15 MAART 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest voor niet-land- en tuinbouwactiviteiten en de opmaak van het Vlaams Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-04-2013 en tekstbijwerking tot 17-03-2023)
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
Art. 3, 3/1
HOOFDSTUK 3. [1 - Minimumgebruik of verbod op het gebruik van pesticiden op terreinen die beheerd worden in het kader van een openbare dienst of in het kader van een commerciële activiteit]1
Art. 4-7
HOOFDSTUK 4. [1 - Rapporteren over het gebruik op terreinen die beheerd worden in het kader van een openbare dienst of in het kader van een commerciële activiteit]1
Art. 8
HOOFDSTUK 4/1. [1 - Gebruik van pesticiden die glyfosaat bevatten]1
Art. 8/1
HOOFDSTUK 5. - Opmaak van het Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik
Art. 9-11
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Art. 12-17
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 18-20
BIJLAGE.
Art. N
2014036615 2014036689 2015036508 2016036650 2017040437 2018030183 2018032546 2020020399 2020044430 2021034231 2021042059 2024000801
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden.
Art.2. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° Actieplan: Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik, vermeld in artikel 8 van het decreet;
2° decreet: decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest;
3° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid;
4° openbare dienst: dienst, uitgevoerd door een rechtspersoon, in het kader van een taak van algemeen belang.
HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
Art.3.Met uitzondering van land- en tuinbouwactiviteiten zijn [1 hoofdstuk 2, 3, 4 en 4/1]1 van dit besluit van toepassing op de volgende terreinen die beheerd worden in het kader van een openbare dienst of in het kader van een commerciële activiteit:
1° alle terreinen, inclusief de bermen, op minder dan zes meter van het talud van het oppervlaktewater;
2° alle bermen langs wegen en spoorwegen;
3° alle wegranden, trottoirs en andere verharde terreinen die deel uitmaken van de openbare weg of die erbij horen, zoals parkeerterreinen en pleinen;
4° alle verharde terreinen die 200 m2 of groter zijn;
5° alle terreinen die toegankelijk zijn voor het brede publiek of voor kwetsbare groepen, zoals:
a) parken, plantsoenen, tuinen, pleinen en begraafplaatsen;
b) sportdomeinen, recreatiedomeinen, dieren- en pretparken;
c) terreinen bij kinderopvang, scholen en instellingen voor kleuter-, basisonderwijs en secundair onderwijs, deeltijds kunstonderwijs en centra voor leerlingenbegeleiding;
d) speelplaatsen, speelterreinen, sportterreinen, schoolterreinen en terreinen van zorgverstrekkende instellingen die niet vervat zijn onder c);
6° alle andere terreinen dan de terreinen vermeld in punt 1° tot en met 5°, die gebruikt worden voor een openbare dienst of die horen bij een gebouw dat gebruikt wordt voor een openbare dienst.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
1° kwetsbare groepen: mensen die specifieke aandacht behoeven als het gaat om de beoordeling van acute en chronische gevolgen van pesticiden voor de gezondheid;
2° oppervlaktewater: water, vermeld in artikel 3, § 2, 3°, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;
3° talud: talud vermeld in artikel 3, § 2, 42°, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;
4° verhard terrein: grondoppervlak dat op een of andere wijze bedekt is met een verharding, al dan niet waterdoorlatend;
5° [2 zorgverstrekkende instelling: een instelling zoals een ziekenhuis, [3 een woonzorgcentrum]3 of een psychiatrisch verzorgingstehuis.]2
----------
(1)<BVR 2017-07-14/02, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 19-07-2017>
(2)<BVR 2018-11-30/16, art. 583, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<BVR 2023-01-20/11, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.3/1. [1 Hoofdstuk 4/1 is van toepassing op de gebieden die door particulieren worden gebruikt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-07-14/02, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 19-07-2017>
HOOFDSTUK 3. [1 - Minimumgebruik of verbod op het gebruik van pesticiden op terreinen die beheerd worden in het kader van een openbare dienst of in het kader van een commerciële activiteit]1
----------
(1)
Art.4. Tot en met 31 december 2014 geldt:
1° een verbod op het gebruik van pesticiden op alle terreinen vermeld in artikel 3, eerste lid, 2° ;
2° het decreet van 21 december 2001 houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest dat van toepassing is op alle terreinen vermeld in artikel 3, eerste lid, die gebruikt worden voor een openbare dienst;
3° een minimumgebruik van pesticiden op alle terreinen vermeld in artikel 3, eerste lid, die geen eigendom zijn van een overheid of niet in beheer zijn voor een openbare dienst.
Vanaf 1 januari 2015 geldt:
1° een verbod op het gebruik van pesticiden:
a) op alle terreinen vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5°, c);
b) op alle terreinen vermeld in artikel 3, eerste lid, die gebruikt worden voor een openbare dienst of die horen bij een gebouw dat gebruikt wordt voor een openbare dienst;
2° een minimumgebruik van pesticiden op alle terreinen vermeld in artikel 3, eerste lid, 4°, 5° a), b) en d) voor zover het geen terreinen betreft die gebruikt worden voor een openbare dienst of die horen bij een gebouw dat gebruikt wordt voor een openbare dienst.
Onder minimumgebruik wordt verstaan het verminderen van het pesticidengebruik door:
1° pesticiden alleen pleksgewijs te gebruiken op de locaties die nog niet pesticidenvrij te beheren zijn. Bij een pleksgewijs gebruik wordt uitsluitend de te bestrijden soort behandeld met pesticiden en niet de omliggende ruimte;
2° alleen de pesticiden te gebruiken die erkend zijn als gewasbeschermingsmiddelen door de federale overheid of die als biociden toegelaten zijn door de federale overheid. In beide gevallen worden de toepassingsvoorschriften strikt gerespecteerd;
3° de aanleg en heraanleg van de terreinen, vermeld in artikel 3, eerste lid, te onderwerpen aan een pesticidentoets.
Onder pesticidentoets wordt verstaan het toetsen van de ontwerpplannen voor de aanleg of heraanleg van groenzones of verhardingen met het oog op onkruidpreventie en een efficiëntere bestrijding met niet-chemische bestrijdingsmethoden na de aanleg of heraanleg.
Art.5. § 1. Met toepassing van paragraaf 2 tot en met 4 kan een afwijking van het verbod, dat wordt opgelegd op basis van artikel 4, voor een reden vermeld in artikel 7, § 1, 1°, van het voormelde decreet, worden verkregen.
Afwijkingen van het verbod houden steeds rekening met de principes verwoord in artikel 5 van het decreet.
§ 2. De Vlaamse Milieumaatschappij stelt jaarlijks, op aanvraag en na raadpleging van de stakeholders in januari een lijst op met daarin waar, door wie en onder welke omstandigheden bepaalde pesticiden gebruikt mogen worden. Deze lijst wordt bekrachtigd door de minister.
De lijst wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van het eerste lid wordt de lijst die geldt voor 2015, uitzonderlijk in juni 2014 bekendgemaakt.
§ 3. Bij acuut gevaar kan van het verbod worden afgeweken door directe melding aan de Vlaamse Milieumaatschappij per e-mail minstens 24 uur voor de bestrijding zal aanvangen.
De Vlaamse Milieumaatschappij kan toezicht uitoefenen of, zo nodig, de bestrijding alsnog verbieden of randvoorwaarden opleggen.
De melding bevat minstens:
1° de noodzaak van het gebruik van pesticiden;
2° een korte beschrijving waarom er geen niet-chemische bestrijdingsmethodes gebruikt kunnen worden;
3° het voorgestelde product met het erkenningsnummer of toelatingsnummer, de dosis en de omvang van het gebruik in tijd en ruimte;
4° de gebruikswijze, met inbegrip van het maximumgebruik.
§ 4. Voor andere afwijkingen dan de afwijkingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, wordt een aanvraag ingediend bij de Vlaamse Milieumaatschappij.
De aanvraag bevat ten minste de volgende gegevens:
1° de noodzaak van het gebruik van pesticiden;
2° een omstandige omschrijving waarom er geen niet-chemische bestrijdingsmethodes gebruikt kunnen worden, inclusief een kostenraming daarvan;
3° het voorgestelde product met het erkenningsnummer of toelatingsnummer, de dosis en de omvang van het gebruik in tijd en ruimte;
4° de gebruikswijze, met inbegrip van het maximumgebruik.
Uiterlijk drie maanden na de ontvangst van de aanvraag wordt de aanvrager schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing.
De Vlaamse Milieumaatschappij kan bij het goedkeuren van de afwijkingsaanvraag voorwaarden opleggen.
Art.6. § 1. Met toepassing van paragraaf 2 tot en met 3 kan een afwijking van het verbod, dat wordt opgelegd op basis van artikel 4 voor een reden vermeld in artikel 7, § 1, 2°, van het voormelde decreet, worden verkregen.
Afwijkingen van het verbod houden steeds rekening met de principes verwoord in artikel 5 van het decreet.
§ 2. De aanvrager dient een omvormingsprogramma in bij de Vlaamse Milieumaatschappij.
Het omvormingsprogramma wordt voor een periode van drie jaar opgemaakt.
Het omvormingsprogramma bevat ten minste de volgende gegevens:
1° de oppervlakte die pesticidenvrij beheerd wordt en de oppervlakte die niet-pesticidenvrij beheerd wordt;
2° de terreinen die in de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, omgevormd worden tot een pesticidenvrij beheerd terrein;
3° de redenen waarom er geen niet-chemische bestrijdingsmethodes voor de terreinen waarvoor de aanvraag wordt ingediend, gebruikt kunnen worden, met inbegrip van een kostenraming en de gekozen chemische bestrijdingsmethode.
De Vlaamse Milieumaatschappij kan de technische gegevens, opgenomen in het omvormingsprogramma verder bepalen.
De Vlaamse Milieumaatschappij kan bij het goedkeuren van de afwijkingsaanvraag voorwaarden opleggen.
De aanvraag voor de eerste afwijkingsperiode die geldt voor 2015-2017, moet vóór 1 april 2014 ingediend zijn bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Vervolgens kan voor elke volgende periode van drie jaar een nieuwe aanvraag worden ingediend vóór 1 april van het jaar dat voorafgaat aan de nieuwe driejarige periode.
Vóór 1 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend, wordt de aanvrager schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing.
§ 3. In uitzonderlijke gevallen die niet opgenomen zijn in het omvormingsprogramma, kan vooralsnog een afwijking aangevraagd worden met toepassing van artikel 5, § 4.
Art.7. § 1. Tegen de beslissingen van de Vlaamse Milieumaatschappij vermeld in artikel 5, § 3 en 4 en in artikel 6, §§ 2 en 3 kan beroep worden ingediend bij de Vlaamse minister, binnen dertig dagen na de kennisname van de beslissing. De geadresseerde wordt geacht kennis te hebben genomen van de beslissing de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief waarbij de beslissing werd verstuurd, aan de postdiensten werd overhandigd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
Het beroep bevat een kopie van de bestreden beslissing en een omstandige uiteenzetting van de grieven die tegen de bestreden beslissing worden ingebracht. Het beroep wordt ingediend met een aangetekende brief.
§ 2. De minister bezorgt het beroep onmiddellijk aan de Vlaamse Milieumaatschappij die binnen dertig dagen na ontvangst van het overgemaakte beroep advies verleent. Indien het advies niet tijdig wordt verleend, mag aan de adviesvereiste worden voorbij gegaan.
De minister neemt een beslissing over het beroep binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep.
De indiener van het beroep wordt binnen tien dagen na het nemen van de beslissing op de hoogte gebracht met een aangetekende brief. De Vlaamse Milieumaatschappij wordt schriftelijk dezelfde termijn op de hoogte gebracht van de beslissing.
§ 3. Als de bestreden beslissing een beslissing is als bedoeld in artikel 5, § 3, dan worden de termijnen uit paragraaf 2, eerste en tweede lid, teruggebracht tot vijftien en dertig dagen.
HOOFDSTUK 4. [1 - Rapporteren over het gebruik op terreinen die beheerd worden in het kader van een openbare dienst of in het kader van een commerciële activiteit]1
----------
(1)
Art.8. § 1. Het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en alle diensten en agentschappen die er van afhangen, de provinciale overheden, de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven en de polders en wateringen rapporteren jaarlijks vóór 1 april van het daaropvolgende jaar de volgende gegevens over de gebruikte pesticiden aan de Vlaamse Milieumaatschappij: de omschrijving van de plaats van het gebruik, de productnaam, het erkenningsnummer of toelatingsnummer, de hoeveelheid en het nummer van de afwijking die ze ontvangen hebben van de Vlaamse Milieumaatschappij.
De Vlaamse Milieumaatschappij kan de inhoud en de wijze waarop gerapporteerd wordt, verder regelen.
§ 2. De andere beheerders van de terreinen, vermeld in artikel 3, eerste lid, houden de gegevens over pesticidengebruik jaarlijks bij voor een periode van vijf jaar. Die gegevens omvatten: de plaats van het gebruik, de productnaam, het erkenningsnummer of toelatingsnummer en de hoeveelheid die gebruikt is in dat jaar.
De Vlaamse Milieumaatschappij heeft inzagerecht.
HOOFDSTUK 4/1. [1 - Gebruik van pesticiden die glyfosaat bevatten]1
----------
(1)
Art.8/1. [1 Alleen een professionele gebruiker met een fytolicentie P1, P2 of P3 mag pesticiden die glyfosaat bevatten, toepassen.
In het eerste lid wordt verstaan onder professionele gebruiker: elke persoon die, in de landbouwsector of in een andere sector, producten gebruikt in het kader van zijn beroepsactiviteiten, met inbegrip van bedieners van toepassingsapparatuur, technici, werkgevers en zelfstandigen.
De professionele gebruiker, vermeld in het eerste lid, handelt conform artikel 5 van het decreet en artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2014 houdende de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming door professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-07-14/02, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 19-07-2017>
HOOFDSTUK 5. - Opmaak van het Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik
Art.9. Het Actieplan bevat ten minste de gegevens en maatregelen, opgesomd in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Art.10.De Stuurgroep wordt als volgt samengesteld:
1° vier vertegenwoordigers van het beleidsdomein [1 Omgeving]1;
2° twee vertegenwoordigers van het beleidsdomein Landbouw en Visserij;
3° één vertegenwoordiger van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
4° één vertegenwoordiger van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken.
----------
(1)<BVR 2017-02-24/16, art. 211, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.11. § 1. De Stuurgroep stelt het ontwerp-Actieplan, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, van het decreet, op, en houdt daarbij ten minste rekening met:
1° de gezondheids- en milieueffecten, en de sociale en economische effecten van de geplande maatregelen;
2° de eventuele bijzondere omstandigheden op gewestelijk en lokaal niveau;
3° de standpunten van alle relevante groepen van belanghebbenden die door de Stuurgroep worden geconsulteerd;
4° de maatregelen met betrekking tot pesticidengebruik die opgenomen zijn in het maatregelenprogramma, vermeld in artikel 64 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;
5° de maatregelen met betrekking tot pesticidengebruik die opgenomen zijn in het Gewestelijke Milieubeleidsplan, dat opgesteld is overeenkomstig titel II, hoofdstuk I, afdeling 2, onderafdeling 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
De Stuurgroep kan bij de uitvoering van zijn opdracht worden bijgestaan door externe deskundigen.
§ 2. Na de mededeling aan de Vlaamse Regering van het ontwerp-Actieplan, wordt het ontwerp-Actieplan bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Bij die bekendmaking wordt er gewezen op het recht op inspraak van het publiek over het Actieplan, en wordt er vermeld aan welke instantie vragen en opmerkingen gericht moeten worden. Ook wordt de begin- en einddatum van de inspraakperiode vermeld. Die periode bedraagt dertig dagen.
De Stuurgroep zorgt voor de actieve consultatie van het publiek via de kanalen die voor hem gebruikelijk zijn, met inbegrip van elektronische middelen, zoals een website en de publicatie in twee dagbladen die in het hele Vlaamse Gewest worden verspreid. Bij die bekendmaking wordt er gewezen op het recht op inspraak van het publiek over het Actieplan op dezelfde manier als aangegeven in het eerste lid.
Het ontwerp-Actieplan wordt tegelijkertijd voor advies bezorgd aan de adviesraden, vermeld in artikel 8, § 3, eerste lid, van het decreet. De adviesraden beschikken over een termijn van dertig dagen om een advies uit te brengen. Indien het advies niet tijdig wordt uitgebracht, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.
§ 3. Binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2, bezorgt de Stuurgroep de ingediende opmerkingenen adviezen aan de minister en stelt hierover een ontwerp van definitief Actieplan op samen met een nota waaruit blijkt hoe de opmerkingen en adviezen verwerkt werden.
De minister legt het ontwerp van definitief Actieplan voor aan de Vlaamse Regering met het oog op de definitieve vaststelling ervan.
§ 4. Het definitief vastgesteld Actieplan wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Tevens wordt het definitief vastgesteld Actieplan integraal bekendgemaakt op de website waarop het ontwerp-Actieplan werd bekendgemaakt.
§ 5. De Stuurgroep zorgt voor de rapporteringen over het Actieplan aan de Europese Commissie en aan de andere lidstaten.
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Art.12. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 april 2009, 19 november 2010, 15 juli 2011 en 23 september 2011, wordt een punt 18° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt :
" 18° /2 Pesticidendecreet: het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest; ".
Art.13. Aan artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 april 2009, 19 november 2010, 15 juli 2011, 23 september 2011 en 28 oktober 2011, wordt een punt 21° toegevoegd, dat luidt als volgt:
" 21° het Pesticidendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, als het van toepassing is op hinderlijke inrichtingen vermeld in artikel 3 van het Milieuvergunningendecreet. ".
Art.14. Aan artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, wordt een punt 14° toegevoegd, dat luidt als volgt:
" 14° het Pesticidendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan in speciale beschermingszones vermeld in artikel 36bis van het Natuurdecreet, de bermen langs wegen en spoorwegen en alle terreinen, inclusief de bermen op minder dan zes meter van het talud van het oppervlaktewater. ".
Art.15. Aan artikel 34, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 april 2009, 19 november 2010 en 28 oktober 2011, wordt een punt 13° toegevoegd, dat luidt als volgt :
" 13° het Pesticidendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. ".
Art.16. In bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2002 houdende reglementering inzake de kwaliteit en levering van water, bestemd voor menselijke consumptie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 februari 2008 en 13 mei 2011, wordt opmerking 6 vervangen door wat volgt :
" Opmerking 6 : Onder pesticiden wordt verstaan: gewasbeschermingsmiddelen, biociden, hun metabolieten en de relevante afbraak- en reactieproducten, waarbij onder gewasbeschermingsmiddelen moet verstaan worden de gewasbeschermingsmiddelen, vermeld in verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, en onder biociden moet verstaan worden de biociden vermeld in het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden. Alleen die pesticiden die naar alle waarschijnlijkheid in een bepaald water voorkomen, moeten worden gecontroleerd. ".
Art.17. Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1984 houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.18. Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 houdende nadere regels inzake de reductieprogramma's ter vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest wordt opgeheven.
Art.19. Artikel 18 treedt in werking op 1 januari 2015.
Art.20. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Gegevens en maatregelen van het Actieplan vermeld in artikel 8
1. Het Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik stelt de kwantitatieve doelstellingen, streefcijfers, maatregelen en tijdschema's vast om, ter beperking van de afhankelijkheid van het gebruik van pesticiden:
1° de risico's en de effecten van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu te verminderen;
2° de ontwikkeling en invoering van geïntegreerde bestrijding van organismen die het doelwit zijn van pesticiden, te bevorderen;
3° de ontwikkeling en invoering van alternatieve benaderingswijzen of oplossingen die het doelwit zijn van pesticiden, te bevorderen.
De streefcijfers kunnen betrekking hebben op bepaalde aandachtsgebieden, bijvoorbeeld inzake milieubescherming, residuen, gebruik van bepaalde technieken, gebruik op bepaalde gewassen.
2. Het Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik bevat verder indicatoren voor het toezicht op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die stoffen bevatten die aanleiding geven tot bijzondere bezorgdheid, met name als er alternatieve oplossingen beschikbaar zijn.
Daarbij wordt de aandacht in het bijzonder gericht op gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen bevatten die zijn goedgekeurd op grond van hoofdstuk IV van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, en die, als de goedkeuring uit hoofde van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad moet worden vernieuwd, niet zullen voldoen aan de criteria die relevant zijn voor de goedkeuring, vermeld in bijlage II, punt 3.6 tot en met 3.8, van die verordening.
Indien van toepassing, rekening houdend met de risico- of gebruiksbeperkingsdoelstellingen die al vóór het Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik werden gerealiseerd, worden op basis van dergelijke indicatoren ook tijdschema's en streefcijfers vastgesteld, met name als het beperken van het gebruik een passend middel is om de risicoverlaging te verwezenlijken met betrekking tot prioritair geachte punten, zoals werkzame stoffen, gewassen, regio's of praktijken die extra aandacht verdienen; of goede praktijken die als voorbeeld kunnen worden gesteld ter verwezenlijking van de doelstellingen om de risico's en de gevolgen van het gebruik van pesticiden voor de gezondheid van de mens en het milieu te verminderen, en de ontwikkeling en invoering van geïntegreerde gewasbescherming en alternatieve benaderingswijzen en technieken te bevorderen met het oog op de beperking van de afhankelijkheid van het gebruik van pesticiden.
Die streefcijfers kunnen tussentijdse of definitieve cijfers zijn.
Het Actieplan voorziet in de inwerkingstelling van alle benodigde middelen om die streefcijfers te verwezenlijken.
3. In het Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik wordt beschreven hoe het Vlaamse Gewest uitvoering zal geven aan de maatregelen die het zal nemen voor de opleiding van professionele gebruikers, de informatie en bewustmaking van het brede publiek, de bescherming van het aquatische milieu en het drinkwater, de vermindering van het pesticidengebruik of van de risico's van pesticiden in specifieke gebieden, de hantering en opslag van pesticiden en de behandeling van de verpakkingen en restanten daarvan, de geïntegreerde gewasbescherming, en de indicatoren, vermeld in artikel 8 van het decreet, om de doelstellingen, vermeld in punt 1, te verwezenlijken.
Daarbij kan waar relevant verwezen worden naar andere plannen die het gebruik van pesticiden regelen.