Details





Titel:

18 MAART 2002. - Decreet betreffende de Infrastructuur (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-07-2002 en tekstbijwerking tot 07-02-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Op alle infrastructuurprojecten toepasselijke bepalingen.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Doelstelling.
Art. 1
Definities.
Art. 2
Alternatieve financieringen.
Art. 3, 3bis, 3ter, 3quater
Afdeling 2. - Algemene bepalingen.
Openbare aanbesteding.
Art. 4
Voorwaarden m.b.t. de subsidiëring van infrastructuurprojecten.
Art. 5
Gebruik.
Art. 6
Aan de Regering toevertrouwde opdracht.
Art. 7
Afdeling 3. - Infrastructuurplan.
Doelstelling.
Art. 8
Goedkeuring.
Art. 9
Subsidiëringsvoorwaarde.
Art. 10
Afdeling 4. - Subsidiëring.
Onderafdeling 1. - Voorwaarden.
Aanvrager.
Art. 11
Eigendomsverhoudingen.
Art. 12
Verzekering.
Art. 13
Werftoezicht.
Art. 14, 14bis
Financieel plan.
Art. 15
Onderafdeling 2. - Bedrag van de toelagen.
Algemene percentages.
Art. 16, 16bis
Berekeningsbasis voor de toelage.
Art. 17
Onderafdeling 3. - Uitbetaling van de toelage.
Uitbetaling.
Art. 18
Afdeling 5. - Procedure.
Onderafdeling 1. - Algemene procedure.
Art. 18bis
Aanmelding van infrastructuurprojecten.
Art. 19
Opneming in het infrastructuurplan.
Art. 20
Subsidiëringsaanvraag.
Art. 21
Spoedprocedure.
Art. 22
Meerkosten.
Art. 23
Onderafdeling 2. - Procedure voor de aanvraag om uitrustingstoelagen.
Uitrustingstoelagen.
Art. 24
Onderafdeling 3. [1 - Procédure voor de aanvraag om premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen]1 [2 en om subsidies voor gerangschikte gebouwen en landschappen]2
Art. 24bis
Afdeling 6. - Terugbetaling.
Verandering van bestemming.
Art. 25
Overtreding van de bepalingen inzake subsidiëring.
Art. 26
Afdeling 7. - Garantie.
Garantie van de Gemeenschap.
Art. 27
Voorwaarden m.b.t. de leningen.
Art. 28
Terugvordering bij aanspraak op de garantie.
Art. 29
Aan de Regering toevertrouwde opdracht.
Art. 30
HOOFDSTUK II. - Bijzondere maatregelen.
Afdeling 1. - Onderwijs en Opleiding.
Rationalisatie- en programmatienormen.
Art. 31
Onderwijs.
Art. 32
Internaten en opleidingsinfrastructuren die voor verschillende inrichtende machten open staan.
Art. 33
[1 Infrastructuur voor de beroepsopleiding en de technische opleiding]1
Art. 34
Afdeling 2. - Culturele aangelegenheden.
[1 Cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap]1.
Art. 35
[1 Locaties van het sportondersteuningscentrum]1
Art. 35bis
Kampeerterreinen.
Art. 36
Hotelinrichtingen.
Art. 37
Vakantiewoningen.
Art. 38, 38bis
Afdeling 3. - Monumentenzorg.
Monumentenzorg.
Art. 39
[1 - Subsidie van de provincie]1
Art. 39.1
Afdeling 4. - Persoonsgebonden aangelegenheden.
[1Dienst voor zelfbeschikkend leven.]1
Art. 40
Diensten en inrichtingen voor personen met een handicap.
Art. 41
Inrichting van geïntegreerde, rolstoeltoegankelijke huurhuizen.
Art. 42-42.1
Uitrusting van woonzorgcentra voor ouderen en woonzorgcentra voor personen met ondersteuningsbehoefte.
Art. 43
Afdeling 5. . [1 - Ziekenhuizen [2 en psychiatrische verzorgingstehuizen]2]1
[1 Algemene voorwaarden voor de subsidiëring van ziekenhuizen]1
Art. 44
[1 - Algemene subsidietarieven]1
Art. 44.1. [1 In afwijking van artikel 16, eerste lid, bedraagt de subsidie voor de in artikel 2, eerste lid, 1° tot 3°, 5°, en 7° tot 10°, vermelde infrastructuurprojecten van [2 Ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen]2 80 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.]1
[1 - Instaatstellingswerken aan ziekenhuizen]1
Art. 44.2
[1 -Uitrusting van ziekenhuizen]1
Art. 44.3
Afdeling 6. [1 - Saneringslocaties.]1
Art. 44.4-44.6
HOOFDSTUK III. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Afdeling 1. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Wijzigingsbepaling.
Art. 45
Opheffingsbepaling.
Art. 46
Afdeling 2. - Overgangsbepalingen.
Infrastructuurprojecten waarvoor een vaste belofte is verleend.
Art. 47
Infrastructuurprojecten waarvoor toelagen zijn aangevraagd.
Art. 48, 48bis
Afdeling 3. - Slotbepalingen.
Infrastructuurplan 2002-2004.
Art. 49
Indexatie.
Art. 50
Inwerkingtreding.
Art. 51







Artikels:

HOOFDSTUK I. - Op alle infrastructuurprojecten toepasselijke bepalingen.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Doelstelling.
Artikel 1. Voorliggend decreet bepaalt de voorwaarden waaronder de Regering van de Duitstalige Gemeenschap binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen toelagen toekent voor infrastructuurprojecten in het Duitse taalgebied (resp. in het ambtsgebied van de Duitstalige Gemeenschap). <DDG 2003-02-03/51, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Definities.
Art.2.Voor de toepassing van dit decreet dient onder infrastructuurproject te worden verstaan :
  1° de nieuwbouw van gebouwen [2 of buiteninfrastructuren]2;
  2° de aanschaffing of onteigening van terreinen, gebouwen of gedeelten van gebouwen;
  3° de ombouw of de uitbouw van een bestaand gebouw [2 of van een buiteninfrastructuur]2;
  4° de instaatstellingswerken aan bestaande gebouwen [2 of buiteninfrastructuren]2;
  5° de inrichting met uit hun aard of door hun bestemming onroerende goederen die onontbeerlijk zijn om de vaste goederen [2 of de buiteninfrastructuren]2 te gebruiken;
  6° de uitrusting met roerende goederen die onontbeerlijk zijn om de vaste goederen [2 of de buiteninfrastructuren]2 te gebruiken;
  7° de maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid in de directe omgeving van de infrastructuur;
  8° de maatregelen ter verbetering van de toegankelijkheid voor de gehandicapten en van de veiligheid;
  9° de maatregelen waarbij [3 aspecten i.v.m. duurzaam bouwen of energie-efficiëntie, met inbegrip van de voorafgaande studies,]3 in aanmerking worden genomen [4 ;]4
  [1 10° installaties voor de zuivering van afvalwater]1 [4 ;]4
  [4 11° volgende maatregelen binnen een saneringslocatie in de zin van artikel D.II.57.4, § 5, van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling :
   a) maatregelen om gevaren en ongevalrisico's te voorkomen die uitgaan van bouwwerken, bouwelementen of gevaarlijke uitrustingen;
   b) het afbreken of gedeeltelijk afbreken van bouwwerken of installaties, met inbegrip van ondergrondse structuren;
   c) veiligheids- of beveiligingsmaatregelen;
   d) de inzameling, verwijdering, verwerking of vernietiging van producten, stoffen, materialen, puin en afval die achtergelaten werden of afkomstig zijn van de maatregelen;
   e) het leegpompen van kelders, tanks en leidingen, alsook het reinigen van putten, plassen en vijvers;
   f) de behandeling van afvalwater;
   g) maatregelen voor het bouwen, verbouwen, verbeteren of uitbreiden van openbare plaatsen, buiteninfrastructuur of groene ruimten.]4
  In éénzelfde project mogen verschillende in het eerste lid vermelde infrastructuurprojecten worden opgenomen.
  Alle in dit decreet vermelde bedragen dienen exclusief BTW te worden verstaan [en het kostenaandeel gedragen door de Openbare Maatschappij voor Waterbeheer]. <DDG 2006-02-20/37, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  ----------
  (1)<DDG 2007-06-25/35, art. 43, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>
  (2)<DDG 2008-03-17/41, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (3)<DDG 2021-12-13/12, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (4)<DDG 2022-11-21/08, art. 228, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Alternatieve financieringen.
Art.3. Op alternatieve wijze gefinancierde infrastructuurprojecten kunnen worden gesubsidieerd, indien het akkoord van de Regering vóór het afsluiten van een dienovereenkomstige overeenkomst is gevraagd. Dit akkoord opent het recht op toelagen waarvan het bedrag het met toepassing van dit decreet geactualiseerde bedrag niet mag overschrijden, behalve als de toelage ook op alternatieve wijze wordt gefinancierd.
  De Regering legt de toepassingsmodaliteiten van voorafgaand lid vast, waarbij zij in eventuele afwijkingen van (de artikelen 14, 18 (, 21 et 27, 1° et 6°)) voorziet. <DDG 2004-03-01/37, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <DDG 2004-05-17/49, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2004>

Art. 3bis. <Ingevoegd bij DDG 2003-02-03/51, art. 11; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Het afsluiten van een overeenkomst tussen de Regering en een aanvrager ontbindt niet van de toepassing van voorliggend decreet.

Art. 3ter. [1 Contracting.
   Indien een aanvrager een contractingmaatregel heeft genomen, kan de Regering in het kader van een overeenkomst tot 30 % van de afbetalingen overnemen. De aanvrager heeft voor die maatregel dan geen recht op andere infrastructuursubsidies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2009-04-27/19, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

Art. 3quater.[1 Publiek-privaat partnerschap.
   Wanneer een aanvrager zich in het kader van een publiek-privaat partnerschap aansluit bij een infrastructuurproject van de Regering, worden de nadere regels betreffende zijn financiële participatie geregeld in het kader van een overeenkomst. Daarbij wordt gewaarborgd dat voor de aanvrager geen hogere kosten ontstaan dan die welke zouden ontstaan in geval van een subsidiëring krachtens dit decreet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2011-02-14/08, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 20-12-2010>

Afdeling 2. - Algemene bepalingen.
Openbare aanbesteding.
Art.4. § 1. Alle aanvragers zijn onderworpen aan de op de openbare overheden toepasselijke bepalingen van de wetgeving inzake overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
  § 2. Bij een openbare aanbesteding :
  - deelt de aanvrager ten minste 14 dagen bij voorbaat aan de Regering de datum van de opening van de inschrijvingen, waarop zij een afgevaardigde mag uitzenden, schriftelijk mede;
  - zijn de processen-verbaal over de opening van de inschrijvingen met het bericht (en de best geklasseerde offerte) aan de Regering te betekenen, die binnen veertien dagen haar grieven mag doen gelden. <DDG 2004-03-01/37, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Voorwaarden m.b.t. de subsidiëring van infrastructuurprojecten.
Art.5.Om subsidieerbaar te zijn, moeten de infrastructuurprojecten in het bijzonder aan de vigerende programmatienormen, aan de geldende voorschriften inzake toegankelijkheid voor de gehandicapten, ruimtelijke ordening en monumenten- en landschapszorg alsmede aan de door de Regering met toepassing van artikel 7 vastgelegde regels beantwoorden. Bovendien moeten ze bij het landschapsbeeld harmonisch passen.
  [1 Het in artikel 2, lid 1, 7°, vermeld infrastructuurproject is enkel subsidieerbaar als het niet door andere overheden kan worden gesubsidieerd of als een toelage aangevraagd, echter niet toegekend werd.]1
  [2 Infrastructuurprojecten waarvoor de Regering overeenkomstig artikel 7, 1°, algemene maximumbedragen en maximumbedragen per meeteenheid vastgelegd heeft als basis voor de berekening van de infrastructuurtoelagen, komen niet in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit decreet.]2
  ----------
  (1)<DDG 2008-03-17/41, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<DDG 2017-02-20/13, art. 48, 020; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Gebruik.
Art.6. De algemeen toegankelijke lokalen in de door de Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde infrastructuren zijn voor het publiek open zonder enigerlei vorm van discriminatie om ideologische of filosofische redenen.

Aan de Regering toevertrouwde opdracht.
Art.7.Met het oog op de subsidiëring van infrastructuurprojecten kan de Regering :
  1° voor alle of wel bepaalde bevoegdheden, voor zover ze niet door dit decreet geregeld worden, algemene maximumbedragen en maximumbedragen per meeteenheid vastleggen als basis voor de berekening van de infrastructuurtoelagen, waarbij zij de maximumbedragen ook volgens bouwkundige criteria kan differentiëren;
  2° voor enkele of voor alle gebieden programmatienormen vastleggen;
  3° termijnen bepalen voor de subsidiëring van instaatstellingswerken of voor de vernieuwing van de inrichting of de uitrusting;
  4° regels vastleggen voor het gebruik van gesubsidieerde infrastructuren door andere gebruikers dan de inrichtende machten;
  5° specifieke voorschriften vastleggen inzake toegankelijkheid voor de gehandicapten van de gesubsidieerde infrastructuren;
  6° specifieke voorschriften vastleggen met betrekking tot de aanwending van bouwmateriaal, het redelijk energieverbruik of andere aspecten i.v.m. het duurzaam bouwen.
  [1 7° de bijzondere voorwaarden vastleggen waaraan een projectmanager moet voldoen[2 ;]2]1
  [2 8° bepalen welke aanneembare uitgaven onder duurzaam of energie-efficiënt bouwen vallen [3 ;]3]2
  [3 9° de lijst van de in artikel 2, tweede lid, 11°, vermelde maatregelen binnen een saneringslocatie zo nodig aanvullen of beperken.]3
  ----------
  (1)<DDG 2014-02-24/14, art. 30, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DDG 2021-12-13/12, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<DDG 2022-11-21/08, art. 229, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Afdeling 3. - Infrastructuurplan.
Doelstelling.
Art.8. Het infrastructuurplan omvat de lijst met de binnen een bepaalde termijn uit te voeren infrastructuurprojecten.
  Het infrastructuurplan is het resultaat van :
  - de noodzakelijke instaatstellingswerken bepaald op grond van een plaatsbeschrijving van alle door de Duitstalige Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde infrastructuren;
  - de behoefte aan nieuwe gebouwen bepaald op grond van een volledige analyse van de behoeften op langere termijn, waarbij rekening moet worden gehouden met alle binnen een bepaalde geografische kring bestaande infrastructuren die door een aanvrager kunnen worden gebruikt;
  - de verenigbaarheid van de infrastructuurprojecten met de financiële planning op langere termijn van de Duitstalige Gemeenschap.

Goedkeuring.
Art.9. Na overleg met de gemeenten keurt de Regering een meerjarenplan inzake infrastructuur goed dat jaarlijks wordt bijgewerkt.
  Het infrastructuurplan wordt samen met het begrotingsontwerp aan (het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap) overgemaakt. <DDG 2006-02-20/37, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Subsidiëringsvoorwaarde.
Art.10.[1 Om subsidieerbaar te zijn, moet een infrastructuurproject in het infrastructuurplan zijn opgenomen, met uitzondering van het in artikel 2, lid 1, 6°, bepaald infrastructuurproject en van de in de artikelen 36 à 38 vermelde infrastructuurprojecten m.b.t. kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen [2 , alsmede van de in artikel 39, § 3, vermelde infrastructuurprojecten m.b.t. gerangschikte gebouwen en landschappen, als de aanvrager een natuurlijke persoon is]2.]1
  Bij uiterste dringendheid kan de Regering een infrastructuurproject goedkeuren dat niet in het infrastructuurplan is opgenomen.
  ----------
  (1)<DDG 2007-06-25/35, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>
  (2)<DDG 2008-06-23/40, art. 48, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Afdeling 4. - Subsidiëring.
Onderafdeling 1. - Voorwaarden.
Aanvrager.
Art.11.De privaatrechtelijke personen, die niet in het tweede lid zijn vermeld, kunnen uitsluitend toelagen verkrijgen voor :
  1° de in artikel 2, lid 1, 1° en 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van hotelinrichtingen [1 ...]1;
  [1 1bis de in artikel 2, lid 1, 1° en 3° tot 10°, vermelde infrastructuurprojecten m.b.t. kampeerterreinen.]1
  2° de in artikel 2, lid 1, 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van vakantiewoningen;
  3° de in artikel 2, lid 1, 4°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van onder monumentenzorg geplaatste gebouwen en landschappen;
  [3 3.1 de in artikel 2, eerste lid, 1°, en 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten voor het tot stand brengen van een gemeenschappelijke ruimte voor een seniorenresidentie in de zin van [5 de artikelen 19 en 20 van het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg]5;]3
  [4 3.2 de infrastructuurprojecten bepaald in artikel 2, eerste lid, 1° en 3° tot 11°, voor zover ze gelegen zijn binnen een saneringslocatie in de zin van artikel D.II.57.4, § 5;]4
  4° infrastructuurprojecten ten behoeve van onderwijsinrichtingen, internaten en psycho-medisch-sociale centra.
  Voor zover ze op het rechtsgebied van de Duitstalige Gemeenschap werkzaam zijn, kunnen :
  1° de gemeenten;
  2° de zelfstandige regies;
  3° de intercommunales;
  4° de kerkfabrieken;
  5° de verenigingen zonder winstgevend doel;
  6° de stichtingen;
  7° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  8° de vennootschappen met een sociaal oogmerk;
  9° de bouwcoöperaties;
  10° alle andere openbare instellingen,
  toelagen verkrijgen voor infrastructuurprojecten op alle gebieden;
  [2 11° [3 ...]3]2
  ----------
  (1)<DDG 2007-06-25/35, art. 45, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>
  (2)<DDG 2009-04-27/19, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
  (3)<DDG 2015-03-02/05, art. 43, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<DDG 2022-11-21/08, art. 230, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
  (5)<DDG 2022-12-15/54, art. 67, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Eigendomsverhoudingen.
Art.12.(§ 1.) Behalve voor de in artikel 2, lid 1, 2°, vermelde infrastructuurprojecten kan een toelage slechts worden toegekend als de aanvrager eigenaar is van de bestaande onroerende goederen resp. van het terrein waarop de infrastructuur zal worden opgericht, of in het bezit is van een erfpachtverdrag, opstalverdrag of huurcontract met, op het ogenblik van de aanvraag, een looptijd van ten minste : <DDG 2004-03-01/37, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  - 3 jaar, indien de globale toelage minder dan euro 7.500 bedraagt;
  - 12 jaar, indien de globale toelage minder dan euro 125.000 bedraagt;
  - 20 jaar, indien de globale toelage minder dan euro 250.000 bedraagt;
  - 33 jaar, indien de globale toelage ten minste euro 250.000 bedraagt.
  In geval van vroegtijdige opzegging door de verhuurder of bij ontbinding door zijn schuld voorziet het erfpachtverdrag, opstalverdrag resp. huurcontract in de terugbetaling van de toelagen te zijner laste, zoals bepaald in artikel 25. De bepalingen van het verdrag resp. het contract mogen de uitvoering van de werken waarvoor de toelagen zijn aangevraagd, niet verhinderen.
  (Is een gemeente eigenares van het te subsidiëren onroerend goed, dan kan het in het eerste lid vermeld erfpachtverdrag, opstalverdrag of huurcontract door een gebruiksrecht worden vervangen.) <DDG 2006-02-20/37, art. 3, 1°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  (§ 2. In bijzonder gerechtvaardigde gevallen kan de Regering een afwijking van de in § 1 vermelde voorwaarden toekennen.) <DDG 2004-03-01/37, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (Voor de buiteninfrastructuren [1 ...]1 van de gemeenten wordt een algemene afwijking van de in § 1 vermelde voorwaarden toegekend.) <DDG 2006-02-20/37, art. 3, 2°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  ----------
  (1)<DDG 2008-03-17/41, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Verzekering.
Art.13.Het te subsidiëren onroerend goed of de te subsidiëren inrichting (, met uitzondering van de buiteninfrastructuren [1 ...]1 van de gemeenten,) is tegen brand en andere gevaren te verzekeren, wat de eenvoudige risico's betreft in de zin van de wetgeving inzake landverzekering. Een verzekering inzake " objectieve " burgerlijke aansprakelijkheid dient te worden afgesloten indien zij wettelijk voorgeschreven is. <DDG 2006-02-20/37, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  ----------
  (1)<DDG 2008-03-17/41, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Werftoezicht.
Art.14.<DDG 2004-03-01/37, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor [2 infrastructuurprojecten]2 waarvan de (...) kosten ten minste [1 500.000 EUR]1 bedragen, sluit de aanvrager met een erkende onderneming een verdrag over het werftoezicht en de daarmee verbonden verzekering voor een tienjarige garantie alsmede een werfverzekering af die de gesloten ruwbouw alsmede de burgerlijke aansprakelijkheid van de bouwheer dekken. Voor buiteninstallaties van elke aard ook moeten de globale kosten worden gedekt.e globale kosten ten minste euro 400.000 bedragen, is de afsluiting van een verdrag over het werftoezicht en van de daarmee verbonden verzekering voor een tienjarige garantie, alsmede van een werfverzekering met een erkende onderneming verplicht. <DDG 2005-03-21/37, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (De in het eerste lid vermelde kosten omvatten de eigenlijke bouwkosten alsmede het ereloon van de architecten, ingenieurs en andere deskundigen, echter niet de kosten aangegaan voor de coördinator inzake veiligheid of de werfverzekering en/of het werftoezicht.) <DDG 2005-03-21/37, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  ----------
  (1)<DDG 2009-04-27/19, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
  (2)<DDG 2022-11-21/08, art. 231, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art. 14bis.[1 Projectverantwoordelijke.
   § 1. De aanvrager wijst een projectverantwoordelijke aan. De projectverantwoordelijke begeleidt het infrastructuurproject, in het bijzonder wat de naleving van de specifieke voorschriften vermeld in artikel 7, 5° en 6°, betreft.
   § 2. Bij infrastructuurprojecten [2 die overeenkomstig artikel D.IV.1, § 2, van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling]2 de medewerking van een architect vereisen, wijst de aanvrager een projectontwikkelaar als projectverantwoordelijke aan.
   Deze zorgt voor de algemene planning, de sturing, het toezicht op en het afsluiten van het infrastructuurproject.
   § 3. Bij infrastructuurprojecten [2 die overeenkomstig artikel D.IV.1, § 2, van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling]2 de medewerking van een architect vereisen en waarvan de totale kosten bovendien minstens 500.000 euro bedragen, wijst de aanvrager een projectmanager als bedoeld in artikel 7, 7°, en artikel 18bis, §§ 2 tot 3, als projectverantwoordelijke aan.
   Bij die infrastructuurprojecten neemt de projectmanager de taken vermeld in § 2, tweede lid, en de begeleiding van de aanvrager op zich, terwijl de projectontwikkelaar zorgt voor de praktische uitvoering van het project, volgens de aanwijzingen van de projectmanager.
   De aanwijzing van de projectmanager geschiedt voor de aanwijzing van de projectontwikkelaar. Beide functies zijn niet met elkaar te verenigen.
   Geen enkel infrastructuurproject mag opgesplitst worden met de bedoeling om het aan de toepassing van de bepalingen van deze paragraaf te onttrekken.
   In bijzonder gerechtvaardigde gevallen kan de Regering van het bedrag vermeld in het eerste lid afwijken.
   § 4. In afwijking van de paragrafen 1 tot 3 hoeft bij infrastructuurprojecten die overeenkomstig artikel 22 dringend moeten worden uitgevoerd, geen projectverantwoordelijke in de zin van dit artikel te worden aangewezen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2014-02-24/14, art. 31, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DDG 2022-11-21/08, art. 232, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Financieel plan.
Art.15.Toelagen worden slechts toegekend wanneer de aanvrager het bewijs levert dat gezorgd wordt voor de financiering van het gedeelte van de uitgaven dat niet door de toelagen gedekt is.
  Dit bewijs wordt door middel van een omstandig financieel plan geleverd dat onder andere een analyse van de werkings- en onderhoudskosten omvat en waaruit, in voorkomend geval, blijkt hoe de kosten op de eindverbruiker worden afgewenteld.
  Voor [2 infrastructuurprojecten]2 waarvan de globale kosten ten minste [1 500.000 EUR]1 bedragen of waarvoor de in artikel 27 vermelde garantie van de Gemeenschap wordt aangevraagd, moet het financieel plan een door de bevoegde gemeenteontvanger of door een erkende revisor of accountant opgesteld advies worden bijgevoegd.
  ----------
  (1)<DDG 2010-03-15/14, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 23-04-2010>
  (2)<DDG 2022-11-21/08, art. 233, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Onderafdeling 2. - Bedrag van de toelagen.
Algemene percentages.
Art.16.Voor de in artikel 2, lid 1, 1° tot 5° en [2 7° tot 11°]2, vermelde infrastructuurprojecten bedraagt de toelage 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
  Voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject bedraagt de toelage 50 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
  De toelage is, in voorkomend geval, beperkt tot de geldende maximumbedragen.
  ----------
  (1)<DDG 2014-02-24/14, art. 32, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DDG 2022-11-21/08, art. 234, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art. 16bis. [1 Verhoogde subsidie voor energie-efficiëntie
   Als in het kader van infrastructuurprojecten waarvoor het subsidietarief vermeld in artikel 16 geldt :
   1° alleen energie-efficiëntiemaatregelen worden uitgevoerd, dan krijgen die 80 % van het uitgavenbedrag dat in aanmerking komt voor een subsidie;
   2° gedeeltelijk energie-efficiëntiemaatregelen worden uitgevoerd, dan wordt het subsidietarief voor die maatregelen verhoogd met 20 % van het uitgavenbedrag dat in aanmerking komt voor een subsidie. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-13/12, art. 7, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Berekeningsbasis voor de toelage.
Art.17.§ 1. Voor de infrastructuurprojecten vermeld in artikel 2, lid 1, 1°, 3° tot 5° [4 en 7° tot 11°]4, bevat het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven alle werkelijk gemaakte uitgaven m.b.t. de infrastructuurprojecten, o.a. de arbeids- en materiaalkosten, de wettelijk voorgeschreven prijsherziening, de kosten m.b.t. de wettelijk voorgeschreven coördinator inzake veiligheid, de werfverzekering en/of het werftoezicht, de BTW, indien ze niet teruggevorderd wordt, alsmede het ereloon van de [2 alsmede het ereloon van de]2 architecten, ingenieurs en andere deskundigen.
  [De kosten die in het kader van het toegekend maximumbedrag uit afwijkingen van het goedgekeurd project voortvloeien, kunnen als aanneembare uitgaven in aanmerking worden genomen, op voorwaarde dat de geplande afwijkingen vóór de uitvoering van de werken aan de Regering zijn medegedeeld en dat ze geen fundamentele wijziging van het project met zich meebrengen. Fundamentele wijzigingen dienen vooraf door de Regering te worden goedgekeurd.
  Ten laatste bij de slotrekening dient de aanvrager volgende documenten bij de Regering in :
  - een uitvoerige motivering van de afwijking;
  - de in artikel 21 bepaalde documenten die noodzakelijk zijn voor het infrastructuurproject, voorzover ze niet al ingediend zijn.] <DDG 2005-03-21/37, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  De aanneembare uitgaven aangegaan vóór de vaste belofte van de Regering ter voorbereiding van de aanvraag bedoeld in artikel 21 zijn slechts subsidieerbaar als het betrokken infrastructuurproject gesubsidieerd wordt [3 , tenzij het gaat om uitgaven voor voorafgaande studies met het oog op energie-efficiëntiemaatregelen]3.
  § 2. Voor de infrastructuurprojecten vermeld in artikel 2, lid 1, 2°, wordt de toelage berekend op een basis die de raming niet mag overschrijden welke opgesteld werd door de bevoegde ontvanger van de Administratie der Registratie, de bevoegde ambtenaar van het Nationaal Comité tot aankoop van onroerende goederen of een (door de Regering erkende) taxateur, (verhoogd met de meet- en notariële kosten en) eventueel verhoogd met de wettelijke of door de overheden betaalde vergoeding voor wederbelegging of pachtvergoeding. <DDG 2003-02-03/51, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <DDG 2005-03-21/37, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  Het globaal bedrag van de subsidieerbare uitgaven m.b.t. de in artikel 2, lid 1, 6°, vermelde infrastructuurprojecten omvat de door de Regering goedgekeurde aankoopprijs, de BTW, indien ze niet teruggevorderd wordt, en het ereloon van de projectbewerkers.
  § 3. [Kan een infrastructuurproject door andere overheden gesubsidieerd worden, dan moet deze toelage aangevraagd worden. Met uitzondering van de toelage toegekend door de vestigingsgemeente van de aanvrager, worden deze toelagen van de globale kostprijs van het project afgetrokken voordat de toelage, toegekend met toepassing van voorliggend decreet, berekend wordt. Dit geldt eveneens voor elke door andere overheden of openbare instellingen toegekende vergoeding of voor alle verplichte kostenbijdragen, met uitzondering van de kostenbijdrage van de gebruiker van de infrastructuur, als hij zelf subsidieerbaar is.
  Het eerste lid is niet van toepassing op de in artikel 39 vermelde toelage voor de onder monumentenzorg geplaatste gebouwen en landschappen] [1 alsmede op de in de artikelen 36, 37 en 38 vermelde premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen.]1 <DDG 2006-02-20/37, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  ----------
  (1)<DDG 2007-06-25/35, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>
  (2)<DDG 2014-02-24/14, art. 33, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DDG 2021-12-13/12, art. 8, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (4)<DDG 2022-11-21/08, art. 235, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Onderafdeling 3. - Uitbetaling van de toelage.
Uitbetaling.
Art.18.§ 1. De toelage wordt na de beëindiging of oplevering van de werken resp. na de aankoop uitbetaald, op basis van de ingediende rekeningen en betalingsbewijzen en na de betekening van de verzekeringspolissen bedoeld in artikel 13.
  § 2. De globale toelage mag door middel van proportionele betalingen worden uitbetaald.
  De daartoe ingediende gedetailleerde staten van de werken moeten door de bouwheer of architect worden goedgekeurd en telkens een minimumbedrag van euro 10.000 in rekening brengen.
  De proportionele betalingen mogen 90 % van de globale toelage niet overschrijden.
  § 3. Na beëindiging of oplevering van de werken vindt de eindafrekening plaats aan de hand van alle noodzakelijke bewijsstukken; alle afwijkingen van de in het bestek vermelde werken worden in een met redenen omklede staat opgenomen.
  [2 Bij de eindafrekening bepaalt de Regering welke energie-efficiëntiemaatregelen in het kader van het infrastructuurproject werden uitgevoerd en past ze vervolgens het subsidietarief vermeld in artikel 16bis toe op die maatregelen.]2
  (De aanvrager deelt de Regering ten minste 14 dagen bij voorbaat de datum van de oplevering mede waarnaar zij een afgevaardigde kan zenden.) <DDG 2004-03-01/37, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  Ten laatste 5 jaar na de vaste belofte resp. goedkeuring van de Regering bedoeld in de artikelen 21 tot 24 moeten de definitieve bewijsstukken ingediend zijn. [1 Indien de voltooiing van een project door gerechtelijke procedures vertraging oploopt, alsook in bijzonder gerechtvaardigde gevallen, kan de Regering deze termijn verlengen.]1.
  ----------
  (1)<DDG 2012-02-13/07, art. 25, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DDG 2021-12-13/12, art. 9, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Afdeling 5. - Procedure.
Onderafdeling 1. - Algemene procedure.
Art. 18bis. [1 Intentieverklaring en indeling.
   § 1. Voordat een aanvrager overeenkomstig artikel 19 een infrastructuurproject aanmeldt, deelt hij de Regering een intentieverklaring betreffende het infrastructuurproject mee. De intentieverklaring bevat de volgende gegevens :
   1° gegevens over de identiteit van de aanvrager;
   2° een korte beschrijving van het geplande infrastructuurproject;
   3° een ruwe schatting van de kosten.
   § 2. Na ontvangst van de intentieverklaring deelt de Regering het infrastructuurproject in en bepaalt ze of de aanvrager overeenkomstig artikel 14bis een projectmanager moet aanwijzen.
   De Regering beslist over de indeling binnen 15 dagen na ontvangst van het complete dossier over de intentieverklaring. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt het infrastructuurproject uitsluitend op grond van de ruwe schatting van de kosten ingedeeld.
   § 3. Indien de aanvrager een projectmanager moet aanwijzen, dient hij het bestek van de aanbesteding ter voorafgaande goedkeuring bij de Regering in.
   De Regering beslist over het bestek binnen vijftien dagen na ontvangst van het complete aanbestedingsdossier. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt het bestek geacht goedgekeurd te zijn.
   § 4. Indien belangrijke onderdelen van de planning in het kader van de planning gewijzigd worden, moet een geactualiseerde intentieverklaring worden ingediend.
   In dat geval kan de Regering, na ontvangst van de geactualiseerde intentieverklaring, het infrastructuurproject overeenkomstig § 2 nieuw indelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2014-02-24/14, art. 34, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Aanmelding van infrastructuurprojecten.
Art.19.§ 1. [1 Na succesvolle indeling en zo nodig na aanwijzing van de projectmanager meldt de aanvrager het]1. Daarvoor moeten ten minste de volgende documenten worden ingediend, voor zover ze voor het infrastructuurproject noodzakelijk zijn :
  1° gegevens m.b.t. de identiteit van de aanvrager alsmede, desgevallend, een afschrift van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte statuten, de actuele samenstelling van de raad van beheer alsmede het BTW-nummer;
  [1 1°bis. gegevens over de identiteit van de projectmanager, alsook de bewijzen dat hij overeenkomstig artikel 7, 7°, aan de bijzondere voorwaarden voldoet;]1
  2° het bewijs dat het project nuttig is en dat er een behoefte aan bestaat, rekening houdend met de actuele en potentiële gebruikers van de infrastructuur alsmede een nauwkeurige beschrijving van het geplande infrastructuurproject;
  3° een schets ter verduidelijking van het infrastructuurproject;
  4° een kostenraming en een schatting van de uitvoeringstermijnen;
  5° het bewijs dat de BTW eventueel aftrekbaar is;
  6° de grote lijnen van het financieel plan;
  7° het bewijs van het principieel akkoord van de gemeente resp. de gemeenten om bij te dragen in de financiering als het in het financieel plan is voorgeschreven;
  8° het bewijs dat het infrastructuurproject aan de vigerende programmatienormen beantwoordt;
  9° het bewijs dat het onroerend goed onder monumentenzorg geplaatst is.
  (10° een notitie met de geplande maatregelen m.b.t. het duurzaam bouwen;
  11° een notitie met de geplande maatregelen m.b.t. de toegankelijkheid van het infrastructuurproject voor de personen met een handicap[2 ];-2) <DDG 2004-03-01/37, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [2 12° een notitie met de geplande energie-efficiëntiemaatregelen [3 ;]3]2
  [3 13° in voorkomend geval, een afschrift van het besluit tot aanneming van de saneringslocatie in de zin van artikel D.II.57.4, § 5, van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling.]3
  De Regering kan termijnen bepalen voor de aanmelding van infrastructuurprojecten.
  [1 § 1bis. Indien de Regering vaststelt dat overeenkomstig artikel 18bis een nieuwe indeling van het infrastructuurproject noodzakelijk is, kan ze bepalen dat het aangepaste infrastructuurproject nieuw aangemeld moet worden.]1
  § 2. De aanmeldingen die alle vereiste documenten omvatten, worden in een registratieboek ingeschreven.
  De inschrijving in het registratieboek geeft de aanvrager het recht om door de Regering gehoord te worden.
  ----------
  (1)<DDG 2014-02-24/14, art. 35, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DDG 2021-12-13/12, art. 10, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<DDG 2022-11-21/08, art. 236, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Opneming in het infrastructuurplan.
Art.20. Met toepassing van artikel 8 en aan de hand van de ingediende documenten beslist de Regering of een ingeschreven infrastructuurproject al dan niet in het overeenkomstig artikel 9 goedgekeurd infrastructuurplan opgenomen wordt.
  De Regering kan experten belasten met het opstellen van adviezen over de opneming van infrastructuurprojecten in het infrastructuurplan.
  Binnen twee weken deelt de Regering de aanvrager mede of zijn infrastructuurproject al dan niet in het infrastructuurplan wordt opgenomen.
  De opneming van een infrastructuurproject in het infrastructuurplan geeft de aanvrager het recht om door de Regering gehoord te worden.

Subsidiëringsaanvraag.
Art.21.§ 1. Na opneming van een infrastructuurproject in het infrastructuurplan kan de aanvrager een subsidiëringsaanvraag bij de Regering indienen. Bij de aanvraag moeten ten minste volgende documenten gevoegd worden, voor zover ze voor het infrastructuurproject noodzakelijk zijn :
  1° het eigendomsbewijs of een afschrift van het huurcontract, het erfpachtverdrag of het opstalverdrag (of het met redenen omkleed verzoek om toekenning van de in (artikel 12, § 2, lid 1,) vermelde afwijking); <DDG 2004-03-01/37, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <DDG 2006-02-20/37, art. 6, 1°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  2° een afschrift van de beslissing van het bevoegd orgaan houdende aanwijzing van de projectbewerker en bepaling van de gunningsprocedure;
  3° het bestek en de kostenramingen [6 , waarbij de geplande energie-efficiëntiemaatregelen afzonderlijk worden opgesplitst]6;
  4° de plannen van het gebouw met vermelding van de bestemming van elk lokaal;
  5° het financieel plan bedoeld in artikel 15;
  6° het bewijs dat gezorgd wordt voor de financiering van het gedeelte van de uitgaven dat niet door de toelagen van de Duitstalige Gemeenschap gedekt is;
  7° een opgave van de actuele waarde van het gebouw d.m.v. de kadasterwaarde en van de brandverzekeringspolis;
  8° [7 een afschrift van de stedenbouwkundige vergunning of van andere vergunningen die voor de uitvoering van het infrastructuurproject noodzakelijk zijn, alsook een afschrift van de plannen die werden ingediend om die vergunning(en) te verkrijgen;]7
  9° het advies van de brandweerdienst;
  10° de noodzakelijke vergunningen inzake monumentenzorg;
  11° (het bewijs dat de in de artikelen 5, lid 2, en 17, § 3, zijn aangevraagd.) <DDG 2006-02-20/37, art. 6, 2°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
[3 12° een geactualiseerde versie van de notities vermeld in artikel 19, § 1, eerste lid, 10° en 11°. ]3
  (Voor de buiteninfrastructuren [1 ...]1 van de gemeenten zijn de in 1°, 7° en 9°, vermelde documenten niet vereist.) <DDG 2006-02-20/37, art. 6, 3°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  [2 Bij infrastructuurprojecten die in hun geheel gegund worden, wordt de aanvraag als volledig beschouwd indien de documenten vermeld in het eerste lid, 1° tot 7° en 11°, zijn ingediend. De documenten vermeld in het eerste lid, 8° tot 10°, moeten bij de Regering zijn ingediend voordat de bouwwerkzaamheden worden aangevat.]2
  § 2. Binnen drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag beslist de Regering erover en kent desgevallend de belofte voor een maximale toelage toe, onder voorbehoud van de wettelijk voorgeschreven prijsherziening.
  [5 Indien een infrastructuurproject op het ogenblik van de aanvraag niet op alle punten aan de voorschriften inzake toegankelijkheid voor gehandicapten voldoet, kan de Regering een belofte verlenen onder voorbehoud van de uit te voeren werkzaamheden. In dat geval verliest de aanvrager het recht op subsidie voor de bouwfase vermeld in de belofte, indien de opgelegde voorwaarden bij voltooiing niet vervuld zijn.]5
  Neemt de Regering geen beslissing binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn.
  (De termijn bepaald in lid 1 geldt slechts als de globale kosten van het project, berekend op basis van de aanvraag, het bedrag niet overschrijden dat ingeschreven is in het infrastructuurplan.) <DDG 2004-03-01/37, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De volledige aanvragen moeten ten laatste op [4 1 september]4 van het jaar waar het betrokken infrastructuurproject in het infrastructuurplan wordt opgenomen, bij de Regering worden ingediend. <DDG 2005-03-21/37, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (De opdracht mag niet gegund en de aankopen mogen niet uitgevoerd worden vóór de vaste belofte, vóór de in artikel 23 vermelde goedkeuring van de Regering of vóór de goedkeuring bepaald in artikel 22, § 2, in het geval van een verkoop bij opbod.) <DDG 2005-03-21/37, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  § 3. Het bedrag van de toelage wordt op basis van de herwaardering van de offertes aangepast; een afschrift ervan dient aan de Regering te worden betekend.
  Wordt de maximale toelage niet overschreden, dan kan de opdracht worden gegund; een afschrift van de gunning dient aan de Regering te worden betekend.
  Voor zover de opdracht nog niet gegund is, kan de Regering bij overschrijding van de maximale toegezegde toelage een nieuwe aanbesteding uitschrijven of het bedrag van de toelage verhogen.
  ----------
  (1)<DDG 2008-03-17/41, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<DDG 2012-01-16/06, art. 54, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2011>
  (3)<DDG 2014-02-24/14, art. 36, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (4)<DDG 2015-03-02/05, art. 44, 017; Inwerkingtreding : 26-03-2015>
  (5)<DDG 2016-02-22/24, art. 43, 018; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
  (6)<DDG 2021-12-13/12, art. 11, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (7)<DDG 2022-11-21/08, art. 237, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Spoedprocedure.
Art.22.§ 1. [1 Instaatstellingswerken of maatregelen in de zin van artikel 2, eerste lid, 11°]1 die gemotiveerd zijn door een bedreiging van het publiek respectievelijk een dreigende beschadiging of vernietiging van de hele infrastructuur kunnen vóór de in artikel 21 bedoelde vaste belofte van de Regering uitgevoerd worden en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 16 tot 18 en 31 tot 42 van dit decreet gesubsidieerd worden.
  Binnen de maand volgend op de gunning van de opdracht dient de aanvrager volgende documenten bij de Regering in :
  1° [1 een met redenen omklede verklaring van de burgemeester over het gevaar voor het publiek of een met redenen omklede toelichting van een ingenieur, architect of studiebureau over een dreigende ernstige beschadiging of vernietiging van de hele infrastructuur of dreigende ernstige gevolgen voor het milieu;]1
  2° een beschrijving en een kostenraming van de werken;
  3° een afschrift van de in spoedgeval uitgevoerde gunningsprocedure;
  4° het proces-verbaal over de met redenen omklede gunning van de opdracht.
  Binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag beslist de Regering erover en kent, desgevallend, de belofte voor een maximale toelage toe. Is er geen beslissing binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn.
  § 2. Op voorlegging van de in artikel 19 vermelde documenten kan de Regering de in artikel 10, lid 2, vermelde infrastructuurprojecten goedkeuren. De subsidiëringsaanvraag moet overeenkomstig artikel 21 worden ingediend.
  ----------
  (1)<DDG 2022-11-21/08, art. 238, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Meerkosten.
Art.23. (§ 1.) Onvoorzienbare meerkosten kunnen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 16 tot 18 en 31 tot 42 van dit decreet worden gesubsidieerd mits voorafgaande goedkeuring van de Regering omtrent de uitvoering van de werken of de verrichting van de uitgaven. <DDG 2005-03-21/37, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  Te dien einde dient de aanvrager volgende documenten in :
  1° het bewijs dat de meerkosten niet konden worden voorzien bij het opstellen van de volledige aanvraag;
  2° de in artikel 21 bepaalde documenten die noodzakelijk zijn voor het infrastructuurproject, voor zover ze niet al ingediend zijn.
  (§ 2. Onvoorzienbare meerkosten in geval van wegenbouwkundige en andere ondergrondse werken (alsmede van werken uitgevoerd aan onder monumentenzorg geplaatste onroerende goederen en landschappen) kunnen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 16 tot 18 en 31 tot 42 van dit decreet worden gesubsidieerd, indien ze vóór de uitvoering ervan aan de Regering zijn medegedeeld. <DDG 2006-02-20/37, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  Ten laatste bij de slotrekening dient de aanvrager de in § 1, lid 2, bepaalde documenten bij de Regering in.) <DDG 2005-03-21/37, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Onderafdeling 2. - Procedure voor de aanvraag om uitrustingstoelagen.
Uitrustingstoelagen.
Art.24.§ 1. In afwijking van de [2 artikelen 18bis tot 23]2 gelden voor de subsidiëringsaanvraag m.b.t. het in artikel 2, lid 1, 6°, bedoeld infrastructuurproject volgende regels :
  De aanvrager dient een subsidiëringsaanvraag bij de Regering in, die volgende documenten moet omvatten :
  1° gegevens m.b.t. de identiteit van de aanvrager alsmede, desgevallend, een afschrift van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte statuten, de actuele samenstelling van de raad van beheer alsmede het BTW-nummer.
  2° een eigendomsbewijs of een afschrift van het huurcontract, het erfpachtverdrag of het opstalverdrag met betrekking tot de bedoelde onroerende goederen;
  3° een nauwkeurige beschrijving van de geplande uitrusting alsmede het bewijs dat het project nuttig is en dat er een behoefte aan bestaat;
  4° het bewijs dat de BTW eventueel aftrekbaar is;
  5° het bewijs dat gezorgd wordt voor de financiering van het gedeelte van de uitgaven dat niet door de toelagen van de Duitstalige Gemeenschap gedekt is;
  6° de kostenramingen of het bestek.
  Deze aanvraag geeft de aanvrager het recht om door de Regering gehoord te worden.
  § 2. Binnen drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag beslist de Regering erover en kent, desgevallend, de belofte voor een maximale toelage toe.
  Neemt de Regering geen beslissing binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn.
  [4 ...]4
  De aankopen mogen niet uitgevoerd worden [5 vóór de vaste belofte van de Regering of voordat de termijn vermeld in het eerste lid verstreken is]5.
  § 3. Het bedrag van de toelage wordt op grond van de herwaardering van de offertes aangepast; een afschrift ervan dient aan de Regering te worden betekend.
  Wordt de maximale toelage niet overschreden, dan kan de opdracht worden gegund; een afschrift ervan dient aan de Regering te worden betekend.
  Voor zover de opdracht nog niet gegund is, kan de Regering bij overschrijding van de maximale toegezegde toelage een nieuwe aanbesteding uitschrijven of het bedrag van de toelage verhogen.
  ----------
  (1)<DDG 2007-06-25/35, art. 47, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>
  (2)<DDG 2014-02-24/14, art. 37, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DDG 2015-03-02/05, art. 45, 017; Inwerkingtreding : 26-03-2015>
  (4)<DDG 2017-02-20/13, art. 49, 020; Inwerkingtreding : 15-03-2017>
  (5)<DDG 2021-12-15/17, art. 92, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Onderafdeling 3. [1 - Procédure voor de aanvraag om premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen]1 [2 en om subsidies voor gerangschikte gebouwen en landschappen]2   ----------   (1)   (2)
Art. 24bis. [1 [2 Premies voor kampeerterreinen, hotelbedrijven en vakantiewoningen, alsmede subsidies voor gerangschikte gebouwen en landschappen]2
   § 1. In afwijking van de [3 artikelen 18bis tot 23]3 zijn de volgende regels van toepassing op de aanvraag om de in de artikelen 36 tot 38 vermelde premies [2 en om de in artikel 39, § 3, vermelde subsidies voor onder monumentenzorg geplaatste gebouwen en landschappen, als de aanvrager een privaatrechtelijke persoon is]2 :
   De aanvrager dient bij de Regering een premieaanvraag (NOTA : het DDG 2008-06-23/40, art. 50, Inwerkingtreding : 01-01-2009, beschikt dat in onderhavig artikel het woord "premie" door de woorden "premie of subsidie" wordt vervangen) in die volgende documenten moet omvatten :
   1° gegevens m.b.t. de identiteit van de aanvrager;
   2° een eigendomsbewijs of een afschrift van het huurcontract, het erfpachtverdrag of het opstalverdrag met betrekking tot de bedoelde onroerende goederen;
   3° een nauwkeurige beschrijving van de geplande werken alsmede het bewijs dat het project nuttig is en dat er een behoefte aan bestaat;
   4° het bewijs dat de BTW eventueel aftrekbaar is;
   5° het bewijs dat gezorgd wordt voor de financiering van het gedeelte van de uitgaven dat niet door de [2 premie of subsidie]2 van de Duitstalige Gemeenschap gedekt is, alsmede voor de terugbetaling van de [2 premie of subsidie]2;
   6° de kostenramingen of het bestek met een omstandige kostenraming.
  [2 7° bij gerangschikte gebouwen of landschappen een verklaring van de aanvrager dat hij bereid is om, op verzoek van de Regering, het gesubsidieerd voorwerp op de open monumentendagen of op maximaal 2 dagen per jaar toegankelijk te maken voor het publiek.]2
   Na ontvangst van het ontvangstbewijs van de volledige aanvraag kan de aanvrager met de werken beginnen zonder het recht op een [2 premie of subsidie]2 te verliezen.
   § 2. De Regering beslist over de aanvraag en kent desgevallend haar belofte voor een maximale [1 premie of subsidie]1 toe. Deze wordt desgevallend op grond van de eindrekening aangepast. [2 De belofte m.b.t. de in artikel 39 vermelde subsidies kan andere verplichtingen bevatten dan die van de erfgoedvergunning.]2 ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2007-06-25/35, art. 48, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>
  (2)<DDG 2008-06-23/40, art. 50, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (3)<DDG 2014-02-24/14, art. 38, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Afdeling 6. - Terugbetaling.
Verandering van bestemming.
Art.25. De Regering eist de terugbetaling van de toelage naar verhouding van de overblijvende looptijd wanneer de gesubsidieerde infrastructuur vóór het verstrijken van 3, 12, 20 resp. 33 jaar :
  1° onder bezwarende titel of om niet wordt afgestaan;
  2° niet meer tot het doel gebruikt wordt waarvoor de toelage werd toegekend;
  3° de in artikel 12 vermelde huurcontracten voortijdig worden opgezegd, en naargelang de gehele toelage minder dan 7.500, 125.000 of 250.000 of ten minste 250.000 euro bedroeg.
  De terug te betalen toelage is gekoppeld aan de bouwindex.
  Na kennis te hebben genomen van de afstand of verandering van bestemming van de infrastructuur resp. de vroegtijdige opzegging van het erfpachtverdrag, opstalverdrag resp. huurcontract moet de Regering binnen de twee jaar de vordering opeisen.
  De Regering kan van haar vordering tot terugbetaling afzien, indien de infrastructuur voor één door haar goedgekeurde en op grond van dit decreet subsidieerbare bestemming wordt gebruikt, voor zover daarvoor geen nieuwe toelage wordt aangevraagd.

Overtreding van de bepalingen inzake subsidiëring.
Art.26. Te allen tijde kan de Regering een toelage geheel of gedeeltelijk terugvorderen wanneer de ontvanger van de toelage de bepalingen van dit decreet overtreedt.

Afdeling 7. - Garantie.
Garantie van de Gemeenschap.
Art.27.De Regering verleent de garantie van de Gemeenschap voor de terugbetaling van het kapitaal, de interesten en de kosten van de leningen voor het niet gesubsidieerde gedeelte van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven, op voorwaarde dat :
  1° de aanvrager (...), geen intercommunale, (...), geen provincie en geen andere publiekrechtelijke instelling is (noch één van de in artikel 11, lid 1, bedoelde privaatrechtelijke personen); <DDG 2003-02-03/51, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <DDG 2006-02-20/37, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  2° de bouwheer een garantie heeft aangevraagd;
  3° de globale kostprijs van het project ten minste euro 100.000 bereikt;
  4° het interest [1 ...]1 lager is dan de rentevoet gevraagd op de kapitaalmarkt voor vergelijkbare leningen.
  (5° de kredietverlener van elke persoonlijke of zakelijke borg afziet bij gegarandeerde leningen;) <DDG 2003-02-03/51, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (6° aan de Duitstalige Gemeenschap een hypotheek wordt gegeven op het onroerend goed waarvoor een toelage wordt verleend. In gerechtvaardigde gevallen kan de Regering een hypotheekvolmacht in plaats van een hypotheek aanvaarden.) <DDG 2003-02-03/51, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ----------
  (1)<DDG 2009-04-27/19, art. 25, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Voorwaarden m.b.t. de leningen.
Art.28. De leningen bedoeld in artikel 27 mogen een maximale looptijd van (33 jaar) hebben en moeten bij een te dien einde door de Regering erkende kredietinstelling aangegaan worden. <DDG 2003-02-03/51, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Terugvordering bij aanspraak op de garantie.
Art.29. Indien men aanspraak maakt op de in artikel 27 bedoelde garantie, kan de Regering met het oog op de terugbetaling de hieronder vermelde middelen in de volgende orde inroepen :
  1° de werkingstoelagen die de aanvrager van de Duitstalige Gemeenschap verkrijgt, inhouden;
  2° de inning door de Administratie van de registratie en domeinen ten laste van de aanvrager.

Aan de Regering toevertrouwde opdracht.
Art.30. De Regering legt de modaliteiten vast voor de toekenning van de in artikel 27 vermelde garantie.

HOOFDSTUK II. - Bijzondere maatregelen.
Afdeling 1. - Onderwijs en Opleiding.
Rationalisatie- en programmatienormen.
Art.31. Voor de financiering en de subsidiëring worden slechts de onderwijsinrichtingen, internaten en psycho-medisch-sociale centra in aanmerking genomen die beantwoorden aan de criteria van de vigerende rationalisatie- en programmatienormen, waarbij de voor onderwijsinrichtingen geldende behoudsnormen, verhoogd met 40 %, zowel bij de aanvraag als in de drie schooljaren vóór de aanvraag moeten worden bereikt.

Onderwijs.
Art.32. § 1. In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 1° tot 5° en 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van onderwijsinrichtingen 80 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
  Voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject bedraagt de toelage 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
  § 2. In afwijking van § 1 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 5° en 6°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van de schoolbibliotheken en -mediatheken in de secundaire scholen en in hogescholen 100 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
  § 3. In afwijking van § 1 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van hogescholen, die publiekrechtelijke rechtspersonen zijn op grond van artikel 5 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap en die het voorwerp zijn van een overeenkomst tussen inrichtende machten van hogescholen, 100 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

Internaten en opleidingsinfrastructuren die voor verschillende inrichtende machten open staan.
Art.33.In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor infrastructuurprojecten op het gebied van de internaten die voor de leerlingen van alle onderwijsnetten open staan, [1 ...]1 80 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
  ----------
  (1)<DDG 2016-02-22/24, art. 44, 018; Inwerkingtreding : 14-04-2016>

[1 Infrastructuur voor de beroepsopleiding en de technische opleiding]1   ----------   (1)< DDG 2016-02-22/24, art. 45, 018; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Art.34.[1 In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, eerste lid, vermelde infrastructuurprojecten voor de beroepsopleiding en de technische opleiding die voor verschillende inrichtende machten open staan, 100 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven. ]1
  ----------
  (1)<DDG 2016-02-22/24, art. 45, 018; Inwerkingtreding : 14-04-2016>

Afdeling 2. - Culturele aangelegenheden.
[1 Cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap]1.   ----------   (1)
Art.35.In afwijking van artikel 16, lid 1, bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 1° tot 5° en 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten m.b.t. [1 cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap in de zin van het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap]1 die door een gemeente, gemeenteregie of intercommunale worden opgericht, 75 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DDG 2013-11-18/12, art. 93, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

[1 Locaties van het sportondersteuningscentrum]1   ----------   (1)
Art. 35bis. [1 n afwijking van artikel 16, eerste lid, bedraagt de subsidie 75 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven voor de infrastructuurprojecten vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° tot 5° en 7° tot 9°, die betrekking hebben op de sportinfrastructuur die de Koepelorganisatie voor de Sport in de Duitstalige Gemeenschap gebruikt als locaties van het sportondersteuningscentrum die door een gemeente, een gemeenteregie of een intercommunale worden opgericht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-15/17, art. 93, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Kampeerterreinen.
Art.36.[1 In afwijking van de artikelen 1, 4, 14, 16 en 18, § 2, kent de Regering voor infrastructuurprojecten m.b.t. kampeerterreinen premies toe die binnen 10 jaar na de uitbetaling ervan overeenkomstig de in artikel [2 38bis]2 bepaalde voorwaarden moeten worden terugbetaald.
   Slechts de in artikel 2, lid 1, 1 °, en 3° tot 10°, vermelde infrastructuurprojecten komen in aanmerking voor de toekenning van een premie voor kampeerterreinen.
   Voor projecten waarvan de globale kosten tot 500.000 EUR bedragen, beloopt deze premie 30 % van het totaal bedrag der aanneembare uitgaven met een maximum van 50.000 EUR. Voor projecten waarvan de globale kosten meer dan 500.000 EUR bedragen, beloopt deze premie 100.000 EUR.
   Voor éénzelfde kampeerterrein kan een andere premie slechts worden toegekend, als ten minste drie achtsten van de voorafgaande premie zijn terugbetaald.]1
  ----------
  (1)<DDG 2007-06-25/35, art. 49, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>
  (2)<DDG 2017-02-20/13, art. 50, 020; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Hotelinrichtingen.
Art.37.[1 In afwijking van de artikelen 1, 4, 14, 16 en 18, § 2, kent de Regering voor infrastructuurprojecten m.b.t. hotelinrichtingen premies toe die binnen 10 jaar na de uitbetaling ervan overeenkomstig de in artikel [2 38bis]2 bepaalde voorwaarden moeten worden terugbetaald.
   Slechts de in artikel 2, lid 1, 1°, en 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten komen in aanmerking voor de toekenning van een premie, en dit uitsluitend voor hotelinrichtingen en vakantiewoningen waarvan elke kamer over bad en WC beschikt.
   Voor projecten waarvan de globale kosten tot 500.000 EUR bedragen, beloopt de premie 30 % van het totaal bedrag der aanneembare uitgaven met een maximum van 50.000 EUR. Voor projecten waarvan de globale kosten meer dan 500.000 EUR bedragen, beloopt deze premie 100.000 EUR.
   Voor éénzelfde hotelinrichting kan een andere premie slechts worden toegekend, als ten minste drie achtsten van de voorafgaande premie zijn terugbetaald.]1
  ----------
  (1)<DDG 2007-06-25/35, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>
  (2)<DDG 2017-02-20/13, art. 51, 020; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Vakantiewoningen.
Art.38.[1 In afwijking van de artikelen 1, 4, 14, 16 en 18, § 2, kent de Regering voor infrastructuurprojecten m.b.t. vakantiewoningen premies toe die binnen 10 jaar na de uitbetaling ervan overeenkomstig de in artikel [2 38bis]2 bepaalde voorwaarden moeten worden terugbetaald.
   Slechts de in artikel 2, lid 1, 1 °, en 3 ° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten komen in aanmerking voor de toekenning van een premie.
   De premie voor vakantiewoningen wordt slechts toegekend als :
   - de aanvrager geen handelsvennootschap is:
   - de globale kosten van het project ten minste 25.000 EUR bedragen;
   - de vakantiewoning ten minste in de catégorie " 3 korenaren " is ingedeeld of, na de werken waarvoor de premie is aangevraagd, ten minste aan de voorwaarden voor de indeling in deze categorie zal voldoen.
   De premie voor vakantiewoningen bedraagt 7.500 EUR.
   Deze premie wordt slechts één keer per autonome vakantiewoning toegekend. Deze premies worden voor maximum vijf vakantiewoningen aan een aanvrager toegekend. Samenwonende personen gelden als één aanvrager.]1
  ----------
  (1)<DDG 2007-06-25/35, art. 51, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>
  (2)<DDG 2017-02-20/13, art. 52, 020; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Art. 38bis. [1 Terugbetaling van de premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen
   Elk jaar vóór 31 oktober, echter ten laatste vóór 31 oktober van het derde kalenderjaar na de uitbetaling van het totaal bedrag der in de artikelen 36 tot 38 vermelde premies, betaalt de begunstigde ten minste één achtste van de premie terug, verhoogd met 1,5 % van het effectief saldo van de schuld, vóór de uitbetaling van de overeenstemmende schijf.
   Verwijlinteresten berekend tegen de wettelijke rentevoet worden verschuldigd, zodra de betalingsachterstand m.b.t. de schijf 30 kalenderdagen overschrijdt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2007-06-25/35, art. 52, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2007>

Afdeling 3. - Monumentenzorg.
Monumentenzorg.
Art.39.[1 § 1. Slechts het infrastructuurproject dat in artikel 2, lid 1, 4°, vermeld en door de erfgoedvergunning toegelaten is, komt in aanmerking voor een subsidiëring als het gaat om onder monumentenzorg geplaatste gebouwen en landschappen of om daaraan vast verbonden inrichtingen als deze tot onder monumentenzorg geplaatste onroerende goederen of landschappen behoren.
   Slechts definitief gerangschikte monumenten en landschappen komen in aanmerking voor een subsidiëring, behalve als de aanvraag betrekking heeft tot de in artikel 22, § 1, vermelde dringende instaatstellingswerken, die ook aan voorlopig gerangschikte monumenten en landschappen kunnen worden uitgevoerd en gesubsidieerd.
   § 2. [3 ...]3
   In afwijking van artikel 18, § 2, lid 3, mogen de evenredige uitbetalingen ten hoogste 60 % van de globale subsidie belopen. De globale resp. de overblijvende subsidie wordt pas uitbetaald, nadat de Regering ter plaatse heeft onderzocht of de werken al dan niet overeenkomstig de vereisten van de erfgoedvergunning en de desgevallend bij de subsidiebelofte bijkomende opgelegde verplichtingen zijn uitgevoerd.
   § 3.[2 Is de aanvrager een van de privaatrechtelijke personen bedoeld in artikel 11, eerste lid, dan :
   1° bedraagt de toelage, in afwijking van artikel 16, 40 % van het totale subsidieerbare bedrag van de aanneembare uitgaven, met een maximum van 100.000 euro per aanvraag voor een gerangschikt goed;
   2° kan een nieuwe aanvraag ten vroegste twee jaar na een vaste belofte voor een bepaald goed in aanmerking worden genomen, tenzij ingestemd wordt met de in artikel 22 vermelde spoed;
   3° is artikel 4 niet van toepassing.]2
  [3 De afwijkingen vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, en in de artikelen 10 en 24bis gelden niet voor werkzaamheden die betrekking hebben op een definitief gerangschikt goed dat opgenomen is op een door de Regering vastgestelde lijst van bijzonder bedreigde monumenten.]3
  ----------
  (1)<DDG 2008-06-23/40, art. 51, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<DDG 2015-03-02/05, art. 46, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DDG 2018-12-11/11, art. 53, 021; Inwerkingtreding : 21-01-2019>

[1 - Subsidie van de provincie]1   (1)< Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 46, 018; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Art. 39.1.[1 De provincie subsidieert de in artikel 2, eerste lid, 4°, vermelde infrastructuurprojecten bij onder monumentenzorg geplaatste gebouwen, ensembles en landschappen of daaraan vast verbonden inrichtingen.
   Die subsidie bedraagt per aanvraag voor een beschermd object minstens 4 % van het totaal subsidieerbaar bedrag van de aanneembare uitgaven.
   [2 De aanvrager dient een aanvraag om subsidie in bij de Regering; de Regering zendt deze aanvraag, na verificatie van de subsidiëringsvoorwaarden vermeld in artikel 39, door aan de provincie. De provincie betaalt de subsidie rechtstreeks uit aan de aanvrager na voltooiing van de werkzaamheden, op basis van de bewijsstukken die de aanvrager bij de Regering heeft ingediend en die de Regering aan de provincie doorzendt.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 46, 018; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
  (2)<DDG 2017-02-20/13, art. 53, 020; Inwerkingtreding : 15-03-2017>

Afdeling 4. - Persoonsgebonden aangelegenheden.
[1Dienst voor zelfbeschikkend leven.]1
Art.40.
  <Opgeheven bij DDG 2023-11-13/18, art. 51, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Diensten en inrichtingen voor personen met een handicap.
Art.41. In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 1° tot 5° en 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van de diensten en inrichtingen voor personen met een handicap 80 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
  De toelage voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject bedraagt 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

Inrichting van geïntegreerde, rolstoeltoegankelijke huurhuizen.
Art.42.
  <Opgeheven bij DDG 2010-03-15/14, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2011>

Art. 42.1.[1 Gemeenschappelijke ruimten voor seniorenresidenties
   De toelage voor het tot stand brengen van een gemeenschappelijke ruimte voor een seniorenresidentie wordt slechts overeenkomstig artikel 18 uitbetaald, indien de betrokken seniorenresidentie beschikt over het kwaliteitslabel vermeld in [2 artikel 20 van het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg]2. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 47, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DDG 2022-12-15/54, art. 68, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Uitrusting van woonzorgcentra voor ouderen en woonzorgcentra voor personen met ondersteuningsbehoefte.
Art.43.In afwijking van artikel 16, lid 2, bedraagt de toelage voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject ten behoeve van [1 woonzorgcentra voor ouderen en woonzorgcentra voor personen met ondersteuningsbehoefte]1 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
  ----------
  (1)<DDG 2022-12-15/54, art. 69, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 5. . [1 - Ziekenhuizen [2 en psychiatrische verzorgingstehuizen]2]1   ----------   (1)   (2)
[1 Algemene voorwaarden voor de subsidiëring van ziekenhuizen]1   (1)
Art.44.[1 Onverminderd de toepassing van artikel 10 zijn infrastructuurprojecten van ziekenhuizen alleen subsidieerbaar :
   - als ze betrekking hebben op de erkende ziekenhuisdiensten en de medisch-technische diensten;
   - na voorlegging van een samenwerkingsovereenkomst tussen de ziekenhuizen van de Duitstalige Gemeenschap die voldoet aan de door de Regering gestelde minimumeisen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 48, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

[1 - Algemene subsidietarieven]1   (1)
Art. 44.1. [1 In afwijking van artikel 16, eerste lid, bedraagt de subsidie voor de in artikel 2, eerste lid, 1° tot 3°, 5°, en 7° tot 10°, vermelde infrastructuurprojecten van [2 Ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen]2 80 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.]1   ----------   (1)   (2)
[1 - Instaatstellingswerken aan ziekenhuizen]1   (1)
Art. 44.2.[1 In afwijking van de artikelen 8 tot 9 en 11 tot 26 krijgen de ziekenhuizen een [2 meerjarige]2 vaste subsidie voor het infrastructuurproject vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°.
   Het bedrag van die subsidie, dat in verhouding tot het aantal erkende bedden onder de ziekenhuizen opgesplitst wordt, hangt af van de beschikbare begrotingsmiddelen.
   Alle kosten die direct of indirect samenhangen met de instaatstellingswerken die de Regering heeft vastgelegd, komen in aanmerking als verantwoording voor de aanwending van de middelen.
   De Regering bepaalt welke stukken voor de controle van de aanwending van de subsidiemiddelen moeten worden ingediend.
   Geld dat voor een bepaald doel bestemd is, maar binnen [2 een door haar bepaalde termijn]2 niet voor dat doel aangewend werd, wordt door de Regering teruggevorderd. Op die bedragen worden interesten tegen het wettelijke tarief berekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 49, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DDG 2022-12-15/54, art. 70, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

[1 -Uitrusting van ziekenhuizen]1   (1)
Art. 44.3.[1 In afwijking van artikel 16, tweede lid, bedraagt de toelage voor het in artikel 2, eerste lid, 6°, vermeld en door ziekenhuizen gepland infrastructuurproject 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.
   De uitbetaling van die toelage, waarvan het maximale bedrag beperkt wordt door de beschikbare begrotingsmiddelen, is gebonden aan de overlegging van een gemeenschappelijk [2 meerjarig]2 investeringsplan voor de uitrusting van de ziekenhuizen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 49, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DDG 2022-12-15/54, art. 71, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 6. [1 - Saneringslocaties.]1   ----------   (1)
Art. 44.4. [1 - Subsidietarief voor bijzondere saneringsprojecten
   In afwijking van artikel 16 kan de Regering het subsidietarief verhogen voor bijzondere infrastructuurprojecten binnen een saneringslocatie in de zin van artikel D.II.57.4, § 5, van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling die een gemeente-overschrijdende uitstraling hebben.
   De Regering bepaalt de nadere regels voor het selecteren van die projecten en de daarbij toe te passen kwaliteitscriteria.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 240, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>


Art. 44.5. [1 - Subsidies voor privaatrechtelijke personen
   Is de aanvrager een privaatrechtelijke persoon in de zin van artikel 11, eerste lid, 5°, dan :
   1° bedraagt de subsidie, in afwijking van artikel 16, 40
   van het totale bedrag van de aanneembare uitgaven dat voor subsidie in aanmerking komt, met als subsidiebedrag maximaal 100.000 euro per aanvraag en per onroerend goed;
   2° kan een nieuwe aanvraag ten vroegste twee jaar na een vaste belofte voor een bepaald onroerend goed in aanmerking worden genomen, tenzij de in artikel 22 vermelde spoed wordt erkend;
   3° is artikel 4 niet van toepassing.
   De Regering kan voorwaarden in verband met de bestemming van het goed of termijnen voor de uitvoering van de maatregelen verbinden aan subsidies voor privaatrechtelijke personen overeenkomstig artikel 11, eerste lid, 5°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 241, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>


Art. 44.6. [1 - Overeenkomst
   De overeenkomstig artikel 21 gedane belofte tot toekenning van de subsidie voor infrastructuurprojecten binnen een saneringslocatie wordt bij een overeenkomst tussen de Regering en de aanvrager gevoegd.
   De overeenkomst bevat minstens de omschrijving, de nadere regels en de termijnen voor de uitvoering van de handelingen en werken, alsook de voorwaarden voor de toekenning van, de controle over en de terugbetaling van de subsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2022-11-21/08, art. 242, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2023>


HOOFDSTUK III. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Afdeling 1. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Wijzigingsbepaling.
Art.45. Artikel 4, § 1, 5°, van het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap, wordt door de volgende bepaling vervangen :
  " 5° toelagen te verlenen voor de uitrusting van inrichtingen voor personen met een handicap; "

Opheffingsbepaling.
Art.46. Worden opgeheven :
  1° artikel 14 van het decreet van 26 juni 1986 tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, van de toekenning van subsidies aan deze diensten en van de bijdragen van de beneficiant van de hulp, gewijzigd bij het decreet van 1 maart 1988;
  2° het decreet van 28 juni 1988 betreffende de toekenning van toelagen aan gemeenten of verenigingen zonder winstoogmerk die onroerende goederen voor de infrastructuur op het gebied van culturele of persoonsgebonden aangelegenheden bouwen of aankopen of die werken aan deze infrastructuur uitvoeren, gewijzigd bij de decreten van 21 oktober 1996 en 29 juni 1998;
  3° de artikelen 6 en 7 van het decreet van 23 november 1992 betreffende de vakantiewoningen, gewijzigd bij het decreet van 23 oktober 2000;
  4° artikel 21 van het decreet van 9 mei 1994 over het kamperen en de kampeerterreinen, gewijzigd bij het decreet van 21 oktober 1996;
  5° artikel 31 van het decreet van 9 mei 1994 over de logiesverstrekkende inrichtingen en hotelinrichtingen, gewijzigd bij het decreet van 4 maart 1996;
  6° de artikelen 7 tot 10, in artikel 11 de passus " alsmede een eenmalige toelage voor de inrichtingskosten van ten hoogste BEF 500 000 per plaats " en artikel 12 van het decreet van 9 mei 1994 betreffende de toelating, de erkenning en subsidiëring van opvangvoorzieningen voor bejaarden, gewijzigd bij het decreet van 21 oktober 1996;
  7° de artikelen 7 tot 17 van het decreet van 9 mei 1994 houdende de erkenning van inrichtingen die personen in een noodtoestand voorlopig opnemen en begeleiden en houdende toekenning van toelagen met het oog op de aankoop, de bouw, de huur, de reparatie en de uitrusting van noodopvangwoningen, gewijzigd bij de decreten van 4 maart 1996, 21 oktober 1996 en 29 juni 1998;
  8° het decreet van 27 juni 1994 betreffende de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 21 oktober 1996 en 29 juni 1998;
  9° de artikelen 1 tot 4 van het programmadecreet van 21 oktober 1996 betreffende de infrastructuur;
  10° de artikelen 26 tot 28undecies van het programmadecreet van 21 oktober 1996 betreffende de infrastructuur, vervangen bij het decreet van 29 juni 1998;
  11° het koninklijk besluit van 23 januari 1951 betreffende het verlenen van toelagen tot bevordering van de arbeidersvacantie en het volkstoerisme, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1956 en het decreet van 21 oktober 1996;
  12° de artikelen 80 tot 83 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1965 en 21 januari 1971 alsmede bij het besluit van de Regering van 18 november 1996;
  13° artikel 26 van het koninklijk besluit van 20 maart 1975 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;
  14° het koninklijk besluit van 22 juni 1987 houdende vaststelling van de regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolgebouwen, internaten en psycho-medisch-sociale centra;
  15° het besluit van de Executieve van 23 augustus 1988 tot subsidiëring van installatiegoederen voor erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
  16° het besluit van de Executieve van 25 augustus 1988 tot vaststelling van de maximale kosten die in aanmerking genomen worden bij het verlenen van subsidies voor bouwwerken en uitrusting van rustoorden voor bejaarden;
  17° het besluit van de Executieve van 1 oktober 1988 betreffende de regeling tot toekenning van premies om de aanleg, de modernisering en de uitbreiding van kampeerterreinen te bevorderen;
  18° het besluit van de Executieve van 1 oktober 1988 houdende regeling van de toekenning van premies om de schepping, de modernisering en de vergroting van hotelinrichtingen te bevorderen;
  19° het besluit van de Executieve van 7 mei 1993 tot subsidiëring van infrastructuuruitgaven gemaakt door inrichtingen voor minder-validen en door beschutte werkplaatsen, gewijzigd bij het besluit van 18 november 1996;
  20° de artikelen 8 tot 12 van het besluit van de Regering van 10 november 1993 betreffende de vakantiewoningen;
  21° het besluit van de Regering van 19 oktober 1994 tot uitvoering van het decreet van 27 juni 1994 betreffende de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs wat de samenstelling en de werking van de planificatiecommissie en van de commissie van deskundigen betreft;
  22° het besluit van de Regering van 11 januari 1995 betreffende de goedkeuringsprocedure met het oog op de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs;
  23° het besluit van de Regering van 12 april 1995 betreffende de overdracht van beslissingsbevoegdheden aan het diensthoofd van de "Dienst infrastructuur" van de afdeling "Diensten van de Secretaris-Generaal" bij het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap in het kader van de goedkeuringsprocedure met het oog op de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs;
  24° het besluit van de Regering van 28 augustus 1996 houdende bepaling van de roerende goederen die in toepassing van het decreet van 27 juni 1994 betreffende de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs als uitrusting worden gesubsidieerd;
  25° het besluit van de Regering van 23 oktober 1998 tot subsidiëring van de infrastructuur op het gebied van culturele of persoonsgebonden aangelegenheden;
  26° het ministerieel besluit van 22 september 1966 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der toelagen voor de oprichting, de vergroting, de inrichting en het onderhoud van de centra voor beroepsopleiding of omscholing van minder-validen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 oktober 1969 en bij het besluit van de Regering van 18 oktober 1990;
  27° het ministerieel besluit van 30 januari 1967 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der toelagen voor de oprichting, de vergroting, de inrichting en het onderhoud van de centra of diensten voor gespecialiseerde voorlichting bij beroepskeuze, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 oktober 1969 en bij het besluit van de Regering van 18 oktober 1990;
  28° het ministerieel besluit van 5 september 1978 houdende vaststelling van de criteria voor toekenning van de toelagen voor de oprichting, de vergroting of de inrichting van beschutte werkplaatsen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 oktober 1969 alsmede bij de besluiten van de Regering van 18 oktober 1990 en 18 november 1996;
  29° artikel 13, § 2, en artikel 14 van het ministerieel besluit van 27 maart 1979 houdende bepaling van de rijkstoelagen voor het stelsel van de voortdurende vorming geregeld bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de middenstand, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 6 juli 2000.

Afdeling 2. - Overgangsbepalingen.
Infrastructuurprojecten waarvoor een vaste belofte is verleend.
Art.47. De vóór de inwerkingtreding van dit decreet vigerende subsidiëringsregels blijven van toepassing op de infrastructuurprojecten waarvoor een vaste belofte al bestaat op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet, hetzij voor het geheel of voor een gedeelte van éénzelfde in loten verdeeld project.
  De artikelen 4, 6, 13, 14, 18, 23, 25, leden 2 tot 4, en 26, van dit decreet gelden echter vanaf de datum van zijn inwerkingtreding.

Infrastructuurprojecten waarvoor toelagen zijn aangevraagd.
Art.48. Dit decreet is van toepassing op alle aanvragen waarvoor nog geen vaste belofte is verleend vóór zijn inwerkingtreding.

Art. 48bis.[1 Overgangsbepaling ziekenhuizen.
   Afwijkend van artikel 21, § 2 van voorliggend decreet kunnen werken aan de ziekenhuizen van de Duitstalige Gemeenschap die voor de inwerkingtreding zijn aangevat, gesubsidieerd worden indien deze geregeld worden in een van aanpassingen van de overeenkomst van 10 juli 1997 die de regering, het ziekenhuis Sankt Joseph in Sankt Vith en het Sankt Nikolaus Hospital in Eupen gesloten hebben over bouwmaatregelen aan beide ziekenhuizen.]1
  ----------
  (1)<DDG 2009-04-27/19, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

Afdeling 3. - Slotbepalingen.
Infrastructuurplan 2002-2004.
Art.49. Voor de opneming in het voor de jaren 2002-2004 door de Regering goedgekeurd infrastructuurplan moeten de in artikel 19 vermelde documenten niet bij de aanmelding van het infrastructuurproject, maar wel op het ogenblik van de eventuele opneming in het infrastructuurplan worden ingediend.

Indexatie.
Art.50. Met het oog op de aanpassing aan de kosten van levensonderhoud en aan de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering alle of verschillende van de in dit decreet vermelde bedragen met een coëfficiënt vermenigvuldigen.

Inwerkingtreding.
Art. 51. Dit decreet heeft uitwerking op 1 januari 2002, met uitzondering van artikel 32, § 2, dat op 1 januari 2001 uitwerking heeft.