Artikels:
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer
Artikel 1. In artikel 1.1.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, 17 december 2004, 9 februari 2007, 7 maart 2008 en 13 februari 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 2, 85° wordt het woord " scheepvaart " vervangen door het woord " zeevaart ";
2° aan paragraaf 3 wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt :
" 8° voertuigproducent : de voertuigfabrikant of de beroepsimporteur van een voertuig in een lidstaat van de Europese Unie. ";
3° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 5. Voor de toepassing van onderafdeling XIIbis van afdeling V van hoofdstuk V gelden de definities, vermeld in het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996. "
Art.2. Artikel 1.4.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 1.4.1. Onder handelingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen, als vermeld in artikel 2, 7°, van het Afvalstoffendecreet, worden de volgende handelingen verstaan :
EU-code | Handelingen |
R1 | Hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking; (*) |
R2 | Terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen; |
R3 | Recyclage/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van compostering en andere biologische omzettingsprocessen); (**) |
R4 | Recyclage/terugwinning van metalen en metaalverbindingen; |
R5 | Recyclage/terugwinning van andere anorganische materialen; (* * *) |
R6 | Regeneratie van zuren of basen; |
R7 | Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan; |
R8 | Terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren; |
R9 | Herraffinage van olie en ander hergebruik van olie; |
R10 | Uitrijden voor landbouwkundige of ecologische verbetering; |
R11 | Gebruik van afvalstoffen die vrijkomen bij een van de behandelingen, vermeld in R1 tot en met R10; |
R12 | Uitwisseling van afvalstoffen voor een van de behandelingen, vermeld in R1 tot en met R11; (* * **) |
R13 | Opslag van afvalstoffen voor een van de handelingen, vermeld in R1 tot en met R12, (met uitsluiting van tijdelijke opslag voorafgaand aan inzameling op de plaats van productie). (* * * * *) |
(*) Hieronder vallen ook verbrandingsinstallaties die specifiek bestemd zijn om vast stedelijk afval te verwerken, op voorwaarde dat hun energie-efficiëntie ten minste :
1° 0,60 bedraagt bij installaties die voor 1 januari 2009 in bedrijf zijn en over een vergunning beschikken overeenkomstig het Milieuvergunningendecreet;
2° 0,65 bedraagt bij installaties waarvoor na 31 december 2008 een vergunning wordt afgegeven, zoals berekend met de volgende formule :
energie-efficiëntie = (Ep - (Ef + Ei)) / (0,97 x (Ew + Ef)), waarbij :
a) Ep = de hoeveelheid energie die jaarlijks als warmte of elektriciteit wordt geproduceerd. Bij de berekening wordt energie in de vorm van elektriciteit vermenigvuldigd met een factor 2,6, en warmte die wordt geproduceerd voor commerciële toepassingen met een factor 1,1 (in GJ/jaar);
b) Ef = de jaarlijkse energie-input in het systeem, afkomstig van brandstoffen die voor de productie van stoom worden gebruikt (in GJ/jaar);
c) Ew = de hoeveelheid energie die is besloten in de jaarlijks verwerkte hoeveelheid afvalstoffen, berekend aan de hand van de nettocalorische waarde van de afvalstoffen (in GJ/jaar);
d) Ei = de hoeveelheid energie die jaarlijks wordt geïmporteerd, Ew en Ef niet meegerekend (in GJ/jaar);
e) 0,97 = correctiefactor om rekening te houden met energieverliezen via bodemas en straling.
De formule wordt toegepast overeenkomstig het Europese referentiedocument over de best beschikbare technieken voor afvalverbranding. De berekeningswijze en toepassing van de formule worden goedgekeurd en geverifieerd door de OVAM.
(**) Hieronder vallen ook vergassing en pyrolyse waarbij de componenten worden gebruikt als chemicaliën.
(* * *) Hieronder valt ook bodemreiniging die resulteert in terugwinning van de bodem en het recycleren van anorganisch bouwmateriaal.
(* * **) Als er geen andere passende R-code voorhanden is, kan dit voorbereidende handelingen voorafgaand aan nuttige toepassing omvatten, inclusief voorbehandeling, zoals demonteren, sorteren, verbrijzelen, verdichten, pelletiseren, drogen, versnipperen, conditioneren, herverpakken, scheiden of mengen, voorafgaand aan een van de handelingen, vermeld in R1 tot en met R11.
(* * * * *) Tijdelijke opslag als vermeld in dit artikel betekent voorlopige opslag die niet plaatsvindt op de plaats van productie. "
Art.3. In artikel 2.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009, wordt punt 18° vervangen door wat volgt :
" 18° afval van de zee- en binnenvaart; ".
Art.4. In artikel 3.1.1.2, § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, 1°, worden de punten c) en d) opgeheven;
2° in het tweede lid worden de woorden " 1°, c), 1°, d) " opgeheven.
Art.5. Aan artikel 5.5.4.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 5. Bij de afgedankte voertuigen zijn bij inlevering in een erkend centrum voor depollutie, ontmanteling en vernietiging van afgedankte voertuigen de boorddocumenten gevoegd, namelijk het inschrijvingsbewijs, het gelijkvormigheidsattest en het keuringsbewijs. "
Art.6. In artikel 5.5.4.3, § 5, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° tussen het woord " eigenaar " en de woorden " een certificaat " wordt het woord " gratis " ingevoegd;
2° de volgende zin wordt toegevoegd :
" De certificaten van vernietiging die door een lidstaat van de Europese Unie of door een van de twee andere Belgische gewesten worden afgegeven, gelden ook voor het Vlaamse Gewest. "
Art.7. In het opschrift van onderafdeling XII van hoofdstuk V, afdeling V, van hetzelfde besluit wordt het woord " scheepvaart " vervangen door het woord " zeevaart ".
Art.8. In hoofdstuk V, afdeling V, van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling XIIbis, bestaande uit artikel 5.5.20bis tot en met 5.5.20octies, ingevoegd, die luidt als volgt :
" Onderafdeling XIIbis. - Afval van de binnenvaart
Art. 5.5.20bis. Deze onderafdeling voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996.
Art. 5.5.20ter. Deze onderafdeling is van toepassing op schepen die zich bevinden op de voor het scheepvaartverkeer openstaande binnenwateren.
In afwijking van het eerste lid is deze onderafdeling niet van toepassing op zeeschepen en op pleziervaartuigen.
Art. 5.5.20quater. De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders moeten voorzien in een voldoende dicht netwerk van ontvangstinrichtingen voor de inzameling van scheepsafval en afval van lading. De beheerders kunnen daarin zelf voorzien of daarin laten voorzien.
Art. 5.5.20quinquies. § 1. De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders stellen een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingsrestanten en waswater. Het plan wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, na overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken, goedgekeurd.
§ 2. Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder met de havengebruikers of hun vertegenwoordigers.
§ 3. Het plan moet betrekking hebben op alle soorten scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingsrestanten en waswater, afkomstig van schepen die gebruikmaken van de vaarwegen.
De volgende elementen maken deel uit van het plan :
1° een beschrijving van het toepassingsgebied :
a) de geografische afbakening en oplijsting van de vaarwegen;
b) de schepen waarvoor de ontvangstinrichtingen voorzien zijn;
2° een beschrijving van de toepasselijke wetgeving waarin minstens de volgende elementen worden verwerkt :
a) een verwijzing naar het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart en de ratificatie ervan in het Vlaamse Gewest;
b) een oplijsting van de begrippen en definities die relevant zijn voor het gebruik en de uitbating van het netwerk van ontvangstinrichtingen;
3° een beschrijving en oplijsting van de ontvangstvoorzieningen die binnen het geografische toepassingsgebied aanwezig zijn :
a) per haven/waterwegbeheerder;
b) per afvalstroom;
4° een beschrijving van de mate waarin het netwerk van ontvangstvoorzieningen een voldoende dicht netwerk vormt voor de inzameling van scheepsafval en afval van lading. Daarbij wordt minstens aandacht geschonken aan de geografische spreiding, het aantal voorzieningen per afvalstof en de behoeften van schepen die ervan gebruikmaken. Bij de toetsing van het voldoende dichte netwerk wordt aandacht geschonken aan :
a) ontvangstinrichtingen voor huisvuil :
1) bij overslaginstallaties of in havens;
2) aan aanlegplaatsen voor passagiersschepen;
3) bij ligplaatsen en sluizen;
b) ontvangstinrichtingen voor slops en klein gevaarlijk scheepsafval in havens;
c) ontvangstinrichtingen voor huishoudelijk afvalwater bij ligplaatsen van passagiersschepen waaraan de toestemming is verleend om meer dan vijftig personen te vervoeren;
5° een beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van scheepsafval en afval van lading, alsook een gedetailleerde beschrijving van het tariefsysteem, opgesplitst in de volgende deelstromen :
a) olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval;
b) afval van de lading;
c) overig scheepsbedrijfsafval;
6° een beschrijving van de procedure voor het melden van vermeende tekortkomingen van ontvangstinrichtingen;
7° een beschrijving van de procedures voor structureel overleg met alle actoren die betrokken zijn bij het gebruik en de uitbating van de ontvangstinrichtingen.
Art. 5.5.20sexies. § 1. Het plan, vermeld in artikel 5.5.20quinquies, voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval en afval van lading van de binnenvaart wordt behandeld als volgt :
1° de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders sturen een voorstel van plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval en afval van lading per aangetekende brief naar OVAM. OVAM onderzoekt het plan op volledigheid als vermeld in artikel 5.5.20quinquies, § 3, en onderzoekt of de procedures in het plan voldoen aan de bepalingen van artikel 5.5.20quinquies;
2° binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de ontvangst van het voorstel van plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval van de binnenvaart verleent OVAM daarover advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid;
3° de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, doet na overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken, uitspraak over het plan binnen een termijn van maximaal vier maanden na de datum van ontvangst van het voorstel van plan bij OVAM;
4° OVAM zendt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van die beslissing, die beslissing of een eensluidend verklaard afschrift ervan aan de beheerders.
§ 2. Het plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, vermeld in paragraaf 1, is geldig voor een termijn van maximaal vijf jaar. Elke beslissing die voor een kortere termijn geldt, moet ter zake gemotiveerd zijn.
§ 3. Bij significante veranderingen in de werking van het netwerk van ontvangstinrichtingen moeten de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders dat onverwijld en per aangetekende brief aan OVAM meedelen. Op basis van de door de beheerder meegedeelde wijzigingen kan OVAM binnen vijftien kalenderdagen na de mededeling ervan beslissen dat het noodzakelijk is om een nieuw plan in te dienen. Een nieuw plan moet ingediend worden volgens de procedure, vermeld in paragraaf 1. Bovendien kan de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, in geval van wijzigingen in de wetgeving of een herziening van het beleid, na advies van de OVAM, ambtshalve wijzigingen in het plan doorvoeren.
Art. 5.5.20septies. De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders zorgen ervoor dat voor de binnenschepen de volgende informatie beschikbaar is :
1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval;
2° de locatie van de vaste ontvangstvoorzieningen, met tekening/kaart;
3° een lijst van de afvalstromen die worden aanvaard;
4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;
5° een beschrijving van de afgifteprocedures en van het tariefsysteem;
6° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen.
Art. 5.5.20octies. De kosten voor de inname en verwijdering van het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval worden in eerste instantie betaald door de beheerders van de havens en de waterwegen. De beheerders kunnen die kosten verhalen op het Instituut voor het Transport langs de Binnenwateren VZW.
De beheerders van de havens en de waterwegen zijn verplicht om per kwartaal de volgende gegevens te rapporteren aan het Instituut voor het Transport langs de Binnenwateren VZW :
1° de totale hoeveelheid ingenomen en verwijderd olie- en vethoudend afval;
2° de totale inname- en verwijderingskosten voor de hoeveelheden, vermeld in punt 1°. "
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
Art.9. In hoofdstuk I van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009, wordt een artikel 2/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 2/1. De bepalingen van het decreet van 5 april 1995, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten ervan, zijn van toepassing op het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg, op 9 september 1996. "
Art.10. Aan artikel 26, § 1, van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
" De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 6°, oefenen ook het toezicht uit op de toepassing van het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg, op 9 september 1996. "
Art.11. In bijlage VIII van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009, wordt de bepaling
"
5.5.19, § 1 | De beheerder van de haven zorgt ervoor dat de kosten voor het gebruik van de havenontvangstvoorzieningen verbonden aan de afgifte van scheepsafval, met inbegrip van de behandeling en verwijdering van het scheepsafval, worden betaald met bijdragen van de schepen via een kostendekkingsysteem dat niet mag aanzetten tot het lozen van afval op zee. |
"
vervangen door de volgende bepaling :
"
5.5.19, § 1 | De beheerder van de haven zorgt ervoor dat de kosten voor het gebruik van de havenontvangstvoorzieningen verbonden aan de afgifte van scheepsafval, met inbegrip van de behandeling en verwijdering van het scheepsafval, worden betaald met bijdragen van de schepen via een kostendekkingsysteem dat niet mag aanzetten tot het lozen van afval op zee. |
5.5.20quinquies, § 1 | De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders stellen een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingsrestanten en waswater. |
5.5.20sexies, § 3 | Bij significante veranderingen in de werking van het netwerk van ontvangstinrichtingen moeten de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders dat onverwijld en per aangetekende brief aan OVAM meedelen. |
5.5.20septies | De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders zorgen ervoor dat voor de binnenschepen de volgende informatie beschikbaar is : 1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval; 2° de locatie van de vaste ontvangstvoorzieningen, met tekening/kaart; 3° een lijst van de afvalstromen die worden aanvaard; 4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten; 5° een beschrijving van de afgifteprocedures en van het tariefsysteem; 6° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen. |
5.5.20octies | De kosten voor de inname en verwijdering van het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval worden in eerste instantie betaald door de beheerders van de havens en de waterwegen. De beheerders kunnen die kosten verhalen op het Instituut voor het Transport langs de Binnenwateren VZW. De beheerders van de havens en de waterwegen zijn verplicht om per kwartaal de volgende gegevens te rapporteren aan het Instituut voor het Transport langs de Binnenwateren VZW : 1° de totale hoeveelheid ingenomen en verwijderd olie- en vethoudend afval; 2° de totale inname- en verwijderingskosten voor de hoeveelheden, vermeld in punt 1°. |
. "
HOOFDSTUK 3. - Slotbepaling
Art. 12. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 oktober 2010.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,
J. SCHAUVLIEGE