19 APRIL 2004. - Decreet betreffende de taaloverdracht en gebruik van de talen in het onderwijs (VERTALING)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-11-2004 en tekstbijwerking tot 14-10-2024)
TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED.
Toepassingsgebied.
Art. 1
Hoedanigheden, woonplaats en gewone verblijfplaats.
Art. 2
TITEL II. - OPRICHTING VAN BASISSCHOOLAFDELINGEN WAAR HET DUITS NIET DE ONDERWIJSTAAL IS.
Oprichting van basisschoolafdelingen waar het Duits niet de onderwijstaal is.
Art. 3
TITEL III. - ONDERWIJSTAAL EN VREEMDE TALEN.
Bepaling van de onderwijstaal.
Art. 4
Bepaling van de vreemde talen.
Art. 5
Omvang van de cursussen.
Art. 6
TITEL IV. - TOELATING VAN DE LEERLINGEN IN DE GEWONE EN [1 GESPECIALISEERDE BASISSCHOLEN]1 .
Gewoon en [1 gespecialiseerd basisonderwijs]1- Leerlingen afkomstig uit de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 7
Gewoon en [1 gespecialiseerd basisonderwijs]1- Leerlingen die niet uit de Duitstalige Gemeenschap afkomstig zijn.
Art. 8
TITEL V. - UITREIKING VAN STUDIEGETUIGSCHRIFTEN.
Studiegetuigschriften.
Art. 9
TITEL VI. - TAALVEREISTEN OPGELEGD AAN HET PERSONEEL.
Ondertitel I. - SELECTIE- EN BEVORDERINGSAMBTEN
Voorwaarde.
Art. 10
Ondertitel II. - WERVINGSAMBTEN VOOR HET BESTUURS- EN ONDERWIJZEND PERSONEEL.
HOOFDSTUK 1. - Gewoon en [1 gespecialiseerd basisonderwijs]1 .
Onderwijstaal.
Art. 11
Eerste vreemde taal.
Art. 12
HOOFDSTUK 2. - Gewoon en [1 gespecialiseerd secundair basisonderwijs]1 .
Cursus" Duits ".
Art. 13
Cursus" Frans ".
Art. 14
Andere moderne talen.
Art. 15
Vakcursussen in het Duits.
Art. 16
Vakcursussen in het Frans.
Art. 17
HOOFDSTUK 3. - Hoger onderwijs.
Cursus" Duits ".
Art. 18
Cursus" Frans ".
Art. 19-19.1
Vakcursussen in het Duits.
Art. 20-20.1
HOOFDSTUK 4. - Voortgezette schoolopleiding.
Taalcursussen.
Art. 21
Andere cursussen dan taalcursussen.
Art. 22
HOOFDSTUK 5. [1 - DEELTIJDS KUNSTONDERWIJS]1
Art. 22bis
Ondertitel III. - [1 WERVINGSAMBTEN VOOR HET ADMINISTRATIEF PERSONEEL, HET OPVOEDEND HULPPERSONEEL, HET PARAMEDISCH PERSONEEL EN HET PSYCHOSOCIAAL PERSONEEL]1
Voorwaarde.
Art. 23
Ondertitel IV. - WERVINGSAMBTEN VOOR HET TECHNISCH PERSONEEL VAN DE PSYCHO-MEDISCH-SOCIALE CENTRA
Voorwaarde.
Art. 24
Ondertitel IV. 1 [1 Wervingsambten voor het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren]1
Art. 24.1
Ondertitel V. - GEBREK AAN PERSONEEL MET DE VEREISTE TAALKENNIS
Afwijkingen.
Art. 25
Ondertitel VI. - BEWIJS VAN DE TAALKENNIS
Taalkennis.
Art. 26
Ondertitel VII. [1 - Bewijs van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs]1
Art. 26bis
TITEL VII. - JURY'S VOOR TAALEXAMENS.
Ondertitel I. - DOEL, SAMENSTELLING EN WERKING
Doel en oprichting.
Art. 27
Samenstelling.
Art. 28
Stemrecht.
Art. 29
Duur van het mandaat.
Art. 30
Vergoeding.
Art. 31
Werking.
Art. 32
Ondertitel II. - INSCHRIJVING EN TOELATING TOT HET EXAMEN
Toelatingsvoorwaarde.
Art. 33
Inschrijvingsprocedure.
Art. 34
Inschrijvingsgeld.
Art. 35
Ondertitel III. - ORGANISATIE EN INHOUD VAN HET EXAMEN
Examenzittijden.
Art. 36
Grondige kennis van een taal- vaardigheden en inhoud van het examen.
Art. 37
Voldoende kennis van een taal- vaardigheden en inhoud van het examen.
Art. 38, 38bis
Fraude en ordestoring bij de examenprocedure.
Art. 39
Ondertitel IV. - BERAADSLAGING, VRIJSTELLING VAN EXAMEN EN BEKENDMAKING VAN DE RESULTATEN
Beraadslaging.
Art. 40
Vrijstelling van examen.
Art. 41
Proces-verbalen en bekendmaking van de resultaten.
Art. 42
Ondertitel V. - BEROEPSMOGELIJKHEDEN EN INZAGERECHT IN HET DOSSIER
Inzagerecht in het dossier.
Art. 43
Beroepsmogelijkheden.
Art. 44
Oprichting, samenstelling en werking van de raad van beroep.
Art. 45
Ondertitel VI. [1 Beroep doen op een externe instelling]1
Art. 45.1
TITEL VIII. - SCHOOLPROJECT EN EVALUATIE.
Schoolproject.
Art. 46
Interne evaluatie.
Art. 47
Externe evaluatie.
Art. 48
TITEL IX. - SANCTIES.
Terugbetaling van de werkingstoelagen.
Art. 49
TITEL X. - OPHEFFINGS-, WIJZIGINGS- EN OVERGANGSBEPALINGEN.
Opheffingsbepalingen.
Art. 50
Wijzigingsbepaling.
Art. 51
Overgangsbepaling ten gunste van het personeel.
Art. 52-52.1
TITEL XI. - INWERKINGTREDING.
Inwerkingtreding.
Art. 53
1963073006 1966113014 1966113015 1970112501 1972083107 1999033086
2005033045 2006033024 2008033047 2009203426 2009203940 2010204555 2018206347 2020205559 2023204425
TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED.
Toepassingsgebied.
Artikel 1.[1 Dit decreet is van toepassing op de scholen, de centra voor onderwijs met beperkt leerplan en de internaten van het gewoon en gespecialiseerd onderwijs, op de psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd, gesubsidieerd of erkend worden en op het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. ]1
----------
(1)<DDG 2015-06-29/19, art. 96, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Hoedanigheden, woonplaats en gewone verblijfplaats.
Art.2. In voorliggend decreet gelden de hoedanigheden voor beide geslachten.
De leerling doet zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats in een gemeente, zoals bedoeld in voorliggend decreet, gelden door te bewijzen dat hij ingeschreven is in de vreemdelingenregister, in de wachtregister of in de bevolkingsregister van de betrokken gemeente.
TITEL II. - OPRICHTING VAN BASISSCHOOLAFDELINGEN WAAR HET DUITS NIET DE ONDERWIJSTAAL IS.
Oprichting van basisschoolafdelingen waar het Duits niet de onderwijstaal is.
Art.3. § 1. In afwijking van artikel 4, § 1, is elke gemeente verplicht tot de oprichting van afdelingen voor kleuter- of lager onderwijs die aangesloten zijn bij een basisschool en waar het Frans of het Nederlands de onderwijstaal is, indien volgende voorwaarden vervuld zijn :
1° de personen belast met de opvoeding van ten minste 15 leerlingen van het kleuteronderwijs of van ten minste 30 leerlingen van het lager onderwijs dienen een dienovereenkomstig verzoek in waarin zij op eer en geweten verklaren dat het Frans of het Nederlands hun moedertaal is;
2° de leerlingen hebben hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in de betrokken gemeente en vinden in het Duitse taalgebied, in een afstand van vier kilometers, geen onderwijs dat in hun taal verstrekt wordt.
§ 2 - Andere inrichtende machten mogen onder de in § 1 vastgelegde voorwaarden een afdeling voor kleuter- of lager onderwijs oprichten.
§ 3 - Artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs is van toepassing op de lagere scholen of afdelingen lager onderwijs bedoeld in de §§ 1 en 2.
TITEL III. - ONDERWIJSTAAL EN VREEMDE TALEN.
Bepaling van de onderwijstaal.
Art.4.§ 1. Het Duits is de onderwijstaal. Onder de in § 2 vermelde voorwaarden mogen activiteiten en cursussen in een andere taal gevoerd resp. verstrekt worden.
§ 2 - In het kleuteronderwijs worden met toepassing van § 1 activiteiten in de eerste vreemde taal gevoerd binnen de perken bepaald in artikel 6, § 1.
[1 In het gewoon lager onderwijs mogen met toepassing van § 1 andere activiteiten dan de cursus " eerste vreemde taal " in deze taal gevoerd worden in de vakken [3 sport, muziek/kunst, geografie en wiskunde]3.]1
In het gewoon secundair onderwijs mogen met toepassing van § 1 andere cursussen dan de cursus " Frans " in deze taal verstrekt worden binnen de perken bepaald in artikel 6, § 3, lid 5. De cursussen " moderne talen " worden ervan uitgesloten.
De mogelijkheid waarin de leden 1 tot 3 voorzien, t.w. de mogelijkheid om cursussen in de eerste vreemde taal te verstrekken, kan niet ertoe leiden dat personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking worden gesteld.
(§ 3. In afwijking van § 1 kunnen in het hoger onderwijs de gastdocenten die in [2 artikel 6.11]2 van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool vermeld zijn, onderricht geven in een andere taal dan het Duits, voor zover de inrichtende macht erin toestemt.) <DCG 2005-06-27/37, art. 8.10, 003 ; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
[4 Met toepassing van § 1 kunnen in het hoger onderwijs binnen de perken bepaald in artikel 6, § 3.1, vakcursussen in het Frans verstrekt worden. De taalvakken worden daarvan uitgesloten.
De mogelijkheid waarin het vijfde lid voorziet om cursussen te verstrekken in het Frans, mag er niet toe leiden dat personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking worden gesteld.]4
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DDG 2018-06-18/08, art. 128, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(3)<DDG 2022-06-27/08, art. 6, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DDG 2023-06-26/12, art. 117, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Bepaling van de vreemde talen.
Art.5. § 1. In het basisonderwijs is het Frans de eerste en enige vreemde taal.
In afwijking van lid 1 is het Duits de eerste vreemde taal in de Franstalige of Nederlandstalige basisscholen of basisschoolafdelingen.
In de kleuterafdelingen worden de activiteiten in een vreemde taal uitsluitend in de eerste vreemde taal gevoerd.
§ 2 - In het secundair onderwijs is het Frans de eerste vreemde taal. Naargelang de onderwijsvorm en de graad mogen in het gewoon secundair onderwijs andere vreemde talen onderricht worden, bepaald door de inrichtende macht in het kader van het leerplan.
§ 3 - In het hoger onderwijs is het Frans de eerste vreemde taal. Naargelang het type van onderwijs mogen andere vreemde talen onderricht worden, bepaald door de inrichtende macht in het kader van het leerplan.
§ 4 - In de voortgezette schoolopleiding mogen verschillende taalcursussen verstrekt worden, bepaald door de inrichtende macht in het kader van het leerplan.
Omvang van de cursussen.
Art.6.§ 1. In het kleuteronderwijs bepaalt de inrichtende macht, binnen het activiteitenprogramma, de tijdomvang voor de activiteiten die in een vreemde taal gevoerd worden; deze tijdomvang zal ten minste 50 en ten hoogste 200 minuten per week vertegenwoordigen, en de activiteiten zullen elke dag gevoerd worden.
[5 Onverminderd het eerste lid worden in het kleuteronderwijs maximaal twee extra leseenheden van 25 minuten gegeven door vakleerkrachten voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs die werken op basis van artikel 53, derde lid, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs.]5
In afwijking van [5 het eerste en het tweede lid]5 zijn de inrichtende machten van de [1 gespecialiseerde scholen]1 er niet toe verplicht, in buitengewone en gerechtvaardigde gevallen van pedagogische orde, activiteiten in vreemde talen te laten voeren.
[2 § 1.1. In afwijking van § 1, eerste lid, kan de Regering, in het kader van een proefproject, een inrichtende macht toestaan om de activiteiten in de vreemde taal - hetzij in al haar vestigingen of taalafdelingen, hetzij in een aantal daarvan, hetzij in bepaalde klassen - op te trekken tot 350 minuten per week, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° de [3 onderwijsinspectie]3 heeft een positief advies gegeven over het pedagogische concept;
2° de school laat zich begeleiden en adviseren door de [3 onderwijsinspectie]3;
3° de [3 onderwijsinspectie]3 evalueert het project op het einde van elk schooljaar.
De beslissing geldt telkens voor drie schooljaren.
§ 1.2. In afwijking van § 1, eerste lid, kan de Regering, in het kader van een proefproject, een inrichtende macht toestaan om de activiteiten in de vreemde taal - hetzij in al haar vestigingen of taalafdelingen, hetzij in een aantal daarvan, hetzij in bepaalde klassen - op te trekken tot 40 % van het lestijdenpakket, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° de [3 onderwijsinspectie]3 heeft een positief advies gegeven over het pedagogische concept;
2° het project voorziet in wetenschappelijke begeleiding;
3° het project wordt na elk schooljaar en na afloop van de geldigheidsduur van de beslissing vermeld in het derde lid op wetenschappelijke basis geëvalueerd door een externe instelling die niet voor de wetenschappelijke begeleiding zorgt.
Het in het eerste lid, 1°, vermelde concept bevat bijzondere stimuleringsmaatregelen voor kleuters die een andere moedertaal dan het Duits of het Frans hebben.
De beslissing geldt telkens voor drie schooljaren.]2
§ 2 - In het lager onderwijs beloopt het onderricht van de onderwijstaal ten minste 5 lestijden per week.
In afwijking van het eerste lid mogen de inrichtende machten van de [1 gespecialiseerde scholen]1 minder lestijden laten verstrekken.
De cursus " eerste vreemde taal " beloopt per week twee tot drie lestijden in de eerste graad, drie tot vier in de tweede graad en vijf in de derde graad.
In afwijking van het derde lid zijn de inrichtende machten van de [1 gespecialiseerde scholen]1 er niet toe verplicht, de cursus " eerste vreemde taal " te laten verstrekken. Wordt zo'n cursus georganiseerd, dan mogen ze afwijken van het in het derde lid bepaald aantal lestijden, waarbij de respectievelijke maxima niet mogen worden overschreden.
[5 Onverminderd het derde lid mag de inrichtende macht het wekelijkse aantal lestijden voor het onderwijs van de eerste vreemde taal in elke graad verhogen met één lestijd om sterke leerlingen nog beter te ondersteunen, op voorwaarde dat de volgende voorwaarden vervuld zijn :
1° de onderwijsinspectie heeft een positief advies gegeven over het hierover uitgewerkte pedagogische concept;
2° de onderwijsinspectie evalueert de uitvoering van het concept na elk schooljaar.]5
[5 De activiteiten in vreemde talen in het kader van de vakken vermeld in artikel 4, § 2, tweede lid, bedragen in totaal hoogstens 350 minuten per week, waarbij de activiteiten in vreemde talen in het vak wiskunde hoogstens 50 minuten per week bedragen.]5
[4 § 2.1. In afwijking van § 2, eerste en derde lid, en in afwijking van artikel 4, § 2, tweede lid, kan de Regering een inrichtende macht in het kader van een proefproject de toestemming geven om in alle of in bepaalde vestigingen of taalafdelingen resp. in bepaalde klassen de vakken wiskunde, geschiedenis/aardrijkskunde en natuurwetenschappen/techniek in de eerste vreemde taal te geven, op voorwaarde dat de omvang van de vakken die in de eerste vreemde taal gegeven worden, hoogstens 40 procent van het totale aantal lesuren vertegenwoordigt en op voorwaarde dat de volgende voorwaarden vervuld zijn :
1° de onderwijsinspectie heeft een positief advies gegeven over het hierover uitgewerkte pedagogische concept;
2° het project is de voortzetting van een proefproject dat de gewone lagere school overeenkomstig artikel 6, § 1.2, in het kleuteronderwijs uitgevoerd heeft;
3° het project voorziet in wetenschappelijke begeleiding;
4° de onderwijsinspectie evalueert het project na elk schooljaar.
Het in het eerste lid, 1°, vermelde concept bevat bijzondere stimuleringsmaatregelen voor leerlingen die een andere moedertaal dan het Duits of het Frans hebben.
De beslissing geldt telkens voor drie schooljaren.]4
[5 § 2.2 - In afwijking van § 2, eerste en derde lid, en in afwijking van artikel 4, § 2, tweede lid, kan de Regering een inrichtende macht in het kader van een proefproject de toestemming geven om in alle of in bepaalde vestigingen of taalafdelingen resp. in bepaalde klassen de vakken wiskunde, geschiedenis/aardrijkskunde en natuurwetenschappen/techniek in de eerste vreemde taal te geven, op voorwaarde dat de omvang van de vakken die in de eerste vreemde taal gegeven worden, hoogstens 350 minuten per week vertegenwoordigen en op voorwaarde dat de volgende voorwaarden vervuld zijn :
1° de onderwijsinspectie heeft een positief advies gegeven over het hierover uitgewerkte pedagogische concept;
2° het project is de voortzetting van een proefproject dat de gewone basisschool overeenkomstig artikel 6, § 1.1, in het kleuteronderwijs uitgevoerd heeft;
3° de onderwijsinspectie evalueert het project na elk schooljaar."
De beslissing geldt telkens voor drie schooljaren.]5
§ 3 - In het secundair onderwijs bepaalt de inrichtende macht in het kader van het leerplan het aantal lestijden voor de cursus " Duits " met inachtneming van de volgende minima :
1° algemeen onderwijs : 4 lestijden per week;
2° technisch en beroepsonderwijs : 3 lestijden per week.
In afwijking van het eerste lid mogen de inrichtende machten van de [1 gespecialiseerde scholen]1 minder lestijden laten verstrekken.
In het kader van het leerplan bepaalt de inrichtende macht het aantal lestijden voor de vreemde talen, met inachtneming van de volgende minima, wat het Frans betreft :
1° algemeen onderwijs : 4 lestijden per week;
2° technisch en beroepsonderwijs : 2 lestijden per week.
In afwijking van het derde lid zijn de inrichtende machten van de [1 gespecialiseerde scholen]1 er niet toe verplicht, de cursus " eerste vreemde taal " te laten verstrekken. Wordt zo'n cursus georganiseerd, dan mogen ze afwijken van het in het derde lid bepaald aantal lestijden, waarbij de respectievelijke maxima niet mogen worden overschreden.
In het gewoon secundair onderwijs mag ten hoogste 50 % van de vakcursussen in het Frans verstrekt worden. Een uitzondering geldt voor de eerste graad van het secundair onderwijs waar het percentage tot 65 % mag worden gebracht op voorwaarde dat, in de betrokken scholen, het onderricht in deze graad zodanig wordt georganiseerd dat een leerling tussen dit onderricht en een onderricht mag kiezen waar het aandeel van de vakcursussen verstrekt in het Frans 50 % niet overschrijdt.
Onder " vakcursussen " in de zin van voorliggend decreet verstaat men alle vakken met uitzondering van de moderne talen.
In het kader van het leerplan bepaalt de inrichtende macht het aantal lestijden en de vakken die in het Frans verstrekt worden. De cursus " godsdienst " mag in het Frans verstrekt worden met de toestemming van de voor de betrokken eredienst bevoegde overheid.
[6 § 3.1 - In het hoger onderwijs mag ten hoogste 50% van de vakcursussen, met inbegrip van de lestijden voor de cursus "Frans", in het Frans verstrekt worden. In het kader van het leerplan bepaalt de inrichtende macht per studiecyclus welke vakken in het Frans verstrekt worden.]6
§ 4 - Wat de " lestijden " bedoeld in de §§ 2 en 3 betreft, moet de definitie worden verstaan die vastgelegd is in artikel 4, 25°, van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs.
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 188, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2011-06-27/03, art. 83, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(3)<DDG 2012-06-25/09, art. 58, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DDG 2015-06-29/19, art. 97, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<DDG 2022-06-27/08, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(6)<DDG 2023-06-26/12, art. 118, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
TITEL IV. - TOELATING VAN DE LEERLINGEN IN DE GEWONE EN [1 GESPECIALISEERDE BASISSCHOLEN]1 .
----------
(1)
Gewoon en [1 gespecialiseerd basisonderwijs]1- Leerlingen afkomstig uit de Duitstalige Gemeenschap.
----------
(1)
Art.7. Behoudens de inschrijvingsvoorwaarden vastgelegd in andere toepasselijke regelingen zijn de personen belast met de opvoeding van de kinderen die hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in de Duitstalige Gemeenschap hebben, ertoe gemachtigd deze kinderen in een Duitstalige, Franstalige of Nederlandstalige basisschool of basisschoolafdeling in te schrijven.
Gewoon en [1 gespecialiseerd basisonderwijs]1- Leerlingen die niet uit de Duitstalige Gemeenschap afkomstig zijn.
----------
(1)
Art.8. § 1. Behoudens de inschrijvingsvoorwaarden vastgelegd in andere toepasselijke regelingen zijn de personen belast met de opvoeding van de kinderen die hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats niet in de Duitstalige Gemeenschap hebben, ertoe gemachtigd deze kinderen in een Duitstalige basisschool of basisschoolafdeling in te schrijven.
§ 2 - Behoudens de inschrijvingsvoorwaarden vastgelegd in andere toepasselijke regelingen, zijn de personen belast met de opvoeding van de kinderen die hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats niet in de Duitstalige Gemeenschap hebben, ertoe gemachtigd deze kinderen in een Franstalige of Nederlandstalige basisschool of basisschoolafdeling in te schrijven, voorzover de kinderen de volgende voorwaarden vervullen :
1° het kind heeft, in de loop van het voorafgaande schooljaar, een Franstalige of Nederlandstalige basisschool bezocht; dit geldt niet voor de leerlingen die in het eerste studiejaar van het kleuter- of lager onderwijs ingeschreven worden;
2° één der volgende gevallen doet zich voor :
a) de school of afdeling waarin hij wenst zich in te schrijven is de dichtsbijgelegen waar een onderwijs verstrekt in deze taal georganiseerd of gesubsidieerd wordt;
b) ten minste één der personen belast met de opvoeding van het kind heeft een vaste betrekking in de Duitstalige Gemeenschap;
c) ten minste één broer of zus bezoekt al de betrokken basisschool op het moment van de inschrijving.
In bijzonder gerechtvaardigde gevallen en in afwijking van het eerste lid kan de Regering een leerling die de voorwaarden niet vervult ertoe machtigen een Franstalige of Nederlandstalige basisschool of basisschoolafdeling te bezoeken.
TITEL V. - UITREIKING VAN STUDIEGETUIGSCHRIFTEN.
Studiegetuigschriften.
Art.9. Met uitzondering van het bewijs van basisonderwijs, dat in de onderwijstaal opgesteld wordt, worden alle studiegetuigschriften in het Duits opgesteld.
TITEL VI. - TAALVEREISTEN OPGELEGD AAN HET PERSONEEL.
Ondertitel I. - SELECTIE- EN BEVORDERINGSAMBTEN
Voorwaarde.
Art.10.Alle [1 ...]1 [2 selectie- en bevorderingsambten]2 worden bekleed door personeelsleden die een grondige kennis van het Duits en van het Frans hebben.
[2 Als een selectieambt tijdelijk wordt bekleed door een personeelslid dat een Franstalige doelgroep begeleidt, maar geen grondige kennis heeft van de Franse taal, zorgt de inrichtende macht ervoor dat de doelgroep in de betrokken taal begeleid wordt.]2
[2 In afwijking van het eerste lid mag een selectieambt bekleed worden door een personeelslid dat niet beschikt over een bewijs van grondige kennis van het Frans, als dat personeelslid op 31 december 2023 dat selectieambt al bekleedde.]2
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 158, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DDG 2023-06-26/12, art. 119, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Ondertitel II. - WERVINGSAMBTEN VOOR HET BESTUURS- EN ONDERWIJZEND PERSONEEL.
HOOFDSTUK 1. - Gewoon en [1 gespecialiseerd basisonderwijs]1 .
----------
(1)
Onderwijstaal.
Art.11. Met uitzondering van de cursus " eerste vreemde taal " worden de cursussen verstrekt door leerkrachten die een grondige kennis van de onderwijstaal hebben.
Eerste vreemde taal.
Art.12.[1 In het kleuteronderwijs worden de activiteiten gevoerd in een vreemde taal door kleuteronderwijzers verstrekt die een voldoende kennis van die taal en een grondige kennis van de onderwijstaal hebben en houder zijn van een attest van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs.
[3 Indien het kleuteronderwijs overeenkomstig artikel 6, § 1.1 of § 1.2, activiteiten in een vreemde taal omvat, hebben de kleuteronderwijzers een grondige kennis van die vreemde taal en een voldoende kennis van de onderwijstaal.]3
[5 Als, in het kleuteronderwijs, de activiteiten in vreemde talen overeenkomstig artikel 6, § 1, tweede lid, worden gegeven door vakleerkrachten voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs, dan hebben die leerkrachten een grondige kennis van de vreemde taal en voldoende kennis van de onderwijstaal.]5
In het lager onderwijs worden de cursussen "eerste vreemde taal" door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van die taal en een elementaire kennis van de onderwijstaal hebben en houder zijn van een attest van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs.]1
Worden in het gewoon lager onderwijs psychomotorische, sport-, kunst- of handactiviteiten in de eerste vreemde taal gevoerd, dan zullen de [2 leermeesters of geaggregeerden van het lager secundair onderwijs]2 een grondige kennis van die taal en van de onderwijstaal hebben.
[4 Indien in het gewoon lager onderwijs activiteiten in de vakken [5 sport, muziek/kunst, geografie en wiskunde]5 in de eerste vreemde taal worden gegeven, hebben de leerkrachten een grondige kennis van die taal en voldoende kennis van de onderwijstaal.]4
[4 Indien in het gewoon lager onderwijs, in het kader van een door de Regering goedgekeurd proefproject, de vakken wiskunde, aardrijkskunde/geschiedenis of natuurwetenschappen/techniek in de eerste vreemde taal gegeven worden, hebben de leerkrachten een grondige kennis van die taal en voldoende kennis van de onderwijstaal.]4
----------
(1)<DDG 2008-04-21/31, art. 115, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DDG 2009-05-25/27, art. 92, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DDG 2011-06-27/03, art. 84, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(4)<DDG 2015-06-29/19, art. 98, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<DDG 2022-06-27/08, art. 8, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK 2. - Gewoon en [1 gespecialiseerd secundair basisonderwijs]1 .
----------
(1)
Cursus" Duits ".
Art.13. De cursus " Duits " wordt door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van het Duits hebben.
Cursus" Frans ".
Art.14. De cursus " Frans " wordt door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van het Frans en een voldoende kennis van het Duits hebben.
Andere moderne talen.
Art.15. Het onderricht in andere moderne talen dan degene bedoeld in de artikelen 13 en 14 wordt door leerkrachten verstrekt die een voldoende kennis van het Duits hebben.
Vakcursussen in het Duits.
Art.16. De vakcursussen in het Duits worden door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van het Duits hebben.
Vakcursussen in het Frans.
Art.17.De vakcursussen in het Frans worden door leerkrachten verstrekt[1 die een grondige kennis van het Frans en voldoende kennis van het Duits hebben"]1.
----------
(1)<DDG 2022-06-27/08, art. 9, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 3. - Hoger onderwijs.
Cursus" Duits ".
Art.18. De cursus " Duits " wordt door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van het Duits hebben.
Cursus" Frans ".
Art.19. De cursus " Frans " wordt door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van het Frans hebben.
Art.19.1. [1 - Andere moderne talen
Het onderricht in andere moderne talen dan die vermeld in de artikelen 18 en 19 wordt verstrekt door leerkrachten die een voldoende kennis van het Duits hebben.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2024-05-08/14, art. 92, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Vakcursussen in het Duits.
Art.20.De [1 vakcursussen in het Duits]1 worden door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van het Duits hebben.
----------
(1)<DDG 2023-06-26/12, art. 120, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 20.1. [1 - Vakcursussen in het Frans
De vakcursussen in het Frans worden door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van het Frans hebben.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 121, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 4. - Voortgezette schoolopleiding.
Taalcursussen.
Art.21. De cursussen worden door leerkrachten verstrekt die een voldoende kennis van het Duits hebben.
In afwijking van het eerste lid wordt de cursus " Duits " door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van het Duits hebben.
Andere cursussen dan taalcursussen.
Art.22. Deze cursussen worden door leerkrachten verstrekt die een grondige kennis van het Duits hebben.
HOOFDSTUK 5. [1 - DEELTIJDS KUNSTONDERWIJS]1
----------
(1)
Art. 22bis. [1 Het deeltijdse kunstonderwijs wordt verstrekt door personeelsleden die de Duitse taal grondig beheersen.
In afwijking van lid 1 gebeuren het instrumentaal onderwijs en de begeleiding door personeelsleden die de Duitse taal voldoende beheersen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-03-23/10, art. 97, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Ondertitel III. - [1 WERVINGSAMBTEN VOOR HET ADMINISTRATIEF PERSONEEL, HET OPVOEDEND HULPPERSONEEL, HET PARAMEDISCH PERSONEEL EN HET PSYCHOSOCIAAL PERSONEEL]1
----------
(1)
Voorwaarde.
Art.23.Het personeel heeft een grondige kennis van het Duits.
[1 In afwijking van het eerste lid heeft het personeel in de Franstalige resp. Nederlandstalige basisscholen of basisafdelingen een grondige kennis van het Frans respectievelijk Nederlands.]1
----------
(1)<DDG 2019-05-06/10, art. 166, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Ondertitel IV. - WERVINGSAMBTEN VOOR HET TECHNISCH PERSONEEL VAN DE PSYCHO-MEDISCH-SOCIALE CENTRA
Voorwaarde.
Art.24. Het personeel heeft een grondige kennis van het Duits.
Begeleidt het psycho-medisch-sociaal centrum een Franstalige of Nederlandstalige basisschool of basisschoolafdeling, dan zal de inrichtende macht van het centrum ervoor zorgen dat de leerlingen in de betrokken taal begeleid worden.
Ondertitel IV. 1 [1 Wervingsambten voor het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren]1
----------
(1)
Art. 24.1. [1 Voorwaarde
De personeelsleden hebben een grondige kennis van het Duits.
Begeleidt het centrum een Franstalige of Nederlandstalige basisschool of basisschoolafdeling, dan zorgt de inrichtende macht van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren ervoor dat de leerlingen in de betrokken taal begeleid worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-06-29/19, art. 99, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Ondertitel V. - GEBREK AAN PERSONEEL MET DE VEREISTE TAALKENNIS
Afwijkingen.
Art.25. § 1. Indien het bewezen wordt dat een inrichtende macht moeilijkheden heeft om personen aan te werven die de bij voorliggend decreet vastgelegde voorwaarden vervullen, kan de Regering haar toelaten personen aan te werven die ze niet vervullen.
§ 2 - [1 Om de in § 1 vermelde afwijking te kunnen genieten, zendt de inrichtende macht een schriftelijke verklaring aan het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap waaruit blijkt dat geen gekwalificeerd personeelslid werd gevonden dat aan alle voorwaarden voldoet om te worden aangesteld.]1
§ 3 - Een afwijking wordt voor elk betrokken personeelslid persoonlijk toegestaan, geldt ten hoogste voor één schooljaar en is hernieuwbaar.
----------
(1)<DDG 2008-06-23/39, art. 74, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2008>
Ondertitel VI. - BEWIJS VAN DE TAALKENNIS
Taalkennis.
Art.26.§ 1. De grondige kennis van een taal wordt bewezen door :
1° het getuigschrift van hoger secundair onderwijs met volledig leerplan, een getuigschrift van hoger onderwijs van het korte of lange type met volledig leerplan of een universitair diploma behaald in deze taal;
2° één van de onder 1° bedoelde bekwaamheidsbewijzen, behaald in deze taal vóór een buitenschoolse jury;
3° een bekwaamheidsbewijs gelijkgesteld met één der in 1° en 2° bedoelde bekwaamheidsbewijzen of een erkend bekwaamheidsbewijs, behaald in deze taal;
4° [3 wat het Duits betreft:
4.1 een attest uitgereikt door de examencommissie bedoeld in titel VII en waaruit blijkt dat het personeelslid een grondige kennis van deze taal heeft of
4.2 een Goethe-certificaat waaruit blijkt dat het personeelslid ten minste aan het niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, op voorwaarde dat het personeelslid
4.2.1 wat het niveau B2 betreft, ten minste 60 % voor elk examengedeelte heeft behaald,
4.2.2 wat het niveau C1 of C2 betreft, ten minste 50 % voor elk examengedeelte heeft behaald.]3
[1 5° [2 wat het Frans betreft :
5.1. een DELF-DALF diploma waaruit blijkt dat het personeelslid ten minste aan het niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, op voorwaarde dat het personeelslid
a) wat het niveau B2 betreft, ten minste 60 % in elke proef van dit examen heeft behaald;
b) wat het niveau C1 of C2 betreft, ten minste 50 % in elke proef van dit examen heeft behaald, of
5.2. een attest uitgereikt door de examencommissie van de Franse Gemeenschap waaruit blijkt dat het personeelslid een grondige kennis van deze taal heeft;]2 ]1
[3 6° wat het Nederlands betreft: een attest uitgereikt door de examencommissie bedoeld in titel VII en waaruit blijkt dat het personeelslid een grondige kennis van deze taal heeft.]3
§ 2 - De voldoende kennis van een taal wordt bewezen door de diploma's, getuigschriften en andere bekwaamheidsbewijzen opgesomd in § 1 alsmede door :
1° het getuigschrift van lager secundair onderwijs met volledig leerplan behaald in deze taal;
2° het getuigschrift van hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan behaald in de afdeling " moderne talen " of " secretariaat-talen ", het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs behaald in de afdeling " moderne talen ", het diploma van licentiaat in Germaanse of Romaanse talen of het diploma van licentiaat vertaler/tolk, indien de opleiding deze taal betreft;
3° één van de onder 1° en 2° bedoelde getuigschriften, behaald in deze taal vóór een buitenschoolse jury;
4° een bekwaamheidsbewijs gelijkgesteld met één der in 1° à 3° bedoelde bekwaamheidsbewijzen of een erkend bekwaamheidsbewijs, behaald in deze taal;
5° [3 wat het Duits betreft:
5.1 een attest uitgereikt door de examencommissie bedoeld in titel VII en waaruit blijkt dat het personeelslid een voldoende kennis van deze taal heeft of
5.2 een Goethe-certificaat waaruit blijkt dat het personeelslid ten minste aan het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, op voorwaarde dat het personeelslid
5.2.1 wat het niveau B1 betreft, ten minste 60 % voor elk examengedeelte heeft behaald,
5.2.2 wat het niveau C1 of C2 betreft, ten minste 50 % voor elk examengedeelte heeft behaald;]3
[1 6° wat het Frans betreft :
[3 6.1°]3 een DELF-DALF diploma waaruit blijkt dat het personeelslid ten minste aan het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, [3 op voorwaarde dat het personeelslid
6.1.1.,wat het niveau B1 betreft, ten minste 60 % voor elk examengedeelte heeft behaald;
6.1.2.,wat het niveau B2, C1 of C2 betreft, ten minste 50 % voor elk examengedeelte heeft behaald of]3;
[3 6.2°]3 een attest uitgereikt door de examencommissie van de Franse Gemeenschap waaruit blijkt dat het personeelslid een voldoende kennis van deze taal heeft, of
[3 6.3°]3 het diploma van kleuteronderwijzer uitgereikt door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;]1
[3 7° wat het Nederlands betreft: een attest uitgereikt door de examencommissie bedoeld in titel VII en waaruit blijkt dat het personeelslid een voldoende kennis van deze taal heeft.]3
[1 § 3 - Naast de in de §§ 1 en 2 vermelde bewijzen en attesten gelden als bewijs van de elementaire kennis van een taal :
1° [3 wat het Duits betreft:
1.1 een attest uitgereikt door de examencommissie bedoeld in titel VII en waaruit blijkt dat het personeelslid een elementaire kennis van deze taal heeft of
1.2 een Goethe-certificaat waaruit blijkt dat het personeelslid ten minste aan het niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet;]3
2° wat het Frans betreft : een DELF-DALF diploma waaruit blijkt dat het personeelslid ten minste aan het niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet of een attest uitgereikt door de examencommissie van de Franse Gemeenschap waaruit blijkt dat het personeelslid een elementaire kennis van deze taal heeft;]1
[3 3° wat het Nederlands betreft: een attest uitgereikt door de examencommissie bedoeld in titel VII en waaruit blijkt dat het personeelslid een elementaire kennis van deze taal heeft.]3
----------
(1)<DDG 2008-04-21/31, art. 116, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2008>
(2)<DDG 2013-06-24/47, art. 141, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<DDG 2019-05-06/10, art. 167, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Ondertitel VII. [1 - Bewijs van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs]1
----------
(1)
Art. 26bis.[1 Kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs
De kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs wordt bewezen door :
1° [4 a) voor het ambt van vakleerkracht in de eerste vreemde taal: het attest dat bewijst dat betrokkene geslaagd is voor een opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in vreemdetalendidactiek;
b) voor het ambt van vakleerkracht voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs: het attest dat bewijst dat betrokkene geslaagd is voor een opleiding van ten minste 6 ECTS-punten in vreemdetalendidactiek]4;
2° het bewijs van slagen voor de optiecursus Frans op een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;
3° het diploma van lager onderwijzer uitgereikt tot en met het schooljaar 2006-2007 door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;
4° [4 voor het ambt van kleuteronderwijzer en voor het ambt van vakleerkracht voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs ]4 : het diploma van kleuteronderwijzer uitgereikt door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;
5° het diploma van lager onderwijzer of van leraar voor het lager [3 secundair onderwijs of een geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs]3 uitgereikt door een hogeschool in de Franse of de Vlaamse Gemeenschap, op voorwaarde dat de betrokken opleiding het vak "didactiek in het vreemdetalenonderwijs" bevat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2008-04-21/31, art. 117, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2008>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 159, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(3)<DDG 2020-06-22/15, art. 113, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<DDG 2022-06-27/08, art. 10, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
TITEL VII. - JURY'S VOOR TAALEXAMENS.
Ondertitel I. - DOEL, SAMENSTELLING EN WERKING
Doel en oprichting.
Art.27.Buitenschoolse jury's worden opgericht die met toepassing van voorliggend decreet onderzoeken of de personeelsleden een [2 grondige, voldoende of elementaire]2 kennis van het Duits [1 ...]1 of het Nederlands hebben.
Er wordt één jury voor elke in het eerste lid vermelde taal opgericht.
----------
(1)<DDG 2008-04-21/31, art. 118, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DDG 2022-06-27/08, art. 11, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Samenstelling.
Art.28.§ 1. Elke jury is samengesteld uit :
1° één voorzitter en één plaatsvervangende voorzitter;
2° vier examinators en vier plaatsvervangende examinators;
3° één secretaris en één plaatsvervangende secretaris.
De Regering wijst de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aan onder [1 de personeelsleden van niveau 1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap [2 of van de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling of het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs]2]1 die in dienstactiviteit of op rust zijn.
De Regering wijst de examinators en plaatsvervangende examinators aan onder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair en hoger onderwijs en van de voortgezette schoolopleiding die in dienstactiviteit of op rust zijn.
De Regering wijst de secretaris en de plaatsvervangende secretaris aan onder de personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.
De Regering kan onverenigbaarheden vastleggen.
§ 2 - De voorzitter zorgt voor het goede verloop van de examens en leidt de beraadslagingen. Bij afwezigheid wordt de voorzitter door zijn plaatsvervanger of de oudste van de aanwezige examinators vervangen.
Bij afwezigheid van een examinator wordt hij door een plaatsvervangende examinator vervangen.
Bij afwezigheid van de secretaris wordt deze door één van de plaatsvervangende secretarissen of door een examinator vervangen.
----------
(1)<DDG 2013-06-24/47, art. 142, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<DDG 2019-05-06/10, art. 168, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Stemrecht.
Art.29. Zijn stemgerechtigd de voorzitter of zijn plaatsvervanger en de examinators of plaatsvervangende examinators.
Duur van het mandaat.
Art.30. Alle mandaten duren vier jaar en zijn hernieuwbaar.
Vergoeding.
Art.31. De werkingskosten van de jury's vallen ten laste van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap.
Onder de door de Regering vastgelegde voorwaarden worden een kilometervergoeding en een presentiegeld aan de juryleden toegekend.
Werking.
Art.32. De Regering bepaalt de werkingsregels van de jury's.
Ondertitel II. - INSCHRIJVING EN TOELATING TOT HET EXAMEN
Toelatingsvoorwaarde.
Art.33. De personen die ten minste 18 jaar oud zijn mogen het examen vóór de in artikel 26 bedoelde jury's afleggen.
Inschrijvingsprocedure.
Art.34. De Regering legt de inschrijvingsprocedure vast en bepaalt de documenten die bij het inschrijvingsformulier moeten worden gevoegd.
Inschrijvingsgeld.
Art.35. Er wordt geen inschrijvingsgeld vereist.
Ondertitel III. - ORGANISATIE EN INHOUD VAN HET EXAMEN
Examenzittijden.
Art.36. Er is één examenzittijd per jaar waarvan de Regering het moment bepaalt.
Grondige kennis van een taal- vaardigheden en inhoud van het examen.
Art.37. [1 Grondige kennis van een taal - Vaardigheden en inhoud van het examen
§ 1 - Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen dient als basis voor het examen over de grondige kennis van een taal.
§ 2 - Het examen omvat vier examengedeelten : begrijpend horen, begrijpend lezen, schriftelijke expressie en mondelinge expressie. De examens zijn openbaar.
§ 3 - Het examen wordt als geslaagd beschouwd als de kandidaat aan het niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, op voorwaarde dat hij 60 % in elk examengedeelte heeft behaald.]1
----------
(1)<DDG 2008-04-21/31, art. 119, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Voldoende kennis van een taal- vaardigheden en inhoud van het examen.
Art.38. [1 Voldoende kennis van een taal - Vaardigheden en inhoud van het examen
§ 1 - Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen dient als basis voor het examen over de voldoende kennis van een taal.
§ 2 - Het examen omvat vier examengedeelten : begrijpend horen, begrijpend lezen, schriftelijke expressie en mondelinge expressie. De examens zijn openbaar.
§ 3 - Het examen wordt als geslaagd beschouwd als de kandidaat aan het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet, op voorwaarde dat hij 60 % in elk examengedeelte heeft behaald.]1
----------
(1)<DDG 2008-04-21/31, art. 120, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art. 38bis. [1 Elementaire kennis van een taal - Vaardigheden en inhoud van het examen
§ 1 - Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen dient als basis voor het examen over de elementaire kennis van een taal.
§ 2 - Het examen omvat vier examengedeelten : begrijpend horen, begrijpend lezen, schriftelijke expressie en mondelinge expressie. De examens zijn openbaar.
§ 3 - Het examen wordt als geslaagd beschouwd als de kandidaat aan het niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2008-04-21/31, art. 121, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Fraude en ordestoring bij de examenprocedure.
Art.39. In geval van fraude bij de inschrijving wordt de kandidaat onmiddellijk van de deelname aan de betrokken zittijd uitgesloten. Het examen wordt als niet geslaagd beschouwd.
In geval van ernstige storing bij de examenprocedure alsmede in geval van fraude tijdens het examen wordt de kandidaat onmiddellijk van de deelname aan de betrokken zittijd uitgesloten. Het examen wordt als niet geslaagd beschouwd.
Het examenprogramma en het examenreglement worden elke geïnteresseerde gezonden die erom verzoekt. Zij worden alle kandidaten bij de inschrijving overhandigd.
Ondertitel IV. - BERAADSLAGING, VRIJSTELLING VAN EXAMEN EN BEKENDMAKING VAN DE RESULTATEN
Beraadslaging.
Art.40. § 1. De jury kan rechtsgeldig beraadslagen als ten minste de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn.
§ 2 - Alle beraadslagingen in het kader van de evaluatie van het examen gebeuren met gesloten deuren.
§ 3 - De jury evalueert de examengedeelten. In voorkomend geval wordt over het resultaat van de evaluatie gestemd. De beslissing wordt met de meerderheid van de stemmen genomen, waarbij de voorzitter aan de stemming niet deelneemt.
De onthoudingen zijn niet toegelaten.
Bij staking van stemmen neemt de voorzitter de beslissing, in afwijking van het eerste lid.
Vrijstelling van examen.
Art.41. Er wordt geen vrijstelling toegekend.
Proces-verbalen en bekendmaking van de resultaten.
Art.42. Het resultaat van de beraadslaging wordt schriftelijk vastgesteld en in openbare zitting bekendgemaakt.
De kandidaten die voor het examen slagen behalen een diploma waarvan het model door de Regering wordt bepaald.
Ondertitel V. - BEROEPSMOGELIJKHEDEN EN INZAGERECHT IN HET DOSSIER
Inzagerecht in het dossier.
Art.43. Op hun verzoek mogen de kandidaten onmiddellijk de examendocumenten inzien die hen betreffen. Het verzoek moet binnen de tien dagen na de openbare bekendmaking van de resultaten schriftelijk bij de secretaris ingediend worden.
Beroepsmogelijkheden.
Art.44. § 1. De kandidaat mag een beroep tegen de beslissing van de jury indienen.
§ 2 - De kandidaat die de beslissing van de jury wenst te betwisten, dient een beroep in binnen de veertien dagen van de openbare bekendmaking van de resultaten. Het beroep moet met redenen omkleed zijn en schriftelijk ingediend worden. De verzoeker mag elk document ter beschikking van de raad van beroep stellen dat ertoe kan bijdragen de zaak beter te begrijpen. De documenten bevatten geen stuk betreffende beslissingen omtrent andere kandidaten.
Het beroep wordt per aangetekende brief bij het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap ingediend dat de raad van beroep onmiddellijk bijeenroept. Het Ministerie betekent een afschrift van het beroep aan de voorzitter van de jury. De voorzitter heeft het recht de raad van beroep een met redenen omkleed advies of documenten te laten toekomen die ertoe kunnen bijdragen de zaak beter te begrijpen.
De raad van beroep kan de jury erom verzoeken hem alle nuttige documenten te zenden. Hij kan personen horen en deskundigen raadplegen. De voorzitter van de jury heeft het recht gehoord te worden.
De raad van beroep onderzoekt de beslissing van de jury. Hij bekrachtigt de beslissing of neemt een nieuwe beslissing. Tegen de beslissing van de raad van beroep kan geen beroep ingediend worden.
Bij ernstig vormgebrek kan de raad van beroep bevelen dat de jury binnen de kortst mogelijke termijn het examen opnieuw afneemt.
Oprichting, samenstelling en werking van de raad van beroep.
Art.45.§ 1. Voor elke in 27, eerste lid, vermelde taal wordt er één raad van beroep opgericht.
§ 2 - Elke raad van beroep is samengesteld uit :
1° één voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter;
2° twee leden en twee plaatsvervangende examinators;
3° één secretaris en één plaatsvervangende secretaris.
De Regering wijst de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aan onder [1 de personeelsleden van niveau 1 van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap of van de onderwijsinspectie en het adviespunt voor schoolontwikkeling]1 die in dienstactiviteit of op rust zijn.
De Regering wijst de twee andere leden en hun plaatsvervangers aan onder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair en hoger onderwijs en van de voortgezette schoolopleiding die in dienstactiviteit of op rust zijn.
De Regering wijst de secretaris en de plaatsvervangende secretaris aan onder de personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.
De Regering kan onverenigbaarheden vastleggen.
§ 3 - Bij afwezigheid wordt de voorzitter door zijn plaatsvervanger vervangen.
Bij afwezigheid van een secretaris wordt deze door de plaatsvervangende secretaris of door een ander lid vervangen.
§ 4 - Alle leden behalve de secretaris resp. zijn plaatsvervanger zijn stemgerechtigd.
§ 5 - Alle mandaten duren vier jaar en zijn hernieuwbaar.
§ 6 - De werkingskosten van de raad van beroep vallen ten laste van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap.
Onder de door de Regering vastgelegde voorwaarden worden een kilometervergoeding en een presentiegeld aan de leden van de raad van beroep toegekend.
§ 7 - De Regering bepaalt de werkingsregels van de raad van beroep.
§ 8 - De raad van beroep kan rechtsgeldig beraadslagen als ten minste de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn.
De raad van beroep zetelt met gesloten deuren.
De raad van beroep onderzoekt het beroep. Desgevallend vindt een stemming plaats. De beslissing wordt met de meerderheid der stemmen genomen; de voorzitter neemt niet deel aan de stemming.
De onthoudingen zijn niet toegelaten.
Bij staking van stemmen neemt de voorzitter de beslissing, in afwijking van het derde lid.
§ 9 - Het resultaat van de beraadslaging wordt schriftelijk vastgesteld en aan de eiser per aangetekende brief betekend.
----------
(1)<DDG 2013-06-24/47, art. 143, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Ondertitel VI. [1 Beroep doen op een externe instelling]1
----------
(1)
Art. 45.1. [1 Beroep doen op een externe instelling
In afwijking van ondertitel I, IV en V kan de Regering een instelling opdracht geven om, met inachtneming van de artikelen 33 tot 38bis, de examens over de grondige, voldoende of elementaire kennis van het Duits of het Nederlands te organiseren in de plaats van de taalexamencommissies. De attesten van de door de Regering aangewezen instelling waaruit blijkt dat de kandidaat een grondige, voldoende of elementaire kennis van de betrokken taal heeft, worden gelijkgesteld met de attesten van de examencommissie vermeld in titel VII. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-06-27/08, art. 13, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
TITEL VIII. - SCHOOLPROJECT EN EVALUATIE.
Schoolproject.
Art.46. In het schoolproject, zoals gedefinieerd in het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs, stelt elke school haar concept nauwelijks voor met het oog op de verbetering van taalvaardigheden en taaloverdracht.
Interne evaluatie.
Art.47. In het kader van de interne evaluatie, zoals gedefinieerd in het bovenvermeld decreet, onderzoekt de school jaarlijks of zij haar concept met het oog op de verbetering van taalvaardigheden en taaloverdracht al dan niet heeft verwezenlijkt en zo ja in welke mate. Op deze basis bepaalt ze de doeleinden en de maatregelen voor het volgend jaar.
Deze evaluatie vindt elk jaar plaats en wordt schriftelijk vastgesteld.
Externe evaluatie.
Art.48. In het kader van de externe evaluatie, zoals gedefinieerd in het bovenvermeld decreet, wordt onderzocht in welke mate de scholen rekening houden met de bepalingen van voorliggend decreet, welke inspanningen zij geleverd hebben om personeel aan te werven dat de vereiste taalkundige kennis heeft en/of om hun personeel een ad-hoc voortgezette opleiding aan te bieden. Bovendien worden de concepten en methodes onderzocht die zij intern hebben ontwikkeld om de taalvaardigheden te verbeteren en de taaloverdracht te optimaliseren. De Regering of de werkgroep belast met de evaluatie legt daaromtrent aan de inrichtende machten en de scholen voorstellen voor met het oog op de schoolontwikkeling.
TITEL IX. - SANCTIES.
Terugbetaling van de werkingstoelagen.
Art.49. Bij niet-naleving van de bepalingen van voorliggend decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan moet de inrichtende macht van een school of van een psycho-medisch-sociaal centrum reeds uitbetaalde werkingstoelagen terugbetalen.
De terugbetaling mag 20 % van de werkingstoelagen niet overschrijden die de school, het centrum voor onderwijs met beperkt leerplan, het internaat of het psycho-medisch-sociaal centrum waar de overtreding werd vastgesteld voor het vorige schooljaar heeft gekregen.
De Regering bepaalt de nadere regels betreffende de vaststelling van de overtredingen en de toepassing van de sanctie. Deze procedure bepaalt voldoende beroepsmogelijkheden.
TITEL X. - OPHEFFINGS-, WIJZIGINGS- EN OVERGANGSBEPALINGEN.
Opheffingsbepalingen.
Art.50. Worden opgeheven :
1° de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs;
2° het koninklijk besluit van 30 november 1966 houdende het statuut van de taalinspectie inzake onderwijs;
3° het koninklijk besluit van 30 november 1966 houdende werking van de taalinspectie inzake onderwijs;
4° het koninklijk besluit van 25 november 1970 betreffende de organisatie van de taalexamens;
5° het ministerieel besluit van 31 augustus 1972 betreffende de organisatie van de taalexamens, handelend over de kennis van de Duitse taal.
Wijzigingsbepaling.
Art.51. In artikel 33, § 1, lid 1, gewijzigd bij het decreet van 23 oktober 2000, en in artikel 34, §1, lid 2, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs wordt de passus " Onverminderd artikel 6 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs " vervangen door " Onverminderd artikel 3 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs ".
Overgangsbepaling ten gunste van het personeel.
Art.52.Inzake vaste benoeming is de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs van toepassing op de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs die vóór de inwerkingtreding van voorliggend decreet tot de stage toegelaten werden, wat de vereiste taalkennis betreft.
(De personeelsleden die vóór het einde van het schooljaar 2006-2007 het bewijs hebben geleverd van de krachtens de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs vereiste taalkennis, mogen tijdelijk aangewezen of aangesteld, tot de stage toegelaten, in vast verband benoemd of definitief aangesteld worden.) <DDG 2005-06-06/32, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
De wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs is van toepassing op de personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van voorliggend decreet tot de stage toegelaten of in vastverband benoemd of definitief aangesteld werden, wat de uitoefening van het ambt betreft.
[1 Naast de in artikel 26 vermelde bewijzen gelden ook als bewijs van de grondige of voldoende kennis van het Frans de attesten over de grondige of de voldoende kennis van het Frans als onderwijstaal of als vreemde taal die tot en met het schooljaar 2007-2008 uitgereikt zijn door de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap.]1
[1 Naast de in artikel 26 vermelde bewijzen geldt ook als bewijs van de grondige kennis van het Frans het diploma van lager onderwijzer dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap vóór de inwerkingtreding van dit decreet uitgereikt is, op voorwaarde dat het diploma vermeldt dat het personeelslid de optiecursus "Frans" met vrucht heeft gevolgd.]1
[1 De lagere onderwijzers die niet over een attest van de grondige kennis van het Frans beschikken en vóór 1 juli 2008 tewerkgesteld waren in een school in de Duitstalige Gemeenschap, kunnen het voormeld attest tot 1 april 2011 bij een door de Duitstalige Gemeenschap erkend instituut verkrijgen.]1
[1 Het bewijs van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs geldt als geleverd, wat de personeelsleden betreft die vóór 1 juli 2004 een ambt van kleuteronderwijzer in een kleuterschool in de Duitstalige Gemeenschap bekleedden.]1
[2 Voor de personeelsleden die vóór 1 september 2014 in het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap in dienst waren en die vóór 1 september 2014 houder waren van een DELF-DALF diploma waaruit blijkt dat ze aan het niveau C1 of C2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoen, wordt ervan uitgegaan dat de voorwaarde vermeld in artikel 26, § 1, bepaling onder 5.1, b), vervuld is.]2
[3 Personeelsleden die vóór 1 september 2016 werkzaam waren in het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap en die vóór 1 september 2016 houder waren van een attest dat bewijst dat ze geslaagd zijn voor een opleiding in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs overeenstemmend met ten minste 4 studiepunten, worden beschouwd als houders van een bewijs van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs.]3
----------
(1)<DDG 2008-04-21/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2008>
(2)<DDG 2015-06-29/19, art. 100, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(3)<DDG 2016-06-20/09, art. 160, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 52.1. [1 Overgangsbepaling voor het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren
In afwijking van artikel 26, § 1, wordt een certificaat over de kennis van het Duits dat vóór 1 september 2014 op het vereiste kennisniveau door het selectiebureau van de federale overheid werd afgegeven, beschouwd als een bewijs van de grondige kennis van het Duits voor de personeelsleden vermeld in artikel 10.2 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren.
Onverminderd artikel 26, § 1, kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 10.2 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren die - om te voldoen aan het statuut dat tot 1 september 2014 op hen van toepassing was - hun grondige kennis van het Duits vóór 1 september 2014 konden bewijzen met een certificaat over hun kennis van het Duits dat op het vereiste kennisniveau door het selectiebureau van de federale overheid werd afgegeven, dat blijven doen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-06-29/19, art. 101, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
TITEL XI. - INWERKINGTREDING.
Inwerkingtreding.
Art. 53. Voorliggend decreet treedt in werking op 1 september 2004, met uitzondering van artikel 6, § 3, waarvan de leden 5 en 7 geleidelijk als volgt in werking treden :
1° voor het eerste studiejaar op 1 september 2004;
2° voor het tweede studiejaar op 1 september 2005;
3° voor het derde studiejaar op 1 september 2006;
4° voor het vierde studiejaar op 1 september 2007;
5° voor het vijfde studiejaar op 1 september 2008;
6° voor het zesde studiejaar op 1 september 2009;
7° voor het zevende studiejaar op 1 september 2010.