Details





Titel:

15 DECEMBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een [persoonlijke-assistentiebudget] aan personen met een handicap. <BVR 2002-07-19/55, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-01-2001 en tekstbijwerking tot 29-01-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Doelgroep.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - [1 Criteria voor de toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget]1
Art. 4-5
HOOFDSTUK IV. - Toekenningsprocedure en vergoeding van de assistentie.
Art. 6-8, 8bis, 9-11, 11/1
HOOFDSTUK V. - Verhouding budgethouder - persoonlijke assistent.
Art. 12-13, 13/1, 13/2
HOOFDSTUK VI.
Art. 14-16
HOOFDSTUK VII.
Art. 17, 17bis, 18, 18bis
HOOFDSTUK VIII. - Toezicht en voortgangsbewaking.
Art. 19, 19bis, 19bis/1, 19ter, 19quater, 20
HOOFDSTUK IX. - Specifieke bepalingen. <BVR 2006-11-17/42, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 21-26



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991036327  1999036060 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.<BVR 2006-11-17/42, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006> § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het agentschap : het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  2° het decreet : het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  3° het PAB : het persoonlijk assistentiebudget, vermeld in [5 artikel 19/2]5 van het decreet;
  4° [5 budgethouder: de persoon met een handicap aan wie het agentschap een PAB toekent of zijn wettelijke vertegenwoordiger;]5
  5° [5 assistentie: elke vorm van individuele ondersteuning die wordt vergoed met PAB en die wordt geboden in een een-op- een relatie aan een persoon met een handicap op basis van een overeenkomst met de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger, waarbij de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger het recht heeft zelf instructie te geven over de inhoud van de ondersteuning, alsook wie de ondersteuning biedt, voor welke taken, op welke tijdstippen en plaatsen, en hoe de individuele ondersteuning moet gebeuren. Hierbij is de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger vrij om de mate van controle over de assistentieverlening te bepalen die overeenkomt met zijn behoeften, bekwaamheden, actuele levensomstandigheden, voorkeuren en betrachtingen.]5
  6° [5 jeugdhulpverleningsbeslissing: een jeugdhulpverleningsbeslissing als vermeld in artikel 2, § 1, 28°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;]5
  7° [5 ...]5
  [1 8° [5 ...]5]1
  [3 9° team Indicatiestelling: het team, vermeld in artikel 17 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
   10° team Jeugdhulpregie: het team, vermeld in artikel 17 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
   11° Intersectorale Regionale Prioriteitencommissie: het orgaan, vermeld in artikel 26, § 1, 5°, en in artikel 26, derde lid, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
   12° toegangspoort: het orgaan, vermeld in artikel 17 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.]3
  [6 13° multifunctioneel centrum: een multifunctioneel centrum als vermeld in artikel 1, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap.]6
  [7 14° bijstandsorganisatie: een bijstandsorganisatie als vermeld in artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering;
   15° hoogdrempelige individuele bijstand: hoogdrempelige individuele bijstand als vermeld in artikel 12, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering;
   16° Zorginspectie: [8 Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]8.]7
  § 2. [3 Binnen de kredieten die het agentschap hiervoor op zijn begroting heeft uitgetrokken, kan [4 ...]4 de toegangspoort voor minderjarigen en voor meerderjarigen die een voortzetting van de jeugdhulpverlening hebben gevraagd als vermeld in artikel 18, § 3 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit aan de personen met een handicap een persoonlijk assistentiebudget toekennen.]3
  ----------
  (1)<BVR 2012-02-17/16, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (3)<BVR 2014-02-21/05, art. 111, 019; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
  (4)<BVR 2015-11-27/27, art. 45, 022; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (5)<BVR 2017-12-15/35, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (6)<BVR 2019-02-08/17, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 11-04-2019>
  (7)<BVR 2020-11-20/14, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
  (8)<BVR 2023-05-12/09, art. 36, 036; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK II. - Doelgroep.
Art.2.§ 1. [1 Voor een PAB komen de personen met een handicap in aanmerking die krachtens de beslissing [6 ...]6 [4 van het team Indicatiestelling]4 in aanmerking komen voor bijstand tot sociale integratie.]1
  § 2. Om voor een PAB in aanmerking te komen moeten de personen met een handicap, genoemd in § 1, een gemotiveerde aanvraag indienen. De aanvraag moet door [6 ...]6 [4 het team Indicatiestelling]4 goedgekeurd worden. Bovendien moeten zij :
  1° in hun gemotiveerde aanvraag aantonen dat zij zich met een redelijke assistentie in hun thuissituatie kunnen handhaven. Onder thuissituatie wordt het verblijf verstaan buiten een door de overheid georganiseerde of gesubsidieerde voorziening;
  2° in hun gemotiveerde aanvraag een voorstel formuleren over de aard en het aantal uren gevraagde assistentie, alsook een omschrijving van de wijze waarop de nodige assistentie (met het PAB en andere vormen van hulp- en dienstverlening) georganiseerd wordt in het kader van hun sociale integratie; <BVR 2003-07-18/67, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  3° bij hun gemotiveerde aanvraag de verbintenis voegen dat zij bereid zijn hun assistentie zelf te organiseren (...); <BVR 2002-07-19/55, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  [2 § 3. Er kan geen PAB toegekend worden ten behoeve van minderjarigen [4 waarvan het dossier bij de toegangspoort is aangemeld door een gemandateerde voorziening, waarvoor bij de toegangspoort een verzoek van de jeugdrechter is ingediend of]4 die door de jeugdrechtbank geplaatst zijn.]2
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-19/43, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  (2)<BVR 2012-10-19/07, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
  (4)<BVR 2014-02-21/05, art. 112, 019; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
  (5)<BVR 2015-02-06/07, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 31-12-2014>
  (6)<BVR 2015-11-27/27, art. 46, 022; Inwerkingtreding : 01-04-2016>

Art.3.
  <Opgeheven bij BVR 2015-11-27/27, art. 47, 022; Inwerkingtreding : 01-04-2016>

HOOFDSTUK III. - [1 Criteria voor de toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget]1   ----------   (1)
Art.4.[1 Het team Jeugdhulpregie kan alleen een persoonlijke-assistentiebudget toekennen aan minderjarigen en meerderjarigen die een voortzetting van de jeugdhulpverlening hebben gevraagd als vermeld in artikel 18, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, en die behoren tot een van de volgende doelgroepen:
   1° ze hebben een prioriteit toegekend gekregen door de Intersectorale Regionale Prioriteitencommissie conform artikel 38 en 39 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp;
   2° ze wachten al langer dan twee jaar op een persoonlijke-assistentiebudget;
   3° ze wachten op een persoonlijke-assistentiebudget en verblijven in een multifunctioneel centrum.
   Het persoonlijke-assistentiebudget voor de doelgroepen [2 ...]2 wordt toegekend in chronologische volgorde.
   In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder verblijf: een verblijf met overnachting, met inbegrip van opvang en ondersteuning gedurende de ochtend- en avonduren, dat wordt ingezet op beslissing van de intersectorale toegangspoort.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-02-08/17, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 11-04-2019>
  (2)<BVR 2021-11-19/18, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-11-2021>

Art.5.[1 Het team Indicatiestelling gaat bij de goedkeuring van de gemotiveerde aanvragen, vermeld in artikel 2, § 2, als volgt te werk:
   1° het onderzoekt of de aanvrager aan de voorwaarden van artikel 2 voldoet en of hij zijn aanvraag heeft ingediend volgende de procedure, vastgesteld in hoofdstuk IV;
   2° [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/27, art. 49, 022; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (2)<BVR 2017-12-15/35, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK IV. - Toekenningsprocedure en vergoeding van de assistentie.
Art.6.(Bij het indienen van zijn aanvraag moet de aanvrager zich laten bijstaan door een door hem gekozen gespecialiseerd multidisciplinair team voor toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget, zoals bedoeld in hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de [3 indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning]3 bij het Vlaams [1 Agentschap voor]1 Personen met een Handicap.) <BVR 2002-07-19/66, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  [2 Naast de algemene gegevens over de persoon, leefomgeving en handicap van de aanvrager, verzamelt het team de volgende gegevens :
   1° een gemotiveerde inschaling van de beperkingen en behoeften op het vlak van algemene en instrumentele assistentie bij de handelingen van het dagelijkse leven op basis van een door het agentschap vastgesteld instrument;
   2° een inventarisatie van de assistentiebehoeften;
   3° een voorstel van een urenpakket assistentie, in overleg met de aanvrager en geformuleerd op basis van de inschaling en de inventarisatie, vermeld in punt 1° en 2° ;
   4° bijkomende gegevens waaruit blijkt of de budgethouder al dan niet in staat is om een degelijk en verantwoord budgetbeheer te voeren op basis van een door het agentschap vastgesteld instrument.]2
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-19/43, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  (2)<BVR 2012-10-19/07, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
  (3)<BVR 2015-02-06/07, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 31-12-2014>

Art.7.
  <Opgeheven bij BVR 2015-11-27/27, art. 50, 022; Inwerkingtreding : 01-04-2016>

Art.8.§ 1. ([7 ...]7 [4 het team Indicatiestelling]4 [1 kan ]1 de inschaling van het PAB [1 vaststellen]1.
  Met inschaling wordt bedoeld, het bepalen van het maximumbedrag dat, gelet op de vastgestelde zorgbehoefte, voor de persoonlijke assistentie van de betrokken persoon vergoedbaar is.
  [7 ...]7 [5 het team Indicatiestelling]5 houdt hierbij in het bijzonder rekening met volgende elementen :
  1° de ernst van de handicap, die aan de hand van de instrumenten wordt vastgesteld, bedoeld in artikel 6, tweede lid, 1°, 2 °en 3°;
  2° de aard van de handicap;
  3° de huidige gezinssituatie en de huidige zorg- en ondersteuningssituatie [3 , waaronder de gegevens die overeenkomstig het instrument, vermeld in artikel 6, tweede lid, 4°, zijn vastgesteld]3.
  Het maximumbedrag wordt [3 , behalve bij combinatie met bijstand verleend door een voorziening voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, erkend door het agentschap,]3 vastgesteld in schijven van 2478,94 euro.) <BVR 2003-07-18/67, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 2. De deskundigencommissie [5 of het team Indicatiestelling]5 kan op verzoek van het (agentschap) de inschaling na verloop van een kalenderjaar opnieuw evalueren en eventueel herzien. <BVR 2006-11-17/42, art. 8, 1°, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
  § 3. [7 ...]7
  § 4. [5 [7 ...]7
   Als een minderjarige persoon met een handicap of de meerderjarige persoon met een handicap die een voortzetting van de jeugdhulpverlening heeft gevraagd als vermeld in artikel 18, § 3 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, uit het PAB wil stappen, moet hij dit schriftelijk minstens één maand vooraf aan het team Jeugdhulpregie melden.]5
  § 5. [7 De eerste inschaling neemt een aanvang op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de jeugdhulpverleningsbeslissing. Het uitstappen uit het PAB neemt een aanvang op de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op de datum van de jeugdhulpverleningsbeslissing.]7
  (§ 6. [10 De toekenning van het PAB vervalt als de budgethouder niet met de besteding van het PAB is gestart op de eerste dag van de vijfde maand die volgt op de maand van de aanvangsdatum van de eerste inschaling, vermeld in paragraaf 5]10.
  [3 ...]3.
  [10 De budgethouder start met het besteden van het PAB als hij een overeenkomst als vermeld in artikel 12, § 1 of § 2, heeft gesloten en die overeenkomst conform artikel 12, § 3, heeft geregistreerd.]10.
  Als de budgethouder het bestaan van overmacht aantoont kan [7 ...]7 [5 [10 het agentschap]10]5 de termijn, vermeld in het eerste [6 ...]6 lid, verlengen.
  [1 De budgethouder opent een aparte rekening waarop de PAB-budgetten gestort worden en waarvan alle uitgaven met betrekking tot het PAB worden gedaan. Die rekening mag alleen gebruikt worden voor PAB-gerelateerde verrichtingen.]1
  § 7. [10 ...]10
  § 8.[6 Bij overlijden van de budgethouder ten behoeve van wie de assistentie werd ingekocht, kan maximaal een vierde van het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1, besteed worden aan verbrekingsvergoedingen ten voordele van de persoonlijke assistenten. Als aan de hand van kostenstaten bewezen wordt dat het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1, niet volstaat, kan het agentschap maximaal een vierde van dat maximumbedrag extra toekennen om de verbrekingsvergoedingen te betalen. Alleen bewijsbare kosten kunnen ten laste genomen worden.]6
  [8 § 9. De toekenning van een PAB wordt in de volgende gevallen opgeschort:
   1° de betrokken persoon met een handicap heeft een jeugdhulpverleningsbeslissing waarbij jeugdhulpverlening waarvoor de betrokken persoon met een handicap bij de toegangspoort is aangemeld, door een gemandateerde voorziening als vermeld in hoofdstuk 8, afdeling 2, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, wordt omgezet in een of meer modules niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening;
   2° de betrokken persoon met een handicap heeft een jeugdhulpverleningsbeslissing waarbij jeugdhulpverlening waarvoor een verzoek van de jeugdrechter als vermeld in artikel 55 van het voormelde decreet, is ingediend bij de toegangspoort, wordt omgezet in een of meer modules niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening;
   3° de betrokken persoon met een handicap is geplaatst door de jeugdrechter.
  [10 4° de betrokken persoon met een handicap verblijft tijdelijk in een residentiële setting voor een observatie en behandeltraject of voor crisisopvang.]10
   [10 Het PAB wordt opgeschort met ingang van de volgende dagen:
   1° de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand van de aanvangsdatum, vermeld in jeugdhulpbeslissing, in de gevallen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2° ;
   2° de eerste dag van de vierde maand of de eerste dag die volgt op de aanvangsdatum van de plaatsing in het geval, vermeld in het eerste lid, 3° ;
   3° de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarin het tijdelijke verblijf is gestart in het geval, vermeld in het eerste lid, 4°]10.]8
  ----------
  (1)<BVR 2008-07-18/24, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<BVR 2012-02-17/16, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (3)<BVR 2012-10-19/07, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
  (4)<BVR 2013-09-06/02, art. 40, 10°-15°, 017; Inwerkingtreding : 16-09-2013>
  (5)<BVR 2014-02-21/05, art. 117, 019; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
  (6)<BVR 2015-02-06/07, art. 5, 020; Inwerkingtreding : 31-12-2014>
  (7)<BVR 2017-12-15/35, art. 4,1°-6°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (8)<BVR 2017-12-15/35, art. 4,7°, 024; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
  (9)<BVR 2018-11-30/16, art. 548, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (10)<BVR 2020-11-20/14, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>

Art. 8bis.[6 [9 In afwijking van artikel 2, 5, 6, 7 en 8, § 1, kan het team Jeugdhulpregie, als het een vraag van een minderjarige persoon betreft of van een meerderjarige persoon die voortzetting van de jeugdhulpverlening vraagt als vermeld in artikel 18, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, een PAB voor het maximumbedrag, vermeld in artikel 9, § 1, eerste lid, van dit besluit, toekennen aan personen met een handicap vanaf de leeftijd van zes jaar op basis van een gemotiveerde aanvraag als vermeld in artikel 2, § 2, van dit besluit, en een medisch attest van een specialist in metabole aandoeningen van een centrum voor metabole aandoeningen of van een specialist-neuroloog van een neuromusculair referentiecentrum.]9]6
  [2 De voorwaarden voor de toepassing van de in het eerste lid vermelde procedure zijn de volgende :
   1° [8 bij de persoon met een handicap ouder dan zes jaar en jonger dan 21 jaar is een van de volgende diagnoses gesteld:
   a) een evolutieve neuromusculaire aandoening;
   b) een metabole stoornis met een ernstige en evolutieve weerslag op het algemeen functioneren;]8]2
  2° over een periode van één jaar of minder [3 , voorafgaand en aansluitend op de aanvraagdatum van het PAB,]3 heeft op een van onderstaande domeinen een ontwikkeling plaatsgevonden als hieronder omschreven is :
  1° domein verplaatsing : van zelfstandig stappen naar onmogelijkheid om zonder hulp van derden op te staan en zich te verplaatsen;
  2° domein zich wassen en aankleden : van zich zelfstandig kunnen wassen en aankleden naar onmogelijkheid zich zelfstandig te wassen en aan te kleden;
  3° domein eten : van zelfstandig kunnen eten naar onmogelijkheid om zelfstandig te kunnen eten;
  4° domein toiletgang : van alleen naar toilet kunnen gaan en zich reinigen naar de noodzaak om volledig geholpen te worden om naar toilet te gaan en zich te reinigen.
  [2 5° domein ademhaling : de persoon kan niet meer zelfstandig ademen en heeft permanent toezicht nodig wegens de beademing.]2
  [9 In afwijking van het tweede lid, 2°, is de procedure, vermeld in het eerste lid, ook van toepassing als de toestand van de persoon met een handicap voor de leeftijd van zes jaar aan de navolgende voorwaarden voldoet:
   1° de persoon met een handicap kan onmogelijk opstaan of kan zich onmogelijk verplaatsen zonder hulp van derden;
   2° de persoon met een handicap kan zich onmogelijk zelfstandig wassen en aankleden;
   3° de persoon met een handicap kan onmogelijk zelfstandig eten;
   4° de persoon met een handicap moet volledig geholpen worden om naar toilet te gaan en zich te reinigen.
   De activiteiten, vermeld in derde lid, 1° tot en met 4°, moeten volledig overgenomen worden door derden en de toestand is van die aard dat er geen verdere of positieve ontwikkeling meer verwacht kan worden.]9
  [9 Uit het medisch attest, vermeld in het eerste lid, moet blijken dat aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, of aan de voorwaarden, vermeld in het derde en vierde lid, is voldaan.]9
  Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap stelt het model vast van het medisch attest alsook de instrumenten aan de hand waarvan de ontwikkeling moet worden aangetoond.
  [7 ...]7.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-19/43, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  (2)<BVR 2008-07-18/24, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (3)<BVR 2012-02-17/16, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (4)<BVR 2012-10-19/07, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
  (5)<BVR 2013-09-06/02, art. 40, 16°, 017; Inwerkingtreding : 16-09-2013>
  (6)<BVR 2014-02-21/05, art. 118, 019; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
  (7)<BVR 2015-02-06/07, art. 6, 020; Inwerkingtreding : 31-12-2014>
  (8)<BVR 2015-11-27/27, art. 51, 022; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (9)<BVR 2017-12-15/35, art. 5, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.9.[3 § 1. [9 Het bedrag van het PAB]9 mag per persoon op jaarbasis minimaal 7.436,81 euro en maximaal 34.705,09 euro bedragen. Die bedragen, alsook de maximumbedragen, vermeld in artikel 8, § 1, worden vanaf 1 januari 2002 jaarlijks [12 op 1 januari]12 aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1999 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna G-index te noemen, volgens de formule:
   bedrag van het jaar x = (bedrag van het jaar x-1 x [12 G-index november]12jaar x-1)/[12 G-index november]12 jaar x-2
   Als het met toepassing van het eerste lid berekende bedrag voor het jaar x lager is dan het bedrag voor het jaar x-1, wordt de aanpassing van de bedragen, vermeld in het eerste lid, niet toegepast, maar verrekend met de volgende indexaanpassing. In dat geval worden de bedragen, vermeld in het eerste lid, van dat volgende jaar aangepast, rekening houdend met het feit dat de noemer van de breuk gevormd wordt door de noemer die gebruikt wordt voor de berekening van de bedragen van het voorgaande jaar.
   [5 ...]5.
  [5 ...]5
   § 2. [6 Voor het eerste jaar van de toekenning van een PAB wordt het maximumbedrag dat is vastgesteld conform artikel 8, § 1, herrekend naar rato van de resterende dagen van het kalenderjaar]6.
  [11 § 2bis Het maximumbedrag voor het jaar 2022 dat is vastgesteld conform artikel 8, § 1, en geïndexeerd is conform paragraaf 1, wordt verhoogd met 3,56 %.]11
  [7 § 3.[10 Als de budgethouder een overeenkomst sluit als vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, of § 2, eerste lid, 1°, kan hij aanspraak maken op een verhoging van het maximumbedrag dat conform artikel 8, § 1, is vastgesteld, geïndexeerd conform paragraaf 1, met maximaal 15,75% van de volgende kosten die verband houden met een arbeidsovereenkomst en die vermeld worden op de kostenstaten, vermeld in artikel 11/1, § 2, eerste lid, die worden ingediend bij het agentschap:
   1° brutolonen;
   2° vakantiegeld;
   3° kosten in verband met de dienstverlening door een sociaal secretariaat;
   4° maaltijdcheques;
   5° opzegvergoedingen.
   De verhoging van het maximumbudget, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden aangewend voor de vergoeding van de kosten, vermeld in het eerste lid]10]7
  [8 § 4. [13 Als de budgethouder een overeenkomst sluit als vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, of § 2, eerste lid, 1°, betaalt het agentschap een tegemoetkoming voor de eindejaarspremie waarvan het bedrag is vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomsten over de toekenning van een jaarlijkse eindejaarspremie, die zijn gesloten in het paritair comité 337]13. De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, bepaalt de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt berekend en houdt daarbij rekening met het bedrag van de eindejaarspremie dat is vastgesteld binnen het paritair comité 337 en met de middelen die daarvoor op de begroting van het agentschap zijn ingeschreven.
  [13 De eindejaarspremie, vermeld in het eerste lid, kan niet gecombineerd worden met een eenmalige premie.]13
   Het agentschap vraagt met het oog op de berekening en de betaling van de tegemoetkoming voor de eindejaarspremie, vermeld in het eerste lid, de volgende gegevens op bij de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid:
   1° de identificatiegegevens van de budgethouders die overeenkomsten als vermeld in het eerste lid hebben gesloten;
   2° de identificatiegegevens van de werknemers in kwestie en de gegevens over hun tewerkstelling.]8
  ----------
  (1)<BVR 2008-07-18/24, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<BVR 2011-01-21/10, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<BVR 2013-11-08/09, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
  (4)<BVR 2015-02-06/07, art. 7, 020; Inwerkingtreding : 31-12-2014>
  (5)<BVR 2020-11-20/14, art. 3,1°, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
  (6)<BVR 2020-11-20/14, art. 3,2°, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
  (7)<BVR 2020-11-20/14, art. 3,3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (8)<BVR 2020-11-20/14, art. 3,4°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (9)<BVR 2022-06-24/17, art. 1, 032; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
  (10)<BVR 2022-11-25/15, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (11)<BVR 2022-11-25/13, art. 1, 034; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (12)<BVR 2023-02-17/30, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (13)<BVR 2025-01-17/08, art. 1, 038; Inwerkingtreding : 08-02-2025>

Art.10.[1 Het PAB kan worden aangewend als de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2 tot en met 6, vervuld zijn voor:
   1° handelingen van een persoonlijk assistent;
   2° hoogdrempelige individuele bijstand;
   3° vervoer;
   4° [2 4° ondersteuning bij opleidings-, begeleidings- en bemiddelingsacties of bij tewerkstelling met werkondersteunende maatregelen in kader van maatwerk bij individuele of collectieve inschakeling of bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen]2.
   § 2. De volgende categorieën van handelingen van een persoonlijke assistent komen in aanmerking voor vergoeding met het PAB:
   1° praktische, inhoudelijke en organisatorische hulp of ondersteuning bij huishoudelijke en lichamelijke activiteiten en bij verplaatsingen;
   2° praktische hulp of ondersteuning bij handelingen van het dagelijks leven in verband met schoollopen en werksituatie;
   3° praktische, inhoudelijke en organisatorische hulp of ondersteuning bij het uitoefenen van dagactiviteiten;
   4° agogische, pedagogische of orthopedagogische begeleiding en/of ondersteuning van de persoon met een handicap of zijn ouders, inzonderheid de aanpak van specifieke problemen, toekomstplanning, opbouw van een sociaal netwerk, begeleiding of ondersteuning voor de gezondheid en veiligheid, coaching, ontwikkelingsstimulering bij jonge kinderen, aanleren van zelfredzaamheid en andere specifieke vaardigheden;
   5° bijstand door een doventolk Vlaamse Gebarentaal die niet overeenkomstig andere regelingen subsidieerbaar is.
   De volgende handelingen komen niet in aanmerking voor vergoeding met het PAB:
   1° individuele materiële bijstand;
   2° medische en paramedische behandelingen, onderzoeken of therapieën die tot bevoegdheid van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering behoren, ongeacht het feit of ze daadwerkelijk worden terugbetaald;
   3° pedagogische en didactische begeleiding bij studies die overlapt met wat het gewoon onderwijs, het buitengewoon of het geïntegreerd onderwijs aanbieden;
   4° ondersteuning bij tewerkstelling die overlapt met wat de arbeidstrajectbegeleiding of de Vlaamse inschakelingspremie aanbieden;
   5° budgetbegeleiding;
   6° [3 ...]3.
   Minstens 95% van het deel van het PAB dat wordt aangewend voor handelingen van een persoonlijke assistent wordt voor personeelskosten gebruikt. Sociale en fiscale werkgeverslasten, en ook noodzakelijke verzekeringskosten en diverse kosten die met de arbeidssituatie verbonden zijn, en opleidingen en wettelijk bepaalde kosten die verband houden met de inzet van vrijwilligers worden ook als personeelskosten beschouwd. Alleen de personeelskosten die de persoon met een handicap voor handelingen van een persoonlijke assistent heeft gemaakt en kan bewijzen, kunnen vergoed worden.
   [4 ...]4.
   Het agentschap bepaalt welke bewijsstukken de budgethouder op verzoek moet voorleggen ter staving van de kosten, vermeld in het derde lid.
  [5 § 2/1. De budgethouders kunnen een deel van het PAB besteden zonder dat ze dat hoeven te verantwoorden.
   Het deel, vermeld in het eerste lid, bedraagt:
   1° 1.600 euro (duizendzeshonderd euro) als het maximumbedrag dat is bepaald conform artikel 8, § 1, niet meer bedraagt dan 19.831,48 euro;
   2° 2.800 euro (tweeduizendachthonderd euro) als het maximumbedrag dat is bepaald conform artikel 8, § 1, tussen 19.831,48 euro en 34.705,09 euro bedraagt.
   Voor het eerste jaar van de toekenning van het PAB wordt het deel, vermeld in het eerste lid, herrekend naar rato van het aantal resterende dagen van het kalenderjaar.
   De budgethouders delen aan het agentschap met een kostenstaat de bedragen mee die ze hebben besteed met toepassing van het tweede en het derde lid. Het agentschap stort die bedragen op de bankrekening van de budgethouder, vermeld in artikel 8, § 6, vierde lid, tot het deel, vermeld in het eerste lid, volledig is opgebruikt.
   Budgethouders kunnen pas een kostenstaat met bedragen die ze hebben besteed, met toepassing van het tweede en het derde lid, aan het agentschap bezorgen nadat ze met de besteding van het budget zijn gestart conform artikel 8, § 6, tweede lid.
  ]5 § 3. Het PAB kan worden aangewend om de kosten die verband houden met de inzet van hoogdrempelige individuele bijstand te vergoeden.
   § 4. De kosten voor vervoer van de persoon met een handicap kunnen met het PAB worden vergoed met uitzondering van de kosten voor vervoer in verband met de schoolaanvullende of schoolvervangende dagopvang door een multifunctioneel centrum die wordt gesubsidieerd krachtens een andere reglementering op het gebied van de maatschappelijk integratie van personen met een handicap.
  [8 § 4/1. De kosten voor een eenmalige premie kunnen met het PAB maximaal worden vergoed tot het bedrag van de eindejaarspremie dat is vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomsten over de toekenning van een jaarlijkse eindejaarspremie, die zijn gesloten in het paritair comité 337.]8
   § 5. Het PAB kan worden aangewend om de volgende bijstand die wordt verleend door een multifunctioneel centrum te vergoeden als die bijstand al niet wordt vergoed krachtens andere reglementering op het gebied van de maatschappelijke integratie van personen met een handicap:
   1° 155 nachten verblijf per kalenderjaar;
   2° 155 dagen schoolaanvullende of schoolvervangende dagopvang per kalenderjaar die wordt verleend door een multifunctioneel centrum dat aan de betrokken persoon met een handicap geen schoolaanvullende dagopvang of schoolvervangende dagopvang biedt die conform paragraaf 6, tweede lid, wordt gecombineerd met het PAB.
   Het PAB kan gebruikt worden om 155 nachten woonondersteuning of 155 dagen dagondersteuning per kalenderjaar te vergoeden die wordt verleend door een van de volgende zorgaanbieders:
   1° een zorgaanbieder die door het agentschap is vergund conform het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap;
   2° een zorgaanbieder die geregistreerd is bij het agentschap conform artikel 7, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders.
  [2 3° een organisatie of dienst die erkend of vergund is door een andere overheidsdienst van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, die zorg en ondersteuning organiseert voor maximaal vijftien personen met een handicap die de voormelde ondersteuning vergoeden met een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap. De zorg en ondersteuning wordt geboden buiten de capaciteit waarvoor de organisatie of dienst is erkend of vergund;
   4° een rechtspersoon die ondersteuning aanbiedt buiten het Belgische grondgebied en die aantoont dat hij volgens, in overeenstemming met de wetgeving van het land van vestiging ondersteuning kan bieden aan personen met een handicap.]2
   Het PAB kan ook worden aangewend om 155 dagen dagondersteuning per kalenderjaar te vergoeden die wordt geboden door bij het agentschap geregistreerde groene zorginitiatieven als vermeld in artikel 7, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders.
   Het PAB kan worden aangewend om maximaal 104 begeleidingen per kalenderjaar te vergoeden die worden geboden door een multifunctioneel centrum of door een zorgaanbieder als vermeld in het tweede lid, 1°, als ze al niet worden vergoed krachtens andere reglementering op het gebied van de maatschappelijke integratie van personen met een handicap.
   In het vierde lid wordt verstaan onder begeleiding: de algemene psychosociale ondersteuning waarbij de hulpverlener zich naar de persoon met een handicap verplaatst of de persoon met een handicap zich naar de hulpverlener verplaatst of die in groep wordt aangeboden.
   § 6. Het is niet mogelijk om het PAB te combineren met bijstand die al wordt gesubsidieerd krachtens andere reglementering op het gebied van de maatschappelijk integratie van personen met een handicap.
   In afwijking van het eerste lid is het mogelijk om het PAB te combineren met de bijstand die wordt verleend door een multifunctioneel centrum en die bestaat uit schoolaanvullende dagopvang of schoolvervangende dagopvang. De activiteiten van de assistent mogen daarbij niet overlappen met de bijstand die wordt verleend door het multifunctioneel centrum. Het toegekende PAB wordt verminderd met het percentage dat het resultaat is van:
   1° de verhouding tussen de kostprijs van volledige residentiële opvang in een internaat en de kostprijs van de bijstand die wordt verleend door een semi- internaat voor schoolgaanden, als de persoon met een handicap het PAB combineert met schoolaanvullende dagopvang in een multifunctioneel centrum;
   2° de verhouding tussen de kostprijs van volledige residentiële opvang in een internaat en de kostprijs van de bijstand die wordt verleend door een semi- internaat voor niet-schoolgaanden, als de persoon met een handicap het PAB combineert met schoolvervangende dagopvang in een multifunctioneel centrum.
   De kostprijs, vermeld in het tweede lid, is de kostprijs van het werkingsjaar 2014.
   Het PAB kan ook worden gecombineerd met [6 ...]6 voorzieningen voor welzijn, tewerkstelling, beroepsopleiding of vrijetijdsbesteding die door de federale of regionale overheden gesubsidieerd worden, als het voorzieningen betreft die een soortgelijke ondersteuning bieden als de ondersteuning, vermeld in het tweede lid.
  [7 Het PAB kan ook gecombineerd worden met ziekenhuizen en revalidatiecentra die door de federale of regionale overheden gesubsidieerd worden.]7
   Het is mogelijk om het PAB te combineren met een typemodule binnen de pleegzorg als vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg. De activiteiten van de assistent mogen echter niet overlappen met de bijstand die wordt verleend binnen de pleegzorg ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-06-24/17, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
  (2)<BVR 2023-02-17/30, art. 4, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (3)<BVR 2024-01-19/09, art. 1,1°, 037; Inwerkingtreding : 17-03-2024>
  (4)<BVR 2024-01-19/09, art. 1,2°, 037; Inwerkingtreding : 17-03-2024>
  (5)<BVR 2024-01-19/09, art. 1,3°, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
  (6)<BVR 2024-01-19/09, art. 1,4°, 037; Inwerkingtreding : 17-03-2024>
  (7)<BVR 2024-01-19/09, art. 1,5°, 037; Inwerkingtreding : 17-03-2024>
  (8)<BVR 2025-01-17/08, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 08-02-2025>

Art.11.
  <Opgeheven bij BVR 2020-11-20/14, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>

Art. 11/1.[1 § 1. De budgethouders ontvangen bij de opstart van het PAB een terugvorderbaar voorschot ten bedrage van [3 maximaal]3 drie twaalfden van het maximumbedrag dat conform artikel 8, § 1, is vastgesteld, nadat ze een overeenkomst als vermeld in artikel 12, § 1 of § 2, sluiten en die overeenkomst conform artikel 12, § 3, hebben geregistreerd.
   Als het maximumbedrag dat conform artikel 8, § 1, is vastgesteld, verminderd wordt conform artikel 10, § 4, tweede lid, wordt het terugvorderbaar voorschot verminderd tot drie twaalfden van het verminderde maximumbedrag.
   Het terugvorderbaar voorschot wordt niet aangerekend op het PAB.
   Het terugvorderbaar voorschot wordt bij de beëindiging van de toekenning van het PAB aan het agentschap terugbetaald.
   § 2. De budgethouders delen de kosten die ze maken in het kader van de besteding van het PAB mee aan het agentschap met een kostenstaat. Het agentschap stelt een model van kostenstaat ter beschikking. Nadat het agentschap die kostenstaat heeft ontvangen, betaalt het de kosten, vermeld op de kostenstaat, als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10 is voldaan en als [2 ...]2 een overeenkomst als vermeld in artikel 12, § 1 of § 2, is geregistreerd conform artikel 12, § 3.
   Het agentschap betaalt de bedragen, vermeld op de kostenstaten, tot het maximumbedrag per kalenderjaar, dat is vastgesteld conform artikel 8, § 1, geïndexeerd conform artikel 9, § 1, en in voorkomend geval verminderd conform artikel 10, § 4, tweede lid, is opgebruikt.
   De kostenstaten voor een kalenderjaar worden uiterlijk op 1 april van het volgende kalenderjaar aan het agentschap bezorgd. De kosten, die op de kostenstaten zijn vermeld, die na die datum worden ingediend, worden niet betaald.
   In afwijking van het derde lid kan de budgethouder in uitzonderlijke gevallen en na akkoord van het agentschap tot maximaal twee jaar na de datum, vermeld in het derde lid, kostenstaten indienen voor bijkomende kosten. ]1
  ----------
  (1)<BVR 2020-11-20/14, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
  (2)<BVR 2022-06-24/17, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
  (3)<BVR 2024-01-19/09, art. 1,5°, 037; Inwerkingtreding : 17-03-2024>

HOOFDSTUK V. - Verhouding budgethouder - persoonlijke assistent.
Art.12.[1 § 1. De budgethouder is opdrachtgever van de persoonlijke assistent en sluit in die hoedanigheid een overeenkomst over de persoonlijke assistentie af. Die overeenkomst kan de vorm aannemen van een van de volgende overeenkomsten:
   1° [4 een arbeidsovereenkomst tussen de budgethouder en de persoonlijke assistent, waarbij de budgethouder als werkgever voldoet aan de fiscale en sociaal-rechterlijke verplichtingen In de voormelde verplichtingen zijn de bepalingen over het minimumloon en de bepalingen over de eindejaarspremie zoals vastgesteld binnen het paritair comité 337, en de bepalingen over verplaatsingen, zoals vastgesteld binnen het paritair sub comité 319.01, inbegrepen]4;
   2° een overeenkomst, waarbij wordt voorzien in de persoonlijke assistentie van de budgethouder, die de budgethouder sluit met een uitzendkantoor, een zelfstandig dienstverlener of met een voorziening of instelling, die een verklaring op erewoord aan het agentschap voorlegt, waarin staat dat de activiteiten die in het kader van die overeenkomst worden verricht, niet al door de federale, communautaire, regionale of lokale overheden worden gesubsidieerd;
   3° een overeenkomst over de persoonlijke assistentie die gesloten wordt met een familielid dat tot de tweede graad verwant is of met een persoon die deel uitmaakt van het gezin van de budgethouder;
   4° een overeenkomst over de persoonlijke assistentie met een organisatie die vrijwilligers ter beschikking stelt.
  [5 5° een overeenkomst waarbij wordt voorzien in de persoonlijke assistentie van de budgethouder, die de budgethouder sluit met een multifunctioneel centrum;]5
   Naast de overeenkomsten, vermeld in het eerste lid, kan de budgethouder in het kader van de besteding van het PAB ook de volgende overeenkomsten sluiten:
   1° een overeenkomst met een aanbieder van zorg en ondersteuning die vergund of erkend is door het agentschap [2 of geregistreerd is bij het agentschap]2 over het bieden van ondersteuning als vermeld in artikel 10, § 5;
   2° een overeenkomst met een bijstandsorganisatie over het verlenen van hoogdrempelige individuele bijstand.
  [3 3° een overeenkomst over het vervoer van de persoon met een handicap.]3
   § 2. Minderjarigen kunnen alleen persoonlijke assistentie verlenen in het kader van de volgende overeenkomsten:
   1° een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten als vermeld in Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De budgethouder voldoet als werkgever aan alle fiscale en sociaalrechtelijke verplichtingen, daarin inbegrepen de bepalingen over het minimumloon en verplaatsingen, zoals vastgesteld binnen het paritair comité 319.01 en de bepalingen over de eindejaarspremie zoals vastgesteld binnen het paritair comité 337;
   2° een overeenkomst als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°.
  [2 ...]2
   Vóór de ingangsdatum van een overeenkomst als vermeld in het eerste lid, 1°, de budgethouder het schriftelijke bewijs van de machtiging door een ouder of de voogd, vermeld in artikel 43 van de wet van 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, aan het agentschap. De budgethouder bezorgt een machtiging door een ouder of de voogd aan het agentschap voor de ingangsdatum van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, 2°. Het agentschap stelt een model voor de machtigingen ter beschikking.
   § 3. De budgethouders registreren voor alle overeenkomsten die ze hebben gesloten de volgende gegevens, op de wijze die het agentschap bepaalt:
   1° de identificatiegegevens van de budgethouder;
   2° de identificatiegegevens van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die ondersteuning biedt;
   3° de startdatum en de duur van de overeenkomst;
   4° de ondersteuning, vermeld in [3 artikel 10, § 2, § 3, of § 5,]3, die wordt geboden of de vermelding dat de overeenkomst over hoogdrempelige individuele bijstand gaat;
   5° de kostprijs per prestatie-eenheid;
   6° een beschrijving van de ondersteuning die wordt geboden ]1
  [3 Als de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, ondersteuning betreft als vermeld in artikel 10, § 2, worden de categorieën van handelingen van de persoonlijke assistent en de gemiddelde wekelijkse prestatieduur bijkomend geregistreerd bij de gegevens, vermeld in het eerste lid.]3
  [5 De budgethouders delen de gegevens, vermeld in het eerste lid, aan het agentschap mee binnen vier maanden na de dag waarop de overeenkomst, vermeld in paragraaf 1 en 2, is gesloten. Als de budgethouder overmacht aantoont, kan het agentschap de voormelde termijn één keer verlengen met vier maanden.]5
  ----------
  (1)<BVR 2020-11-20/14, art. 8, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
  (2)<BVR 2021-03-05/14, art. 6, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<BVR 2022-06-24/17, art. 4, 032; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
  (4)<BVR 2023-02-17/30, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (5)<BVR 2024-01-19/09, art. 3, 037; Inwerkingtreding : 17-03-2024>

Art.13.
  <Opgeheven bij BVR 2022-06-24/17, art. 5, 032; Inwerkingtreding : 01-12-2022>

Art. 13/1.[1 Budgethouders die starten met het PAB kunnen aanspraak maken op bijstand bij de opstart van de besteding als vermeld in artikel 16/0, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering. Ze sluiten zich daarvoor als lid aan bij een bijstandsorganisatie die is vergund door het agentschap conform artikel 6 tot en met artikel 8 van het voormelde besluit. Ze doen dat binnen het jaar te rekenen vanaf de datum van de jeugdhulpverleningsbeslissing, vermeld in artikel 2, § 1, 28°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, over de toekenning van een persoonlijke assistentiebudget. Ze hoeven daarvoor geen lidgeld te betalen. Ze hoeven de bijstand ook niet te vergoeden met het PAB.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-07-09/31, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 01-05-2021>

Art. 13/2.[1 Iedere budgethouder ontvangt van het agentschap vanaf het tweede jaar van de toekenning van het PAB een bedrag van 50 euro bovenop het toegekende PAB.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-07-09/31, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 04-09-2021>

HOOFDSTUK VI.   
Art.14.
  <Opgeheven bij BVR 2017-12-15/35, art. 9, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.15.
  <Opgeheven bij BVR 2017-12-15/35, art. 9, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.16.
  <Opgeheven bij BVR 2017-12-15/35, art. 9, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK VII.   
Art.17.
  <Opgeheven bij BVR 2017-12-15/35, art. 10, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 17bis.
  <Opgeheven bij BVR 2017-12-15/35, art. 10, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.18.
  <Opgeheven bij BVR 2017-12-15/35, art. 10, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 18bis.
  <Opgeheven bij BVR 2017-12-15/35, art. 10, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK VIII. - Toezicht en voortgangsbewaking.
Art.19.[1 Zorginspectie controleert ter plaatse of op basis van documenten of de bepalingen, vermeld in dit besluit, worden nageleefd.
   De budgethouders verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht door Zorginspectie. ]1
  ----------
  (1)<BVR 2020-11-20/14, art. 11, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>

Art. 19bis.[1 § 1. Als Zorginspectie of het agentschap vaststelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, § 1 tot en met § 3, brengt het agentschap de budgethouder daarvan op de hoogte en informeert het de budgethouder over de aard van de niet-conformiteit.
   Na twee vaststellingen van niet-conformiteit als vermeld in het eerste lid, binnen een periode van drie maanden, kan het agentschap de betrokken budgethouder verwijzen naar een bijstandsorganisatie. De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie waarin wordt voorzien in vier sessies hoogdrempelige individuele bijstand. De bijstand die wordt geboden door de bijstandsorganisatie, wordt vergoed met het PAB.
   De budgethouder registreert de overeenkomst conform artikel 12, § 3.[2 De vier sessies, vermeld in het tweede lid, zijn afgerond binnen achttien maanden na de beslissing van het agentschap waarin het de budgethouder verwijst naar een bijstandsorganisatie.]2 De bijstandsorganisatie informeert het agentschap over de bijstand die is verleend.
   § 2. Als de budgethouder geen overeenkomst als vermeld in paragraaf 1, tweede lid, sluit of als het agentschap of Zorginspectie opnieuw twee keer vaststelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, § 1 tot en met § 3, of artikel 12, kan het agentschap beslissen dat de budgethouder zich gedurende een periode van maximaal twee jaar laat bijstaan door een bijstandsorganisatie voor:
   1° de opmaak van een overeenkomst als vermeld in artikel 12;
   2° de registratie van die overeenkomsten conform artikel 12, § 3;
   3° de opmaak en mededeling van de kostenstaten, vermeld in artikel 11/1, § 2, eerste lid.
   Het agentschap informeert de budgethouder over de beslissing, vermeld in het eerste lid.
   De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie over het verlenen van hoogdrempelige individuele bijstand, die wordt vergoed met het PAB. De budgethouder registreert de overeenkomst conform artikel 12, § 3.
   § 3. Als de budgethouder geen overeenkomst sluit als vermeld in paragraaf 2, derde lid, binnen twee maanden vanaf de datum van de beslissing van het agentschap, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, vervalt de toekenning van het PAB. ]1
  ----------
  (1)<BVR 2020-11-20/14, art. 12, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
  (2)<BVR 2024-01-19/09, art. 4, 037; Inwerkingtreding : 17-03-2024>

Art. 19bis/1. [1Het agentschap monitort de besteding van de budgetten op jaarbasis.
   Als het agentschap vaststelt dat er tijdens een kalenderjaar geen overeenkomsten als vermeld in artikel 12, § 1 en § 2, zijn geregistreerd conform artikel 12, § 3, of als de budgethouder tijdens een kalenderjaar geen kostenstaten als vermeld in artikel 11/1, § 2, heeft ingediend, neemt het agentschap daarover met een brief en telefonisch contact op met de budgethouder.
   Als de budgethouder niet reageert op de brief, vermeld in het tweede lid, binnen dertig dagen nadat die is verzonden, stuurt het agentschap een herinneringsbrief naar de budgethouder.
   Als de budgethouder niet reageert op de herinneringsbrief, vermeld in het derde lid, kan het agentschap beslissen dat de budgethouder zich moet laten bijstaan door een bijstandsorganisatie. De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie waarin wordt voorzien in minstens vier sessies hoogdrempelige individuele bijstand. De bijstand die wordt geboden door de bijstandsorganisatie, wordt vergoed met het budget van de persoon met een handicap.
   De budgethouder deelt de overeenkomst, vermeld in het vierde lid, mee aan het agentschap. De vier sessies, vermeld in het vierde lid, zijn afgerond binnen achttien maanden na de beslissing van het agentschap waarin het de budgethouder verwijst naar een bijstandsorganisatie. De bijstandsorganisaties informeren het agentschap over de bijstand die is verleend conform het vierde lid.
   Als de budgethouder geen overeenkomst sluit als vermeld in het vierde lid, worden de kosten die zijn vermeld op een kostenstaat als vermeld in artikel 11/1, § 2 niet meer terugbetaald en vervalt de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling van het budget]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-01-19/09, art. 5, 037; Inwerkingtreding : 17-03-2024>


Art. 19ter. [1 Als Zorginspectie of het agentschap vaststelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, § 4 tot en met § 6, brengt het agentschap de budgethouder op de hoogte van de vaststelling van de niet-toegelaten combinatie. Als de budgethouder die niet-toegelaten combinatie niet heeft beëindigd binnen drie maanden vanaf de dag na de mededeling van het agentschap over die niet-toegelaten combinatie, wordt de toekenning van het PAB stopgezet, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 8, § 9. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-11-20/14, art. 13, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>


Art. 19quater. [1 Om de budgethouder toe te laten de wettelijk verplichte opzegvergoedingen te betalen, kan de budgethouder, na de stopzetting van de toekenning van het PAB, conform artikel 19bis, § 3, of artikel 19ter, aanspraak maken op een bedrag dat overeenstemt met de toepasselijke opzegvergoeding voor maximaal zes maanden. De totale som die het agentschap uitbetaalt, mag niet meer bedragen dan het toegekende PAB.
   Met behoud van de toepassing van artikel 19bis of artikel 19ter kan het agentschap de kosten die terugbetaald zijn aan de budgethouder, terugvorderen als vastgesteld wordt dat niet is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10 of in artikel 12. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-11-20/14, art. 13, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>


Art.20.
  <Opgeheven bij BVR 2020-11-20/14, art. 14, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2021>

HOOFDSTUK IX. - Specifieke bepalingen.
Art.21. De door de deskundigencommissie genomen beslissingen, bedoeld in artikel 2, § 2 en 8, maken niet het voorwerp uit van een voornemen omtrent de tenlasteneming bedoeld in [1 10bis van het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap]1). <BVR 2006-11-17/42, art. 17, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
  ----------
  (1)<BVR 2008-07-18/24, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.22. § 1. De toelagen, presentiegelden en vergoedingen voor reis- en verblijfkosten, toegekend aan de voorzitter en de leden van de deskundigencommissie, bedragen de maxima voor de instellingen van categorie III, voorzien in artikels 6, 9 en 11, van het besluit van de Vlaamse regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die bij de Vlaamse regering behoren.
  § 2. Deze toelagen, presentiegelden en vergoedingen zijn ten laste van het (agentschap). <BVR 2006-11-17/42, art. 18, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>

Art.23. Aan artikel 28, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1993, wordt de volgende bepaling toegevoegd : " Deze vergoeding wordt op 4 540 frank gebracht als het multidisciplinair verslag strekt tot het verkrijgen van een persoonlijk assistentiebudget. ".

Art.24. § 1. Het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999 houdende vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten van toekenning van een persoonlijk assistentiebudget aan personen met een handicap wordt opgeheven.
  § 2. De personen met een handicap die krachtens het in § 1 bedoelde besluit een PAB toegekend kregen, blijven hiervan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit genieten tot op het ogenblik van hun nieuwe inschaling, bedoeld in artikel 8, § 1.
  Personen die krachtens hetzelfde besluit assistentie hebben ingekocht bij een door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde voorziening, kunnen dit ook na hun nieuwe inschaling blijven doen tot ten laatste 31 december (2002). <BVR 2001-11-30/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.25. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001.

Art. 26. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.