg het verzoek heeft behandeld. Die persoon behandelt opnieuw het verzoek om bestuurlijke maatregelen.
HOOFDSTUK VII. - Bestuurlijke geldboeten.
Afdeling I.
Onderafdeling I. - Zetel.
Art.68.
<Opgeheven bij BVR 2018-09-07/22, art. 48, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Onderafdeling II.
Art.69.
<Opgeheven bij BVR 2009-09-04/17, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2009>
Art.70.
<Opgeheven bij BVR 2009-09-04/17, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2009>
Art.71.
<Opgeheven bij BVR 2018-09-07/22, art. 48, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.72.
<Opgeheven bij BVR 2009-09-04/17, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2009>
Onderafdeling III.
Art.73.
<Opgeheven bij BVR 2018-09-07/22, art. 48, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.74.
<Opgeheven bij BVR 2018-09-07/22, art. 48, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art.75.<Opgeheven bij BVR 2011-05-27/12, art. 43, 012; Inwerkingtreding : 22-07-2011>
Afdeling II. [1 Dossier houdende de oplegging van een exclusieve of alternatieve bestuurlijke geldboete"]1
----------
(1)
Art. 75/1.[1 De gewestelijke entiteit kan een voorstel tot betaling van een geldsom doen als ze van mening is dat volgens de vaststellingen in het verslag van vaststelling onmiskenbaar vaststaat dat de overtreder de milieu-inbreuk heeft gepleegd.
De termijn waarin de geldsom betaald moet worden bedraagt drie maanden.
Het voorstel tot betaling van een geldsom wordt schriftelijk gedaan met een [2 beveiligde zending]2 en omvat minstens de volgende gegevens :
1°[2 e datum en het nummer van het verslag van vaststelling]2;
2° de vastgestelde milieu-inbreuk, inclusief de geschonden regelgeving;
3° de decretale grondslag voor de toepassing van een voorstel tot betaling van een geldsom;
4° de voorgestelde geldsom, alsook de betalingstermijn en de wijze van betaling;
5° de gevolgen in geval van niet-tijdige betaling van de voorgestelde geldsom.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2012-07-06/16, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 23-08-2012>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 50, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art. 75/2.[1 De gewestelijke entiteit kan een voorstel tot betaling van een geldsom doen als ze van mening is dat volgens de vaststellingen in het proces-verbaal onmiskenbaar vaststaat dat de overtreder het milieumisdrijf heeft gepleegd [3 ...]3.
De gewestelijke entiteit kan echter geen voorstel tot betaling van een geldsom doen in de volgende gevallen :
[2 ...]2 vastgesteld;
2° [3 ...]3
3° als het proces-verbaal melding maakt van ernstige fysieke of materiële schade aan derden.
De termijn waarin de geldsom betaald moet worden bedraagt drie maanden.
Het voorstel tot betaling van een geldsom wordt schriftelijk gedaan met een [2 beveiligde zending]2 en omvat minstens de volgende gegevens :
1° [2 de datum en het notitienummer van het proces-verbaal;]2;
2° het vastgestelde milieumisdrijf, inclusief de geschonden regelgeving;
3° de decretale grondslag voor de toepassing van een voorstel tot betaling van een geldsom;
4° de voorgestelde geldsom, alsook de betalingstermijn en de wijze van betaling;
5° de gevolgen in geval van niet-tijdige betaling van de voorgestelde geldsom.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2012-07-06/16, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 23-08-2012>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 51, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
(3)<BVR 2023-01-20/17, art. 14, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Art.76.§ 1. Nadat de gewestelijke entiteit de verbalisant heeft geïnformeerd over de beslissing van de procureur des Konings tot het niet strafrechtelijk-behandelen van het milieumisdrijf, vermeld in artikel 16.4.33 van het decreet, bezorgt de verbalisant binnen veertien dagen minstens de volgende stukken aan de gewestelijke entiteit :
1° een kopie van het proces-verbaal waarbij het betreffende milieumisdrijf werd vastgesteld;
2° in voorkomend geval een kopie van de navolgende processen-verbaal, opgemaakt naar aanleiding van het betreffende milieumisdrijf;
3° in voorkomend geval een kopie van de kantschriften die het parket naar aanleiding van het betreffende milieumisdrijf heeft opgesteld;
4° alle andere stukken die de verbalisant nuttig acht om het milieumisdrijf in kwestie te beoordelen.
§ 2. De gewestelijke entiteit stelt het dossier houdende oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete samen. Dat dossier bevat minstens de volgende stukken :
1° de stukken, vermeld in § 1;
2° een kopie van de kennisgeving van het voornemen van de gewestelijke entiteit om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen.
§ 3. Het dossier, vermeld in § 2, ligt bij de gewestelijke entiteit ter inzage van de vermoedelijke overtreder of zijn raadsman.
Als de vermoedelijke overtreder of zijn raadsman een kopie van het dossier of van bepaalde stukken eruit wil verkrijgen, dient hij daartoe schriftelijk een aanvraag in bij de gewestelijke entiteit.
De gewestelijke entiteit kan de overhandiging van een kopie van het dossier of van bepaalde stukken afhankelijk maken van de betaling van een kostendekkende vergoeding.
[1 § 4. Als de gemeente de gevolgen van het milieumisdrijf in kwestie heeft hersteld, kan ze met het oog op de terugvordering van de kosten verzoeken om een kopie van de boetebeslissing of van het betaalde voorstel tot betaling van een geldsom.]1
----------
(1)<BVR 2023-01-20/17, art. 15, 060; Inwerkingtreding : 26-05-2023>
Afdeling III. - Beroep bij het Milieuhandhavingscollege.
Art.77.
<Opgeheven bij BVR 2011-05-27/12, art. 43, 012; Inwerkingtreding : 22-07-2011>
Art.78.
<Opgeheven bij BVR 2011-10-28/10, art. 11, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
HOOFDSTUK VII/1. [1 - Inning en invordering van verschuldigde bedragen]1
----------
(1)
Art. 78/1.[1 Als de ambtenaar vermeld in artikel 16.5.2, § 1, eerste lid van het decreet, wordt de leidend ambtenaar van het Departement aangewezen.]1
[2 In afwijking van het eerste lid wordt voor de kosten die gemaakt zijn voor de uitvoering en de tenuitvoerlegging van maatregelen door de toezichthouders van de OVAM die toezicht uitoefenen op de toepassing van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en de uitvoeringsbesluiten ervan en op de toepassing van artikel 12 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, als de ambtenaar, vermeld in artikel 16.5.2, § 1, eerste lid van het decreet van [3 ...]3, de leidend ambtenaar van de OVAM aangewezen.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2010-11-19/08, art. 23/1, 009; Inwerkingtreding : 24-12-2010>
(2)<BVR 2012-11-16/09, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<BVR 2018-09-07/22, art. 52, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
HOOFDSTUK VII/2. [1 - Opsporing van misdrijven.]1
----------
(1)
Art. 78/2.[1 De minister kan personeelsleden van [2 het Agentschap voor Natuur en Bos]2 aanwijzen als officier van gerechtelijke politie of als officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.
De minister kan aan personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, de hoedanigheid toekennen van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, voor zover ze niet werden aangewezen als gewestelijke toezichthouders overeenkomstig artikel 12.
De gewestelijke milieuopsporingsambtenaren van de afdeling, bevoegd voor de handhaving van het milieubeheerrecht, zijn bevoegd om milieumisdrijven op te sporen en vast te stellen met betrekking tot de regelgeving vermeld in artikel 25 van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-25/A6, art. 23, 026; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(2)<BVR 2018-09-07/22, art. 53, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
HOOFDSTUK VIII. - Veiligheidsmaatregelen.
Art.79.[1 [3 In geval van een incident of ongeval in een GPBV-installatie dat de mens of het leefmilieu aanzienlijk beïnvloedt]3]2, leggen de toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1°, 7° en 8°, ieder wat zijn toezichtopdracht betreft, bij het besluit houdende de veiligheidsmaatregelen, vermeld in artikel 16.7.5 van [2 het decreet]2, de persoon die verantwoordelijk is voor het aanzienlijke risico, alle passende aanvullende maatregelen op die nodig zijn om de gevolgen voor de mens of het leefmilieu te beperken en om verdere mogelijke ongevallen en incidenten te voorkomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 220, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
(2)<BVR 2017-02-10/03, art. 96, 040; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(3)<BVR 2018-09-07/22, art. 54, 045; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
Art. 79/1.[1(vroeger artikel 79 wordt art. 79/1)]1 Een kopie van het besluit houdende de veiligheidsmaatregelen of van de schriftelijke bevestiging van de mondeling genomen veiligheidsmaatregelen wordt onmiddellijk bezorgd aan het college van burgemeester en schepenen, de deputatie en de relevante gewestelijke overheden, die belast zijn met de handhaving van de milieuwetgeving, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid, van het decreet.
In voorkomend geval kan eveneens een kopie worden bezorgd aan andere relevante overheden.
----------
(1)<BVR 2013-06-07/42, art. 220, 024; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.80.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 april 1974 houdende de voorwaarden en de modaliteiten voor de erkenning van de laboratoria en lichamen die, in het kader van de bestrijding van de geluidshinder, belast zijn met het beproeven van en de controle op apparaten en inrichtingen, wordt het punt 3°, vervangen door wat volgt :
" 3° de aanvrager moet de identiteit van de natuurlijke persoon of personen die het laboratorium of de instelling exploiteren, of, wanneer het om een rechtspersoon gaat, de statuten van de vereniging en de namen van haar zaakvoerders of beheerders mededelen aan de afdeling Milieuvergunningen van het Departement, zoals thans bepaald met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de Ministeries. ".
Art.81.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in punt 1° worden de woorden " door de Koning " vervangen door de woorden " door de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid ";
2° in punt 2° worden de woorden " aan de Minister van Volksgezondheid, Leefmilieu en Gezin " vervangen door de woorden " aan de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid ".
Art.82. In het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning wordt hoofdstuk XV, dat bestaat uit artikel 58, 59, 60, 61, 62 en 63, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 oktober 1992, 12 januari 1999, 5 december 2003, 6 februari 2004 en 14 juli 2004 opgeheven.
Art.83. In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk XVI, dat bestaat uit artikel 64, 65, 66, 67, 68 en 69, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 oktober 1992 en 12 januari 1999 opgeheven.
Art.84. Artikel 224 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering wordt opgeheven.
Art.85. In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, wordt hoofdstuk IX, dat bestaat uit artikel 9.1, 9.2 en 9.3, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, 7 oktober 2005 en 9 februari 2007, opgeheven.
Art.86. In het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 inzake de certificering van koeltechnische bedrijven wordt hoofdstuk VI, bestaande uit artikel 18, opgeheven.
Art.87. In artikel 38 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, worden § 1 en § 4 opgeheven.
Art.88.
<Opgeheven bij BVR 2015-07-03/19, art. 27, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art.89.
<Opgeheven bij BVR 2015-07-03/19, art. 27, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art.90.
<Opgeheven bij BVR 2015-07-03/19, art. 27, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art.91.<Opgeheven bij BVR 2015-07-03/19, art. 27, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 91/1.
<Opgeheven bij BVR 2015-07-03/19, art. 27, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 91/2.
<Opgeheven bij BVR 2015-07-03/19, art. 27, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 91/3.[1 De instellingen die voor 1 januari 2013 erkend waren voor het geven van de opleiding voor de lokale en provinciale toezichthouders, zijn vanaf 1 januari 2013 van rechtswege erkend voor het geven van de opleiding voor de lokale en provinciale toezichthouders geluid. Zij leggen de leerplannen en evaluatiemethode, vermeld in artikel 14, § 2, punten 3° en 4°, ter goedkeuring voor aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.]1
----------
(1)<BVR 2015-07-03/19, art. 28, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 91/4.
<Opgeheven bij BVR 2015-07-03/19, art. 29, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 91/5. [1 Personen die voor 1 september 2015 gestart zijn met de opleiding lokale of provinciale toezichthouder of toezichthouder geluid, maar nog niet voor alle onderdelen de bekwaamheidsproef met gunstig gevolg hebben afgelegd, kunnen tot en met 1 september 2017 bij de instellingen, vermeld in artikel 14, § 1, een vrijstelling aanvragen voor de overeenkomstige certificaten, vermeld in artikel 13, § 2, eerste lid. De instellingen doen binnen dertig dagen een uitspraak over de aanvraag.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2015-07-03/19, art. 30, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 91/6. [1 Bekwaamheidsbewijzen die voor 1 september 2015 met toepassing van artikel 15 zijn verleend, overeenkomstig de bepalingen die van kracht waren op het moment van het verlenen van die bekwaamheidsbewijzen, blijven ook na 1 september 2015 geldig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2015-07-03/19, art. 30, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 91/7. [1 De toezichthouders die op 1 september 2015 nog niet over het bekwaamheidsbewijs beschikken en die met gunstig resultaat de opleiding voor het verkrijgen van een bekwaamheidsbewijs voor lokale of provinciale toezichthouder of voor lokale of provinciale toezichthouder geluid, zoals van kracht op het moment van het volgen van de opleiding, hebben gevolgd, moeten, om het bekwaamheidsbewijs te verkrijgen, het behaalde getuigschrift voorleggen aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.
Het getuigschrift wordt samen met het aanstellingsbesluit van het bevoegde orgaan en, in voorkomend geval, met de verleende vrijstellingen van onderricht, voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.
De afdeling, bevoegd voor erkenningen, levert conform artikel 15 het bekwaamheidsbewijs af.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2015-07-03/19, art. 30, 031; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art.92. De toezichthouders die toezicht houden op de toepassing van de wetten, decreten en hun uitvoeringsbesluiten, vermeld in artikel 16.1.1 van het decreet, en op de milieuregelgeving van de Europese Unie, vermeld in artikel 2, blijven hun bevoegdheden uitoefenen tot de datum waarop overeenkomstig artikel 12 nieuwe toezichthouders worden aangewezen.
Art.93. Het decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI " Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen " en dit besluit treden in werking op 1 mei 2009.
Art.94. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage I. [2 Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet]2
Artikel 1. Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen, vermeld in titel III van het decreet [3 ...]3, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:
Artikel | Wettelijke verplichting |
3.2.1, § 4, tweede lid | Wanneer dit geen afbreuk doet aan een goede taakvervulling kan, met instemming van de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling, voor twee of meer inrichtingen gezamenlijk een milieucoördinator worden aangesteld of kan een beroep worden gedaan op de diensten van een persoon die geen werknemer is van de exploitant. |
3.2.2, § 2 | De milieucoördinator geeft zijn advies over elke voorgenomen investering die vanuit milieu-oogpunt relevant kan zijn. Zijn advies wordt tijdig ingewonnen en het wordt voorgelegd aan het orgaan dat de beslissing neemt. |
3.2.2, § 3 | De milieucoördinator stelt ten behoeve van de bedrijfsleiding en, in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen, of bij ontstentenis van deze organen, van de vakbondsafvaardiging jaarlijks een verslag op over de wijze waarop hij zijn opdracht heeft vervuld. Dit verslag bevat onder meer een overzicht van de door hem uitgebrachte adviezen en het gevolg dat eraan werd gegeven. |
3.2.3, § 3 | [<font color="red">1</font> De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de bevoegde afdeling.]<font color="red">1</font> |
3.2.5, tweede lid | De aanwijzing en de vervanging van een milieucoördinator-werknemer, de verwijdering uit zijn functie en de aanstelling van een tijdelijke plaatsvervanger, worden door de exploitant, onverminderd het bepaalde in artikel 3.2.3, § 3, uitgevoerd na voorafgaand akkoord van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of, bij ontstentenis ervan, van de vakbondsafvaardiging. In geval van blijvende onenigheid in de schoot van het comité of met de vakbondsafvaardiging, wordt het advies ingewonnen van de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling. |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2022062422" target="_blank">2022-06-24/22</a>, art. 49, 058; Inwerkingtreding : 26-11-2022> |
Artikel | Wettelijke verplichting |
------------ | -------------------------------------------------------------- |
4.2.9, § 3 | Tijdens het opstellen van het plan-MER is de erkende |
MER-coordinator gehouden tot overleg met de administratie. | |
De MER-coordinator moet in voorkomend geval de aanvullende | |
bijzondere schriftelijke richtlijnen van de administratie, | |
als aanvulling op de afgebakende inhoud en de bijzondere | |
richtlijnen, vermeld in artikel 4.2.8, § 6, in acht nemen. | |
4.3.6, § 3 | Tijdens het opstellen van het project-MER zijn de erkende |
MER-coordinator en in voorkomend geval de erkende | |
MER-deskundigen gehouden tot overleg met de administratie. | |
De MER-coordinator en zijn team moeten in voorkomend geval | |
de aanvullende bijzondere schriftelijke richtlijnen van de | |
administratie, als aanvulling op de afgebakende inhoud en | |
de bijzondere richtlijnen, bedoeld in artikel 4.3.5, § 1, | |
in acht nemen. | |
4.4.2, § 1 | Het ruimtelijk veiligheidsrapport wordt opgesteld onder de |
verantwoordelijkheid en op kosten van de initiatiefnemer. | |
De initiatiefnemer moet hiervoor een beroep doen op een | |
erkende VR-deskundige. Hij stelt aan de erkende deskundige | |
alle relevante informatie die voorhanden is ter | |
beschikking. Hij verleent alle medewerking opdat de erkende | |
deskundige zijn taak naar behoren kan vervullen. | |
4.4.2, § 3 | § 3 Tijdens het opstellen van het ruimtelijk |
veiligheidsrapport is de erkende deskundige gehouden tot | |
overleg met de administratie. De erkende deskundige moet in | |
voorkomend geval de schriftelijke richtlijnen van de | |
administratie in acht nemen. | |
4.5.5, § 3 | Tijdens het opstellen van het omgevingsveiligheidsrapport is |
de erkende deskundige gehouden tot overleg met de | |
administratie. De erkende deskundige moet in voorkomend | |
geval de aanvullende bijzondere schriftelijke richtlijnen | |
van de administratie als aanvulling op de afgebakende | |
inhoud, bedoeld in artikel 4.5.3, § 1, 1° en 2°, in acht | |
nemen. |
Artikel | Wettelijke verplichting |
27, § 1, eerste lid | Bij vaststelling van een gemengde bodemverontreiniging maakt de bodemsaneringsdeskundige naar alle redelijkheid een zo accuraat mogelijke verdeling van de bodemverontreiniging in een deel dat vóór 29 oktober 1995 en een deel dat na 28 oktober 1995 tot stand gekomen is. |
28, § 2, eerste lid | Een oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk. |
28, § 2, tweede lid | De resultaten van het oriënterend bodemonderzoek worden aan de OVAM meegedeeld binnen dertig dagen na het afsluiten ervan. |
28bis, tweede lid, eerste volzin | Als de OVAM aanvullende onderzoeksverrichtingen oplegt, kan ze een termijn bepalen waarin de aanvullende onderzoeksverrichtingen worden uitgevoerd en het verslag ervan bij haar wordt ingediend. |
29 | Een oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd op initiatief en op kosten van de overdrager of de gemandateerde voor de overdracht van een risicogrond. |
30 | In afwijking van artikel 29, 102 en 103 moet voor de overdracht van een privatief deel van een onroerend goed dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek, enkel in de volgende gevallen een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd en de melding van overdracht gebeuren: 1° in dat privatieve deel is of was een risico-inrichting gevestigd; 2° in de gemeenschappelijke delen is of was een risico-inrichting gevestigd die uitsluitend bestemd is of was voor dat privatieve deel. Het oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd op initiatief en op kosten van de overdrager of desgevallend de gemandateerde. |
30bis | In de volgende gevallen moet voor een onroerend geheel dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek, een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd op initiatief en op kosten van de vereniging van mede-eigenaars voor 31 december 2014: 1° voor de vestiging van de gedwongen mede-eigendom was een risico-inrichting gevestigd op de grond waarop de gedwongen mede-eigendom gevestigd is; 2° in de gemeenschappelijke delen was een risico-inrichting gevestigd die bestemd was ten behoeve van de gedwongen mede-eigendom. Bij afwezigheid van een vereniging van mede-eigenaars wordt het oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op initiatief en op kosten van de mede-eigenaars. |
32 | Een oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd op initiatief en op kosten van de exploitant naar aanleiding van de sluiting van een risico-inrichting. |
33, eerste volzin | De Vlaamse Regering kan bij algemene regel bepalen dat de exploitanten van bepaalde categorieën van risico-inrichtingen binnen een door haar bepaalde termijn en vervolgens periodiek volgens de door haar bepaalde periodiciteit op eigen initiatief en op eigen kosten een oriënterend bodemonderzoek moeten uitvoeren. |
33bis, § 1 | Naar aanleiding van de aanvang van de exploitatie van de door de Vlaamse Regering aangewezen risico-inrichtingen die vergunningsplichtig zijn overeenkomstig artikel 4, § 1, van het Milieuvergunningsdecreet, wordt op initiatief en op kosten van de exploitant een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Het oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd en het verslag daarvan wordt aan de OVAM bezorgd vóór de milieuvergunningsaanvraag voor de exploitatie van de risico-inrichting bij de vergunningverlenende overheid wordt ingediend. |
33bis, § 2 | Voor de risico-inrichtingen, vermeld in artikel 33bis, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, waarvoor op het moment van de aanvang van de exploitatie de onderzoeksplicht, vermeld in § 1, niet van toepassing was, wordt op initiatief en op kosten van de exploitant eenmalig een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. De Vlaamse Regering bepaalt voor welke van die risico-inrichtingen het oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd en het verslag daarvan aan de OVAM wordt bezorgd vóór 7 januari 2014, en voor welke van die risico-inrichtingen die verplichtingen worden uitgevoerd vóór 7 juli 2015. |
34 | Als een handelaar of een vennootschap die eigenaar is van risicogrond, failliet wordt verklaard, wordt op initiatief van de curator een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de risicogrond. |
35, eerste lid | Als de OVAM van oordeel is dat er aanwijzingen zijn voor een ernstige bodemverontreiniging op een grond, kan ze de personen, vermeld in artikel 11 of 22 van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, de verplichting opleggen om binnen een bepaalde termijn een oriënterend bodemonderzoek op de grond uit te voeren en het verslag ervan aan haar te bezorgen. |
38, § 2 | Een beschrijvend bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk. |
44, tweede lid | Een oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk. |
47, § 2 | Een bodemsaneringsproject wordt opgesteld onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het bodemsaneringsproject opgesteld volgens een code van goede praktijk. |
67, § 3 | Een eindevaluatieonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het eindevaluatieonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk. |
69, § 2 | Een bodemsaneringsdeskundige die in het kader van de uitvoering van een opdracht krachtens titel III van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 van oordeel is dat bodemverontreiniging een onmiddellijk gevaar vormt en veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn, maakt hiervan op gemotiveerde wijze onverwijld melding aan de OVAM. |
70, § 2, eerste volzin | Een bodemsaneringsdeskundige die in het kader van de uitvoering van een opdracht krachtens titel III van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 van oordeel is dat voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn, maakt hiervan op gemotiveerde wijze onverwijld melding aan de OVAM. |
78, tweede volzin | Het evaluatierapport wordt aan de bevoegde overheid en de OVAM overgemaakt. |
91, § 2, eerste volzin | Het individueel bodempreventie- en bodembeheersplan dat overeenkomstig artikel 91, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, moet worden opgesteld, bevat minstens een opgave van de maatregelen die diegene die de activiteit verricht, zal nemen ter voorkoming en beheersing van bodemverontreiniging die het gevolg is van de activiteit, vermeld in § 1. |
91, § 3, eerste vier volzinnen | De erkende bodemsaneringsorganisatie, vermeld in titel III, hoofdstuk VII, afdeling II, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, moet voor degenen die er een beroep op doen voor het voldoen van de verplichting, vermeld in artikel 91, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, een sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan opstellen. Een dergelijk sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan moet een algemeen en een individueel deel bevatten. Het algemene deel bevat minstens de algemene maatregelen ter voorkoming en beheersing van bodemverontreiniging die het gevolg is van de in § 1 vermelde activiteit. Het individuele deel bevat de eventuele afwijkende of aanvullende maatregelen voor iedereen op wie deze paragraaf van toepassing is. |
96 | Een erkende bodemsaneringsorganisatie heeft minstens de volgende taken met betrekking tot de activiteit waarvoor ze is opgericht: 1° het opmaken van een sectoraal bodempreventie-en bodembeheersplan overeenkomstig artikel 91, § 3, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006; 2° het stimuleren en optimaliseren van onderzoeks-en saneringsconcepten; 3° het verlenen van advies inzake preventie, beheersing, bodemonderzoek en bodemsanering van de bodemverontreiniging, alsook inzake de voorbereiding en opvolging van voorzorgsmaatregelen, aan diegenen die voor de vervulling van hun verplichting, vermeld in artikel 91, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, een beroep doen op de erkende bodemsaneringsorganisatie. |
97, § 2, eerste twee volzinnen | De erkende bodemsaneringsorganisatie voert de beschrijvende bodemonderzoeken (...) waarvoor ze conform artikel 97, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, een overeenkomst heeft gesloten uit overeenkomstig de termijnen die opgenomen zijn in het saneringsprogramma dat jaarlijks aan de OVAM ter goedkeuring moet worden voorgelegd. Dat saneringsprogramma omvat minstens de lijst en de prioriteit van alle beschrijvende bodemonderzoeken en bodemsaneringen waartoe de erkende bodemsaneringsorganisatie zich verbonden heeft overeenkomstig § 1. |
101, § 1 | Voor het sluiten van een overeenkomst betreffende de overdracht van gronden moet de overdrager of desgevallend de gemandateerde bij de OVAM een bodemattest aanvragen en de inhoud ervan meedelen aan de verwerver. |
101, § 2 | De onderhandse akte waarin de overdracht van gronden wordt vastgelegd, bevat de inhoud van het bodemattest. |
101, § 3, eerste volzin | In alle akten betreffende de overdracht van gronden neemt de instrumenterende ambtenaar de verklaring van de overdrager of desgevallend de gemandateerde op dat de verwerver voor het sluiten van de overeenkomst op de hoogte is gebracht van de inhoud van het bodemattest. |
101, § 3, tweede volzin | De instrumenterende ambtenaar neemt tevens de inhoud van het bodemattest in de akte op. |
102, § 1, eerste volzin | Risicogronden kunnen slechts overgedragen worden als er vooraf een oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd en het verslag ervan aan de OVAM werd bezorgd. |
117 | In de akte houdende overdracht van de gronden vermeldt de instrumenterende ambtenaar dat de bepalingen, vermeld in titel III, hoofdstuk VIII, afdeling II, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, werden toegepast. |
122, § 1 | Binnen een termijn van negentig dagen na de sluiting van een risico-inrichting wordt een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de grond waar de inrichting gevestigd is of was. |
122, § 3, eerste volzin | De exploitant meldt aan de OVAM de sluiting van de risico-inrichting binnen de termijn, vermeld in artikel 122, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006. |
123, § 1 | Als een handelaar of een vennootschap die eigenaar is van een risicogrond, failliet wordt verklaard, wordt op initiatief van de curator een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de risicogrond. De curator neemt het initiatief tot het uitvoeren van het oriënterend bodemonderzoek binnen een termijn van zestig dagen na zijn vaststelling dat de gefailleerde eigenaar is van een risicogrond. |
124, § 1 | De Vlaamse Regering wijst de waterbodems aan waar de beheerder binnen een door haar bepaalde termijn op eigen initiatief en op eigen kosten een waterbodemonderzoek moet uitvoeren. |
125, § 3 | Een waterbodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure vastgesteld door de Vlaamse Regering. Bij ontstentenis van dergelijke standaardprocedure wordt het waterbodemonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk. |
142, tweede lid | Een siteonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vermeld in artikel 44, tweede lid, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, voor de bodemverontreinigende activiteit waarvoor de site is vastgesteld. Bij gebrek aan een dergelijke standaardprocedure wordt het siteonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk. |
[<font color="red">1</font> 4.1.8.1, § 5 | Het milieujaarverslag wordt ingediend door middel van de volgende deelformulieren van het integrale milieujaarverslag waarvan het model als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, is gevoegd: 1° inrichtingen als vermeld in paragraaf 1, 1°, 2°, 4° en 5° : het deelformulier ''Identificatiegegevens'', het deelformulier ''Luchtemissies'', het relevante gedeelte van het deelformulier ''Energiegegevens'', deelformulier ''Wateremissies'' en deelformulier ''Bodememissies, verontreinigende stoffen uit afval''; 2° inrichtingen als vermeld in artikel 4.1.8.1, § 1, 3° : het deelformulier ''Identificatiegegevens'' en het relevante gedeelte van het deelformulier ''Energiegegevens''; 3° afvalwater afgevoerd voor zuivering in een externe afvalwaterzuiveringsinstallatie: het deelformulier ''Identificatiegegevens'' en het deelformulier ''Wateremissies''; 4° inrichtingen als vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 4°, die het deelformulier ''Luchtemissies'', ''Wateremissies'' of ''Afvalproducent'' moeten indienen: het deelformulier ''Productievolumes''.]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2023062322" target="_blank">2023-06-23/22</a>, art. 2, 066; Inwerkingtreding : 15-10-2023> |
[<font color="red">1</font> 4.1.8.3, § 1 | Het milieujaarverslag vermeld in artikel 4.1.8.2., § 1, bevat de volgende deelformulieren voor zover de inrichting daartoe verplicht wordt volgens de desbetreffende bepalingen van dit besluit: 1° het deelformulier ''Identificatiegegevens''; 2° het deelformulier ''Luchtemissies'' en het deelformulier ''Wateremissies'': deze deelformulieren bevatten de gegevens weergegeven in het model van het deelformulier ''Luchtemissies'' en het deelformulier ''Wateremissies'' van het integrale milieujaarverslag waarvan het model is gevoegd als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag; 3° het deelformulier ''Energiegegevens'': dit deelformulier bevat gegevens weergegeven in deelformulier ''Energiegegevens'' van het integrale milieujaarverslag waarvan het model is gevoegd als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag; 4° het deelformulier ''Productievolumes'': dit deelformulier bevat de gegevens uit het model van het deelformulier ''Productievolumes'' van het integrale milieujaarverslag, dat is opgenomen in bijlage I, die bij het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag is gevoegd.]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2023062322" target="_blank">2023-06-23/22</a>, art. 4, 066; Inwerkingtreding : 15-10-2023> |
[<font color="red">1</font> 5.32.7bis.3.1, eerste lid | Het bewijs van de eventuele huurovereenkomst wordt ter inzage gehouden voor de toezichthouder.]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2024022301" target="_blank">2024-02-23/01</a>, art. 2, 064; Inwerkingtreding : 09-03-2024> |
[<font color="red">1</font> 15, § 7 | De persoon die de keuring of de volledige onderhoudsbeurt heeft uitgevoerd of zijn aangestelde doet melding van de kenmerken van het centraal stooktoestel zoals het type toestel, de locatie, het vermogen, de brandstof, de brandertechnologie, het bouwjaar en de kenmerken van de keuring of de volledige onderhoudsbeurt, zoals het type activiteit, de datum van uitvoering van de activiteit en de eindbeoordeling, en dit via de webapplicatie van het VEKA in de databank, vermeld in artikel 12.5.1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009. De voormelde melding gebeurt volgens het formaat dat het VEKA vastlegt. De voormelde melding gebeurt binnen dertig dagen na de uitvoering van de keuring of de volledige onderhoudsbeurt.]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2023061613" target="_blank">2023-06-16/13</a>, art. 3, 067; Inwerkingtreding : 07-09-2023> |
artikel | wettelijke verplichting |
12, § 1 | De keuring van een nieuw centraal stooktoestel, bedoeld in art. 7, bestaat uit : 1° het onderzoek van de goede en veilige staat van werking van het stooktoestel, met inbegrip van de controleproeven omtrent de goede staat van werking; 2° het onderzoek van de algemene staat van het centrale stooktoestel, inzonderheid de goede verbinding tussen de brander en de centrale stookketel indien van toepassing; 3° de controle van het rookgasafvoerkanaal, met inbegrip van de goede werking ervan, en het onderzoek naar de geschiktheid van het rookgasafvoerkanaal voor het stooktoestel waarmee het verbonden is; 4° de controle op de aanwezigheid van de gebruikers- en onderhoudsinstructies; 5° het controleren van de verluchting van het stooklokaal en de aanvoer van verbrandingslucht. De technicus voert de controleproeven omtrent de goede staat van werking, opgenomen in hoofdstuk I van bijlage I bij dit besluit uit volgens de instructies van de fabrikant, met apparatuur die minstens voldoet aan de technische specificaties, opgenomen in hoofdstuk II van bijlage I bij dit besluit, en daarbij rekening houdend met de voorschriften van hoofdstuk I van bijlage I bij dit besluit. |
12, § 2 | Een nieuw centraal stooktoestel, gevoed met vloeibare of gasvormige brandstof, moet voorzien zijn van meetopeningen aan rookgaszijde voor het uitvoeren van de controleproeven omtrent de goede staat van werking. |
12, § 3 | De technicus voert na de uitvoering van de keuring een verbrandingscontrole uit als vermeld in artikel 13. |
13, § 1, eerste lid | De erkende technicus voert de onderhoudsbeurt van een centraal stooktoestel uit volgens de regels van goed vakmanschap. Hij houdt rekening met de onderhoudsinstructies van de fabrikant van het stooktoestel. |
13, § 1, tweede lid | De controleproeven omtrent de goede staat van werking, opgenomen in hoofdstuk I van bijlage I bij dit besluit, voert hij uit volgens de instructies van de fabrikant, met apparatuur die minstens voldoet aan de technische specificaties, opgenomen in hoofdstuk II van bijlage I bij dit besluit. Hij houdt daarbij rekening met de voorschriften van hoofdstuk I van bijlage I bij dit besluit. |
13, § 2 | [<font color="red">2</font> Bij een centraal stooktoestel, met een nominaal vermogen van 20 kW of meer en gevoed met vloeibare brandstof, bestaat de onderhoudsbeurt, bedoeld in artikel 8, 4°, uit: 1° het nazien van de algemene staat en de veilige staat van werking van het centrale stooktoestel, het controleren van de verluchting van het stooklokaal en de aanvoer van verbrandingslucht; 2° een reinigingsbeurt: a) voor een stooktoestel aangesloten als type B: het reinigen en het controleren van het rookgasafvoerkanaal: het mechanisch vegen van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het centrale stooktoestel voor stooktoestellen die werken door middel van natuurlijke trek, het nakijken van de algemene staat van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het stooktoestel (onder meer de dichtheid), en het controleren van de goede werking van het rookgasafvoerkanaal (onder meer de druk); b) voor een stooktoestel aangesloten als type C: het controleren van de correcte plaatsing volgens de code van goede praktijk en van de rookgaszijdige dichtheid van het rookgasafvoerkanaal. c) het reinigen en het controleren van het centrale stooktoestel en de inwendige delen van het centrale stooktoestel, het reinigen en het controleren van de ventilator, en het nakijken van de dichtheid van het centrale stooktoestel; 3° de verbrandingscontrole: het nazien en het afstellen van de brander, alsook van de inrichtingen en de onderdelen die voor de werking ervan noodzakelijk zijn, gevolgd door de controleproeven omtrent de goede staat van werking.]<font color="red">2</font> |
13, § 3 | [<font color="red">2</font> Bij een centraal stooktoestel, met een nominaal vermogen van 20 kW of meer en gevoed met gasvormige brandstof, bestaat de onderhoudsbeurt, bedoeld in artikel 8, 4°, uit: 1° het nazien van de algemene staat en de veilige staat van werking van het centrale stooktoestel, het controleren van de verluchting van het stooklokaal en de aanvoer van verbrandingslucht; 2° een reinigingsbeurt: a) voor een stooktoestel aangesloten als type B: het reinigen en het controleren van het rookgasafvoerkanaal: het mechanisch vegen van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het centrale stooktoestel voor stooktoestellen die werken door middel van natuurlijke trek, het nakijken van de algemene staat van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het centrale stooktoestel (onder meer de dichtheid), en het controleren van de goede werking van het rookgasafvoerkanaal (onder meer de druk); b) voor een stooktoestel aangesloten als type C: het controleren van de correcte plaatsing volgens de code van goede praktijk en van de rookgaszijdige dichtheid van het rookgasafvoerkanaal; c) het reinigen en het controleren van het centrale stooktoestel: het ontstoffen van het centrale stooktoestel, het reinigen van de branderbedden en de warmtewisselaar, en, voor gasketels met ventilatorbrander, het reinigen van de ventilator en de brander, en het nakijken van de dichtheid van het centrale stooktoestel; 3° een verbrandingscontrole: dit omvat het uitvoeren van de controleproeven omtrent de goede staat van werking en, voor gasketels met ventilatorbrander, het afregelen van de ventilatorbrander.]<font color="red">2</font> |
13, § 4 | Bij een centraal stooktoestel, gevoed met vaste brandstof, bestaat de onderhoudsbeurt, bedoeld in artikel 8, 4°, uit : 1° het controleren van de algemene staat en de veilige staat van werking van het centrale stooktoestel, met inbegrip van het controleren van de verluchting in het lokaal waarin het centrale stooktoestel staat, en van de aanvoer van de verbrandingslucht. 2° het reinigen en het controleren van het rookgasafvoerkanaal : het mechanisch vegen van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het centrale stooktoestel, het nakijken van de algemene staat van het rookgasafvoerkanaal, en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het centrale stooktoestel en het controleren van de goede werking van het rookgasafvoerkanaal (onder meer de druk); 3° het reinigen van de inwendige delen van het centrale stooktoestel : het reinigen van de warmtewisselaar en alle andere inwendige delen die in contact komen met de rookgassen of de brandstof. |
13, § 5, tweede lid | Een schoorsteenveger mag het rookgasafvoerkanaal alleen reinigen en controleren. Als de technicus het rookgasafvoerkanaal niet zelf reinigt en controleert, vat hij het onderhoud pas aan nadat hem het reinigingsattest is voorgelegd. |
14, § 1 | De verwarmingsaudit, bedoeld in artikel 9, § 2, 1° en 2°, wordt, bij een centraal stooktoestel met een nominaal vermogen kleiner of gelijk aan 100 kW, uitgevoerd aan de hand van het rekeninstrument dat door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, ter beschikking wordt gesteld. |
14, § 2, eerste lid | De verwarmingsaudit, bedoeld in artikel 9, § 2, 3°, a) en b), wordt uitgevoerd aan de hand van software die door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, ter beschikking wordt gesteld. |
14, § 2, tweede lid, eerste zin | De verwarmingsaudit, bedoeld in artikel 9, § 2, 3°, c), wordt uitgevoerd aan de hand van een berekeningsmethodiek die door de erkende technicus verwarmingsaudit wordt gekozen maar een beoordeling toelaat van het rendement van de ketel en van de ketelgrootte ten opzichte van de verwarmingsbehoeften van het gebouw. |
14, § 2, tweede lid, tweede zin | De erkende technicus verwarmingsaudit geeft de afdeling op eenvoudig verzoek de nodige informatie over de gehanteerde berekeningsmethodiek. |
14, § 4, 1° | De persoon die de verwarmingsaudit van het centrale stooktoestel heeft uitgevoerd : 1° verstrekt aan de eigenaar van het centrale stooktoestel informatie omtrent de bestaande steunmaatregelen van de overheid of derden en de geschatte besparing op het energieverbruik met het oog op de vervanging van oudere ketels; |
14, § 4, 2° | De persoon die de verwarmingsaudit van het centrale stooktoestel heeft uitgevoerd : 2° adviseert de eigenaar van het centrale stooktoestel over vervanging van de ketel, over andere wijzigingen van het verwarmingssysteem en alternatieve oplossingen die een significante energiebesparing kunnen realiseren. |
15, § 1, eerste zin | De persoon die de keuring van een nieuw centraal stooktoestel, bedoeld in artikel 7, uitvoert, overhandigt aan de eigenaar een behoorlijk ingevuld keuringsrapport en een verbrandingsattest. |
15, § 1, tweede zin | Een duplicaat ervan houdt hij gedurende minstens één jaar ter beschikking van de toezichthouder. |
15, § 2, eerste zin | De persoon die de gedeeltelijke of de volledige onderhoudsbeurt van artikel 8, 4°, heeft uitgevoerd overhandigt aan de gebruiker van het centrale stooktoestel het behoorlijk ingevulde reinigingsattest en/of het behoorlijk ingevulde verbrandingsattest. |
15, § 2, tweede zin | Een duplicaat ervan houdt hij gedurende minstens één jaar ter beschikking van de toezichthouder. |
15, § 3, eerste zin | De persoon die de verwarmingsaudit, bedoeld in artikel 9, heeft uitgevoerd, overhandigt aan de eigenaar van het centrale stooktoestel een verwarmingsauditrapport. |
15, § 3, tweede zin | Een duplicaat ervan houdt hij gedurende minstens één jaar ter beschikking van de toezichthouder. |
15, § 5, eerste zin | Een behoorlijk ingevuld reinigingsattest, verbrandingsattest, keuringsrapport of verwarmingsauditrapport bevat minstens de gegevens, gevraagd in het toepasselijke model uit bijlage III in duidelijk leesbare alfanumerieke tekens. |
15, § 6, tweede lid | Een schoorsteenveger mag alleen een reinigingsattest opstellen voor het gedeelte reinigen en controleren van het rookgasafvoerkanaal. |
[<font color="red">1</font> 15, § 7 | De persoon die de keuring of de volledige onderhoudsbeurt heeft uitgevoerd of zijn aangestelde, meldt de kenmerken van het centraal stooktoestel en de kenmerken van de keuring of de volledige onderhoudsbeurt via de webapplicatie van het VEKA in de databank, vermeld in artikel 12.5.1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009. De voormelde melding gebeurt volgens het formaat dat het VEKA vastlegt. De voormelde melding gebeurt uiterlijk dertig dagen na de uitvoering van de keuring of de volledige onderhoudsbeurt.]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2022120209" target="_blank">2022-12-02/09</a>, art. 4, 061; Inwerkingtreding : 06-02-2023> |
Artikel | Wettelijke verplichting |
5 | De monsternemingen in het kader van het Bodemdecreet en het VLAREBO van 14 december 2007 worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld. |
6, eerste lid | De analyses in het kader van het Bodemdecreet en het VLAREBO van 14 december 2007 worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt verklaard. |
55, tweede lid | Als de OVAM aanvullende onderzoeksverrichtingen oplegt, kan ze een termijn bepalen waarbinnen de aanvullende onderzoeksverrichtingen moeten worden uitgevoerd en het verslag ervan bij de OVAM moet worden ingediend. |
81, derde lid, tweede volzin | De vereniging van mede-eigenaars brengt de eigenaars en gebruikers van die mede-eigendom op de hoogte van de kennisgeving van de OVAM binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan. |
86, tweede lid | Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan maakt de burgemeester het bodemsaneringsproject gedurende dertig dagen bekend door aanplakking van een bericht op de plaats waar de bodemsaneringswerken gepland zijn en op de plaatsen die gereserveerd zijn voor de officiële berichten van bekendmaking. Gedurende diezelfde periode van dertig dagen legt hij het bodemsaneringsproject ter inzage bij de diensten van het gemeentebestuur. Tijdens die periode van bekendmaking kan iedereen schriftelijk bezwaren en opmerkingen richten aan het college van burgemeester en schepenen. Na afloop van de periode van bekendmaking maakt de burgemeester een proces-verbaal op over de ingediende bezwaren en opmerkingen. Uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van het bodemsaneringsproject wordt het proces-verbaal aan de OVAM bezorgd. |
89, § 1, tweede lid, eerste zin | Als de OVAM aanvullingen of wijzigingen oplegt, kan ze een termijn bepalen waarbinnen het aangepaste bodemsaneringsproject aan de OVAM moet worden bezorgd. |
103, eerste lid | De opdrachtgever van de bodemsaneringswerken stelt tijdig de volgende personen in kennis van de aanvang van de uitvoering van de bodemsaneringswerken: 1° de eigenaars en gebruikers van de gronden waar werken zullen plaatsvinden die noodzakelijk zijn om de bodemsanering uit te voeren; 2° de eigenaars en gebruikers van de gronden waarop de uitvoering van de bodemsaneringswerken mogelijk een negatieve weerslag kan hebben. |
104, eerste zin | Ten minste acht dagen voor de aanvang van de uitvoering van de bodemsaneringswerken maakt een beëdigd landmeter, op verzoek van de opdrachtgever van de bodemsaneringswerken, een plaatsbeschrijving op van de gronden waar werken zullen plaatsvinden die noodzakelijk zijn om de bodemsanering uit te voeren alsook van de gronden waarop mogelijk een negatieve weerslag kan worden verwacht ten gevolge van de uitvoering van de bodemsaneringswerken. |
121 | Voor de volgende activiteiten moet de persoon die de activiteit verricht een individueel bodempreventie- en bodembeheersplan opstellen en voorleggen aan de OVAM: 1° het chemisch reinigen van textiel, alsook alle industriële of commerciële activiteiten waarbij VOS worden gebruikt in een installatie voor het schoonmaken van kleren, meubelstoffen en soortgelijke consumptiegoederen, met uitzondering van het handmatig verwijderen van vlekken in de textiel- en de kledingindustrie; Overeenkomstig artikel 91, § 1, van het Bodemdecreet, kan de persoon die een activiteit, vermeld in het eerst lid, verricht, voor die verplichting een beroep doen op een erkende bodemsaneringsorganisatie. |
[<font color="red">1</font> ... | ]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> ... | ]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2018092113" target="_blank">2018-09-21/13</a>, art. 57, 046; Inwerkingtreding : 01-04-2019> |
Artikel | Wettelijke verplichting |
10, § 2 en § 3 | § 2. Behoudens in de gevallen vermeld in het volgende lid, zijn alle bossen voor het publiek, aangeduid in § 3 van dit artikel, steeds toegankelijk. Zij zijn evenwel enkel toegankelijk op de boswegen. De Vlaamse regering kan echter, voor zover dit het voortbestaan van het bos niet bedreigt en de vervulling van de andere bosfuncties niet verhindert, bij besluit toestaan dat voor bepaalde activiteiten de boswegen worden verlaten. De Vlaamse Regering kan de uitoefening van deze activiteiten afhankelijk stellen van het verkrijgen van een machtiging van het Agentschap. Bossen kunnen voor bepaalde of onbepaalde duur, geheel of gedeeltelijk ontoegankelijk worden. Het ontoegankelijk stellen van openbare bossen is slechts toegestaan na een machtiging van het Agentschap. De eventuele ontoegankelijkheid van een bos of een gedeelte van een bos dient langs de boswegen te worden aangeduid op een duidelijk zichtbare wijze. De Vlaamse Regering legt de vorm en de wijze vast waarop die aanduiding moet gebeuren. De eventuele ontoegankelijkheid van een bos of een gedeelte van een bos kan niet wettig in een andere vorm of op een andere wijze worden aangeduid. § 3. De voetgangers hebben steeds toegang tot alle bossen die voor het publiek toegankelijk zijn overeenkomstig § 2 van dit artikel. De Vlaamse Regering kan bij besluit, zonder afbreuk te doen aan de bepaling van artikel 14, op de boswegen andere categorieën van weggebruikers toelaten voor zover die het voortbestaan van het bos niet bedreigen en de vervulling van de andere bosfuncties niet verhinderen. De Vlaamse Regering regelt bij besluit de toegang tot de boswegen van alle in beide voorgaande leden bedoelde categorieën van weggebruikers. De toegang tot de boswegen kan slechts wettig worden aangeduid in de vorm en op de wijze zoals bepaald door de Vlaamse Regering. |
12 | § 4. De toegankelijkheid van een bos wordt geregeld door een toegankelijkheidsregeling die niet strijdig is met de inhoud van het beheersplan of met de bepalingen van dit decreet. Als de toegankelijkheid beperkt blijft tot het verlenen van toegang voor voetgangers op de boswegen overeenkomstig artikel 10, § 2 en § 3, vervalt de verplichting tot opmaak van een toegankelijkheidsregeling. De Vlaamse Regering bepaalt door wie een toegankelijkheidsregeling kan worden opgesteld, evenals de inhoud en de procedure voor de goedkeuring van deze toegankelijkheidsregeling. |
30 | Onverminderd de verbodsbepalingen opgenomen in wetten, decreten, reglementen en de ontheffingen opgenomen in het beheersplan, is het in de bosreservaten verboden: (...) 8. sport te beoefenen. (...) |
62, eerste zin | De koper mag het kappen niet beginnen zonder een voorafgaandelijke schriftelijke kapvergunning van de aangewezen ambtenaar. |
63 | De koper moet alle te sparen bomen kunnen aanwijzen en is verplicht alle voorbehouden bomen, op welke manier ook aangewezen, onaangeroerd te laten. Onverminderd de bepalingen van artikel 184 van het Strafwetboek mogen de kopers geen merken aanbrengen op voorbehouden bomen. Wederrechtelijk gekapte bomen kunnen door de koper niet gecompenseerd worden door voor kapping gemerkte bomen te laten staan. De waarde van de wederrechtelijke gekapte bomen dient vergoed te worden, alsmede de eventuele schade die hierdoor is ontstaan. Wanneer te sparen bomen gebroken of omgeworpen zijn, moet de koper ze ter plaatse laten liggen en onmiddellijk de aangestelde waarschuwen. Het merkteken van de hamer op de stam of op de stronk aangebracht is het enige middel waarmee de koper de exploitatie van de bomen kan rechtvaardigen. |
64 | De koper dient de nodige voorzorgen te nemen om de te sparen bomen en het bosbestand niet te beschadigen. Wanneer een gevelde boom is blijven hangen op een voorbehouden of te sparen boom, mag de koper de voorbehouden of te sparen boom alleen kappen mits machtiging van de aangewezen ambtenaar en na vaststelling op tegenspraak van de schade die voortspruit uit de noodzakelijkheid om de voorbehouden of te sparen boom te vellen. Indien de schadeloosstelling in natura mogelijk is, kan men ter vervanging van de beschadigde bomen, gemerkte bomen van minstens gelijke waarde aanduiden, rekening houdend met de toekomstwaarde, of bomen van mindere waarde mits betaling van het verschil. Indien de koper niet akkoord gaat met deze vervanging schat men de waarde van de beschadigde bomen; daaraan wordt de schade aan het bestand toegevoegd. Indien de koper niet bewijst dat hij alle voorzorgen heeft genomen om beschadiging van de te sparen bomen te voorkomen, worden deze als delicthout beschouwd en overeenkomstig artikel 55 verkocht onverminderd de door de koper te betalen schadeloosstelling en in voorkomend geval, de krachtens de verkoopsvoorwaarden verschuldigde boeten. |
65 | De koper mag geen hout hakken of weghalen op zon- en feestdagen, noch voor de officiële zonsopgang of na de officiële zonsondergang. Alleen in bijzondere gevallen kan hem door de aangewezen ambtenaar machtiging gegeven worden om hiervan af te wijken. |
66 | Het is de koper verboden hout van zijn koop op stam te schillen of te ontschorsen, tenzij de verkoopsvoorwaarden dit uitdrukkelijk toestaan. |
67 | Elke overtreding van de verkoopsvoorwaarden is verboden. |
68 | Ten behoeve van de exploitatie mag geen put of oven voor houtskool worden gemaakt; geen werkplaats of keet, woonwagen, caravan of tent worden geplaatst, behalve op de plaatsen aangewezen door de aangewezen ambtenaar of zijn afgevaardigde. |
69 | Het is de koper en zijn arbeiders verboden elders vuur te maken dan op de in verkoopsvoorwaarden of door de aangestelde toegelaten plaatsen. |
70 | Het hout wordt vervoerd langs de wegen, die daarvoor gewoonlijk gebruikt worden of op de wijze, die door de aangewezen ambtenaar of zijn gemachtigde wordt aangewezen. In geen geval mag de koper nieuwe doorgangen of wegen aanleggen. |
71 | Alle voor kapping gemerkte bomen dienen gekapt en opgeruimd te worden binnen de door de verkoopsvoorwaarden gestelde termijn. Voor zover in de verkoopsvoorwaarden een afwijkingsmogelijkheid wordt voorzien, kan alleen om gemotiveerde redenen aan de kopers een verlenging van deze termijn worden toegestaan. Indien de kopers de door de verkoopsvoorwaarden opgelegde werkzaamheden niet verrichten binnen de gestelde termijn, komen de niet-gekapte en de niet-opgeruimde bomen, onverminderd de schadevergoeding opnieuw toe aan de eigenaar. |
72 | De kopers mogen in hun kavels alleen hout leggen dat daarvan afkomstig is. |
81 | Kappingen voorzien in een goedgekeurd beheersplan mogen onmiddellijk worden uitgevoerd en zijn niet meldingsplichtig. Indien onverwijld moet worden overgegaan tot kapping om veiligheidsredenen moet de kapping en de motivering ervan ten laatste 24 uur na het aanvangen van de kapping schriftelijk worden medegedeeld aan het Agentschap. Indien dringend moet worden overgegaan tot kapping om sanitaire redenen, moet de kapping en de motivering ervan minstens veertien dagen voor het aanvangen van de kapping aan het Agentschap schriftelijk worden meegedeeld. Binnen een termijn van zes maanden na het uitvoeren van de voormelde kappingen dient de bosbeheerder een voorstel van herstelmaatregelen, gaande van de herbebossing van de gekapte of beschadigde percelen tot een gelijkwaardige oppervlakte, met inbegrip van spontane herbebossing, ter goedkeuring aan het Agentschap voor te leggen. Wanneer de bosbeheerder geen herstelmaatregelen voorlegt binnen die termijn of wanneer hij in gebreke blijft om de goedgekeurde herstelmaatregelen uit te voeren binnen een termijn van één jaar na de goedkeuring van het al dan niet gewijzigde voorstel of wanneer binnen deze termijn de spontane herbebossing geen of onvoldoende resultaten opgeleverd heeft, kan het Agentschap de werken op kosten van de bosbeheerders laten uitvoeren. De kosten worden verhaald door toezending via een aangetekende zending van de kostenstaat aan de bosbeheerder. Voor alle andere kappingen moet een machtiging gevraagd worden aan het Agentschap. Kappingen andere dan vermeld in het eerste tot en met het derde lid waarvoor geen machtiging is verleend, alsook het niet naleven van de voorwaarden van een machtiging, zijn verboden. (...) Het Agentschap beslist binnen de zestig dagen na de datum van indiening van het verzoek of de kapping kan worden uitgevoerd, waarvan onverwijld mededeling wordt gegeven aan de betrokken gemeentebesturen. Na verloop van deze termijn wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd. (...) |
90, eerste lid | Openbare onroerende goederen, die onder de toepassing van het decreet vallen, kunnen niet vervreemd worden zonder machtiging van de Vlaamse Regering. |
91, § 2, eerste lid | Bij een overdracht of een verdeling van onroerende goederen waarop dit decreet van toepassing is, brengt de overdrager of verdeler de verwerver vóór het sluiten van de overeenkomst op de hoogte van de verplichtingen die op dat goed rusten krachtens dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten. |
91, § 2, tweede lid | Deze verplichting rust eveneens op degene die het eigendomsrecht van dergelijke onroerende goederen belast met zakelijke rechten in de mate dat daarbij het beheer van het bos wordt overgedragen, en op de persoon die op enige andere wijze het beheer van het bos gedeeltelijke of geheel overdraagt voor meer dan negen jaar. |
91, § 3, eerste lid | De instrumenterende ambtenaar die een akte verlijdt van overdrachten of verdelingen bedoeld in § 1 neemt in de akte in een aparte rubriek ''Bosdecreet'' de verklaring op van de overdrager of verdeler dat hij zijn informatieplicht, bedoeld in § 2, heeft nageleefd en, in voorkomend geval, de nodige stukken heeft overgedragen. |
91, § 3, tweede lid | Het voorhanden zijn van een bosbeheerplan en de referentiegegevens ervan worden in de akte vermeld. |
91, § 4 | Voormelde instrumenterende ambtenaar deelt binnen zestig dagen na de ondertekening van de akte de wijziging in het beheer van het bos mee aan het Agentschap met een attest waarin de identiteit van de oorspronkelijke en de nieuwe bosbeheerder en de omschrijving van het betreffende onroerend goed worden opgenomen. |
97, § 1 | § 1. Onverminderd de verbodsbepalingen in wetten, decreten en reglementen is het, zonder toestemming van de eigenaar en machtiging van het Agentschap of zonder dat het bepaald is in het goedgekeurd beheersplan, in alle openbare bossen en voor wat de bosreservaten betreft, de commissie gehoord, verboden: (...) 2. het dode hout, op de grond liggend of nog aan de stam bevestigd, te verwijderen tenzij het behoort tot een partij verkochte bomen; 3. knoppen, scheuten, twijgen, bloeiwijzen, kegels, vruchten, zaden te verzamelen en te verwijderen; 4. bomen op te snoeien, behoudens wanneer deze maatregel werd opgenomen in het goedgekeurd beheersplan; (...) 6. reclame aan de bomen te bevestigen, reclameborden te plaatsen en onverschillig welk ander middel van commerciële reclame te gebruiken; 7. de rust in het bos en van de bezoekers op welke wijze ook te verstoren; (...) 10. bomen te beschadigen, planten weg te nemen, uit te rukken of af te snijden; (...) 12. prikkeldraad aan te brengen en/of in stand te houden in en om de bossen, tenzij anders voorzien in het beheersplan. |
97, § 2 | § 2. Onverminderd de verbodsbepalingen opgenomen in wetten, decreten en reglementen is het, zonder toestemming van de bosbeheerder en machtiging van het Agentschap of zonder dat het voorzien is in het goedgekeurd beheersplan, in alle privé-bossen verboden: (...) 2. reclame aan de bomen te bevestigen, reclameborden te plaatsen en onverschillig welk ander middel van commerciële reclame te gebruiken; 3. de rust in het bos en van de bezoekers op welke wijze ook te verstoren; (...) 5. bomen te beschadigen, planten weg te nemen, uit te rukken of af te snijden, tenzij als beheersmaatregel; 6. onverschillig welk voorwerp dat tot de uitrusting van het bos behoort te vernielen, te beschadigen, te verplaatsen en te misbruiken; 7. prikkeldraad aan te brengen en/of in stand te houden in en om de bossen, tenzij anders voorzien in het beheersplan; (...) |
Artikel | Wettelijke verplichting |
7, tweede lid | Elke houder van het jachtrecht die op welke wijze ook van zijn recht gebruik maakt is verplicht een door hem opgemaakt plan van zijn jachtterrein met aanduiding van de percelen waarbinnen hij geen jachtrecht heeft in te dienen bij de arrondissementscommissaris of de door de Vlaamse Regering aan te wijzen ambtenaar, in wiens ambtsgebied het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan, is gelegen. |
7, vierde lid, tweede zin | Elke houder van het jachtrecht die een plan heeft neergelegd dat de toestand van zijn jachtterrein niet juist weergeeft is verplicht op verzoek van de arrondissementscommissaris of van de door de Vlaamse Regering aan te wijzen ambtenaar, om binnen de gestelde termijn de juiste gegevens neer te leggen. |
Artikel | Wettelijke verplichting |
27, lid 1 | Elke onderneming verstrekt de Commissie en, door middel van een afschrift, de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat voor elke gereguleerde stof en elke in bijlage II genoemde nieuwe stof jaarlijks uiterlijk op 31 maart de in de leden 2 tot en met 6 vermelde gegevens over het voorafgaande kalenderjaar. |
27, lid 2 | Iedere producent verstrekt de volgende gegevens: a) zijn totale productie voor elke in lid 1 bedoelde stof; b) de in de Gemeenschap op de markt gebrachte of voor eigen rekening van de producent gebruikte geproduceerde hoeveelheden, gesplitst naar productie voor gebruik als grondstof, gebruik als technische hulpstof, of andere toepassingen; c) de productie om te voorzien in de behoeften voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen in de Gemeenschap waarvoor overeenkomstig artikel 10, lid 6, vergunning is verleend; d) de productie om in de essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen van de partijen waarvoor overeenkomstig artikel 10, lid 8, toestemming is verleend, te voorzien; e) in voorkomende geval, de toename van de productie waarvoor in verband met industriële rationalisering krachtens artikel 14, leden 2, 3 en 4, toestemming is verleend; f) de gerecycleerde, geregenereerde of vernietigde hoeveelheden onder vermelding van de bij de vernietiging gebruikte techniek, met inbegrip van de in artikel 3, punt 14, bedoelde als bijproduct geproduceerde en vernietigde hoeveelheden; g) de voorraden; h) de van en aan andere producenten in de Gemeenschap gekochte en verkochte hoeveelheden. |
27, lid 3 | Iedere importeur verstrekt voor elke in lid 1 bedoelde stof de volgende gegevens: a) de in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden, uitgesplitst naar invoer voor gebruik als grondstof of als technische hulpstof, voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen waarvoor overeenkomstig artikel 10, lid 6, vergunning is verleend, voor gebruik voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer en voor vernietiging; Importeurs die gereguleerde stoffen voor vernietiging hebben ingevoerd, vermelden tevens voor elke stof de eindbestemming of eindbestemmingen, onder vermelding, voor elke eindbestemming, van de hoeveelheden van elke stof die daar afgeleverd zijn en van de naam en het adres van de vernietigingsinstallatie; b) de hoeveelheden die volgens andere douaneprocedures zijn ingevoerd, onder aparte vermelding van de soort douaneprocedure en het aangegeven gebruik; c) de hoeveelheden gebruikte in lid 1 bedoelde stoffen die voor recycling of voor regeneratie zijn ingevoerd; d) de voorraden; e) de van en aan andere ondernemingen in de Gemeenschap gekochte en verkochte hoeveelheden; f) het land van uitvoer. |
27, lid 4 | Iedere exporteur verstrekt voor elke in lid 1 bedoelde stof de volgende gegevens: a) de hoeveelheden uitgevoerde stoffen, uitgesplitst naar uitvoer naar de verschillende landen van bestemming, en naar uitvoer voor gebruik als grondstof of als technische hulpstof, voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen, voor kritische toepassingen en voor toepassingen voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer; b) de voorraden; c) de van en aan andere ondernemingen in de Gemeenschap gekochte en verkochte hoeveelheden; d) het land van bestemming. |
27, lid 5 | Elke onderneming die gereguleerde stoffen vernietigt als bedoeld in lid 1 en niet onder lid 2 valt, verstrekt de volgende gegevens: a) de hoeveelheden van die stoffen die werden vernietigd, met inbegrip van de hoeveelheden die zich in producten of apparaten bevonden; b) de voorraden van die stoffen die wachten op vernietiging, met inbegrip van de hoeveelheden die zich in producten of apparaten bevinden; c) de bij de vernietiging gebruikte techniek. |
27, lid 6 | Elke onderneming die gereguleerde stoffen als grondstof of als technische hulpstof gebruikt, verstrekt de volgende gegevens: a) de hoeveelheden van die stoffen die als grondstof of als technische hulpstof worden gebruikt; b) de voorraden van die stoffen; c) de betrokken methoden en emissies. |
27, lid 7 | Elke producent of importeur die overeenkomstig artikel 10, lid 6, een vergunning heeft verkregen, deelt de Commissie en, door middel van een afschrift, de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat jaarlijks vóór 31 maart voor alle stoffen waarvoor hij toestemming heeft verkregen mee waarvoor die zijn gebruikt, welke hoeveelheden hij het voorgaande jaar heeft gebruikt, welke hoeveelheden hij in voorraad heeft, gerecycleerd, geregenereerd of vernietigd heeft en welke hoeveelheden producten en apparaten die deze stoffen bevatten of nodig hebben hij op de communautaire markt gebracht en/of uitgevoerd heeft. |
artikel | wettelijke verplichting |
14, § 2, tweede zin | De nieuwe vergunninghouder stelt het departement hiervan per beveiligde zending in kennis. |
15, § 3, eerste lid | Indien de vergunninghouder een tijdelijke opslag van de uit zijn onderzoeksareaal gewonnen oppervlaktedelfstoffen voorziet op een perceel dat geen deel uitmaakt van de aanvraag, dient hij het departement daarvan schriftelijk en voorafgaandelijk op de hoogte te brengen, met opgave van de referenties van dit perceel. Dit geldt zowel voor percelen gelegen binnen als buiten het ontginningsgebied. |
24 | Uiterlijk op 31 maart na elk volledig kalenderjaar vanaf de start van de vergunningstermijn bezorgt de vergunninghouder aan het departement een voortgangsrapport over de exploitatie en de eindafwerking in het voorbije kalenderjaar, in de vorm van een digitale zending in een geschikt uitwisselingsformaat, vastgesteld door het departement. Bij wijze van uitzondering heeft het eerste basisvoortgangsrapport betrekking op de periode vanaf de aanvang van de ontginning tot en met het einde van het eerste volledige kalenderjaar dat binnen de vergunningstermijn valt. De verplichting om jaarlijks een voortgangsrapport te bezorgen aan het departement, eindigt met een laatste basisvoortgangsrapport wanneer de eindafwerking volledig gerealiseerd is. |
Na een eerste basisvoortgangsrapport kunnen de daaropvolgende jaarlijkse voortgangsrapporten zich beperken tot het aanleveren van de gegevens die wijzigingen inhouden ten opzichte van de vorige voortgangsrapporten. Ook ingeval er in het voorbije kalenderjaar geen enkele wijziging is opgetreden, wordt dit aan het departement gemeld. In elk geval wordt om de vijf jaar een geactualiseerd basisvoortgangsrapport aan het departement bezorgd. | |
Het basisvoortgangsrapport bevat minstens de volgende gegevens: | |
1° de stand van zaken betreffende de ontginning die bestaat uit een situeringsplan en een opgave van de ontgonnen hoeveelheden, eventueel opgesplitst in de verschillende soorten delfstoffen, en de gerealiseerde dieptes; | |
2° een digitaal grafisch opmetingsbestand, gerefereerd in het Lambert BD72-stelsel en de Tweede Algemene Waterpassing (TAW). Daarin zijn de volgende gegevens opgenomen: | |
a) kadastrale gegevens; | |
b) grens van de vergunning; | |
c) situering van alle gebouwen; | |
d) situering van de toegangswegen en uitbatingswegen; | |
e) aanduiding van grachten, beken en andere waterlopen; | |
f) aanduiding van de ontginningsfronten; | |
g) voldoende hoogtepeilen van het maaiveld; | |
h) voldoende hoogtepeilen van het oorspronkelijke reliëf binnen de vergunning, voor het gedeelte van de vergunning waar de ontginning aangevat wordt na 1 januari 2018; | |
i) in geval van droge ontginning: voldoende hoogtepeilen langs taluds en ontginningsfronten; | |
j) in geval van natte ontginning: voldoende peilpunten van de baggerzones; | |
k) voldoende hoogtepeilen of voldoende peilpunten van de gerealiseerde opvullingen en de definitieve eindafwerking; | |
l) aanduiding van waterplassen, slibbekkens en andere bekkens; | |
m) aanduiding, met behulp van inkleuring of arcering, van de delen die niet in ontginning zijn of die onaangeroerd zijn, de delen die in ontginning, inclusief afgedekt, zijn, en de delen die hun eindafwerking gekregen hebben; | |
n) aanduiding van de referentiepunten voor de opeenvolgende metingen; | |
3° een tabel met een bondige beschrijving van de referentiepunten, onder meer piket, grenspaal, merkteken en hoek van het gebouw, samen met de respectieve coördinaten in Lambert BD72/TAW; | |
4° de grondbalans met de geraamde hoeveelheden teelaarde en overige dekgronden, de werkelijk gerealiseerde depots, de hergebruikte teelaarde, dekgronden en tussenlagen in het kader van de eindafwerking of de nabestemming en de nog te reserveren teelaarde, dekgronden en tussenlagen; | |
5° een plan met de zonering en fasering van de ontginning en met vermelding van de oppervlakten van de verschillende zones; | |
6° de stand van zaken betreffende de realisatie van de eindafwerking, met opgave van de percelen of delen van percelen waarvan de eindafwerking is gerealiseerd. |
Artikel | Wettelijke verplichting |
19, lid 1 | Uiterlijk op 31 maart 2015 en vervolgens elk jaar rapporteert iedere producent, invoerder en uitvoerder die tijdens het voorgaande kalenderjaar een metrische ton of 100 ton CO2 -equivalent of meer gefluoreerde broeikasgassen en in bijlage II vermelde gassen heeft geproduceerd, ingevoerd of uitgevoerd, aan de Commissie de in bijlage VII beschreven gegevens over elk van deze stoffen voor het betrokken kalenderjaar. Deze bepaling is ook van toepassing op ondernemingen die een quotum ontvangen ingevolge artikel 18, lid 1. |
Bijlage VII | KRACHTENS ARTIKEL 19 MEE TE DELEN GEGEVENS 1. Elke in artikel 19, lid 1, bedoelde producent brengt verslag uit over: a) de totale hoeveelheid van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die hij in de Unie heeft geproduceerd en geeft daarbij de belangrijkste categorieën toepassingen waarvoor de stof wordt gebruikt aan; b) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in bijlage I en, indien van toepassing, bijlage II, die hij in de Unie op de markt heeft gebracht, met afzonderlijke specificatie van de hoeveelheden die op de markt zijn gebracht voor gebruik als grondstof, rechtstreekse uitvoer, vervaardiging van doseerinhalatoren voor de toediening van geneesmiddelen, gebruik in militaire apparatuur en gebruik bij het etsen van halfgeleidermateriaal of het reinigen van kamers voor chemische dampafzetting in de sector van de productie van halfgeleiders; c) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die respectievelijk zijn gerecycleerd, geregenereerd en vernietigd; d) aan het begin en het einde van de verslagperiode bestaande voorraden; e) een eventuele toestemming om van een quotum gebruik te maken voor het doel van artikel 14, met specificatie van de relevante hoeveelheden. 2. Elke in artikel 19, lid 1, bedoelde invoerder brengt verslag uit over: a) de hoeveelheid van elke stof van de lijst in bijlage I en, indien van toepassing, bijlage II, die hij in de Unie heeft ingevoerd en geeft daarbij de belangrijkste categorieën toepassingen waarvoor de stof wordt gebruikt aan, met afzonderlijke specificatie van de hoeveelheden die op de markt zijn gebracht voor vernietiging, gebruik als grondstof, rechtstreekse uitvoer, herverpakking, vervaardiging van doseerinhalatoren voor de toediening van geneesmiddelen, gebruik in militaire apparatuur en gebruik bij het etsen van halfgeleidermateriaal of het reinigen van kamers voor chemische dampafzetting in de sector van de productie van halfgeleiders; b) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die respectievelijk zijn gerecycled, geregenereerd en vernietigd; c) een eventuele toestemming om van een quotum gebruik te maken voor het doel van artikel 14, met specificatie van de relevante hoeveelheden; d) aan het begin en het einde van de verslagperiode bestaande voorraden. 3. Elke in artikel 19, lid 1, bedoelde uitvoerder brengt verslag uit over: a) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die hij uit de Unie heeft uitgevoerd voor andere doeleinden dan recycling, regeneratie of vernietiging; b) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die hij heeft uitgevoerd uit de Unie om respectievelijk te worden gerecycled, geregenereerd en vernietigd. |
Artikel | Wettelijke verplichting |
36, lid 1 | Elke fabrikant, importeur, downstreamgebruiker of distributeur verzamelt alle informatie die hij nodig heeft om zijn verplichtingen krachtens deze verordening te vervullen en houdt die informatie beschikbaar gedurende ten minste tien jaar nadat hij de stof of het mengsel voor het laatst heeft vervaardigd, ingevoerd, geleverd of gebruikt. Deze |
informatie wordt, onverminderd de titels II en VI, door de bedoelde fabrikant, importeur, downstreamgebruiker of distributeur op verzoek onverwijld verstrekt of beschikbaar gesteld aan een bevoegde instantie van de lidstaat waar hij is gevestigd of aan het Agentschap. | |
36, lid 2 | Indien een registrant, downstreamgebruiker of distributeur zijn activiteiten beëindigt, of zijn activiteiten geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een derde, is degene die verantwoordelijk is voor de liquidatie van de onderneming van de registrant, downstreamgebruiker of distributeur of die de verantwoordelijkheid op zich neemt om de stof of het mengsel in kwestie in de handel te brengen, gehouden aan de verplichting van lid 1 in plaats van de registrant, downstreamgebruiker of distributeur. |
41, lid 4 | De registrant verstrekt de vereiste informatie binnen de vastgestelde termijn aan het Agentschap. |
46, lid 2 | De registrant verstrekt de vereiste informatie binnen de vastgestelde termijn aan het Agentschap. |
63, lid 3 | Alvorens te verwijzen naar een eerdere aanvraag overeenkomstig de leden 1 en 2 actualiseert de latere aanvrager zo nodig de informatie van de oorspronkelijke aanvraag. |
Artikel | Wettelijke verplichting |
5 | Het is verboden zich met een jachtwapen te bevinden op jachtkansels die op minder dan 150 meter liggen van een terrein waarvan het jachtrecht door een andere jachtrechthouder wordt uitgeoefend, tenzij na schriftelijk akkoord van de betrokken jachtrechthouder. In het eerste lid wordt verstaan onder jachtkansel: iedere constructie of iedere inrichting, met inbegrip van al dan niet ingerichte bomen, die het mogelijk maakt wild te schieten vanaf een punt dat ligt boven het normale niveau van de grond. |
8 | Een organisator van jacht of bestrijding besteedt bij het uitoefenen van de activiteit bijzondere aandacht aan de veiligheid van de activiteit en aan de verenigbaarheid ervan met activiteiten van andere gebruikers van het buitengebied. De organisator van een drukjacht of een drijfjacht op grof wild of zijn aangestelde neemt de volgende maatregelen: 1° met het oog op de verenigbaarheid met andere activiteiten worden waarschuwingsborden voor de activiteit geplaatst aan de toegangen van het gebied waarin de actie plaatsvindt. De borden worden uiterlijk op de dag die voorafgaat aan de dag waarop de activiteit plaatsvindt, geplaatst en ze worden uiterlijk een uur na het einde van de activiteit verwijderd. Het model van het aankondigingsbord wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap; |
2° met het oog op een betere gebiedsgerichte samenwerking om de efficiëntie van een drukjacht of drijfjacht op grof wild te verhogen, nodigt de organisator van de drukjacht of drijfjacht minstens vijf dagen voor de actie de jachtrechthouders of WBE's die een jachtterrein hebben dat paalt aan het jachtterrein van de organisator, uit voor een overleg. De schriftelijke neerslag van dat overleg wordt gevoegd bij de melding van de actie aan de provinciale dienst van het agentschap en aan de burgemeester van het grondgebied waarop de activiteit plaatsvindt; 3° met het oog op de verenigbaarheid van drukjacht en drijfjacht op grof wild met andere activiteiten brengt de organisator minstens drie werkdagen voor de aanvang van de activiteit de provinciale dienst van het agentschap en de burgemeester van het grondgebied waarop de activiteit plaatsvindt, op de hoogte van de activiteit. | |
10, derde lid, 5°, 6° | Met behoud van de toepassing van het eerste en het tweede lid is het voor het uitoefenen van elke vorm van jacht of van bestrijding verboden om de volgende soorten munitie te gebruiken: 5° loodhagel; 6° zinkhagel. |
13, vierde lid | De kastvallen of kooivallen worden geïdentificeerd met een weersbestendig plaatje waarop het jachtverlofnummer van de plaatser van de val en het telefoonnummer van de provinciale dienst van het agentschap leesbaar vermeld staan. |
19 | Voor elk geschoten dier bezorgt de jachtrechthouder of de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE binnen een maand na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot werd vervuld, een ingevuld papieren of elektronisch meldingsformulier aan het agentschap. Het agentschap bezorgt de gegevens binnen een maand aan het instituut voor verwerking en rapportering. Het papieren meldingsformulier wordt in tweevoud ingevuld. Het eerste exemplaar wordt naar het agentschap gestuurd en een tweede exemplaar blijft in het bezit van de jachtrechthouder of van de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE; Wie het elektronische formulier invult en opstuurt, krijgt automatisch een ontvangstmelding. Het model van het papieren en het elektronische meldingsformulier wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap. |
20 | Voor de controle van en het onderzoek naar het afschot wordt van elk specimen de linker onderkaak bewaard en ter beschikking gesteld van het agentschap of het instituut tot twee maanden na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot werd vervuld. De onderkaak wordt daarbij onmiddellijk na het afschot gemerkt met het daarvoor bestemde label dat het agentschap heeft uitgereikt. |
25, § 1, eerste lid, 5°, eerste zin | § 1. De gewone jacht op overig wild mag alleen worden uitgeoefend met de volgende middelen: 5° kastvallen waarvan de bovenkant bestaat uit ondoorzichtig materiaal. |
25, § 1, eerste lid, 6°, eerste zin | § 1. De gewone jacht op overig wild mag alleen worden uitgeoefend met de volgende middelen: 6° kooivallen, waarvan de bovenkant bestaat uit ondoorzichtig materiaal. |
29 | Bijzondere jacht wordt door een jachtrechthouder bij het agentschap gemeld met een papieren of elektronisch meldingsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap. Het meldingsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen: 1° met een aangetekende brief; 2° per e-mail; 3° via elektronische indiening. De melding bevat de volgende informatie: 1° informatie over de locatie waarvoor bijzondere jacht wordt gemeld; 2° een motivering van het type en de vermoedelijke omvang van de schade die de jachtrechthouder wil voorkomen of beperken, of de natuurwaarden en ecologische processen die hij beoogt te vrijwaren; 3° informatie over de preventieve of schadebeperkende maatregelen die voor de melding genomen zijn. |
30 | De bijzondere jacht mag op zijn vroegst een aanvang nemen 24 uur na de melding. Het agentschap is gemachtigd toezicht uit te oefenen op de aangemelde bijzondere jacht. Het agentschap kan met een gemotiveerde beslissing te allen tijde de bijzondere jacht beperken of verbieden. Als bijzondere jacht beoogd wordt met betrekking tot soorten die zijn opgenomen in een soortenbeschermingsprogramma ter uitvoering van artikel 26 het Soortenbesluit van 15 mei 2009 of in een beheerregeling ter uitvoering van artikel 28 het Soortenbesluit van 15 mei 2009, blijkt uit de melding dat er rekening is gehouden met dat soortenbeschermingsprogramma of die beheerregeling. |
34 | Voor elk geschoten dier bezorgt de jachtrechthouder of de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE binnen een maand na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot werd vervuld, een ingevuld papieren of elektronisch meldingsformulier aan het agentschap. Het agentschap bezorgt de gegevens binnen een maand aan het instituut voor verwerking en rapportering. Het papieren meldingsformulier wordt in tweevoud ingevuld. Het eerste exemplaar wordt naar het agentschap gestuurd en een tweede exemplaar blijft in het bezit van de jachtrechthouder of van de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE. Wie het elektronische formulier invult en opstuurt, krijgt automatisch een ontvangstmelding. Het model van het papieren en het elektronische meldingsformulier wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap. |
42 | Bestrijding wordt door een eigenaar of grondgebruiker aan het agentschap gemeld met een papieren of elektronisch meldingsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap. Het meldingsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen: 1° met een aangetekende brief; 2° per e-mail; 3 via elektronische indiening. De melding bevat de volgende informatie: 1° informatie over de locatie waarvoor bestrijding wordt gemeld; 2° een motivering van het type en de omvang van de schade die de eigenaar of de grondgebruiker heeft geleden; 3° informatie over de preventieve of schadebeperkende maatregelen die voor de melding genomen zijn. De melding kan betrekking hebben op afzonderlijke activiteiten of op een activiteitenkalender. |
43 | De bestrijding mag op zijn vroegst een aanvang nemen op een van volgende tijdstippen: 1° 24 uur na het verrichten van de melding. In de 24 uur tussen melding en aanvang van de bestrijding zit een halve werkdag vervat. 2° zodra het agentschap een ontvangstbevestiging bezorgt waarbij wordt meegedeeld dat de bestrijding wordt toegestaan. Het agentschap is gemachtigd toezicht uit te oefenen op de aangemelde bestrijding. Het agentschap kan met een gemotiveerde beslissing te allen tijde de bestrijding beperken of verbieden. Ingeval de bestrijding van grof wild door het agentschap niet verboden wordt, voorziet het agentschap voor elk specimen een uniek label. Als bestrijding beoogd wordt van soorten die zijn opgenomen in een soortenbeschermingsprogramma ter uitvoering van artikel 26 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009 of in een beheerregeling ter uitvoering van artikel 28 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009, blijkt uit de melding dat er rekening is gehouden met dat soortenbeschermingsprogramma of die beheerregeling. |
47 | Voor elk geschoten dier bezorgt de jachtrechthouder of de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE binnen een maand na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot werd vervuld, een ingevuld papieren of elektronisch meldingsformulier aan het agentschap. Het agentschap bezorgt de gegevens binnen een maand aan het instituut voor verwerking en rapportering. Het papieren meldingsformulier wordt in tweevoud ingevuld. Het eerste exemplaar wordt naar het agentschap gestuurd en een tweede exemplaar blijft in het bezit van de jachtrechthouder of van de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE. Wie het elektronische formulier invult en opstuurt, krijgt automatisch een ontvangstmelding. Het model van het papieren en het elektronische meldingsformulier wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap. |
57 | De jachtrechthouders of medejachtrechthouders, de grondeigenaars, de grondgebruikers en de door de jachtrechthouders aangestelde bijzondere veldwachters mogen, voor het natuurbeheer en na melding aan het agentschap, eieren van Canadese ganzen en de grauwe ganzen schudden, rapen of vernielen. De personen, vermeld in het eerste lid, mogen, na melding aan het agentschap, de grauwe gans en de Canadese gans voor het natuurbeheer doden of laten doden: 1° met vuurwapens; |
2° door afvangen met behulp van netten tijdens de periode van 1 juni tot en met 14 juli. In het geval, vermeld in het tweede lid, 1°, zijn de personen, vermeld in het eerste lid, met uitzondering van de door de jachtrechthouder aangestelde bijzondere veldwachters, in het bezit van een geldig jachtverlof. De acties, vermeld in het eerste en tweede lid, worden gemeld met een papieren of elektronisch meldingsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap. Het meldingsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen: 1° met een aangetekende brief; 2° per e-mail; 3° via elektronische indiening. | |
58 | Uiterlijk op 1 april van elk jaar wordt aan het agentschap gerapporteerd over de dieren die in het afgelopen kalenderjaar op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk werden gedood. Die rapportage heeft betrekking op de aantallen van de dieren die gedood werden, alsook op het tijdstip en de locatie ervan. De rapportering wordt gedaan met een papieren of elektronisch rapporteringsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap. Het rapporteringsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen: 1° met een aangetekende brief; 2° per e-mail; 3° via elektronische indiening. |
65, tweede en derde lid | Degene die belast is met het uitbroeden van de eieren en het opkweken van de jongen, meldt het aantal nesten, het aantal eieren en het aantal opgekweekte jongen aan het agentschap met behulp van een papieren of elektronisch meldingsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap. Het meldingsformulier wordt uiterlijk op 1 juli naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen: 1° met een aangetekende brief; 2° per e-mail; 3° via elektronische indiening. |
artikel | wettelijke verplichting |
34, § 2 | De erkende persoon past de normen en codes van goed praktijk toe die voor het gebruik van de erkenning in het Vlaamse Gewest van toepassing zijn. |
34, § 3 | De erkende persoon beschikt over een verzekering tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, inclusief de beroepsaansprakelijkheid, ten gevolge van het gebruik van de erkenning. In afwijking hiervan zijn de opleidingscentra verzekerd voor de ongevallen, schade en de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van leraren en studenten. |
34, § 4, eerste zin | De attesten, vaststellingen, verslagen en andere documenten die door een erkende persoon worden afgeleverd, zijn voldoende duidelijk en uitgebreid zodat het uit de lezing ervan mogelijk is om na te gaan of aan de reglementaire voorschriften is voldaan. |
34, § 4, tweede zin | Die attesten, vaststellingen, verslagen en andere documenten worden ondertekend door de erkende persoon. |
34, § 5, eerste lid | [<font color="red">1</font> De erkende persoon deelt elke wijziging in de identificatiegegevens, elke wijziging van de gegevens waardoor hij niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden of de gebruikseisen, of de definitieve stopzetting van het gebruik van de erkenning onverwijld mee aan de bevoegde afdeling.]<font color="red">1</font> |
34, § 5, tweede lid | De erkende persoon stelt aan de bevoegde afdeling alle inlichtingen en documenten ter beschikking waar ze om vraagt met betrekking tot de erkenning en richt zich naar de instructies die door de bevoegde afdeling en de toezichthouders worden gegeven. |
34, § 6 | Het is de erkende persoon, zelfs na het beëindigen van zijn functie, verboden vertrouwelijke gegevens kenbaar te maken, waarvan hij ten gevolge van zijn opdrachten kennis heeft gekregen. |
34, § 7 | [<font color="red">1</font> Overheidspersoneel kan zijn erkenning niet gebruiken als het met betrekking tot de erkenning of de taken van de erkenninghouder een adviserende, toezichthoudende of beslissende functie uitoefent.]<font color="red">1</font> |
34, § 8 | De erkende persoon verleent zijn medewerking aan periodieke evaluaties die door de bevoegde afdeling worden opgezet. |
34, § 9 | [<font color="red">1</font> De erkende persoon legt jaarlijks en dit ten laatste op 31 mei van het betreffende jaar een bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 54/1, § 2, voor aan de bevoegde afdeling.]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050356" target="_blank">2019-05-03/56</a>, art. 225, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019> |
artikel | wettelijke verplichting |
35, 1° | De erkende milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen, vermeld in artikel 6, 1°, a) : 1° beschikt over het behoorlijk onderhouden materiaal dat voldoet aan alle reglementaire eisen en dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken waarvoor de erkenning werd verkregen; |
35, 2° | De erkende milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen, vermeld in artikel 6, 1°, a) : 2° beschikt over de nodige vakliteratuur en technische gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning. |
35, 3° | De erkende milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen, vermeld in artikel 6, 1°, a) : 3° bezorgt uiterlijk één maand na het opstellen van het attest van prototypekeuring van een houder, een permanent lekdetectiesysteem of een overvulbeveiliging als vermeld in respectievelijk bijlage 5.17.2, bijlage 5.17.3 en bijlage 5.17.7 van titel II van het VLAREM, een kopie van het attest of verslag dat hij opmaakt naar aanleiding van de prototypekeuring aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen; |
36, 1° | De erkende milieudeskundige in de discipline bodemcorrosie, vermeld in artikel 6, 1°, b) : 1° beschikt over het behoorlijk onderhouden materiaal dat voldoet aan alle reglementaire eisen en dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken waarvoor de erkenning werd verkregen; |
36, 2° | De erkende milieudeskundige in de discipline bodemcorrosie, vermeld in artikel 6, 1°, b) : 2° beschikt over de nodige vakliteratuur en technische gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning. |
37, 1° | De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2) : 1° beschikt minstens over de apparatuur, vermeld in bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd; |
37, 2° | De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2) : 2° kan de nodige software voor het uitvoeren van zijn taken hanteren en de resultaten ervan correct interpreteren; |
37, 3° | De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2) : 3° houdt een kwaliteitshandboek bij dat minstens de inhoud, vermeld in bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd, bevat; |
37, 4° | De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2) : 4° beschikt over de nodige vakliteratuur en gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning; |
37, 5° | De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2) : 5° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen en wetgeving inzake de discipline geluid en trillingen door jaarlijks een bijscholing van minstens acht uur te volgen; |
37, 6° | De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2) : 6° keurt de sonometers die door de overheden, belast met de controle op de toepassing van de wet Geluidshinder en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden aangeboden, en levert daarvan een attest af dat de deugdelijkheid en de nauwkeurigheid van de apparatuur waarborgt voor een periode van twaalf maanden; |
37, 7° | [<font color="red">1</font> De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2): 7° heeft geen rechtstreeks belang in een bedrijf dat apparaten, toestellen of andere akoestische producten die met geluidsmeting of lawaaibestrijding te maken hebben, fabriceert of verhandelt;]<font color="red">1</font> |
37, 8° | De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2) : 8° houdt de logboeken en de procedures, vermeld in bijlage 7/1, die bij dit besluit is gevoegd, ten minste vijf jaar bij; |
37, 9° | De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2) : 9° kalibreert de meetapparatuur op de tijdstippen die hieronder aangegeven worden, en houdt de resultaten daarvan bij in een logboek : a) eerstelijnskalibratie : ijking van meetapparatuur voor en na elke meting; b) tweedelijnskalibratie : jaarlijkse reciproque ijking van meetapparatuur met behulp van een extern gekalibreerd referentiemeetapparaat; c) derdelijnskalibratie : tweejaarlijkse externe ijking van een referentiemeetapparaat; |
37, 10° | De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2) : 10° houdt de meetgegevens van onderzoeken in het kader van de erkenning ten minste vijf jaar bij. |
38, 1°, eerste 18 woorden | De erkende MER-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, d) : 1° beschikt over de nodige software voor het voorspellen van effecten van plannen en projecten op mens en milieu ... |
38, 1°, laatste 9 woorden | De erkende MER-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, d) : 1° kan die hanteren en de resultaten ervan correct interpreteren; |
38, 2° | De erkende MER-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, d) : 2° beschikt over de nodige vakliteratuur en gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning; |
38, 3° | De erkende MER-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, d) : 3° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen en wetgeving inzake de discipline waarvoor hij erkend is, door daarvoor jaarlijks een bijscholing van minstens acht uur te volgen per discipline. |
39, 1°, eerste 22 woorden | De erkende VR-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, e) : 1° beschikt over de nodige software voor het berekenen van risico's voor mens en milieu bij industriële ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn... |
39, 1°, laatste 9 woorden | De erkende VR-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, e) : 1° kan die hanteren en de resultaten ervan correct interpreteren; |
39, 2° | De erkende VR-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, e) : 2° beschikt over de nodige vakliteratuur en gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning; |
39, 3° | De erkende VR-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, e) : 3° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen en wetgeving inzake veiligheidsrapportage door daarvoor jaarlijks een bijscholing van minstens acht uur te volgen. |
39/1, eerste lid, 1° | De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f) : 1° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning; |
39/1, eerste lid, 2° | [<font color="red">1</font> De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f): 2° voert de keuring, vermeld in artikel 5.16.3.3, § 3, 4°, van titel II van het VLAREM correct uit en interpreteert de resultaten correct;]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">2</font> 39/1, eerste lid, 3°, eerste zin | De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f): 3° bezorgt na iedere keuring van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 12 kW als vermeld in artikel 5.16.3.3, § 3, eerste lid, 4°, van titel II van het VLAREM, een verslag van de keuring aan de exploitant van het gebouw met het airconditioningsysteem.]<font color="red">2</font> |
39/1, eerste lid, 3°, tweede zin | 3° Het keuringsverslag bevat het resultaat van de keuring, alsook aanbevelingen voor een kostenefficiënte verbetering van de energieprestatie van het gekeurde systeem en, in voorkomend geval, de evaluatie van de aanbevelingen die bij de vorige keuring werden geformuleerd; |
39/1, eerste lid, 4°, eerste zin | De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f) : 4° houdt alle gegevens van de keuring op dusdanige wijze bij dat een controle op het verloop van de keuring mogelijk is. |
39/1, eerste lid, 4°, tweede zin | 4° Die gegevens en het keuringsverslag worden gedurende ten minste drie jaar bewaard en worden ter beschikking gehouden van de afdeling, bevoegd voor erkenningen, en de keuringsinstelling, vermeld in artikel 58/2; |
39/1, eerste lid, 5° | [<font color="red">1</font> De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f): 5° houdt een overzichtslijst bij van alle keuringen als vermeld in artikel 5.16.3.3, § 3, 4°, van titel II van het VLAREM, die hij in het voorbije kalenderjaar uitgevoerd heeft;]<font color="red">1</font> |
39/1, eerste lid, 6° | De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f) : 6° volgt vijfjaarlijks de bijscholing en slaagt voor het bijhorende examen, vermeld in artikel 43/4, 2°, in een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, f). |
[<font color="red">2</font> 39/1, tweede lid | Als het certificaat van bekwaamheid inzake de keuring van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 12 kW, vermeld in artikel 13/1, 3°, ouder is dan vijf jaar na de afgiftedatum, vermeld op het certificaat, moet de airco-energiedeskundige de bijscholing gevolgd hebben en voor het bijhorende examen geslaagd zijn, vermeld in het eerste lid, van dit artikel, voor hij de erkenning van rechtswege, vermeld in artikel 32, § 2, eerste lid, 6°, kan gebruiken.]<font color="red">2</font> |
[<font color="red">1</font> 39/2, 1° ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> De erkende MER-coördinator, vermeld in artikel 6, 1°, g): 1° beschikt over de nodige vakliteratuur en gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning;]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 39/2, 2° ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> De erkende MER-coördinator, vermeld in artikel 6, 1°, g): 2° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen en wetgeving over milieueffectrapportage door daarvoor jaarlijks een bijscholing van minstens acht uur te volgen;]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">3</font> 39/3, 1° ]<font color="red">3</font> | [<font color="red">3</font> De erkende deskundige overstromingsattest, vermeld in artikel 6, 1°, h): 1° volgt bij de uitvoering van de taken de bepalingen van het ministerieel besluit met de richtlijnen voor het aanpassen van de G-score en de P-score, vermeld in artikel 8/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018;]<font color="red">3</font> |
[<font color="red">3</font> 39/3, 2° ]<font color="red">3</font> | [<font color="red">3</font> De erkende deskundige overstromingsattest, vermeld in artikel 6, 1°, h): 2° beschikt over het noodzakelijke materiaal voor de uitvoering van de taken waarvoor de erkenning is verkregen, dat behoorlijk onderhouden is en voldoet aan alle reglementaire eisen; ]<font color="red">3</font> |
[<font color="red">3</font> 39/3, 3° ]<font color="red">3</font> | [<font color="red">3</font> De erkende deskundige overstromingsattest, vermeld in artikel 6, 1°, h): 3° beschikt over de nodige vakliteratuur en technische gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning; ]<font color="red">3</font> |
[<font color="red">3</font> 39/3, 4° ]<font color="red">3</font> | [<font color="red">3</font> De erkende deskundige overstromingsattest, vermeld in artikel 6, 1°, h): 4° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen met betrekking tot overstromingsbescherming door tweejaarlijks een geattesteerde bijscholing van ten minste twee uur te volgen;]<font color="red">3</font> |
[<font color="red">3</font> 39/3, 5° ]<font color="red">3</font> | [<font color="red">3</font> De erkende deskundige overstromingsattest, vermeld in artikel 6, 1°, h): 5° heeft geen rechtstreeks belang in een bedrijf dat apparaten, toestellen of andere middelen aanlevert om gebouwen beter te beschermen tegen overstromingen; ]<font color="red">3</font> |
[<font color="red">3</font> 39/3, 6° ]<font color="red">3</font> | [<font color="red">3</font> De erkende deskundige overstromingsattest, vermeld in artikel 6, 1°, h): 6° bezorgt na iedere attestering het overstromingsattest aan de eigenaar van het gebouw. Het overstromingsattest bevat het resultaat van de attestering, alsook, indien van toepassing, de bijkomende maatregelen die nodig zijn om een aanpassing van de P-score of G-score te verkrijgen en, in voorkomend geval, de evaluatie van de aanbevelingen die bij de vorige attestering zijn geformuleerd;]<font color="red">3</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050356" target="_blank">2019-05-03/56</a>, art. 225, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019> | |
(<font color="red">2</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2021010817" target="_blank">2021-01-08/17</a>, art. 7, 052; Inwerkingtreding : 07-03-2021> | |
(<font color="red">3</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2022112507" target="_blank">2022-11-25/07</a>, art. 16, 059; Inwerkingtreding : 01-01-2023> |
artikel | wettelijke verplichting |
40, eerste lid, 1° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d) : 1° toont, op eenvoudig verzoek, het materiaal dat hij gebruikt bij het uitvoeren van de taken met betrekking tot de verleende erkenning; |
40, eerste lid, 2° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d) : 2° maakt uitsluitend gebruik van apparatuur die voldoet aan alle reglementaire eisen, vermeld in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd; |
40, eerste lid, 3°, eerste zin | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d) : 3° volgt vijfjaarlijks de bijscholing, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 3, die bij dit besluit is gevoegd, en slaagt voor de bijhorende proef. |
40, eerste lid, 3°, tweede zin | 3° Die bijscholing wordt gevolgd in een daartoe erkend opleidingscentrum; |
40, eerste lid, 4° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d) : 4° voert de keuring, onderhoudsbeurt of verwarmingsaudit, vermeld in artikel 12, 13, en 14 van het besluit inzake het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen, correct uit; |
40, eerste lid, 5° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d) : 5° levert de attesten en rapporten af en houdt die ter beschikking, zoals bepaald in artikel 15 van het besluit inzake het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen. |
[<font color="red">3</font> 40, tweede lid ]<font color="red">3</font> | [<font color="red">3</font> Als het certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 14, 2°, artikel 15, 2°, artikel 16, 3°, of artikel 17, 2°, ouder is dan vijf jaar na de afgiftedatum, vermeld op het certificaat, moet de technicus de bijscholing, vermeld in het eerste lid, 3°, gevolgd hebben, en voor het bijhorende examen, vermeld in het eerste lid, 3°, geslaagd zijn voor hij de desbetreffende erkenning van rechtswege, vermeld in artikel 32, § 2, eerste lid, 1° tot en met 4°, kan gebruiken.]<font color="red">3</font> |
40/1, 2° | De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e) : 2° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de stationaire koelinstallatie die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat en noteert ze, als dat van toepassing is, in het installatiegebonden logboek : a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de koelinstallatie waardoor de nominale koelmiddelinhoud of het type koelmiddel wijzigt : 1) de nominale koelmiddelinhoud, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent; 2) het type koelmiddel; 3) indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden : de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf; 4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de initiële installatie of de aanpassing van de koelinstallatie uitgevoerd heeft; 5) de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt; b) als gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen werden bijgevuld of afgetapt : 1) het type koelmiddel; 2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid; 3) de datum van bijvulling of aftapping; 4) de reden van bijvulling of aftapping; 5) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft; 6) als dat van toepassing is : de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt; 7) na elke bijvulling voor een koelinstallatie als vermeld in artikel 5.16.3.3, § 5, van titel II van het VLAREM : het relatief lekverlies; c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 of artikel 23 van verordening nr. 1005/2009 uitgevoerd worden : 1) de datum van de lekkagecontrole; 2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft; d) de nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is; e) bij een buitendienststelling : 1) de datum van de buitendienststelling; 2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen terug te winnen en te verwijderen; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de installatie buiten dienst gesteld heeft; 4) de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt; |
40/1, 3° | De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e) : 3° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning; |
40/1, 4°, eerste zin | De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e) : 4° slaagt vijfjaarlijks voor het actualisatie-examen in een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, h), of voor een gelijkwaardig examen dat aanvaard is door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
40/1, 4°, tweede zin | 4° Als het certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 17/1, 2°, of artikel 32, § 2, eerste lid, 7°, b), ouder is dan vijf jaar na de afgiftedatum, vermeld op het certificaat, slaagt hij voor het actualisatie-examen of voor een gelijkwaardig examen vóór hij de erkenning kan gebruiken. |
[<font color="red">2</font> ...]<font color="red">2</font> | [<font color="red">2</font> ...]<font color="red">2</font> |
40/1, 7° | [<font color="red">1</font> De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e): 7° beschikt over een vertaling van zijn certificaat van categorie I, II, III of IV naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven;]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 40/1, 8° | De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e): 8° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de koelwagen of koelaanhangwagen die een koeleenheid met gefluoreerde broeikasgassen bevat: a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de koeleenheid waardoor de nominale koelmiddelinhoud of het type koelmiddel wijzigt: 1) de nominale koelmiddelinhoud, uitgedrukt in metrische eenheid en eveneens in ton CO2-equivalent; 2) het type koelmiddel; 3) indien bij de koeleenheid gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden: de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf; 4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de initiële installatie of de aanpassing van de koeleenheid uitgevoerd heeft; b) als gefluoreerde broeikasgassen werden bijgevuld of afgetapt: 1) het type koelmiddel; 2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid; 3) de datum van bijvulling of aftapping; 4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft; c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 uitgevoerd worden: 1) de datum van de lekkagecontrole; 2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft; d) de nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie, uitgedrukt in metrische eenheid, en eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is; e) bij een buitendienststelling: 1) de datum van de buitendienststelling; 2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen terug te winnen en te verwijderen; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de installatie buiten dienst gesteld heeft;]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 40/1, 9° | De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e): 9° houdt de registraties als vermeld in punt 8° ten minste vijf jaar bij.]<font color="red">1</font> |
40/2, 1° | De erkende technicus voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 2°, f) : 1° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de brandbeveiligingsapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat : a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de brandbeveiligingsapparatuur waardoor de nominale inhoud aan blusmiddel of het type blusmiddel wijzigt : 1) de nominale inhoud, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent; 2) het type blusmiddel; 3) indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden : de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf; 4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de initiële installatie of de aanpassing van de brandbeveiligingsapparatuur uitgevoerd heeft; 5) de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt; b) als gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen werden bijgevuld of afgetapt : 1) het type blusmiddel; 2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid; 3) de datum van bijvulling of aftapping; 4) de reden van bijvulling of aftapping; 5) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft; 6) als dat van toepassing is : de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt; c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 of artikel 23 van verordening nr. 1005/2009 uitgevoerd worden : 1) de datum van de lekkagecontrole; 2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft; d) de nominale inhoud van de brandbeveiligingsapparatuur, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is; e) bij een buitendienststelling : 1) de datum van de buitendienststelling; 2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen terug te winnen en te verwijderen; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de installatie buiten dienst gesteld heeft; 4) de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt; |
40/2, 2° | De erkende technicus voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 2°, f) : 2° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning; |
40/2, 5° | De erkende technicus voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 2°, f) : 6° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven; |
40/3, 1° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, g) tot en met i) : 1° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning; |
40/3, 4° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, g) tot en met i) : 4° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven; |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2016121619" target="_blank">2016-12-16/19</a>, art. 24, 039; Inwerkingtreding : 01-07-2017> | |
(<font color="red">2</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050356" target="_blank">2019-05-03/56</a>, art. 225, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019> | |
(<font color="red">3</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050356" target="_blank">2019-05-03/56</a>, art. 225, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019> |
artikel | wettelijke verplichting |
41, § 1, eerste lid, eerste zin | De erkende milieucoördinator, vermeld in artikel 6, 3°, a), schoolt zich permanent bij inzake milieuwetenschappen, inclusief milieutechnologie en recht, alsook inzake de taken, vermeld in het decreet Milieubeleid door cursussen, seminaries, studiedagen, en dergelijke te volgen. |
41, § 1, tweede lid | De bijscholing van de milieucoördinator bedraagt ten minste dertig uur per kalenderjaar. |
artikel | wettelijke verplichting |
42, 1° | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a) : 1° beschikt over de nodige infrastructuur (leslokalen, didactisch materiaal, bibliotheek) om de cursist in staat te stellen de nodige kennis en bekwaamheid te verwerven voor het vervullen van de taken van de milieucoördinator; |
42, 2° | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a) : 2° aanvaardt alleen cursisten die voldoen aan de volgende toelatingsvoorwaarden : a) voor de aanvullende vorming van het eerste niveau : de graad van bachelor of een daarmee gelijkgeschakelde graad bezitten; b) voor de aanvullende vorming van het tweede niveau : het diploma van secundair onderwijs of gelijkwaardige getuigschriften of certificaten bezitten; c) voor de overgangscursussen van het tweede niveau naar het eerste niveau : het getuigschrift van aanvullende vorming voor milieucoördinatoren van het tweede niveau bezitten; |
42, 3°, tweede zin | 3° De vrijstelling geldt niet voor het maken van een eindwerk; |
42, 4°, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a) : 4° brengt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, minstens één maand vooraf op de hoogte van de datum van de examens en van de bespreking van de eindwerken. |
42, 4°, tweede zin | 4° Een lijst met de vermelding van de titels van de eindwerken wordt gelijktijdig met de lijst van voormelde data aan de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, bezorgd. |
42, 4°, derde zin | 4° De afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, kan zetelen in de examen- of eindwerkjury; |
42, 5°, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a) : 5° stelt ten minste tweemaal per jaar een verslag op over de inhoudelijke werking van de opvolgingscommissie die waakt over de organisatie en de programma-inhoud van de cursussen. |
42, 5°, tweede zin | 5° Dit verslag omvat minimaal een beschrijving van de vergadering en activiteiten, en wordt aan de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, bezorgd; |
42, 6°, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a) : 6° nodigt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, uit op elke vergadering van de opvolgingscommissie. |
42, 7° | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a) : 7° moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen en examens bij te wonen. |
43, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake vloeibare brandstof, vermeld in artikel 6, 4°, b), organiseert de opleiding met het bijhorende examen inzake vloeibare brandstof, waarvan de inhoud en de minimale duur van de opleiding worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 1, onderafdeling 1 en 2, die bij dit besluit is gevoegd, en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing met het bijhorende examen inzake vloeibare brandstof, waarvan de inhoud van de bijscholing en de minimale duur van de bijscholing en het bijhorende examen worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 1, onderafdeling 3, die bij dit besluit is gevoegd. |
43, § 1, tweede lid | Het bijhorende examen bestaat uit vijf onderdelen : 1° een schriftelijk theoretisch deel; 2° een praktische proef; 3° een mondeling theoretisch deel; 4° een onderdeel over de kennis van de Vlaamse wetgeving en de daarin opgenomen terminologie; 5° een proef over de verwarmingsaudit. |
43, § 1, derde lid | De proef over de verwarmingsaudit bestaat uit het beoordelen van het rendement en de correcte dimensionering van centrale verwarmingsketels met het rekeninstrument, vermeld in artikel 14 van het besluit inzake het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen. |
43, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of, in voorkomend geval, van bijscholing inzake vloeibare brandstof uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1. |
43, § 2, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43, § 2, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43, § 2, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43, § 2, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43, § 3, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43, § 3, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43, § 5 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de infrastructuur en het materiaal, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 1, afdeling 1, die bij dit besluit is gevoegd, om de opleiding, theoretische en praktische oefeningen, examens en, in voorkomend geval, de bijscholing te organiseren. De infrastructuur biedt elke leerling de mogelijkheid om zelf proefnemingen uit te voeren. |
43, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43, § 7, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of, in voorkomend geval, van de bijscholing en het bijhorende examen. |
43, § 7, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen. |
43, § 7, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43, § 8 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/1, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake gasvormige brandstof, vermeld in artikel 6, 4°, c), organiseert de opleiding met het bijhorende examen inzake gasvormige brandstof, waarvan de inhoud en de minimale duur van de opleiding worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 1 tot en met 5, die bij dit besluit is gevoegd, en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing met het bijhorende examen inzake gasvormige brandstof waarvan de inhoud en de minimale duur van de bijscholing worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 6, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/1, § 1, tweede lid, eerste zin | De opleiding en bijscholing gasvormige brandstof bestaan telkens uit twee modules : een basismodule GI over algemeenheden met betrekking tot het verwarmen met gasvormige brandstof en over gasketels met niet-premix brander en met premix brander, en een uitbreidingsmodule GII over gasketels met ventilatorbrander. |
43/1, § 1, tweede lid, tweede zin | Na elke module volgt een examen. |
43/1, § 1, derde lid | Het bijhorende examen van de module GI bestaat uit vijf onderdelen : 1° een schriftelijk theoretisch deel; 2° een praktische proef; 3° een mondeling theoretisch deel; 4° een onderdeel over de kennis van de Vlaamse wetgeving en de daarin opgenomen terminologie; 5° een proef over de verwarmingsaudit. |
43/1, § 1, vierde lid | De proef over de verwarmingsaudit bestaat uit het beoordelen van het rendement en de correcte dimensionering van centrale verwarmingsketels met het rekeninstrument, vermeld in artikel 14 van het besluit inzake het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen. |
43/1, § 1, zesde lid | Het bijhorende examen van de module GII bestaat uit drie onderdelen : 1° een schriftelijk theoretisch deel; 2° een praktische proef; 3° een mondeling theoretisch deel. |
43/1, § 2 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, past de volgende voorwaarde voor toelating tot het bijhorende examen van de betreffende module toe : aan het examen met betrekking tot de uitbreidingsmodule GII over gasketels met ventilatorbrander kan alleen deelgenomen worden door een technicus met een certificaat van bekwaamheid inzake gasvormige brandstof niveau GI, die geslaagd is voor een voorafgaande test over elektriciteit. |
43/1, § 3, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of, in voorkomend geval, van bijscholing inzake gasvormige brandstof uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1. |
43/1, § 3, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/1, § 3, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/1, § 3, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/1, § 3, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/1, § 4, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/1, § 4, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43/1, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de infrastructuur en het materiaal, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 1, afdeling 2, die bij dit besluit is gevoegd, om de opleiding, theoretische en praktische oefeningen, examens en, in voorkomend geval, de bijscholing te organiseren. De infrastructuur biedt elke leerling de mogelijkheid om zelf proefnemingen uit te voeren. |
43/1, § 7 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43/1, § 8, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of, in voorkomend geval, van de bijscholing en het bijhorende examen. |
43/1, § 8, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen. |
43/1, § 8, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43/1, § 9 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/2, § 1, eerste lid, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake verwarmingsaudit, vermeld in artikel 6, 4°, d), organiseert de opleiding met het bijhorende examen inzake de verwarmingsaudit, waarvan de inhoud en de minimale duur van de opleiding worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 4, onderafdeling 1, die bij dit besluit is gevoegd, en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing met het bijhorende examen inzake de verwarmingsaudit. |
43/2, § 1, tweede lid | Het bijhorende examen bestaat uit twee onderdelen : 1° een schriftelijk deel; 2° een praktische proef. |
43/2, § 1, derde lid | De proef over de verwarmingsaudit bestaat uit het beoordelen van het rendement en de correcte dimensionering van centrale verwarmingsketels met software die geschikt is voor toestellen op vloeibare en gasvormige brandstof. |
43/2, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of, in voorkomend geval, van bijscholing inzake de verwarmingsaudit uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1. |
43/2, § 2, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/2, § 2, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/2, § 2, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/2, § 2, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/2, § 3, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/2, § 3, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43/2, § 5 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de infrastructuur en het materiaal, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 1, afdeling 3, die bij dit besluit is gevoegd, om de opleiding, theoretische en praktische oefeningen, examens en, in voorkomend geval, de bijscholing te organiseren. De infrastructuur biedt elke leerling de mogelijkheid om zelf proefnemingen uit te voeren. |
43/2, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43/2, § 7, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing en het bijhorende examen. |
43/2, § 7, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen. |
43/2, § 7, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43/2, § 8 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/3, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake de controle en het onderhoud van stookolietanks, vermeld in artikel 6, 4°, e), organiseert de opleiding met het bijhorende examen inzake de controle en het onderhoud van stookolietanks, waarvan de inhoud en de minimale duur van de opleiding worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 5, onderafdeling 1 en 2, die bij dit besluit is gevoegd, en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing met het bijhorende examen inzake de controle en het onderhoud van stookolietanks, waarvan de inhoud en de minimale duur van de bijscholing worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 5, onderafdeling 3, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/3, § 1, tweede lid | Het bijhorende examen bestaat uit vier onderdelen : 1° een schriftelijk theoretisch deel; 2° een praktische proef; 3° een mondeling theoretisch deel; 4° een onderdeel over de kennis van de Vlaamse wetgeving en de daarin opgenomen terminologie. |
43/3, § 1, derde lid | De praktische proef wordt afgesloten met het invullen van het bijhorende certificaat van de gecontroleerde opslaghouder. |
43/3, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of, in voorkomend geval, van bijscholing inzake de controle en het onderhoud van stookolietanks uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1. |
43/3, § 2, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/3, § 2, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/3, § 2, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/3, § 2, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/3, § 3, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/3, § 3, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43/3, § 5 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de infrastructuur en het materiaal, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 1, afdeling 4, die bij dit besluit is gevoegd, om de opleiding, theoretische en praktische oefeningen, examens en, in voorkomend geval, de bijscholing te organiseren. De infrastructuur biedt elke leerling de mogelijkheid om zelf proefnemingen uit te voeren. |
43/3, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43/3, § 7, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of, in voorkomend geval, van de bijscholing en het bijhorende examen. |
43/3, § 7, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen. |
43/3, § 7, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43/3, § 8 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
[<font color="red">2</font> 43/4, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake de keuring van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 12 kW, vermeld in artikel 6, 4°, f), organiseert de opleiding met het bijhorende examen voor de keuring van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 12 kW waarvan de inhoud van de opleiding en de minimale duur van de opleiding en het bijhorende examen worden vastgelegd in bijlage 12, 1°, die bij dit besluit is gevoegd.]<font color="red">2</font> |
43/4, § 1, tweede lid | [<font color="red">1</font> De opleiding bestaat uit drie modules: 1° module 1: wetgeving; 2° module 2: energetische aspecten; 3° module 3: de correcte uitvoering van de keuring, vermeld in artikel 5.16.3.3, § 3, 4°, van titel II van het VLAREM.]<font color="red">1</font> |
43/4, § 1, derde lid | [<font color="red">1</font> Het bijhorende examen bestaat uit twee onderdelen: 1° een theorieonderdeel over de onderwerpen die in de opleiding aan bod zijn gekomen; 2° een oefening over de keuring, vermeld in artikel 5.16.3.3, § 3, 4°, van titel II van het VLAREM.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">2</font> 43/4, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, organiseert de bijscholing met het bijhorende examen voor de keuring van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 12 kW waarvan de inhoud van de bijscholing en de minimale duur van de bijscholing en het bijhorende examen worden vastgelegd in bijlage 12, 2°, die bij dit besluit is gevoegd.]<font color="red">2</font> |
43/4, § 2, tweede lid | [<font color="red">1</font> Het bijhorende examen bestaat uit een oefening met betrekking tot de keuring, vermeld in artikel 5.16.3.3, § 3, 4°, van titel II van het VLAREM.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">2</font> 43/4, § 3, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of van bijscholing inzake de keuring van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 12 kW uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing, gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in § 1, respectievelijk § 2.]<font color="red">2</font> |
43/4, § 3, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/4, § 3, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/4, § 3, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/4, § 3, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/4, § 4, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/4, § 4, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43/4, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur en apparatuur om de opleiding, bijscholing en examens, vermeld in paragraaf 1 en 2, te organiseren. |
43/4, § 7 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43/4, § 8, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of bijscholing en het bijhorende examen. |
43/4, § 8, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen. |
43/4, § 8, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43/4, § 9 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/5, 1° | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, vermeld in artikel 6, 4°, g) : 1° beschikt over de nodige infrastructuur om de cursist in staat te stellen de nodige kennis en bekwaamheid te verwerven voor het vervullen van de taken van de bodemsaneringsdeskundige; |
43/5, 2°, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, vermeld in artikel 6, 4°, g) : 2° brengt de afdeling, bevoegd voor bodembeheer, minstens één maand vooraf op de hoogte van de datum van de examens. |
43/5, 2°, tweede zin | 2° De afdeling, bevoegd voor bodembeheer, kan zetelen in de examenjury; |
43/5, 3° | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, vermeld in artikel 6, 4°, g) : 3° moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor bodembeheer, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen en examens bij te wonen; |
43/5, 4°, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, vermeld in artikel 6, 4°, g) : 4° nodigt de afdeling, bevoegd voor bodembeheer, uit op elke vergadering van de opvolgingscommissie. |
43/5, 4°, derde zin | 4° De afdeling, bevoegd voor bodembeheer, wordt ook in het bezit gesteld van het verslag van de vergadering van de opvolgingscommissie. |
43/6, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid in de koeltechniek van categorie I, II, III en IV en van het actualisatie-examen, vermeld in artikel 6, 4°, h), organiseert een opleiding en specifieke examens voor personen die een certificaat van categorie I, II, III of IV willen behalen. De inhoud van het examen voldoet aan de eisen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 2015/2067. |
43/6, § 1, tweede lid | Het examen bestaat uit vier onderdelen : 1° een theoretisch onderdeel met betrekking tot koeltechniek; 2° een theoretisch onderdeel met betrekking tot de kennis van de wetgeving inzake koeltechniek; 3° een praktisch onderdeel met betrekking tot handelingen met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen; 4° een praktisch onderdeel met betrekking tot een hardsoldeerproef. |
43/6, § 1, derde lid | Een persoon die een certificaat van categorie III of IV wil behalen, is vrijgesteld van het praktische onderdeel met betrekking tot een hardsoldeerproef. |
43/6, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, organiseert een actualisatie-examen voor categorie I, II, III of IV. |
43/6, § 2, tweede lid | Het actualisatie-examen bestaat uit een theoretisch onderdeel met betrekking tot de relevante milieuwetgeving en technologie inzake koeltechniek. |
43/6, § 3, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid in de koeltechniek van categorie I, II, III of IV of van het actualisatie-examen uit nadat een persoon geslaagd is voor het examen, vermeld in paragraaf 1, respectievelijk paragraaf 2. |
43/6, § 3, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/6, § 3, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/6, § 3, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/6, § 3, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/6, § 4, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/6, § 4, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43/6, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om de examens, vermeld in paragraaf 1 en 2, te organiseren. Voor het praktische gedeelte zijn de apparatuur, instrumenten en materialen, vermeld in bijlage 20, die bij dit besluit is gevoegd, minimaal aanwezig. |
43/6, § 7 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43/6, § 8, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van het examen. |
43/6, § 8, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de examens bij te wonen. |
43/6, § 8, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43/6, § 9 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/6, § 10 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, zorgt ervoor dat de examenjuryleden goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en examendocumenten. |
43/7, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 4°, i), organiseert een opleiding en het examen voor personen die het certificaat van bekwaamheid voor brandbeveiligingsapparatuur willen behalen. De inhoud van het examen voldoen aan de eisen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 304/2008. |
43/7, § 1, tweede lid | Het examen bestaat uit twee onderdelen : 1° een theoretisch onderdeel; 2° een praktisch onderdeel. |
43/7, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid voor brandbeveiligingsapparatuur uit nadat een persoon geslaagd is voor het examen, vermeld in paragraaf 1. |
43/7, § 2, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/7, § 2, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/7, § 2, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/7, § 2, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/7, § 3, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/7, § 3, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43/7, § 5 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om het examen, vermeld in paragraaf 1, te organiseren. |
43/7, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43/7, § 7, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van het examen. |
43/7, § 7, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de examens bij te wonen. |
43/7, § 7, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43/7, § 8 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/7, § 9 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, zorgt ervoor dat de examenjuryleden goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en examendocumenten. |
43/8, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor elektrische schakelinrichtingen, vermeld in artikel 6, 4°, j), organiseert een opleiding en het examen voor personen die het certificaat van bekwaamheid voor elektrische schakelinrichtingen willen behalen. De inhoud van het examen voldoet aan de eisen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 2015/2066. |
43/8, § 1, tweede lid | Het examen bestaat uit twee onderdelen : 1° een theoretisch onderdeel; 2° een praktisch onderdeel. |
43/8, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid voor elektrische schakelinrichtingen uit nadat een persoon geslaagd is voor het examen, vermeld in paragraaf 1. |
43/8, § 2, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/8, § 2, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/8, § 2, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/8, § 2, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/8, § 3, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/8, § 3, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43/8, § 5 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om het examen, vermeld in paragraaf 1, te organiseren. |
43/8, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43/8, § 7, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van het examen. |
43/8, § 7, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de examens bij te wonen. |
43/8, § 7, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43/8, § 8 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/8, § 9 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, zorgt ervoor dat de examenjuryleden goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en examendocumenten. |
43/9, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor apparatuur die oplosmiddelen bevat, vermeld in artikel 6, 4°, k), organiseert een opleiding en het examen voor personen die een certificaat van bekwaamheid voor apparatuur die oplosmiddelen bevat willen behalen. De inhoud van het examen voldoet aan de eisen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 306/2008. |
43/9, § 1, tweede lid | Het examen bestaat uit twee onderdelen : 1° een theoretisch onderdeel; 2° een praktisch onderdeel. |
43/9, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid voor apparatuur die oplosmiddelen bevat uit nadat een persoon geslaagd is voor het examen, vermeld in paragraaf 1. |
43/9, § 2, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/9, § 2, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/9, § 2, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/9, § 2, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/9, § 3, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/9, § 3, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43/9, § 5 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om het examen, vermeld in paragraaf 1, te organiseren. |
43/9, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43/9, § 7, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van het examen. |
43/9, § 7, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de examens bij te wonen. |
43/9, § 7, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43/9, § 8 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/9, § 9 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, zorgt ervoor dat de examenjuryleden goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en examendocumenten. |
43/10, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen, vermeld in artikel 6, 4°, l), organiseert de opleiding met het bijhorende examen voor personen die het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen willen behalen. Het erkende opleidingscentrum bepaalt de inhoud van de opleiding en het examen aan de hand van de onderwerpen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 307/2008. |
43/10, § 1, derde lid | Het examen bestaat uit twee onderdelen : 1° een theoretisch onderdeel; 2° een praktisch onderdeel. |
43/10, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen uit nadat een persoon de opleiding gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1. |
43/10, § 2, tweede lid, eerste zin | Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd. |
43/10, § 2, tweede lid, tweede zin | Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/10, § 2, tweede lid, derde zin | Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/10, § 2, tweede lid, vierde zin | Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/10, § 3, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/10, § 3, tweede zin | Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
43/10, § 5 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om de opleiding en het examen, vermeld in paragraaf 1, te organiseren. |
43/10, § 6 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar. |
43/10, § 7, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding van start gaat of het examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de opleiding of het examen. |
43/10, § 7, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen en examens bij te wonen. |
43/10, § 7, derde zin | De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury. |
43/10, § 8 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
43/10, § 9 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt de gegevens, vermeld in punt 3° tot en met 6° van bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd, aan een instantie die het sectorale opleidingsbeleid ondersteunt. |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050356" target="_blank">2019-05-03/56</a>, art. 225, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019> | |
(<font color="red">2</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2021010817" target="_blank">2021-01-08/17</a>, art. 7, 052; Inwerkingtreding : 07-03-2021> |
artikel | wettelijke verplichting |
44, eerste lid, eerste zin | Het erkende laboratorium neemt deel aan de door de bevoegde afdeling georganiseerde controle op de kwaliteit van de beproevingen en monsternemingen, metingen en analyses waarvoor het laboratorium erkend is. |
[<font color="red">1</font> 44, vierde lid, eerste zin ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium geeft op verzoek van de bevoegde afdeling het nodige gevolg aan het beoordelingsverslag en legt, in voorkomend geval, een plan van aanpak met corrigerende maatregelen en termijnen van uitvoering voor aan de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 44, vierde lid, derde zin ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium voert de corrigerende maatregelen uit binnen de termijn die is opgenomen in het goedgekeurde plan van aanpak.]<font color="red">1</font> |
45, § 1 | Het erkende laboratorium past voor de monsternemingen, beproevingen, metingen en analyses waarvoor het erkend is, de volgende methoden toe : 1° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, a) : het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van water, afgekort WAC; 2° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, b) : het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van lucht, afgekort LUC; 3° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, c) : het compendium voor de monsterneming, meting en analyse in het kader van bodembescherming, afgekort BOC; 4° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, d) : het compendium bemonsterings- en analysemethodes in het kader van het Mestdecreet, afgekort BAM; 5° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, e) en f) : het compendium voor de monsterneming en analyse in het kader van het Materialendecreet en het Bodemdecreet, afgekort CMA. |
45, § 2 | Het erkende laboratorium past voor de monsternemingen, beproevingen, metingen en analyses waarvoor het erkend is, en waarvoor in de compendia, vermeld onder paragraaf 1, geen methoden opgenomen zijn, de volgende methoden toe : 1° de methoden, vermeld in de toepasselijke bepalingen in de wetten, decreten en besluiten die van toepassing zijn in het Vlaamse Gewest; 2° de methoden, vermeld in Belgische normen die uitgegeven zijn door het NBN; 3° de methoden, vermeld in normen die uitgegeven zijn door het Comité Européen de Normalisation (CEN); 4° de methoden, vermeld in normen die uitgegeven zijn door de International Organisation for Standardization (ISO); 5° de methoden van een in die materie onderlegde instelling of erkend laboratorium, die door het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest en de bevoegde afdeling geschikt bevonden zijn. De volgorde, vermeld in het eerste lid, is bepalend. |
46, § 1 | Het erkende laboratorium verleent zijn medewerking aan de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest voor audits die door de bevoegde afdeling in het laboratorium of op de meetlocatie worden georganiseerd. |
46, § 2 | Het erkende laboratorium stelt aan de bevoegde personeelsleden van het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest alle inlichtingen en documenten ter beschikking die ze vragen in het kader van de audit. |
46, § 3, tweede zin | Het erkende laboratorium geeft op verzoek van de bevoegde afdeling het nodige gevolg aan het auditverslag en legt in voorkomend geval een plan van aanpak met corrigerende maatregelen en termijnen van uitvoering voor aan de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest. |
46, § 3, vierde zin | Het erkende laboratorium voert de corrigerende maatregelen uit binnen de termijn die is opgenomen in het goedgekeurde plan van aanpak. |
47, eerste zin | Het erkende laboratorium verleent op elk moment toegang tot het laboratorium aan de bevoegde afdeling en de bevoegde personeelsleden van het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest. |
47, tweede zin | Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), verleent bovendien op elk moment toegang tot het laboratorium aan de afdeling, bevoegd voor bodembescherming. |
48, eerste lid | Het erkende laboratorium beschikt voor ten minste één parameter per discipline waarvoor het erkend is, over een ISO/IEC 17025-accreditatie met betrekking tot de te volgen methoden, vermeld in artikel 45. Voor de overige parameters waarvoor het laboratorium erkend is, wordt ISO/IEC 17025 met betrekking tot de te volgen methoden, vermeld in artikel 45, toegepast. |
48, tweede lid, 17e tot en met 34e woord | ... op voorwaarde dat het ISO/IEC 17025 met betrekking tot de te volgen methoden, vermeld in artikel 45, toepast : |
49, eerste zin | Op de verslagen en andere documenten die afgeleverd worden door een erkend laboratorium, wordt een erkenningslogo aangebracht en wordt duidelijk vermeld voor welke uitgevoerde monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses het laboratorium erkend is en voor welke niet. |
[<font color="red">1</font> 49, tweede zin ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> De verslagen en andere documenten worden gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.]<font color="red">1</font> |
50, § 1, eerste zin | Alle gegevens van de monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses die nuttig kunnen zijn, worden bijgehouden en blijven op dusdanige wijze bewaard dat een controle mogelijk is, zowel op het verloop van de verrichtingen als op de wijze waarop de resultaten verkregen zijn. |
50, § 1, tweede zin | Die gegevens blijven gedurende ten minste drie jaar bewaard en worden ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest. |
50, § 2, eerste lid | Het erkende laboratorium stelt over de uitgevoerde monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses telkens een verslag op dat op zijn minst de volgende gegevens bevat : 1° de naam en hoedanigheid van de persoon die de monsters genomen heeft, de volledige identificatie van de monsters en de datum van de monsterneming; 2° het resultaat van de uitgevoerde monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses, met vermelding van de gebruikte methode, de meet- en analyseomstandigheden en, in voorkomend geval, de afwijkingen van de monsternemingsmethode, de meet- en analysemethode en de reden daarvoor. |
50, § 2, tweede lid, eerste zin | Als een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, e) of f), analyses heeft uitbesteed aan andere erkende laboratoria, vermeldt het analyseverslag dat wordt opgesteld door het erkende laboratorium, waaraan de desbetreffende parameters zijn uitbesteed, de gebruikte methoden en de gedetailleerde verwijzing naar het monster. |
50, § 2, tweede lid, tweede zin | Dat analyseverslag wordt gevoegd bij het analyseverslag van de parameters die niet zijn uitbesteed. |
52 | Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), stelt de adviezen met betrekking tot het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op, conform de Code van goede praktijk bodembescherming. |
53/1, § 1, eerste zin | [<font color="red">1</font> Voor bepaalde door de minister vastgestelde monsternemingen en analyses die uitgevoerd worden in het kader van het Mestdecreet of de uitvoeringsbesluiten ervan, wordt een aanmelding gedaan door het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), aan de Mestbank via een webapplicatie die de Mestbank ter beschikking stelt.]<font color="red">1</font> |
53/1, § 2, eerste zin | Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), bezorgt van elke aangemelde monsterneming de analyseresultaten aan de Mestbank. |
[<font color="red">1</font> 53/1, § 3, eerste lid]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), zorgt dat er een gps-datalogger gebruikt wordt bij de monsternemingen.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/1, § 3, tweede lid, eerste zin ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Voor bepaalde door de minister vastgestelde monsternemingen worden de dataloggegevens in gps exchange format (gpx) bezorgd aan de Mestbank via een webapplicatie die de Mestbank ter beschikking stelt.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/1, § 4 ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), bewaart de resultaten van de kwaliteitscontrole als vermeld in het BAM gedurende ten minste vijf jaar en houdt deze ter beschikking van de Mestbank en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/1, § 5 ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), bewaart het gpx-bestand met de dataloggegevens en het monsternameformulier die de monsternemer aanlevert gedurende ten minste vijf jaar en houdt dat bestand en formulier ter beschikking van de Mestbank en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/1, § 6, eerste lid ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), organiseert een opleiding voor een monsternemer die geregistreerd wil worden. De onderdelen van de inhoud van de opleiding zijn opgenomen in bijlage 23, die bij dit besluit is gevoegd.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/1, § 6, tweede lid ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium reikt een bevoegdheidsverklaring uit aan een monsternemer nadat hij de opleiding gevolgd heeft en voldoet aan de eisen die het laboratorium vastgelegd heeft in de procedure voor de opleiding die in het kwaliteitssysteem van het erkende laboratorium opgenomen is.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/1, § 6, derde lid ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Als het erkende laboratorium een monsternemer die het geregistreerd heeft, niet langer bevoegd acht, meldt het laboratorium dat onmiddellijk aan de Mestbank, met opgave van de reden waarom het de bevoegdheidsverklaring heeft ingetrokken.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/1, § 8 ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), zorgt dat bij de monsternemingen van de bodem de geregistreerde monsternemer conform het kwaliteitssysteem van het erkende laboratorium en het BAM werkt.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/1, § 9 ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), zorgt dat de geregistreerde monsternemer gedurende de monsternemingen over het nodige materiaal, vermeld in het BAM, beschikt.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 1, eerste en tweede zin]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Voor alle monsternemingen die uitgevoerd worden in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid doet het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), een aanmelding bij de subentiteit van het departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming. De aanmelding wordt gedaan via een webapplicatie.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> ...]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 2, eerste lid ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), zorgt dat er een gps-datalogger gebruikt wordt bij de monsternemingen.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 2, tweede lid, eerste zin ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het gpx-bestand met de dataloggegevens wordt bezorgd aan de subentiteit van het departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming, via een webapplicatie.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 3 ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), bewaart de resultaten van de kwaliteitscontrole als vermeld in het BOC gedurende ten minste vijf jaar en houdt deze ter beschikking van het departement, en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 4 ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), bewaart het gpx-bestand met de dataloggegevens en het monsternameformulier die de monsternemer aanlevert, en het advies als vermeld in de Code van goede praktijk bodembescherming gedurende ten minste vijf jaar en houdt dat bestand, formulier en advies ter beschikking van het departement, en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 5, eerste lid ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), organiseert een opleiding voor een monsternemer die geregistreerd wil worden. De onderdelen van de inhoud van de opleiding zijn opgenomen in bijlage 23, die bij dit besluit is gevoegd.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 5, tweede lid ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium reikt een bevoegdheidsverklaring uit aan een monsternemer nadat hij de opleiding gevolgd heeft en voldoet aan de eisen die het laboratorium vastgelegd heeft in de procedure voor de opleiding die in het kwaliteitssysteem van het erkende laboratorium opgenomen is.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 5, derde lid ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Als het erkende laboratorium een monsternemer die het geregistreerd heeft, niet langer bevoegd acht, meldt het laboratorium dat onmiddellijk aan de Mestbank, met opgave van de reden waarom het de bevoegdheidsverklaring heeft ingetrokken.]<font color="red">1</font> |
53/2, § 6, derde lid | Als het erkende laboratorium een monsternemer die het geregistreerd heeft, niet langer bevoegd acht, meldt het laboratorium dat onmiddellijk aan de Mestbank, met opgave van de reden waarom het de bevoegdheidsverklaring heeft ingetrokken. |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 8 ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), zorgt dat bij de monsternemingen van de bodem de geregistreerde monsternemer conform het kwaliteitssysteem van het erkende laboratorium en het BOC werkt.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 53/2, § 9 ]<font color="red">1</font> | [<font color="red">1</font> Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), zorgt ervoor dat de geregistreerde monsternemer gedurende de monsternemingen over het nodige materiaal, vermeld in het BOC, beschikt.]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050356" target="_blank">2019-05-03/56</a>, art. 225, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019> |
artikel | wettelijke verplichting |
53/3, § 1, 1° | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 1° ziet erop toe dat alle monsters die genomen zijn in het kader van het Bodemdecreet, geanalyseerd worden overeenkomstig het CMA, door een laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, f); |
53/3, § 1, 2° | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 2° voert het veldwerk uit of ziet erop toe dat het veldwerk wordt uitgevoerd overeenkomstig het CMA; |
53/3, § 1, 3° | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 3° deelt op eenvoudig verzoek onmiddellijk aan de afdeling, bevoegd voor bodembeheer, mee waar veldwerk in het kader van het Bodemdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt gepland in de periode die is aangegeven in het verzoek van de afdeling, bevoegd voor bodembeheer; |
53/3, § 1, 4° | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 4° voert de taken, vermeld in artikel 6, 6°, uit in overeenstemming met de standaardprocedures of de codes van goede praktijk, vermeld in het Bodemdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan; |
53/3, § 1, 5° | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 5° houdt een klachtenregister bij dat ter inzage ligt voor de toezichthoudende overheid; |
53/3, § 1, 6° | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 6° als het gaat om een bodemsaneringsdeskundige van type 2 : beschikt zelf over een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de afdeling, bevoegd voor bodembeheer; |
53/3, § 1, 8° | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 8° beschikt over een kwaliteitshandboek, en past de inhoud ervan toe bij de uitvoering van taken in het kader van het Bodemdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Het kwaliteitshandboek wordt opgesteld volgens een code van goede praktijk; |
53/3, § 1, 9°, eerste zin | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 9° schoolt zich of de personen die bij hem in dienst zijn, permanent bij wat betreft het milieucompartiment bodem, inclusief milieutechnologie en milieuwetgeving in verband met bodem, door cursussen, seminaries, studiedagen en dergelijke te volgen; |
53/3, § 1, 9°, tweede zin | De duur van de bijscholing van de bodemsaneringsdeskundige per kalenderjaar is als volgt : a) in geval van een bodemsaneringsdeskundige van type 1 : de duur van de bijscholing bedraagt minstens 7,5 uur per persoon die voor de bodemsaneringsdeskundige beschikt over een handtekeningsbevoegdheid module 1 of 2. Als er meer dan twee personen beschikken over de voormelde handtekeningsbevoegdheid voor de bodemsaneringsdeskundige, is voldaan aan de bijscholingsvereiste als de totale duur van de bijscholing minstens 15 uur bedraagt; b) in geval van een bodemsaneringsdeskundige van type 2 : de duur van de bijscholing bedraagt minstens 7,5 uur per persoon die voor de bodemsaneringsdeskundige beschikt over een handtekeningsbevoegdheid module 1 of 2, met een minimum van 20 uur als totale duur van de bijscholing. Als er meer dan acht personen beschikken over de voormelde handtekeningsbevoegdheid voor de bodemsaneringsdeskundige, is voldaan aan de bijscholingsvereiste als de totale duur van de bijscholing minstens 60 uur bedraagt; |
53/3, § 1, 10° | a) De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 10° beschikt over : a) als het gaat om een bodemsaneringsdeskundige van type 1 : minstens één persoon met een individuele handtekeningsbevoegdheid als vermeld in artikel 53/4, § 2, eerste lid; b) als het gaat om een bodemsaneringsdeskundige van type 2 : minstens één persoon met een individuele handtekeningsbevoegdheid als vermeld in artikel 53/4, § 2, tweede lid; |
53/3, § 1, 11° | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 11° zorgt ervoor dat het personeel dat de werken in het kader van de erkenning uitvoert, over het meest geschikte materiaal beschikt dat in goede staat is, dat voldoet aan alle reglementaire eisen en dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de bemonstering van het vaste deel van de aarde en van het grondwater; |
53/3, § 1, 12° | 12° De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : zorgt ervoor dat het personeel dat het veldwerk in het kader van de erkenning uitvoert, opgeleid is om monsters te nemen en veldmetingen uit te voeren; |
53/3, § 1, 13° | De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6° : 13° voert de auditverplichtingen uit die opgelegd zijn bij of krachtens artikel 8bis van het Bodemdecreet. |
53/3, § 2 | De erkende bodemsaneringsdeskundige van type 2 beschikt bovendien over een mathematisch grondwatermodel dat aanvaard wordt door de afdeling, bevoegd voor bodembeheer. |
53/4, § 1, eerste lid | De verslagen en rapporten, opgesteld in het kader van de taken van de bodemsaneringsdeskundige van type 1, worden ondertekend door minstens één persoon als vermeld in artikel 53/3, § 1, 10°, a). |
53/4, § 1, tweede lid | De verslagen en rapporten, opgesteld in het kader van de taken van de bodemsaneringsdeskundige van type 2, worden ondertekend door minstens één persoon als vermeld in artikel 53/3, § 1, 10°, b). |
artikel | wettelijke verplichting |
53/6, 1° | Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a) : 1° beschikt over de nodige actuele vakliteratuur en technische gegevens over de uit te voeren werken met betrekking tot de erkenning; |
53/6, 2° | Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a) : 2° zorgt ervoor dat een van de volgende voorwaarden vervuld is : a) ieder boortoestel wordt bediend door, of de bediening staat onder het directe toezicht van een verantwoordelijke die over minstens drie jaar praktische ervaring beschikt in het uitvoeren van werken in het kader van de erkenning; b) ieder boortoestel wordt bediend door een werknemer die beschikt over een attest dat hij de algemene opleiding, vermeld in bijlage 16, die bij dit besluit is gevoegd, met gunstig gevolg heeft gevolgd; |
53/6, 3° | Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a) : 3° zorgt ervoor dat het personeel dat de werken in het kader van de erkenning uitvoert, vijfjaarlijks een opleiding met gunstig gevolg volgt. Die opleiding bestaat uit de algemene opleiding, vermeld in bijlage 16, die bij dit besluit is gevoegd, of uit een bijscholing als vermeld in dezelfde bijlage, voor het personeel dat de algemene opleiding al met gunstig gevolg heeft gevolgd; |
53/6, 4° | Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a) : 4° zorgt ervoor dat het personeel dat de werken in het kader van de erkenning uitvoert, over het meest geschikte en in goede staat verkerende materieel beschikt dat voldoet aan alle reglementaire eisen en dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werken waarvoor de erkenning werd verkregen; |
53/6, 5° | Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a) : 5° zorgt ervoor dat het personeel de nodige notities neemt tijdens de werken in het kader van de erkenning en, in voorkomend geval, een volledig boorverslag als vermeld in bijlage 5.53.1 van titel II van het VLAREM, opstelt; |
53/6, 6° | Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a) : 6° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen en wetgeving inzake de werken waarvoor de erkenning werd verkregen; |
53/6, 8° | Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a) : 8° houdt een inventaris ter beschikking van de toezichthouders van alle werken die de laatste vijf jaar zijn uitgevoerd, met telkens de unieke code die verkregen is bij de Databank Ondergrond Vlaanderen, een boorverslag en de datum van de vergunning of aktename dan wel een verklaring dat het werken betrof voor een niet-ingedeelde inrichting; |
53/6, 9° | Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a) : 9° bezorgt minimaal tweemaandelijks via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen een inventaris van de werken die de voorbije periode zijn uitgevoerd, waarbij de boorverslagen in het formaat, vastgesteld door de Databank Ondergrond Vlaanderen, digitaal worden bezorgd. |
53/7, 2° | Het erkende koeltechnische bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b) : 2° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de stationaire koelinstallatie die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat en noteert dit, als dat van toepassing is, in het installatiegebonden logboek : a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de koelinstallatie waardoor de nominale koelmiddelinhoud of het type koelmiddel wijzigt : 1) de nominale koelmiddelinhoud, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent; 2) het type koelmiddel; 3) indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden : de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf; 4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de initiële installatie of de aanpassing van de koelinstallatie uitgevoerd heeft; 5) de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt; b) als gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen werden bijgevuld of afgetapt : 1) het type koelmiddel; 2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid; 3) de datum van bijvulling of aftapping; 4) de reden van bijvulling of aftapping; 5) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft; 6) als dat van toepassing is : de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt; 7) na elke bijvulling voor een koelinstallatie als vermeld in artikel 5.16.3.3, § 5, van titel II van het VLAREM : het relatief lekverlies; c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 of artikel 23 van verordening nr. 1005/2009 uitgevoerd worden : 1) de datum van de lekkagecontrole; 2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft; d) de nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is; e) bij een buitendienststelling : 1) de datum van de buitendienststelling; 2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen terug te winnen en te verwijderen; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de koelinstallatie buiten dienst gesteld heeft; 4) de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt; |
53/7, 3° | [<font color="red">1</font> Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b): 3° houdt de volgende zaken ten minste vijf jaar bij: a) per exploitant en per koelinstallatie: de registraties, vermeld in punt 2° ; b) de hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen die werden aangekocht met vermelding van de datum van aankoop en de naam van de leverancier; c) de hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen die werden afgevoerd met vermelding van de datum van afvoer, de naam van de vervoerder en de bestemming van die koelmiddelen; d) de schriftelijke meldingen over het overschrijden van het maximaal relatief lekverlies als vermeld in punt 4° ;]<font color="red">1</font> |
53/7, 4°, eerste zin | [<font color="red">1</font> Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b): 4° gaat na iedere bijvulling na of het maximaal relatief lekverlies, vermeld in artikel 5.16.3.3, § 6, en artikel 6.8.1.2 van titel II van het VLAREM, niet overschreden werd.]<font color="red">1</font> |
53/7, 4°, tweede zin | 4° Als blijkt dat het maximaal relatief lekverlies overschreden is en maatregelen moeten worden getroffen, brengt het koeltechnisch bedrijf ten minste de eigenaar of beheerder schriftelijk op de hoogte van de vastgestelde lekkage en formuleert het een voorstel van te nemen maatregelen; |
53/7, 5° | Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b) : 5° toont op verzoek het materiaal dat gebruikt wordt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning; |
53/7, 6° | Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b) : 6° zorgt ervoor dat de koeltechnicus gedurende de erkenningsplichtige werkzaamheden aan stationaire koelinstallaties over de nodige apparatuur, instrumenten en materialen beschikt. Die apparatuur bevat gekalibreerde meetapparatuur en ten minste het materiaal, vermeld in bijlage 21, die bij dit besluit is gevoegd; |
53/7, 9° | Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b) : 9° licht het betrokken personeel in over nieuwe technologieën en nieuwe relevante milieuwetgeving met betrekking tot koelinstallaties; |
53/7, 10° | Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b) : 10° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven. |
53/8, 2° | Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c) : 2° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de brandbeveiligingsapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat : a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de brandbeveiligingsapparatuur waardoor de nominale inhoud aan blusmiddel of het type blusmiddel wijzigt : 1) de nominale inhoud, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent; 2) het type blusmiddel; 3) indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden : de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf; 4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de initiële installatie of de aanpassing uitgevoerd heeft; 5) de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt; b) als gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen werden bijgevuld of afgetapt : 1) het type blusmiddel; 2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid; 3) de datum van bijvulling of aftapping; 4) de reden van bijvulling of aftapping; 5) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft; 6) als dat van toepassing is : de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt; c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 of artikel 23 van verordening nr. 1005/2009 uitgevoerd worden : 1) de datum van de lekkagecontrole; 2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft; d) de nominale inhoud van de brandbeveiligingsapparatuur, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is; e) bij een buitendienststelling : 1) de datum van de buitendienststelling; 2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen terug te winnen en te verwijderen; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de installatie buiten dienst gesteld heeft; 4) de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt; |
53/8, 3° | Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c) : 3° houdt de volgende zaken ten minste vijf jaar bij : a) per exploitant en per brandbeveiligingsapparatuur : de registraties, vermeld in punt 2° ; b) de hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen die werden aangekocht met vermelding van de datum van aankoop en de naam van de leverancier; c) de hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen die werden afgevoerd met vermelding van de datum van afvoer, de naam van de vervoerder en de bestemming van die blusmiddelen; |
53/8, 4° | Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c) : 4° toont op verzoek het materiaal dat gebruikt wordt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning; |
53/8, 5° | Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c) : 5° zorgt ervoor dat de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur gedurende de erkenningsplichtige werkzaamheden aan brandbeveiligingsapparatuur over de nodige apparatuur, instrumenten en materialen beschikt; |
53/8, 8° | Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c) : 8° licht het betrokken personeel in over nieuwe technologieën en nieuwe relevante milieuwetgeving met betrekking tot brandbeveiligingsapparatuur; |
53/8, 9° | Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c) : 9° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven. |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050356" target="_blank">2019-05-03/56</a>, art. 255, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019> |
artikel | wettelijke verplichting |
53/9, 1° | De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8° : 1° is geaccrediteerd als keuringsinstelling van het type A op basis van de criteria van de norm ISO/IEC 17020 voor de keuring, vermeld in artikel 25/4, 4°, of behaalt die accreditatie binnen een termijn van een jaar, te rekenen vanaf de dag nadat de erkenning verkregen is; |
53/9, 2° | De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8° : 2° wijst een of meer keurders aan die beschikken over een erkenning als koeltechnicus als vermeld in artikel 32, § 2, eerste lid, 7°, van categorie I of die over minstens drie jaar praktijkervaring in de koelsector beschikken; |
53/9, 3°, eerste zin | De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8° : 3° reikt binnen een maand nadat een bedrijf met goed gevolg gekeurd werd als vermeld in artikel 25/4, 4°, een certificaat uit. |
53/9, 3°, tweede zin | [<font color="red">1</font> 3° Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 24, die bij dit besluit is gevoegd.]<font color="red">1</font> |
53/9, 3°, derde zin | 3° Voor de opmaak van het certificaat volgt de keuringsinstelling de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
53/9, 3°, vierde zin | 3° Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
53/9, 3°, vijfde zin | 3° Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen. |
53/9, 4°, eerste zin | De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8° : 4° bezorgt maandelijks aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen, een overzicht van de bedrijven die met gunstig gevolg gekeurd zijn. |
53/9, 4°, tweede zin | 4° Dat overzicht bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 22, die bij dit besluit is gevoegd. |
53/9, 5° | De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8° : 5° behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen; |
53/9, 6° | De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8° : 6° moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de keuring bij te wonen; |
53/9, 7° | De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8° : 7° bewaart de keuringsrapporten minstens vijf jaar. |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050356" target="_blank">2019-05-03/56</a>, art. 225, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019> |
artikel | wettelijke verplichting |
54/1, § 2, eerste lid, tweede zin | [<font color="red">1</font> Die retributie is op de volgende tijdstippen verschuldigd: 1° in geval van personen die van rechtswege erkend zijn conform artikel 32, § 2, eerste lid, 1° tot en met 4°, 6° en 7°, of van personen die met toepassing van artikel 32, § 1, op basis van een gelijkwaardige titel van rechtswege erkend worden als technicus als vermeld in artikel 6, 2° : een eerste keer voor het verkrijgen van het erkenningscertificaat en vervolgens vijfjaarlijks, te rekenen vanaf de datum, vermeld op het certificaat, in voorkomend geval bij het volgen van de bijscholing of bij de deelname aan het actualisatie-examen; 2° in geval van personen die van rechtswege erkend zijn conform artikel 32, § 2, eerste lid, 8° tot en met 11° : voor het verkrijgen van het erkenningscertificaat; 3° in alle andere gevallen, dan de gevallen, vermeld in punt 1° en 2° : uiterlijk op 31 december 2014.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">2</font> 54/1, § 2, eerste lid, tweede zin]<font color="red">2</font> | [<font color="red">2</font> Deze retributie is op de volgende tijdstippen verschuldigd: 1° in geval van personen die van rechtswege erkend zijn conform artikel 32, § 2, eerste lid, 1° tot en met 10°, 12°, b), en 13°, of van personen die met toepassing van artikel 32, § 1, op basis van een gelijkwaardige titel van rechtswege erkend zijn als technicus als vermeld in artikel 6, 2° : jaarlijks, te beginnen vanaf het jaar nadat het erkenningsbewijs verkregen is, uiterlijk op 31 mei van het betreffende jaar; 2° in geval van een laboratorium in de discipline bodem, deeldomein bodembescherming of bemesting: jaarlijks, te beginnen vanaf het jaar nadat de registratie van de monsternemer verkregen is, uiterlijk op 31 mei van het betreffende jaar; 3° in alle andere gevallen dan de gevallen, vermeld in punt 1° en 2° : jaarlijks, te beginnen vanaf het jaar nadat de erkenning verleend is, uiterlijk op 31 mei van het betreffende jaar.]<font color="red">2</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019050356" target="_blank">2019-05-03/56</a>, art. 225,b), 050; Inwerkingtreding : 01-10-2019> |
58/4, 1° | Een geregistreerde monsternemer moet voldoen aan de volgende gebruikseisen: 1° alleen de monsternemingen uitvoeren in opdracht van het erkende laboratorium waarvoor hij geregistreerd is en werken conform het kwaliteitssysteem van het erkende laboratorium; |
58/4, 2° | Een geregistreerde monsternemer moet voldoen aan de volgende gebruikseisen: 2° het BOC toepassen bij de monsternemingen van de bodem die uitgevoerd worden in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; |
58/4, 3° | Een geregistreerde monsternemer moet voldoen aan de volgende gebruikseisen: 3° het BAM toepassen bij de monsternemingen van de bodem die uitgevoerd worden in het kader van het Mestdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan; |
58/4, 4° | Een geregistreerde monsternemer moet voldoen aan de volgende gebruikseisen: 4° beschikken over het nodige materiaal, vermeld in het BOC of BAM, om de monsternemingen correct uit te voeren; |
58/4, 5° | Een geregistreerde monsternemer moet voldoen aan de volgende gebruikseisen: 5° gebruikmaken van een gps-datalogger voor alle monsternemingen die uitgevoerd worden. De minister bepaalt de nadere regels voor het gebruik van de gps-datalogger; |
58/4, 6° | Een geregistreerde monsternemer moet voldoen aan de volgende gebruikseisen: 6° het bodemmonster, het bestand met de dataloggegevens en het monsternameformulier bezorgen aan het erkende laboratorium in opdracht waarvan hij de monstername uitgevoerd heeft; |
58/4, 7° | Een geregistreerde monsternemer moet voldoen aan de volgende gebruikseisen: 7° elke wijziging in de identificatiegegevens, elke wijziging van de gegevens waardoor hij niet meer voldoet aan de gebruikseisen, of de definitieve stopzetting van het gebruik van de registratie onverwijld meedelen aan de Mestbank; |
58/4, 8° | Een geregistreerde monsternemer moet voldoen aan de volgende gebruikseisen: 8° aan de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest alle inlichtingen en documenten ter beschikking stellen waar ze met betrekking tot de monstername om verzoeken en zich richten naar de instructies die de bevoegde afdeling en de toezichthouders geven; |
58/4, 9° | Een geregistreerde monsternemer moet voldoen aan de volgende gebruikseisen: 9° zijn medewerking verlenen aan periodieke evaluaties die de bevoegde afdeling opzet; |
artikel | wettelijke verplichting |
14 | De houder van een vergunning deelt elke substantiële wijziging in een vergunningscriterium, vermeld in artikelen 9 en 10, onmiddellijk met een aangetekende brief mee aan de Vlaamse Regering. |
16 | De houder van een vergunning dient jaarlijks met een aangetekende brief een rapport in bij de Vlaamse Regering met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten, en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten. Als er in het voorbije jaar geen activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse Regering te melden. Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is vanaf de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de vergunning verleend is. |
20, eerste lid, eerste volzin | Een vergunning kan pas worden overgedragen, inclusief het overdragen dat volgt uit wijzigingen in de vennootschapsstructuur, na de schriftelijke toestemming van de Vlaamse Regering. |
45, eerste lid, eerste volzin | De exploitant informeert de Vlaamse Regering over alle geplande wijzigingen in de exploitatie van een opslaglocatie, met inbegrip van wijzigingen in verband met de exploitant. |
47, § 2, tweede lid | De exploitant houdt een register bij van de hoeveelheden en kenmerken van de geleverde en geïnjecteerde koolstofdioxidestromen, met inbegrip van hun samenstelling. |
49 | Elk jaar, of, als de Vlaamse Regering dat in het kader van een bepaalde opslagvergunning nodig acht, met een hogere frequentie, dient de exploitant de volgende gegevens in bij de minister : 1° alle resultaten van de monitoring overeenkomstig artikel 48 tijdens de verslagperiode, met inbegrip van de informatie over de gebruikte monitoringstechnologie; 2° de hoeveelheden en kenmerken van de tijdens de verslagperiode geleverde en geïnjecteerde koolstofdioxidestromen, met inbegrip van de samenstelling van deze stromen, zoals geregistreerd overeenkomstig artikel 47, § 2, tweede lid; 3° het bewijs dat een financiële zekerheid of een gelijkwaardige voorziening is gesteld en aangehouden wordt overeenkomstig artikel 57 en artikel 43, 9° ; 4° alle andere informatie die de minister als relevant beschouwt om de naleving van de opslagvergunningsvoorwaarden te beoordelen en om de kennis te vergroten over het gedrag van het koolstofdioxide in de opslaglocatie. |
51, § 1, eerste lid, eerste deel van de eerste volzin | Bij lekkages of significante onregelmatigheden stelt [...] de exploitant de minister onmiddellijk met een aangetekende brief in kennis (...) |
51, § 1, eerste lid, laatste volzin | In geval van lekkages en significante onregelmatigheden die een lekkagerisico inhouden, stelt de exploitant ook de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor luchtverontreiniging, daarvan in kennis. |
63/11 | De houder van een vergunning deelt elke wijziging in een vergunningscriterium, vermeld in artikel 63/5 en 63/6, onmiddellijk mee aan de Vlaamse Regering. |
63/13 | De houder van een vergunning dient jaarlijks een rapport in bij de Vlaamse Regering met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten, en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten. Als er in het voorbije jaar geen activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse Regering te melden. Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is vanaf de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de vergunning verleend is. |
63/17, eerste lid, eerste volzin | Een vergunning kan pas worden overgedragen, inclusief het overdragen dat volgt uit wijzigingen in de vennootschapsstructuur, na de schriftelijke toestemming van de Vlaamse Regering. |
artikel | wettelijke verplichting |
11, § 4, eerste en tweede volzin | Tijdens de duur van de winningsvergunning voor koolwaterstoffen en de eerste vijf jaar na het beëindigen van de winning wordt het meetplan jaarlijks geactualiseerd, en daarna vijfjaarlijks. Die actualiseringen worden met een beveiligde zending aan de minister gemeld. |
11, § 5, tweede lid | De resultaten van de metingen worden jaarlijks met een beveiligde zending aan de minister gerapporteerd. |
14, § 1, eerste lid | De houder van een winningsvergunning voor koolwaterstoffen dient jaarlijks voor het einde van de derde maand na het aflopen van een winningsperiode per beveiligde zending een aangifte in bij de minister met daarin een opgave van de in de voorbije winningsperiode gewonnen hoeveelheid koolwaterstoffen, in voorkomend geval onverdeeld per type koolwaterstof. |
14, § 1, tweede lid | De vergunninghouder noteert maandelijks de gewonnen hoeveelheid koolwaterstoffen, in voorkomend geval onderverdeeld per type koolwaterstof, in een daartoe bijgehouden register. Als hij daar om verzocht wordt, legt de vergunninghouder alle documenten en gegevens voor die nodig zijn om de juistheid van de aangegeven gewonnen hoeveelheid koolwaterstoffen te controleren. |
14/38, § 4, eerste en tweede volzin | Tijdens de duur van de opsporingsvergunning voor aardwarmte wordt het meetplan tweejaarlijks geactualiseerd, en tijdens de duur van de winningsvergunning voor aardwarmte wordt het meetplan vijfjaarlijks geactualiseerd. Die actualiseringen worden met een beveiligde zending aan de minister gemeld. |
14/38, § 5, tweede lid | De resultaten van de metingen worden jaarlijks aan de minister gerapporteerd. |
artikel | wettelijke verplichting |
17 | De exploitant van een inrichting waarvan de exploitatie is vergund, deelt vóór 1 september 2012 per aangetekende brief aan de vergunningsverlenende overheid mee in welke klasse de muziekactiviteiten vanaf 1 januari 2013 zullen ingedeeld zijn. |
Artikel | Wettelijke verplichting |
19 | § 1. De koper zal de naam en het adres van de exploitant(en) aan de aangestelde meedelen voordat die aanvangen met werken. § 2. Als de exploitant de velling of ruiming aanvangt of hervat, verwittigt hij de aangestelde daarvan minstens twee werkdagen op voorhand. § 3. De exploitanten of hun aangestelden moeten, voor ze aanvangen met werken, het lot bezichtigen samen met de aangestelde. |
20 | Iedereen die hout velt, bewerkt, ruimt of vervoert, moet in het bezit zijn van een kapvergunning of een afschrift ervan. Die vergunning moet steeds voorgelegd kunnen worden aan de aangestelde als die laatste daar om vraagt. |
21 | § 1. De exploitant is verplicht tijdens de exploitatie de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen opdat geen vermijdbare schade aan de voorbehouden bomen, de aanplantingen en natuurlijke zaailingen, de vegetatie, de bodem, de uitrusting en alle andere aanhorigheden van het bos kan ontstaan. § 2. De exploitant is verplicht de exploitatie te verrichten in overleg met de aangestelde. Die kan aanvullende richtlijnen geven en uitzonderingen toestaan op de artikelen 22, 23, § 1, 29, 32, 34 en 35. Telkens als de exploitatie niet zonder schade kan gebeuren, zal de aangestelde geraadpleegd worden. De aangestelde moet zo spoedig mogelijk verwittigd worden bij schade ingevolge exploitatie. |
22 | § 1. De exploitatie moet zo gebeuren dat de wegen en parkeerplaatsen vrij blijven. § 2. Slagbomen moeten na elke doorgang worden gesloten. De wegversperringen, slagbomen of palen moeten na verwijdering worden teruggeplaatst. Het is verboden met voertuigen naast de wegversperringen, slagbomen of palen te rijden. § 3. Afrasteringen moeten zo spoedig mogelijk gesloten en, indien nodig, hersteld worden. § 4. Alleen voertuigen die nodig zijn voor het vellen of ruimen, mogen de boswegen verlaten. |
23 | § 1. De koper is op basis van artikel 71 van het Bosdecreet verplicht alle gemerkte bomen te vellen en te ruimen. § 2. Voor zover in de bijzondere verkoopvoorwaarden een afwijking is bepaald op de exploitatietermijn kan een gemotiveerde schriftelijke aanvraag tot uitstel, ten minste 14 dagen op voorhand, gericht worden aan het hoofd van het Agentschap voor Natuur en Bos of zijn gedelegeerde, die aanvullende voorwaarden kan opleggen. Louter door zijn aanvraag verplicht de koper zich tot het betalen van de door het Agentschap voor Natuur en Bos vastgestelde vergoeding, overeenkomstig artikel 45. Als de exploitant door overmacht of uitzonderlijke omstandigheden niet bij machte is de exploitatie binnen de vooropgestelde termijn uit te voeren, kan het hoofd van het Agentschap voor Natuur en Bos of zijn gedelegeerde beslissen de in artikel 45 vastgestelde vergoeding niet aan te rekenen. |
25 | Als de exploitant bomen wil laten vallen op of ruimen over aangrenzende terreinen, moet hij zelf daarover een overeenkomst sluiten met de eigenaar van deze terreinen. |
26 | § 1. Bomen die met een pijl zijn gemerkt, moeten geveld worden in de richting van de pijl. De aangestelde moet vooraf verwittigd worden van de velling. § 2. Bomen of kruinen, gemerkt met de letter ''V'', moeten gespaard worden, zelfs indien ze met de hamer gemerkt zijn. Ze moeten onaangeroerd blijven. Bij twijfel zal de aangestelde geraadpleegd worden. § 3. Bomen die met de letter ''K'' zijn gemerkt moeten voor de velling onttakt worden. Ze zullen in de catalogus worden vermeld. |
27 | Als geen afwijkingen vermeld zijn in de bijzondere voorwaarden, moeten bij andere kappingen dan die van hakhout, de bomen op maximaal 10 cm boven het maaiveld afgezaagd worden. De stronken moeten goed zichtbaar zijn en blijven eigendom van de verkoper. |
28 | Een boom die aan de stamvoet werd ingezaagd, moet zonder enig uitstel worden geveld. Afgezaagde bomen die blijven hangen moeten zo spoedig mogelijk tegen de grond worden getrokken. De verantwoordelijkheid voor dergelijke bomen berust bij de exploitant. |
29 | § 1. Het is verboden bomen met hun kruin in verjongingsgroepen te doen vallen. Als dat, ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen, toch zou gebeuren, moeten de kruinen onmiddellijk volledig opgewerkt en opgeruimd worden. § 2. Het is verboden bomen te doen vallen op de voet-, fiets- en ruiterpaden of in vijvers of waterlopen. Als dat, ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen, toch zou gebeuren, moeten de bomen onmiddellijk volledig opgewerkt en opgeruimd worden, om de paden, de wegen, de grachten en de vijvers vrij te maken. |
32 | Na de velling moeten de takken worden gespreid zodat ze de groei van de verjonging niet hinderen. Takken en twijgen mogen niet in waterlopen, vijvers of weiden en andere boomvrije plaatsen blijven liggen. Ze moeten minstens twee meter van wegen, parkings en andere boomvrije plaatsen en brandsingels verwijderd worden. |
33 | Bij de ruiming moeten die tractoren of tuigen gebruikt worden die door hun gewicht, hun afmetingen of hun werkwijze de minste schade aan het bosbestand, de flora, de fauna of de bodem veroorzaken. Daartoe moet de koper of exploitant voor de aanvang van de exploitatie zijn tuigen of tractoren laten goedkeuren door de aangewezen ambtenaar. |
34 | § 1. Het ruimen naar de wegen moet langs het minst schadelijke tracé gebeuren. De aangestelde kan een verplicht te volgen tracé opleggen. Het opgelegde tracé kan ook in de catalogus vermeld staan. § 2. De lading en/of de lengte van de getrokken stamstukken moeten aangepast zijn aan het gebruikte ruimingsmiddel en aan de terreinomstandigheden. § 3. Het is verboden diepe rij- of sleepsporen te maken. Als dat, ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen, toch zou gebeuren, moet de beschadigde bodem hersteld worden volgens de aanwijzingen van de aangestelde. |
35 | § 1. Het is verboden te rijden of te ruimen door andere kavels dan die waarvoor men een kapvergunning heeft, door bestanden die niet in exploitatie zijn, door verjongingsgroepen, beken en afvoergeulen, of weiden. § 2. Kruinen of samenhangende delen ervan, mogen niet als geheel worden geruimd. |
36 | Het laten slippen van de wielen tijdens het ruimen is verboden. |
37 | De aangestelde wijst de stapelplaatsen aan. Het is verboden stammen of hout op andere plaatsen te stapelen. De stapelplaatsen kunnen eveneens in de catalogus vermeld worden. |
38 | Het transport van het hout zal gebeuren langs de wegen en plaatsen, aangegeven door de aangestelde, zoals bepaald in artikel 70 van het Bosdecreet. |
39 | De snelheid van gemotoriseerde voertuigen en werktuigen is in het bos en op de boswegen beperkt tot 30 km/uur. |
Artikel | Wettelijke verplichting |
47 | Ten aanzien van erkende vogelhoudersverenigingen gelden de volgende administratieve verplichtingen: 1° ze houden een gegevensbestand bij van de door hen verstrekte gesloten pootringen. Daarin is ten minste de volgende informatie opgenomen: het aantal afgeleverde ringen per verschillend ringtype, de datum van afgifte, de namen en adressen van de personen aan wie de ringen zijn afgeleverd; 2° ze sturen elk jaar, uiterlijk op 30 april, per provincie, de volgende gegevens naar de provinciale hoofden van het agentschap: a) een lijst met vermelding van het aantal verstrekte gesloten pootringen, evenals de namen en adressen van de vogelhouders die bij de vereniging gesloten pootringen hebben besteld. Die lijst heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande kalenderjaar; b) een overzicht met vermelding van naam, adres en lidnummer van hun leden die specimens onder zich hebben van vogelsoorten die voorkomen op een daartoe door de minister bepaalde lijst, als vermeld in artikel 46, § 1. |
48 | Ten aanzien van individuele vogelhouders en vogelhandelaars die specimens onder zich hebben van vogelsoorten die voorkomen op een door de minister bepaalde lijst, als vermeld in artikel 46, § 1, gelden de volgende administratieve verplichtingen: 1° ze houden een overzichtslijst bij voor elk kalenderjaar waarin ze specimens van die soorten onder zich hebben, met de volgende gegevens: a) een overzicht van de specimens van die soorten die ze onder zich hebben; b) als specimens werden aangekocht of op een andere wijze werden verworven: de datum van verwerving en bij wie die specimens werden verworven; c) als specimens werden verkocht of op een andere wijze werden afgestaan: de datum van afstand en aan wie die specimens zijn afgestaan; 2° ze sluiten die overzichtslijst jaarlijks af op 31 december van het kalenderjaar waarop de lijst betrekking heeft, en vervolgens delen ze mee dat ze voor dat jaar een dergelijke lijst afgesloten hebben aan: a) de erkende vogelhoudersvereniging waarvan ze lid zijn, uiterlijk op 28 februari. b) het provinciale hoofd van het agentschap voor Natuur en Bos, uiterlijk op 30 april, als ze geen lid zijn van een erkende vogelhoudersvereniging. 3° ze houden die overzichtslijsten tot vijf jaar na het afsluiten ervan in hun bezit, met het oog op controle door de personen die belast zijn met het toezicht op dit besluit. |
51, eerste lid | Zangwedstrijden, tentoonstellingen of andere openbare activiteiten met specimens van soorten, als vermeld in artikel 41 of 49, moeten minstens één week op voorhand worden gemeld aan het provinciale hoofd van het agentschap van de provincie waar de zangwedstrijd, tentoonstelling of activiteit plaatsvindt. |
Bijlage 3 | (...) De bestrijding mag tevens worden uitgevoerd door de volgende personen, op voorwaarde van een schriftelijke toestemming van de eigenaar, de verhuurder of de exploitant of grondgebruiker: 1° de houders van het jachtrecht van het terrein waar de bestrijding plaatsvindt; 2° de bijzondere veldwachters zoals bedoeld in het Veldwetboek van 7 oktober 1886; 3° de houders van een geldig jachtverlof. De bestrijding mag worden uitgevoerd na melding van de intentie tot bestrijding aan de burgemeester van de gemeente waar de bestrijding zal plaatsvinden en aan het provinciale hoofd van het agentschap. Deze melding moet voldoen aan de volgende modaliteiten: 1° de melding moet gebeuren per brief of per fax; 2° uit de melding moet duidelijk blijken dat is voldaan aan de voorwaarden van deze bijlage, inzonderheid inzake het zonder bevredigend resultaat toegepast hebben van andere mogelijke oplossingen en inzake de voorgenomen bestrijdingsmiddelen en -wijzen; 3° indien men niet de eigenaar of de grondgebruiker is van het terrein waar men wil bestrijden moet een schriftelijke toestemming van de eigenaar aan de aanvraag worden toegevoegd; 4° de melding moet plaatsvinden minstens 24 uur vooraleer de bestrijding zal aanvangen; 5° de melding kan betrekking hebben op afzonderlijke bestrijdingsactiviteiten of op een bestrijdingskalender. De duur van de gemelde bestrijding kan echter maximaal een jaar bedragen; 6° de melding moet vergezeld zijn van een kaart op een schaal van 1: 10.000, waarop de locatie waar de bestrijding zal plaatsvinden precies moet worden aangeduid. De bestrijding moet plaatsvinden op een locatie die voor de ambtenaren bevoegd met het toezicht op het besluit betreedbaar is zonder toestemming tot huiszoeking of huiszoekingsbevel; 7° zij moet gebeuren door middel van een standaardmeldingsformulier, ter beschikking gesteld door het agentschap; 8° het agentschap zal nagaan of de voorwaarden om tot bestrijding te mogen overgaan vervuld zijn. (...) Na afloop van een afzonderlijke bestrijdingsactiviteit, ofwel na afloop van de uitvoering van een aangemelde bestrijdingskalender, moet aan het provinciale hoofd van het agentschap worden gemeld hoeveel exemplaren werden gedood, door middel van een standaardmeldingsformulier, ter beschikking gesteld door het agentschap. (...) |
Artikel | Wettelijke verplichting |
2.3.2 | Als artikel 30bis, § 10, 2°, van titel I van het VLAREM wordt toegepast, bezorgt de exploitant aan de vergunningverlenende overheid die in eerste aanleg bevoegd is ten minste jaarlijks en uiterlijk voor 15 maart van elk kalenderjaar, een overzicht van de resultaten van de monitoring van emissies, met dezelfde periode en onder dezelfde referentieomstandigheden, zoals bepaald is voor de BBT-GEN, zodat een vergelijking mogelijk is met die BBT-GEN. |
2.3.3 | Met behoud van de toepassing van artikel 4.1.4.2 van titel II van het VLAREM, brengt de exploitant de toezichthouder regelmatig en ten minste jaarlijks op de hoogte van de informatie die wordt verkregen op basis van de resultaten van de monitoring van emissies die dit besluit of de milieuvergunning heeft opgelegd, en van andere vereiste gegevens aan de hand waarvan de toezichthouder de naleving van de vergunningsvoorwaarden kan toetsen. |
2.3.4, eerste volzin | De exploitant bezorgt op verzoek van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, alle gegevens die voor de toetsing van de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 41bis van titel I van het VLAREM, noodzakelijk zijn, waaronder met name de resultaten van de monitoring van emissies en andere gegevens die een vergelijking mogelijk maken van de werking van de installatie met de BBT zoals beschreven in de toepasselijke BBT-conclusies en met de BBT-GEN. |