Details





Titel:

27 NOVEMBER 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-01-2016 en tekstbijwerking tot 29-01-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - De aanvraag
Afdeling 1. - Algemene beginselen van de aanvraag
Art. 3-5
Afdeling 2. - Het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering
Art. 6-11
Afdeling 3. [1 Beoordeling van de handicap en prioritering van de nood aan ondersteuning]1
Art. 12-15
HOOFDSTUK 3.
Afdeling 1.
Art. 16
Afdeling 2. - Bepaling van het budget
Art. 17-21
Afdeling 3. - Prioritering van de nood aan ondersteuning
Art. 22-23
Afdeling 4. - De toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning
Art. 24-27
HOOFDSTUK 4. [1 Noodprocedure en toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na noodprocedure ]1
Afdeling 1. [1 Noodprocedure ]1
Art. 28-31
Afdeling 2. [1 Toewijzing en terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks noodzakelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure ]1
Art. 32
HOOFDSTUK 5. - Spoedprocedure
Art. 33
HOOFDSTUK 6.
Art. 34
HOOFDSTUK 7. - Herziening
Art. 35-36
HOOFDSTUK 8. - De terbeschikkingstelling van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning
Art. 37-37.0
HOOFDSTUK 8/2. [1 - Samenloop van aanvragen van een budget]1
Art. 37/3, 37/4, 37/5, 37/6, 37/7, 37/8, 37/9, 37/10, 37/11
HOOFDSTUK 9. - Wijzigingsbepalingen
Art. 38-52
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art. 53-54, 54/1, 55-57
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991036327  2001035050  2009201866  2011035898 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° aanvrager: naargelang van het geval de persoon met een handicap of de wettelijke vertegenwoordiger en, als de persoon met een handicap rechtelijk beschermd is met toepassing van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, de persoon met een handicap en de bewindvoerder samen of de bewindvoerder;
  2° agentschap: het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  3° dagondersteuning: de ondersteuning die gedurende de dag wordt geboden. De geleverde ondersteuning is moeilijk tot niet individueel planbaar of toewijsbaar. De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karakter en bestaat uit begeleiding en permanentie;
  4° decreet van 7 mei 2004: het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  5° dienst Ondersteuningsplan: een dienst Ondersteuningsplan als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap;
  [3 5/1° dienst maatschappelijk werk: een erkende dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds als vermeld in artikel 14 van het decreet Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;]3
  6° globale individuele ondersteuning: de ondersteuning die eerder ruimer is en verschillende levensdomeinen kan omvatten. De aard van de ondersteuning kan verschillen en de verschillende vormen van ondersteuning kunnen door elkaar lopen: stimulatie, coaching, training, assistentie bij activiteiten;
  7° individuele ondersteuningsfuncties: de psychosociale begeleiding, praktische hulp en globale individuele ondersteuning;
  7° /1 [4 jeugdhulpverlening: de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening die is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of die is toegewezen door het agentschap, en die bestaat uit een van de volgende vormen van ondersteuning:
   a) de niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning die wordt geboden door een multifunctioneel centrum voor minderjarigen als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
   b) de ondersteuning die wordt geboden met de inzet van persoonsvolgende middelen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden;
   c) de ondersteuning die wordt geboden door een centrum voor ernstige gedrags- en emotionele stoornissen als vermeld in artikel 27/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp en die bestaat uit een typemodule verblijf voor minderjarigen met een GES+-problematiek of een typemodule contextbegeleiding kortdurend intensief;
   d) een persoonlijke-assistentiebudget als vermeld in artikel 19/2 van het decreet van 7 mei 2004;]4
  8° meerderjarige: elke natuurlijke persoon die achttien jaar of ouder is;
  9° multidisciplinair team: een instantie die door het agentschap wordt erkend om een multidisciplinair verslag af te leveren als vermeld in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  10° multidisciplinair verslag: een verslag van een multidisciplinair team als vermeld in artikel 11;
  11° niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning: de zorg en ondersteuning die de duur, intensiteit en frequentie van de rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap, overschrijdt en waarvoor minimaal een budget ten bedrage van de eerste budgetcategorie, vermeld in tabel 1, die als bijlage bij dit besluit is gevoegd, toegewezen kan worden;
  12° [5 ...]5
  13° ondersteuning: elke materiële of immateriële hulp en elke vorm van hulp- en dienstverlening;
  14° ondersteuningsfuncties: de dagondersteuning, de woonondersteuning, de psychosociale begeleiding, de praktische hulp, de globale individuele ondersteuning en de oproepbare permanentie;
  15° ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering: het ondersteuningsplan dat een beschrijving bevat van het geheel van ondersteuning waarop de persoon met een handicap een beroep kan doen, met inbegrip van de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen, het sociale netwerk, materiële ondersteuning en ondersteuning, geleverd door voorzieningen die erkend en gesubsidieerd of vergund zijn door het agentschap, vermeld in artikel 7;
  16° oproepbare permanentie: de beschikbaarheid van de begeleiding om na een oproep binnen een bepaalde tijd niet-planbare een-op-eenondersteuning aan te bieden;
  17° persoon: de persoon die een aanvraag indient voor een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning of een verzoek om herziening, of de persoon voor wie een aanvraag voor een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning of een verzoek om herziening wordt ingediend;
  18° praktische hulp: ondersteuning bij algemene dagelijkse activiteiten van het leven in een een-op-eenrelatie. Individuele praktische hulp is hoofdzakelijk instrumenteel van aard;
  [2 18° /1 prioriteitengroep: een prioriteitengroep als vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over [6 ...]6 de toekenning van prioriteitengroepen,[5 ...]5 [5 en de rangschikking binnen prioriteitengroepen]5;]2
  19° [6 Vlaamse toeleidingscommissie: de Vlaamse toeleidingscommissie, vermeld in artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;]6;
  20° psychosociale begeleiding: een-op-eenbegeleiding die tot doel heeft de persoon met een handicap en de context te ondersteunen in de organisatie van zijn dagelijkse leven;
  21° [2[6 ...]6]2;
  [5 21° /1 sociaal netwerk: familie, vrienden en informele contacten die zorg en ondersteuning bieden of samenwonen met de persoon met een handicap;]5
  22° vraag: de ondersteuningsfuncties waarvoor financiering wordt gevraagd van het agentschap, vermeld in artikel 7, eerste lid, 8°, die opgenomen zijn in het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering dat is goedgekeurd door het agentschap;
  23° woonondersteuning: de ondersteuning die tot doel heeft de persoon met een handicap tijdens de week te ondersteunen bij het wonen. De geleverde uren ondersteuning zijn moeilijk tot niet individueel planbaar of toewijsbaar. De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karakter en bestaat uit begeleiding en permanentie;
  24° [4 zorgzwaarte-instrument: het zorgzwaarte-instrument dat het agentschap ontwikkeld heeft, dat wetenschappelijk gevalideerd is en dat bestaat uit vragenlijsten die toelaten om eenduidig en objectiveerbaar de zorgzwaarte van iedere meerderjarige persoon met een handicap uit te drukken in de parameters begeleiding, die de nood aan ondersteuning door personen overdag uitdrukt, en permanentie, die de nood aan aanwezigheid van en toezicht door personen overdag uitdrukt;]4
  25° zorgzwaarte: de mate waarin een persoon ondersteuning nodig heeft om zo adequaat mogelijk te kunnen functioneren in het dagelijkse leven. Het gaat daarbij om de ondersteuning die een persoon nodig heeft om te kunnen leven volgens de gangbare normen en gebruiken binnen de sociaal-maatschappelijke context waarin de persoon leeft.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-24/26, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (2)<BVR 2018-06-08/23, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
  (3)<BVR 2019-05-10/09, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BVR 2021-03-05/14, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
  (5)<BVR 2023-01-27/04, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
  (6)<BVR 2024-01-19/12, art. 18, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.2.[1 Het agentschap kan een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning toewijzen aan meerderjarige personen met een handicap die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 en 21 van het decreet van 7 mei 2004, met uitzondering van de meerderjarige personen met een handicap met uitsluitend een of meer psychische stoornissen als vermeld in het handboek voor de classificatie van psychische stoornissen DSM-5.
   In afwijking van het eerste lid kan een budget worden toegewezen aan meerderjarige personen met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen als vermeld in de DSM-5, met uitzondering van de meerderjarige personen met specifieke leerstoornissen, aandachtsdeficiëntie- en hyperactiviteitstoornis, motorische stoornissen en ticstoornissen en aan meerderjarige personen met een uitgebreide of beperkte neurologische stoornis ten gevolge van een traumatisch hersenletsel, de ziekte van Parkinson, de ziekte van Huntington of andere somatische stoornissen als vermeld in het hoofdstuk neurocognitieve stoornissen uit de DSM-5.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-06-08/23, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 27-08-2018>

HOOFDSTUK 2. - De aanvraag
Afdeling 1. - Algemene beginselen van de aanvraag
Art.3. De personen met een handicap of hun wettelijke vertegenwoordiger kunnen bij het agentschap een aanvraag indienen tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, alsook een aanvraag tot herziening.
  Als de persoon met een handicap rechtelijk beschermd is met toepassing van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, kan de aanvraag tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, alsook de aanvraag tot herziening, worden ingediend door de bewindvoerder als de persoon volledig onbekwaam is verklaard, zowel wat betreft de persoon als wat betreft de goederen, en als de bewindvoerder vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gekregen, en in de andere gevallen door de persoon met een handicap samen met de bewindvoerder.
  De aanvraag tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning kan worden ingediend vanaf het moment dat de persoon met een handicap de leeftijd van zeventien jaar heeft bereikt.

Art.4. De aanvraag, vermeld in artikel 3, omvat een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering en een multidisciplinair verslag.

Art.5.[1 § 1. De datum van de aanvraag is de datum waarop het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering aan het agentschap wordt bezorgd op voorwaarde dat er binnen vijf maanden een multidisciplinair verslag wordt ingediend. Als het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering wordt bezorgd door de aanvrager zelf, geldt bijkomend de voorwaarde dat het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering wordt goedgekeurd door het agentschap. In dat geval vangt de termijn waar het multidisciplinair verslag moet worden ingediend, aan op de datum van de goedkeuring.
   Als het agentschap aan de aanvrager heeft gevraagd het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering aan te passen als vermeld in artikel 10, eerste lid, blijft de datum waarop het initiële ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering is bezorgd, de datum van de aanvraag, op voorwaarde dat de aanpassingen worden bezorgd binnen drie maanden vanaf de datum waarop het agentschap heeft meegedeeld dat de praktische regels, vermeld in artikel 9, tweede lid, niet geheel werden gevolgd, en op voorwaarde dat het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering wordt goedgekeurd.
  [3 In het geval, vermeld in artikel 10, tweede lid, is de datum van aanvraag, in afwijking van het eerste lid, de datum waarop de aanvrager zich aanmeldt bij de dienst Ondersteuningsplan of bij de dienst maatschappelijk werk.]3
   Als het multidisciplinaire verslag niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt bezorgd, is de datum van de aanvraag de laatste dag van de termijn waar het multidisciplinaire verslag moest worden bezorgd.
   Als de aanpassingen, [2 vermeld in artikel 10, eerste lid,]2 niet binnen drie maanden worden bezorgd, is de datum van de aanvraag de datum waarop de aanpassingen worden bezorgd, op voorwaarde dat het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering wordt goedgekeurd.
   Als de aanvrager of het multidisciplinaire team aantoont dat het multidisciplinaire verslag niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, kan worden bezorgd als gevolg van overmacht, blijft de datum van de aanvraag de datum waarop het ondersteuningsplan wordt bezorgd [3 door de dienst Ondersteuningsplan, door de dienst maatschappelijk werk of door de persoon met een handicap]3, op voorwaarde dat het ondersteuningsplan wordt goedgekeurd door het agentschap.
   § 2. Als de aanvrager de aanpassingen aan het ondersteuningsplan die het agentschap heeft gevraagd conform artikel 10, eerste lid, niet aan het agentschap bezorgt binnen de periode van drie maanden vermeld in het tweede lid van paragraaf 1, kent het agentschap een nieuwe periode van drie maanden toe om de gevraagde aanpassingen te bezorgen. Als de aanpassingen niet worden bezorgd binnen de nieuwe periode van drie maanden, wordt de aanvraag stop gezet.
   Als het multidisciplinair verslag niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid van paragraaf 1, wordt bezorgd kent het agentschap een nieuwe termijn van vijf maanden toe om het multidisciplinair verslag te bezorgen. Als het multidisciplinair verslag niet wordt bezorgd binnen de voormelde nieuwe termijn van vijf maanden, wordt de aanvraag stopgezet.
   § 3. Voor de toepassing van dit artikel is de datum waarop het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering wordt bezorgd aan het agentschap, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, of de datum waarop de aanpassingen worden bezorgd, vermeld in paragraaf 1, tweede en vierde lid, de datum van de poststempel of de datum waarop het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering of de aanpassingen elektronisch worden verstuurd. ]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-24/26, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (2)<BVR 2018-06-08/23, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
  (3)<BVR 2019-05-10/09, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. - Het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering
Art.6.In dit artikel wordt verstaan onder bijstandsorganisaties: een organisatie die personen met een handicap aan wie een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning is toegewezen bijstaat bij de besteding van het cashbudget, de aanwending van de voucher en de organisatie van de zorg en ondersteuning als vermeld in artikel 14 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap.
  Het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering wordt opgemaakt door de aanvrager. Hij kan zich bij de opmaak laten begeleiden door een dienst Ondersteuningsplan [1 of door een dienst maatschappelijk werk]1. De organisaties die vergund zijn door het agentschap voor het aanbieden van niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning en de bijstandsorganisaties kunnen geen begeleiding bieden bij de opmaak van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering.
  Datzelfde geldt voor door het agentschap erkende diensten die rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning bieden en tegelijkertijd vergund zijn door het agentschap voor het aanbieden van niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning.
  Bij de opmaak van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering wordt gebruikgemaakt van het model en de praktische regels die vastgesteld zijn door het agentschap, vermeld in artikel 9.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/09, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.7. Het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering bevat de volgende elementen:
  1° de voornamen, de achternaam, de geboorteplaats en -datum, het adres, de nationaliteit en, in voorkomend geval, het identificatienummer van de persoon bij het Rijksregister van natuurlijke personen;
  2° in voorkomend geval de voornamen, de achternaam, de hoedanigheid, het adres en het identificatienummer van de wettelijke vertegenwoordiger of van de bewindvoerder bij het Rijksregister van natuurlijke personen;
  3° een verklaring dat de persoon die of voor wie de aanvraag wordt ingediend, of, in voorkomend geval, de wettelijke vertegenwoordiger werkelijk in België verblijft en dat de persoon die of voor wie de aanvraag wordt ingediend, of de wettelijke vertegenwoordiger, als het een verlengde minderjarige of een onbekwame verklaarde betreft, gedurende een ononderbroken termijn van vijf jaar of gedurende een niet-aaneengesloten termijn van tien jaar in België verblijft;
  4° informatie over het proces dat is doorlopen bij de opmaak van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, en informatie over de dienst of organisatie die de opmaak van het ondersteuningsplan heeft begeleid;
  5° een beschrijving van de situatie van de persoon op het moment dat de opmaak van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering wordt aangevat, met onder andere een beschrijving van zijn beperkingen, zijn leefwereld en zijn initiële vraag;
  6° informatie over de ondersteuning die op het moment van de start van de opmaak van het ondersteuningsplan door de persoon zelf wordt opgenomen of waarvoor een beroep wordt gedaan op zijn gezin, zijn sociale netwerk, welzijns-en gezondheidsvoorzieningen en rechtstreeks en niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning die door het agentschap wordt gefinancierd;
  7° informatie over de ondersteuning die de persoon met een handicap in de toekomst zelf wil opnemen, over de ondersteuning waarvoor hij in de toekomst een beroep wil doen op zijn gezin, zijn sociale netwerk en reguliere welzijns- en gezondheidsvoorzieningen en over het aandeel waarvoor hij financiering van het agentschap wil krijgen;
  8° de ondersteuningsfuncties waarvoor financiering wordt gevraagd van het agentschap, met vermelding van de gewenste frequentie, waarbij de frequentie van dagondersteuning wordt uitgedrukt in dagen per week, de frequentie van woonondersteuning in nachten per week en de frequentie van individuele ondersteuning in uren per week. Bij oproepbare permanentie wordt vermeld ja of nee;
  9° een verklaring van de aanvrager dat hij akkoord gaat met de inhoud van het ondersteuningsplan.
  De aanvrager kan aan de hand van een vragenlijst die wordt vastgesteld door het agentschap, informatie aanleveren om de prioriteit van zijn vraag in te schatten.
  Als er een duidelijk verschil in dringendheid bestaat tussen onderdelen van de vraag van de persoon, kan de aanvrager de vraag in twee deelvragen opsplitsen. De aanvrager moet in dat geval voor beide deelvragen afzonderlijk aan de hand van een vragenlijst die wordt vastgesteld door het agentschap, informatie aanleveren om de prioriteit van de deelvragen in te schatten.

Art.8.[1 De aanvrager bezorgt het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering met de post of elektronisch aan het agentschap op de wijze die het agentschap bepaalt. Als het ondersteuningsplan met de post wordt bezorgd, ondertekent de aanvrager dat plan.
   De dienst Ondersteuningsplan of de dienst maatschappelijk werk bezorgt het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering elektronisch aan het agentschap op de wijze die het agentschap bepaalt. De voormelde diensten bewaren een ondertekend exemplaar.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>

Art.9.Het agentschap onderzoekt of de aanvraag ontvankelijk is en of het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering volledig is ingevuld. In voorkomend geval kan het agentschap bijkomende informatie opvragen.
  Als het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering is opgemaakt zonder begeleiding van een dienst Ondersteuningsplan, [1 of van een dienst maatschappelijk werk]1 beoordeelt het agentschap of de praktische regelsvoor de opmaak van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering die door het agentschap worden vastgesteld, zijn nageleefd.
  De praktische regels, vermeld in het tweede lid, zorgen ervoor dat het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering tot stand komt via een proces waarbij werd overwogen in welke mate de persoon zelf of zijn gezin, zijn sociale netwerk, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen of voorzieningen die erkend en gesubsidieerd of vergund zijn door het agentschap voor welke ondersteuning kunnen instaan en voor welk aandeel van de benodigde ondersteuning financiering vanuit het agentschap wordt gevraagd.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.10.Als het agentschap vaststelt dat de praktische regels, vermeld in artikel 9, tweede lid,, niet geheel zijn gevolgd, kan het agentschap aan de aanvrager vragen het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering aan te passen.
  Als het agentschap vaststelt dat de praktische regels, vermeld in artikel 9, tweede lid, manifest niet zijn gevolgd bij de opmaak van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, moet de aanvrager onder begeleiding van een dienst Ondersteuningsplan [1 of van een dienst maatschappelijk werk]1 het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering aanpassen of een nieuw ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering opmaken.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/09, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.11.Het agentschap keurt het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering goed als het is opgemaakt onder begeleiding van een dienst Ondersteuningsplan [1 of van een dienst maatschappelijk werk]1 of als het oordeelt dat het ondersteuningsplan is opgemaakt overeenkomstig de praktische regels, vermeld in artikel 9, tweede lid. Het agentschap registreert de vraag, vermeld in artikel 7, eerste lid, 8°, zoals geformuleerd in het goedgekeurde ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, als vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/09, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 3. [1 Beoordeling van de handicap en prioritering van de nood aan ondersteuning]1   ----------   (1)
Art.12.De aanvrager wendt zich tot een multidisciplinair team van zijn keuze voor de opmaak van een multidisciplinair verslag.
  Het multidisciplinaire verslag is het resultaat van een multidisciplinair onderzoek en bevat de volgende elementen:
  1° informatie die toelaat te beoordelen of de persoon met handicap onder de toepassing valt van het decreet van 7 mei 2004, meer bepaald wat artikel 2, 2°, betreft, met een positief of negatief advies daarover;
  2° een objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning op basis van de vraag;
  3° [1 ...]1
  4° informatie over de dringendheid van de vraag van de persoon met een handicap om de prioriteit in te schatten, door middel van het invullen van een vragenlijst die wordt vastgesteld door het agentschap;
  5° de opmerkingen van de aanvrager als hij niet akkoord gaat met de wijze waarop de objectivering is gebeurd of met het resultaat van de objectivering;
  6° de verklaring van de aanvrager dat hij heeft kennisgenomen van de inhoud van het multidisciplinaire verslag dat aan het agentschap zal worden bezorgd.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>

Art.13.[1 De nood aan ondersteuning wordt geobjectiveerd aan de hand van het zorgzwaarte-instrument.
   Het zorgzwaarte-instrument wordt afgenomen door een persoon, hierna een inschaler te noemen, die aan al de volgende voorwaarden voldoet:
   1° de inschaler beschikt over een diploma van bachelor of master in de gedrags-, sociale of psychosociale wetenschappen of over een diploma van bachelor of master in de ergotherapeutische wetenschappen;
   2° de inschaler beschikt over een certificaat dat het agentschap uitreikt na de beëindiging van een opleiding tot inschaler die het agentschap geeft. Het certificaat wordt jaarlijks verlengd na de deelname aan een intervisie die het agentschap organiseert.
   Als er onder de leden van de staf van een multidisciplinair team, vermeld in artikel 24, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, geen lid is dat beschikt over een certificaat als vermeld in het tweede lid, 2°, kan het multidisciplinair team voor de afname van het zorgzwaarte-instrument een beroep doen op een persoon die niet behoort tot de staf, maar wel voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>

Art.14. De multidisciplinaire teams maken bij de opmaak van het multidisciplinaire verslag gebruik van de sjabloon die wordt vastgesteld door het agentschap, en bezorgen het verslag op elektronische wijze aan het agentschap.

Art.15. Het agentschap controleert of het multidisciplinaire verslag de informatie, vermeld in artikel 12, tweede lid, bevat die nodig is voor de afhandeling van de aanvraag, en kan, in voorkomend geval, bijkomende informatie opvragen om het dossier te vervolledigen.

HOOFDSTUK 3.   
Afdeling 1.   
Art.16.
  <Opgeheven bij BVR 2024-01-19/12, art. 19, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. - Bepaling van het budget
Art.17.[1 Het agentschap kan een van de budgetcategorieën toewijzen die vermeld worden in tabel 1, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
   Elke budgetcategorie wordt uitgedrukt in zorggebonden punten. Het aantal zorggebonden punten is een maximum voor een kalenderjaar.
   De omslagsleutel voor de omzetting van een zorggebonden punt naar een bedrag in euro bedraagt [2 988,46 euro]2.
   [3 De omslagsleutel, vermeld in het derde lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in titel I, hoofdstuk II, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna de G-index te noemen, volgens de volgende formule: bedrag X-1 x G-index november X-1/G-index november X-2, waarbij X het jaartal is waarin de indexering plaatsvindt.]3
  [3 Voor de uitvoering van de indexering, vermeld in het vierde lid, wordt de omslagsleutel, vermeld in het derde lid, geacht om voor 90% te bestaan uit loonkosten en voor 10% uit werkingskosten.]3
  ----------
  (1)<BVR 2018-06-08/23, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<BVR 2023-02-17/30, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (3)<BVR 2024-12-20/08, art. 11, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.18. De budgetcategorie wordt vastgesteld op basis van de vraag en op basis van het resultaat van de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning als vermeld in het multidisciplinaire verslag.

Art.19.
  <Opgeheven bij BVR 2019-05-10/09, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.20.[1 Voor elk van de gevraagde ondersteuningsfuncties, met uitzondering van oproepbare permanentie, waarvoor de persoon met een handicap financiering vraagt aan het agentschap wordt op basis van de frequenties, vermeld in het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 3 tot en met 7 die zijn opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
   Als psychosociale begeleiding wordt gevraagd, wordt voor de berekening van het overeenstemmende aantal zorggebonden punten, voor maximaal twee uren een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 6, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, en wordt in afwijking van het eerste lid, het aantal zorggebonden punten voor de overige uren vastgesteld conform tabel 7, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
   In afwijking van het eerste lid wordt geen aantal zorggebonden punten vastgesteld voor woonondersteuning of dagondersteuning als de budgetcategorie die overeenstemt met de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, lager is dan budgetcategorie 3, conform tabel 2 die is opgenomen in bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
   Als er verschillende ondersteuningsfuncties worden gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld voor de verschillende gevraagde ondersteuningsfuncties, opgeteld.
   Als oproepbare permanentie wordt gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten voor oproepbare permanentie, vermeld in tabel 8, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, opgeteld bij het resultaat van de optelsom, vermeld in het derde lid.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/09, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.21.[1 De budgetcategorie die maximaal kan worden toegekend, wordt bepaald door de budgetcategorie die conform tabel 2 die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd correspondeert met het totaal van de zorggebonden punten die zijn vastgesteld conform artikel 20, te vergelijken met de budgetcategorie die conform de voormelde tabel 2 overeenstemt met de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie.
   Als de budgetcategorie voor het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag hoger is dan de budgetcategorie voor de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, kan maximaal de budgetcategorie die overeenstemt met de vastgestelde waarden voor de parameters begeleiding en permanentie worden toegekend.
   Als de budgetcategorie voor het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag lager is dan de budgetcategorie voor de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, kan maximaal de budgetcategorie die overeenstemt met het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag worden toegekend.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/09, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Afdeling 3. - Prioritering van de nood aan ondersteuning
Art.22.[1Na de goedkeuring van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering en de ontvangst van het volledige multidisciplinaire verslag en nadat de budgetcategorie is bepaald die door het agentschap kan worden toegewezen, legt het agentschap het dossier voor aan de Vlaamse toeleidingscommissie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-01-19/12, art. 21, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.23.[1De Vlaamse toeleidingscommissie bepaalt conform artikel 5bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of de persoon die een aanvraag doet of voor wie een aanvraag wordt gedaan, getroffen is door een handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004 en kent een prioriteitengroep toe conform het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de toekenning van prioriteitengroepen en de rangschikking binnen prioriteitengroepen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-01-19/12, art. 22, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 4. - De toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning
Art.24.
  <Opgeheven bij BVR 2024-01-19/12, art. 23, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.25.Het agentschap neemt een beslissing tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning op grond van:
  1° de vraag, vermeld in het door het agentschap goedgekeurde ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering;
  2° de beoordeling van de handicap van de [1 Vlaamse toeleidingscommissie]1;
  3° het resultaat van de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning, vermeld in het multidisciplinaire verslag;
  4° de budgetcategorie, vastgesteld conform artikel 17 tot en met 21 en vermeld in het multidisciplinaire verslag;
  5° de beoordeling van de [1 Vlaamse toeleidingscommissie]1 over de toekenning van een prioriteitengroep.
  ----------
  (1)<BVR 2024-01-19/12, art. 24, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.26.De beslissing tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning vermeldt:
  1° of de persoon een handicap heeft als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004;
  2° of de persoon recht heeft op een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning;
  3° de budgetcategorie die wordt toegewezen, en de wijze waarop het budget is samengesteld;
  4° de door de [1 Vlaamse toeleidingscommissie]1 toegekende prioriteitengroep;
  5° de geldigheidstermijn van de beslissing tot toewijzing.
  ----------
  (1)<BVR 2024-01-19/12, art. 25, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.27.§ 1. [1 In dit artikel wordt verstaan onder adviescommissie: de adviescommissie, vermeld in artikel 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.]1
  § 2. Het agentschap brengt de aanvrager op de hoogte van zijn voornemen met betrekking tot de beslissing over de toewijzing.
  [2 [3 Binnen vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop het agentschap het voornemen van beslissing heeft verzonden,]3 kan de aanvrager met een gemotiveerd verzoekschrift aan het agentschap vragen om zijn voornemen in heroverweging te nemen. De aanvrager bezorgt het gemotiveerde verzoekschrift aan het agentschap aangetekend met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als het verzoekschrift met de post bezorgd wordt, ondertekent de aanvrager dat verzoekschrift.]2
  § 3. De termijn, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, begint pas te lopen op het ogenblik dat de aanvrager effectief heeft kunnen kennisnemen van het voornemen van het agentschap, als hij overmacht of omstandigheden buiten zijn wil aantoont.
  Als de aanvrager binnen die termijn geen verzoekschrift aan het agentschap heeft gericht, wordt hij geacht onweerlegbaar met het voornemen van het agentschap in te stemmen en verzendt het agentschap hem onmiddellijk de beslissing.
  § 4. [1 Als de aanvrager binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, aan het agentschap een verzoek tot heroverweging heeft gericht, stuurt het agentschap het dossier onmiddellijk naar de adviescommissie. Als de aanvrager in het verzoekschrift daarom heeft gevraagd, wordt hij door de adviescommissie gehoord binnen zestig dagen na de ontvangst van het dossier.]1
  § 5. Binnen dertig dagen na de dag waarop de aanvrager door de adviescommissie [1 ...]1 is gehoord, of binnen negentig dagen na de dag waarop de adviescommissie [1 ...]1 het dossier heeft ontvangen, naargelang de aanvrager al dan niet heeft gevraagd om gehoord te worden, deelt ze haar advies mee aan het agentschap.
  Binnen dertig dagen na de ontvangst van het advies van de adviescommissie deelt het agentschap zijn beslissing en het advies van de adviescommissie en de heroverwegingscommissie zorgregie mee aan de aanvrager.
  ----------
  (1)<BVR 2016-05-27/06, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
  (2)<BVR 2021-03-05/14, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
  (3)<BVR 2025-01-17/08, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 4. [1 Noodprocedure en toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na noodprocedure ]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Noodprocedure ]1   ----------   (1)
Art.28.[1 Als het agentschap erkent dat de situatie waarin een persoon zich bevindt, voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 30, kan het agentschap een tijdelijk budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning toewijzen en ter beschikking stellen ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2023-01-27/04, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art.29.[3 De aanvrager dient met een vragenlijst die door het agentschap wordt vastgesteld, een aanvraag in bij het agentschap voor een tijdelijk budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning. In de vragenlijst worden de identificatiegegevens van de persoon met een handicap en de wettelijk vertegenwoordiger(s) opgevraagd. De aanvrager moet een motivatie van de aanvraag toevoegen alsook de gewenste ondersteuning vermelden. Op basis van die gegevens kan het agentschap oordelen over de voorwaarden zoals vermeld in artikel 30 en een budgetcategorie bepalen. De aanvrager bezorgt de vragenlijst aan het agentschap met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als de vragenlijst met de post wordt bezorgd, ondertekent de aanvrager de vragenlijst]3.
  [3 In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag worden ingediend en de vragenlijst worden ondertekend door een andere persoon dan de aanvrager als wordt aangetoond waarom de aanvrager de aanvraag niet kan indienen of ondertekenen.]3
  [3 Als de persoon voor wie een aanvraag wordt ingediend nog niet erkend is door het agentschap als een persoon met een handicap of als het agentschap nog niet heeft geoordeeld dat die persoon voldoet aan de voorwaarden in verband met psychische stoornissen voor de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 2, wordt een gemotiveerd attest van een multidisciplinair team of van een arts bij de aanvraag gevoegd. In dat attest wordt aangetoond dat er ernstige indicaties zijn voor de aanwezigheid van een handicap en dat de persoon voldoet aan de voorwaarden in verband met psychische stoornissen voor de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 2. Die gegevens moeten het agentschap in staat stellen om het vermoeden van handicap en het vermoeden dat de persoon voldoet aan de voorwaarden in verband met psychische stoornissen, te bevestigen.Het attest wordt met de post aan het agentschap bezorgd en het attest wordt ondertekend door de persoon die het heeft opgemaakt]3.
  [1 Het agentschap onderzoekt of de vragenlijst [3 en in voorkomend geval het gemotiveerd attest, vermeld in het derde lid,]3 volledig is ingevuld. In voorkomend geval kan het agentschap bijkomende informatie opvragen.
   Als binnen twee weken te rekenen vanaf de datum waarop de vragenlijst, vermeld in het eerste lid, aan het agentschap is bezorgd, devragenlijst op verzoek van het agentschap niet wordt vervolledigd of het [3 gemotiveerd]3 attest, vermeld in het [3 derde]3 lid, niet aan het agentschap wordt bezorgd, wordt de aanvraag van [3 een tijdelijk budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning]3 stopgezet.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-06-08/23, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
  (2)<BVR 2021-03-05/14, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
  (3)<BVR 2023-01-27/04, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art.30.[1 Het agentschap kan een tijdelijk budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning toewijzen als de volgende voorwaarden zijn vervuld:
   1° de integriteit van de persoon met een handicap of met een vermoeden van handicap of van het sociaal netwerk van die persoon is ernstig bedreigd of geschonden;
   2° de integriteitsbedreiging of de schending van de integriteit, vermeld in punt 1°, wordt veroorzaakt door minstens een van de volgende factoren:
   a) actueel en ernstig fysiek, psychisch of seksueel misbruik in de relatie tussen de persoon met een handicap of met een vermoeden van handicap en een of meer personen uit het sociaal netwerk;
   b) actuele en ernstige fysieke of psychische verwaarlozing in de relatie tussen de persoon met een handicap of met een vermoeden van handicap en een of meer personen uit het sociaal netwerk;
   c) het recente, plotse en onvoorzienbare wegvallen van een significant deel van de geboden zorg en ondersteuning vanuit het sociaal netwerk;
   d) actuele en ernstige zelfverwaarlozing ten gevolge van het langdurige ontbreken van een sociaal netwerk dat zorg en ondersteuning kan bieden.;
   3° alternatieve oplossingen binnen het sociaal netwerk of binnen de reguliere of rechtstreeks toegankelijke hulp zijn op het moment van de aanvraag van een tijdelijk budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning en op korte termijn ontoereikend, waardoor er onmiddellijk handicap specifieke niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning die wordt gefinancierd door het agentschap geboden moet worden ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2023-01-27/04, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art.31.[1 Als het agentschap van oordeel is dat aangetoond is dat er ernstige indicaties zijn voor de aanwezigheid van een handicap en dat is voldaan aan de voorwaarden in verband met psychische stoornissen voor de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 2, en aan de voorwaarden, vermeld in artikel 30, kan het agentschap een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning toewijzen voor een periode van maximaal zes aaneensluitende maanden.
   Het agentschap kan op basis van de nood aan ondersteuning overdag en de nood aan ondersteuning `s avonds of `s nachts, vermeld in de vragenlijst, vermeld in artikel 29, eerste lid, conform tabel 10 die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, maximaal zesentwintig tweeënvijftigste van een van de budgetcategorieën vermeld in de voormelde tabel 10, toewijzen.
   Het tijdelijk budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning wordt onmiddellijk na de toewijzing ervan met ingang van de dag waarop de vragenlijst, vermeld in artikel 29, eerste lid, aan het agentschap is bezorgd, ter beschikking gesteld ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2023-01-27/04, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Afdeling 2. [1 Toewijzing en terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks noodzakelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure ]1   ----------   (1)
Art.32.[1 § 1. Er kan aanspraak gemaakt worden op een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
   1° het risico op een integriteitsbedreiging of een integriteitsschending dreigt opnieuw als er geen budget voor rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure wordt toegewezen en ter beschikking gesteld door factoren als vermeld in artikel 30, tweede lid, 2°, a), b) of d) of door het feit dat een significant deel van de zorg en ondersteuning vanuit het sociaal netwerk, vermeld in artikel 30, tweede lid, 2°, c) definitief niet vanuit het sociaal netwerk kan worden geboden;
   2° er kunnen geen alternatieve oplossingen binnen het sociaal netwerk of binnen de reguliere of rechtstreeks toegankelijke hulp voor de lange termijn gevonden worden.
   § 2. De aanvrager dient binnen twintig weken vanaf de datum waarop de vragenlijst, vermeld in artikel 29, eerste lid, aan het agentschap is bezorgd, de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure bij het agentschap in met het formulier dat door het agentschap is vastgesteld. De aanvrager bezorgt het formulier aan het agentschap met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als het formulier met de post wordt bezorgd, ondertekent de aanvrager de vragenlijst.
   Het agentschap onderzoekt of het formulier volledig is ingevuld. In voorkomend geval kan het agentschap bijkomende informatie opvragen.
   Als binnen veertien dagen vanaf de datum waarop het formulier, vermeld in het eerste lid, aan het agentschap is bezorgd, dat formulier op verzoek van het agentschap niet wordt vervolledigd, wordt de aanvraag van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure stopgezet.
   § 3. Als het agentschap op basis van het formulier, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, oordeelt dat is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, kan de aanvrager een aanvraag indienen voor de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2.
   De aanvraag wordt afgehandeld conform de bepalingen van hoofdstuk 3.
   In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 3, wordt het dossier niet voorgelegd aan de [2 Vlaamse toeleidingscommissie]2 voor de toekenning van een prioriteitengroep.
   § 4 Als de aanvraag, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, niet is afgehandeld bij afloop van de periode, vermeld in artikel 31, eerste lid, stelt het agentschap het tijdelijk budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat is toegewezen conform artikel 31, verder ter beschikking totdat het agentschap een beslissing tot toewijzing en terbeschikkingstelling van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure heeft genomen na de afhandeling van de aanvraag, vermeld in paragraaf 3, op voorwaarde dat de aanvraag volledig conform hoofdstuk 2 wordt ingediend voor de afloop van een periode van een jaar vanaf de datum van de beslissing van het agentschap over de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
   Als het agentschap na de afhandeling van de aanvraag, vermeld in paragraaf 3, beslist om geen budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure toe te wijzen, wordt de terbeschikkingstelling van het tijdelijk budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 28, stopgezet met ingang van de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarin het agentschap de beslissing over de toewijzing van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na een noodprocedure heeft genomen ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2023-01-27/04, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
  (2)<BVR 2024-01-19/12, art. 26, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 5. - Spoedprocedure
Art.33.§ 1. Personen die aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, voldoen, kunnen een aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning indienen met een aanvraagformulier en een medisch attest [4 dat is ingevuld door een behandelende arts, aangevuld met medische verslagen van de behandelende arts-specialist die de medische aandoening in kwestie opvolgt]4. [3 De aanvrager bezorgt het aanvraagformulier aan het agentschap met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als het aanvraagformulier met de post wordt bezorgd, ondertekent de aanvrager het aanvraagformulier.]3
  De voorwaarden voor de toepassing van de procedure, vermeld in het eerste lid, zijn de volgende:
  1° bij de persoon met een handicap is een van de volgende diagnoses gesteld:
  a) bij personen ouder dan 21 jaar:
  1) ALS (amyotrofe lateraalsclerose);
  2) PLS (primaire lateraalsclerose);
  3) PMA (progressieve musculaire atrofie);
  4) corticobasale degeneratie;
  5) multisysteematrofie;
  6) progressieve supranucleaire verlamming;
  7) anaplastisch hooggradig astrocytoom;
  8) hooggradig glioblastoma dat wat betreft evolutieve kenmerken aansluit bij graad III;
  9) laaggradig astrocytoom;
  b) bij personen jonger dan 21 jaar:
  1) een evolutieve neuromusculaire aandoening;
  2) een metabole stoornis met een ernstige en evolutieve weerslag op het algemeen functioneren;
  [4 1° /1 bij een persoon met een handicap van wie wordt ingeschat dat de levensverwachting op het moment van de aanvraag beperkt is door een vergevorderd stadium van een evolutieve neuromusculaire, neurodegeneratieve of bindweefselaandoening:
   a) die persoon beschikt al over een toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning conform artikel 25 of er is aan die persoon al een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking gesteld;
   b) die persoon is jonger dan 65 jaar op het moment van de aanvraag;]4
  2° over een periode van één jaar of minder, voorafgaand aan en aansluitend op de aanvraagdatum van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, heeft op een van de volgende domeinen een ontwikkeling plaatsgevonden als hieronder omschreven is:
  a) domein verplaatsing: van zelfstandig stappen naar de onmogelijkheid om zonder hulp van derden op te staan en zich te verplaatsen;
  b) domein zich wassen en aankleden: van zich zelfstandig kunnen wassen en aankleden naar de onmogelijkheid zich zelfstandig te wassen en aan te kleden;
  c) domein eten: van zelfstandig kunnen eten naar de onmogelijkheid om zelfstandig te kunnen eten;
  d) domein toiletgang: van alleen naar het toilet kunnen gaan en zich reinigen naar de noodzaak om volledig geholpen te worden om naar het toilet te gaan en zich te reinigen;
  e) domein ademhaling: de persoon kan niet meer zelfstandig ademen en heeft permanent toezicht nodig wegens de [4 kunstmatige]4 beademing. [4 Toedienen van Continuous Positive Airway Pressure wordt niet beschouwd als kunstmatige beademing;]4
  Uit het medisch attest [4 en de medische verslagen]4 , vermeld in het eerste lid, moet blijken dat aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, is voldaan.
  Als de diagnose, vermeld in het [1 tweede lid, 1°, a), 9),]1 is vastgesteld, moet de ontwikkeling zich op minstens twee van de domeinen, vermeld in het tweede lid, 2°, hebben voorgedaan.
  [4 In afwijking van het tweede lid, 2°, en het derde lid blijkt uit het medisch attest, vermeld in het eerste lid, en een medisch verslag dat de aandoening en het functioneren van de persoon met een handicap voldoende accuraat weergeeft, dat de persoon, vermeld in het tweede lid, 1° /1, door de aandoening, vermeld in het tweede lid, 1° /1, op definitieve wijze voldoet aan minstens twee van de volgende voorwaarden:
   1° de persoon vertoont ernstige slikmoeilijkheden waardoor de aanwezigheid noodzakelijk is van een persoon die bevoegd is conform de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, om tijdens de maaltijden te zorgen voor houdings- en kaakpositionering, of waardoor sondevoeding of parenterale voeding noodzakelijk is;
   2° de persoon is volledig afhankelijk van derden om transfers en verplaatsingen uit te voeren. Transfer- en mobiliteitshulpmiddelen maken geen zelfstandige transfer of verplaatsing mogelijk;
   3° de persoon heeft een ernstige stoornis van de spraak waardoor de persoon geen hulp kan inroepen;
   4° de persoon heeft een bijkomende complexe medische problematiek waarbij er continu gespecialiseerd toezicht nodig is door beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg als vermeld in de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015. Zonder het voormelde toezicht kan de persoon in een levensbedreigende situatie terechtkomen.]4
  Het agentschap stelt het model vast van het aanvraagformulier, het medisch attest, alsook de instrumenten aan de hand waarvan de ontwikkeling moet worden aangetoond.
  § 2. Als het agentschap vaststelt dat aan de criteria voor een spoedprocedure is voldaan, kan het een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning toewijzen dat overeenkomt met [2 budget categorie 16 als vermeld in tabel 1, die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd]2.
  Als de persoon [4 met een handicap, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, ]4 nog niet door het agentschap is erkend als een persoon met een handicap, wordt hij automatisch erkend als een persoon met een handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004, als het agentschap oordeelt dat aan de criteria voor een spoedprocedure is voldaan.
  De persoon kan zich wenden tot een multidisciplinair team voor de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 12, tweede lid, 2°, en voor de vaststelling van een budgetcategorie. In dat geval kan het agentschap in afwijking van het eerste lid de budgetcategorie toewijzen die wordt vastgesteld door het multidisciplinair team.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-24/17, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (2)<BVR 2020-04-24/19, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 04-06-2020>
  (3)<BVR 2021-03-05/14, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
  (4)<BVR 2023-12-22/33, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 6.   
Art.34.
  <Opgeheven bij BVR 2020-04-24/19, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK 7. - Herziening
Art.35.§ 1. De aanvrager kan een aanvraag tot herziening van de beslissing tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning indienen bij het agentschap als er zich een significante wijziging heeft voorgedaan in de situatie van de persoon sinds de jongste beslissing van het agentschap tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning.
  De aanvraag tot herziening wordt ingediend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2. In het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering en het multidisciplinair verslag wordt uiteengezet waarin de significante wijziging van de situatie van de persoon bestaat en wat de consequenties hiervan zijn voor de vraag, de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning en de dringendheid van de vraag.
  De aanvraag wordt afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3.
  § 2. Als de significante wijziging van de situatie van de persoon alleen consequenties heeft voor de inschatting van de dringendheid van de vraag van de persoon met een handicap, hoeven geen ondersteuningsplan en multidisciplinair verslag te worden opgemaakt. De persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger wenden zich in dat geval tot een multidisciplinair team voor het aanleveren van informatie over de dringendheid van de vraag van de persoon met een handicap om de prioriteit in te schatten. De persoon met een handicap kan ook zijn persoonlijke nieuwe inschatting van de dringendheid van zijn vraag meedelen aan het agentschap.
  Het agentschap legt het dossier voor aan de [3 Vlaamse toeleidingscommissie]3 en brengt de persoon met een handicap of de wettelijke vertegenwoordiger op de hoogte van de beslissing tot toekenning van een prioriteitengroep.
  § 3. [1 [2 Als een herziening van een toegewezen budgetcategorie of van een toegekende prioriteitengroep wordt gevraagd, vervangt de beslissing die het agentschap heeft genomen over de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning en over de toekenning van een prioriteitengroep na de afhandeling van de aanvraag van herziening, de beslissing tot toewijzing van de budgetcategorie waarvan herziening wordt gevraagd of de beslissing tot toekenning van de prioriteitengroep waarvan herziening wordt gevraagd]2.]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-10/11, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (2)<BVR 2018-06-08/23, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
  (3)<BVR 2024-01-19/12, art. 27, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.36. Als zich in de toestand van de persoon met een handicap een zodanig belangrijke wijziging voordoet dat een herziening van de beslissing tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning nodig blijkt en de persoon met een handicap of de wettelijke vertegenwoordiger zelf geen aanvraag tot herziening indient, kan het agentschap het initiatief nemen tot herziening en aan de persoon met een handicap vragen een nieuw ondersteuningsplan en een nieuw multidisciplinair verslag te bezorgen.
  Het dossier wordt afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3.

HOOFDSTUK 8. - De terbeschikkingstelling van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning
Art.37.[1 § 1. In dit artikel wordt verstaan onder:
   1° agentschap Opgroeien: het agentschap Opgroeien, vermeld in artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse regering van 24 oktober 2008 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Opgroeien;
   2° intersectoraal zorgnetwerk: een intersectoraal zorgnetwerk als vermeld in artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015 betreffende het intersectorale zorgnetwerk en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp, wat betreft de prioritair toe te wijzen hulpvragen;
   3° een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod: een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod als vermeld in artikel 67, tweede lid, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.
   § 2. Het agentschap stelt de budgetten voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning binnen de grenzen van de middelen die zijn vastgelegd op zijn begroting voor de toekenning van budgetten aan meerderjarigen, onmiddellijk na de toewijzing ervan ter beschikking aan de volgende personen met een handicap:
   1° de personen met een handicap aan wie een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning is toegewezen met toepassing van hoofdstuk 4, afdeling 1, van dit besluit;
   2° de personen met een handicap aan wie een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning is toegewezen met toepassing van hoofdstuk 4, afdeling 2, van dit besluit;
   3° de personen met een handicap aan wie een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning is toegewezen met toepassing van artikel 33 van dit besluit;
   4° [2 ...]2
   5° de personen met een handicap aan wie op het moment van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning een persoonlijke-assistentiebudget is toegekend, met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, of is toegewezen door het agentschap, conform de modaliteiten, vermeld in het derde lid.
   Als een persoonlijke-assistentiebudget wordt toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp nadat een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering aan het agentschap is bezorgd of nadat het agentschap een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning heeft toegewezen, wordt onmiddellijk na de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning of na de toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking gesteld conform het derde lid.
   Het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat ter beschikking kan worden gesteld aan de personen, vermeld in het eerste lid, 5°, of vermeld in het tweede lid, wordt vastgesteld op basis van de volgende elementen:
   1° het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat is toegewezen;
   2° het bedrag van het persoonlijke-assistentiebudget dat is toegekend;
   3° als de betrokken persoon met een handicap gebruikt maakt van een intersectoraal zorgnetwerk of gebruikmaakt van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod, wordt naast de elementen, vermeld in punt 1° en 2°, ook rekening gehouden met het bedrag van de subsidies die het agentschap Opgroeien heeft betaald voor die jeugdhulpverlening.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, bepaalt op welke wijze het bedrag van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat ter beschikking kan worden gesteld op basis van de elementen, vermeld in het derde lid, wordt vastgesteld. Het bedrag van het budget dat ter beschikking wordt gesteld, kan nooit hoger zijn dan het bedrag van het budget dat is toegewezen.
   § 3. Het agentschap stelt het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat is toegewezen aan de personen met een handicap die op het moment van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning gebruikmaken van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c), ter beschikking conform het tweede tot en met het vijfde lid.
   Het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat ter beschikking kan worden gesteld, wordt vastgesteld op basis van de volgende elementen:
   1° het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat is toegewezen;
   2° de jeugdhulpverlening, vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c), waarvan gebruikgemaakt is;
   3° de resultaten van de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 12, tweede lid, 2°, opgenomen in het multidisciplinair verslag dat de aanvrager aan het agentschap heeft bezorgd in het kader van de aanvraag van het toegewezen budget;
   4° als de betrokken persoon met een handicap gebruik maakt van een intersectoraal zorgnetwerk of gebruikmaakt van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod, wordt naast de elementen, vermeld in punt 1° tot en met 3°, rekening gehouden met het bedrag van de subsidies die het agentschap Opgroeien heeft betaald voor die jeugdhulpverlening.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, bepaalt op welke wijze het bedrag van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning dat ter beschikking wordt gesteld op basis van de elementen, vermeld in het tweede lid, wordt vastgesteld. Het bedrag van het budget dat ter beschikking wordt gesteld, kan nooit hoger zijn dan het bedrag van het budget dat is toegewezen.
   Het budget wordt op zijn vroegst ter beschikking gesteld met ingang van 1 juli van het jaar waarin de betrokken persoon met een handicap eenentwintig jaar wordt, op voorwaarde dat de persoon met een handicap in dat jaar en voorafgaand aan de terbeschikkingstelling gebruikmaakt van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c).
   Als de persoon met een handicap op het moment van de aanvraag gebruikmaakt van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c), maar het agentschap nog geen budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning heeft toegewezen op 1 juli van het jaar waarin de persoon met een handicap eenentwintig jaar wordt, wordt het budget onmiddellijk na de toewijzing van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking gesteld, op voorwaarde dat de betrokken persoon met een handicap in het jaar waarin het budget wordt toegewezen en ter beschikking wordt gesteld en voorafgaand aan de terbeschikkingstelling gebruikmaakt van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c).]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 25, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<BVR 2023-01-27/04, art. 11, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art. 37.0.[1 § 1. Het agentschap kan binnen de grenzen van de middelen die jaarlijks zijn vastgelegd op zijn begroting voor de toekenning van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en die resteren na de terbeschikkingstelling van een budget aan de personen met een handicap, vermeld in artikel 37, § 2 en § 3, het toegewezen budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking stellen aan personen met een handicap voor wie een prioriteitengroep als vermeld in artikel 23, is toegekend.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, bepaalt jaarlijks op welke wijze de resterende middelen, vermeld in het eerste lid, verdeeld worden over de prioriteitengroepen, vermeld in artikel 23.
   § 2. Als het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning conform paragraaf 1 ter beschikking is gesteld tussen 5 maart 2021 en 8 januari 2024, en het budget toegewezen is nadat een procedure doorlopen is als vermeld in het derde lid, en de budgetcategorie van het budget dat toegewezen is, niet is vastgesteld conform artikel 17 tot en met 21, wordt de budgetcategorie voorafgaand aan de terbeschikkingstelling opnieuw vastgesteld conform artikel 17 tot en met 21 op basis van de vraag, vermeld in het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, en op basis van het resultaat van de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 12, tweede, lid, 2°, dat het multidisciplinair team aan het agentschap bezorgt in het kader van de aanvraag van het toegewezen budget.
   Om de budgetcategorie vast te stellen, wordt de waarde 5 voor de parameter begeleiding, vermeld in het multidisciplinaire verslag, omgezet in de waarde 6 en wordt de waarde 6 omgezet in de waarde 8. De beslissing tot toewijzing van de nieuw vastgestelde budgetcategorie vervangt de eerdere beslissing tot toewijzing als de nieuw vastgestelde budgetcategorie aanleiding geeft tot een hoger budget dan de eerdere beslissing tot toewijzing. Het agentschap stelt de nieuw vastgestelde budgetcategorie ter beschikking als die hoger is dan het toegewezen budget in de eerdere beslissing tot toewijzing. Het agentschap stelt de budgetcategorie van de eerdere beslissing tot toewijzing ter beschikking als de nieuw vastgestelde budgetcategorie lager is.
   Onder de procedures, vermeld in het eerste lid, worden de volgende procedures verstaan:
   1° de procedure om een budget aan te vragen, vermeld in hoofdstuk 2 en 3, en in artikel 33 van dit besluit;
   2° een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 35 van dit besluit;
   3° de procedure, vermeld in artikel 32 van dit besluit;
   4° een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering, zoals van kracht op 30 april 2018;
   5° een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;
   6° een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 11/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld;
   7° de procedure, vermeld in artikel 3, § 4, en artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood.]1
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/08, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK 8/2. [1 - Samenloop van aanvragen van een budget]1   ----------   (1)
Art. 37/3. [1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
   1° besluit van 10 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering;
   2° besluit van 24 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;
   3° budget: een budget voor niet rechtsreeks toegankelijks zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap;
   4° definitieve terbeschikkingstelling: de terbeschikkingstelling van een budget voor een periode van onbeperkte duur;
   5° reguliere budgetbepaling: het budget dat het agentschap bepaalt in het kader van een van de volgende procedures:
   a) de procedure om een budget aan te vragen, vermeld in hoofdstuk 2 en 3, en artikel 33 van dit besluit;
   b) een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 35 van dit besluit;
   c) de procedure, vermeld in artikel 32 van dit besluit;
   d) een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van 10 juni 2016, zoals van toepassing op 30 april 2018;
   e) een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016;
   f) een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 11/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld;
   g) de procedure, vermeld in artikel 3, § 4, en artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>


Art. 37/4. [1 Als het agentschap een beslissing heeft genomen over de toewijzing van een budget op basis van een reguliere budgetbepaling en het agentschap al eerder een beslissing heeft genomen over de toewijzing van een budget en dat budget nog niet ter beschikking is gesteld, wordt de eerdere beslissing van het agentschap tot toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning opgeheven met behoud van de toepassing van artikel 35, § 3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>


Art. 37/5. [1 Als het agentschap een beslissing heeft genomen over de toewijzing en de definitieve terbeschikkingstelling van een budget met toepassing van artikel 33 en als dat budget hoger is dan het budget dat het agentschap heeft toegewezen op basis van een reguliere budgetbepaling naar aanleiding van een eerdere aanvraag, wordt de beslissing tot toewijzing naar aanleiding van de eerdere vraag opgeheven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>


Art. 37/6. [1 Als het agentschap een beslissing over de toewijzing en terbeschikkingstelling van een budget heeft genomen met toepassing van artikel 2 tot en met artikel 12 van het besluit van 24 juni 2016, wordt de beslissing tot toewijzing van een budget dat conform artikel 3 tot en met artikel 15 van dit besluit voor 1 januari 2017 is aangevraagd of de beslissing tot toewijzing van een budget met toepassing van artikel 2 tot en met 15 van het besluit van 10 juni 2016, opgeheven als het budget dat is toegewezen en ter beschikking is gesteld, hoger is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>


Art. 37/7. [1 ls het agentschap een beslissing over de definitieve terbeschikkingstelling van een budget heeft genomen en nadien een beslissing neemt over de toewijzing van een budget op basis van een reguliere budgetbepaling en als dat budget lager is dan het budget dat ter beschikking is gesteld, wordt dat lagere budget ter beschikking gesteld met ingang van de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarin het agentschap de beslissing over de terbeschikkingstelling heeft genomen. De beslissing tot toewijzing en terbeschikkingstelling van het hogere budget wordt opgeheven met ingang van de eerste dag van vierde maand die volgt op maand waarin het agentschap de beslissing over de terbeschikkingstelling heeft genomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>


Art. 37/8. [1 Als het agentschap een beslissing heeft genomen over de definitieve terbeschikkingstelling van een budget dat is toegewezen op basis van een reguliere budgetbepaling, en als dat budget hoger is dan het budget dat al ter beschikking was gesteld op het moment van de nieuwe beslissing over de toewijzing en de terbeschikkingstelling van een budget, wordt die eerdere beslissing over de toewijzing en de terbeschikkingstelling opgeheven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>


Art. 37/9. [1 Als het agentschap een beslissing heeft genomen over de definitieve terbeschikkingstelling van een budget en het nadien een beslissing neemt over de toewijzing en de definitieve terbeschikkingstelling van een budget met toepassing van artikel 33, wordt de eerdere beslissing over de toewijzing en de terbeschikkingstelling van een budget opgeheven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>


Art. 37/10.[1 Als het agentschap een beslissing over de toewijzing van een budget heeft genomen op basis van een aanvraag tot herziening die is ingediend met toepassing van artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016, en een beslissing heeft genomen over de toewijzing en terbeschikkingstelling van een budget conform artikel 10 tot en met 11/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld, en als het budget, vermeld in artikel 11/1, § 1, eerste lid, van het voormelde besluit van 20 april 2018, hoger is dan het budget dat gevraagd is met toepassing van artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016, wordt de beslissing over de toewijzing en de terbeschikkingstelling van dat lagere budget opgeheven.]1
  [2 Als het agentschap een beslissing heeft genomen over de toewijzing van een budget met toepassing van artikel 2 tot en met artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering en een beslissing heeft genomen over de toewijzing en terbeschikkingstelling van een budget conform artikel 10 tot en met 11/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld, en als het budget, vermeld in artikel 11/1, § 1, eerste lid, van het voormelde besluit van 20 april 2018, hoger is dan het budget dat is toegewezen met toepassing van artikel 2 tot en met artikel 14 van het voormelde besluit van 10 juni 2016 wordt de beslissing tot toewijzing van een budget die conform artikel 2 tot en met artikel 14 van het voormelde besluit van 10 juni 2016 is genomen, opgeheven.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
  (2)<BVR 2023-02-17/30, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 09-07-2023>

Art. 37/11. [1 In dit artikel wordt verstaan onder aanvraag tot herziening: een aanvraag tot herziening als vermeld in een van de volgende bepalingen:
   1° artikel 35 van dit besluit;
   2° artikel 16, tweede lid, van het besluit van 10 juni 2016, zoals van toepassing op 30 april 2018;
   3° artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016;
   4° artikel 11/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld.
   De afhandeling van de aanvraag van een budget die wordt ingediend conform artikel 3 tot en met artikel 15 van dit besluit, of van de aanvraag tot herziening wordt opgeschort als de aanvraag van een budget wordt ingediend in het kader van een van de volgende procedures:
   1° de procedure, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, van dit besluit;
   2° de procedure, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2, van dit besluit;
   3° de procedure, vermeld in artikel 33 van dit besluit;
   4° de aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 6, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood.
   De aanvraag van een budget die wordt ingediend conform artikel 3 tot en met artikel 15, of de aanvraag tot herziening wordt verder afgehandeld als de aanvraag van een budget die wordt ingediend in het kader van een van de procedures, vermeld in het tweede lid, wordt afgewezen.
   Als de aanvraag van een budget die wordt ingediend in het kader van een van de procedures, vermeld in het tweede lid, wordt goedgekeurd, wordt de aanvraag van een budget die wordt ingediend conform artikel 3 tot en met artikel 15, of de aanvraag tot herziening van rechtswege stopgezet.
   Als de aanvraag van een budget is ingediend conform artikel 3 tot en met artikel 15 en er voordat die aanvraag is afgehandeld opnieuw een aanvraag conform artikel 3 tot en met artikel 15 wordt ingediend, wordt de eerdere aanvraag van een budget van rechtswege stopgezet.
   Een deelvraag als vermeld in artikel 7, derde lid, wordt van rechtswege stopgezet als de budgetcategorie die conform artikel 17 tot en met artikel 21 wordt vastgesteld voor de voormelde deelvraag, dezelfde is als de budgetcategorie die is vastgesteld voor de totale aanvraag of als de prioriteitengroep die wordt toegekend voor de deelvraag, dezelfde is als de prioriteitengroep die wordt toegekend voor de totale aanvraag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 09-05-2021>


HOOFDSTUK 9. - Wijzigingsbepalingen
Art.38. In hoofdstuk 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 februari 2007, 18 juli 2008, 20 juli 2012 en 21 februari 2014, wordt vóór afdeling 1 en artikel 1, die afdeling 1bis en artikel 1bis worden, een nieuwe afdeling 1, die bestaat uit artikel 1, ingevoegd, die luidt als volgt:
  "Afdeling 1. Toepassingsgebied
  Artikel 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de indiening en afhandeling van een aanvraag van ondersteuning en van een aanvraag van herziening, met uitzondering van een aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in artikel 8 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap, en een aanvraag van herziening van dat budget, met uitzondering van de ondersteuning die valt onder het toepassingsgebied van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.".

Art.39. In het bestaande artikel 1, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 en 21 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de zinsnede ", behalve als de ondersteuning valt onder het toepassingsgebied van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp" wordt opgeheven;
  2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Als de persoon met een handicap rechtelijk beschermd is met toepassing van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, kan de aanvraag van ondersteuning, alsook de aanvraag van herziening, worden ingediend door de bewindvoerder als de persoon volledig onbekwaam is verklaard, zowel wat betreft de persoon als wat betreft de goederen, en als de bewindvoerder vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gekregen, en in de andere gevallen door de persoon met een handicap samen met de bewindvoerder.".

Art.40. In artikel 2, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 juni 1992, 23 juli 1998 en 16 februari 2007, worden het tweede en het derde lid opgeheven.

Art.41. Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 juni 1992, 16 februari 2007 en 20 juli 2012, wordt opgeheven.

Art.42. Artikel 7bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012, wordt opgeheven.

Art.43. Artikel 8 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012, wordt opgeheven.

Art.44. In artikel 12, eerste lid, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012, worden de zinnen "Het behoeftenprofiel in de sector "zorg" wordt samengesteld op basis van ondersteuningsvelden. De minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt de samenstelling van de ondersteuningsvelden." opgeheven.

Art.45. In artikel 1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014, worden de woorden "het agentschap voor meerderjarigen en" opgeheven.

Art.46. In artikel 2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "van de evaluatiecommissie, vermeld in hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, of" opgeheven;
  2° in paragraaf 2, inleidende zin, wordt de zinsnede "de deskundigencommissie, bedoeld in artikel 20, of" opgeheven.

Art.47. Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 en 21 februari 2014, wordt opgeheven.

Art.48. In artikel 4 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2015, wordt het tweede lid opgeheven.

Art.49. Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 november 2006, 17 februari 2012, 21 februari 2014 en 6 februari 2015, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 5. Het team Indicatiestelling gaat bij de goedkeuring van de gemotiveerde aanvragen, vermeld in artikel 2, § 2, als volgt te werk:
  1° het onderzoekt of de aanvrager aan de voorwaarden van artikel 2 voldoet en of hij zijn aanvraag heeft ingediend volgende de procedure, vastgesteld in hoofdstuk IV;
  2° het houdt rekening met de programmatie, vastgesteld in artikel 4.".

Art.50. Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003, 17 november 2006, 17 februari 2012 en 21 februari 2014, wordt opgeheven.

Art.51. In artikel 8bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "het agentschap of" opgeheven;
  2° in het tweede lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
  "1° bij de persoon met een handicap ouder dan zes jaar en jonger dan 21 jaar is een van de volgende diagnoses gesteld:
  a) een evolutieve neuromusculaire aandoening;
  b) een metabole stoornis met een ernstige en evolutieve weerslag op het algemeen functioneren;";
  3° het derde lid wordt opgeheven.

Art.52. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, wordt punt 5° /1 vervangen door wat volgt:
  "5° /1 ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering: een ondersteuningsplan als vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning en over de terbeschikkingstelling van dat budget;".

HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art.53. Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2009 houdende de wijze van subsidiëring door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap van de opvang van personen met een handicap in een noodsituatie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013, wordt opgeheven.

Art.54.[1 De aanvragen van opvang, behandeling en begeleiding door een voorziening die wordt erkend en gesubsidieerd door het agentschap, die bij het agentschap worden ingediend voor 1 april 2016, worden afgehandeld conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap als een schriftelijke aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 11, eerste lid, van het voormelde besluit, is ingediend vóór 1 april 2016 en de aanvraag vervolledigd is vóór 1 juli 2016, conform artikel 2 van het voormelde besluit.
   De aanvragen tot toewijzing van een persoonlijke-assistentiebudget die bij het agentschap worden ingediend vóór 1 april 2016, worden door het agentschap afgehandeld conform de bepalingen van het voormelde besluit van 24 juli 1991 en conform artikel 2, § 2, en artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap als een schriftelijke aanvraag tot toewijzing van een persoonlijke-assistentiebudget als vermeld in artikel 11, eerste lid, van het voormelde besluit van 24 juli 1991 is ingediend vóór 1 april 2016 en de aanvraag vervolledigd is vóór 1 juli 2016, conform artikel 2 van het voormelde besluit van 24 juli 1991 en conform artikel 2, § 2, en artikel 6 van het voormelde besluit van 15 december 2000]1.
  De aanvragen van opvang in een noodsituatie die bij het agentschap worden ingediend vóór 1 april 2016, worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2009 houdende de wijze van subsidiëring door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap van de opvang van personen met een handicap in een noodsituatie, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-10/11, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2016>

Art. 54/1.
  <Opgeheven bij BVR 2018-06-08/23, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 27-08-2018>

Art.55. Artikel 31 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en ondersteuning voor personen met een handicap treedt in werking op 1 april 2016.

Art.56.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2016, [1 met uitzondering van artikel 37, § 1, 2°[2 ...]2 en 5°]1, en paragraaf 2, dat in werking treedt op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, vast te stellen datum.
  [4 Artikel 37, § 1, eerste lid, 4°, treedt in werking op 1 januari 2017 voor de personen met een handicap aan wie op het moment van de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning een persoonlijkeassistentiebudget is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of is toegewezen door het agentschap.]4
  [2 [5 ...]5.]2
  [2 Bij wijze van overgangsmaatregel wordt het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor het bedrag van het budget dat [3 het bedrag van de subsidies berekend conform artikel 34, derde en vierde lid,]3 niet overschrijdt, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 op de volgende wijze ter beschikking gesteld aan de personen met een handicap die op het moment van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning gebruikmaken van een andere vorm van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening dan een persoonlijke assistentiebudget:
   1° in 2017: de personen met een handicap die geboren zijn in het jaar 1994 of vroeger;
   2° in het jaar 2018: de personen met een handicap die geboren zijn in het jaar 1996 of vroeger;
   3° in het jaar 2019: de personen met een handicap die geboren zijn in het jaar 1998 of vroeger]2
  [7 De beslissing tot toekenning van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a), b) of d), van dit besluit, die is genomen met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, of de beslissing van het agentschap tot toewijzing van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a), b) of d), van dit besluit, vervalt met ingang van de eerste dag van de vijfde maand die volgt op de datum van de beslissing over de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning aan personen met een handicap als vermeld in het derde lid, artikel 37, § 2, eerste lid, 5°, en § 3, eerste lid.]7
  [2 [3 In de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 wordt de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van de persoon met een handicap die op het moment van de aanvraag van dat budget gebruikmaakt van een andere vorm van jeugdhulpverlening dan een persoonlijke-assistentiebudget en die conform het vierde lid nog niet in aanmerking komt voor een terbeschikkingstelling van een budget, in afwijking van artikel 34, tweede lid en vierde lid, voorgelegd aan de regionale prioriteitencommissie voor de toekenning van een prioriteitengroep voor het gehele bedrag van de budgetcategorie die conform artikel 17 tot en met 21 kan worden toegewezen.]3]2
  [7 De personen met een handicap die aan al de volgende voorwaarden voldoen en vanaf het jaar 2020 in aanmerking komen voor de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning conform artikel 37, § 1, derde tot en met zevende lid, zoals van toepassing op 31 december 2020, hoeven niet te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 37, § 1, vierde lid, zoals van toepassing op 31 december 2020:
   1° ze zijn geboren in het jaar 1998 of vroeger;
   2° ze maakten op het moment van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning gebruik van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) of b);
   3° ze hebben voor 1 januari 2020 een aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ingediend;
   4° het agentschap heeft voor 1 januari 2020 geen beslissing tot toewijzing van een budget naar aanleiding van de aanvraag, vermeld in punt 3°, genomen.]7
  [7 Personen met een handicap die op het ogenblik van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning gebruikmaken van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) of b), en die voldoen aan al de volgende voorwaarden, moeten in afwijking van artikel 37, § 3, vierde of vijfde lid, in het jaar 2020 gebruikmaken van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) en b), om in aanmerking te komen voor de terbeschikkingstelling conform artikel 37, § 3, van het budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning:
   1° ze zijn in het jaar 2020 21 jaar of ouder geworden;
   2° ze hebben na 1 januari 2020 en voor 17 juli 2020 een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering ingediend bij het agentschap dat het agentschap heeft goedgekeurd voor 17 juli 2020;
   3° het multidisciplinaire verslag, vermeld in artikel 12, is uiterlijk op 31 december 2020 aan het agentschap bezorgd.]7
  Met ingang van 1 januari 2017 zullen de personen met een handicap die op dat moment reeds gebruik maken van niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning en de personen met een handicap voor wie het agentschap een beslissing tot toewijzing van een van de ondersteuningsvelden, vermeld in tabel 2 van de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 maart 2012 houdende vaststelling van de ondersteuningsvelden, heeft genomen, overgezet worden naar persoonsvolgende financiering als vermeld in artikel 16 van het decreet van 7 mei 2004 zonder dat zij hiervoor een aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in dit beluit moeten indienen bij het agentschap.
  [4 Artikel 37/1 en 37/2 treden in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.]4
  [6 De personen met een handicap die op het moment van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning gebruikmaken van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, c), van dit besluit, of gebruik maakten van ondersteuning voor personen met een handicap met ernstig externaliserend of internaliserend storend gedrag waarvan de impact dermate groot is dat er nood is aan continue, hoofdzakelijk residentiële ondersteuning met een semi-gesloten karakter, die werd geboden door een multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap als vermeld in artikel 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2019, komen conform artikel 37, § 1, derde lid tot en met zevende lid, van dit besluit, zoals van toepassing op 31 december 2020, in het jaar 2020 in aanmerking voor de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als ze in het jaar 2020 gebruik maakten van jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 1, 7° /1, a) tot en met c), van dit besluit.]6
  ----------
  (1)<BVR 2016-03-04/17, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (2)<BVR 2017-02-24/26, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (3)<BVR 2018-06-08/23, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (4)<BVR 2019-05-10/09, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (5)<BVR 2020-04-24/19, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (6)<BVR 2021-03-05/14, art. 28,4°, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (7)<BVR 2021-03-05/14, art. 28, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.57.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.[1 Bijlage.]1

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-04-2021, p. 40953-40958)

  Gewijzigd door:

  <BVR 2023-01-27/04, art. 12, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
  <BVR 2023-02-17/30, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 29, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>