21 APRIL 2008. - Decreet houdende valorisatie van het lerarenberoep (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-07-2008 en tekstbijwerking tot 14-10-2024)
TITEL I. - Schepping van de tijdelijke aanstelling of aanwerving van doorlopende duur in het onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 29 maart 1965 betreffende de terbeschikkingstelling van leden van het onderwijzend personeel ten behoeve van jeugdorganisaties.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 oktober 1967 houdende vaststelling van de modaliteiten tot toepassing van de wet van 29 maart 1965 betreffende de terbeschikkingstelling van leden van het onderwijzend personeel ten behoeven van jeugdorganisaties.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 3-17
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de duitstalige gemeenschap.
Art. 18-28
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 29-32
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 33-35
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen.
Art. 36
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 1976 genomen voor de toepassing van artikel 40 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de duitstalige gemeenschap.
Art. 37
HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 1976genomen voor de toepassing van artikel 45 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de duitstalige gemeenschap.
Art. 38
HOOFDSTUK X. - Wijziging van de wet van 14 juni 1978 betreffende de vernieuwingsexperimenten in het lager- en kleuteronderwijs.
Art. 39
HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 40-52
HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten.
Art. 53-54
HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het syndicaal verlof in het gesubsidieerd onderwijs.
Art. 55
HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het verlof om de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs toe te laten een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet.
Art. 56
HOOFDSTUK XV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het syndicaal verlof in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsoriëntering.
Art. 57
HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het verlof om gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsorientering toe te staan een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet.
Art. 58
HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 74 van 20 juli 1982 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden of gewettigd door sociale of familiale redenen van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs.
Art. 59
HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 75 van 20 juli 1982 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden van de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 60
HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 76 van 20 juli 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs.
Art. 61
HOOFDSTUK XX. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 94 van 28 september 1982 betreffende de verloven voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen of wegens persoonlijke aangelegenheden.
Art. 62
HOOFDSTUK XXI. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 136 van 30 december 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 63
HOOFDSTUK XXII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 13 september 1983 betreffende het verlof voor opdrachten in het belang van het onderwijs en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs.
Art. 64
HOOFDSTUK XXIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 1985 betreffende het verlof wegens opdracht en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 65
HOOFDSTUK XXIV. - Wijziging van het besluit van de executieve van 23 augustus 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de leden van het personeel van het gesubsidieerde onderwijs en van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die tenminste twee kinderen ten laste hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die de oppensioenstelling voorafgaat.
Art. 66
HOOFDSTUK XXV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 september 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de personeelsleden van het rijksonderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra van het rijk die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die ten minste twee kinderen hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat.
Art. 67
HOOFDSTUK XXVI. - Wijziging van het besluit van de regering van 9 november 1994 van de duitstalige gemeenschap betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
Art. 68-69
HOOFDSTUK XXVII. - Wijziging van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij pms-centrum.
Art. 70-79
HOOFDSTUK XXVIII. - Wijziging van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003.
Art. 80-81
HOOFDSTUK XXIX. - Wijziging van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra.
Art. 82-93
HOOFDSTUK XXX. - Wijziging van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool.
Art. 94-102
TITEL II. - Nieuwe weddeschalen in het onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Het personeel in het onderwijs.
Toepassingsgebied.
Art. 103
Diplomaniveaus
Art. 104
Regeling vanaf 1 september 2011
Art. 105
Regeling voor de periode van 1 september 2009 tot 31 augustus 2011.
Art. 106
Regeling voor de periode van 1 januari 2009 tot 31 augustus 2009.
Art. 107
Weddeschalen.
Art. 108
Overgangsbepalingen.
Art. 109
HOOFDSTUK II. - Het Werkliedenpersoneel.
Toepassingsgebied.
Art. 110
Weddeschalen.
Art. 111
TITEL II.1. [1 - VAKANTIEGELD VOOR DE PERSONEELSLEDEN VAN HET ONDERWIJS]1
Art. 111.1-111.5
Titel II.2. - Valorisatie van het einde van de loopbaan <Ingevoegd bij DDG 2012-07-16/06, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 111.6-111.7
TITEL II.3. - [1 Bezoldiging van het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren]1
Art. 111.8-111.10
TITEL III. - Schepping van het ambt van leermeester eerste vreemde taal in het lager onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaal onderwijs van de staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 112
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, kunstonderwijs en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen.
Art. 113
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs.
Art. 114
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs.
Art. 115-122
TITEL IV. [1 - Slotbepalingen]1
Art. 122.1-123
BIJLAGEN.
Art. N1-N4
1965032904 1967102703 1968100201 1969042204 1971102501 1974011503 1974011851 1975040205 1976070805 1976070807 1978061408 1979072723 1981001103 1982000263 1982000264 1982001132 1982001133 1982001134 1982001477 1982100221 1982100222 1983010582 1983021323 1985010849 1989028005 1989029670 1995033092 1999033025 1999033086 2003033073 2004033043 2004033080 2005033068
TITEL I. - Schepping van de tijdelijke aanstelling of aanwerving van doorlopende duur in het onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 29 maart 1965 betreffende de terbeschikkingstelling van leden van het onderwijzend personeel ten behoeve van jeugdorganisaties.
Artikel 1. In artikel 1 van de wet van 29 maart 1965 betreffende de terbeschikkingstelling van leden van het onderwijzend personeel ten behoeve van jeugdorganisaties wordt tussen de woorden "vastbenoemde" en "leden" de passus "en de voor een doorlopende duur aangestelde of aangeworven" ingevoegd.
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 oktober 1967 houdende vaststelling van de modaliteiten tot toepassing van de wet van 29 maart 1965 betreffende de terbeschikkingstelling van leden van het onderwijzend personeel ten behoeven van jeugdorganisaties.
Art.2. Artikel 5, 3°, van het koninklijk besluit van 27 oktober 1967 houdende vaststelling van de modaliteiten tot toepassing van de wet van 29 maart 1965 betreffende de terbeschikkingstelling van leden van het onderwijzend personeel ten behoeven van jeugdorganisaties wordt met de passus "of voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn" aangevuld.
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art.3. In artikel 16, lid 3, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt tussen de woorden "m.b.t. " en "een" het woord "ten minste" ingevoegd.
Art.4. Artikel 18, lid 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wordt er, met toepassing van de artikelen 26, 27 en 28, door afdanking of ontslagneming een einde gemaakt aan een aanstelling, dan worden de vóór deze afdanking of ontslagneming bij de inrichtende macht gepresteerde dienstdagen niet in aanmerking genomen om de in lid 1 bedoelde dienstanciënniteit te berekenen, tenzij deze inrichtende macht het afgedankte personeelslid weer aanstelt of met toepassing van artikel 26, § 3, lid 4, de afdanking na advies van de raad van beroep niet bekrachtigt. "
Art.5. In hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 19bis - Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur
§ 1 - De personeelsleden die aan de voorwaarden m.b.t. de voorrangsregel gesteld in artikel 17 voldoen, hebben overeenkomstig de in voorliggend artikel vastgelegde voorwaarden recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in het kader van de beschikbare betrekkingen. Dit recht heeft betrekking tot alle ambten waarin de voorrang wordt verworven.
Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt niet voor de voltijds vastbenoemde personeelsleden.
§ 2 - Het personeelslid verliest het bij § 1 verworven recht, indien het tijdens vijf opéénvolgende schooljaren niet in dienstactiviteit in het betrokken ambt bij de betrokken inrichtende macht is geweest.
§ 3 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 122, 6°, ontslagen werd, heeft op grond van de vóór het ontslag geleverde prestaties geen recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.
§ 4 - Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat ten laatste op 1 oktober van het lopende schooljaar in.
§ 5 - De inrichtende macht kent de definitief vacante betrekkingen met voorrang toe aan de personeelsleden die recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben.
§ 6 - Behoudens tegenstrijdige overeenkomst gesloten met de inrichtende macht en op straffe van verlies van het recht op een aanstelling van doorlopende duur aanvaardt het personeelslid de betrekking voor de hem aangeboden opdracht.
§ 7 - Tekent een personeelslid bezwaar aan tegen de tijdelijke aanstelling van een ander personeelslid, door zijn belang te doen blijken, dan betekent hem de inrichtende macht de schriftelijke motivatie van de desbetreffende beslissing.
§ 8 - De inrichtende macht omkleedt haar beslissing een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te beëindigen met redenen en betekent deze schriftelijk aan het personeelslid.
§ 9 - De artikelen 26 en 27 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Art.6. In artikel 23 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt :
" Werd een personeelslid al één keer voor een doorlopende duur aangesteld, dan geldt deze aanstelling vanaf dit ogenblik als een over de volgende schooljaren heen lopende kandidatuur voor het betrokken ambt. "
Art.7. In artikel 24, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt een zesde lid ingevoegd, luidend als volgt :
" In afwijking van het eerste lid worden de personeelsleden die overeenkomstig artikel 19bis aangesteld zijn, ten minste om de drie schooljaren beoordeeld. Staat op de beoordelingsstaat de vermelding "onvoldoende" of "niet tevredenstellend" als eindconclusie, dan wordt in de loop van het daaropvolgende schooljaar een nieuwe beoordeling uitgevoerd. "
Art.8. In artikel 25, lid 1, 4°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt een tweede zin ingevoegd, luidend als volgt :
" Deze bepaling geldt niet voor de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Het eerste lid van hetzelfde artikel wordt met de volgende punten 5° en 6° aangevuld :
" 5° ten gevolge van een ambtsopheffing;
6° op 30 juni van het schooljaar waar het voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld personeelslid de beoordeling "niet tevredenstellend" krijgt indien het al in het voorafgaand schooljaar de beoordeling "onvoldoende" of "niet tevredenstellend" had gekregen. "
Art.9. Artikel 33, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Een betrekking die door een personeelslid in het kader van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur wordt bekleed, mag niet voor mutatie vrijgemaakt worden. "
Art.10. Artikel 40, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 25 juni 2007, wordt met de volgende zin aangevuld :
" Worden van deze vermenigvuldiging uitgesloten de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid aangesteld voor een doorlopende duur en die betrekking hebben tot een volledig schooljaar. "
Art.11. Artikel 121quinquies, lid 2, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt met de volgende passus aangevuld :
" De commissie brengt een advies uit houdende rangschikking van de kandidaten voor een bepaalde school. De rangschikking blijft geldig voor de betrokken school tijdens een periode van twaalf maanden beginnend op 1 september van het schooljaar waarvoor het advies werd uitgebracht. "
Art.12. In hoofdstuk IX van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt een artikel 121quaterdecies ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 121quaterdecies - Voorliggend hoofdstuk is van toepassing op alle personeelsleden die vastbenoemd of voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Art.13. In artikel 122 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt punt 6° "de terugzetting in graad" geschrapt.
In hetzelfde artikel wordt punt 7° punt 6°.
Art.14. Artikel 126 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt opgeheven.
Art.15. In artikel 142, § 1, lid 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "5°, 6° en 7°" vervangen door "5° en 6°".
Art.16. In artikel 143, § 1, lid 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "5°, 6° en 7°" vervangen door "5° en 6°".
Art.17. Artikel 164 van hetzelfde koninklijk besluit wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Het eerste lid, met uitzondering van de littera a) en d), is van toepassing op de tijdelijke personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de duitstalige gemeenschap.
Art.18. In artikel 4, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt tussen de woorden "m.b.t. " en "een" het woord "ten minste" ingevoegd.
Art.19. Artikel 6, lid 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wordt er, met toepassing van de artikelen 14, 15 en 16, door afdanking of ontslagneming een einde gemaakt aan een aanstelling, dan worden de vóór deze afdanking of ontslagneming bij de inrichtende macht gepresteerde dienstdagen niet in aanmerking genomen om de in lid 1 bedoelde dienstanciënniteit te berekenen, tenzij deze inrichtende macht het afgedankte personeelslid weer aanstelt of met toepassing van artikel 14, § 3, lid 4, de afdanking na advies van de raad van beroep niet bekrachtigt. "
Art.20. In hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 7bis - Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur
§ 1 - De personeelsleden die aan de voorwaarden m.b.t. de voorrangsregel gesteld in artikel 5 voldoen, hebben overeenkomstig de in voorliggend artikel vastgelegde voorwaarden recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in het kader van de beschikbare betrekkingen. Dit recht heeft betrekking tot alle ambten waarin de voorrang wordt verworven.
Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt niet voor de voltijds vastbenoemde personeelsleden.
§ 2 - Het personeelslid verliest het bij § 1 verworven recht, indien het tijdens vijf opéénvolgende schooljaren niet in dienstactiviteit in het betrokken ambt bij de betrokken inrichtende macht is geweest.
§ 3 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 122, 6°, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, in verband met artikel 32 van dit koninklijk besluit ontslagen werd, heeft op grond van de vóór het ontslag geleverde prestaties geen recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.
§ 4 - Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat ten laatste op 1 oktober van het lopende schooljaar in.
§ 5 - De inrichtende macht kent de definitief vacante betrekkingen met voorrang toe aan de personeelsleden die recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben.
§ 6 - Behoudens tegenstrijdige overeenkomst gesloten met de inrichtende macht en op straffe van verlies van het recht op een aanstelling van doorlopende duur aanvaardt het personeelslid de betrekking voor de hem aangeboden opdracht.
§ 7 - Tekent een personeelslid bezwaar aan tegen de tijdelijke aanstelling van een ander personeelslid, door zijn belang te doen blijken, dan betekent hem de inrichtende macht de schriftelijke motivatie van de desbetreffende beslissing.
§ 8 - De inrichtende macht omkleedt haar beslissing een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te beëindigen met redenen en betekent deze schriftelijk aan het personeelslid.
§ 9 - De artikelen 14 en 15 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Art.21. Artikel 11 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een vierde lid aangevuld, luidend als volgt :
" Werd een personeelslid al één keer voor een doorlopende duur effectief aangesteld, dan geldt deze aanstelling vanaf dit ogenblik als een over de volgende schooljaren heen lopende kandidatuur voor het betrokken ambt. "
Art.22. Artikel 12, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een zesde lid aangevuld, luidend als volgt :
" In afwijking van het eerste lid worden de personeelsleden die overeenkomstig artikel 7bis aangesteld zijn, ten minste om de drie schooljaren beoordeeld. Staat op de beoordelingsstaat de vermelding "onvoldoende" of "niet tevredenstellend" als eindconclusie, dan wordt in de loop van het daaropvolgende schooljaar een nieuwe beoordeling uitgevoerd. "
Art.23. Artikel 13, lid 1, 4°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een tweede zin aangevuld, luidend als volgt :
" Deze bepaling geldt niet voor de personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
Het eerste lid van hetzelfde artikel wordt met de volgende punten 5° en 6° aangevuld :
" 5° ten gevolge van een ambtsopheffing;
6° op 30 juni van het schooljaar waar het voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld personeelslid de beoordeling "niet tevredenstellend" krijgt, indien het al in het voorafgaand schooljaar de beoordeling "onvoldoende" of "niet tevredenstellend had gekregen. "
Art.24. Artikel 21, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Een betrekking die door een personeelslid in het kader van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur wordt bekleed, mag niet voor mutatie vrijgemaakt worden. "
Art.25. Artikel 22septies, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 25 juni 2007, wordt met de volgende bepaling aangevuld :
" Worden van deze vermenigvuldiging uitgesloten de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid aangesteld voor een doorlopende duur en die betrekking hebben tot een volledig schooljaar. "
Art.26. In artikel 32 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "artikelen 122" vervangen door de passus "artikelen 121quaterdecies ".
Art.27. In artikel 33 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt tussen het woord "artikelen" en het cijfer "141" de passus "121quaterdecies," ingevoegd.
Art.28. Artikel 45 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 1978, wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Het eerste lid, met uitzondering van de littera c) en e), is van toepassing op de tijdelijke personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art.29. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, vervangen bij het besluit van de Executieve van 1 september 1993 en gewijzigd bij het decreet van 6 juni 2005, wordt na het woord "personeelsleden" de passus "alsmede de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde personeelsleden" ingevoegd.
Art.30. In hoofdstuk IV van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 18bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 18bis - Voorliggend hoofdstuk is van toepassing op alle personeelsleden die vastbenoemd of voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Art.31. In artikel 23 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 70 van 20 juli 1982, de wet van 31 juli 1984 en het koninklijk besluit van 13 januari 1988, wordt de passus "Het personeelslid" vervangen door de passus "Het in artikel 1 bedoelde personeelslid".
Art.32. In artikel 30 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de wet van 31 juli 1984, wordt de passus "Het personeelslid" vervangen door de passus "Het in artikel 1 bedoelde personeelslid".
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art.33. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wordt na de passus "De in artikel één bedoelde personeelsleden" de passus "en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde personeelsleden" ingevoegd.
Art.34. _ In artikel 7 van hetzelfde koninklijk besluit wordt na de passus "De in artikel één bedoelde personeelsleden" de passus "en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde personeelsleden" ingevoegd.
Art.35. In hoofdstuk V van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 12bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 12bis - Voorliggend hoofdstuk is van toepassing op alle personeelsleden die vastbenoemd of voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen.
Art.36. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Voorliggend koninklijk besluit is ook van toepassing op de in het gemeenschapsonderwijs voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde personeelsleden. "
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 1976 genomen voor de toepassing van artikel 40 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de duitstalige gemeenschap.
Art.37. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 1976 genomen voor de toepassing van artikel 40 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap wordt na de passus "De vastbenoemde en stagedoende personeelsleden" de passus "alsmede de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde personeelsleden" ingevoegd.
HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 1976genomen voor de toepassing van artikel 45 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de duitstalige gemeenschap.
Art.38. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 1976 genomen voor de toepassing van artikel 45 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap wordt na de passus "De vastbenoemde en stagedoende personeelsleden" de passus "alsmede de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde personeelsleden" ingevoegd.
HOOFDSTUK X. - Wijziging van de wet van 14 juni 1978 betreffende de vernieuwingsexperimenten in het lager- en kleuteronderwijs.
Art.39. In de wet van 14 juni 1978 betreffende de vernieuwingsexperimenten in het lager- en kleuteronderwijs wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 2bis - Voorliggende wet is van toepassing op alle personeelsleden die definitief benoemd of aangeworven zijn of die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn in de in de artikelen 1 en 2 vermelde inrichtingen. "
HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra.
Art.40. In artikel 12, lid 3, van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt tussen het woord "m.b.t. " en het woord "een" het woord "ten minste" ingevoegd.
Art.41. Artikel 14, lid 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wordt er, met toepassing van de artikelen 23, 24 en 25, door afdanking of ontslagneming een einde gemaakt aan een aanstelling, dan worden de vóór deze afdanking of ontslagneming bij de inrichtende macht gepresteerde dienstdagen niet in aanmerking genomen om de in lid 1 bedoelde dienstanciënniteit te berekenen, tenzij deze inrichtende macht het afgedankte personeelslid weer aanstelt of met toepassing van artikel 23, § 3, lid 4, de afdanking na advies van de raad van beroep niet bekrachtigt. "
Art.42. In hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt een artikel 15bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 15bis - Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur
§ 1 - De personeelsleden die aan de voorwaarden m.b.t. de voorrangsregel gesteld in artikel 13 voldoen, hebben overeenkomstig de in voorliggend artikel vastgelegde voorwaarden recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in het kader van de beschikbare betrekkingen. Dit recht heeft betrekking tot alle ambten waarin de voorrang wordt verworven.
Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt niet voor de voltijds vastbenoemde personeelsleden.
§ 2 - Het personeelslid verliest het bij § 1 verworven recht, indien het tijdens vijf opéénvolgende schooljaren niet in dienstactiviteit in het betrokken ambt bij de betrokken inrichtende macht is geweest.
§ 3 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 122, 6°, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen ontslagen werd, heeft op grond van de vóór het ontslag geleverde prestaties geen recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.
§ 4 - Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat ten laatste op 1 oktober van het lopende schooljaar in.
§ 5 - De inrichtende macht kent de definitief vacante betrekkingen met voorrang toe aan de personeelsleden die recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben.
§ 6 - Behoudens tegenstrijdige overeenkomst gesloten met de inrichtende macht en op straffe van verlies van het recht op een aanstelling van doorlopende duur aanvaardt het personeelslid de betrekking voor de hem aangeboden opdracht.
§ 7 - Tekent een personeelslid bezwaar aan tegen de tijdelijke aanstelling van een ander personeelslid, door zijn belang te doen blijken, dan betekent hem de inrichtende macht de schriftelijke motivatie van de desbetreffende beslissing.
§ 8 - De inrichtende macht omkleedt haar beslissing een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te beëindigen met redenen en betekent deze schriftelijk aan het personeelslid.
§ 9 - De artikelen 23 en 24 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Art.43. Artikel 20 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een derde lid aangevuld, luidend als volgt :
" Werd een personeelslid al één keer voor een doorlopende duur effectief aangesteld, dan geldt deze aanstelling vanaf dit ogenblik als een over de volgende schooljaren heen lopende kandidatuur voor het betrokken ambt. "
Art.44. Artikel 21, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een zesde lid aangevuld, luidend als volgt :
" In afwijking van het eerste lid worden de personeelsleden die overeenkomstig artikel 15bis aangesteld zijn, ten minste om de drie schooljaren beoordeeld. Staat op de beoordelingsstaat de vermelding "onvoldoende" of "niet tevredenstellend" als eindconclusie, dan wordt in de loop van het daaropvolgende schooljaar een nieuwe beoordeling uitgevoerd. "
Art.45. Artikel 22, lid 1, 4°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een tweede zin aangevuld, luidend als volgt :
" Deze bepaling geldt niet voor de personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
Het eerste lid van hetzelfde artikel wordt met de volgende punten 5° en 6° ingevoegd :
" 5° ten gevolge van een ambtsopheffing;
6° op 30 juni van het schooljaar waar het voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld personeelslid de beoordeling "niet tevredenstellend" krijgt indien het al in het voorafgaand schooljaar de beoordeling "onvoldoende" of "niet tevredenstellend had gekregen. "
Art.46. Artikel 31, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 25 juni 2007, wordt met de volgende bepaling aangevuld :
" Worden van deze vermenigvuldiging uitgesloten de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid aangesteld voor een doorlopende duur en die betrekking hebben tot een volledig schooljaar. "
Art.47. Artikel 38 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een derde lid aangevuld, luidend als volgt :
" Een betrekking die door een personeelslid in het kader van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur wordt bekleed, mag niet voor mutatie vrijgemaakt worden. "
Art.48. In artikel 130, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "artikelen 122" vervangen door de passus "artikelen 121quaterdecies ".
Art.49. In artikel 131 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt na het woord "artikelen" de passus "121quaterdecies," ingevoegd.
Art.50. Artikel 174 van hetzelfde koninklijk besluit wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Het eerste lid, met uitzondering van de punten a) en d), is van toepassing op de tijdelijke personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
Art.51. In artikel 188 van hetzelfde koninklijk besluit wordt na de passus "Vastbenoemde en stagedoende technische personeelsleden" de passus ", alsmede voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde personeelsleden" ingevoegd.
Art.52. In artikel 194 van hetzelfde koninklijk besluit wordt de passus "Het technisch personeelslid" vervangen door de passus "Het vastbenoemd of voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld personeelslid".
HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten.
Art.53. In het opschrift van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, wordt de passus "van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel" vervangen door de passus "van het vastbenoemd, voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of stagedoend technisch personeel".
In artikel 1, lid 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het besluit van de Executieve van 6 november 1992 en gewijzigd bij het decreet van 6 juni 2005, wordt na de passus "De vastbenoemde en stagedoende personeelsleden" de passus "alsmede de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde personeelsleden" ingevoegd.
Art.54. In artikel 32 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de wet van 31 juli 1984 en bij het decreet van 25 juni 2007, wordt de passus "Het personeelslid" vervangen door de passus "Het in artikel 1 bedoelde personeelslid".
HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het syndicaal verlof in het gesubsidieerd onderwijs.
Art.55. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het syndicaal verlof in het gesubsidieerd onderwijs wordt na de passus "indien deze erkenning bestaat," de passus "hetzij voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn," ingevoegd.
HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het verlof om de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs toe te laten een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet.
Art.56. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het verlof om de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs toe te laten een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet wordt na de passus "indien deze erkenning bestaat," de passus "hetzij voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn," ingevoegd.
HOOFDSTUK XV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het syndicaal verlof in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsoriëntering.
Art.57. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het syndicaal verlof in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsoriëntering wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Voorliggend besluit is ook van toepassing op de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn in de in het eerste lid vermelde inrichtingen. "
HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het verlof om gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsorientering toe te staan een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet.
Art.58. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het verlof om gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsorientering toe te staan een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Voorliggend besluit is ook van toepassing op de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn in de in het eerste lid vermelde inrichtingen. "
HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 74 van 20 juli 1982 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden of gewettigd door sociale of familiale redenen van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs.
Art.59. Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 74 van 20 juli 1982 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden of gewettigd door sociale of familiale redenen van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs wordt met een derde streepje aangevuld, luidend als volgt :
" - hetzij voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn. "
HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 75 van 20 juli 1982 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden van de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art.60. In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 75 van 20 juli 1982 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden van de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra wordt na de passus " vastbenoemde personeelsleden" de passus "en op de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden" ingevoegd.
HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 76 van 20 juli 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs.
Art.61. Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 76 van 20 juli 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs wordt met een derde streepje aangevuld, luidend als volgt :
" - hetzij voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn. "
HOOFDSTUK XX. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 94 van 28 september 1982 betreffende de verloven voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen of wegens persoonlijke aangelegenheden.
Art.62. Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 94 van 28 september 1982 betreffende de verloven voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen of wegens persoonlijke aangelegenheden wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Voorliggend besluit is van toepassing op alle personeelsleden die in vast verband benoemd of aangeworven zijn of die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn. "
HOOFDSTUK XXI. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 136 van 30 december 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art.63. In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 136 van 30 december 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra wordt na de passus "vastbenoemde personeelsleden" de passus "en op de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden" ingevoegd.
HOOFDSTUK XXII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 13 september 1983 betreffende het verlof voor opdrachten in het belang van het onderwijs en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs.
Art.64. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 september 1983 betreffende het verlof voor opdrachten in het belang van het onderwijs en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs wordt met een derde streepje aangevuld, luidend als volgt :
" - hetzij voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn. "
HOOFDSTUK XXIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 1985 betreffende het verlof wegens opdracht en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art.65. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 oktober 1985 betreffende het verlof wegens opdracht en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Voorliggend besluit is van toepassing op alle personeelsleden die in vast verband benoemd of aangeworven zijn of die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn. "
HOOFDSTUK XXIV. - Wijziging van het besluit van de executieve van 23 augustus 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de leden van het personeel van het gesubsidieerde onderwijs en van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die tenminste twee kinderen ten laste hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die de oppensioenstelling voorafgaat.
Art.66. In artikel 2, 1°, van het besluit van de Executieve van 23 augustus 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de leden van het personeel van het gesubsidieerde onderwijs en van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die tenminste twee kinderen ten laste hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die de oppensioenstelling voorafgaat wordt de passus "dat ze toegelaten zijn tot de stage of vastbenoemd zijn;" vervangen door de passus "dat ze tot de stage toegelaten, vastbenoemd of voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn".
HOOFDSTUK XXV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 september 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de personeelsleden van het rijksonderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra van het rijk die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die ten minste twee kinderen hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat.
Art.67. In artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 4 september 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de personeelsleden van het rijksonderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra van het Rijk die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die ten minste twee kinderen hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat wordt de passus "dat ze toegelaten zijn tot de stage of vastbenoemd zijn;" vervangen door de passus "dat ze tot de stage toegelaten, vastbenoemd of voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn".
HOOFDSTUK XXVI. - Wijziging van het besluit van de regering van 9 november 1994 van de duitstalige gemeenschap betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
Art.68. In artikel 3, § 1, lid 1, van het besluit van de Regering van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, vervangen bij het besluit van de Regering van 30 augustus 2001, wordt na de passus "de in artikel 2 vermelde personeelsleden die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn" de passus "en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden" ingevoegd.
In artikel 3, § 1, lid 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van 30 augustus 2001, wordt na de passus "de in artikel 2 vermelde personeelsleden die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn" de passus "en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden" ingevoegd.
Art.69. In artikel 3bis, § 1, lid 1, van hetzelfde besluit van de Regering, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 30 augustus 2001, wordt na de passus "personeelsleden, die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn," de passus "en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden" ingevoegd.
HOOFDSTUK XXVII. - Wijziging van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij pms-centrum.
Art.70. Artikel 35, § 2, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-Centrum, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een vijfde lid aangevuld, luidend als volgt :
" Werd een personeelslid al één keer voor een doorlopende duur effectief aangesteld, dan geldt deze aanstelling vanaf dit ogenblik als een over de volgende schooljaren heen lopende kandidatuur voor het betrokken ambt. "
Art.71. In hoofdstuk III, afdeling 2, onderafdeling 2, van hetzelfde decreet wordt een artikel 36bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 36bis - Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur
§ 1 - De personeelsleden die aan de voorwaarden m.b.t. de voorrangsregel gesteld in artikel 35 voldoen, hebben overeenkomstig de in voorliggend artikel vastgelegde voorwaarden recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in het kader van de beschikbare betrekkingen. Dit recht heeft betrekking tot alle ambten waarin de voorrang wordt verworven.
Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt niet voor de voltijds aangestelde personeelsleden.
§ 2 - Het personeelslid verliest het bij § 1 verworven recht, indien het tijdens vijf opéénvolgende schooljaren niet in dienstactiviteit in het betrokken ambt bij de betrokken inrichtende macht is geweest.
§ 3 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 81, 6°, ontslagen werd, heeft op grond van de vóór het ontslag geleverde prestaties geen recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.
§ 4 - Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat ten laatste op 1 oktober van het lopende schooljaar in.
§ 5 - De inrichtende macht kent de definitief vacante betrekkingen met voorrang toe aan de personeelsleden die recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben.
§ 6 - Behoudens tegenstrijdige overeenkomst gesloten met de inrichtende macht en op straffe van verlies van het recht op een aanstelling van doorlopende duur aanvaardt het personeelslid de betrekking voor de hem aangeboden opdracht.
§ 7 - Tekent een personeelslid bezwaar aan tegen de tijdelijke aanstelling van een ander personeelslid, door zijn belang te doen blijken, dan betekent hem de inrichtende macht de schriftelijke motivatie van de desbetreffende beslissing.
§ 8 - De inrichtende macht omkleedt haar beslissing een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te beëindigen met redenen en betekent deze schriftelijk aan het personeelslid.
§ 9 - De artikelen 41 en 42 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Art.72. Artikel 38, lid 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wordt er, met toepassing van de artikelen 41, 42 en 43, door afdanking of ontslagneming een einde gemaakt aan een aanstelling, dan worden de vóór deze afdanking of ontslagneming bij de inrichtende macht gepresteerde dienstdagen niet in aanmerking genomen om de in lid 1 bedoelde dienstanciënniteit te berekenen, tenzij deze inrichtende macht het afgedankte personeelslid weer aanstelt of met toepassing van artikel 41, § 3, lid 3, de afdanking na advies van de raad van beroep niet bekrachtigt. "
Art.73. In artikel 39bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt een zesde lid ingevoegd, luidend als volgt :
" In afwijking van het eerste lid worden de personeelsleden die overeenkomstig artikel 36bis aangesteld zijn, ten minste om de drie schooljaren beoordeeld. Staat op de beoordelingsstaat de vermelding "onvoldoende" of "niet tevredenstellend" als eindconclusie, dan wordt in de loop van het daaropvolgende schooljaar een nieuwe beoordeling uitgevoerd. "
Art.74. Artikel 40, 4°, van hetzelfde decreet wordt met een tweede zin aangevuld, luidend als volgt :
" Deze bepaling geldt niet voor de personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
Hetzelfde artikel wordt met de volgende punten 6° en 7° aangevuld :
" 6° ten gevolge van een ambtsopheffing;
7° op 30 juni van het schooljaar waar het voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld personeelslid de beoordeling "niet tevredenstellend" krijgt indien het al in het voorafgaand schooljaar de beoordeling "onvoldoende" of "niet tevredenstellend had gekregen. "
Art.75. Artikel 48, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Een betrekking die door een personeelslid in het kader van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur wordt bekleed, mag niet voor mutatie vrijgemaakt worden. "
Art.76. In artikel 55, § 1, 2°, van hetzelfde decreet wordt vóór de laatste zin de volgende bepaling ingevoegd :
" Worden van deze vermenigvuldiging uitgesloten de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid aangesteld voor een doorlopende duur en die betrekking hebben tot een volledig schooljaar. "
Art.77. Artikel 76 van hetzelfde decreet wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Het eerste lid, met uitzondering van de punten 1°, 3° en 5°, is van toepassing op de tijdelijke personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
In artikel 77, § 2, van hetzelfde decreet wordt de passus "artikel 76, 1°, 2° en 3°" vervangen door de passus "artikel 76, lid 1, 1°, 2° en 3°".
Art.78. In artikel 81, § 1, van hetzelfde decreet wordt tussen het woord "definitief" en het woord "aangestelde" de passus "of voor een doorlopende duur tijdelijk" ingevoegd.
Art.79. In hoofdstuk XI van hetzelfde decreet wordt een artikel 95bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 95bis - Toepassingsgebied
Voorliggend hoofdstuk is van toepassing op alle voor een doorlopende duur definitief of tijdelijk aangestelde personeelsleden. "
HOOFDSTUK XXVIII. - Wijziging van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003.
Art.80. Artikel 4, 2°, van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003 wordt met de volgende punten 3° en 4° aangevuld :
" 3° de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde personeelsleden van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra, georganiseerd door de Duitstalige Gemeenschap;
4° de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra, gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap. "
Art.81. Artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd door de decreten van 17 mei 2004, 26 juni 2006 en 25 juni 2007, wordt met een § 7 aangevuld, luidend als volgt :
" § 7 - Een betrekking die door een personeelslid in het kader van een tijdelijke aanstelling of aanwerving van doorlopende duur bekleed wordt, mag niet bekleed worden door een personeelslid aan wie het in artikel 5, § 1, vermeld verlof werd toegekend. "
HOOFDSTUK XXIX. - Wijziging van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra.
Art.82. In hoofdstuk III, afdeling 2, onderafdeling 2, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 22bis - Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur
§ 1 - De personeelsleden die aan de voorwaarden m.b.t. de voorrangsregel gesteld in artikel 22 voldoen, hebben overeenkomstig de in voorliggend artikel vastgelegde voorwaarden recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in het kader van de beschikbare betrekkingen. Dit recht heeft betrekking tot alle ambten waarin de voorrang wordt verworven.
Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt niet voor de voltijds vastbenoemde personeelsleden.
§ 2 - Het personeelslid verliest het bij § 1 verworven recht, indien het tijdens vijf opéénvolgende schooljaren niet in dienstactiviteit in het betrokken ambt bij de betrokken inrichtende macht is geweest.
§ 3 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 79, 6°, ontslagen werd, heeft op grond van de vóór het ontslag geleverde prestaties geen recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.
§ 4 - Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat ten laatste op 1 oktober van het lopende schooljaar in.
§ 5 - De inrichtende macht kent de definitief vacante betrekkingen met voorrang toe aan de personeelsleden die recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben.
§ 6 - Behoudens tegenstrijdige overeenkomst gesloten met de inrichtende macht en op straffe van verlies van het recht op een aanstelling van doorlopende duur aanvaardt het personeelslid de betrekking voor de hem aangeboden opdracht.
§ 7 - Tekent een personeelslid bezwaar aan tegen de tijdelijke aanstelling van een ander personeelslid, door zijn belang te doen blijken, dan betekent hem de inrichtende macht de schriftelijke motivatie van de desbetreffende beslissing.
§ 8 - De inrichtende macht omkleedt haar beslissing een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te beëindigen met redenen en betekent deze schriftelijk aan het personeelslid.
§ 9 - De artikelen 30 en 31 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Art.83. Artikel 25 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een § 3 aangevuld, luidend als volgt :
" § 3 - Werd een personeelslid al één keer voor een doorlopende duur effectief aangesteld, dan geldt deze aanstelling vanaf dit ogenblik als een over de volgende schooljaren heen lopende kandidatuur voor het betrokken ambt. "
Art.84.[1 Artikel 26, § 2, eerste lid]1 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wordt er, met toepassing van de artikelen 30, 31 en 32, door afdanking of ontslagneming een einde gemaakt aan een aanstelling, dan worden de vóór deze afdanking of ontslagneming bij de inrichtende macht gepresteerde dienstdagen niet in aanmerking genomen om de in lid 1 bedoelde dienstanciënniteit te berekenen, tenzij deze inrichtende macht het afgedankte personeelslid weer aanstelt of met toepassing van artikel 30, § 3, lid 4, de afdanking na advies van de raad van beroep niet bekrachtigt. "
----------
(1)<DDG 2009-05-25/27, art. 114, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.85. Artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een zesde lid aangevuld, luidend als volgt :
" In afwijking van het eerste lid worden de personeelsleden die overeenkomstig artikel 22bis aangesteld zijn, ten minste om de drie schooljaren beoordeeld. Staat op de beoordelingsstaat de vermelding "onvoldoende" of "niet tevredenstellend" als eindconclusie, dan wordt in de loop van het daaropvolgende schooljaar een nieuwe beoordeling uitgevoerd. "
Art.86. Artikel 29, 4°, van hetzelfde decreet wordt met een tweede zin aangevuld, luidend als volgt :
" Deze bepaling geldt niet voor de personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
Hetzelfde artikel wordt met de volgende punten 6° en 7° aangevuld :
" 6° ten gevolge van een ambtsopheffing;
7° op 30 juni van het schooljaar waar het voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld personeelslid de beoordeling "niet tevredenstellend" krijgt indien het al in het voorafgaand schooljaar de beoordeling "onvoldoende" of "niet tevredenstellend had gekregen. "
Art.87. Artikel 42, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Een betrekking die door een personeelslid in het kader van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur wordt bekleed, mag niet voor mutatie vrijgemaakt worden. "
Art.88. Artikel 48, § 1, 2°, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" Worden van deze vermenigvuldiging uitgesloten de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid aangesteld voor een doorlopende duur en die betrekking hebben tot een volledig schooljaar. "
Art.89. Artikel 74 van hetzelfde decreet wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Het eerste lid, met uitzondering van de punten 1°, 3° en 5°, is van toepassing op de tijdelijke personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
In artikel 75, § 2, van hetzelfde decreet wordt de passus "artikel 74, 1°, 2° en 3°" vervangen door "artikel 74, lid 1, 1°, 2° en 3°".
Art.90. In artikel 79, § 1, van hetzelfde decreet wordt na het woord "vastbenoemde" de passus "en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde" ingevoegd.
In § 1 van hetzelfde artikel wordt punt 6° geschrapt. Punt 7° wordt punt 6°.
Art.91. In hoofdstuk XII van hetzelfde decreet wordt een artikel 94bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 94bis - Toepassingsgebied
Voorliggend hoofdstuk is van toepassing op alle personeelsleden die vastbenoemd of voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Art.92. In artikel 96, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "5°, 6° en 7°" door de passus "5° en 6°" vervangen.
Art.93. In artikel 97, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "5°, 6° en 7°" door de passus "5° en 6°" vervangen.
HOOFDSTUK XXX. - Wijziging van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool.
Art.94. In titel V, ondertitel 3, hoofdstuk 2, afdeling 2, van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool wordt een artikel 5.17ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 5.17ter - Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur
§ 1 - De personeelsleden die aan de voorwaarden m.b.t. de voorrangsregel gesteld in artikel 5.17 voldoen, hebben overeenkomstig de in voorliggend artikel vastgelegde voorwaarden recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in het kader van de beschikbare betrekkingen. Dit recht heeft betrekking tot alle ambten waarin de voorrang wordt verworven.
Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt niet voor de voltijds vastbenoemde personeelsleden.
§ 2 - Het personeelslid verliest het bij § 1 verworven recht, indien het tijdens vijf opéénvolgende schooljaren niet in dienstactiviteit in het betrokken ambt bij de betrokken inrichtende macht is geweest.
§ 3 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 5.53, 6°, ontslagen werd, heeft op grond van de vóór het ontslag geleverde prestaties geen recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.
§ 4 - Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat ten laatste op 1 oktober van het lopende schooljaar in.
§ 5 - De inrichtende macht kent de definitief vacante betrekkingen met voorrang toe aan de personeelsleden die recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben.
§ 6 - Behoudens tegenstrijdige overeenkomst gesloten met de inrichtende macht en op straffe van verlies van het recht op een aanstelling van doorlopende duur aanvaardt het personeelslid de betrekking voor de hem aangeboden opdracht.
§ 7 - Tekent een personeelslid bezwaar aan tegen de tijdelijke aanstelling van een ander personeelslid, door zijn belang te doen blijken, dan betekent hem de inrichtende macht de schriftelijke motivatie van de desbetreffende beslissing.
§ 8 - De inrichtende macht omkleedt haar beslissing een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te beëindigen met redenen en betekent deze schriftelijk aan het personeelslid.
§ 9 - De artikelen 5.24 en 5.25 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Art.95. Artikel 5.19 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een § 3 aangevuld, luidend als volgt :
" § 3 - Werd een personeelslid al één keer voor een doorlopende duur effectief aangesteld, dan geldt deze aanstelling vanaf dit ogenblik als een over de volgende academie- of schooljaren heen lopende kandidatuur voor het betrokken ambt. "
Art.96. Artikel 5.22, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt met een zesde lid aangevuld, luidend als volgt :
" In afwijking van het eerste lid worden de personeelsleden die overeenkomstig artikel 5.17ter aangesteld zijn, ten minste om de drie academie- of schooljaren beoordeeld. Staat op de beoordelingsstaat de vermelding "onvoldoende" of "niet tevredenstellend" als eindconclusie, dan wordt in de loop van het daaropvolgende academie- of schooljaar een nieuwe beoordeling uitgevoerd. "
Art.97. Artikel 5.20, lid 2, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wordt er, met toepassing van de artikelen 5.24, 5.25 en 5.26, door afdanking of ontslagneming een einde gemaakt aan een aanstelling, dan worden de vóór deze afdanking of ontslagneming bij de inrichtende macht gepresteerde dienstdagen niet in aanmerking genomen om de in lid 1 bedoelde dienstanciënniteit te berekenen, tenzij deze inrichtende macht het afgedankte personeelslid weer aanstelt of met toepassing van artikel 5.24, § 3, lid 4, de afdanking na advies van de raad van beroep niet bekrachtigt. "
Art.98. Artikel 5.23, 4°, van hetzelfde decreet wordt met een tweede zin aangevuld, luidend als volgt :
" Deze bepaling geldt niet voor de personeelsleden die voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
Hetzelfde artikel wordt met de volgende punten 5° en 6° aangevuld :
" 5° ten gevolge van een ambtsopheffing;
6° op 30 juni van het academie- of schooljaar waar het voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld personeelslid de beoordeling "niet tevredenstellend" krijgt indien het al in het voorafgaand academie- of schooljaar de beoordeling "onvoldoende" of "niet tevredenstellend had gekregen. "
Art.99. In artikel 5.38, § 1, 2°, van hetzelfde decreet wordt vóór de laatste zin de volgende bepaling ingevoegd :
" Worden van deze vermenigvuldiging uitgesloten de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid aangesteld voor een doorlopende duur en die betrekking hebben tot een volledig academie- of schooljaar. "
Art.100. Artikel 5.47 van hetzelfde decreet wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt :
" Het eerste lid, met uitzondering van de punten 1°, 3° en 5°, is van toepassing op de tijdelijke personeelsleden die voor een doorlopende duur aangesteld zijn. "
Art.101. In artikel 5.53, lid 1, van hetzelfde decreet wordt na het woord "vastbenoemde" de passus "en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde" ingevoegd.
Art.102. In titel V, ondertitel 9, van hetzelfde decreet wordt een artikel 5.68bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 5.68bis - Toepassingsgebied
Voorliggend hoofdstuk is van toepassing op alle personeelsleden die vastbenoemd of voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld zijn. "
TITEL II. - Nieuwe weddeschalen in het onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Het personeel in het onderwijs.
Toepassingsgebied.
Art.103.Voorliggend hoofdstuk is toepasselijk op :
1° de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra, georganiseerd door de Duitstalige Gemeenschap, die in een wervingsambt tewerkgesteld zijn, met uitzondering van de personeelsleden behorend tot het onderhouds-, vak- en dienstpersoneel;
2° de gesubsidieerde personeelsleden van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra, gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, die in een wervingsambt tewerkgesteld zijn;
3° de personeelsleden [1 van het deeltijdse kunstonderwijs dat door de Duitstalige Gemeenschap erkend, gesubsidieerd of georganiseerd wordt]1 die in een wervingsambt tewerkgesteld zijn;
4° de personeelsleden die in een wervingsambt als kleuteronderwijzer of als lager onderwijzer in een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichting tewerkgesteld zijn;
[2 5° de personeelsleden in het wervingsambt van coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt;]2
[3 6° de personeelsleden die het selectieambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school bekleden[4 ;]4]3
[5 7° de personeelsleden in het selectieambt van middenmanager van een gewone secundaire school die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt;]5
[6 8° de personeelsleden in het selectieambt van coördinator van een time-outinstelling [7 ;]7]6
[7 9° [8 ...]8 [9 de personeelsleden in het selectieambt van coördinator van een instituut voor voortgezette schoolopleiding dat verbonden is aan een gewone secundaire school die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt.]9
10° de personeelsleden in het selectieambt van paramedische coördinator voor inclusieve scholen.]7
----------
(1)<DDG 2009-03-23/10, art. 103, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2015-06-29/19, art. 114, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DDG 2016-06-20/09, art. 175, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DDG 2018-06-18/08, art. 143,1°, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(5)<DDG 2018-06-18/08, art. 143,2°, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
(6)<DDG 2018-06-18/08, art. 143,3°, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(7)<DDG 2019-05-06/10, art. 208, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(8)<DDG 2020-06-22/15, art. 126, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(9)<DDG 2024-05-08/14, art. 105, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Diplomaniveaus
Art.104.De in artikel 103 bedoelde personeelsleden worden naargelang hun diploma in de volgende niveaus ingedeeld :
1° houder van een diploma van het hoger onderwijs van de tweede of derde graad vermeld in artikel 2, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en [1 , van het paramedische en psychosociaal personeel]1 der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, [1 gespecialiseerd]1 , middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, of [3 houder van een door een erkende hogeschool of universiteit uitgereikte graad van master]3
I
2° houder van een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad vermeld in artikel 2, 3°, van hetzelfde koninklijk besluit van 22 april 1969 of [3 houder van een door een erkende hogeschool of universiteit uitgereikte graad van bachelor]3 of van een diploma vermeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 26 januari 1968 tot vaststelling van de titels vereist met het oog op de toekenning van toelagen aan de gesubsidieerde inrichtingen voor muziekonderwijs
II+
3° houder van een diploma van het hoger secundair onderwijs vermeld in artikel 2, 4°, van hetzelfde koninklijk besluit van 22 april 1969 of houder van een premier prix d'excellence uitgereikt door een inrichting voor muziekonderwijs met beperkt leerplan
II
4° houder van een ander bekwaamheidsbewijs
III
In afwijking van het eerste lid, 3°, worden in het diplomaniveau II+ ingedeeld de personeelsleden die houder zijn van een diploma vermeld in artikel 2, 4°, c), d) en g) van hetzelfde koninklijk besluit van 22 april 1969 en over de voor het ambt dat ze uitoefenen nuttige ervaring beschikken, zoals bepaald in hetzelfde besluit.
[2 Wanneer het gaat om personeelsleden die houder zijn van een buitenlands studiegetuigschrift geschiedt de rangschikking in het diplomaniveau vermeld in het eerste lid op basis van de verkregen gelijkstelling van diploma's met terugwerking tot de eerste dag van de maand waarin de door het personeelslid gedateerde en ondertekende aanvraag om gelijkstelling van diploma's, samen met de vereiste stukken, bij het Onderwijsbestuur werd ingediend.]2
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 202, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2015-06-29/19, art. 115, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DDG 2023-06-26/12, art. 161, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Regeling vanaf 1 september 2011
Art.105.[1 Regeling vanaf 1 september 2014.
§ 1. Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau I volgens de weddeschaal I/A bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar tellen of na deze datum voor het eerst in het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap in dienst treden.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau I volgens de weddeschaal I/B bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste één en minder dan twee jaar tellen.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau I volgens de weddeschaal I/B/1 bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste twee en minder dan drie jaar tellen.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau I volgens de weddeschaal I/D bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste drie jaar tellen.
§ 2. Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II+ volgens de weddeschaal II+/A bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar tellen of na deze datum voor het eerst in het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap in dienst treden.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II+ volgens de weddeschaal II+/B bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste één en minder dan twee jaar tellen.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II+ volgens de weddeschaal II+/B/1 bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste twee en minder dan drie jaar tellen.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II+ volgens de weddeschaal II+/D bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste drie jaar tellen.
§ 3. Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II volgens de weddeschaal II/A bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar tellen of na deze datum voor het eerst in het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap in dienst treden.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II volgens de weddeschaal II/B bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste één en minder dan twee jaar tellen.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II volgens de weddeschaal II/B/1 bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste twee en minder dan drie jaar tellen.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II volgens de weddeschaal II/B/2 bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste drie en minder dan vijf jaar tellen.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II volgens de weddeschaal II/D bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste vijf jaar tellen.
§ 4. Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III volgens de weddeschaal III/A bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar tellen of na deze datum voor het eerst in het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap in dienst treden.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III volgens de weddeschaal III/B bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste één en minder dan [2 twee]2 jaar tellen.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III volgens de weddeschaal III/B/1 bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van [2 "ten minste twee en minder dan drie]2 jaar tellen.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III volgens de weddeschaal III/B/2 bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van [2 ten minste drie en minder dan vier]2 jaar tellen.
[2 De personeelsleden van het diplomaniveau III die op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste vier en minder dan zes jaar tellen, worden vanaf 1 september 2014 volgens de weddeschaal III/B/3 bezoldigd.]2
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III volgens de weddeschaal III/D bezoldigd, als ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste [2 zes]2 jaar tellen.]1
----------
(1)<DDG 2010-04-19/17, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(2)<DDG 2012-07-16/06, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Regeling voor de periode van 1 september 2009 tot 31 augustus 2011.
Art.106.[1 Regeling voor de periode van 1 september 2013 tot 31 augustus 2014.
§ 1. De personeelsleden van het diplomaniveau I die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal I/C bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau I die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste één en minder dan twee jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal I/C/1 bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau I die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste twee jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal I/D bezoldigd.
§ 2. De personeelsleden van het diplomaniveau II+ die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal II+/C bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau II+ die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste één en minder dan twee jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal II+/C/1 bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau II+ die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste twee jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal II+/D bezoldigd.
§ 3. De personeelsleden van het diplomaniveau II die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal II/C bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau II die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste één en minder dan twee jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal II/C/1 bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau II die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste twee jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal II/D bezoldigd.
§ 4. De personeelsleden van het diplomaniveau III die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal III/C bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau III die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste één en minder dan drie jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal III/C/1 bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau III die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste drie en minder dan vijf jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal III/C/2 bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau III die tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste vijf jaar tellen, worden tijdens deze periode volgens de weddeschaal III/D bezoldigd.]1
----------
(1)<DDG 2010-04-19/17, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Regeling voor de periode van 1 januari 2009 tot 31 augustus 2009.
Art.107.[1 Regeling voor de periode van 1 september 2009 tot 31 augustus 2013.
Voorliggende regeling geldt voor de periode van 1 september 2009 tot en met 31 augustus 2013.
De personeelsleden van het diplomaniveau I worden volgens de weddeschaal I/D bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau II+ worden volgens de weddeschaal II+/D bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau II worden volgens de weddeschaal II/D bezoldigd.
De personeelsleden van het diplomaniveau III worden volgens de weddeschaal III/D bezoldigd.]1
----------
(1)<DDG 2010-04-19/17, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Weddeschalen.
Art.108. _ De bedragen van de in de artikelen 105 tot 107 vermelde weddeschalen worden in de bijlage I van voorliggend decreet vastgelegd.
Overgangsbepalingen.
Art.109.§ 1. De in artikel 103 bedoelde personeelsleden [1 in het betrokken ambt]1 die op het ogenblik van de inwerkingtreding in vast verband benoemd of aangeworven zijn, worden slechts volgens de in de artikelen 105 tot 107 vastgelegde weddeschalen bezoldigd, als de waarden van deze nieuwe weddeschalen niet lager liggen dan de waarden van de hun tot op dat ogenblik toegekende weddeschalen.
De in artikel 103 bedoelde tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden worden slechts volgens de in de artikelen 105 tot 107 vastgelegde weddeschalen bezoldigd, als de waarden van deze nieuwe weddeschalen niet lager liggen dan de waarden van de hun tot op het ogenblik van de inwerkingtreding toegekende weddeschalen, [1 op voorwaarde dat het om hetzelfde ambt respectievelijk dezelfde ambten gaat als dat respectievelijk die welke het personeelslid in de schooljaren 2007-2008 of 2008-2009 telkens gedurende ten minste 15 weken uitgeoefend heeft]1.
§ 2. De in artikel 103 bedoelde personeelsleden die in het hoger secundair onderwijs in het ambt van leraar technische vakken, van praktijkleraar of van leraar technische vakken en beroepspraktijk vastbenoemd zijn of, in de schooljaren 2007-2008 of 2008-2009, [1 telkens]1 één van deze ambten tijdens ten minste 15 weken tijdelijk hebben uitgeoefend en vóór de inwerkingtreding van titel II van voorliggend decreet voor de uitoefening van één dezer ambten de weddeschaal 222 genoten, krijgen [1 in het ambt respectievelijk de ambten dat respectievelijk die zij in de bovenvermelde periode van 15 weken uitgeoefend hebben]1 - in afwijking van § 1 - de weddeschaal 245, voor zover de waarde ervan niet hoger ligt dan de waarde van de weddeschaal die hen met toepassing van de artikelen 105 tot 107 zou worden toegekend.
§ 3. De artikelen 105, § 1, lid 1, § 2, lid 1, § 3, lid 1 en § 4, lid 1, zijn niet van toepassing als in de periode tussen 1 september 2011 en 31 augustus 2019 diensten bij een vereniging zonder winstoogmerk of in de openbare sector worden gepresteerd die op grond van het relevant geldelijk statuut tijdens de voormelde periode erkend worden en als een geldelijke anciënniteit van ten minste één jaar daaruit voortvloeit.
[1 § 4. De in artikel 103 vermelde personeelsleden die houder zijn van een bekwaamheidsgetuigschrift voor het ambt van leermeester in de lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs dat voor 1 januari 1990 werd uitgereikt overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 mei 1958 houdende instelling van een bijzondere examencommissie belast met het uitreiken van het bekwaamheidsgetuigschrift voor het ambt van bijzonder leermeester in de lichamelijke opvoeding aan de lagere scholen, worden bij het diplomaniveau II+ ingedeeld.]1
[2 § 5. De in artikel 103 vermelde personeelsleden die houder zijn van een diploma van geaggregeerde voor het onderricht in de protestantse godsdienst in het lager secundair onderwijs dat voor 1 september 2014 werd uitgereikt, worden bij het diplomaniveau II+ ingedeeld.]2
----------
(1)<DDG 2009-05-25/27, art. 115, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<DDG 2014-05-05/12, art. 56, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
HOOFDSTUK II. - Het Werkliedenpersoneel.
Toepassingsgebied.
Art.110. Voorliggend hoofdstuk is van toepassing op het onderhouds-, vak- en dienstpersoneel der onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd zijn.
Weddeschalen.
Art.111. De in artikel 110 bedoelde personeelsleden worden bezoldigd volgens de weddeschalen bepaald in de bijlage II van voorliggend decreet.
TITEL II.1. [1 - VAKANTIEGELD VOOR DE PERSONEELSLEDEN VAN HET ONDERWIJS]1
----------
(1)
Art. 111.1. [1 Toepassingsgebied.
Voorliggend besluit is toepasselijk op
1° de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd worden;
2° de gesubsidieerde personeelsleden van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2010-04-19/17, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art. 111.2. [1 Definities.
Voor de toepassing van voorliggend besluit dient te worden verstaan onder :
1° referentiejaar : het jaar vóór het jaar waarin de jaarlijkse vakanties toegekend worden;
2° lopend jaar : het jaar waarin de jaarlijkse vakanties toegekend worden;
3° bezoldiging : de bezoldiging, de wedde, de vergoeding of de met de bezoldiging of wedde gelijkgestelde toelage, de haard- of standplaatstoelage inbegrepen;
4° volledige maand : maand waar de gepresteerde diensten van het begin tot het einde van de maand lopen;
5° deeltijdse prestaties : prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit niet volkomen in beslag neemt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2010-04-19/17, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art. 111.3.[1 Berekening van het vakantiegeld.
§ 1. De personeelsleden vermeld in artikel 111.1 hebben recht op een vakantiegeld, berekend op grond van de volgende formule :
B x G x P/12
G = geïndexeerde brutojaarbezoldiging van het personeelslid voor de maand maart van het lopende jaar bij voltijdse betrekking. Verkrijgt het personeelslid in de maand maart van het lopende jaar geen bezoldiging meer omdat het niet meer in actieve dienst is, dan stemt "G" overeen met de brutojaarbezoldiging die het personeelslid heeft verkregen voor de laatste maand van het lopende jaar of van het voorafgaande jaar waar het in de Duitstalige Gemeenschap in het onderwijs werkte, vermenigvuldigd met het indexcijfer van de maand maart van het lopende jaar.
P = percentage dat voor de personeelsleden van de verschillende niveaus als volgt is vastgelegd :
1° voor de niveaus IV en III : 92 %
2° voor het niveau II : 92 %
3° voor het niveau II+
a) 80 % in 2010, 2011 en 2012
b) 85 % vanaf 2013
4° voor het niveau I
a) 75 % in 2010, 2011 en 2012
b) 80 % vanaf 2013.
B = arbeidstijdregeling berekend per personeelscategorie op grond van de volgende formule :
1° Voor de vastbenoemde of definitief aangestelde personeelsleden van door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen of PMS-centra, de tijdelijk aangewezen en tijdelijk aangestelde personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde PMS-centra, alsmede de contractuele leden van het administratief personeel, van het meesters-, vak- en dienstpersoneel :
B = (T : 360) x (S : V)
T = aantal tijdens het referentiejaar effectief gepresteerde dagen, waarbij een volledige maand 30 dagen telt en het aantal tijdens het referentiejaar effectief gepresteerde dagen in geen geval meer dan 360 beloopt
S = aantal uren die per week effectief gepresteerd worden
V = aantal uren die bij voltijdse betrekking per week moeten worden gepresteerd
2° Voor de tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden van door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen :
B = (T : 300) x (S : V)
T = aantal tijdens het referentiejaar effectief gepresteerde dagen, waarbij een volledige maand 30 dagen telt en het aantal tijdens het referentiejaar effectief gepresteerde dagen in geen geval meer dan 300 beloopt
S = aantal uren die per week effectief gepresteerd worden
V = aantal uren die bij voltijdse betrekking per week moeten worden gepresteerd
3° Voor de jonggediplomeerden :
[2 De periode tussen 1 januari van het referentiejaar en de indiensttreding wordt eveneens in aanmerking genomen,]2 indien het personeelslid uiterlijk in dienst is getreden op [4 30 november van het kalenderjaar waarin]4 het studies heeft beëindigd die het recht op kinderbijslag openen [4 of waarin]4 zijn leerovereenkomst een einde heeft genomen, en erom verzoekt in de loop van het referentiejaar. Dit verzoek moet ten laatste op [3 30 april]3 van het lopende jaar bij het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap worden ingediend. Voor de jonggediplomeerden wordt de arbeidstijdregeling op grond van de volgende formule berekend :
B = (T : Z) x (S : V) x ((Y + Z) : 360)
T = aantal tussen de indiensttreding en de wijziging van het dienstverband effectief gepresteerde dagen, waarbij een volledige maand 30 dagen telt en het aantal tijdens de referentieperiode, t.w. tussen september en december, effectief gepresteerde dagen in geen geval meer dan 120 beloopt
Z = aantal tussen 1 september en 31 december van het referentiejaar effectief gepresteerde dagen, waarbij een volledige maand 30 dagen telt en het aantal tijdens de referentieperiode, t.w. tussen september en december, effectief gepresteerde dagen in geen geval meer dan 120 beloopt
S = aantal uren die per week effectief gepresteerd worden
V = aantal uren die bij voltijdse betrekking per week moeten worden gepresteerd
Y = aantal dagen tussen 1 januari van het referentiejaar en de indiensttreding van het personeelslid
§ 2. Voor de in § 1 vermelde berekening van het vakantiegeld worden in aanmerking genomen de perioden gedurende welke het personeelslid :
1° zijn bezoldiging geheel of gedeeltelijk heeft genoten;
2° met ouderschapsverlof was;
3° afwezig is geweest in het kader van een geboorte, zoals bepaald in [2 de artikelen 39 en 42 tot 43bis]2 van de arbeidswet van 16 maart 1971;
4° afwezig is geweest wegens georganiseerde werkonderbreking;
5° niet in dienst kon treden of zijn ambtsverrichtingen heeft geschorst krachtens de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of krachtens de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, met uitsluiting van de wederoproeping om tuchtredenen.
§ 3. Het vakantiegeld bepaald met toepassing van § 1 wordt desgevallend naar de hogere eurocent afgerond.
§ 4. De klassering van de personeelsleden in de niveaus vermeld in § 1 gebeurt volgens de bijlage III door middel van de weddeschalen verbonden aan de graden van het personeel.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2010-04-19/17, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(2)<DDG 2012-03-19/21, art. 42, 007; Inwerkingtreding : 15-06-2012>
(3)<DDG 2016-06-20/09, art. 176, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DDG 2018-06-18/08, art. 144, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 111.4. [1 Tijdstip van de uitbetaling.
Het vakantiegeld wordt in mei of juni van het lopende jaar uitbetaald.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2010-04-19/17, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art. 111.5. [1 Inhouding.
Op het brutobedrag van het vakantiegeld wordt 13,07 % ingehouden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2010-04-19/17, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Titel II.2. - Valorisatie van het einde van de loopbaan
Art. 111.6. [1 Toepassingsgebied.
Deze titel is toepasselijk op :
1° de personeelsleden van de onderwijsinstellingen en psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd worden;
2° de gesubsidieerde personeelsleden van de onderwijsinstellingen en psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2012-07-16/06, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 111.7.[1 Aanvullende tweejaarlijkse verhoging.
Bij een personeelslid dat het maximumbedrag van de hem toegewezen weddeschaal heeft bereikt, wordt de waarde van dat maximumbedrag verhoogd met een waarde die overeenstemt met de laatste tweejaarlijkse verhoging in zijn weddeschaal, indien het personeelslid aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° ten minste 59 jaar oud zijn;
2° [2 zich in actieve dienst bevinden of ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking en wachtgeld of een wachtweddetoelage ontvangen. ]2
Het recht op het in het eerste lid vermelde bedrag ontstaat ten vroegste op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het personeelslid 59 jaar is geworden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2012-07-16/06, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<DDG 2015-06-29/19, art. 116, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
TITEL II.3. - [1 Bezoldiging van het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren]1
----------
(1)
Art. 111.8. [1 Toepassingsgebied
In afwijking van de artikelen 105 tot 109 is deze titel van toepassing op alle personeelsleden van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, met uitzondering van het onderhoudspersoneel.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2014-03-31/09, art. 9.4, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 111.9.[1 Regeling vanaf 1 september 2014
§ 1. Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau I tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal I/AX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal I/AXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar hebben of na die datum voor het eerst in dienst treden bij het centrum.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau I tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal I/BX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal I/BXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens één jaar en minder dan twee jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau I tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal I/B/1X en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal I/B/1XV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens twee jaar en minder dan drie jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau I tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal I/DX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal I/DXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens drie jaar hebben.
§ 2. Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II+ tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal II+/AX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal II+/AXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar hebben of na die datum voor het eerst in dienst treden bij het centrum.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II+ tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal II+/BX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal II+/BXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens één jaar en minder dan twee jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II+ tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal II+/B/1X en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal II+/B/1XV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens twee jaar en minder dan drie jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II+ tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal II+/DX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal II+/DXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens drie jaar hebben.
§ 3. Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal II/AX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal II/AXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar hebben of na die datum voor het eerst in dienst treden bij het centrum.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal II/BX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal II/BXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens één jaar en minder dan twee jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal II/B/1X en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal II/B/1XV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens twee jaar en minder dan drie jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal II/B/2X en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal II/B/2XV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens drie jaar en minder dan vijf jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau II tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal II/DX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal II/DXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens vijf jaar hebben.
§ 4. Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal III/AX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal III/AXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minder dan één jaar hebben of na die datum voor het eerst in dienst treden bij het centrum.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal III/BX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal III/BXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens één jaar en minder dan twee jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal III/B/1X en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal III/B/1XV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens twee jaar en minder dan drie jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal III/B/2X en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal III/B/2XV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens drie jaar en minder dan vier jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal III/B/3X en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal III/B/3XV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens vier jaar en minder dan zes jaar hebben.
Vanaf 1 september 2014 worden de personeelsleden van het diplomaniveau III tijdens de eerste zeven dienstjaren bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal III/DX en vanaf het achtste dienstjaar overeenkomstig de weddeschaal III/DXV indien ze op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van minstens zes jaar hebben.]1
[2 § 5. De personeelsleden vermeld in artikel 10.2 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren die onder de artikelen 6.44 en 6.48 tot 6.51 van hetzelfde decreet vallen, worden in het betrokken ambt alleen dan overeenkomstig de in de §§ 1 tot 4 bepaalde weddeschalen bezoldigd indien de waarden van die nieuwe weddeschalen hoger zijn dan die van de weddeschalen die ze tot de inwerkingtreding van hetzelfde decreet hadden.]2
[3 § 6. De artikelen 111.9, § 1, eerste lid, § 2, eerste lid, § 3, eerste lid, en § 4, eerste lid, zijn niet van toepassing als in de periode van 1 september 2014 tot en met 31 augustus 2019 diensten bij een vereniging zonder winstoogmerk, in het onderwijs of in de openbare sector worden gepresteerd die op grond van het relevant geldelijk statuut tijdens de voormelde periode erkend worden en als een geldelijke anciënniteit van ten minste één jaar daaruit voortvloeit.]3
[3 § 7. Voor de berekening van het zevende of het achtste dienstjaar wordt de geldelijke anciënniteit van de personeelsleden in aanmerking genomen.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2014-03-31/09, art. 9.4, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<DDG 2015-06-29/19, art. 117, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<DDG 2016-06-20/09, art. 177, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 111.10. [1 Weddeschalen
De bedragen van de weddeschalen vermeld in artikel 111.9 worden vastgelegd in bijlage IV van dit decreet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2014-03-31/09, art. 9.4, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
TITEL III. - Schepping van het ambt van leermeester eerste vreemde taal in het lager onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaal onderwijs van de staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen.
Art.112. In artikel 6, B, a), van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaal onderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen wordt een punt 4ter ingevoegd, luidend als volgt :
" 4ter leermeester eerste vreemde taal;"
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, kunstonderwijs en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen.
Art.113. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, kunstonderwijs en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen wordt met een punt 7° aangevuld, luidend als volgt :
" 7° leermeester eerste vreemde taal :
a) het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs met de betrokken vreemde taal als basisoriëntatie of als bestanddeel ervan, het attest van slagen voor een opleiding in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs en het bewijs van de grondige kennis van de betrokken vreemde taal, of
b) het diploma van lager onderwijzer, het attest van slagen voor de opleiding in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs en het bewijs van de grondige kennis van de betrokken vreemde taal. "
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs.
Art.114. In artikel 76 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling :
" De bijzonder leermeester lichamelijke opvoeding, de leermeester eerste vreemde taal en de leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer verstrekken 24 tot 26 lestijden. "
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs.
Art.115. § 1 De leden 1 en 2 van artikel 12 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs worden vervangen door de volgende bepalingen :
" In het kleuteronderwijs worden de activiteiten gevoerd in een vreemde taal door kleuteronderwijzers verstrekt die een voldoende kennis van die taal en een grondige kennis van de onderwijstaal hebben en houder zijn van een attest van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs.
In het lager onderwijs worden de cursussen "eerste vreemde taal" door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van die taal en een elementaire kennis van de onderwijstaal hebben en houder zijn van een attest van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs. "
§ 2 - Hetzelfde artikel wordt met een derde lid aangevuld, luidend als volgt :
" In de schooljaren 2008-2009 tot en met 2010-2011 kunnen de in de leden 1 en 2 vermelde cursussen door kleuter- en lager onderwijzers worden verstrekt die aan de voormelde voorwaarden niet voldoen. "
Art.116. § 1 Artikel 26, § 1, 4°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2007, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 4° - wat het Duits en het Nederlands betreft : een attest uitgereikt door de examencommissie bedoeld in titel VII en waaruit blijkt dat het personeelslid een grondige kennis van deze taal heeft;"
Hetzelfde paragraaf wordt met een punt 5° aangevuld, luidend als volgt :
" 5° wat het Frans betreft : een DELF-DALF diploma waaruit blijkt dat het personeelslid ten minste aan het niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, op voorwaarde dat het personeelslid ten minste 60 % in elke proef van dit examen heeft behaald, of een attest uitgereikt door de examencommissie van de Franse Gemeenschap, waaruit blijkt dat het personeelslid een grondige kennis van deze taal heeft. "
§ 2 - In artikel 26, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2007, wordt punt 5° vervangen door de volgende bepaling :
" 5° - wat het Duits en het Nederlands betreft : een attest uitgereikt door de examencommissie bedoeld in titel VII en waaruit blijkt dat het personeelslid een voldoende kennis van deze taal heeft;"
Hetzelfde paragraaf wordt met een punt 6° aangevuld, luidend als volgt :
" 6° wat het Frans betreft :
- een DELF-DALF diploma waaruit blijkt dat het personeelslid ten minste aan het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, op voorwaarde dat het personeelslid ten minste 60 % in elke proef van dit examen heeft behaald;
- een attest uitgereikt door de examencommissie van de Franse Gemeenschap waaruit blijkt dat het personeelslid een voldoende kennis van deze taal heeft, of
- het diploma van kleuteronderwijzer uitgereikt door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap. "
§ 3 - Hetzelfde artikel wordt met een derde paragraaf aangevuld, luidend als volgt :
" § 3 - Naast de in de §§ 1 en 2 vermelde bewijzen en attesten gelden als bewijs van de elementaire kennis van een taal :
1° wat het Duits en het Nederlands betreft : een attest uitgereikt door de examencommissie bedoeld in titel VII en waaruit blijkt dat het personeelslid een elementaire kennis van deze taal heeft;"
2° wat het Frans betreft : een DELF-DALF diploma waaruit blijkt dat het personeelslid ten minste aan het niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet of een attest uitgereikt door de examencommissie van de Franse Gemeenschap waaruit blijkt dat het personeelslid een elementaire kennis van deze taal heeft. "
Art.117. § 1 In hetzelfde decreet wordt in titel VI een ondertitel VII ingevoegd, luidend als volgt :
" Ondertitel VII - Bewijs van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs"
§ 2 - In hetzelfde decreet wordt een artikel 26bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 26bis - Kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs
De kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs wordt bewezen door :
1° het attest van slagen voor een opleiding in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs overeenstemmend met ten minste 4 studiepunten;
2° het bewijs van slagen voor de optiecursus Frans op een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;
3° het diploma van lager onderwijzer uitgereikt tot en met het schooljaar 2006-2007 door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;
4° voor het ambt van kleuteronderwijzer : het diploma van kleuteronderwijzer uitgereikt door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;
5° het diploma van lager onderwijzer of van leraar voor het lager secundair onderwijs uitgereikt door een hogeschool in de Franse of de Vlaamse Gemeenschap, op voorwaarde dat de betrokken opleiding het vak "didactiek in het vreemdetalenonderwijs" bevat. "
Art.118. In artikel 27, lid 1, van hetzelfde decreet wordt de passus ", het Frans" geschrapt.
Art.119. Artikel 37 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 37 - Grondige kennis van een taal - Vaardigheden en inhoud van het examen
§ 1 - Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen dient als basis voor het examen over de grondige kennis van een taal.
§ 2 - Het examen omvat vier examengedeelten : begrijpend horen, begrijpend lezen, schriftelijke expressie en mondelinge expressie. De examens zijn openbaar.
§ 3 - Het examen wordt als geslaagd beschouwd als de kandidaat aan het niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, op voorwaarde dat hij 60 % in elk examengedeelte heeft behaald. "
Art.120. Artikel 38 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 38 - Voldoende kennis van een taal - Vaardigheden en inhoud van het examen
§ 1 - Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen dient als basis voor het examen over de voldoende kennis van een taal.
§ 2 - Het examen omvat vier examengedeelten : begrijpend horen, begrijpend lezen, schriftelijke expressie en mondelinge expressie. De examens zijn openbaar.
§ 3 - Het examen wordt als geslaagd beschouwd als de kandidaat aan het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, op voorwaarde dat hij 60 % in elk examengedeelte heeft behaald. "
Art.121. In hetzelfde decreet wordt een artikel 38bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 38bis - Elementaire kennis van een taal - Vaardigheden en inhoud van het examen
§ 1 - Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen dient als basis voor het examen over de elementaire kennis van een taal.
§ 2 - Het examen omvat vier examengedeelten : begrijpend horen, begrijpend lezen, schriftelijke expressie en mondelinge expressie. De examens zijn openbaar.
§ 3 - Het examen wordt als geslaagd beschouwd als de kandidaat aan het niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet. "
Art.122. Artikel 52 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 6 juni 2005, wordt met een vierde lid aangevuld, luidend als volgt :
" Naast de in artikel 26 vermelde bewijzen gelden ook als bewijs van de grondige of voldoende kennis van het Frans de attesten over de grondige of de voldoende kennis van het Frans als onderwijstaal of als vreemde taal die tot en met het schooljaar 2007-2008 uitgereikt zijn door de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap. "
Hetzelfde artikel wordt met een vijfde lid aangevuld, luidend als volgt :
" Naast de in artikel 26 vermelde bewijzen geldt ook als bewijs van de grondige kennis van het Frans het diploma van lager onderwijzer dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap vóór de inwerkingtreding van dit decreet uitgereikt is, op voorwaarde dat het diploma vermeldt dat het personeelslid de optiecursus "Frans" met vrucht heeft gevolgd. "
Hetzelfde artikel wordt met een zesde lid aangevuld, luidend als volgt :
" De lagere onderwijzers die niet over een attest van de grondige kennis van het Frans beschikken en vóór 1 juli 2008 tewerkgesteld waren in een school in de Duitstalige Gemeenschap, kunnen het voormeld attest tot 1 april 2011 bij een door de Duitstalige Gemeenschap erkend instituut verkrijgen. "
Hetzelfde artikel wordt met een zevende lid aangevuld, luidend als volgt :
" Het bewijs van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs geldt als geleverd, wat de personeelsleden betreft die vóór 1 juli 2004 een ambt van kleuteronderwijzer in een kleuterschool in de Duitstalige Gemeenschap bekleedden. "
TITEL IV. [1 - Slotbepalingen]1
----------
(1)
Art.122.1. [1 - Bij een personeelslid dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 111.7, eerste lid, wordt in afwijking van artikel 111.7, eerste lid, voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2023 de waarde van het maximum van de weddeschaal verhoogd met een waarde die gelijk is aan tweemaal de waarde van de laatste tweejaarlijkse verhoging van de weddeschaal.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-06-28/11, art. 309, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.122.2. [1 - Een personeelslid dat vóór 1 januari 2022 recht heeft gekregen op de in artikel 111.7, eerste lid, verworven aanvullende tweejaarlijkse verhogingen, maar dit recht op 1 januari 2022 verliest, blijft vanaf 1 januari 2022 de wedde ontvangen die hij op 31 december 2021 ontving, totdat het personeelslid op basis van de op 1 januari 2022 geldige bezoldigingsregeling recht heeft op een hogere wedde.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-06-28/11, art. 310, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.123.De artikelen 116, 117 en 122 treden in werking op 1 april 2008.
De titel I en de artikelen 112, 113, 114, 115, 118, 119, 120 en 121 treden in werking op 1 september 2008.
De artikelen 103, 104, 107, 108 en 109 treden in werking op 1 januari 2009.
[1 Artikel 106 treedt in werking op 1 september 2013.]1
De artikelen 110 et 111 treden in werking op 1 januari 2010.
[1 Artikel 105 treedt in werking op 1 september 2014.]1
----------
(1)<DDG 2010-04-19/17, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage I
Weddeschalen - Bedragen in euro
I/D
- voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
21.218,35 - 36.895,86
01 (1) x 73,05
02 (1) x 691,06
11 (2) x 1.292,94
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2016
21.004,03 - 36.523,18
01 (1) x 72,31
02 (1) x 684,08
11 (2) x 1.279,88
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
21.432,68 - 37.268,55
01 (1) x 73,79
02 (1) x 698,04
11 (2) x 1.306,00
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
21.432,68 - 37.921,55
01 (1) x 73,79
02 (1) x 698,04
11 (2) x 1.306,00
01 (2) x 653,00
- vanaf 1 januari 2024
21.432,68 - 38.574,55
01 (1) x 73,79
02 (1) x 698,04
12 (2) x 1.306,00
I/C
- voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013
21.836,37 - 36.895,86
10 (2) x 1.369,04
01 (2) x 1.369,09
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014
21.615,80 - 36.523,18
10 (2) x 1.355,21
01 (2) x 1.355,28
I/C/1
- voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013
21.218,35 - 36.895,86
01 (1) x 618,02
10 (2) x 1.369,04
01 (2) x 1.369,09
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014
21.004,03 - 36.523,18
01 (1) x 611,77
10 (2) x 1.355,21
01 (2) x 1.355,28
I/B
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
21.615,80 - 36.523,18
01 (1) x 815,67
10 (2) x 1.281,06
01 (2) x 1.281,11
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
21.836,37 - 36.895,86
01 (1) x 824,00
10 (2) x 1.294,13
01 (2) x 1.294,19
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
22.056,94 - 37.268,55
01 (1) x 832,33
10 (2) x 1.307,20
01 (2) x 1.307,28
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
22.056,94 - 37.921,55
01 (1) x 832,33
10 (2) x 1.307,20
01 (2) x 1.307,28
01 (2) x 653,00
- vanaf 1 januari 2024
22.056,94 - 38.574,55
01 (1) x 832,33
10 (2) x 1.307,20
01 (2) x 1.307,28
01 (2) x 1.306,00
I/B/1
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
21.004,03 - 36.523,18
01 (1) x 611,77
01 (1) x 815,67
10 (2) x 1.281,06
01 (2) x 1.281,11
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
21.218,35 - 36.895,86
01 (1) x 618,02
01 (1) x 824,00
10 (2) x 1.294,13
01 (2) x 1.294,19
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
21.432,68 - 37.268,55
01 (1) x 624,26
01 (1) x 832,33
10 (2) x 1.307,20
01 (2) x 1.307,28
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
21.432,68 - 37.921,55
01 (1) x 624,26
01 (1) x 832,33
10 (2) x 1.307,20
01 (2) x 1.307,28
01 (2) x 653,00
- vanaf 1 januari 2024
21.432,68 - 38.574,55
01 (1) x 624,26
01 (1) x 832,33
10 (2) x 1.307,20
01 (2) x 1.307,28
01 (2) x 1.306,00
I/A
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
22.431,47 - 36.523,18
10 (2) x 1.281,06
01 (2) x 1.281,11
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
22.660,37 - 36.895,86
10 (2) x 1.294,13
01 (2) x 1.294,19
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
22.889,27 - 37.268,55
10 (2) x 1.307,20
01 (2) x 1.307,28
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
22.889,27 - 37.921,55
10 (2) x 1.307,20
01 (2) x 1.307,28
01 (2) x 653,00
- vanaf 1 januari 2024
22.889,27 - 38.574,55
10 (2) x 1.307,20
01 (2) x 1.307,28
01 (2) x 1.306,00
II+/D
- voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.839,68 - 28.937,38
01 (1) x 55,94
02 (1) x 546,43
01 (2) x 896,24
01 (2) x 912,96
10 (2) x 913,97
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2016
16.669,58 - 28.645,09
01 (1) x 55,38
02 (1) x 540,91
01 (2) x 887,18
01 (2) x 903,73
10 (2) x 904,74
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
17.009,78 - 29.229,68
01 (1) x 56,52
02 (1) x 551,95
01 (2) x 905,30
01 (2) x 922,18
10 (2) x 923,20
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
17.009,78 - 29.691,28
01 (1) x 56,52
02 (1) x 551,95
01 (2) x 905,30
01 (2) x 922,18
10 (2) x 923,20
01 (2) x 461,60
- vanaf 1 januari 2024
17.009,78 - 30.152,88
01 (1) x 56,52
02 (1) x 551,95
01 (2) x 905,30
01 (2) x 922,18
11 (2) x 923,20
II+/C
- voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013
17.330,16 - 28.937,38
11 (2) x 967,26
01 (2) x 967,36
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014
17.155,11 - 28.645,09
11 (2) x 957,49
01 (2) x 957,59
II+/C/1
- voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013
16.839,68 - 28.937,38
01 (1) x 490,48
11 (2) x 967,26
01 (2) x 967,36
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014
16.669,58 - 28.645,09
01 (1) x 485,53
11 (2) x 957,49
01 (2) x 957,59
II+/B
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
17.155,11 - 28.645,09
01 (1) x 647,37
11 (2) x 903,55
01 (2) x 903,56
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
17.330,16 - 28.937,38
01 (1) x 653,97
11 (2) x 912,77
01 (2) x 912,78
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
17.505,21 - 29.229,68
01 (1) x 660,58
11 (2) x 921,99
01 (2) x 922,00
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
17.505,21 - 29.691,28
01 (1) x 660,58
11 (2) x 921,99
01 (2) x 922,00
01 (2) x 461,60
- vanaf 1 januari 2024
17.505,21 - 30.152,88
01 (1) x 660,58
11 (2) x 921,99
01 (2) x 922,00
01 (2) x 923,20
II+/B/1
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
16.669,58 - 28.645,09
01 (1) x 485,53
01 (1) x 647,37
11 (2) x 903,55
01 (2) x 903,56
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.839,68 - 28.937,38
01 (1) x 490,48
01 (1) x 653,97
11 (2) x 912,77
01 (2) x 912,78
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
17.009,78 - 29.229,68
01 (1) x 495,43
01 (1) x 660,58
11 (2) x 921,99
01 (2) x 922,00
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
17.009,78 - 29.691,28
01 (1) x 495,43
01 (1) x 660,58
11 (2) x 921,99
01 (2) x 922,00
01 (2) x 461,60
- vanaf 1 januari 2024
17.009,78 - 30.152,88
01 (1) x 495,43
01 (1) x 660,58
11 (2) x 921,99
01 (2) x 922,00
01 (2) x 923,20
II+/A
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
17.802,48 - 28.645,09
11 (2) x 903,55
01 (2) x 903,56
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
17.984,13 - 28.937,38
11 (2) x 912,77
01 (2) x 912,78
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
18.165,79 - 29.229,68
11 (2) x 921,99
01 (2) x 922,00
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
18.165,79 - 29.691,28
11 (2) x 921,99
01 (2) x 922,00
01 (2) x 461,60
- vanaf 1 januari 2024
18.165,79 - 30.152,88
11 (2) x 921,99
01 (2) x 922,00
01 (2) x 923,20
II/D
- voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.434,39 - 26.329,26
01 (1) x 45,94
02 (1) x 524,62
01 (2) x 721,34
01 (2) x 722,05
10 (2) x 735,63
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2016
16.268,38 - 26.063,31
01 (1) x 45,48
02 (1) x 519,32
01 (2) x 714,06
01 (2) x 714,75
10 (2) x 728,20
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
16.600,39 - 26.595,21
01 (1) x 46,41
02 (1) x 529,92
01 (2) x 728,63
01 (2) x 729,34
10 (2) x 743,06
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
16.600,39 - 26.966,74
01 (1) x 46,41
02 (1) x 529,92
01 (2) x 728,63
01 (2) x 729,34
10 (2) x 743,06
01 (2) x 371,53
- vanaf 1 januari 2024
16.600,39 - 27.338,27
01 (1) x 46,41
02 (1) x 529,92
01 (2) x 728,63
01 (2) x 729,34
11 (2) x 743,06
II/C
- voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013
16.913,10 - 26.329,26
12 (2) x 784,68
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014
16.742,19 - 26.063,31
12 (2) x 776,76
II/C/1
- voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013
16.434,39 - 26.329,26
01 (1) x 478,71
12 (2) x 784,68
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014
16.268,38 - 26.063,31
01 (1) x 473,81
12 (2) x 776,76
II/B
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
16.742,19 - 26.063,31
01 (1) x 631,81
11 (2) x 724,10
01 (2) x 724,21
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.913,10 - 26.329,26
01 (1) x 638,23
11 (2) x 731,49
01 (2) x 731,54
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
17.083,89 - 26.595,21
01 (1) x 644,68
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
17.083,89 - 26.966,74
01 (1) x 644,68
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
01 (2) x 371,53
- vanaf 1 januari 2024
17.083,89 - 27.338,27
01 (1) x 644,68
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
01 (2) x 743,06
II/B/1
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
16.268,38 - 26.063,31
01 (1) x 478,81
01 (1) x 631,81
11 (2) x 724,10
01 (2) x 724,21
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.434,39 - 26.329,26
01 (1) x 478,71
01 (1) x 638,23
11 (2) x 731,49
01 (2) x 731,54
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
16.600,39 - 26.595,21
01 (1) x 483,50
01 (1) x 644,68
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
16.600,39 - 26.966,74
01 (1) x 483,50
01 (1) x 644,68
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
01 (2) x 371,53
- vanaf 1 januari 2024
16.600,39 - 27.338,27
01 (1) x 483,50
01 (1) x 644,68
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
01 (2) x 743,06
II/B/2
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
16.268,38 - 26.063,31
01 (1) x 45,49
01 (1) x 519,32
01 (1) x 540,81
11 (2) x 724,10
01 (2) x 724,21
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.434,39 - 26.329,26
01 (1) x 45,97
01 (1) x 524,64
01 (1) x 546,33
11 (2) x 731,49
01 (2) x 731,54
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
16.600,39 - 26.595,21
01 (1) x 46,41
01 (1) x 529,92
01 (1) x 551,85
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
16.600,39 - 26.966,74
01 (1) x 46,41
01 (1) x 529,92
01 (1) x 551,85
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
01 (2) x 371,53
- vanaf 1 januari 2024
16.600,39 - 27.338,27
01 (1) x 46,41
01 (1) x 529,92
01 (1) x 551,85
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
01 (2) x 743,06
II/A
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
17.374,00 - 26.063,31
11 (2) x 724,10
01 (2) x 724,21
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
17.551,33 - 26.329,26
11 (2) x 731,49
01 (2) x 731,54
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
17.728,57 - 26.595,21
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
17.728,57 - 26.966,74
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
01 (2) x 371,53
- vanaf 1 januari 2024
17.728,57 - 27.338,27
11 (2) x 738,88
01 (2) x 738,96
01 (2) x 743,06
III/D
- voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.174,51 - 23.846,43
01 (1) x 0
01 (1) x 128,86
01 (1) x 299,98
13 (2) x 557,16
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2016
16.011,13 - 23.605,55
01 (1) x 0
01 (1) x 127,56
01 (1) x 296,97
13 (2) x 551,53
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
16.337,89 - 24.087,30
01 (1) x 0
01 (1) x 130,14
01 (1) x 303,00
13 (2) x 562,79
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
16.337,89 - 24.368,70
01 (1) x 0
01 (1) x 130,14
01 (1) x 303,00
13 (2) x 562,79
01 (2) x 281,40
- vanaf 1 januari 2024
16.337,89 - 24.650,09
01 (1) x 0
01 (1) x 130,14
01 (1) x 303,00
14 (2) x 562,79
III/C
- voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013
16.645,61 - 23.846,43
12 (2) x 553,91
01 (2) x 553,90
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014
16.477,48 - 23.605,55
12 (2) x 548,31
01 (2) x 548,35
III/C/1
- voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013
16.174,51 - 23.605,55
01 (1) x 471,10
12 (2) x 553,91
01 (2) x 553,90
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014
16.011,13 - 23.605,55
01 (1) x 466,35
12 (2) x 548,31
01 (2) x 548,35
III/C/2
- voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013
16.174,51 - 23.846,43
01 (1) x 128,86
01 (2) x 342,24
12 (2) x 553,91
01 (2) x 553,90
- voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014
16.011,13 - 23.605,55
01 (1) x 127,54
01 (2) x 338,80
12 (2) x 548,31
01 (2) x 548,35
III/B
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
16.477,48 - 23.605,55
01 (1) x 621,76
12 (2) x 500,48
01 (2) x 500,55
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.645,61 - 23.846,43
01 (1) x 628,16
12 (2) x 505,58
01 (2) x 505,70
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
16.813,75 - 24.087,30
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
16.813,75 - 24.368,70
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 281,40
- vanaf 1 januari 2024
16.813,75 - 24.650,09
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 562,79
III/B/1
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
16.011,13 - 23.605,55
01 (1) x 466,35
01 (1) x 621,76
12 (2) x 500,48
01 (2) x 500,55
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.174,51 - 23.846,43
01 (1) x 471,10
01 (1) x 628,16
12 (2) x 505,58
01 (2) x 505,70
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
16.337,89 - 24.087,30
01 (1) x 475,86
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
16.337,89 - 24.368,70
01 (1) x 475,86
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 281,40
- vanaf 1 januari 2024
16.337,89 - 24.650,09
01 (1) x 475,86
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 562,79
III/B/2
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
16.138,67 - 23.605,55
01 (1) x 296,94
01 (1) x 41,87
01 (1) x 621,76
12 (2) x 500,48
01 (2) x 500,55
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.303,35 - 23.846,43
01 (1) x 299,97
01 (1) x 42,29
01 (1) x 628,16
12 (2) x 505,58
01 (2) x 505,70
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
16.468,03 - 24.087,30
01 (1) x 303,00
01 (1) x 42,72
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
16.468,03 - 24.368,70
01 (1) x 303,00
01 (1) x 42,72
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 281,40
- vanaf 1 januari 2024
16.468,03 - 24.650,09
01 (1) x 303,00
01 (1) x 42,72
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 562,79
III/B/3
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
16.011,13 - 23.605,55
01 (1) x 127,54
01 (1) x 296,94
01 (1) x 41,87
01 (1) x 621,76
12 (2) x 500,48
01 (2) x 500,55
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
16.174,51 - 23.846,43
01 (1) x 128,84
01 (1) x 299,97
01 (1) x 42,29
01 (1) x 628,16
12 (2) x 505,58
01 (2) x 505,70
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
16.337,89 - 24.087,30
01 (1) x 130,14
01 (1) x 303,00
01 (1) x 42,72
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
16.337,89 - 24.368,70
01 (1) x 130,14
01 (1) x 303,00
01 (1) x 42,72
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 281,40
- vanaf 1 januari 2024
16.337,89 - 24.650,09
01 (1) x 130,14
01 (1) x 303,00
01 (1) x 42,72
01 (1) x 634,48
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 562,79
III/A
- voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016
17.099,24 - 23.605,55
12 (2) x 500,48
01 (2) x 500,55
- voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018
17.273,77 - 23.846,43
12 (2) x 505,58
01 (2) x 505,70
- voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2021
17.448,23 - 24.087,30
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
- voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2023
17.448,23 - 24.368,70
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 281,40
- vanaf 1 januari 2024
17.448,23 - 24.650,09
12 (2) x 510,69
01 (2) x 510,79
01 (2) x 562,79.]1
----------
(1)<DDG 2021-06-28/11, art. 311, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. N2.[1 Bijlage 2.
1. Voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van [2 1 januari 2017]2 tot 31 december 2018 :
Weddeschalen - Bedragen in euro
Weddeschaal - leeftijdsklasse 18 jaar
Werkman Onderhoudswerkman Hulpkok 13.202,29 - 15.012,72 03 (1) x 116,37 02 (2) x 62,26 10 (2) x 133,68 | Vakman Geschoold onderhoudswerkman Kok 13.666,77 - 17.769,50 03 (1) x 149,95 05 (2) x 208,36 06 (2) x 285,56 02 (2) x 448,86 |
Eerste vakman Eerste geschoold onderhoudswerkman Eerste kok 13.766,52 - 18.389,35 03 (1) x 149,95 05 (2) x 236,82 08 (2) x 373,61 | Eerste gespecialiseerde werkman-ploegbaas Eerste geschoold onderhoudswerkman Ploegbaas Eerste kok-ploegbaas 14.260,16 - 19.444,04 03 (1) x 234,05 05 (2) x 298,57 08 (2) x 373,61 |
Werkman Onderhoudswerkman Hulpkok 13.068,93 - 14.861,07 03 (1) x 115,20 02 (2) x 61,62 10 (2) x 132,33 | Vakman Geschoold onderhoudswerkman Kok 13.528,72 - 17.590,01 03 (1) x 148,43 05 (2) x 206,26 06 (2) x 282,67 02 (2) x 444,34 |
Eerste vakman Eerste geschoold onderhoudswerkman Eerste kok 13.627,47 - 18.203,60 03 (1) x 148,43 05 (2) x 234,44 08 (2) x 369,83 | Eerste gespecialiseerde werkman-ploegbaas Eerste geschoold onderhoudswerkman Ploegbaas Eerste kok-ploegbaas 14.116,15 - 19.247,63 03 (1) x 231,68 05 (2) x 295,56 08 (2) x 369,83 |
Werkman Onderhoudswerkman Hulpkok 13.862,41 - 15.763,35 03 (1) x 122,20 02 (2) x 65,37 10 (2) x 140,36 | Vakman Geschoold onderhoudswerkman Kok 14.350,11 - 18.657,98 03 (1) x 157,44 05 (2) x 218,79 06 (2) x 299,83 02 (2) x 471,31 |
Eerste vakman Eerste geschoold onderhoudswerkman Eerste kok 14.454,85 - 19.308,81 03 (1) x 157,43 05 (2) x 248,67 08 (2) x 392,29 | Eerste vakman-ploegbaas Eerste geschoold onderhoudswerkman Ploegbaas Eerste kok - teamchef 14.973,19 - 20.416,26 03 (1) x 245,75 05 (2) x 313,50 08 (2) x 392,29 '' |
Werkman Onderhoudswerkman Hulpkok 14.002,43 - 15.922,58 03 (1) x 123,43 02 (2) x 66,03 10 (2) x 141,78 | Vakman Geschoold onderhoudswerkman Kok 14.495,06 - 18.846,44 03 (1) x 159,03 05 (2) x 220,99 06 (2) x 302,86 02 (2) x 476,09 |
Eerste vakman Eerste geschoold onderhoudswerkman Eerste kok 14.600,86 - 19.503,85 03 (1) x 159,03 05 (2) x 251,18 08 (2) x 396,25 | Eerste vakman-ploegbaas Eerste geschoold onderhoudswerkman Ploegbaas Eerste kok - teamchef 15.124,43 - 20.622,47 03 (1) x 248,23 05 (2) x 316,67 08 (2) x 396,25 '' |
Werkman Onderhoudswerkman Hulpkok 14.282,48 - 16.241,03 03 (1) x 125,89 02 (2) x 67,34 10 (2) x 144,62 | Vakman Geschoold onderhoudswerkman Kok 14.784,96 - 19.223,37 03 (1) x 162,20 05 (2) x 225,41 06 (2) x 308,92 02 (2) x 485,62 |
Eerste vakman Eerste geschoold onderhoudswerkman Eerste kok 14.892,88 - 19.893,93 03 (1) x 162,22 05 (2) x 256,19 08 (2) x 404,18 | Eerste vakman-ploegbaas Eerste geschoold onderhoudswerkman Ploegbaas Eerste kok - teamchef 15.426,92 - 21.034,93 03 (1) x 253,19 05 (2) x 323,00 08 (2) x 404,18'' |
Weddeschaal | Code van het besluit | Niveau |
542 | 411 | I |
518 | I | |
801 | 495 | I |
166 | 180 | I |
504 | 270 | I |
503 | 422/I | I |
527 | 455 | I |
501 | 415 | I |
505 | 193 | I |
508 | 275 | I |
511 | 471 | I |
511bis | 471/I | I |
344 | 185 | I |
516 | 485 | I |
515 | 475 | I |
515bis | 475/I | I |
545 | 193/1 | I |
509 | 429 | I |
506 | 460 | I |
165 | 190/1 | I |
313 | 190/1 | I |
502 | 422 | I |
521 | 422 | I |
817 | 496 | I |
417 | 340 | I |
418 | 245 | I |
514 | 475 | I |
578 | 270/1 | I |
179 | 270 | I |
180 | 270 | I |
149 | 270 | I |
150 | 270 | I |
665 | Decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool | I |
I/D | Decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep | I |
I/C | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/C/1 | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/B | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/B/1 | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/A | Decreet van 21 april 2008 | I |
586 | 486 | I |
587 | 487 | I |
588 | 488 | I |
589 | 489 | I |
590 | 490 | I |
322 | II+ | |
596 | II+ | |
171 | 216 | II+ |
422 | 216 | II+ |
301 | 216 | II+ |
121 | 216 | II+ |
158 | 216 | II+ |
337 | 316 | II+ |
152 | 216 | II+ |
345 | 211 | II+ |
198 | 216 | II+ |
162 | 145 | II+ |
124 | 113 | II+ |
428 | 144 | II+ |
163 | 146 | II+ |
148 | 209/1 | II+ |
312 | 245 | II+ |
178 | 208/3 | II+ |
212 | 212 | II+ |
164 | 167 | II+ |
159 | 150 | II+ |
315 | 330 | II+ |
414 | 255 | II+ |
248 | 248 | II+ |
231 | 231 | II+ |
316 | 260 | II+ |
318 | 350 | II+ |
147 | 208/4 | II+ |
336 | II+ | |
381 | 216/1 | II+ |
201 | II+ | |
106 | 152 | II+ |
346 | 245 | II+ |
174 | 207/3 | II+ |
348 | II+ | |
302 | 222 | II+ |
177 | 208/1 | II+ |
304 | 240 | II+ |
311 | 240 | II+ |
800 | 290 | II+ |
305 | 226 | II+ |
347 | 340 | II+ |
194 | 152/1 | II+ |
335 | 220 | II+ |
147 | 208/4 | II+ |
162 | 145 | II+ |
351 | II+ | |
726 | II+ | |
II+/D | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/C | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/C/1 | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/B | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/B/1 | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/A | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
361 | 109/1 | II |
727 | 206/2 | II |
197 | 144 | II |
255 | 206/1 | II |
176 | II | |
469 | 206/2 | II |
125 | 030 | II |
183 | 206/2 | II |
256 | II | |
191 | 144/1 | II |
157 | 143/1 | II |
182 | 206/3 | II |
122 | 020 | II |
199 | 020 | II |
151 | 015 | II |
II/D | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/C | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/C/1 | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/B | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/B/1 | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/B/2 | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/A | Decreet van 21 april 2008 | II |
964 | RB (Regeringsbesluit) 13 februari 2003 | III |
068 | RB 13.02.2003 | III |
073 | RB 13.02.2003 | III |
942 | RB 13.02.2003 | III |
969 | RB 13.02.2003 | III |
067 | RB 13.02.2003 | III |
963 | RB 13.02.2003 | III |
153 | III | |
968 | RB 13.02.2003 | III |
III/D | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/C | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/C/1 | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/C/2 | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/B | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/B/1 | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/B/2 | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/A | Decreet van 21 april 2008 | III |
370 | Decreet van 21 april 2008 | IV |
371 | Decreet van 21 april 2008 | IV |
372 | Decreet van 21 april 2008 | IV |
373 | Decreet van 21 april 2008 | IV |
I/DX | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/DXV | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/BX | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/BXV | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/B/1X | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/B/1XV | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/AX | Decreet van 21 april 2008 | I |
I/AXV | Decreet van 21 april 2008 | I |
II+/DX | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/DXV | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/B/1X | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/B/1XV | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/BX | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/BXV | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/AX | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II+/AXV | Decreet van 21 april 2008 | II+ |
II/DX | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/DXV | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/B/2X | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/B/2XV | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/B/1X | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/B/1XV | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/BX | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/BXV | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/AX | Decreet van 21 april 2008 | II |
II/AXV | Decreet van 21 april 2008 | II |
III/DX | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/DXV | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/B/3X | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/B/3XV | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/B/2X | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/B2XV | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/B/1X | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/B/1XV | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/BX | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/BXV | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/AX | Decreet van 21 april 2008 | III |
III/AXV | Decreet van 21 april 2008 | III |