31 AUGUSTUS 1998. - Decreet betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor [de gewone en gespecialiseerde scholen] (VERTALING). <Opschrift gewijzigd door DDG2009-05-11/15, art.129 , 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-11-1998 en tekstbijwerking tot 07-02-2024)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - [1 Opdracht toevertrouwd door de maatschappij aan de inrichtende machten en aan het personeel van de gewone en gespecialiseerde scholen]1
Afdeling 1. - Maatschappelijk project.
Art. 5-15
Afdeling 2. - Specifieke opdracht van de inrichtende machten.
Art. 16-19
Afdeling 3. - Specifieke opdracht van de verschillende scholen.
Art. 20
HOOFDSTUK III. - [1 Structuur van het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs]1
Afdeling 1. - [1 De gewone basisschool]1
Art. 21
Afdeling 1bis. [1 - De gespecialiseerde basisschool]1
Art. 21/1
Art. 21/1 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 21/2
Afdeling 2. - [1 De gewone secundaire school]1
Art. 22
Afdeling 2bis. [1 - De gespecialiseerde secundaire school]1
Art. 22/1, 22/2
HOOFDSTUK IV. - [1 De leerling in het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs]1
Afdeling 1. - Vrije keuze van de school en toelating.
Art. 23-28
Afdeling 2. - Inschrijving van leerlingen die krachtig moeten worden gesteund.
Art. 29-31
Afdeling 3. - kosteloze toegang tot het onderwijs.
Art. 32
Afdeling 4. - Algemene richtlijnen inzake inschrijving.
Art. 33
Afdeling 5. - Keuze tussen de cursus "godsdienst" en de cursus "niet-confessionele zedenleer".
Art. 34
Afdeling 6. - Rechten en plichten van de leerling en van de persoon belast met zijn opvoeding.
Art. 35-37
Afdeling 7. - Structuur van de beroepsmogelijkheden voor de leerling of de personen belast met zijn opvoeding bij niet-overgang, niet-uitreiking van een studiegetuigschrift of uitsluiting uit de school.
Art. 38-39
Afdeling 8. - Schoolreglement.
Art. 40-41
Afdeling 9. - Tuchtmaatregelen.
Art. 42-45
Afdeling 10. [1 - Samenwerking tussen scholen, het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's en de centra voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's]1
Art. 45.1
HOOFDSTUK V. - [1 Medebeslissing in de gewone en de gespecialiseerde scholen]1
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 46-47
Afdeling 2. - De pedagogische raad.
Art. 48-54
Afdeling 3. - Leerlingen- en oudersafvaardigingen.
Art. 55-56
HOOFDSTUK VI. - Duur van een schooljaar, verlof- en vakantieregeling.
Art. 57-67, 67/1
HOOFDSTUK VII. - [1 EVALUATIE EN BEGELEIDING VAN DE SCHOOL]1
Afdeling 1. - Interne evaluatie.
Art. 68-69
Afdeling 2. - Externe evaluatie.
Art. 70-73
Afdeling 3. - Begeleiding van de scholen. [1 opgeheven]1
Art. 74
HOOFDSTUK VIII. - Inhoud van de cursussen, evaluatie van de prestaties geleverd door de leerlingen en eindgetuigschriften.
Afdeling 1. - Inhoud van de cursussen.
Art. 75, 75bis
Afdeling 2. - Evaluatie.
Art. 76-83
Afdeling 3. - De klasseraad.
Art. 84-86
Afdeling 4. - Graad- en eindgetuigschriften.
Art. 87-93
HOOFDSTUK VIIIbis. - [1 GESPECIALISEERDE PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING IN DE GEWONE EN GESPECIALISEERDE SCHOLEN]1
Afdeling 1. - [1 Principe van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning]1
Art. 93.1
Afdeling 2. - [1 Procedure voor het vaststellen van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning]1
Onderafdeling 1. - [1 Algemeen]1
Art. 93.2-93.3
Onderafdeling 2. - [1 Starten van de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning]1
Art. 93.4-93.6
Onderafdeling 3. - [1 Vaststellen van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning]1
Art. 93.7-93.10
Afdeling 3. - [1 Inschrijving in een gewone school]1
Art. 93.11-93.14
Afdeling 3.1. [1 - Bijzondere bepaling voor de inschrijving in een secundaire school]1
Art. 93.14.1
Afdeling 4. - [1 Individueel ondersteuningsplan en ondersteuningsportfolio]1
Art. 93.15-93.17
Afdeling 5. - [1 Voortzetting of stopzetting van lopende integratieprojecten]1
Art. 93.18-93.23
Afdeling 6.-. [1 Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften]1
Art. 93.24-93.32.4
HOOFDSTUK VIIIter. [1 - Redelijke aanpassingen en bescherming van de schoolcijfers]1
Afdeling 1. [1 - Redelijke aanpassingen]1
Art. 93.33-93.37
Afdeling 2. [1 - Bescherming van de schoolcijfers]1
Art. 93.38-93.45
Afdeling 3. [1 - Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften]1
Art. 93.46
HOOFDSTUK VIIIquater. [1 - Huisonderwijs]1
Afdeling 1. [1 - Algemeen]1
Art. 93.47-93.49
Afdeling 2. [1 - Vereisten waaraan het huisonderwijs moet voldoen]1
Art. 93.50-93.52
Afdeling 3. [1 - Aanmelding voor huisonderwijs]1
Art. 93.53-93.54
Afdeling 4. [1 - Toezicht op het huisonderwijs]1
Art. 93.55-93.59
Afdeling 5. [1 - Inschrijving voor de zittijden van de examencommissies]1
Art. 93.60-93.61
Afdeling 6. [1 - Hervatting van het huisonderwijs]1
Art. 93.62
Afdeling 7. [1 - Bescherming van de persoonsgegevens]1
Art. 93.63-93.65
HOOFDSTUK VIIIquinquies. [1 - Deelneming van nieuwkomers aan het onderwijs.]1
Afdeling 1. [1 - Toepassingsgebied en doelstelling]1
Art. 93.66-93.67
Afdeling 2. [1 - Inschrijving en deelneming aan het onderwijs van de nieuwkomers in een gewone school en in een taalklas of in taalcursussen]1
Art. 93.68-93.73
Afdeling 3. [1 - Integratieraad]1
Art. 93.74-93.75
Afdeling 4. [1 - Redelijke aanpassingen wegens ontbrekende competenties in de onderwijstaal en bescherming van de schoolcijfers wegens ontbrekende competenties in de onderwijs en de vreemde talen]1
Art. 93.76-93.78
Afdeling 5. [1 - Betrekkingenpakket voor nieuwkomers en voor de organisatie van taalklassen of taalcursussen]1
Art. 93.79-93.81
HOOFDSTUK VIIIsexies. [1 Deelneming aan het onderwijs in een time-outinstelling]1
Art. 93.82-93.96
HOOFDSTUK IX. - Opdrachten van het personeel.
Afdeling 1. - Beschrijving van de opdrachten.
Art. 94-98.3
HOOFDSTUK X. - Bijscholing en voortgezette opleiding van het personeel.
Art. 99-103
HOOFDSTUK X.1. [1 - Wekelijkse werktijd]1
Art. 103.1
HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen van het decreet van 30 juni 1997 houdende Oprichting, handhaving, sluiting en organisatie van het gewoon basisonderwijs op basis van een betrekkingenpakket en van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs.
Art. 104-120
HOOFDSTUK XII. - <DDG 1999-05-25/76, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1999> Opheffings-; wijzigings- en overgangsbepalingen.
Art. 121-123, 123bis, 123ter, 123quater, 123quinquies, 123sexies, 123septies, 123octies, 123novies, 123decies, 123undecies, 123duodecies
HOOFDSTUK XIII. - Inwerkingtreding.
Art. 124
1957082050 1959052901 1963073006 1969120203 1970070602 1971071904 1983010447 1984010367 1984010368 1985010350 1988023801 1990029844 1992031369 1993033069 1994033011 1994033051 1996033005 1997033078
1999033039 1999033057 1999033081 1999033089 1999033101 2000033013 2000033033 2000033034 2000033058 2000033060 2000033064 2000033071 2000033109 2000033110 2001033044 2004033074 2004033079 2006033073 2006033086 2007033079 2008033071 2009201882 2009205039 2010200307 2010202226 2010202231 2010202531 2011201954 2011204724 2011205112 2014206542 2016204580 2016204583 2017202713 2017204348 2017204819 2017205030 2018202899 2018205070 2018A02899 2019201690 2019205750 2020203807 2021201175 2022202205 2023201350 2023204425 2024200470
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities.
Artikel 1.Toepassingsgebied.
[2 Voorliggend decreet is van toepassing op het gewoon basisonderwijs en het basisonderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften evenals op het gewoon secundair onderwijs en het secundair onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt, met uitzondering van het aanvullend secundair beroepsonderwijs, waarvoor uitsluitend de artikelen 38 en 39 evenals 42 tot en met 45 van toepassing zijn.
De artikelen 23 tot en met 27, 28, 32, 57 tot en met 59 en 63 zijn eveneens van toepassing op het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd en gesubsidieerd secundair onderwijs met beperkt leerplan.]2
[1 Voorliggend besluit is niet van toepassing op het deeltijdse kunstonderwijs dat door de Duitstalige Gemeenschap erkend, gesubsidieerd of georganiseerd wordt.]1
[3 Artikel 45.1 is van toepassing op het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's en op de centra voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's.]3
----------
(1)<DDG 2009-03-23/10, art. 106, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2009-05-11/15, art. 130, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DDG 2021-06-28/11, art. 141, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.2. Hoedanigheden. In dit decreet gelden de hoedanigheden voor beide geslachten.
Art.3. Meerderjarigheid. Vanaf de dag waarop een leerling meerderjarig wordt, gelden voor hem de rechten en plichten die in dit decreet vastgelegd zijn voor de persoon belast met zijn opvoeding.
Art.4.Definities. Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder :
1° [1 Parlement : Parlement van de Duitstalige Gemeenschap;]1
2° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;
3° [2 school : inrichting voor vorming en opvoeding die door een inrichtingshoofd wordt geleid en waar de leerlingen onderwezen worden volgens een studieprogramma dat door de Regering is vastgelegd of goedgekeurd, waarbij de onderwijsdoelstellingen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kunnen worden aangepast;]2
4° inrichtende macht : rechts- of natuurlijke persoon die de rechtelijke verantwoordelijkheid voor de oprichting, de organisatie en het bestuur van één of meerdere scholen op zich neemt en die prestaties verleent die eigen zijn aan het beheer van een school;
5° [2 personen belast met de opvoeding : personen die krachtens de wet of een gerechtelijke beslissing het ouderlijke gezag over het kind of de jongere uitoefenen;]2
6° huisonderwijs : onderwijs verstrekt aan leerplichtige kinderen en dat door de personen belast met hun opvoeding georganiseerd en gefinancierd wordt;
7° officieel onderwijs : onderwijs georganiseerd door een publiekrechtelijke rechtspersoon;
8° vrij onderwijs : onderwijs georganiseerd door een privaatrechtelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon;
9° studieprogramma : wekelijkse lessentabel en leerplannen van een klas in het lager en het secundair onderwijs;
10° wekelijkse lessentabel : lijst van de onderwijseenheden verstrekt tijdens een week onderwijs in een vak of vakgebied;
11° activiteitenplan : plan dat de pedagogische activiteiten opsomt die in de kleuterafdeling de ontwikkelingsdoelen dienen te bereiken;
12° [1 leerplan : plan met de competenties, inhouden en aanwijzingen, zoals beschreven in de referentiekaders, voor de organisatie van een bepaald vak of vakgebied in het lager of secundair onderwijs;]1
13° vakgebied : groep vakken die qua inhoud in verband tot elkaar gebracht worden;
14° ontwikkelingsdoelen : doeleinden qua kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die in de kleuterafdeling nagestreefd worden;
15° [1 competenties resp. bevoegdheden : vaardigheid efficiënt te handelen, wat een groep van verwante toestanden betreft; om deze toestanden te beheersen, is het noodzakelijk enerzijds de nodige kennis en anderzijds de vaardigheid te bezetten deze kennis met het oog op het opsporen en oplossen van problemen op reflectieve wijze en op het aangepast tijdstip in concrete handelingen om te zetten; er zijn zowel vakgebonden als vakoverstijgende competenties;]1
16° [1 kerncompetenties : wezenlijke doeleinden in het vak of vakgebied die het vertrekpunt zijn voor het formuleren van de verwachte competenties;]1
[1 16bis° verwachte competenties : de te bereiken leerresultaten die de leerlingen telkens op een bepaald tijdstip moeten hebben verworven om ervoor te zorgen dat zij verder met vrucht kunnen leren; deze gelden als minimale vereisten die door elke leerling moeten worden bereikt;]1
[1 16ter° referentiekaders : bindende kaders die vereisten qua leren en aanleren op school formuleren; deze omvatten o.a. kerncompetenties, verwachte competenties en deelcompetenties; deze laatsten beschrijven tussendoeleinden voor de verschillende graden van het lager en secundair onderwijs die belangrijke etappes zijn in de ontwikkeling van de competenties;]1
17° graad : structuur die in één onderwijsniveau meerdere leerjaren telt;
18° [2 onderwijsniveau : indeling van het gewoon of gespecialiseerd onderwijs in kleuteronderwijs, lager onderwijs en secundair onderwijs;]2
19° klas : bepaalde groep leerlingen die samen het onderwijs volgen. Deze leerlingengroep bestaat uit leerlingen van hetzelfde leerjaar of van meerdere leerjaren;
20° godsdienst : één der godsdiensten bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
21° bevoegde instantie van de betrokken eredienst : een kerkelijke gezagdrager erkend door de federale Staat;
22° confessioneel onderwijs : onderwijs gebaseerd op één der godsdiensten bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en verstrekt met de instemming van de bevoegde instantie van de betrokken eredienst, indien zo'n instantie bestaat;
23° [2 leerling met specifieke onderwijsbehoeften : leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld;]2
24° [4 onderwijsinspectie : dienst die krachtens het decreet van 25 juni 2012 over [7 de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs]7 is opgericht en die de inspectietaken uitoefent die hem bij dat decreet worden opgedragen;]4
25° lestijd : eenheid van vijftig minuten aangewend voor het onderwijs of voor andere pedagogische activiteiten in het kader van de schoolopleiding;
26° inrichtende macht op het gebied van de opleiding : alle door de Duitstalige Gemeenschap erkende publiekrechtelijke of private instellingen die een vormingsdoel nastreven;
27° studiegetuigschriften : door de wet of de reglementen voorgeschreven getuigschriften die op het einde van een studiejaar uitgereikt worden;
[2 28° leergroep : groep lerenden die een leerinhoud verwerken of uitdiepen;
29° integratieproject : scolarisatie van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs waarbij middelen op maat worden ingezet, ongeacht of het gaat om personeelsmiddelen, materiële middelen of didactische middelen voor gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;
30° ondersteuningsvergadering : vergadering van de personen belast met de opvoeding en de vertegenwoordigers van de gewone school en de gespecialiseerde school waarop de speciale onderwijsdoeleinden en de speciale onderwijsmaatregelen worden bepaald en overleg wordt gepleegd over de speciale onderwijsmiddelen en de plaats waar een kind of jongere met specifieke onderwijsbehoeften ondersteuning zal krijgen;
31° individueel ondersteuningsplan : een onder de verantwoordelijkheid van het inrichtingshoofd opgesteld document waarmee de door diagnose gestuurde begeleiding van de leerprocessen wordt gewaarborgd. Uitgaand van de individuele sterke punten, de interessen en het ontwikkelingsniveau worden de speciale onderwijsdoeleinden en onderwijsmaatregelen beschreven. Het ondersteuningsplan bevat bovendien een lijst met de namen van de leden van het bestuurspersoneel, het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch en psychosociaal personeel dat het individueel ondersteuningsplan uitvoert. Voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wordt systematisch met een ondersteuningsplan gewerkt;
32° ondersteuningsportfolio : documentatiemap met alle gegevens die voor de ondersteuning van de leerling relevant zijn, in het bijzonder diagnostische adviezen, gegevens over het ontwikkelingsniveau van de leerling, getuigenissen, documenten en bewijzen van de tot nu toe genomen pedagogische en therapeutische maatregelen.]2
[3 33° schoolcurriculum : gedeelte van het schoolproject dat de schoolgemeenschap in het kader van een continue interne dialoog over de referentiekaders en de ontwikkelingszwaartepunten van de school uitwerkt als antwoord van de school op de noodzaak om de kwaliteit van het onderwijs te ontwikkelen en te controleren. Dit schoolcurriculum wordt binnen de school, op basis van de ontwikkelingsbehoeften van de school, geëvalueerd en zo nodig herzien binnen een termijn die vooraf afgesproken is met de schoolleiding, het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch en psychosociaal personeel van de school in kwestie.
34° vakcurricula : gedeelten van het schoolcurriculum die per vak resp. vakgebied worden ontwikkeld. Ze zorgen voor de verticale continuïteit. Aanknopingspunten voor een vakoverschrijdend en vakverbindend onderwijs zorgen voor de horizontale continuïteit;
35° deelcurricula : gedeelten van het schoolcurriculum die uitgewerkt worden op basis van de ontwikkelingszwaartepunten die binnen de school worden gekozen.]3
[5 36° werkdag : de weekdagen van maandag tot vrijdag, met uitzondering van de wettelijke feestdagen.]5
[6 37° nieuwkomers: kinderen of jongeren die bij een eerste inschrijving in een gewone school in de Duitstalige Gemeenschap voldoen aan de volgende voorwaarden :
a) 3 tot 18 jaar oud zijn;
b) een talenkennis hebben die onder niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen ligt;
c) hun woonplaats of gewone verblijfplaats hebben in een van de negen gemeenten van het Duitse taalgebied;
38° Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: het op 26 september 2001 door de Raad voor Culturele Samenwerking van de Raad van Europa voorgestelde Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen;
39° immersieprincipe: het leren van een taal door contact en uitwisseling met andere personen die die taal in de praktijk gebruiken;
40° taalklas: een jaargangoverschrijdende of graadoverschrijdende klas in gewone scholen waaraan uitsluitend nieuwkomers deelnemen die tussen 5 en 18 jaar oud zijn, met de bedoeling om het taalniveau te verwerven dat nodig is om gewoon basisonderwijs of gewoon secundair onderwijs te kunnen volgen;
41° taalcursussen: intensieve taalcursussen in het gewone basisonderwijs die nieuwkomers de mogelijkheid bieden het taalniveau te verwerven dat nodig is om gewoon basisonderwijs te kunnen volgen;
42° definitieve integratie: het tijdstip vanaf wanneer de nieuwkomer het gewoon basisonderwijs of gewoon secundair onderwijs definitief bezoekt en niet meer beschouwd wordt als een nieuwkomer die een taalklas bezoekt.]6
[8 43°. Algemene Verordening Gegevensbescherming: Verordening 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.]8
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DDG 2009-05-11/15, art. 131, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DDG 2010-10-25/05, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(4)<DDG 2012-06-25/09, art. 40, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(5)<DDG 2016-06-20/09, art. 54, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(6)<DDG 2017-06-26/09, art. 9, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(7)<DDG 2019-05-06/10, art. 110, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(8)<DDG 2020-06-22/15, art. 54, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK II. - [1 Opdracht toevertrouwd door de maatschappij aan de inrichtende machten en aan het personeel van de gewone en gespecialiseerde scholen]1
----------
(1)
Afdeling 1. - Maatschappelijk project.
Art.5. Algemeenheden. Elke school die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd is, moet in het kader van haar vormings- en opleidingswerk een opdracht vervullen die haar door de maatschappij toevertrouwd is. Deze opdracht bestaat erin de algemene doeleinden, opgenomen in de artikels van deze afdeling, in alle cursussen en andere pedagogische activiteiten na te streven.
Elk vormings- en opleidingswerk moet gebaseerd zijn op :
1° de erkenning en de naleving van de rechten van de mens zoals bepaald door :
a) de Universele verklaring van de rechten van de mens, afgekondigd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1948 en;
b) het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
2° de verdediging en de luister van de taal alsmede op de bevordering van cultuur en identiteit.
Art.6. Ontwikkeling van de persoonlijkheid. De school bevordert de rijpingsproces van de leerlingen doordat ze rekening houdt met hun persoonlijkheid en hun behoefte aan zelfverwezenlijking, hun zelfvertrouwen versterkt en hun autonomie ontwikkelt. Daardoor houdt de school rekening met alle cognitieve, sociale, affectieve, psychomotorische en sanitaire aspecten.
De school houdt rekening met de sociale en culturele afkomst van de leerling en bevordert zo de gelijke kansen.
De school leert de leerlingen aan te erkennen dat alle anderen hetzelfde recht hebben op zelfverwezenlijking en op zelfbeschikking. Hun betrekkingen moeten op de rechtvaardigheid, de solidariteit en de verdraagzaamheid berusten alsmede op de gelijke kansen voor mannen en vrouwen.
De leerlingen moeten in staat zijn hun medeverantwoordelijkheid te dragen alsmede hun plichten bij de organisatie van de menselijke betrekkingen in de huiselijke kring, op en buiten school, in hun professioneel leven, in de maatschappij en op het niveau van de Staat.
Art. 6.1.[1 Individuele ondersteuning
Elke leerling heeft recht op passende ondersteuning op school. Die ondersteuning heeft tot doel alle leerlingen, ook die met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden, bij het leren van schoolse, sociale en maatschappelijke vaardigheden te ondersteunen en aan te moedigen. Zij biedt de leerlingen hulp en oriëntatie bij het overnemen van waarden, instellingen en houdingen.
Een evaluatie van de vaardigheden en beperkingen van de leerlingen vormt de grondslag voor de uitvoering van de individuele ondersteuning. Bij de uitvoering van de individuele ondersteuning komt het erop aan ervoor te zorgen dat deze plaatsvindt in de natuurlijke leefomgeving van de leerling, zo dicht mogelijk bij zijn plaats van herkomst, zo veel mogelijk in een klas van het gewoon onderwijs en, als pedagogische ondersteuning moet worden geboden, in het kader van een integratieproject of scolarisatie in het gespecialiseerd onderwijs. Er moet ook rekening worden gehouden met preventieve maatregelen en vroegtijdige opsporing van de behoefte aan individuele ondersteuning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 133, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.7. Achting voor mens en milieu. Op school leert men de anderen te eerbiedigen en zich milieubewust te gedragen.
Art.8. De leerlingen in de maatschappij. De school heeft als opdracht bij alle leerlingen het gevoel voor het algemeen belang en de elementaire democratische gebruiken te bevorderen door hun belangstelling te wekken voor de sociale, politieke, culturele en economische vraagstellingen. De school bereidt er de leerlingen voor in het maatschappelijk en professioneel leven een actieve en creatieve rol te spelen.
Als levensruimte maakt de school het de hele schoolgemeenschap mogelijk aan vraagstukken omtrent de school mee te werken die haar betreffen.
Art.9. De overbrenging van kennis, bekwaamheid en vaardigheid. De school moet kennis overbrengen, bekwaamheden en vaardigheden ontwikkelen. Ze leert aan voor cultuur en wetenschap open te staan en eerbied voor de godsdienstige en ideologische overtuigingen van de anderen te hebben.
Art.10. Wereldoriëntatie. De school leert aan internationaal opgesteld te zijn, bevordert de Europese ideeën en de meertaligheid.
Art.11. Ontwikkelingsdoelen. De opvoeding in de kleuterafdeling streeft ontwikkelingsdoelen na en bevordert voornamelijk de psychomotorische, sociale, affectieve en cognitieve bekwaamheden van het kind.
De kleuterleiders hebben als opdracht deze ontwikkelingsdoelen als basis te beschouwen voor hun vormings- en opvoedingswerk opdat alle leerlingen van het kleuteronderwijs optimaal worden voorbereid op het lager onderwijs.
Art.12.Bevoegdheden. Het vormingsdoel van alle lagere en secundaire scholen bestaat erin bevoegdheden bij te brengen.
De school heeft als opdracht alle leerlingen in staat te stellen om zoveel mogelijke bevoegdheden te verwerven die hen ertoe brengen zich [1 kerncompetenties en verwachte competenties]1 eigen te maken.
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.13.[1 Vakoverstijgende competenties
Vakoverstijgende competenties zijn competenties die in alle vakken en in het schoolleven ontwikkeld worden. De vakoverstijgende competenties vormen een basis om algemene opleidingsdoeleinden te bereiken en zijn een belangrijke voorwaarde voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling. Zij vormen bovendien een basis voor de ontwikkeling van vakgebonden competenties.
De vakoverstijgende competenties zijn eng met elkaar verbonden :
1° methodische competenties : deze omvatten het flexibel gebruik van veelzijdige leer- en arbeidsmiddelen alsmede van leerstrategieën die het mogelijk maken, opdrachten te vervullen en problemen op te lossen. Het doel op lange termijn is de ontwikkeling van een zelfstandig, doelgericht, creatief en verantwoordelijkheidsbewust leerproces. Daarbij bevorderen de scholen de informatie- en mediacompetenties van de leerlingen en zorgen voor een aanpak van de informatie- en communicatietechnieken die aan de leeftijd van de leerlingen aangepast is;
2° sociale competenties : deze duiden het geheel der vaardigheden en instellingen aan om het eigen gedrag eerder op een gemeenschappelijke dan op een individuele handeling te richten. De leerlingen laten hun individuele handelingsdoelen met die van de anderen overeenstemmen;
3° persoonlijke competenties : deze zijn gericht op de vaardigheid van de leerlingen als individu succeservaringen, vereisten en grenzen in alle levenssituaties op te sporen. Dit houdt o.a. het leren van het zelfvertrouwen en van het gevoel van eigenwaarde in, alsmede het erkennen van de eigen sterke en zwakke punten met het oog op het kritische zelfimago en de ontwikkeling van een kritische oordeelvaardigheid.
Het " aanleren " wordt georganiseerd opdat de leerlingen actief aan de " opbouw " van hun eigen kennis en aan de verwerving van competenties kunnen meewerken. De leerlingen moeten steeds de ervaring opdoen dat kennis en vaardigheden zinvol zijn en in praktijk kunnen worden gebracht. De school tracht dus de leersituaties te actualiseren en deze bij het levensmilieu van de leerlingen te betrekken.
Tijdens de schoolopleiding zijn de opvoeding tot een zelfverantwoordelijk en zelfstandig leren alsmede de bevordering van het bereid zijn om prestaties te leveren belangrijke voorwaarden om levenslang te kunnen leren.]1
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.14. Gelijkwaardigheid van de opleidingswegen. De studierichtingen en opleidingsvormen zijn verschillende maar gelijkwaardige middelen om de doeleinden van dit decreet te realiseren.
Ze zijn toegankelijk voor jongens en meisjes zonder uitzondering.
Om deze maatschappelijke opdracht te vervullen, werken de scholen samen met andere inrichtende machten op het gebied van de opleiding telkens als het als zinvol geacht wordt.
Art.15.Opleidings- en beroepsvoorlichting. De scholen zijn ertoe verplicht, in samenwerking met de PMS-centra of andere gespecialiseerde instellingen, de leerlingen en de personen belast met hun opvoeding te informeren en te adviseren over de mogelijke studierichtingen, opleidingen en beroepen.
Afdeling 2. - Specifieke opdracht van de inrichtende machten.
Art.16. Opvoedkundig project. Elke inrichtende macht stelt een eigen opvoedkundig project op voor haar scholen. Dit project moet verenigbaar zijn met het maatschappelijk project.
Art.17.Activiteitenplan, studieprogramma en leerplan.
§ 1. Elke inrichtende macht stelt een activiteitenplan op of neemt er één over voor haar kleuterafdelingen.
Voor zijn lagere en secundaire scholen stelt zij studieprogramma's of leerplannen op of neemt ze over per vak of vakgebied en per graad.
Met uitzondering van de leerplannen voor de cursussen "godsdienst" of "niet-confessionele zedenleer" moeten de activiteitenplannen en de leerplannen respectievelijk de [1 de in de referentiekaders beschreven competenties]1 en de ontwikkelingsdoelen duidelijk vermelden.
Bijkomende bevoegdheden worden ook als doelen in de verschillende leerplannen opgenomen.
[2 De individuele ondersteuning van leerlingen in het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs kan gebaseerd worden op een individueel ondersteuningsplan. Indien overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, is het opstellen en volgen van een individueel ondersteuningsplan verplicht.]2
§ 2. De activiteitenplannen, de studieprogramma's en de leerplannen opgesteld door gesubsidieerde inrichtende machten worden aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd.
De Regering onderzoekt of er aan de voorwaarden van § 1, lid 3 voldaan wordt.
Indien de Regering activiteitenplannen, studieprogramma's of leerplannen opgesteld door een inrichtende macht niet goedkeurt, dan worden ze omgewerkt en opnieuw de Regering ter goedkeuring voorgelegd. Intussen past de inrichtende macht in de betrokken scholen een activiteitenplan, leerplan of studieprogramma toe dat van toepassing is in de gemeenschapsscholen of dat door de Regering al goedgekeurd is.
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DDG 2009-05-11/15, art. 134, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.18. Leerplannen voor de cursus "godsdienst". In afwijking van artikel 17 maken de bevoegde instanties van de betrokken erediensten, die verantwoordelijk zijn voor de cursus godsdienst, de leerplannen ter informatie aan de Regering over.
Art.19. Pedagogische vrijheid van de inrichtende macht en verbod van politieke activiteit. § 1. Op de voordracht van de pedagogische raad waarin hoofdstuk V, afdeling 2 voorziet, beslist elke inrichtende macht vrij over de didactische fundamenten en pedagogische methodes voor haar scholen.
§ 2. Elke politieke activiteit of propaganda alsook elke winstgevende bedrijvigheid zijn verboden in de scholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Gemeenschap.
Oneerlijke mededinging tussen scholen is verboden.
Afdeling 3. - Specifieke opdracht van de verschillende scholen.
Art.20.[1 Schoolproject
De schoolgemeenschap stelt in opdracht van de inrichtende macht een eigen schoolproject voor de school op. Het schoolproject, met uitzondering van het schoolcurriculum bedoeld in het tweede lid, 5°, wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de inrichtende macht.
Het schoolproject omvat minstens het volgende :
1. de uitgangssituatie van de school, d.w.z. de huidige ontwikkelingstand van de school, met inachtneming van de buitenschoolse en binnenschoolse gegevens;
2. de referenties en de verplichtingen, die onder meer het volgende omvatten :
a) de maatstaven waarmee de ontwikkeling van de leerling wordt beoordeeld en zijn prestaties worden geëvalueerd en die coherent zijn met het hele schoolproject;
b) de wijze en het tijdstip waarop die evaluaties worden meegedeeld;
c) een informatie over de mogelijkheden die aan de leerlingen en/of de personen belast met hun opvoeding aangeboden worden om beslissingen te betwisten die hen betreffen;
[2 d) de met de leerlingen afgesproken vorm waarop ze aan het schoolleven kunnen meewerken en de aspecten waarover de leerlingen recht van inspraak hebben;]2
e) de vorm die de medewerking van de ouders in het schoolleven zal aannemen, een vorm die in overleg met de ouderafvaardiging wordt gekozen.
3. het pedagogische model van de school dat de grondhouding en de waarden bevat waarnaar de school zich in al haar activiteiten richt of wil richten.
4. het uitvoeringsprogramma dat de maatregelen voor de toepassing van het pedagogische totaalconcept bevat en waarin wordt bepaald hoe de ontwikkelingszwaartepunten binnen de school in de praktijk worden gebracht. Daartoe behoren :
a) de [3 schoolontwikkelingsdoelen]3 bepalen;
b)[4 plannen wat wordt ontwikkeld, met maatregelen voor de uitvoering]4;
c) concreet nagaan of de doelstellingen bereikt zijn;
d) nieuwe of aanvullende ontwikkelingszwaartepunten vaststellen of aanpassen;
5. het schoolcurriculum, dat is samengesteld uit de vakcurricula en deelcurricula m.b.t. de ontwikkelingszwaartepunten binnen de school.
Het schoolproject wordt ondertekend door de schoolleiding, het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch en psychosociaal personeel van de school en de inrichtende macht. De ondertekening geldt als bewijs dat ze kennis hebben genomen van het schoolproject. [5 De middenmanagers zorgen voor de coördinatie en sturing van de uitvoering en verdere ontwikkeling van het schoolproject in de zin van verandermanagement.]5]1
----------
(1)<DDG 2010-10-25/05, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DDG 2018-06-18/08, art. 61,1°, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(3)<DDG 2018-06-18/08, art. 61,2°, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
(4)<DDG 2018-06-18/08, art. 61,3°, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
(5)<DDG 2018-06-18/08, art. 61,4°, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
HOOFDSTUK III. - [1 Structuur van het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 De gewone basisschool]1
----------
(1)
Art.21.Structuur.
§ 1. De basisschool bestaat uit een kleuterafdeling en een lagere school.
[1 § 1.1. Onder een vijfjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van vijf jaar bereikt.
Onder een zesjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van zes jaar bereikt.]1
§ 2. De kleuterafdeling richt zich tot kinderen [1 die tussen twee jaar en zes maanden en vijf jaar oud zijn]1.
De lagere school richt zich tot [1 kinderen vanaf zes jaar]1 en telt ten hoogste drie graden van tenminste twee leerjaren.
[1 In afwijking van het eerste lid en het tweede lid kan enerzijds een zesjarig kind nog de kleuterafdeling bezoeken en kan anderzijds een vijfjarig kind de lagere school bezoeken.]1
In beide gevallen nemen de personen belast met zijn opvoeding een dienovereenkomstige beslissing nadat zij een met redenen omkleed advies van de klasseraad en van het bevoegde PMS-centrum ter kennis hebben genomen.
Gaat het om een kind dat een kleuterafdeling nog niet heeft bezocht, dan is slechts het advies van het PMS-centrum vereist.
§ 3. Na de laatste graad beslist de klasseraad of het bewijs van basisonderwijs al dan niet zal worden uitgereikt.
§ 4. De klasseraad kan beslissen dat de leerling op de lagere school één enkele keer een bijkomend jaar in één en hetzelfde niveau volgt.
Op de voordracht van de klasseraad en op advies van een PMS-centrum kunnen de personen belast met de opvoeding beslissen dat hun kind de jaren doorgebracht op de lagere school met een 8ste jaar verlengt.
§ 5. Op grond van een gunstig advies van de klasseraad kunnen de personen belast met de opvoeding beslissen dat de jaren doorgebracht door hun kind op de lagere school met één jaar worden verminderd.
----------
(1)<DDG 2020-06-22/15, art. 55, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Afdeling 1bis. [1 - De gespecialiseerde basisschool]1
----------
(1)
Art. 21/1.[1 Structuur
§ 1. De basisschool bestaat uit een kleuterafdeling en een lagere school.
[2 § 1.1. Onder een vijfjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van vijf jaar bereikt.
Onder een zesjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van zes jaar bereikt.]2
§ 2. De kleuterafdeling is voor kinderen die [2 tussen twee jaar en zes maanden en vijf jaar oud zijn]2.
De lagere school is voor [2 kinderen vanaf zes jaar]2.
§ 3. Een kind bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de kleuterafdeling worden ingeschreven, indien het [2 tussen twee jaar en zes maanden en vijf jaar oud is]2 of deze leeftijd op 31 december van het lopende schooljaar bereikt.
In afwijking van het eerste lid kan [2 een zesjarig kind]2 naar de kleuterafdeling gaan. De personen belast met de opvoeding nemen daaromtrent een beslissing na kennis te hebben genomen van een gemotiveerd advies van de klassenraad en van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum. Bij een kind dat nog niet naar de kleuterafdeling gaat, is enkel het advies van een psycho-medisch-sociaal centrum vereist. Deze beslissing over het behoud in de kleuterafdeling kan een tweede keer worden uitgesproken.
§ 4. Een kind dat zijn woonplaats in het buitenland heeft, mag slechts in een kleuterafdeling worden ingeschreven :
1. als het aan de algemene toelatingsvoorwaarden van § 3 voldoet;
2. na overlegging van een door het Bestuur voor Onderwijs goedgekeurde aanvraag waaruit blijkt dat bijzondere persoonlijke omstandigheden de inschrijving rechtvaardigen;
3. als overeenkomstig artikel 32, § 3, in voorkomend geval een inschrijvingsgeld werd betaald.
In afwijking van de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, hoeft een kind dat zijn woonplaats in het ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit heeft geen door het Ministerie goedgekeurde aanvraag over te leggen en geen inschrijvingsgeld te betalen, indien deze entiteit evenredig bijdraagt in de personeels- en werkingskosten die de Duitstalige Gemeenschap voor deze kleuterafdeling moet dragen en op voorwaarde dat die kostenbijdrage in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd is.
Het eerste lid, 2°, is niet van toepassing op een kind dat in het vreemdelingen-, wacht- of bevolkingsregister van een Belgische gemeente ingeschreven is.
§ 5. Een leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de lagere school worden ingeschreven, indien hij op 31 december van het lopende schooljaar ten minste zes jaar oud is en de leeftijd van vijftien jaar nog niet heeft overschreden. Een leerling die houder is van het bewijs van basisonderwijs mag niet tot de lagere school worden toegelaten.
De leerling bezoekt de lagere school tijdens zes schooljaren.
In afwijking van het tweede lid kan de klassenraad beslissen dat de leerling een jaar langer op de lagere school blijft. Wanneer een leerling van school verandert, is deze beslissing bindend voor alle scholen.
In afwijking van het tweede lid kunnen de personen belast met de opvoeding, op voorstel van de klassenraad en op grond van een advies van het psycho-medisch-sociaal centrum, beslissen dat hun kind een achtste jaar in de lagere school doorbrengt. Deze beslissing tot behoud in de lagere school kan een tweede keer worden uitgesproken.
§ 6. Indien een leerling die zijn woonplaats in het buitenland heeft en die de algemene toelatingsvoorwaarden vastgelegd in § 5, eerste lid, vervult, zich wil laten inschrijven in een lagere school, moet hij eerst een attest voorleggen dat is afgegeven door de bevoegde schooloverheid van de Staat waar hij zijn woonplaats heeft en waaruit blijkt dat hij in België een lagere school mag bezoeken. Dit attest hoeft alleen bij de eerste inschrijving te worden voorgelegd.
Om in een lagere school in de Duitstalige Gemeenschap te worden ingeschreven, moet de in het buitenland woonachtige leerling bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1. een van de ouders van de leerling heeft een betrekking in de Duitstalige Gemeenschap in het kader van een arbeidsovereenkomst met een looptijd van ten minste zes maanden;
2. een broer of zus van de leerling is reeds in dezelfde school van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven;
3. er is een overmacht van pedagogische of sociale aard die door de Regering moet worden goedgekeurd.
Voor leerlingen van wie de woonplaats onder de bevoegdheid van een ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit valt, zijn de toelatingsvoorwaarden vermeld in het tweede lid niet van toepassing, voor zover er een dienovereenkomstige schriftelijke overeenkomst tussen die entiteit en de Duitstalige Gemeenschap bestaat.
Het eerste tot en met het derde lid is niet van toepassing op de leerling die in het vreemdelingen-, wacht- of bevolkingsregister van een Belgische gemeente ingeschreven is.
§ 7. De in de §§ 3 en 5 vermelde algemene toelatingsvoorwaarden gelden onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 1.
§ 8. Op het einde van de lagereschooltijd beslist de klassenraad over de uitreiking van het getuigschrift.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 138, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2020-06-22/15, art. 56, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 21/1 TOEKOMSTIG RECHT. [1 Structuur
§ 1. De basisschool bestaat uit een kleuterafdeling en een lagere school.
§ 2. De kleuterafdeling is voor kinderen die nog niet leerplichtig zijn.
De lagere school is voor leerplichtige kinderen.
§ 3. Een kind bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de kleuterafdeling worden ingeschreven, indien het nog niet leerplichtig is en [2 twee jaar en zes maanden oud is]2.
[2 Voor een kind dat twee jaar en zes maanden, maar nog geen drie jaar oud is, gelden de volgende instapdagen in de kleuterafdeling :
1° de eerste schooldag na elke schoolvakantie;
2° de eerste schooldag van februari;
3° de eerste schooldag na Hemelvaartsdag. ]2
In afwijking van het eerste lid kan een leerplichtig kind tijdens het eerste jaar van de leerplicht naar de kleuterafdeling gaan. De personen belast met de opvoeding nemen daaromtrent een beslissing na kennis te hebben genomen van een gemotiveerd advies van de klassenraad en van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum. Bij een kind dat nog niet naar de kleuterafdeling gaat, is enkel het advies van een psycho-medisch-sociaal centrum vereist. Deze beslissing over het behoud in de kleuterafdeling kan een tweede keer worden uitgesproken.
§ 4. Een kind dat zijn woonplaats in het buitenland heeft, mag slechts in een kleuterafdeling worden ingeschreven :
1. als het aan de algemene toelatingsvoorwaarden van § 3 voldoet;
2. na overlegging van een door het Bestuur voor Onderwijs goedgekeurde aanvraag waaruit blijkt dat bijzondere persoonlijke omstandigheden de inschrijving rechtvaardigen;
3. als overeenkomstig artikel 32, § 3, in voorkomend geval een inschrijvingsgeld werd betaald.
In afwijking van de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, hoeft een kind dat zijn woonplaats in het ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit heeft geen door het Ministerie goedgekeurde aanvraag over te leggen en geen inschrijvingsgeld te betalen, indien deze entiteit evenredig bijdraagt in de personeels- en werkingskosten die de Duitstalige Gemeenschap voor deze kleuterafdeling moet dragen en op voorwaarde dat die kostenbijdrage in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd is.
Het eerste lid, 2°, is niet van toepassing op een kind dat in het vreemdelingen-, wacht- of bevolkingsregister van een Belgische gemeente ingeschreven is.
§ 5. Een leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de lagere school worden ingeschreven, indien hij op 31 december van het lopende schooljaar ten minste zes jaar oud is en de leeftijd van vijftien jaar nog niet heeft overschreden. Een leerling die houder is van het bewijs van basisonderwijs mag niet tot de lagere school worden toegelaten.
De leerling bezoekt de lagere school tijdens zes schooljaren.
In afwijking van het tweede lid kan de klassenraad beslissen dat de leerling een jaar langer op de lagere school blijft. Wanneer een leerling van school verandert, is deze beslissing bindend voor alle scholen.
In afwijking van het tweede lid kunnen de personen belast met de opvoeding, op voorstel van de klassenraad en op grond van een advies van het psycho-medisch-sociaal centrum, beslissen dat hun kind een achtste jaar in de lagere school doorbrengt. Deze beslissing tot behoud in de lagere school kan een tweede keer worden uitgesproken.
§ 6. Indien een leerling die zijn woonplaats in het buitenland heeft en die de algemene toelatingsvoorwaarden vastgelegd in § 5, eerste lid, vervult, zich wil laten inschrijven in een lagere school, moet hij eerst een attest voorleggen dat is afgegeven door de bevoegde schooloverheid van de Staat waar hij zijn woonplaats heeft en waaruit blijkt dat hij in België een lagere school mag bezoeken. Dit attest hoeft alleen bij de eerste inschrijving te worden voorgelegd.
Om in een lagere school in de Duitstalige Gemeenschap te worden ingeschreven, moet de in het buitenland woonachtige leerling bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1. een van de ouders van de leerling heeft een betrekking in de Duitstalige Gemeenschap in het kader van een arbeidsovereenkomst met een looptijd van ten minste zes maanden;
2. een broer of zus van de leerling is reeds in dezelfde school van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven;
3. er is een overmacht van pedagogische of sociale aard die door de Regering moet worden goedgekeurd.
Voor leerlingen van wie de woonplaats onder de bevoegdheid van een ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit valt, zijn de toelatingsvoorwaarden vermeld in het tweede lid niet van toepassing, voor zover er een dienovereenkomstige schriftelijke overeenkomst tussen die entiteit en de Duitstalige Gemeenschap bestaat.
Het eerste tot en met het derde lid is niet van toepassing op de leerling die in het vreemdelingen-, wacht- of bevolkingsregister van een Belgische gemeente ingeschreven is.
§ 7. De in de §§ 3 en 5 vermelde algemene toelatingsvoorwaarden gelden onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 1.
§ 8. Op het einde van de lagereschooltijd beslist de klassenraad over de uitreiking van het getuigschrift.]1
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 138, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2018-06-25/08, art. 1, 031; Inwerkingtreding : onbepaald of 01-09-2024>
Art. 21/2.[1 Inschrijving op een gespecialiseerde lagere school en [3 verandering van school in het gespecialiseerd basisonderwijs]3
§ 1. De inschrijving op een gespecialiseerde lagere school geschiedt uiterlijk op de laatste werkdag vóór het begin van het schooljaar.
§ 2. Tijdens het schooljaar is het overstappen van een [3 gespecialiseerde basisschool]3 naar een andere [3 gespecialiseerde basisschool]3 alleen toegestaan op grond van een woonplaatswijziging. [2 Het hoofd van de school waar de leerling zich laat inschrijven, stelt de [4 onderwijsinspectie]4 in kennis van die overstap zodra de leerling de nieuwe school bezoekt.]2
Indien de woonplaats tijdens het schooljaar niet is gewijzigd, kunnen de personen belast met de opvoeding, in uitzonderlijke gevallen, bij de [4 onderwijsinspectie]4 een met redenen omklede aanvraag indienen om over te stappen van een [3 gespecialiseerde basisschool]3 naar een andere [3 gespecialiseerde basisschool]3. Die aanvraag omvat het advies van het hoofd van de school waar de leerling zou worden ingeschreven, alsook het advies van het hoofd van de school waar de leerling vandaan komt. De [4 onderwijsinspectie]4 beslist binnen tien werkdagen over de aanvraag; de schoolvakantiedagen gelden hier niet als werkdagen. Na het verstrijken van de termijn en bij stilzwijgen van de [4 onderwijsinspectie]4 wordt de verandering van school alleen als goedgekeurd beschouwd als het advies van de beide schoolhoofden positief is."]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2010-10-25/05, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DDG 2012-01-16/06, art. 24, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<DDG 2012-07-16/05, art. 15, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(4)<DDG 2012-06-25/09, art. 41, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Afdeling 2. - [1 De gewone secundaire school]1
----------
(1)
Art.22.Structuur. § 1. De secundaire school richt zicht tot jongeren die houder zijn van het bewijs van basisonderwijs of die op 31 december van het lopende schooljaar de leeftijd van 12 jaar zullen hebben bereikt. Zij telt drie graden van telkens twee leerjaren.
§ 2. In de tweede en derde graden onderscheidt men de studierichtingen van de overgangsafdeling en die van de kwalificatieafdeling.
§ 3. Er zijn drie onderwijsvormen :
1° het algemeen onderwijs;
2° het technisch onderwijs;
3° het beroepsonderwijs.
In het beroepsonderwijs kan de derde graad drie leerjaren tellen.
De tweede en de derde graden van de overgangsafdeling van het algemeen en technisch onderwijs bereiden voornamelijk op het universitair en hoger onderwijs voor, kunnen echter ook directe toegang verlenen tot het beroepsleven.
De tweede en de derde graden van de kwalificatieafdeling van het technisch en beroepsonderwijs bereiden voornamelijk op een direct toegang tot het beroepsleven voor, sluiten verdere studies echter niet uit.
§ 4. De Regering stelt [1 het Parlement]1 de eindgetuigschriften voor die buiten schoolverband uitgereikt worden en als toelatingsvoorwaarde kunnen worden opgenomen voor het kwalificatieonderwijs. De Regering coördineert de oorspronkelijke beroepsopleiding aangeboden door de scholen en de andere inrichtende machten van opleidingen. Zij bepaalt eveneens hoe de verschillende opleidingen met elkaar kunnen worden gecombineerd.
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Afdeling 2bis. [1 - De gespecialiseerde secundaire school]1
----------
(1)
Art. 22/1.[1 Structuur
§ 1. Een leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de gespecialiseerde secundaire school worden ingeschreven, indien hij op 31 december van het lopende schooljaar ten minste twaalf jaar oud is en op 30 juni van het lopende schooljaar de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet heeft overschreden.
In afwijking van het eerste lid kan het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, op grond van een positief advies van de klassenraad, goedkeuren dat een leerling die op 30 juni van het lopende schooljaar de leeftijd van eenentwintig jaar heeft overschreden een bijkomend jaar in de gespecialiseerde secundaire school doorbrengt. Het is de taak van het hoofd van de gespecialiseerde school om contact op te nemen met het Comité en die goedkeuring aan te vragen.
§ 2. De in § 1 vermelde algemene toelatingsvoorwaarden gelden onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 1, van dit decreet.
§ 3. Indien een leerling die zijn woonplaats in het buitenland heeft en die de algemene toelatingsvoorwaarden vastgelegd in § 1, eerste lid, vervult, zich wil laten inschrijven in een secundaire school, moet hij eerst een attest voorleggen dat is afgegeven door de bevoegde schooloverheid van de Staat waar hij zijn woonplaats heeft en waaruit blijkt dat hij in België een secundaire school mag bezoeken. Dit attest hoeft alleen bij de eerste inschrijving te worden voorgelegd.
§ 4. In het gespecialiseerd secundair onderwijs kunnen de volgende onderwijsvormen worden georganiseerd :
1. gespecialiseerd secundair onderwijs [2 afdeling voor sociale vaardigheden]2;
2. gespecialiseerd secundair onderwijs [2 afdeling voor sociale en professionele vaardigheden]2;
3. gespecialiseerd secundair beroepsonderwijs.
§ 5. De overstap van een leerling naar een andere onderwijsvorm gebeurt op basis van een gemotiveerde beslissing van de klassenraad. De klassenraad neemt die beslissing op grond van een advies van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 140, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2019-05-06/10, art. 111, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 22/2.[1 Inschrijving op een gespecialiseerde secundaire school en verandering van school
§ 1. De inschrijving op een gespecialiseerde secundaire school geschiedt uiterlijk op de laatste werkdag vóór het begin van het schooljaar.
§ 2. Tijdens het schooljaar is het overstappen van een gespecialiseerde secundaire school naar een andere gespecialiseerde secundaire school alleen toegestaan op grond van een woonplaatswijziging. [2 Het hoofd van de school waar de leerling zich laat inschrijven, stelt de [3 onderwijsinspectie]3 in kennis van die overstap zodra de leerling de nieuwe school bezoekt.]2
Indien de woonplaats tijdens het schooljaar niet is gewijzigd, kunnen de personen belast met de opvoeding, in uitzonderlijke gevallen, bij de [3 onderwijsinspectie]3 een met redenen omklede aanvraag indienen om over te stappen van een gespecialiseerde secundaire school naar een andere gespecialiseerde secundaire school. Die aanvraag omvat het advies van het hoofd van de school waar de leerling zou worden ingeschreven, alsook het advies van het hoofd van de school waar de leerling vandaan komt. De [3 onderwijsinspectie]3 beslist binnen tien werkdagen over de aanvraag; de schoolvakantiedagen gelden hier niet als werkdagen. Na het verstrijken van de termijn en bij stilzwijgen van de [3 onderwijsinspectie]3 wordt de verandering van school alleen als goedgekeurd beschouwd als het advies van de beide schoolhoofden positief is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2010-10-25/05, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DDG 2012-01-16/06, art. 25, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<DDG 2012-06-25/09, art. 42, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
HOOFDSTUK IV. - [1 De leerling in het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs]1
----------
(1)
Afdeling 1. - Vrije keuze van de school en toelating.
Art.23. Huisonderwijs. De personen belast met de opvoeding van een kind kiezen het schoolonderwijs of het huisonderwijs.
Art.24.Vrije keuze van de school. De personen belast met de opvoeding van een kind die het schoolonderwijs kiezen of de kinderen zelf hebben in principe de keuze tussen het door de Gemeenschap georganiseerd onderwijs, het door haar gesubsidieerd officieel onderwijs, het vrij confessioneel onderwijs, het vrij niet-confessioneel onderwijs en het pluralistische onderwijs.
Pedagogische en/of financiële overleggingen kunnen, op de verschillende onderwijsniveaus en voor verschillende geografische zones binnen de Duitstalige Gemeenschap, meerdere onderwijsnetten of inrichtende machten ertoe leiden onder de medeverantwoordelijkheid van verschillende onderwijsnetten overeenkomsten te sluiten met het oog op de coördinatie en de complementariteit van het aangeboden onderwijs.
De personen belast met de opvoeding van een kind hebben recht op een gedeeltelijke terugbetaling van de kosten aangegaan voor het vervoer van het kind naar de dichtstbijgelegen vrij gekozen school indien de afstand tussen de woonplaats van het kind en deze school niet onder de minimale door de Regering vastgelegde afstand ligt. [2 Kinderen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet bereikt hebben, hebben recht op kosteloos leerlingenvervoer tot de dichtstbijgelegen school van eigen keuze.]2
[1 In afwijking van het voorafgaande lid kan de Regering beslissen dat de personen belast met de opvoeding in geval van een overneming van een school door een andere inrichtende macht ook recht hebben op een gedeeltelijke terugbetaling van de kosten aangegaan voor het vervoer van de leerlingen naar de overgenomen school die niet de dichtstbij gelegen school naar vrije keuze is, op voorwaarde dat deze school vóór de overneming de dichtsbij gelegen school naar vrije keuze was. De personen belast met de opvoeding zijn diegenen van leerlingen die de betreffende school reeds op het ogenblik van de overneming bezoeken of van hun zusters of broeders.]1
----------
(1)<DDG 2008-06-23/39, art. 44, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DDG 2009-05-25/27, art. 67, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.25. Inschrijvingsverplichting opgelegd aan de Gemeenschapsscholen. De scholen van de Gemeenschap zijn ertoe verplicht elke leerling in te schrijven :
(1° a) die Belg is en zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats in de Duitstalige Gemeenschap heeft;
b) die vreemdeling is, zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats in de Duitstalige Gemeenschap heeft en in het vreemdelingenregister, het wachtregister of het bevolkingsregister van een gemeente van het Duitse taalgebied ingeschreven is;) <DDG 1999-05-25/76, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1999>
2° die aan de toelatingsvoorwaarden voor het betrokken onderwijsniveau voldoet.
Art.26.Inschrijvingsverplichting opgelegd aan de gemeentelijke scholen. De gesubsidieerde scholen ressorterend onder een gemeentelijke inrichtende macht zijn ertoe verplicht elke leerling in te schrijven :
(1° a) die Belg is en zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats in deze gemeente of - indien de school waarin hij zich wil inschrijven de dichtstbijzijnde is - in een [1 naburige gemeente van het Duitse taalgebied]1 heeft;
b) die vreemdeling is, zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats in deze gemeente of - indien de school waarin hij zich wil inschrijven de dichtstbijzijnde is - in een [1 naburige gemeente van het Duitse taalgebied]1 heeft en in het vreemdelingenregister, het wachtregister of het bevolkingsregister van de betrokken gemeente ingeschreven is;) <DDG 1999-05-25/76, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1999>
2° die aan de toelatingsvoorwaarden voor het betrokken onderwijsniveau voldoet.
----------
(1)<DDG 2010-06-28/08, art. 42, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Art.27. Inschrijvingsverplichting opgelegd aan de vrije gesubsidieerde scholen. De inrichtende macht van een vrije gesubsidieerde school is ertoe verplicht elke leerling in te schrijven :
(1° a) die Belg is en zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats in de Duitstalige Gemeenschap heeft;
b) die vreemdeling is, zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats in de Duitstalige Gemeenschap heeft en in het vreemdelingenregister, het wachtregister of het bevolkingsregister van een gemeente van het Duitse taalgebied ingeschreven is;) <DDG 1999-05-25/76, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1999>
2° die aan de toelatingsvoorwaarden voor het betrokken onderwijsniveau voldoet;
3° wanneer de leerling of de persoon belast met zijn opvoeding het opvoedkundig project toestemt.
Wordt de inschrijving geweigerd, dan moet de reden erom per aangetekende brief aan de persoon belast met de opvoeding van het kind medegedeeld worden.
Art.28. Controle op de inschrijvingen. De Regering regelt de controle op de inschrijvingen en op het regelmatig schoolbezoek van de leerplichtige leerlingen en bepaalt de mate waarin afwezigheden aanneembaar zijn.
Het schoolhoofd is ertoe verplicht de controlediensten bij te staan tijdens de controle op de inschrijvingen en op het regelmatig schoolbezoek.
Afdeling 2. - Inschrijving van leerlingen die krachtig moeten worden gesteund.
Art.29. (Opgeheven) <DDG 2004-05-17/49, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-05-2004>
Art.30.
<Opgeheven bij DDG 2009-05-11/15, art. 207.6, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.31.
<Opgeheven bij DDG 2009-05-11/15, art. 207.6, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling 3. - kosteloze toegang tot het onderwijs.
Art.32.Kosteloze toegang tot het onderwijs. § 1. De toegang tot het kleuter-, lager en secundair onderwijs verstrekt door een onderwijsinrichting die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt, is kosteloos.
§ 2. [1 Een gewone of gespecialiseerde basisschool mag van de personen belast met de opvoeding geen bijdrage in de kosten vragen voor :
1° de leermiddelen vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 16 december 2002 betreffende de toekenning van financiële middelen voor pedagogische doeleinden in het onderwijs;
[2 2° culturele activiteiten of sportactiviteiten van één dag die onder de schooltijd in de basisschool plaatsvinden;]2
3° de zwemlessen en het vervoer van en naar het zwembad;
4° de werkingskosten van de school;
5° de kosten voor de uitreiking van de diploma's.
Voor de activiteiten die onder de schooltijd plaatsvinden en het materiaal dat niet in het eerste lid wordt vermeld, mag de gewone of gespecialiseerde basisschool alleen de kostprijs vragen.]1
§ 3. In afwijking van § 1 wordt een inschrijvingsgeld geïnd voor een leerling van het kleuteronderwijs wanneer tegelijkertijd :
1° geen van de personen belast met de opvoeding van de leerling Belg is;
(2° de leerling niet in België woonachtig is of niet ingeschreven is in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister van een Belgische gemeente;) <DDG 1999-05-25/76, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1999>
3° een dergelijk inschrijvingsgeld wordt geheven in de Staat waar de leerling woonachtig is.
De Regering bepaalt het bedrag van het inschrijvingsgeld alsmede de modaliteiten voor de uitbetaling ervan. Het inschrijvingsgeld mag in geen geval (euro 1.245) overschrijden. <DDG 2002-01-07/53, art. 34, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<DDG 2014-05-05/22, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DDG 2014-05-05/22, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
Afdeling 4. - Algemene richtlijnen inzake inschrijving.
Art.33.Informatie verstrekt bij de inschrijving. Bij de eerste inschrijving van een kind op school informeert het schoolhoofd schriftelijk de personen belast met zijn opvoeding over :
1° de juridische vorm en de samenstelling van de inrichtende macht;
2° [2 het opvoedkundig project en het schoolproject, met uitzondering van het schoolcurriculum, dat alleen op aanvraag aan de ouders en de personen belast met de opvoeding overhandigd wordt;]2
3° het schoolreglement en de concrete organisatie van het wekelijkse uurrooster en van een schooldag;
4° het leerlingenvervoer;
5° de contacten met de personen belast met de opvoeding van het kind;
6° de identiteit en de opdrachten van het bevoegde PMS-centrum of van de bevoegde gezondheidsdienst;
7° de interne en externe informatie inzake school en beroep;
8° [1 zo nodig, de maatregelen die de gewone school voor de daar ingeschreven leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften heeft genomen, met inbegrip van de vormen van samenwerking met gespecialiseerde scholen.]1
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 142, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2010-10-25/05, art. 25, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Afdeling 5. - Keuze tussen de cursus "godsdienst" en de cursus "niet-confessionele zedenleer".
Art.34.Beslissing ofwel de cursus "godsdienst" ofwel de cursus "niet-confessionele zedenleer" te volgen. Bij de inschrijving van een kind in een school van het officieel onderwijs beslissen de personen belast met zijn opvoeding of het de cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer zal volgen. Zij moeten een schriftelijke verklaring afgeven.
[5 In de eerste graad van het lager en het secundair onderwijs mag deze keuze gewijzigd worden tot op de laatste werkdag vóór het begin van elk schooljaar. In de tweede en de derde graad van het lager en het secundair onderwijs mag deze keuze gewijzigd worden tot op de laatste werkdag vóór het begin van elke graad. Met 'eerste graad' worden het eerste en het tweede studiejaar bedoeld, met 'tweede graad' het derde en het vierde studiejaar en met 'derde graad' het vijfde en het zesde en eventueel het zevende studiejaar.]5
[4 Tijdens het schooljaar kunnen de personen belast met de opvoeding in uitzonderlijke gevallen een met redenen omklede aanvraag om van school te veranderen bij de schoolinspectie-begeleiding indienen. Die aanvraag omvat het advies van het schoolhoofd. De [6 onderwijsinspectie]6 beslist binnen tien werkdagen over de aanvraag; de schoolvakantiedagen gelden hier niet als werkdagen. Na het verstrijken van de termijn en bij stilzwijgen van de [6 onderwijsinspectie]6 wordt de aanvraag als goedgekeurd beschouwd.]4
[7 Leerplichtige kinderen die de kleuterafdeling bezoeken, kunnen op aanvraag van de personen belast met de opvoeding lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer in de aangesloten lagere school bezoeken. De personen belast met de opvoeding maken hun keuze via een schriftelijke verklaring uiterlijk op de laatste werkdag voor het begin van het schooljaar, respectievelijk bij de inschrijving tijdens het jaar.]7
[3 ...]3
----------
(1)<DDG 2008-06-23/39, art. 45, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2008>
(2)<DDG 2009-05-11/15, art. 143, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DDG 2010-06-28/08, art. 43, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
(4)<DDG 2010-10-25/05, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(5)<DDG 2011-06-27/03, art. 48, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(6)<DDG 2012-06-25/09, art. 43, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(7)<DDG 2020-06-22/15, art. 57, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Afdeling 6. - Rechten en plichten van de leerling en van de persoon belast met zijn opvoeding.
Art.35. Algemeenheden. De leerling heeft het recht en de plicht :
1° het onderwijs te volgen en aan de schoolse manifestaties en activiteiten deel te nemen;
2° zich te investeren in zijn opleiding.
Art.36. Rechten van de leerling. De leerling heeft het recht :
1° over elke zaak die hem betreft, geïnformeerd te worden;
2° over zijn prestatieniveau van geïnformeerd te worden;
3° geadviseerd te worden voor vragen i.v.m. zijn schoolloopbaan;
4° beslissingen die hem betreffen te betwisten;
5° gehoord te worden voordat tuchtmaatregelen toegepast worden;
6° zich vrij te uiten, echter met inachtneming van de lichamelijke en zedelijke integriteit van zijn klasgenoten en van alle personeelsleden.
Art.37. Verplichtingen van de leerling. De leerling heeft de verplichting mee te werken aan de realisatie van de schoolopdrachten en van het vormingsdoel; hij moet o.a. :
1° handelen overeenkomstig de onderrichtingen gegeven door de personeelsleden van de school en die noodzakelijk zijn in het kader van het onderwijs of met het oog op een ordentelijk schoolleven, en zich schikken naar het schoolreglement;
2° zich onthouden van alles wat een ordentelijk onderwijs- en opvoedingswerk kan schaden;
3° de schoolse installaties en uitrustingen zorgvuldig gebruiken.
Afdeling 7. - Structuur van de beroepsmogelijkheden voor de leerling of de personen belast met zijn opvoeding bij niet-overgang, niet-uitreiking van een studiegetuigschrift of uitsluiting uit de school.
Art.38.Oprichting, samenstelling en opdracht.
§ 1. De Regering richt een raad van beroep op belast met het onderzoek van de betwisten beslissingen m.b.t. :
1° de uitsluiting uit de school;
2° [2 ingeperkte overgang of niet-overgang in het secundair onderwijs;]2
3° [2 niet-uitreiking van een studiegetuigschrift door
a) de klassenraad;
b) de examencommissie voor de uitreiking van het bekwaamheidsbewijs;
c) de examencommissie voor het secundair onderwijs;
d) de examencommissie voor de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs buiten schoolverband.]2
§ 2. Deze raad van beroep bestaat uit :
1° [1 een voorzitter die wordt uitgekozen onder de medewerkers van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;]1
[1 1.1. een medewerker van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;]1
2° twee ambtenaren van het Ministerie;
3° een door de inrichtende macht aangewezen persoon die niet tot het personeel van de betrokken school behoort.
De leden bedoeld in het eerste lid onder [1 1° tot 2°]1 worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Het lid bedoeld in het eerste lid onder 3° wordt slechts voor de betrokken zaak aangewezen.
§ 3. De raad van beroep beslist bij meerderheid van stemmen. Onthoudingen zijn niet toegelaten. Bij staking der stemmen wordt het beroep als verworpen beschouwd.
§ 4. De leden hebben recht op de terugbetaling van de reis- en verblijfkosten volgens de modaliteiten die toepasselijk zijn op de ambtenaren van rang 10.
----------
(1)<DDG 2014-05-05/12, art. 27, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 55, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.39.Procedure.
§ 1. [5 De persoon belast met de opvoeding of, naargelang van het geval, de examinandus die een beslissing vermeld in artikel 38, § 1, 2° en 3°, wil betwisten, richt zich uiterlijk op de tweede werkdag na de kennisgeving van de beslissing tot het schoolhoofd of, naargelang van het geval, tot de voorzitter van de examencommissie. Het schoolhoofd of, naargelang van het geval, de voorzitter van de examencommissie bekrachtigt de beslissing van de klassenraad op dezelfde dag of legt de zaak om formele of inhoudelijke redenen onmiddellijk opnieuw voor aan de klassenraad of, naargelang van het geval, aan de examencommissie met het oog op een nieuwe beslissing. Zo mogelijk neemt de klassenraad nog op dezelfde dag een beslissing; zo niet neemt ze uiterlijk op de daaropvolgende werkdag een beslissing. De examencommissie beslist binnen een termijn van tien werkdagen.]5
[5 Indien de persoon belast met de opvoeding of, naargelang van het geval, de examinandus het niet eens is met de bekrachtiging door het schoolhoofd of, naargelang van het geval, door de voorzitter van de examencommissie, of met de nieuwe beslissing van de klassenraad of, naargelang van het geval, van de examencommissie, heeft hij het recht deze zaak bij de raad van beroep aanhangig te maken.]5
Bij uitsluiting uit de school wordt de zaak ook bij de raad van beroep aanhangig gemaakt.
§ 2. Het met redenen omkleed beroep moet binnen de [3 vijf]3 dagen na de mededeling van de beslissing schriftelijk ingediend worden. De klager heeft de mogelijkheid om bescheiden ter beschikking van de raad van beroep te stellen die hem dienstig kunnen zijn om het geval beter te begrijpen. De bescheiden omvatten geen geschreven document m.b.t. beslissingen betreffende andere [5 leerlingen of, naargelang van het geval, examinandi]5.
§ 3. [1 Het beroep wordt per aangetekend schrijven ingesteld bij de [4 voorzitter van de raad van beroep]4, die de raad van beroep onmiddellijk bijeenroept.]1 De klager richt tegelijkertijd een afschrift van het beroep tot het schoolhoofd. Het schoolhoofd is ertoe gemachtigd een met redenen omkleed advies of documenten ter beschikking van de raad van beroep te stellen die hem dienstig kunnen zijn om het geval beter te begrijpen.
De raad van beroep kan de [5 school of, naargelang van het geval, examencommissie]5 om alle dienstige documenten verzoeken. Hij kan personen oproepen en deskundigen raadplegen. De [5 klassenraad of, naargelang van het geval, examencommissie]5 heeft het recht om gehoord te worden.
§ 4. De raad van beroep beslist of de wettelijke en reglementaire bepalingen al dan niet nageleefd werden bij de beslissing. Hij kan uitsluiting uit de school opheffen. Hij kan beslissingen over de overgang of de uitreiking van studiegetuigschriften vernietigen; in dit geval moet de [5 klassenraad of, naargelang van het geval, examencommissie]5 opnieuw beslissen.
Tegen deze nieuwe beslissing mag geen beroep ingesteld worden.
§ 5. De Regering bepaalt de nadere regels inzake procedure.
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 145, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2009-05-25/27, art. 69, 015; Inwerkingtreding : 01-10-2009>
(3)<DDG 2012-01-16/06, art. 26, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(4)<DDG 2014-05-05/12, art. 28, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(5)<DDG 2016-06-20/09, art. 56, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 8. - Schoolreglement.
Art.40. Algemeenheden. Op de voordracht van haar pedagogische raad stelt de inrichtende macht een schoolreglement op voor al haar scholen.
Het schoolreglement omvat o.a. bepalingen over :
1° de betrekkingen tussen de personeelsleden van de school en de leerlingen en/of de personen belast met hun opvoeding;
2° de inschrijvingsprocedure;
3° de principes inzake evaluatie en uitreiking van de eindgetuigschriften;
4° de rechten en plichten van de leerling inzonderheid wat de punctualiteit en het regelmatig schoolbezoek aangaat;
5° de openingsuren van de school;
6° de werken van de leerlingen, de huiswerken en de schoolagenda;
7° de mogelijkheden om een beroep in te stellen tegen een beslissing van de klasseraad;
8° de orde- en tuchtmaatregelen en de desbetreffende procedure.
Art.41. Informatieplicht. Het schoolreglement dient, bij de inschrijving en bij elke wijziging, door de leerling van het secundair onderwijs en de personen belast met zijn opvoeding ondertekend te worden.
Afdeling 9. - Tuchtmaatregelen.
Art.42. Algemeenheden. § 1. De tijdelijke verwijdering uit de cursussen en de uitsluiting uit de school zijn de enige tuchtmaatregelen.
Ze worden slechts in buitengewone gevallen uitgesproken en moeten met de verweten fouten overeenkomen.
§ 2. Tuchtmaatregelen worden door de inrichtende macht of haar gevolmachtigde uitgesproken.
Art.43. Tijdelijke verwijdering. Bij tijdelijke verwijdering wordt de leerling uitgesloten uit alle lestijden en alle andere activiteiten van zijn klas. Hij moet op school aanwezig zijn behalve als een andere overeenkomst met de persoon belast met zijn opvoeding schriftelijk wordt afgesloten.
In de loop van een leerjaar kan een leerling ten hoogste tijdens 10 schooldagen van alle lestijden tijdelijk uitgesloten worden.
Art.44.Uitsluiting uit de school. Een uitsluiting uit de school heeft pas uitwerking op het ogenblik van de inschrijving in een andere school, echter ten laatste 15 kalenderdagen na ontvangst van de in artikel 45, 4° bedoelde aangetekende brief. [1 Schoolvakantiedagen worden niet als kalenderdagen beschouwd.]1
Tot op dit ogenblik wordt de leerling beschouwd als tijdelijk uitgesloten. De school zorgt voor zijn begeleiding.
----------
(1)<DDG 2011-06-27/03, art. 49, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
Art.45.Procedure bij tijdelijke verwijdering en bij uitsluiting uit de school. Bij een tijdelijke verwijdering voor drie schooldagen of minder moet de leerling gehoord worden.
Een tijdelijke verwijdering voor meer dan drie schooldagen of een uitsluiting uit de school kan slechts volgens een procedure gebeuren die de volgende principes in acht neemt :
1° het advies van de klassenraad moet vooraf worden ingewonnen;
2° de personen belast met de opvoeding mogen het tuchtdossier inzien;
3° de leerling wordt gehoord in aanwezigheid van de persoon belast met zijn opvoeding of, desgevallend, van zijn raadsman;
4° de beslissing wordt schriftelijk met redenen omkleed en aan de persoon belast met de opvoeding per aangetekende brief overgemaakt. [1 Tegelijk wordt een kopie van dit aangetekend schrijven aan de [2 onderwijsinspectie]2 gericht.]1
----------
(1)<DDG 2009-05-25/27, art. 70, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2012-06-25/09, art. 44, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Afdeling 10. [1 - Samenwerking tussen scholen, het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's en de centra voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's]1
----------
(1)
Art.45.1. [1 - Transferverslag
§ 1 - Na het sluiten van een leerovereenkomst onder toezicht van het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's kan het bevoegde leersecretariaat van het Instituut aan het hoofd van de afgevende gewone of gespecialiseerde secundaire school vragen om het transferverslag toe te zenden, zodat het ontvangende centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's en het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's op de hoogte worden gebracht van bijzonderheden en onmiddellijk de nodige onderwijsmaatregelen kunnen nemen.
Het hoofd van de secundaire school maakt een transferverslag dat de volgende persoonsgegevens bevat:
1° de identificatie van de leerling;
2° eventuele medische en psycho-sociale gegevens;
3° schoolprestaties;
4° alle gestelde doelen;
5° ondersteuningsmaatregelen en bereikte resultaten;
6° voorliggende ondersteuningsplannen;
7° ondersteuningsportfolio's;
8° voorliggende adviezen over het plan voor de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning die niet ouder mogen zijn dan zes jaar.
Het hoofd van de secundaire school zendt het transferverslag vermeld in het tweede lid uiterlijk tien werkdagen na de indiening van de aanvraag naar de directeur van het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, die het doorstuurt naar de bevoegde directeurs van de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's en naar het bevoegde leersecretariaat. Schoolvakantiedagen worden hier niet als werkdagen beschouwd.
De gegevens worden bewaard tot hoogstens zes jaar nadat de leerling het centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, resp.het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's heeft verlaten. Voor de verwerking van de gegevens is het betrokken centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, resp. het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's verantwoordelijk, elk binnen zijn eigen bevoegdheidsgebied.
§ 2 - Nadat de leerling in een gewone of gespecialiseerde school is ingeschreven, kan het hoofd van de ontvangende school de directeur van het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's vragen om een transferverslag toe te zenden, zodat de ontvangende school op de hoogte is van bijzonderheden en onmiddellijk de nodige onderwijsmaatregelen kan nemen. Het transferverslag stemt overeen met het transferverslag vermeld in § 1, tweede lid.
De directeur van het centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's zendt het door het bevoegde centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's opgestelde transferverslag binnen tien werkdagen na de indiening van de aanvraag toe aan het hoofd van de ontvangende school. Schoolvakantiedagen worden hier niet als werkdagen beschouwd.
De gegevens worden bewaard tot hoogstens zes jaar nadat de leerling de school heeft verlaten. Elke school is binnen haar eigen bevoegdheidsgebied verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-06-28/11, art. 143, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
HOOFDSTUK V. - [1 Medebeslissing in de gewone en de gespecialiseerde scholen]1
----------
(1)
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.46. Doel. De medebeslissing heeft ten doel de eigen verantwoordelijkheid en de samenwerking van alle personen te bevorderen die aan het vormings- en opvoedingswerk van de school deelnemen.
Art.47. Rechten en plichten. Deze medebeslissing brengt rechten en plichten mee voor alle partijen. Dit vereist een samenwerking van iedereen die op het vertrouwen berust.
Afdeling 2. - De pedagogische raad.
Art.48. Algemeenheden. De inrichtende macht richt in elke school een pedagogische raad op.
In afwijking van lid 1 staat het de inrichtende macht vrij om een pedagogische raad voor meerdere scholen of meerdere pedagogische raden voor één school op te richten.
De pedagogische raad heeft een informatie- en consultatierecht voor alle pedagogische vraagstukken en aangelegenheden i.v.m de schoolorganisatie.
Art.49.Samenstelling en werking. De pedagogische raad bestaat uit het (de) schoolhoofd(en), de vertegenwoordiger van de inrichtende macht en ten minste 5 leden [1 van het onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel]1 . [2 De personen die een middenmanagementfunctie bekleden en niet-gekozen lid van de pedagogische raad zijn, zijn leden van de pedagogische raad met raadgevende stem.]2
In een school of vestiging met minder dan 5 leden van het [1 onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel]1 bestaat, in afwijking van lid 1, de pedagogische raad uit alle leden van het onderwijzend en opvoedend personeel.
Alle leden van de pedagogische raad zijn stemgerechtigd. Het schoolhoofd of één der schoolhoofden is voorzitter van de pedagogische raad.
De pedagogische raad kan andere personen met raadgevende stem zijn zittingen laten bijwonen.
Alle leden van de pedagogische raad, met uitzondering van het schoolhoofd en van de vertegenwoordiger van de inrichtende macht, worden tijdens de maand september voor drie jaar, bij geheime stemming, gekozen.
[1 Alle leden van het onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel, met inbegrip van de personeelsleden die tijdelijk en krachtens een schriftelijk arbeidscontract tot het einde van het schooljaar zijn aangesteld of in dienst genomen, zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar.]1
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 147, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2018-06-18/08, art. 62, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art.50. Aanwezigheidsquorum. De pedagogische raad kan slechts geldig beraadslagen wanneer de meerderheid van zijn leden aanwezig is. De voorstellen van de pedagogische raad worden met de meerderheid aangenomen. Stemonthoudingen worden niet in aanmerking genomen. Tijdens één schooljaar komt de pedagogische raad ten minste vier keer bijeen.
Art.51.Opdrachten. De pedagogische raad beraadslaagt over het vormings- en opvoedingswerk van de school en doet voorstellen, met name over :
1° de aanschaffing van leermiddelen;
2° de organisatie van de wekelijkse lessentabellen;
3° de uitwerking en de aanpassing van het schoolproject;
4° het opstellen van het schoolreglement;
5° de vastlegging van de schoolstructuren;
6° de vastlegging van de onderwijsmethoden;
7° [2 ...]2
8° [2 ...]2
9° de organisatie van de vormende en normatieve evaluatie van de prestaties geleverd door de leerling;
10° de planning en de organisatie van de pedagogische projectactiviteiten;
11° de jaarlijkse planning qua vorming en voortgezette opleiding van het personeel;
12° (Niet vertaald)
13° de organisatie van de interne evaluatie van de school;
(14° de organisatie van bijschoolse activiteiten.) <DDG 2002-12-16/43, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
[1 15° Ondersteuning van de externe evaluatie van de school]1
[3 16° Schoolontwikkelingsdoelen en schoolontwikkelingswerk van de school]3
[1 In de gewone school ontwikkelt de pedagogische raad een concept voor de gedifferentieerde ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden en voor de integratie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
In de gespecialiseerde school doet de pedagogische raad voorstellen om de gewone scholen te helpen bij de concrete uitvoering van de integratieprojecten.]1
[3 Bij vragen omtrent schoolontwikkeling werkt de pedagogische raad nauw samen met het middenmanagement en de schoolleiding. De pedagogische raad adviseert en steunt het ontwikkelings-, coördinatie- en sturingswerk van de middenmanagers. In overleg met de schoolleiding kan de pedagogische raad opdrachten geven aan de middenmanagers.]3
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 148, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2009-05-11/15, art. 207.6, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DDG 2018-06-18/08, art. 63, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art.52.[1 Notulen
De voorstellen van de pedagogische raad worden opgenomen in een notulenboek dat het Bestuur voor Onderwijs ter inzage ter beschikking staat.]1
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 149, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.53. Rol van het schoolhoofd. Het schoolhoofd neemt de voorstellen van de pedagogische raad over. Als het schoolhoofd om personele, materiële of budgettaire redenen de voorstellen van de pedagogische raad niet overneemt, verantwoordt het zijn beslissing bij de pedagogische raad.
Art.54. Rechten van de inrichtende macht. De rechten van de inrichtende macht worden door het werk van de pedagogische raad niet beperkt.
Afdeling 3. - Leerlingen- en oudersafvaardigingen.
Art.55.[1 Recht van medewerking en van inspraak van de leerlingen
De leerlingen en de leerlingenafvaardigingen werken mee aan het schoolleven en hebben recht op inspraak omtrent de aspecten die hen direct betreffen.
Het hoofd van een secundaire school richt een gekozen leerlingenafvaardiging in zijn school in.
Het hoofd van een lagere school kan een gekozen leerlingenafvaardiging in zijn school inrichten. Indien geen gekozen leerlingenafvaardiging wordt ingericht, wordt de medewerking van de leerlingen aan het schoolleven en hun recht van inspraak in ongeacht welke vorm gewaarborgd.
Het schoolproject van een school omvat bepalingen omtrent de vorm van de medewerking van de leerlingen aan het schoolleven en de aspecten waarover de leerlingen recht van inspraak hebben. Deze bepalingen worden in de pedagogische raad gezamenlijk met de leerlingenafvaardiging uitgewerkt en aan de inrichtende macht voorgelegd die de beslissing neemt. Indien in een school geen leerlingenafvaardiging bestaat, waarborgt de pedagogische raad dat de leerlingen in ongeacht welke vorm aan de uitwerking van die bepalingen kunnen meewerken.]1
----------
(1)<DDG 2018-06-18/08, art. 64, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.56. Oudersafvaardigingen. Via gekozen oudersafvaardigingen werken de personen belast met de opvoeding van de leerlingen aan het schoolleven mee.
Elk schoolproject omvat bepalingen over de wijze waarop de oudersafvaardiging meewerkt. Deze bepalingen worden in de pedagogische raad gezamenlijk met de oudersafvaardigingen uitgewerkt en aan de inrichtende macht voorgelegd die een beslissing neemt.
HOOFDSTUK VI. - Duur van een schooljaar, verlof- en vakantieregeling.
Art.57.Duur van het schooljaar.
De Regering bepaalt de duur van elk schooljaar. De scholen moeten van [1 178]1 tot 184 dagen openen.
[1 De scholen zijn gemiddeld 181 dagen open. Het gemiddelde wordt over een referentieperiode van vier maanden berekend.]1
----------
(1)<DDG 2014-05-05/12, art. 29, 023; Inwerkingtreding : 05-05-2014>
Art.58.Schoolvakanties.
De Regering bepaalt de eerste en de laatste schooldag. Zij bepaalt de schoolvakanties, legt de bepalingen vast over de supplementaire en buitengewone verlofdagen. [1 Het aantal lesvrije dagen bedraagt hoogstens twee dagen.]1 [2 De secundaire scholen beschikken bovendien over twee halve onderwijsvrije dagen per schooljaar om de klassenraden te houden. Ze voorzien in een omkadering voor de leerlingen die deze twee halve onderwijsvrije dagen in de school doorbrengen.]2
Aan volgende dagen worden de lessen geschorst :
1° op de zaterdagen en zondagen;
2° op 1 november;
3° op 11 november;
4° op 15 november;
5° op 24, 25 en 26 december;
6° op 1 januari;
7° op Paasmaandag;
8° op 1 mei;
9° op Hemelvaartsdag;
10° op Pinksterenmaandag.
----------
(1)<DDG 2014-05-05/12, art. 30, 023; Inwerkingtreding : 05-05-2014>
(2)<DDG 2019-05-06/10, art. 112, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.59.<DCG 2006-06-26/38, art. 49, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2006> Schooldagen en eindejaarsexamens.
§ 1. Het onderwijs wordt van maandag tot vrijdag verstrekt.
In het basisonderwijs wordt 's woensdagnamiddag geen les gegeven.
§ 2. In het secundair onderwijs wordt onderricht verstrekt tot ten minste acht werkdagen voor het einde van het schooljaar.
De eindejaarsexamens duren ten hoogste [1 acht opeenvolgende werkdagen]1 voor de eerste graad van het secundair onderwijs en ten hoogste [1 twaalf opeenvolgende werkdagen]1 voor de tweede en derde graden.
----------
(1)<DDG 2019-05-06/10, art. 113, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.60. Wekelijks uurrooster in het lager onderwijs. In het basisonderwijs telt het wekelijkse uurrooster van de leerlingen 28 lestijden.
Art.61. Wekelijks uurrooster in het secundair onderwijs. In het secundair onderwijs telt het wekelijkse uurrooster tenminste 28 lestijden.
De Regering bepaalt het maximaal aantal lestijden voor elke studierichting. Het mag in géén geval 36 lestijden overschrijden.
Art.62. Vastlegging van het wekelijkse uurrooster. Na een overleg in het kader van de pedagogische raad beslist het schoolhoofd over de organisatie van het wekelijkse uurrooster.
Art.63. Onderwijsvrijstelling.
(De Regering regelt de voorwaarden waaronder een leerling van de verplichting kan worden vrijgesteld alle lesuren te volgen.) <DCG 2006-06-26/38, art. 50, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Een algemene vrijstelling wordt nooit toegekend voor de cursus "godsdienst" of "niet-confessionele zedenleer".
Art.64. Schooldag. De cursussen worden verstrekt tussen 8 en 17 uur. Afwijkingen zijn mogelijk in het kader van het schoolproject.
De Regering kan beperkende maatregelen vastleggen wegens de organisatie van het leerlingenvervoer.
Art.65. Organisatie van de schooldag. Na een overleg in het kader van de pedagogische raad beslist het schoolhoofd over de organisatie van elke schooldag.
Art.66. Middagpauze. De middagpauze duurt ten minste 60 minuten in een basisschool en tenminste 50 minuten in een secundaire school.
Art.67. Wijziging van het wekelijkse uurrooster. Het wekelijkse uurrooster mag in de loop van het schooljaar om pedagogische redenen gewijzigd worden; daarbij moet op het einde van de graad het voorgeschreven totaal aantal uren per vak bereikt worden.
Art. 67/1. [1 Strafmaatregel bij niet-naleving.
§ 1. Leeft een secundaire school van het gesubsidieerd onderwijs de artikelen 57-59 en 61 niet, dan kan de Regering bij de inrichtende macht van de secundaire school waar de niet-naleving werd vastgesteld, de terugbetaling van reeds uitbetaalde werkingstoelagen eisen.
De terugvordering mag 20 % van de werkingstoelagen niet overstijgen die de secundaire school waar de niet-naleving werd vastgesteld, voor het voorafgaande schooljaar heeft verkregen.
§ 2. De Regering bepaalt de nadere modaliteiten voor de vaststelling van de in § 1, lid 1, vermelde niet-naleving en voor de toepassing van de terugvordering van werkingstoelagen. Deze procedure bepaalt voldoende beroepsmogelijkheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2010-06-28/08, art. 44, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
HOOFDSTUK VII. - [1 EVALUATIE EN BEGELEIDING VAN DE SCHOOL]1
----------
(1)
Afdeling 1. - Interne evaluatie.
Art.68.[1 Doelstelling en organisatie
[2 ...]2
In de scholen is de Pedagogische Raad voor de organisatie van de interne evaluatie verantwoordelijk.
De interne evaluatie heeft tot doel
1. te onderzoeken of en in hoeverre de schoolstructuren, de methoden en de resultaten van het schoolwerk aan de doeleinden van het schoolproject voldoen;
2. een wetenschappelijke basis voor de toekomstige ontwikkeling van de school te bieden.
De interne evaluatie van de school wordt ten minste om de drie jaar uitgevoerd en kan op specifieke schoolthema's betrekking hebben die door de Pedagogische Raad of door de inrichtende macht worden vastgelegd. De Regering gaat na of deze evaluatie plaatsgevonden heeft.]1
----------
(1)<DDG 2009-05-25/27, art. 71, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2010-06-28/08, art. 45, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Art.69.[1 Betrokkenheid van leerlingen en ouders
Bij de interne evaluatie wordt het advies van de ouders- en leerlingenafvaardigingen ingewonnen.]1
----------
(1)<DDG 2009-05-25/27, art. 71, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling 2. - Externe evaluatie.
Art.70.[1 Doelstelling en organisatie
§ 1. [2 De autonome hogeschool is verantwoordelijk voor de externe evaluatie van de scholen.
Deze evaluatie heeft tot doel :
1° te controleren of en in welke mate de scholen aan de in voorliggend decreet vastgelegde maatschappelijke taak voldoen;
2° de Regering, de inrichtende machten en de afdeling Onderwijs en Opleiding van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap alle drie jaar op basis van de afzonderlijke verslagen van de geëvalueerde scholen een samenvattend verslag over de sterkten en de zwakten van de scholen te bezorgen.]2
§ 2. [2 De externe evaluatoren maken op basis van een door de Regering goedgekeurd en internationaal erkend kwaliteitskader een verslag op dat voorgelegd wordt aan de Regering, de inrichtende macht en de geëvalueerde school.]2
§ 3. Indien uit de externe evaluatie blijkt dat de kwaliteit van de opleidingsactiviteiten in een school ontoereikend is, bepalen de externe evaluatoren een tijdskader waarbinnen de betrokken school een gedetailleerd plan voorlegt om deze kwalitatieve tekortkomingen weg te werken. In het kader van een in tijd vastgelegde evaluatie achteraf controleren de externe evaluatoren de efficiëntie van deze maatregelen.
Vervolgens stellen de externe evaluatoren een verslag over de resultaten van de evaluatie achteraf op dat aan de Regering, de inrichtende machten en de geëvalueerde school wordt voorgelegd.]1
----------
(1)<DDG 2009-05-25/27, art. 71, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2010-10-25/05, art. 27, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
Art.71.[1 Vertrouwelijkheid
De vertrouwelijkheid van de inzichten en resultaten wordt in acht genomen.]1
----------
(1)<DDG 2009-05-25/27, art. 71, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.72.[1 Periodiciteit
Elke school wordt ten minste een keer per vijf jaar extern geëvalueerd.]1
----------
(1)<DDG 2009-05-25/27, art. 71, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.73.[1 Onderwijsinspectie
In het geval vermeld in artikel 70, § 3, eerste lid, en naar aanleiding van opvallende resultaten in het kader van internationale vergelijkende studies stelt het inrichtingshoofd de onderwijsinspectie in kennis van de doelstellingen inzake kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling die de school onder eigen verantwoordelijkheid heeft uitgewerkt. De onderwijsinspectie geeft dan zo vlug mogelijk gemotiveerde feedback aan de school.]1
----------
(1)<DDG 2012-06-25/09, art. 45, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Afdeling 3. - Begeleiding van de scholen. [1 opgeheven]1
----------
(1)
Art.74.
<Opgeheven bij DDG 2009-05-25/27, art. 71, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
HOOFDSTUK VIII. - Inhoud van de cursussen, evaluatie van de prestaties geleverd door de leerlingen en eindgetuigschriften.
Afdeling 1. - Inhoud van de cursussen.
Art.75.[1 Ontwikkelingsdoelen en de in de referentiekaders beschreven competenties]1 § 1. De kleuterafdeling streeft ontwikkelingsdoelen na.
De lagere school en de secundaire school leren de leerlingen aan vakgebonden of [1 vakoverstijgende competenties]1 te verwerven.
§ 2. [1 De in de referentiekaders beschreven competenties zijn beslissend voor de klasovergang en voor de uitreiking van het graad- en eindgetuigschrift.]1
§ 3. [1 Behalve wat de cursussen " godsdienst " en " niet-confessionele zedenleer " betreft, worden in het lager onderwijs de in de referentiekaders beschreven competenties voor alle klassen bepaald en in het secundair onderwijs per vak of vakgebied, per graad en per onderwijsvorm.]1
§ 4. [1 Het Parlement]1 legt de ontwikkelingsdoelen en de sleutelbevoegdheden vast op de voordracht van de Regering.
Voor de cursus godsdienst deelt de Regering de [1 referentiekaders]1 voorgesteld door de bevoegde instantie van de betrokken eredienst ter informatie aan [1 het Parlement]1 mede.
(§ 5. Een inrichtende macht mag om een afwijking verzoeken wat de in § 4 bedoelde ontwikkelingsdoelen en [1 de in de referentiekaders beschreven competenties]1 betreft, indien zij van mening is dat ze niet genoeg handelingsvrijheid bieden voor de invoering van haar pedagogische opvattingen.
In haar verzoek legt de inrichtende macht haar pedagogische opvattingen uit en verantwoordt in welke mate de ontwikkelingsdoelen en [1 de in de referentiekaders beschreven competenties]1 de invoering van haar opvattingen beletten. Bovendien lijst de inrichtende macht haar eigen ontwikkelingsdoelen en [1 de in de referentiekaders beschreven competenties]1 op en legt ze uit.
De Regering zoekt na of het verzoek volledig is. Zo ja, onderzoekt zij of
1° de voorgelegde ontwikkelingsdoelen en [1 de in de referentiekaders beschreven competenties]1 verenigbaar zijn met de fundamentele rechten en vrijheden;
2° er voor de kwaliteit van het onderwijs gezorgd is en of de gelijkwaardigheid al dan niet bestaat met het oog op het uitreiken van de graad- en eindgetuigschriften.
In het kader van dit onderzoek wint de Regering het advies van de Pedagogische Inspectie in. Zij mag eveneens andere deskundigen raadplegen.
De inrichtende macht die om een afwijking verzoekt, dient haar verzoek in ten laatst op 1 september van het schooljaar vóór het schooljaar waar de afwijking van toepassing zou zijn. De Regering beslist over het verzoek ten laatste op 31 december van het voorafgaande schooljaar. De Regering legt [1 het Parlement]1 haar beslissing ter goedkeuring voor. Een afwijking is pas na goedkeuring van [1 het Parlement]1 uitvoerbaar.) <DDG 2002-12-16/44, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art. 75bis.[1 Vanaf het schooljaar 2013-2014 worden de referentiekaders en de omzetting ervan in de scholen om de vier jaar door de [3 onderwijsinspectie]3 geëvalueerd. Te dien einde kan de pedagogische inspectie-begeleiding een beroep doen op deskundigen.]1 [2 Dit betekent dat voor de progressieve en systematische omzetting van de kaderplannen vier schooljaren ter beschikking staan.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2008-06-16/36, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DDG 2009-05-25/27, art. 72, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DDG 2012-06-25/09, art. 46, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Afdeling 2. - Evaluatie.
Art.76. Algemeenheden. De evaluatie maakt integrerend deel van het leren en aanleren. Ze dient ertoe het ontwikkelings- en prestatieniveau van elke leerling te bepalen.
Art.77. Schriftelijke evaluatie. Het resultaat van de evaluatie wordt regelmatig opgetekend en uitgelegd.
Art.78. Schoolrapport en -agenda. Het schoolrapport informeert regelmatig de leerling alsmede de persoon belast met zijn opvoeding over de evaluatie per vak of vakgebied.
De schoolagenda van de leerling kan ook verder informeren over zijn prestatieniveau.
Art.79. Vormende evaluatie. Tijdens zijn hele schooltijd wordt de leerling voortdurend in alle cursussen en andere pedagogische activiteiten geëvalueerd.
De vormende evaluatie gebeurt voortdurend in alle vakken, vakgebieden en alle pedagogische projecten. Ze dient ertoe voortdurend informaties te geven over de manier waarop de leerling bevoegdheden verwerft. Zij meet de vooruitgang niet op basis van bepaalde normen maar geeft wezenlijke informaties over de persoonlijke ontwikkeling van de leerling.
Art.80.Doelstellingen van de vormende evaluatie. § 1. De vormende evaluatie streeft vormingsdoelen na en betreft de vakgebonden en [1 vakoverstijgende bevoegdheden]1 .
§ 2. De vormende evaluatie leert de leerling hoe hij zijn leer- en werkmethodes kan verbeteren.
Zij geeft de leraar de mogelijkheid om de wijze waarop hij doceert te analyseren en die, desgevallend, aan te passen.
Zij geeft de klasseraad belangrijke informaties voor de uitvoering van maatregelen m.b.t. de leerlingenbegeleiding. Bovendien leert ze de klasseraad hoe een leerling efficiënt begeleid en ondersteund kan worden.
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.81. Normatieve evaluatie. De normatieve evaluatie dient ertoe de leerling, de persoon belast met zijn opvoeding en de klasseraad informaties te geven die tonen in hoeverre de leerling de beoogde of te verwerven bevoegdheden heeft bereikt. Deze evaluatie steunt op normen die identiek zijn voor alle leerlingen en hen van te voren worden medegedeeld.
Art.82.(Voor de beslissing betreffende de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs worden de vakken " moedertaal ", " eerste vreemde taal ", " wiskunde " " psychomotriciteit en lichamelijke opvoeding ", " kunst en handwerken " alsmede " wereldoriëntatie " in aanmerking genomen, waarbij aan de vakken " moedertaal ", " eerste vreemde taal " en " wiskunde " een heel bijzondere aandacht besteed wordt.) <DDG 2002-12-16/44, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Voor de beslissing betreffende de overgang en de uitreiking van het graad- en eindgetuigschrift in het secundair onderwijs worden de vakken en vakgebieden van de basisopleiding en van de studierichting gevolgd door de leerling in aanmerking genomen.
Op de voordracht van de pedagogische raad bepaalt de inrichtende macht of het schoolhoofd welke bijkomende vakken of vakgebieden in aanmerking worden genomen bij de beslissing betreffende de overgang van de leerling en de uitreiking van de graad- en eindgetuigschriften (bedoeld in lid 2.) <DDG 2002-12-16/44, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(NOTA : Art. 82, L1 werd vervangen bij <DDG 2008-06-16/36, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>, als volgt : " Voor de beslissing betreffende de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs worden de vakken resp. vakgebieden " onderwijstaal ", " eerste vreemde taal ", " wiskunde ", " sport ", " muziek/kunst ", " natuurwetenschappen/techniek " en " geschiedenis/aardrijkskunde " in aanmerking genomen, waarbij aan de vakken " onderwijstaal ", " eerste vreemde taal " en " wiskunde " een heel bijzondere aandacht besteed wordt. ")
Art.83. Schoolrapporten. Op de voordracht van de pedagogische raad bepaalt het schoolhoofd wanneer de vormende resp. normatieve evaluatie per vak of vakgebied in een schoolrapport moet worden opgetekend. De evaluatie vindt ten minste twee keer per schooljaar plaats. Het schoolrapport bevat een commentaar op de vooruitgang van de leerling.
Afdeling 3. - De klasseraad.
Art.84.Opdrachten. De klasseraad :
1° observeert, begeleidt en adviseert regelmatig de leerlingen tijdens hun schoolloopbaan en hun persoonlijke ontwikkeling;
2° bepaalt, na grondige beraadslaging, in welke mate [1 de in de referentiekaders beschreven competenties]1 zijn bereikt;
3° beslist over de overgang, de oriëntatie van de leerling en de uitreiking van de graad- en eindgetuigschriften bedoeld in de afdeling 4.
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.85.Ondersteuning en oriëntatie van de leerlingen. De klasseraad zorgt ervoor dat elke leerling kennis neemt van de hulp en ondersteuning die hij nodig heeft op grond van zijn bekwaamheden en behoeften.
[1 ...]1
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 207.6, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.86.[1 Het inrichtingshoofd of zijn vertegenwoordiger, evenals alle met de rechtstreekse begeleiding van de leerling belaste leden van het onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel zijn stemgerechtigde leden van de klassenraad; een vertegenwoordiger van het psycho-medisch-sociaal centrum neemt als adviserend lid aan de vergaderingen van de klassenraad deel. De klassenraad kan externe adviseurs consulteren.
Het inrichtingshoofd of zijn vertegenwoordiger is voorzitter van de klassenraad. De voorzitter ziet erop toe dat de wettelijke en reglementaire bepalingen worden nageleefd.]1
De leden van de klasseraad nemen de beslissingen per consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, dan wordt er tot een stemming overgegaan waaraan de voorzitter niet deelneemt. Onthoudingen zijn verboden. Bij staking van stemmen wordt de beslissing door de voorzitter genomen.
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 150, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling 4. - Graad- en eindgetuigschriften.
Art.87.<DDG 2002-12-16/44, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2009> Algemeenheden.
§ 1. De graad- en eindgetuigschriften bekrachtigen officieel dat de leerling in elk vak [1 de in de referentiekaders beschreven competenties]1 genoeg beheerst die in het lager en secundair onderwijs als minimale bekwaamheden vereist worden voor de uitreiking van een graad- of eindgetuigschrift.
§ 2. De beraadslaging van de klasseraad betreffende de overgang of de uitreiking van een graad- of eindgetuigschrift steunt op de vormende en normatieve evaluatie die voor alle in artikel 82 bepaalde vakken plaatsvinden.
De beslissingen genomen door de klasseraad moeten schriftelijk met redenen omkleed worden.
----------
(1)<DDG 2008-06-16/36, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.88. Bewijs van basisonderwijs.
Het bezoek van het basisonderwijs wordt door een bewijs van basisonderwijs bekrachtigd.
De leerling die de sleutelbevoegdheden genoeg beheerst, verkrijgt het bewijs van basisonderwijs.
Art.89. Studiebewijs. De leerling die op het einde van het basisonderwijs het bewijs van basisonderwijs niet verkrijgt, heeft recht op een schriftelijke verklaring uitgereikt door het schoolhoofd waarin de bereikte bevoegdheden en het aantal gevolgde leerjaren worden vermeld.
Art.90.Examencommissie voor de uitreiking van getuigschriften buiten schoolverband. Het bewijs van [1 gewone basisschool]1 kan buiten schoolverband uitgereikt worden. Er wordt te dien einde een examencommissie opgericht.
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 151, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.91.Graadgetuigschrift in het [1 gewoon secundair onderwijs]1 . Een graadgetuigschrift wordt uitgereikt op het einde van de eerste twee graden van het [1 gewoon secundair onderwijs]1 .
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 152, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.92.Getuigschrift van [1 gewoon secundair onderwijs]1.
[1 Het bezoek van het gewoon secundair onderwijs]1 wordt door de uitreiking van een getuigschrift van [1 gewoon secundair onderwijs]1 bekrachtigd.
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 153, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.93.Examencommissie voor de uitreiking van getuigschriften buiten schoolverband. Er wordt een examencommissie opgericht die het getuigschrift van de tweede graad en het getuigschrift van [1 het gewoon secundair onderwijs]1 kan uitreiken.
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 154, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
HOOFDSTUK VIIIbis. - [1 GESPECIALISEERDE PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING IN DE GEWONE EN GESPECIALISEERDE SCHOLEN]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Principe van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning]1
----------
(1)
Art. 93.1. [1 Doelstelling en organisatie
Gespecialiseerde pedagogische ondersteuning heeft tot doel leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in staat te stellen zelfstandig en in gemeenschap te leven, te leren en te handelen, rekening houdend met hun individuele mogelijkheden. Ze ondersteunt en stimuleert deze leerlingen bij het leren van schoolse, sociale en maatschappelijke vaardigheden en biedt hen hulp en oriëntatie bij het overnemen van waarden, instellingen en houdingen.
Tot de in het eerste lid vermelde waarden behoren :
1. gelijkwaardigheid-evenwaardigheid ondanks de verscheidenheid;
2. solidariteit;
3. het vinden van een eigen identiteit.
Gespecialiseerde pedagogische ondersteuning omvat de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften op basis van een individueel ondersteuningsplan in gespecialiseerde scholen of in gewone scholen.
De omvang en de inhoud van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning worden vastgelegd op basis van de individuele specifieke onderwijsbehoeften, evenals op basis van de personeels-, materiële en organisatorische kadervoorwaarden. Deze kadervoorwaarden zijn samen met de individuele behoeften van de leerling bepalend voor het vastleggen van de plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden. Het gaat hierbij om de plaats waar het snelst en het best tegemoetgekomen kan worden aan de behoeften van het kind en waar het kind zijn vakgebonden en vakoverstijgende competenties en ontwikkelingsdoelen het best kan ontwikkelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling 2. - [1 Procedure voor het vaststellen van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - [1 Algemeen]1
----------
(1)
Art. 93.2. [1 Definitie
Er is sprake van een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wanneer algemene pedagogische maatregelen ontoereikend zijn om in de ondersteuningsbehoefte te voorzien. Dit is het geval wanneer de beperking van het kind of de jongere van dien aard is dat intensieve maatregelen inzake ontwikkelings- en leerbevordering noodzakelijk zijn en wanneer de aard van de beperking specifieke maatregelen vereist waarvoor de leerkrachten, de therapeuten en het verzorgend personeel specifiek opgeleid moeten zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.3. [1 Advisering van de personen belast met de opvoeding
§ 1 - De personen belast met de opvoeding hebben recht op een objectieve, professionele en uitvoerige advisering en begeleiding, in het bijzonder gedurende de periode die aan de indiening van de aanvraag voorafgaat en tijdens de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning.
§ 2 - Het advies wordt in eerste instantie verleend door de leiding van de school die het kind bezoekt of door de leiding van de school waar de personen belast met de opvoeding het kind of de jongere willen laten inschrijven.
De personen belast met de opvoeding kunnen zich ook laten adviseren door een psycho-medisch-sociaal centrum dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt of door andere gekwalificeerde instellingen.
§ 3 - De adviezen en de informatie die de in § 2 vermelde instellingen aan de personen belast met de opvoeding bieden over de problemen die bij het kind of de jongere zijn vastgesteld, de ondersteuningsmaatregelen die tot hier toe zijn genomen, de resultaten van de eventuele tests om de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vast te stellen en de verschillende mogelijkheden om gespecialiseerde pedagogische ondersteuning te bieden, moeten zo uitvoerig en objectief mogelijk zijn.
§ 4 - De aanvraag tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bevat de inlichtingen over de hele procedure die voor de personen belast met de opvoeding noodzakelijk zijn. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van die inlichtingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Onderafdeling 2. - [1 Starten van de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning]1
----------
(1)
Art. 93.4. [1 Aanvraag
Indien bij een kind of een jongere een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wordt vermoed, moet de vaststelling van die behoefte uiterlijk op 1 februari bij een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum worden aangevraagd, indien vanaf het daaropvolgende schooljaar gespecialiseerde pedagogische ondersteuning moet worden aangeboden.
Bij ziekte, ongeval of verhuizing kan de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning ook buiten de in het eerste lid vermelde termijn worden gestart. De indiener moet in zijn aanvraag motiveren waarom hij de termijn niet naleeft.
§ 2 - De personen belast met de opvoeding of het hoofd van de gewone school waar het kind of de jongere ingeschreven is of moet worden ingeschreven, dient de aanvraag tot vaststelling van een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning schriftelijk in bij een psycho-medisch-sociaal centrum. Indien de aanvraag wordt ingediend door een inrichtingshoofd is de instemming van de personen belast met de opvoeding vereist.
§ 3 - De indiening van een aanvraag opent geen recht op gespecialiseerde pedagogische ondersteuning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.5. [1 Vorm van de aanvraag
De aanvraag tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wordt met redenen omkleed. Hiertoe kunnen adviezen van artsen, psychologen of andere deskundigen worden voorgelegd.
Indien de aanvraag door een gewone school wordt ingediend, wordt de schriftelijke toestemming van de personen belast met de opvoeding bijgevoegd.
Indien het kind of de jongere al naar een basisschool of secundaire school gaat, wordt in de aanvraag vermeld welke ondersteuningsmaatregelen tot hier toe zijn genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.6. [1 Aanvraag door een gewone school
§ 1 - Indien het hoofd van de gewone school een aanvraag tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wil indienen, informeert hij de personen belast met de opvoeding per aangetekend schrijven over dit voornemen, voert hij hiervoor de redenen aan en wijst hij het psycho-medisch-sociaal centrum aan waarbij de aanvraag zal worden ingediend.
§ 2 - Indien de personen belast met de opvoeding het met dat voornemen eens zijn, verlenen zij hun schriftelijke toestemming binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven.
§ 3 - Indien de personen belast met de opvoeding niet instemmen met de aanwijzing van een bepaald centrum, stellen zij het hoofd van de gewone school daarvan in kennis binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Tegelijk wijzen zij een ander door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum aan dat met de procedure belast moet worden.
§ 4 - Indien de personen belast met de opvoeding binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven niet hun schriftelijke toestemming geven om een procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning te starten, mag het hoofd van de gewone school een beroep doen op het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Hij stelt de personen belast met de opvoeding daarvan in kennis.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gewone school binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het het beroep ontvangen heeft, per aangetekend schrijven zijn gemotiveerde beslissing mee.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften verwijst de zaak ook naar de bevoegde jeugdrechter wanneer de personen belast met de opvoeding geen gevolg geven aan de beslissing van het Comité.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Onderafdeling 3. - [1 Vaststellen van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning]1
----------
(1)
Art. 93.7. [1 Opstellen van een advies
Na ontvangst van de overeenkomstig onderafdeling 2 ingediende aanvraag stelt het psycho-medisch-sociaal centrum in het kader van een multidisciplinair onderzoek een gemotiveerd advies op waarin op bindende wijze wordt vastgelegd :
1. of de leerling gespecialiseerde pedagogische ondersteuning nodig heeft;
2. welke aard van beperking de leerling heeft;
3. op welke gebieden gespecialiseerde pedagogische ondersteuning moet worden aangeboden;
4. welke aard van gespecialiseerde pedagogische ondersteuning of welke therapeutische en verzorgende maatregelen vereist zijn.
Indien een medisch onderzoek tot vaststelling van de lichamelijke ontwikkeling en de gezondheidstoestand werd uitgevoerd en indien het medisch verslag gegevens bevat die van betekenis zijn voor de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning en de therapeutische ondersteuning door gekwalificeerde personen, moeten die gegevens bij het advies worden gevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.8.[1 Overzending van het advies
Uiterlijk op [2 1 mei]2 van het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de ondersteuningsmaatregelen voor het eerst moeten worden genomen, zendt het psycho-medisch-sociaal centrum het advies over aan de volgende personen :
1. de personen belast met de opvoeding;
2. het hoofd van de gewone school die het kind of de jongere bezoekt of volgens de wens van de ouders moet bezoeken;
3. het hoofd van de gespecialiseerde school waarmee de gewone school die het kind of de jongere bezoekt of volgens de wens van de ouders moet bezoeken, tot dusver heeft samengewerkt.
In afwijking van het eerste lid zendt het psycho-medisch-sociaal centrum het advies niet over aan het hoofd van de gespecialiseerde school vermeld in de bepaling onder 3°, wanneer in het advies staat dat de leerling geen gespecialiseerde pedagogische ondersteuning nodig heeft.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2013-06-24/47, art. 90, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 93.9. [1 Gevolgen van het advies
Indien in het advies een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wordt vastgesteld, ontstaat binnen de perken van de beschikbare ondersteuningsmiddelen een recht op gespecialiseerde pedagogische ondersteuning. Dat betekent echter niet dat de betrokkene recht heeft op een bepaald aantal uren ondersteuning of dat de ondersteuningsmiddelen op een bepaalde plaats ter beschikking moeten worden gesteld.
Indien een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, vragen de personen belast met de opvoeding, op basis van het advies, de inschrijving van hun kind in een gespecialiseerde school of in een gewone school aan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.10.[1 Nagaan van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning
Onverminderd de artikelen 93.4, 93.5 en 93.6 kan worden gevraagd om de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning te laten nagaan door een psycho-medisch-sociaal centrum dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt. [3 Dit lid is niet van toepassing op het geval vermeld in artikel 93.14.1.]3
[3 ...]3]1
[2 Onverminderd de artikelen 93.4, 93.5 en 93.6 blijft een advies over de vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bij leerlingen die een gewone basisschool bezoeken, zes schooljaren geldig, ingaand op 1 september na de datum van het advies. Na die termijn wordt de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning opnieuw getoetst. De ondersteuningsvergadering kan de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning opheffen indien de betrokken leerling een bewijs van basisonderwijs verkrijgt.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2013-06-24/47, art. 91, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DDG 2019-05-06/10, art. 114, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Afdeling 3. - [1 Inschrijving in een gewone school]1
----------
(1)
Art. 93.11.[1 Beleggen van een ondersteuningsvergadering
Indien de personen belast met de opvoeding wensen dat het kind respectievelijk de jongere bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, in een gewone school wordt ingeschreven, belegt het hoofd van de gewone school waar de personen belast met de opvoeding hun kind wensen in te schrijven of waar hun kind al naar school gaat, na ontvangst van het door het psycho-medisch-sociaal centrum opgestelde advies, een ondersteuningsvergadering.]1
[2 De leden van de ondersteuningsvergadering vermeld in artikel 93.12, § 1, eerste lid, worden minstens tien werkdagen voordat de ondersteuningsvergadering bijeenkomt, schriftelijk uitgenodigd door de voorzitter van die vergadering.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 58, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.12. [1 Samenstelling van de ondersteuningsvergadering
§ 1 - De ondersteuningsvergadering bestaat uit :
1. de personen belast met de opvoeding;
2. het hoofd van de gewone school;
3. de klastitularis van de betrokken klas in het gewoon secundair, lager of kleuteronderwijs;
4. het hoofd van de gespecialiseerde school die met de gewone school samenwerkt of diens gevolmachtigde vertegenwoordiger;
5. een lid van het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch of het psychosociaal personeel van de betrokken gespecialiseerde school.
Het hoofd van de gewone school zit de ondersteuningsvergadering voor.
§ 2 - Op verzoek van het hoofd van de gewone school kunnen maximaal twee vertegenwoordigers van het Bestuur voor Onderwijs met adviserende stem aan de ondersteuningsvergadering deelnemen.
De personen belast met de opvoeding hebben het recht zich tijdens de ondersteuningsvergadering te laten begeleiden door een adviseur van eigen keuze.
§ 3 - Een gevolmachtigde vertegenwoordiger van het psycho-medisch-sociaal centrum dat de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning heeft vastgesteld, is adviserend lid van de ondersteuningsvergadering en wordt door die vergadering gehoord om het advies toe te lichten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.13.[1 Beslissingen van de ondersteuningsvergadering
§ 1 - Uiterlijk op [2 31 mei]2 leggen de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering voor het volgende schooljaar unaniem vast :
1. of het kind respectievelijk de jongere onderwijs krijgt dat geheel of gedeeltelijk gebaseerd is op de referentiekaders, dan wel of het uitsluitend onderwijs krijgt op basis van een individueel ondersteuningsplan;
2. welke ondersteuningsdoelen moeten worden nagestreefd;
3. welke pedagogische, therapeutische en/of verzorgende ondersteuningsmaatregelen moeten worden genomen;
4. op welke plaats de ondersteuningsmiddelen kunnen worden ingezet;
5. welke onderwijsvorm wordt gekozen, indien het gaat om een leerling die een gespecialiseerde secundaire school bezoekt of moet bezoeken.
Bovendien geven ze een aanbeveling met betrekking tot de personeelsmiddelen die in het volgende schooljaar moeten worden ingezet voor de ondersteuning.
[3 Het feit dat een lid van de ondersteuningsvergadering of, naargelang van het geval, zijn plaatsvervanger niet op de bijeenkomst van de ondersteuningsvergadering verschijnt, belet de ondersteuningsvergadering niet om over de zaak te beslissen.]3
§ 2 - De inrichtingshoofden van de gespecialiseerde scholen die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd en gesubsidieerd worden, onderzoeken de aanbeveling die op basis van § 1, tweede lid, is gedaan; ze nemen in onderling overleg en in nauwe samenwerking met de betrokken gewone scholen een definitieve beslissing over de personeelsmiddelen die voor de ondersteuning moeten worden ingezet, rekening houdend met de bepalingen van Art. 53ter , §§ 3, 4 en 5, van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald.
[2 Uiterlijk op 15 juni delen de inrichtingshoofden van de gespecialiseerde scholen hun met redenen omklede beslissing schriftelijk mee aan de inrichtingshoofden van de betrokken gewone scholen, waarbij de datum van de poststempel als bewijs geldt.]2
[2 Uiterlijk op 20 juni deelt het hoofd van de gewone school de gemotiveerde beslissing over de personeelsmiddelen die voor de ondersteuning zullen worden ingezet, per aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs mee aan de personen belast met de opvoeding, waarbij de datum van de poststempel of van het ontvangstbewijs als bewijs geldt.]2
§ 3 - Bij het vaststellen van de plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden, wordt principieel een school aangewezen overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap dat op 13 december 2006 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is aangenomen. Indien de ondersteuningsvergadering, uitgaande van de individuele behoefte van de leerling aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning, tot de vaststelling zou komen dat de leerling thuishoort in een gespecialiseerde school, kan ze ook een gespecialiseerde school als ondersteuningsplaats aanwijzen.
Alle beslissingen van de ondersteuningsvergadering worden uitvoerig gemotiveerd.
§ 4 - Indien de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning overeenkomstig artikel 93.4, § 1, tweede lid, in geval van ziekte, ongeval of verhuizing van een leerling buiten de vastgestelde termijnen wordt gestart en bij de betrokken leerling een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, kan de ondersteuningsvergadering buiten de in § 1 vermelde termijnen bijeenkomen.
§ 5 - Indien gevolg wordt gegeven aan een verzoek tot verandering van school dat uitgaat van een leerling bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning werd vastgesteld en voor wie een gewone school als ondersteuningsplaats werd aangewezen, belegt het hoofd van de gewone school die de leerling opneemt onmiddellijk een nieuwe ondersteuningsvergadering. Daarbij gelden de nadere regels vervat in de §§ 1 tot 3 en artikel 93.14.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2013-06-24/47, art. 92, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DDG 2016-06-20/09, art. 59, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.14.[1 Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften
[3 § 1.]3 Indien de leden tijdens de ondersteuningsvergadering geen unanimiteit betreffende de in artikel 93.13, § 1, eerste lid, 1° tot 5°, opgesomde aspecten bereiken, verwijst het hoofd van de gewone school binnen een termijn van acht kalenderdagen na afsluiting van het overleg tijdens de ondersteuningsvergadering het dossier per aangetekende brief door aan het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften bezorgt de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school per aangetekende brief zijn beslissing inzake de in artikel 93.13, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, vermelde aspecten, evenals zijn aanbeveling met betrekking tot de in het volgende schooljaar in te zetten personeelsmiddelen voor de ondersteuning binnen een termijn van twintig [2 werkdagen]2 na verzending van het in het vorige lid vermelde aangetekende schrijven.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.]1
[3 § 2 - Het dossier vermeld in § 1, eerste lid, bevat de volgende stukken:
1° het advies vermeld in artikel 93.7;
2° een verslag over de leerbegeleiding en de ondersteuning die de leerling tot dusver heeft gekregen; dat verslag is opgesteld door het hoofd van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde;
3° een kopie van het laatste rapport van de leerling;
4° de notulen van de ondersteuningsvergadering;
5° een schriftelijk standpunt van de klastitularis van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde, als hij niet persoonlijk aanwezig kan zijn op de zitting van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
De stukken vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 5°, hoeven alleen te worden ingediend als de leerling al onderwijs volgde.
Het staat de personen belast met de opvoeding vrij om een schriftelijk standpunt in te dienen.]3
[3 § 3 - Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat het dossier van het hoofd van de gewone school onvolledig is, stelt hij het hoofd van de gewone school daarvan in kennis. Binnen vijf werkdagen na mededeling van de ontbrekende stukken dient het hoofd van de gewone school de ontbrekende stukken in. Als de ontbrekende stukken niet binnen de gestelde termijn worden ingediend, blijft de leerling in de school waar hij al onderwijs volgde voordat de ondersteuningsvergadering werd gehouden.
Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat de procedure die overeenkomstig de artikelen 93.11 tot 93.13 werd vastgelegd niet werd nageleefd, dan zendt hij het dossier per aangetekend schrijven terug naar het hoofd van de gewone school, zodat de ondersteuningsvergadering een nieuwe beslissing kan nemen.
In het geval vermeld in het tweede lid roept het hoofd van de gewone school de ondersteuningsvergadering opnieuw bijeen. De ondersteuningsvergadering neemt een nieuwe beslissing binnen een termijn van 20 werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven vermeld in het vorige lid. Als in de ondersteuningsvergadering geen consensus werd bereikt, zendt het hoofd van de gewone school het volledige dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van de beraadslagingen in de ondersteuningsvergadering aan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, dat het dossier dan behandelt overeenkomstig § 1, eerste lid tot derde lid.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 60, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(3)<DDG 2020-06-22/15, art. 58, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Afdeling 3.1. [1 - Bijzondere bepaling voor de inschrijving in een secundaire school]1
----------
(1)
Art. 93.14.1. [1 - Inschrijving in een secundaire school
Voor de leerlingen die in de lagere school al gespecialiseerde pedagogische ondersteuning hebben gekregen en die zich voor het eerst in een secundaire school laten inschrijven, maakt het hoofd van de lagere school een transferverslag op dat een samenvatting bevat van alle in het kader van het individuele ondersteuningsplan en ondersteuningsportfolio vastgelegde doelstellingen en maatregelen, alsook van de bereikte resultaten; dat verslag, het individueel ondersteuningsplan, het ondersteuningsportfolio en het advies over de vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning dat niet ouder mag zijn dan zes jaar zendt hij toe aan het hoofd van de secundaire school waar de leerling ingeschreven wordt.
De personen belast met de opvoeding kunnen bij het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren een met redenen omklede aanvraag indienen om een nieuw advies op te stellen. Die aanvraag bevat het standpunt van het hoofd van de lagere school waar de leerling ingeschreven is en het standpunt van de onderwijsinspectie over de vraag of een nieuw advies in het licht van de huidige pedagogische, medische en psychologische ontwikkelingen nuttig is. Bij de aanvraag worden het bestaande advies en alle relevante stukken gevoegd. Als het schoolhoofd en de onderwijsinspectie hier positief tegenover staan, stelt het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren een nieuw advies op binnen 20 werkdagen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-05-06/10, art. 116, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Afdeling 4. - [1 Individueel ondersteuningsplan en ondersteuningsportfolio]1
----------
(1)
Art. 93.15.[1 Individueel ondersteuningsplan
Onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de school die door de ondersteuningsvergadering als ondersteuningsplaats is aangewezen en met medewerking van de personen belast met de opvoeding, evenals van de met de uitvoering van de ondersteuningsmaatregelen belaste leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel wordt bij het begin van het schooljaar voor elke leerling die gespecialiseerde pedagogische ondersteuning nodig heeft, een individueel ondersteuningsplan opgesteld. Dit ondersteuningsplan omvat het volgende :
1. een precieze beschrijving van de ondersteuningsdoelen die in samenwerking met de personen belast met de opvoeding moeten worden bereikt;
2. de beschrijving van de ondersteuningsmaatregelen en de namen van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel die met de uitvoering van die maatregelen belast zijn;
[2 3° indien voorhanden, de compenserende maatregelen voor redelijke aanpassingen vermeld in artikel 93.33.]2
Voor het opstellen van het ondersteuningsplan kan ook advies worden gevraagd aan externe deskundigen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 61, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.16. [1 Ondersteuningsportfolio
De in artikel 93.15, eerste lid, 2°, vermelde personen documenteren hun visie op de leerontwikkeling en de uitvoering van het ondersteuningsplan in een ondersteuningsportfolio.
De verantwoordelijkheid voor het bijhouden van het portfolio ligt bij het inrichtingshoofd van de plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.17. [1 Evaluatie
De in artikel 93.15, eerste lid, 2°, vermelde personen evalueren op basis van het individuele ondersteuningsplan en op basis van het portfolio minstens één keer per schooljaar, samen met de personen belast met de opvoeding, in welke mate de in het individuele ondersteuningsplan vastgelegde ondersteuningsdoelen werden bereikt. Indien nodig stellen ze de doelen en de maatregelen bij.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling 5. - [1 Voortzetting of stopzetting van lopende integratieprojecten]1
----------
(1)
Art. 93.18.[1 Evaluatie van een integratieproject door de ondersteuningsvergadering
Op basis van de in artikel 93.17 vermelde evaluatie beslissen de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering uiterlijk op [2 31 mei]2 van het lopende schooljaar unaniem over de voortzetting of de stopzetting van een lopend integratieproject voor het volgende schooljaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2013-06-24/47, art. 93, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 93.19.[1 Voortzetting van een integratieproject
§ 1. Indien de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering zich voor een voortzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone school uitspreken, leggen zij ten laatste op [2 31 mei]2 van het lopende schooljaar unaniem voor het volgende schooljaar vast :
1. of het kind respectievelijk de jongere geheel of gedeeltelijk volgens de referentiekaders respectievelijk uitsluitend volgens een individueel ondersteuningsplan wordt onderwezen;
2. de ondersteuningsdoelen;
3. de pedagogische, therapeutische en/of verzorgende maatregelen die moeten worden genomen.
De ondersteuningsvergadering verstrekt bovendien een aanbeveling over de personeelsmiddelen die tijdens het volgende schooljaar moeten worden ingezet.
§ 2. De inrichtingshoofden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde scholen voor gespecialiseerd onderwijs onderzoeken de in § 1, tweede lid, vermelde aanbeveling en nemen een definitieve beslissing over de personeelsmiddelen die voor ondersteuning moeten worden ingezet. Zij doen dit in onderling overleg en in nauwe samenwerking met de betrokken scholen voor gewoon onderwijs, rekening houdend met de bepalingen van Art. 53ter , §§ 3, 4 en 5, van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald.
[2 De inrichtingshoofden van de gespecialiseerde scholen delen de inrichtingshoofden van de betrokken gewone scholen uiterlijk op 15 juni schriftelijk hun gemotiveerde beslissing mee, waarbij de datum van de poststempel als bewijs geldt.]2
[2 Uiterlijk op 20 juni deelt het hoofd van de gewone school de gemotiveerde beslissing over de personeelsmiddelen die voor de ondersteuning zullen worden ingezet, per aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs mee aan de personen belast met de opvoeding, waarbij de datum van de poststempel als bewijs geldt.]2 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2013-06-24/47, art. 94, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 93.20.[1 Stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school na afloop van een schooljaar
§ 1. Indien de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering zich tegen een voortzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school uitspreken, stellen zij ten laatste op [2 31 mei]2 van het lopende schooljaar unaniem vast of de verdere scolarisatie in de gewone school zonder gespecialiseerde pedagogische ondersteuning of in een gespecialiseerde school dient plaats te vinden.
Een beslissing tot stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone school kan alleen worden genomen, indien voorafgaandelijk :
1. het advies van het begeleidend psycho-medisch-sociaal centrum werd ingewonnen en dit advies in de ondersteuningsvergadering toegelicht werd;
2. het standpunt van de personen belast met de opvoeding werd ingewonnen.
§ 2. [2 Het hoofd van de gewone school zendt de personen belast met de opvoeding uiterlijk op 31 mei van het lopende schooljaar per aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs de gemotiveerde beslissing over de stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de betrokken gewone school en over de plaats waar de ondersteuning voortaan zal worden aangeboden, waarbij de datum van de poststempel als bewijs geldt.]2 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2013-06-24/47, art. 95, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 93.21.[1 Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften
[3 § 1.]3 Indien de leden tijdens de ondersteuningsvergadering geen overeenstemming bereiken over de aspecten vermeld in de artikelen 93.18, 93.19, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, en 93.20, § 1, eerste lid, verwijst het hoofd van de gewone school het dossier binnen een termijn van [2 tien kalenderdagen]2 na het afsluiten van het overleg in de ondersteuningsvergadering door naar het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt binnen een termijn van twintig werkdagen na het verzenden van het in het vorige lid vermelde aangetekend schrijven aan de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school per aangetekend schrijven zijn gemotiveerde beslissing over de in de artikelen 93.18, 93.19, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3, en 93.20, § 1, eerste lid, vermelde aspecten mee, evenals zijn aanbeveling met betrekking tot de personeelsmiddelen die in het volgende schooljaar voor ondersteuning moeten worden ingezet.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na verzending van het aangetekend schrijven waarin de beslissing staat. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.]1
[3 § 2 - Het dossier vermeld in § 1, eerste lid, bevat de volgende stukken:
1° het advies vermeld in artikel 93.20, § 1, tweede lid, 1° ;
2° een verslag over de leerbegeleiding en de ondersteuning die de leerling tot dusver heeft gekregen; dat verslag is opgesteld door het hoofd van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde;
3° een kopie van het laatste rapport van de leerling;
4° de notulen van de ondersteuningsvergadering;
5° een schriftelijk standpunt van de klastitularis van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde, als hij niet persoonlijk aanwezig kan zijn op de zitting van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
Het staat de personen belast met de opvoeding vrij om een schriftelijk standpunt in te dienen.]3
[3 § 3 - Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat het dossier van het hoofd van de gewone school onvolledig is, stelt hij het hoofd van de gewone school daarvan in kennis. Binnen vijf werkdagen na mededeling van de ontbrekende stukken dient het hoofd van de gewone school de ontbrekende stukken in. Als de ontbrekende stukken niet binnen de gestelde termijn worden ingediend, blijft de leerling in de school waar hij al onderwijs volgde voordat de ondersteuningsvergadering werd gehouden.
Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat de procedure die overeenkomstig de artikelen 93.11 tot 93.13 werd vastgelegd niet werd nageleefd, zendt hij het dossier per aangetekend schrijven terug naar het hoofd van de gewone school, zodat de ondersteuningsvergadering een nieuwe beslissing kan nemen.
In het geval vermeld in het tweede lid roept het hoofd van de gewone school de ondersteuningsvergadering opnieuw bijeen. De ondersteuningsvergadering neemt een nieuwe beslissing binnen een termijn van 20 werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven vermeld in het vorige lid. Als in de ondersteuningsvergadering geen consensus werd bereikt, zendt het hoofd van de gewone school het volledige dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van de beraadslagingen in de ondersteuningsvergadering aan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, dat het dossier dan behandelt overeenkomstig § 1, eerste lid tot derde lid.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 62, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(3)<DDG 2020-06-22/15, art. 59, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 93.22.[1 Afbreken van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school in de loop van een schooljaar
§ 1. Het afbreken van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school in de loop van een schooljaar gebeurt op basis van een unanieme beslissing van de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering. Zij kunnen deze beslissing slechts nemen, mits voorafgaandelijk :
1. het advies van het begeleidend psycho-medisch-sociaal centrum werd ingewonnen;
2. het standpunt van de personen belast met de opvoeding werd ingewonnen.
§ 2. Het hoofd van de gewone school stuurt de personen belast met de opvoeding per aangetekend schrijven de gemotiveerde beslissing over de stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de betrokken gewone school en over de plaats waar de ondersteuning voortaan zal worden aangeboden. Bovendien stelt hij het Bestuur voor Onderwijs over de stopzetting in kennis.
§ 3. Indien de leden tijdens de ondersteuningsvergadering geen overeenstemming bereiken, verwijst het hoofd van de gewone school het dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van het overleg in de ondersteuningsvergadering door naar het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school zijn gemotiveerde beslissing mee binnen een termijn van twintig werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven waarbij beroep wordt ingesteld.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na verzending van het aangetekend schrijven waarin de beslissing staat. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.]1
[2 § 4. Het dossier vermeld in § 3, eerste lid, bevat minstens de volgende stukken:
1° het advies vermeld in § 1, 1° ;
2° een verslag over de leerbegeleiding en de ondersteuning die de leerling tot dusver heeft gekregen; dat verslag is opgesteld door het hoofd van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde;
3° een kopie van het laatste rapport van de leerling;
4° de notulen van de ondersteuningsvergadering;
5° een schriftelijk standpunt van de klastitularis van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde, als hij niet persoonlijk aanwezig kan zijn op de zitting van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
Het staat de personen belast met de opvoeding vrij om een schriftelijk standpunt in te dienen.]2
[2 § 5. Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat het dossier van het hoofd van de gewone school onvolledig is, stelt hij het hoofd van de gewone school daarvan in kennis. Binnen vijf werkdagen na mededeling van de ontbrekende stukken dient het hoofd van de gewone school de ontbrekende stukken in. Als de ontbrekende stukken niet binnen de gestelde termijn worden ingediend, blijft de leerling in de school waar hij al onderwijs volgde voordat de ondersteuningsvergadering werd gehouden.
Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat de procedure die overeenkomstig de artikelen 93.11 tot 93.13 werd vastgelegd niet werd nageleefd, zendt hij het dossier per aangetekend schrijven terug naar het hoofd van de gewone school, zodat de ondersteuningsvergadering een nieuwe beslissing kan nemen.
In het geval vermeld in het tweede lid roept het hoofd van de gewone school de ondersteuningsvergadering opnieuw bijeen. De ondersteuningsvergadering neemt een nieuwe beslissing binnen een termijn van 20 werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven vermeld in het vorige lid. Als in de ondersteuningsvergadering geen consensus werd bereikt, zendt het hoofd van de gewone school het volledige dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van de beraadslagingen in de ondersteuningsvergadering aan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, dat het dossier dan behandelt overeenkomstig § 3, eerste lid tot derde lid.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2020-06-22/15, art. 60, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 93.23. [1 Advies van het psycho-medisch-sociaal centrum
Indien de personen belast met de opvoeding principieel niet willen dat het in artikel 93.20, § 1, tweede lid, 1°, of 93.22, § 1, eerste lid, 1°, vermelde advies bij een psycho-medisch-sociaal centrum wordt ingewonnen, kan het hoofd van de gewone school zich wenden tot het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Hij stelt de personen belast met de opvoeding ervan in kennis dat hij de zaak voorlegt aan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gewone school binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het comité het beroep ontvangen heeft, per aangetekend schrijven zijn beslissing mee.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften verwijst de zaak eveneens naar de bevoegde jeugdrechter, wanneer de personen belast met de opvoeding geen gevolg geven aan de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling 6.-. [1 Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften]1
----------
(1)
Art. 93.24.[1 Oprichting
§ 1. De Regering richt een Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften op, bestaande uit :
1. een voorzitter;
2. een vertegenwoordiger van de [4 [5 door de Regering bepaalde dienst die bevoegd is inzake zelfbeschikkend leven]5]4;
3. een persoon met bijzondere ervaring of een bijzondere kwalificatie op het gebied van bevorderingspedagogiek;
4. een persoon, voorgesteld door de inrichtende macht van de gewone school waar de leerling naar school gaat of volgens de wens van de ouders naar school dient te gaan en die geen deel uitmaakt van het personeel van de betrokken gewone school;
5. een secretaris [2;]2
[2 6. een vertegenwoordiger [3 van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie]3.]2
In afwijking van het eerste lid, 4°, worden de vergaderingen waarin het Comité beraadslaagt over de toekenning van de afwijkingsmogelijkheid bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs bijgewoond door een persoon die is voorgedragen door de inrichtende macht van de gespecialiseerde school waar de leerling naar school gaat en die niet tot het personeel van de betrokken school behoort.
§ 2. Voor elk in § 1 vermeld gewoon lid wijst de Regering een plaatsvervangend lid aan. In geval van ontslag of verlies van het ambt krachtens hetwelk het lid in het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften werd opgenomen, doet het plaatsvervangend lid het mandaat uit en wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen. Indien een gewoon lid verhinderd is, neemt het plaatsvervangend lid aan de vergadering deel.
De voorzitter en zijn plaatsvervanger evenals de secretaris en zijn plaatsvervanger worden gekozen onder de leden van het Bestuur voor Onderwijs die in actieve dienst zijn.
§ 3. De in § 1 vermelde leden en de in § 2 vermelde plaatsvervangende leden worden voor een termijn van vier jaar door de Regering aangewezen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2013-06-24/47, art. 96, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DDG 2016-06-20/09, art. 65, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DDG 2016-12-13/07, art. 51, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<DDG 2023-11-13/18, art. 49, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 93.25. [1 Opdrachten
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vervult de in de artikelen 93.6, § 4, 93.14, [2 93.21, 93.22, § 3, en 93.23]2 vermelde taken.
Bovendien is het bevoegd om de afwijkingsmogelijkheid toe te kennen die wordt vermeld in artikel 4, tweede lid, van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2010-10-25/05, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.26. [1 Huishoudelijk reglement
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften werkt zijn eigen huishoudelijk reglement uit en legt het ter goedkeuring aan de Regering voor.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.27. [1 Vrijstelling van leden
Een lid kan vrijstelling vragen, indien het denkt een moreel belang bij de zaak te hebben of wanneer het denkt dat men zijn onpartijdigheid in twijfel zou kunnen trekken. De voorzitter beslist of aan dat verzoek gevolg wordt gegeven. Hij kan ook op eigen initiatief een lid om dezelfde redenen vrijstellen.
De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de gewone leden en de plaatsvervangende leden mogen niet vergaderen over een zaak die hun kind respectievelijk het kind van een familielid tot de vierde graad aanbelangt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.28.[1 Werkwijze van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften in geval van bijeenroeping krachtens de artikelen 93.6, § 4, 93.14, 93.21, 93.22, § 3, en 93.23
De voorzitter roept de in het tweede lid vermelde partijen binnen [2 15 werkdagen]2 na ontvangst van het dossier bijeen. Tussen het uitnodigen en het horen van de partijen liggen minstens drie werkdagen, waarbij de poststempel als bewijs geldt.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften hoort de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school in zijn hoedanigheid van voorzitter van de ondersteuningsvergadering en het hoofd van de gespecialiseerde school.
De personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school kunnen zich laten bijstaan door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun respectieve belangen behartigt. De personen belast met de opvoeding hebben bovendien het recht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun belangen behartigt.
Het Comité kan een aanvullend onderzoek gelasten. Het kan ook deskundigen consulteren.
Het feit dat de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school, het hoofd van de gespecialiseerde school of hun respectieve vertegenwoordiger niet op de vergadering verschijnen, belet het Comité niet om uitspraak te doen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 66, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.29.[1 Werkwijze van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften indien het wordt bijeengeroepen om een afwijking toe te kennen om een leerling in het gespecialiseerd onderwijs te laten blijven
De in het tweede lid vermelde partijen worden door de voorzitter bijeengeroepen binnen [2 15 werkdagen]2 na ontvangst van het positieve advies van de klassenraad van de gespecialiseerde school over de vraag of een bepaalde leerling na zijn eenentwintigste jaar in het gespecialiseerd secundair onderwijs kan blijven. Tussen het uitnodigen en het horen van de partijen liggen minstens drie werkdagen, waarbij de poststempel als bewijs geldt.
De personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gespecialiseerde school worden door het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften gehoord.
De personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gespecialiseerde school kunnen zich laten bijstaan door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun respectieve belangen behartigt. De personen belast met de opvoeding hebben bovendien het recht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun belangen behartigt.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften kan een aanvullend onderzoek gelasten. Het kan ook deskundigen consulteren.
Het feit dat de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gespecialiseerde school of hun respectieve vertegenwoordiger niet op de vergadering verschijnen, belet het Comité niet om uitspraak te doen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 67, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.30.[1 Quorum voor de aanwezigheden en de stemming
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften kan slechts rechtsgeldig beraadslagen, als [2 minstens drie van de leden vermeld in artikel 93.24, § 1, 1°, 2°, 3°, 4°en 6° - onder wie minstens één lid dat geen personeelslid van het Ministerie is - aanwezig zijn.]2 Is dat niet het geval, dan convoceert de voorzitter binnen vijf werkdagen een nieuwe vergadering. Op die vergadering kan dan een beslissing worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige leden.
Alle in artikel 93.24, § 1, [2 1°, 2°, 3°, 4° en 6°]2 vermelde gewone leden, of indien ze afwezig zijn, hun respectieve plaatsvervangers zijn stemgerechtigd.
De gemotiveerde beslissing wordt genomen na stemming bij gewone meerderheid. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2013-06-24/47, art. 97, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 93.31. [1 Mededeling van de beslissing
De gemotiveerde beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften wordt de partijen binnen vijf werkdagen na de vergadering waarin zij werd genomen per aangetekend schrijven meegedeeld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.32. [1 Werkingskosten en vergoedingen
De werkingskosten van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vallen ten laste van de Duitstalige Gemeenschap.
Bij toepassing van het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen de leden respectievelijk de plaatsvervangende leden van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften presentiegeld en reiskostenvergoedingen ten laste van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 93.32.1. [1 Vertrouwelijkheid
Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten de Regering en andere personen die bij de uitvoering van deze afdeling betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2020-06-22/15, art. 61, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 93.32.2. [1 Verwerking van persoonsgegevens
De verzameling en verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
De Regering verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van de opdrachten die in deze afdeling worden bepaald.
In het kader van de uitvoering van de artikelen 93.6, § 4, 93.14, 93.21, 93.22, § 3, 93.23 en 93.25 is de Regering de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming voor de verwerking van de persoonsgegevens.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2020-06-22/15, art. 62, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 93.32.3. [1 Gegevenscategorieën
De Regering kan alle overeenkomstig artikel 93.32.2, derde lid, toereikende, ter zake dienende en niet overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verwerken:
1° identiteitsgegevens en contactgegevens van de leerling;
2° identiteitsgegevens en contactgegevens van de personen belast met de opvoeding van de leerling;
3° gegevens over het schoolbezoek of, naargelang van het geval, de opleiding van de leerling;
4° gegevens over de gezinssituatie van de leerling;
5° gegevens over de sociale en financiële situatie van de leerling;
6° gegevens over de vrijetijdsbesteding en interesses van de leerling;
7° gegevens over de gezondheid en de ontwikkeling van de leerling:
a) gegevens over de lichamelijke gezondheid;
b) gegevens over inentingen;
c) gegevens over de geestelijke gezondheid;
d) gegevens over het gedrag;
e) gegevens over risico's en risicofactoren;
8° gevoelige gegevens van de leerling, vermeld in artikel 9 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming;
9° gerechtelijke gegevens over de leerling.
De Regering preciseert de gegevenscategorieën vermeld in het eerste lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2020-06-22/15, art. 63, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 93.32.4. [1 Duur van de gegevensverwerking
Met behoud van de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens gedurende tien jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het leerlingendossier, bij het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften verwerkt en bewaard.
Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2020-06-22/15, art. 64, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK VIIIter. [1 - Redelijke aanpassingen en bescherming van de schoolcijfers]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Redelijke aanpassingen]1
----------
(1)
Art. 93.33. [1 Definitie
De redelijke aanpassingen hebben tot doel een onevenwichtige situatie in het lager en secundair onderwijs recht te zetten om discriminatie van de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te voorkomen.
De redelijke aanpassingen worden gekenmerkt door passende pedagogische maatregelen die bedoeld zijn om een specifiek individueel tekort te compenseren en de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zo in staat te stellen de verworven kennis, bekwaamheden en vaardigheden tot uiting te kunnen brengen.
De competenties die in de betrokken referentiekaders en leerplannen worden vereist, moeten worden bereikt. Het toekennen van redelijke aanpassingen betekent niet dat met hetzelfde doel gegeven ondersteuning overbodig wordt. Redelijke aanpassingen worden niet in het schoolrapport vermeld.
Onder "leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften" wordt verstaan :
1° leerlingen met een zintuiglijke beperking of een waarnemingsstoornis;
2° leerlingen met vastgestelde bijzondere leerbehoeften of leerstoornissen;
3° leerlingen met een lichamelijke beperking of een tijdelijke functionele beperking.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 72, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.34. [1 Indiening van de aanvraag
§ 1. De personen belast met de opvoeding dienen een aanvraag voor redelijke aanpassingen in bij het hoofd van de school waar het kind of de jongere ingeschreven is of ingeschreven zal worden. Daarvoor gebruiken ze een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier.
Bij de aanvraag gaat een deskundigenadvies dat niet ouder is dan zes maanden waarin de noodzaak van de redelijke aanpassingen wordt gemotiveerd. Het advies wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding.
Het advies vermeld in het tweede lid bevat de volgende gegevens :
1° naam van de instelling;
2° titel en beroepsreferenties van de deskundige(n) die de evaluatie en het advies over de leerling opgemaakt heeft/hebben;
3° de aard van de medische, psychologische en algemene problemen van de leerling;
4° de tests en technieken waarmee de problemen werden vastgesteld;
5° relevante sterkten en zwakten van de leerling en de uitwerkingen ervan op het leerproces;
6° aanbevolen compenserende maatregelen.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de compenserende maatregelen die worden aanbevolen.
§ 2. In afwijking van § 1 hoeft geen aanvraag voor redelijke aanpassingen te worden ingediend wanneer de leerling reeds ondersteund wordt door een pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het kader van de laagdrempelige onderwijsondersteuning.
In afwijking van § 1 hoeft geen aanvraag voor redelijke aanpassingen te worden ingediend wanneer de leerling met specifieke onderwijsbehoeften reeds ondersteund wordt in het kader van de hoogdrempelige onderwijsondersteuning. Redelijke aanpassingen worden genoteerd in het individueel ondersteuningsplan van de leerling vermeld in artikel 93.15.
§ 3. In afwijking van § 1 kan het schoolhoofd, na overleg met de personen belast met de opvoeding, redelijke aanpassingen voor een leerling vastleggen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 73, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.35.[1 Beslissing over de redelijke aanpassingen
§ 1. Indien het schoolhoofd de aanvraag vermeld in artikel 93.34, § 1, aanvaardt, legt hij de passende redelijke aanpassingen binnen 15 werkdagen na de aanvraag schriftelijk vast op een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier, met inachtneming van de aanbevelingen vermeld in artikel 93.34, § 1, derde lid, 6°, en met medewerking van de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en het personeel [2 van het Centrum voor bevorderingspedagogiek]2. Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid houden het schoolhoofd en de met de uitvoering van de maatregelen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel, alsook de verantwoordelijken voor het technisch en beroepsonderwijs en de bedrijfsverantwoordelijken rekening met de veiligheids- en gezondheidsvereisten en, naargelang van het geval, de bedrijfsvereisten bij het vastleggen van redelijke aanpassingen, indien de aanvraag betrekking heeft op een leerling van de doorstromingsafdeling en de kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs, van de kwalificatieafdeling van het beroepsonderwijs of van het onderwijs met beperkt leerplan. Dat kan ertoe leiden dat op grond van die vereisten op deelgebieden geen redelijke aanpassingen kunnen worden toegekend.
De redelijke aanpassingen kunnen van technische, persoonlijke, organisatorische of infrastructurele aard zijn.
Bij het vastleggen van de redelijke aanpassingen kan het schoolhoofd zich laten adviseren door externe deskundigen.
§ 2. Onder passende redelijke aanpassingen worden de volgende maatregelen verstaan :
1° ze zijn doelgericht aan de individuele behoeften van de leerling aangepast;
2° ze zorgen ervoor dat de leerling, afhankelijk van zijn mogelijkheden, aan alle schoolse activiteiten kan deelnemen;
3° ze zorgen ervoor dat de autonomie van de leerling gewaarborgd blijft wanneer hij voldoet aan de eisen die aan hem worden gesteld;
4° ze waarborgen de veiligheid en de waardigheid van de persoon met specifieke onderwijsbehoeften.
Een aanpassing die financieel en/of organisatorisch niet in verhouding staat tot het nut van de aanpassing, moet als niet-passend worden beschouwd.
§ 3. Het schoolhoofd deelt de beslissing over de redelijke aanpassingen binnen vijf werkdagen na de dag waarop de beslissing genomen is per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs mee aan de personen belast met de opvoeding. De datum van de poststempel of van het ontvangstbewijs geldt als indieningsdatum.
Tegelijkertijd deelt het schoolhoofd de beslissing over de redelijke aanpassingen schriftelijk mee aan de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en aan het met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden [2 van het Centrum voor bevorderingspedagogiek]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 74, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 144, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 93.36. [1 Geldigheidsduur van de redelijke aanpassingen
De redelijke aanpassingen zijn vanaf de dag van de beslissing vermeld in artikel 93.35 hoogstens geldig voor het lopende schooljaar en het daaropvolgende schooljaar en kunnen met toestemming van de personen belast met de opvoeding op de aanvraag vermeld in artikel 93.34, § 1 aangepast worden of voor hoogstens twee schooljaren verlengd worden.
De geldigheidsduur van de redelijke aanpassingen wordt opgenomen in de beslissing vermeld in artikel 93.35 en 93.37, derde lid.
Wanneer de leerling van school verandert, zijn de redelijke aanpassingen bindend voor de school waar hij zich laat inschrijven. De personen belast met de opvoeding hebben de plicht de school waar ze de leerling laten inschrijven, in te lichten over de toegekende redelijke aanpassingen en haar alle relevant geachte documenten te bezorgen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 75, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.37.[1 Opnieuw overdenken van de redelijke aanpassingen
Het schoolhoofd is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing vermeld in artikel 93.35.
Indien redelijke aanpassingen voor afloop van de geldigheidsduur niet meer noodzakelijk zijn, kan het schoolhoofd die aanpassingen met schriftelijke toestemming of op verzoek van de personen belast met de opvoeding opheffen.
Indien de personen belast met de opvoeding voor afloop van de geldigheidsduur een aanvraag om verlenging van de redelijke aanpassingen indienen, worden de vastgelegde redelijke aanpassingen door het schoolhoofd, met medewerking van de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en het personeel [2 van het Centrum voor bevorderingspedagogiek]2 opnieuw overdacht, aangepast, verlengd of opgeheven. De beslissing over de redelijke aanpassingen en de geldigheidsduur van de redelijke aanpassingen zijn in overeenstemming met de artikelen 93.35 en 93.36.
Het geven van een nieuw advies is niet dwingend noodzakelijk, maar moet worden ingeschat door de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en het personeel [2 van het Centrum voor bevorderingspedagogiek]2. Een advies kan echter slechts maximaal zes jaar geldig zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 76, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 145, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Afdeling 2. [1 - Bescherming van de schoolcijfers]1
----------
(1)
Art. 93.38. [1 Definitie
Bescherming van de schoolcijfers is het niet-beoordelen van de leerling in één of meer deelgebieden van de competenties die in het referentiekader of in het leerplan worden vereist en beschreven en kan alleen aangevraagd worden voor het lager en het secundair onderwijs.
Bescherming van de schoolcijfers is de maatregel die de leerling met specifieke onderwijsbehoeften bij de berekening en de beoordeling van de schoolprestatie moet beschermen tegen de mogelijke negatieve uitwerkingen van zijn beperking op zijn schoolloopbaan, zijn motivatie en zijn psychische ontwikkeling.
Redelijke aanpassingen hebben voorrang op de bescherming van de schoolcijfers.
Leerlingen met een verstandelijke beperking en een intelligentiequotiënt beneden het gemiddelde komen niet in aanmerking voor de bescherming van de schoolcijfers. Voor het intelligentiequotiënt wordt het gemiddelde op 100 gesteld met een standaardafwijking van 15. Een intelligentiequotiënt beneden het gemiddelde ligt aldus onder 85.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 78, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.39.[1 Indiening van de aanvraag
§ 1. De personen belast met de opvoeding dienen een aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers in bij het hoofd van de school waar het kind of de jongere ingeschreven is of ingeschreven zal worden. Daarvoor gebruiken ze een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier.
Bij de aanvraag worden de volgende stukken gevoegd : de beslissing van het schoolhoofd over de redelijke aanpassingen, de documentatie over die maatregelen en een deskundigenadvies. Het advies mag niet ouder zijn dan zes maanden en bevat de redenen waarom de bescherming van de schoolcijfers noodzakelijk is en wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding. Indien het advies opgemaakt wordt door een andere instelling [2 dan het Centrum voor bevorderingspedagogiek]2, dan moeten de personen belast met de opvoeding het advies door het centrum laten goedkeuren. Het centrum onderzoekt binnen 15 werkdagen in hoeverre het advies de onderstaande gegevens bevat. Indien het centrum na inhoudelijk onderzoek tot de slotsom komt dat het advies niet goedgekeurd kan worden of dat de in het derde lid vermelde gegevens in het advies ontbreken, zendt het centrum per gewone brief een met redenen omklede weigering aan de personen belast met de opvoeding. Het is de taak van de personen belast met de opvoeding om bij het centrum of bij een andere instelling een nieuw advies in te winnen. Het centrum houdt een bijgewerkte en voor het publiek toegankelijke lijst bij van de door het centrum erkende tests en technieken om de medische, psychologische en algemene problemen vast te stellen.
Het advies vermeld in het tweede lid bevat de volgende gegevens :
1° naam van de instelling;
2° titel en beroepsreferenties van de deskundige/deskundigen die de evaluatie en het advies over de leerling opgemaakt heeft/hebben;
3° de aard van de medische, psychologische en algemene problemen van de leerling;
4° de tests en technieken waarmee de problemen werden vastgesteld;
5° relevante sterkten en zwakten van de leerling en de uitwerkingen ervan op het leerproces;
6° aanbevelingen over deelgebieden die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de bescherming van de schoolcijfers op de deelgebieden die in het advies worden aanbevolen.
§ 2. Na overleg met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en het personeel [2 van het Centrum voor bevorderingspedagogiek]2 deelt het schoolhoofd binnen 15 werkdagen zijn standpunt mee over de aanvraag vermeld in § 1 en bepaalt hij met inachtneming van de aanbevelingen vermeld in § 1, derde lid, 6°, de deelgebieden van het referentiekader of het leerplan die onder de bescherming van de schoolcijfers vallen en bezorgt de ingevulde aanvraag per gewone brief aan de onderwijsinspectie. Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd.
De aanvraag van het schoolhoofd bevat :
1° de aanvraag vermeld in § 1 en de bijlagen ervan;
2° het standpunt van het schoolhoofd;
3° aanbevelingen over deelgebieden van het referentiekader of van het leerplan die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers;
4° alle andere relevant geachte documenten.
Voor het bepalen van zijn standpunt kan het schoolhoofd zich laten adviseren door externe deskundigen.
§ 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 dient de voorzitter van de ondersteuningsvergadering, in overleg met de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering, een aanvraag om bescherming van de schoolcijfers in, indien de leerling met specifieke onderwijsbehoeften al ondersteund wordt in het kader van de hoogdrempelige ondersteuning in de gewone school. Daarvoor gebruikt hij een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier.
De aanvraag van de voorzitter van de ondersteuningsvergadering bevat :
1° de aanvraag vermeld in het eerste lid;
2° het reeds voorliggende advies over de vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vermeld in artikel 93.7;
3° het individueel ondersteuningsplan van de leerling vermeld in artikel 93.15;
4° de door de leden van de ondersteuningsvergadering vastgelegde beslissing over de redelijke aanpassingen en de documentatie over de maatregelen die op dat gebied al zijn uitgevoerd;
5° het standpunt van de leden van de ondersteuningsvergadering;
6° aanbevelingen over deelgebieden van het referentiekader of van het leerplan die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers;
7° alle andere relevant geachte documenten.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de bescherming van de schoolcijfers op de deelgebieden die in de aanvraag worden aanbevolen.
De voorzitter van de ondersteuningsvergadering bezorgt de aanvraag per gewone brief aan de onderwijsinspectie.
§ 4. Met behoud van de toepassing van de §§ 2 en 3 houden het schoolhoofd en de met de uitvoering van de maatregelen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel, de medewerkers van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, alsook de verantwoordelijken voor het technisch en beroepsonderwijs en de bedrijfsverantwoordelijken rekening met de veiligheids- en gezondheidsvereisten en, naargelang van het geval, de bedrijfsvereisten bij de aanbevelingen over deelgebieden van het referentiekader of van het leerplan die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers, indien de aanvraag betrekking heeft op een leerling van de doorstromingsafdeling en kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs, van de kwalificatieafdeling van het beroepsonderwijs of van het onderwijs met beperkt leerplan.
§ 5. Indien een bescherming van de schoolcijfers voor het eerst in het eerste jaar van het secundair onderwijs of in het eerste jaar van het lager onderwijs wordt aangevraagd, moet een termijn van twee observatiemaanden in acht worden genomen voordat de personen belast met de opvoeding de aanvraag kunnen indienen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 79, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 146, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 93.40. [1 Beslissing van de onderwijsinspectie
De onderwijsinspectie beslist binnen twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag vermeld in artikel 93.39, § 2 of § 3, over de bescherming van de schoolcijfers. Aangezien de eindgetuigschriften als volwaardige diploma's moeten worden beschouwd, wordt bij de goedkeuring van de bescherming van de schoolcijfers rekening gehouden met de omvang van het deelgebied waarvoor de bescherming van de schoolcijfers zou moeten gelden; het deelgebied is altijd beperkt. In geval van stilzwijgen van de onderwijsinspectie wordt de aanvraag als goedgekeurd beschouwd. Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd.
De beslissing van de onderwijsinspectie wordt per gewone brief meegedeeld aan het schoolhoofd of aan de voorzitter van de ondersteuningsvergadering binnen drie werkdagen na de dag waarop de beslissing werd genomen.
Het schoolhoofd of de voorzitter van de ondersteuningsvergadering licht de personen belast met de opvoeding per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs in over de beslissing betreffende de bescherming van de schoolcijfers binnen drie werkdagen na ontvangst van de beslissing. De datum van de poststempel of van het ontvangstbewijs geldt als indieningsdatum.
Het schoolhoofd of de voorzitter van de ondersteuningsvergadering licht de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel binnen drie werkdagen na ontvangst van de beslissing schriftelijk in over de bescherming van de schoolcijfers.
Indien bescherming van de schoolcijfers werd toegekend, wordt dit, samen met de betreffende deelgebieden van het referentiekader of van het leerplan, vermeld in het schoolrapport van de leerling. De schoolcijfers die vóór de toekenning van de bescherming van de schoolcijfers werden gegeven, mogen niet gewijzigd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 80, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.41. [1 Geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers
De bescherming van de schoolcijfers is vanaf de dag van de beslissing vermeld in artikel 93.40, eerste lid, hoogstens geldig voor het lopende schooljaar en het daaropvolgende schooljaar en kan op basis van een aanvraag als vermeld in artikel 93.39, § 2 of § 3, voor telkens twee schooljaren verlengd worden.
De geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers wordt vermeld in de beslissing vermeld in artikel 93.40, eerste lid.
Indien de aanvraag om bescherming van de schoolcijfers in geval van stilzwijgen van de onderwijsinspectie overeenkomstig artikel 93.40, eerste lid, als goedgekeurd wordt beschouwd, geldt de bescherming van de schoolcijfers voor het lopende schooljaar en voor het daaropvolgende schooljaar.
Wanneer de leerling van school verandert, is de bescherming van de schoolcijfers bindend voor de school waar hij zich laat inschrijven. De personen belast met de opvoeding hebben de plicht de school waar ze de leerling laten inschrijven, in te lichten over de toegekende bescherming van de schoolcijfers en haar alle relevant geachte documenten te bezorgen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 81, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.42.[1 Evaluatie en controle van de bescherming van de schoolcijfers
§ 1. Het schoolhoofd is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing vermeld in artikel 93.40.
§ 2. Het schoolhoofd evalueert jaarlijks de bescherming van de schoolcijfers, samen met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en betrekt de personen belast met de opvoeding erbij.
Het werkelijke prestatieniveau wordt op het einde van het schooljaar afzonderlijk meegedeeld aan de personen belast met de opvoeding.
§ 3. Voordat de geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers afloopt, controleert het schoolhoofd, in overleg met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel, of de schoolcijfers nog moeten worden beschermd en betrekt de personen belast met de opvoeding daarbij. Als die bescherming nog noodzakelijk is, dient het schoolhoofd een met redenen omklede aanvraag om verlenging in. De aanvraag stemt overeen met de aanvraag vermeld in artikel 93.39, § 2 of § 3. Daarvoor gebruikt hij een door de Regering vastgelegd formulier.
De beslissing van de onderwijsinspectie en de geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers zijn in overeenstemming met de artikelen 93.40 en 93.41.
Het geven van een nieuw advies is niet dwingend noodzakelijk, maar moet worden ingeschat door de met de uitvoering van de bescherming van de schoolcijfers belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en [2 van het Centrum voor bevorderingspedagogiek]2. Een advies is hoogstens zes jaar geldig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 82, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 147, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 93.43. [1 Overgang
De klassenraad beslist op pedagogisch verantwoorde basis en in het belang van de leerling over de overgang van leerlingen van wie het prestatieniveau in één of meer deelgebieden van het leerplan of referentiekader op grond van de behoefte aan bijzondere ondersteuning die bij hen werd vastgesteld en op grond van de bescherming van de schoolcijfers die daarvoor werd toegekend, niet in overeenstemming is met de eisen die aan het leerjaar worden gesteld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 83, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.44. [1 Overstap van de lagere school naar de secundaire school
Indien de schoolcijfers in het zesde jaar van het lager onderwijs voor het lopende schooljaar en het daaropvolgende schooljaar werden beschermd, is de secundaire school ertoe verplicht die bescherming van de schoolcijfers in het eerste jaar van het secundair onderwijs te behouden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 84, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.45. [1 Beëindiging van de bescherming van de schoolcijfers
De bescherming van de schoolcijfers die door de in artikel 93.40 vermelde beslissing werd goedgekeurd, kan op basis van een consensusgebaseerde beslissing tussen de personen belast met de opvoeding en het schoolhoofd, in overleg met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel, vóór afloop van de toegekende geldigheidsduur opgeheven worden. In dat geval moet de onderwijsinspectie schriftelijk daarover worden ingelicht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 85, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Afdeling 3. [1 - Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften]1
----------
(1)
Art. 93.46. [1 Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met één van de beslissingen inzake redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers vermeld in de artikelen 93.35, 93.37, derde lid, 93.40 of 93.42, § 3, kunnen ze binnen acht kalenderdagen na ontvangst van de beslissing per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs beroep instellen bij de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. De datum van de poststempel of van het ontvangstbewijs geldt als indieningsdatum.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften bezorgt de personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gewone of gespecialiseerde school, binnen 20 werkdagen na verzending van de aangetekende brief vermeld in het vorige lid, per aangetekende brief zijn met redenen omklede beslissing, alsook zijn aanbeveling over de redelijke aanpassingen of de bescherming van de schoolcijfers die in het volgende schooljaar moeten worden ingezet.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien werkdagen na verzending van de aangetekende brief die de beslissing bevat. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
De procedure vermeld in artikel 93.28 is van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 87, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
HOOFDSTUK VIIIquater. [1 - Huisonderwijs]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Algemeen]1
----------
(1)
Art. 93.47. [1 Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op de personen belast met de opvoeding die hun woonplaats in de Duitstalige Gemeenschap hebben en hun leerplichtige kinderen huisonderwijs laten volgen, alsook op de personen die huisonderwijs geven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 90, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.48. [1 Beginsel van het huisonderwijs
Personen belast met de opvoeding die hun leerplichtige kinderen huisonderwijs geven of laten volgen, organiseren en financieren dat huisonderwijs zelf.
Het huisonderwijs vindt plaats in het Duitse taalgebied van België.
In gewettigde uitzonderlijke gevallen kan de Regering van het tweede lid afwijken en aanvullende afwezigheden toestaan, indien uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen. Daartoe dienen de personen belast met de opvoeding een schriftelijke aanvraag met bewijsstukken in voor de betrokken leerling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 91, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.49. [1 Commissie voor huisonderwijs
§ 1. De Regering richt een commissie voor huisonderwijs op die in dit hoofdstuk is afgekort als "commissie" en die als volgt is samengesteld :
1° een voorzitter die wordt uitgekozen onder de medewerkers van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;
2° een lid van de onderwijsinspectie dat niet belast is met de controle van het huisonderwijs;
3° een personeelslid van het Ministerie dat over de nodige kennis betreffende de organisatie van het onderwijs beschikt;
4° een personeelslid van het departement van de autonome hogeschool dat bevoegd is voor externe evaluatie;
5° een personeelslid van het Ministerie dat over de nodige kennis inzake jeugdbijstand beschikt;
6° een personeelslid van het centrum voor bevorderingspedagogiek;
7° een personeelslid van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;
8° een deskundige die over de nodige kennis inzake huisonderwijs beschikt;
9° een secretaris die uitgekozen wordt onder de personeelsleden van het Ministerie.
Voor elk in het eerste lid vermeld lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen dat volgens dezelfde criteria wordt uitgekozen als het lid dat het vervangt.
De leden en plaatsvervangende leden van de commissie worden voor een onbepaalde duur aangewezen.
§ 2. De commissie hoort de personen belast met de opvoeding en naar de onderwijsinspectie. Ze kunnen zich laten vergezellen door een persoon naar keuze.
Het feit dat de personen belast met de opvoeding of de onderwijsinspectie niet op de zitting verschijnen, belet de commissie niet om over de zaak te beslissen.
Op verzoek van de commissie kunnen externe deskundigen bij de zaak betrokken worden als adviserend lid.
§ 3. De commissie kan slechts geldig beraadslagen als minstens vier van de leden vermeld in § 1, eerste lid, 1° tot 5°, of hun plaatsvervangende leden aanwezig zijn.
Wordt het quorum niet bereikt, dan roept de voorzitter ten vroegste op de daarop volgende werkdag een nieuwe zitting bijeen.
De met redenen omklede beslissing wordt bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. De leden vermeld in § 1, eerste lid, 6° tot 9°, zijn niet stemgerechtigd. De leden vermeld in § 1, eerste lid, 6° tot 8°, wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem.
De commissieleden vermeld in § 1, eerste lid, en hun plaatsvervangers zijn tot geheimhouding verplicht over de verhoren en de beraadslagingen.
§ 4. De commissie werkt haar huishoudelijk reglement uit en legt het ter goedkeuring voor aan de Regering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 92, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Afdeling 2. [1 - Vereisten waaraan het huisonderwijs moet voldoen]1
----------
(1)
Art. 93.50.[1 Vereisten waaraan het huisonderwijs moet voldoen
[2 Het huisonderwijs voldoet aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 5 tot 13 en biedt leerplichtige kinderen de mogelijkheid om ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs en competentieniveaus voor het lager en het secundair onderwijs te bereiken. Het competentieniveau is telkens gelijkwaardig met de competenties, kerncompetenties, eindtermen en verwijzingen naar de eindtermen die voor het onderwijs gedefinieerd zijn.]2
De personen belast met de opvoeding bieden hun kind dat huisonderwijs volgt optimale ontplooiingskansen. Ze ondersteunen in dezelfde mate [2 de in artikel 11 vermelde ontwikkelingsdoelen, alsook]2 vakcompetenties en de in artikel 13 vermelde vakoverschrijdende competenties. Voorts bieden ze voldoende structuur via regels en continuïteit in het verloop van het onderwijs.
De personen belast met de opvoeding laten het huisonderwijs plaatsvinden in een daarvoor geschikte omgeving en in ruimten die voldoende groot, veilig en proper zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 94, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DDG 2020-06-22/15, art. 65, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 93.51. [1 Redelijke aanpassingen
In afwijking van artikel 93.50, eerste lid, kan het te bereiken competentieniveau aangepast worden als bij het kind een beperking of klinisch beschreven en/of in een advies vastgestelde uiterlijke kenmerken van bepaalde leerstoornissen bewezen zijn. Het advies stemt overeen met het advies vermeld in artikel 93.34, § 1.
De personen belast met de opvoeding dienen een aanvraag voor redelijke aanpassingen in bij de onderwijsinspectie en voegen het advies vermeld in het eerste lid bij de aanvraag.
Na de eerste aanmelding in het huisonderwijs wordt om de twee jaar, vóór het begin van het nieuwe schooljaar, uit eigen beweging een geactualiseerd advies voorgelegd aan de onderwijsinspectie. Indien geen geactualiseerd advies wordt voorgelegd, blijven de onderwijsdoelstellingen onveranderd.
De onderwijsinspectie legt de passende compenserende onderwijsmaatregelen schriftelijk vast in onderlinge overeenstemming met de personen belast met de opvoeding. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, kunnen zowel de onderwijsinspectie als de personen belast met de opvoeding de commissie bijeenroepen.
De commissie deelt haar beslissing binnen 15 werkdagen na ontvangst van de brief van de onderwijsinspectie of van de personen belast met de opvoeding mee; de mededeling aan de personen belast met de opvoeding geschiedt per aangetekende brief; de mededeling aan de onderwijsinspectie geschiedt per gewone brief.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 95, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.52.[1 Individueel werkplan
Voor elk kind dat huisonderwijs volgt, wordt een individueel werkplan opgesteld dat een uiteenzetting van de eigen visie op de leerprocessen en minstens een tijdschema en de [2 te bereiken ontwikkelingsdoelen en competenties]2 per vak bevat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 96, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DDG 2020-06-22/15, art. 66, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Afdeling 3. [1 - Aanmelding voor huisonderwijs]1
----------
(1)
Art. 93.53. [1 Tijdstip van de aanmelding
De personen belast met de opvoeding die voor huisonderwijs kiezen, melden hun leerplichtige kind voor huisonderwijs aan bij de onderwijsinspectie en dit uiterlijk drie werkdagen voor het begin van het schooljaar waarin hun kind huisonderwijs zal volgen. De personen belast met de opvoeding gebruiken hiervoor het inschrijvingsformulier dat door de Regering is vastgelegd.
Indien de personen belast met de opvoeding in de loop van het schooljaar voor huisonderwijs kiezen, melden ze hun leerplichtige kind bij de onderwijsinspectie aan en dit uiterlijk bij de overstap van de school naar huisonderwijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 98, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.54. [1 Aanmelding
De personen belast met de opvoeding dienen op het ogenblik van de aanmelding volgende documenten en/of inlichtingen in :
1° een woonplaatsattest dat niet ouder is dan twee maanden en waaruit blijkt dat zij en de leerplichtige kinderen die huisonderwijs zullen volgen, hun woonplaats in het Duitse taalgebied hebben;
2° een afschrift van hun identiteitskaart en een afschrift van de identiteitskaart van de leerplichtige kinderen die huisonderwijs zullen volgen;
3° voor elk kind de contactgegevens van de laatstbezochte school en een afschrift van het schoolrapport van de laatstbezochte school, voor zover de kinderen een school bezocht hebben;
4° de onderwijstaal overeenkomstig het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs;
5° voor elk kind het individueel werkplan vermeld in artikel 93.52;
6° de tijdens het schooljaar voorziene schoolvrije dagen, indien die op dat tijdstip al bekend zijn;
7° een schriftelijke instemming met het toezicht dat wordt uitgeoefend door de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 93.55.
De personen belast met de opvoeding moeten de onderwijsinspectie minstens tien werkdagen op voorhand schriftelijk meedelen wanneer de kinderen die huisonderwijs volgen meer dan vijf werkdagen na elkaar vakantie nemen, voor zover die afwezigheden nog niet bij de aanmelding werden meegedeeld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 99, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Afdeling 4. [1 - Toezicht op het huisonderwijs]1
----------
(1)
Art. 93.55. [1 Toezicht op het huisonderwijs
De personen belast met de opvoeding, de kinderen die huisonderwijs volgen en de personen die in het huisonderwijs werkzaam zijn, vallen onder het toezicht van de onderwijsinspectie.
Voor het uitoefenen van die taak kan de onderwijsinspectie zich laten bijstaan door externe deskundigen.
De onderwijsinspectie kan na voorafgaande aankondiging :
1° iedere persoon ondervragen over feiten waarvan de bekendheid nuttig kan zijn voor het toezicht op het huisonderwijs;
2° zich op de plaats waar het huisonderwijs wordt gegeven of in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap alle documenten vermeld in artikel 93.56, tweede lid, laten overleggen en afschriften of uittreksels daarvan maken;
3° inzage nemen van alle andere relevante documenten die betrekking hebben op het huisonderwijs;
4° het leerniveau inschatten door middel van gestandaardiseerde examens om de verworven kennis te toetsen of tests;
5° alle ruimten bezoeken waar huisonderwijs wordt gegeven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 101, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.56. [1 Medewerking van de personen belast met de opvoeding aan het toezicht op het huisonderwijs
De personen belast met de opvoeding zijn ertoe verplicht aan het toezicht op het huisonderwijs mee te werken.
Bij de aangekondigde controle door de onderwijsinspectie leggen de personen belast met de opvoeding de documenten voor die ze voor het huisonderwijs gebruiken. Onder "documenten" worden de volgende zaken verstaan : de gebruikte schoolboeken, de pedagogische hulpmiddelen, de documenten die door de leerlingen worden opgesteld - zowel digitaal als op papier - en het individuele werkplan vermeld in artikel 93.52.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 102, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.57. [1 Rapportering na het toezicht op het huisonderwijs
Na het toezicht op het huisonderwijs maakt de onderwijsinspectie een verslag op; dat verslag omvat een met redenen omkleed advies over de leeromgeving, het leerniveau en de vereisten vermeld in artikel 93.50.
Binnen 20 werkdagen na het toezicht wordt dat verslag aangetekend toegezonden aan de personen belast met de opvoeding; dat verslag wordt ter informatie meegedeeld.
De personen belast met de opvoeding hebben de mogelijkheid om de onderwijsinspectie binnen 20 werkdagen na ontvangst van het verslag per aangetekende brief hun standpunt mee te delen.
Het verslag en het eventuele standpunt van de personen belast met de opvoeding worden opgenomen in het dossier van de leerling die huisonderwijs volgt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 103, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.58. [1 Gevolgen van het toezicht
§ 1. Indien de onderwijsinspectie naar aanleiding van het toezicht oordeelt dat het huisonderwijs niet plaatsvindt in een daartoe noodzakelijke leeromgeving en niet voldoet aan de vereisten vermeld in artikel 93.50, voert de onderwijsinspectie een nieuwe controle uit binnen vier maanden nadat het verslag ter kennis werd gebracht van de personen belast met de opvoeding.
Indien de onderwijsinspectie bij de tweede controle tot dezelfde conclusie komt, bezorgt ze de commissie de beide verslagen en, indien voorhanden, de standpunten van de personen belast met de opvoeding.
Indien het welzijn van het kind in het gedrang komt, roept de onderwijsinspectie de commissie al na de eerste controle bijeen en licht ze het parket in.
§ 2. Indien de onderwijsinspectie op drie op elkaar volgende aangekondigde afspraken geen controle kan uitvoeren, wordt de commissie binnen tien werkdagen bijeengeroepen en worden de personen belast met de opvoeding per aangetekende brief daarvan in kennis gesteld.
§ 3. Indien de commissie bijeengeroepen wordt, beslist zij in hoeverre en onder welke voorwaarden het huisonderwijs kan worden voortgezet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 104, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.59.[1 Inschrijving in een school [2 ...]2
§ 1. [2 Indien de commissie met toepassing van artikel 93.58, § 3, beslist dat het huisonderwijs niet kan worden voortgezet, moet de leerling ingeschreven worden in een school die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend is door de Duitstalige Gemeenschap, de Franstalige Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of door [2 een lidstaat van de Europese Unie of door een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie]2. De commissie schat het bereikte competentieniveau in en stelt op basis van het advies van de onderwijsinspectie en met instemming van het lid vermeld in artikel 93.49, § 1, eerste lid, 3°, een toelatingsattest op dat betrekking heeft op de ondersteuningsplaats, de studievorm, de studierichting en het studiejaar, met uitzondering van het zesde en het zevende jaar van het secundair onderwijs. Indien het toelatingsattest opgesteld wordt voor een gespecialiseerde school, moet ook het advies vermeld in artikel 93.7 worden ingediend.
De commissie deelt haar beslissing mee binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de brief van de onderwijsinspectie; de mededeling aan de personen belast met de opvoeding geschiedt per aangetekende brief; de mededeling aan de onderwijsinspectie geschiedt per gewone brief.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing, kunnen ze binnen acht dagen na ontvangst van de beslissing beroep instellen; als het toelatingsattest opgesteld is voor een gewone school, kunnen ze beroep instellen bij de Regering; als het toelatingsattest opgesteld is voor een gespecialiseerde school, kunnen ze beroep instellen bij de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Het beroep wordt ingesteld per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs. De datum van de poststempel of van het ontvangstbewijs geldt als indieningsdatum. Het beroep is opschortend.
De Regering of, naargelang van het geval, het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de met redenen omklede beslissing schriftelijk mee binnen een termijn van twintig werkdagen na de datum van het beroep; de mededeling aan de personen belast met de opvoeding geschiedt per aangetekende brief; de mededeling aan de voorzitter van de commissie voor huisonderwijs geschiedt per gewone brief.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien werkdagen na verzending van de aangetekende brief die de beslissing bevat. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
De procedure vermeld in artikel 93.28 is van toepassing op het beroep ingesteld bij het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
De Regering legt de vorm van het toelatingsattest vast.]2
[2 § 1.1 Indien de personen belast met de opvoeding beslissen om hun leerplichtige kind dat huisonderwijs volgt, in te schrijven in een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde school, kan de commissie voor huisonderwijs met toepassing van paragraaf 1 zo nodig een toelatingsattest opstellen, waarbij onder de 'brief van de onderwijsinspectie' vermeld in § 1, tweede lid, de aanvraag van de personen belast met de opvoeding moet worden verstaan.]2
§ 2. Na ontvangst van de beslissing om schoolonderwijs op te leggen, hebben de personen belast met de opvoeding tien werkdagen de tijd om de onderwijsinspectie per aangetekende brief te bevestigen dat ze hun kind hebben laten inschrijven in een door hen gekozen school die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend wordt door de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie. Indien de onderwijsinspectie binnen die termijn geen inschrijvingsbevestiging heeft ontvangen, worden de personen belast met de opvoeding per aangetekende brief ertoe aangemaand om die bevestiging alsnog binnen tien werkdagen toe te zenden. Indien de personen belast met de opvoeding geen gevolg geven aan die aanmaning, wordt het dossier overgezonden aan het parket.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 105, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DDG 2017-06-26/06, art. 34, 028; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Afdeling 5. [1 - Inschrijving voor de zittijden van de examencommissies]1
----------
(1)
Art. 93.60. [1 Inschrijving voor de zittijden van de examencommissies
§ 1. De personen belast met de opvoeding die voor huisonderwijs kiezen, zijn ertoe verplicht hun kinderen voor de externe examens in te schrijven.
Uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige leerling vóór 1 januari 11 jaar is geworden, neemt de leerplichtige leerling voor het eerst deel aan de externe zittijd om het bewijs van basisonderwijs te behalen.
Uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige leerling vóór 1 januari 14 jaar is geworden, legt de leerplichtige leerling voor het eerst examen af voor de externe examencommissie om het eindgetuigschrift van lager secundair onderwijs te behalen.
Uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige leerling vóór 1 januari 17 jaar is geworden, legt de leerplichtige leerling voor het eerst examen af voor de externe examencommissie om het eindgetuigschrift van hoger secundair onderwijs te behalen.
§ 2. In afwijking van § 1, tweede tot vierde lid, kan de onderwijsinspectie, op basis van een met redenen omklede aanvraag van de personen belast met de opvoeding, de termijn waarbinnen examen moet worden afgelegd verlengen voor een leerplichtige leerling die niet de vereiste rijpheid en competenties heeft bereikt of die gezondheidsproblemen, leerproblemen of gedragsproblemen heeft of motorisch, zintuiglijk of geestelijk gehandicapt is. De aanvullende termijn bedraagt hoogstens twee jaar. Uiterlijk op 15 maart van het schooljaar waarin de examens moeten worden afgelegd, moet de aanvraag worden ingediend.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van de onderwijsinspectie kunnen ze schriftelijk beroep instellen bij de commissie binnen een termijn van tien dagen na ontvangst van de beslissing van de onderwijsinspectie.
De commissie deelt haar beslissing binnen 15 werkdagen na ontvangst van het beroep mee aan de personen belast met de opvoeding en aan de onderwijsinspectie; de mededeling aan de personen belast met de opvoeding geschiedt per aangetekende brief; de mededeling aan de onderwijsinspectie geschiedt per gewone brief.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 107, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.61.[1 Inschrijving in een school omdat eindgetuigschrift niet binnen de gestelde termijn werd behaald
Indien de leerplichtige leerling, uiterlijk in het jaar waarin hij 14 jaar wordt, niet heeft deelgenomen aan de externe examens om het bewijs van basisonderwijs te behalen of indien hij twee keer voor die examens gezakt is, zijn de personen belast met de opvoeding ertoe verplicht hun kind - uiterlijk in het schooljaar dat begint in het jaar waarin de leerplichtige leerling 14 jaar wordt - in te schrijven in een school die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend wordt door de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of [2 een lidstaat van de Europese Unie of een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie]2.
Indien de leerplichtige leerling, uiterlijk in het jaar waarin hij 17 jaar wordt, niet heeft deelgenomen aan de externe examens om het getuigschrift van lager secundair onderwijs te behalen of indien hij twee keer voor die examens gezakt is, zijn de personen belast met de opvoeding ertoe verplicht hun kind - uiterlijk in het schooljaar dat begint in het jaar waarin de leerplichtige leerling 17 jaar wordt - in te schrijven in een school die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend wordt door de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of [2 een lidstaat van de Europese Unie of een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 108, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2017-06-26/06, art. 35, 028; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Afdeling 6. [1 - Hervatting van het huisonderwijs]1
----------
(1)
Art. 93.62. [1 Hervatting van het huisonderwijs
Huisonderwijs kan ten vroegste hervat worden in het schooljaar dat volgt op het schooljaar van de inschrijving in een school vermeld in de artikelen 93.59 en 93.61.
De personen belast met de opvoeding dienen de aanvraag om het huisonderwijs in het volgende schooljaar te hervatten uiterlijk op 1 juni bij de onderwijsinspectie in; daarvoor gebruiken ze het door de Regering ter beschikking gestelde aanmeldingsformulier om het huisonderwijs te hervatten en voegen daarbij de documenten vermeld in artikel 93.54, eerste lid, alsook de referenties van de schoolboeken en de pedagogische hulpmiddelen die ze van plan zijn te gebruiken.
Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag maakt de onderwijsinspectie een advies over de aanvraag op en zendt ze het advies en de aanvraag over aan de commissie zodat deze een beslissing kan nemen.
Indien de commissie op basis van de aanvraag en het advies van de onderwijsinspectie tot de slotsom komt dat de vastgestelde leemten in het huisonderwijs die tot de stopzetting van het huisonderwijs hebben geleid, werden weggewerkt, keurt de commissie de toelating tot het huisonderwijs goed. Indien de documenten vermeld in het tweede lid ontbreken, wordt de toelating tot het huisonderwijs geweigerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 110, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Afdeling 7. [1 - Bescherming van de persoonsgegevens]1
----------
(1)
Art. 93.63.[1 Dossier en recht op inzage
Voor elk kind dat huisonderwijs volgt, maakt de onderwijsinspectie een dossier op. De personen belast met de opvoeding en de kinderen of jongeren die het nodige beoordelingsvermogen bezitten, hebben recht op inzage in hun dossier.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 112, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.64. [1 Doorgifte van gegevens
De onderwijsinspectie of, naargelang van het geval, de commissie geeft persoonsgegevens alleen door aan een school, een andere overheidsdienst of een andere rechtspersoon voor zover dat in het belang van het kind of de jongere toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is. Persoonsgegevens worden alleen uitgewisseld met instemming van het hoofd van de onderwijsinspectie en van het adviespunt voor schoolontwikkeling of, naargelang van het geval, met instemming van de voorzitter van de commissie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 113, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 93.65. [1 Vernietiging van het dossier
Het dossier wordt twee jaar nadat de leerling in het huisonderwijs meerderjarig geworden is, vernietigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 114, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK VIIIquinquies. [1 - Deelneming van nieuwkomers aan het onderwijs.]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Toepassingsgebied en doelstelling]1
----------
(1)
Art. 93.66. [1 - Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op de gewone basisscholen en de gewone secundaire scholen die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd en gesubsidieerd worden.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de schoolvakanties niet als werkdagen beschouwd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 12, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.67. [1 - Doelstelling
De deelneming aan het onderwijs georganiseerd door dit hoofdstuk moet de nieuwkomers in het bijzonder door intensief, actiegericht en intercultureel onderwijs zo snel mogelijk in staat stellen hun schoolloopbaan en beroepsloopbaan met succes te voltooien en actief aan het maatschappelijk leven deel te nemen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 13, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Afdeling 2. [1 - Inschrijving en deelneming aan het onderwijs van de nieuwkomers in een gewone school en in een taalklas of in taalcursussen]1
----------
(1)
Art. 93.68. [1 - Algemeen
Deze afdeling is van toepassing, onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 15, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.69. [1 - Nieuwkomers in het kleuteronderwijs
§ 1 - Nieuwkomers die op 31 december van het lopende schooljaar de volle leeftijd van vijf jaar nog niet bereikt hebben, nemen deel aan het kleuteronderwijs op basis van het immersieprincipe. In het kader van de taalactiviteiten in het kleuteronderwijs worden die kinderen net zoals alle andere kinderen vooruitgeholpen.
Bij de eerste inschrijving van de nieuwkomers vult het schoolhoofd een formulier in dat door de Regering is vastgelegd; dat formulier bevat inlichtingen over de taal van de ouders en over het taalniveau van de leerling.
§ 2 - Artikel 93.70 is van toepassing op de nieuwkomers die op 31 december van het lopende schooljaar de volle leeftijd van vijf jaar bereikt hebben en die op aanvraag van de personen belast met de opvoeding in het kleuteronderwijs ingeschreven worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 16, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.70.[1 - Nieuwkomers in het gewoon lager onderwijs
Bij het eerste gesprek met de personen belast met de opvoeding vult het schoolhoofd een met redenen omklede aanvraag in op een formulier dat door de Regering ter beschikking wordt gesteld; in die aanvraag bevestigt hij dat de nieuwkomer voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden en in een taalklas aan het onderwijs moet deelnemen. In voorkomend geval kan bij het eerste gesprek een beroep worden gedaan op een vertaler.
Het schoolhoofd dient die aanvraag in bij de Regering, opdat de nieuwkomer eerst een taalklas kan volgen of een taalcursus kan volgen, voor zover die taalcursus georganiseerd wordt. De Regering beslist binnen vijf werkdagen of de aanvraag goedgekeurd, dan wel afgewezen wordt. Bij stilzwijgen van de Regering wordt de aanvraag als goedgekeurd beschouwd.
Indien de gewone lagere school die de taalklas aanvraagt en de gewone lagere school die de taalklas organiseert, het niet eens zijn over de inschrijving of het tijdstip van de definitieve integratie in het gewoon lager onderwijs, dan legt het schoolhoofd dat het eerste gesprek gevoerd heeft met de personen belast met de opvoeding die vragen voor aan de onderwijsinspectie, opdat die een beslissing neemt. Hiertoe dient deze een met redenen omklede aanvraag in bij de onderwijsinspectie. Die aanvraag bevat het advies van de beide schoolhoofden. De onderwijsinspectie beslist binnen tien werkdagen over de aanvraag.
Nieuwkomers in het gewoon lager onderwijs bezoeken de taalklas gedurende hoogstens één jaar. [2 In uitzonderlijke gevallen kan de schoolinterne integratieraad aan de Regering vragen om het verblijf in een taalklas met maximaal een jaar te verlengen.]2 De nieuwkomers bezoeken vier dagen per week een taalklas of een taalcursus.
Vanaf de inschrijvingsdag neemt de nieuwkomer, gedurende één door de Regering vastgestelde dag per week, deel aan het onderwijs van de gewone lagere school waar hij ingeschreven is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 17, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 148, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 93.71.[1 - Nieuwkomers in het gewoon secundair onderwijs
Het eerste en het tweede lid van artikel 93.70 zijn van toepassing op de nieuwkomers in het secundair onderwijs.
Indien geen taalklas kan worden georganiseerd aan de gewone secundaire school waar de nieuwkomer zich laat inschrijven, wordt de nieuwkomer van het gewoon secundair onderwijs, gedurende de periode waarin hij een taalklas moet bezoeken, ingeschreven in een gewone secundaire school waar wel een taalklas georganiseerd wordt.
Nieuwkomers bezoeken de taalklas gedurende hoogstens twee schooljaren. [2 In uitzonderlijke gevallen kan de integratieraad beslissen om het verblijf in een taalklas met maximaal een jaar te verlengen.]2
[2 Een nieuwkomer die in de loop van zijn verblijf in de taalklas de leeftijd van 18 jaar bereikt, wordt tot het einde van de in het derde lid vermelde duur van het verblijf in de taalklas meegeteld voor de berekening van het betrekkingenpakket dat overeenkomstig artikel 93.81 aan de gewone secundaire scholen wordt toegekend om taalklassen te organiseren.]2
Indien mogelijk nemen de nieuwkomers in het secundair onderwijs geleidelijk deel aan de lessen in verschillende vakken van de gewone school. Uiterlijk op dat ogenblik geeft de integratieraad advies over het verdere onderwijstraject van de nieuwkomer en beslist de integratieraad over de definitieve integratie in een studiejaar of een studierichting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 18, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 149, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 93.72.[1 - Toelating van de nieuwkomers tot bepaalde studiejaren
§ 1 - [2 In de gewone basisscholen komt een schoolinterne integratieraad bijeen; die integratieraad beslist over de vraag of de in de artikelen 93.69 en 93.70 vermelde leerlingen van het gewoon basisonderwijs - op grond van hun leeftijd en hun competenties - kunnen worden toegelaten tot een bepaald leerjaar van het gewoon basisonderwijs, hij beveelt zo nodig - op grond van ontbrekende competenties in de onderwijstaal - redelijke aanpassingen aan voor nieuwkomers in de gewone basisschool en kan de Regering vragen om het verblijf in de taalklas te verlengen.]2
Om een beslissing te nemen, leggen de nieuwkomers van het gewoon basisonderwijs een door de onderwijsinspectie goedgekeurde niveautest af over de competenties in de onderwijstaal in niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen; als de leerlingen nog niet gealfabetiseerd zijn, beperkt die test zich tot de mondelinge competenties Luistervaardigheid en Spreken.
[2 De schoolinterne integratieraad bestaat minstens uit de leerkracht van de taalklas of van de taalcursus, de opnemende leerkracht van de gewone basisschool, het schoolhoofd en een adviseur voor bevorderingspedagogiek van het Centrum voor bevorderingspedagogiek die belast is met het verlenen van advies aan de nieuwkomers in het Centrum voor bevorderingspedagogiek. Als dat nodig is, kunnen externe deskundigen worden ingeschakeld.]2
§ 2 - De nieuwkomers van het secundair onderwijs die een taalklas bezoeken, kunnen in het onderwijs van een gewone secundaire school geïntegreerd worden, als de integratieraad daartoe een met redenen omkleed positief advies heeft afgegeven. Dat advies bevat een uitvoerig verslag over de verworven competenties van de nieuwkomer en de aanbevelingen over de verdere ondersteuning, alsook over redelijke aanpassingen wegens ontbrekende competenties in de onderwijstaal.
De integratieraad beslist, met het oog op de definitieve integratie van de nieuwkomer in een gewone secundaire school, over de toelating tot bepaalde studiejaren. Hij neemt die beslissing om pedagogische redenen, in overeenstemming met de leeftijd en het competentieniveau van de nieuwkomer. Indien de nieuwkomer diploma's of getuigschriften heeft ingediend, kunnen die in aanmerking worden genomen bij het nemen van een beslissing.
De integratieraad maakt een toelatingsattest op voor het aan het niveau en de leeftijd van de nieuwkomer aangepaste studiejaar, met inbegrip van de onderwijsvorm, in het gewoon secundair onderwijs, met uitzondering van het zesde en het zevende studiejaar van het gewoon secundair onderwijs.
Opdat de integratieraad een toelatingsattest voor een nieuwkomer kan opstellen, is een medewerker van het Ministerie aanwezig die belast is met het gelijkwaardig verklaren van buitenlandse diploma's. Een toelatingsattest wordt alleen opgesteld als de meerderheid van de integratieraad met die beslissing ingestemd heeft.
De Regering legt de vorm van het toelatingsattest vast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 19, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 150, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 93.73. [1 - Schoolvervoer voor de nieuwkomers
Om artikel 24, derde en vierde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 toe te passen op de nieuwkomers, wordt de school waar de nieuwkomers de taalklas bezoeken als "dichtstbijgelegen school naar vrije keuze" beschouwd op de weekdagen waarop ze de taalklas bezoeken en wordt de school waar de nieuwkomers ingeschreven zijn als "dichtstbijgelegen school naar vrije keuze" beschouwd op de weekdagen waarop ze de taalklas niet bezoeken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 20, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Afdeling 3. [1 - Integratieraad]1
----------
(1)
Art. 93.74. [1 - Samenstelling van de integratieraad
§ 1 - Voor het gewoon secundair onderwijs richt de Regering één integratieraad op voor de leerlingen die de taalklas van een secundaire school op het grondgebied van de gemeenten Eupen, Kelmis, Lontzen en Raeren bezoeken en één integratieraad voor de leerlingen die de taalklas van een secundaire school op het grondgebied van de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith bezoeken; de integratieraad zorgt ervoor dat de nieuwkomers zo goed mogelijk in de school geïntegreerd kunnen worden en is samengesteld als volgt :
1° een voorzitter, uitgekozen onder de medewerkers van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor Pedagogie;
2° de leraren van de taalklassen op het grondgebied van de gemeenten Eupen, Kelmis, Lontzen en Raeren enerzijds, en op het grondgebied van de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith anderzijds;
3° de schoolhoofden resp. hun plaatsvervangers van de gewone secundaire scholen op het grondgebied van de gemeenten Eupen, Kelmis, Lontzen en Raeren enerzijds, en op het grondgebied van de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith anderzijds;
4° een medewerker van het Ministerie die belast is met het gelijkwaardig verklaren van de buitenlandse diploma's;
5° een adviseur voor bevorderingspedagogiek van het Competentiecentrum die belast is met het verlenen van advies aan de nieuwkomers aan het Centrum voor bevorderingspedagogiek;
6° een secretaris, uitgekozen onder de medewerkers van het Ministerie.
Voor de leden vermeld in het eerste lid, 1°, 4° en 6°, wordt een plaatsvervangend lid aangewezen dat volgens dezelfde criteria wordt uitgekozen als het lid dat het vervangt.
De leden en plaatsvervangende leden van de integratieraad worden voor onbepaalde duur aangewezen.
§ 2 - Op verzoek van de integratieraad kunnen externe deskundigen de vergaderingen bijwonen als leden met raadgevende stem.
§ 3 - De bevoegde integratieraad kan slechts geldig beraadslagen en besluiten als minstens de helft van de leden vermeld in § 1, eerste lid, 1° tot 5°, of de helft van hun plaatsvervangers aanwezig is.
Wordt het quorum niet bereikt, dan roept de voorzitter ten vroegste op de daarop volgende werkdag een nieuwe zitting bijeen.
De gemotiveerde beslissing wordt genomen bij gewone meerderheid van stemmen. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. De secretaris is niet stemgerechtigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 22, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.75. [1 - Taken van de integratieraad
De integratieraad begeleidt de nieuwkomers met het oog op een optimale integratie in de gewone secundaire scholen die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd worden.
Hij beraadslaagt en beslist over het verdere onderwijstraject en over het tijdstip van de definitieve integratie in de gewone secundaire scholen op basis van een gestandaardiseerde en door de onderwijsinspectie goedgekeurde niveautest van de competenties in de onderwijstaal.
De integratieraad formuleert aanbevelingen over de verdere ondersteuning en over de redelijke aanpassingen wegens ontbrekende competenties in de onderwijstaal voor de nieuwkomers in de gewone secundaire school. Die beslissingen worden schriftelijk vastgelegd en worden door de voorzitter van de integratieraad binnen 20 werkdagen per aangetekende brief toegezonden aan de personen belast met de opvoeding.
Met de ondersteuning van de voorzitter van de integratieraad kunnen de personen belast met de opvoeding redelijke aanpassingen aanvragen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 23, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Afdeling 4. [1 - Redelijke aanpassingen wegens ontbrekende competenties in de onderwijstaal en bescherming van de schoolcijfers wegens ontbrekende competenties in de onderwijs en de vreemde talen]1
----------
(1)
Art. 93.76. [1 - Beginsel
Met de aanpassingen vermeld in de artikelen 93.77 en 93.78 zijn de artikelen 93.33 tot 93.46 van toepassing op de leerlingen met ontbrekende competenties in de onderwijstaal; daaronder wordt verstaan dat hun talenkennis onder het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen ligt. Met de aanpassingen vermeld in de artikelen 93.77 en 93.78 zijn de artikelen 93.38 tot 93.46 van toepassing op de leerlingen met ontbrekende competenties in de vreemde talen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 25, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.77. [1 - Redelijke aanpassingen wegens ontbrekende competenties in de onderwijstaal
Om de procedure inzake redelijke aanpassingen toe te passen op de leerlingen met ontbrekende competenties in de onderwijstaal, gelden de volgende aanpassingen :
1° artikel 93.33, vierde lid, is niet van toepassing en onder het begrip "specifieke onderwijsbehoeften" vermeld in artikel 93.33 wordt "ontbrekende competenties in de onderwijstaal" verstaan;
2° artikel 93.34, § 2, is niet van toepassing en in afwijking van artikel 93.34, derde lid, bevat het advies de volgende gegevens :
2.1. naam van de instelling;
2.2. titel en professionele referenties van de deskundige/deskundigen die de evaluatie en het advies over de leerling heeft/hebben opgesteld;
2.3. naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en woonplaats van de leerling;
2.4. naam en adres van de gewone school waar de leerling een taalklas heeft bezocht, voor zover hij in een taalklas ingeschreven was;
2.5. naam en adres van de gewone basisschool of gewone secundaire school, studiejaar met inbegrip van onderwijsvorm van het secundair onderwijs waaraan de leerling zal deelnemen;
2.6. de voor de vaststelling gebruikte en door de onderwijsinspectie goedgekeurde niveautests en de evaluatie van die tests;
2.7. aard van de algemene problemen die de leerling in de onderwijstaal heeft;
2.8. relevante sterkten en zwakten van de leerling in de vier onderstaande deelaspecten van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen en de uitwerkingen ervan op het leerproces :
2.8.1. leesvaardigheid
2.8.2. spreken
2.8.3. luistervaardigheid
2.8.4. schrijven
2.9. aanbevolen compenserende maatregelen;
3° in afwijking van artikel 93.35, § 1, derde lid, kunnen de redelijke aanpassingen van uitsluitend technische, personele of organisatorische aard zijn;
4° onverminderd artikel 93.36, eerste lid, is een verlenging van de redelijke aanpassingen uitgesloten;
5° Het derde en het vierde lid van artikel 93.37 zijn niet van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 26, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 93.78. [1 - Bescherming van de schoolcijfers wegens ontbrekende competenties in de onderwijstaal en in de vreemde talen
Om de procedure inzake bescherming van de schoolcijfers toe te passen op de leerlingen met ontbrekende competenties in de onderwijstaal en in de vreemde talen, gelden de volgende aanpassingen :
1° artikel 93.38, derde en vierde lid, zijn niet van toepassing en de bescherming van de schoolcijfers wegens ontbrekende competenties in de onderwijstaal en in de vreemde talen mag alleen worden aangevraagd voor de onderwijstaal en de vreemde talen;
2° in afwijking van artikel 93.39, § 1, eerste tot derde lid, geldt het volgende :
2.1. Binnen zes maanden na de definitieve integratie in een gewone basisschool of in een gewone secundaire school dienen de personen belast met de opvoeding een aanvraag om bescherming van de schoolcijfers wegens ontbrekende competenties in de onderwijstaal en in de vreemde talen aan bij het hoofd van de school waar het kind of de jongere ingeschreven is. Daarvoor gebruiken ze een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier. Aanvragen die na het verstrijken van de termijn worden ingediend, zijn niet-ontvankelijk.
Bij de aanvraag worden de volgende stukken gevoegd: de beslissing van het schoolhoofd omtrent de redelijke aanpassingen, de documentatie over de maatregelen die op dat gebied al zijn uitgevoerd en een deskundigenadvies. Het advies mag niet ouder zijn dan zes maanden, bevat de redenen waarom de bescherming van de schoolcijfers noodzakelijk is en wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding.
2.2. Het advies bevat de volgende gegevens :
2.2.1. naam van de instelling;
2.2.2. titel en professionele referenties van de deskundige/deskundigen die de evaluatie en het advies over de leerling heeft/hebben opgesteld;
2.2.3. naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en woonplaats van de leerling;
2.2.4. naam en adres van de gewone school waar de leerling een taalklas heeft bezocht, voor zover hij in een taalklas ingeschreven was;
2.2.5. naam en adres van de gewone basisschool of gewone secundaire school, studiejaar met inbegrip van onderwijsvorm van het secundair onderwijs waaraan de leerling zal deelnemen;
2.2.6. de voor de vaststelling gebruikte en door de onderwijsinspectie goedgekeurde niveautests en de evaluatie van die tests;
2.2.7. aard van de algemene problemen die de leerling in de onderwijstaal heeft;
2.2.8. relevante sterkten en zwakten van de leerling in de vier onderstaande deelaspecten van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen en de uitwerkingen ervan op het leerproces :
2.2.8.1. leesvaardigheid;
2.2.8.2. spreken;
2.2.8.3. luistervaardigheid;
2.2.8.4. schrijven;
2.2.9. aanbevolen compenserende maatregelen en aanbevelingen omtrent de bescherming van de schoolcijfers in de relevante deelaspecten van het referentiekader of het leerplan;
2.3. vanaf het vijfde jaar secundair onderwijs wordt geen bescherming van de schoolcijfers wegens ontbrekende taalcompetenties in de onderwijstaal en in de vreemde talen meer toegekend;
3° onverminderd artikel 93.41, eerste lid, en artikel 93.42, § 3, eerste lid, is een verlenging van de bescherming van de schoolcijfers wegens ontbrekende taalcompetenties in de onderwijstaal en in de vreemde talen uitgesloten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 27, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Afdeling 5. [1 - Betrekkingenpakket voor nieuwkomers en voor de organisatie van taalklassen of taalcursussen]1
----------
(1)
Art. 93.79.[1 - Betrekkingenpakket voor nieuwkomers in het kleuteronderwijs
Voor de leerlingen vermeld in artikel 93.69, § 1, eerste lid, kan de inrichtende macht een aanvullend betrekkingenpakket aanvragen indien minstens 40 % van het totale aantal leerlingen van de kleuterschool de onderwijstaal niet beheerst en indien in die kleuterschool minstens twaalf kinderen ingeschreven zijn.
Zodra op basis van het formulier vermeld in artikel 93.69, § 1, tweede lid, vaststaat dat 40 % van het totale aantal leerlingen van de kleuterschool binnen een schooljaar uit nieuwkomers bestaat, kan de inrichtende macht bij de Regering een aanvraag indienen om een aanvullend betrekkingenpakket te krijgen. De onderwijsinspectie verstrekt een advies op basis van de ingevulde formulieren en brengt eventueel een inspectiebezoek ter plaatse.
[2 In afwijking van het eerste en het tweede lid bedraagt het percentage in de kleuterscholen 30 %, als ze georganiseerd worden met toepassing van artikel 6, § 1.2, van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs.]2
Het aanvullende betrekkingenpakket geldt telkens voor het lopende schooljaar en tot 30 september van het daaropvolgende schooljaar.
Het aanvullende betrekkingenpakket bedraagt bij :
1° 5 tot 10 nieuwkomers : één 1/4 betrekking extra;
2° 11 tot 17 nieuwkomers : één 1/4 betrekking extra;
3° 18 tot 24 nieuwkomers : één 1/4 betrekking extra;
4° vanaf 25 nieuwkomers : per groep van zes nieuwkomers telkens één 1/4 betrekking extra.
De voormelde normen gelden per taalafdeling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 29, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 151, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 93.80.[1 - Organisatie van de taalklassen en taalcursussen in de gewone [2 basisscholen, op basis van alle nieuwkomers die op dat ogenblik bij de inrichtende macht ingeschreven zijn,]2
Zodra de normen bereikt zijn, ontvangen de inrichtende machten van de gewone basisscholen het volgende betrekkingenpakket voor de organisatie van een taalklas of taalcursus :
1° van 3 tot 5 nieuwkomers: één 1/4 betrekking;
2° van 6 tot 8 nieuwkomers: één 1/4 betrekking extra;
3° van 9 tot 12 nieuwkomers: één halve betrekking extra;
4° vanaf 13 nieuwkomers: per groep van drie nieuwkomers telkens één 1/4 betrekking extra.
[8 De normen gelden per taalafdeling.]8
[8 In afwijking van het eerste lid wordt het lestijdenpakket voor elke school van een inrichtende macht afzonderlijk berekend, indien dit in het voordeel van de inrichtende macht is.]8
[3 Nieuwkomers genereren uitsluitend lestijdenpakket als ze een taalcursus of een taalklas bezoeken.]3
Zodra de vastgestelde normen bereikt zijn, kan de inrichtende macht het aanvullende betrekkingenpakket op om het even welk tijdstip in het schooljaar aanvragen. Het aanvullende betrekkingenpakket geldt voor het lopende schooljaar en tot 30 september van het daaropvolgende schooljaar.
Voor de gewone basisscholen wordt een taalklas georganiseerd zodra er bij de inrichtende macht negen nieuwkomers ingeschreven zijn. De inrichtende macht organiseert die taalklas waar zij dat wil.
[4 Als een inrichtende macht de normen vermeld in het eerste lid om een taalcursus of een taalklas te organiseren niet bereikt, kunnen twee of meer inrichtende machten hun nieuwkomers samentellen om de normen vermeld in het eerste lid te bereiken. De inrichtende machten bepalen samen aan welke school de taalcursus of de taalklas zal worden georganiseerd. De inrichtende macht die de taalklas of de taalcursus organiseert, krijgt het desbetreffende extra lestijdenpakket voor de nieuwkomers op wie die samenwerking tussen de inrichtende machten betrekking heeft.]4
Indien geen negen nieuwkomers op het grondgebied van de gemeenten Eupen, Kelmis, Lontzen en Raeren voldoen aan de voorwaarden om aan het onderwijs deel te nemen via een taalklas, kan in afwijking van de norm een taalklas georganiseerd worden die niet aan het minimale norm van negen nieuwkomers voldoet. Dit geldt ook voor het grondgebied van de gemeenten Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith.
Indien de inrichtende macht geen taalklassen kan organiseren, gebruikt ze het haar ter beschikking gestelde urenpakket uitsluitend voor taalcursussen in haar gewone basisscholen. Die vinden alleen plaats in de scholen waar de nieuwkomers om organisatorische redenen geen taalklas voor nieuwkomers kunnen bezoeken. [5 Een taalcursus bestaat minstens uit een 1/4-lesrooster.]5
De oorspronkelijke school waar de nieuwkomers ingeschreven zijn ontvangt het betrekkingenpakket "[6 onderwijspersoneel, schoolhoofd,]6, coördinatie en projecten", alsook de middelen voor pedagogische doeleinden en de werkingsdotaties of werkingssubsidies.
De gewone basisschool waar de taalklas wordt georganiseerd, ontvangt de middelen tot verlaging van de schoolkosten.
[8 Gewone basisscholen die nieuwkomers bij besluit van de schoolinterne integratieraad definitief in de gewone lessen integreren, krijgen - voor de duur van één schooljaar - in het ambt van leraar taalklassen:
1° van 3 tot 10 leerlingen: een 1/4-betrekking;
2° van 11 tot 17 leerlingen: een 1/4-betrekking extra;
3° van 18 tot 24 leerlingen: een 1/4-betrekking extra;
4° vanaf 25 leerlingen: per groep van zes bijkomende leerlingen één 1/4-betrekking extra.]8
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 30, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2018-06-18/08, art. 65,1°, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(3)<DDG 2018-06-18/08, art. 65,2°, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(4)<DDG 2018-06-18/08, art. 65,3°, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(5)<DDG 2018-06-18/08, art. 65,4°, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(6)<DDG 2018-06-18/08, art. 65,5°, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(7)<DDG 2018-06-18/08, art. 65,6°, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(8)<DDG 2021-06-28/11, art. 152, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 93.81.[1 - Organisatie van de taalklassen in de gewone secundaire scholen
In het gewoon secundair onderwijs wordt één taalklas georganiseerd op het grondgebied van de gemeenten Eupen, Kelmis, Lontzen en Raeren en wordt één taalklas georganiseerd op het grondgebied van de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith. [5 Daarvoor staan dertig uren ter beschikking in het ambt van leraar taalklassen voor tot twaalf nieuwkomers en vier uren in het ambt van leraar algemene vakken (wiskunde) in het lager of hoger secundair onderwijs.]5
Indien er meer dan twaalf nieuwkomers in het gewoon onderwijs in een taalklas ingeschreven zijn, worden overeenkomstig de onderstaande normen de volgende [5 extra uren in het ambt van leraar taalklassen]5 toegekend :
1° 13 tot 15 nieuwkomers: 15 uren extra;
2° 16 tot 24 nieuwkomers: 15 uren extra;
3° 25 tot 27 nieuwkomers: 15 uren extra;
4° 28 tot 36 nieuwkomers: 15 uren extra;
5° vanaf 37 nieuwkomers: per groep van zes nieuwkomers telkens 15 uren extra.
Die aanvullende taalklassen worden in andere gewone secundaire scholen georganiseerd, in overleg met de inrichtende machten.
[4 In afwijking van het eerste lid kan de Regering extra taalklassen openen als de bestaande taalklassen niet aan de behoefte kunnen voldoen. De in dit hoofdstuk vastgestelde normen zijn van toepassing.]4
[4 De Regering kan de extra taalklassen die met toepassing van het vierde lid worden geopend, op 1 oktober van elk jaar sluiten, als er minder dan negen nieuwkomers in de extra taalklassen ingeschreven zijn en als een andere taalklas uit hetzelfde geografische gebied in de behoefte kan voorzien.]4
De gewone secundaire school waar de nieuwkomers ingeschreven zijn ontvangt het betrekkingenpakket of urenpakket "schoolhoofd, coördinatie, projecten, opvoeders".
De gewone secundaire school waar de nieuwkomers ingeschreven zijn, ontvangt de middelen tot verlaging van de schoolkosten.
De gewone secundaire school waar de nieuwkomers ingeschreven zijn, ontvangt de middelen voor pedagogische doeleinden en de werkingsdotaties of werkingssubsidies.
Zodra de normen bereikt zijn, kan de inrichtende macht het urenpakket op om het even welk tijdstip in het schooljaar aanvragen. Het geldt voor het lopende schooljaar en tot 30 september van het daaropvolgende schooljaar.]1
[2 Gewone secundaire scholen die leerlingen die de afgelopen drie jaar regelmatig in een taalklas ingeschreven waren [3 met toepassing van artikel 93.75, tweede lid, definitief]3 gewoon onderwijs laten volgen, krijgen in het ambt van leraar taalklassen :
1° van 3 tot 6 leerlingen : een 1/4-betrekking;
2° van 7 tot 12 leerlingen : een 1/4-betrekking extra;
3° van 13 tot 18 leerlingen : een 1/4-betrekking extra;
4° van 19 tot 24 leerlingen : een 1/4-betrekking extra;
5° per groep van telkens zes bijkomende leerlingen ontvangt de secundaire school telkens één 1/4-betrekking extra.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-06-26/09, art. 31, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DDG 2018-06-18/08, art. 66, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(3)<DDG 2021-06-28/11, art. 153, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(4)<BDG 2022-06-27/13, art. 40,3°-40,5°, 037; Inwerkingtreding : 23-03-2022>
(5)<BDG 2022-06-27/13, art. 40,1°, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK VIIIsexies. [1 Deelneming aan het onderwijs in een time-outinstelling]1
----------
(1)
Art. 93.82. [1 Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op de time-outinstellingen die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 68, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.83. [1 Doelstelling
Enerzijds biedt de bij dit hoofdstuk georganiseerde time-outinstelling jongeren die wegens sociaal-emotionele gedragsstoornissen geen aansluiting meer vinden in de schoolopleiding of middenstandsopleiding en mettertijd beperkt zijn in hun deelneming aan de schoolgemeenschap de mogelijkheid om die opleiding tijdelijk te onderbreken en zo tijd te hebben om hun schoolplannen en beroepsplannen te overdenken en blijvende motivatie en competenties te ontwikkelen met het oog op de verwezenlijking van hun leer-, beroeps- en levensperspectieven. Anderzijds kan de time-outinstelling vroegtijdig schoolverlaten tegengaan door de personeelsleden van de school ondersteuning te bieden in de vorm van advies over de manier waarop ze beter kunnen omgaan met sociaal-emotionele gedragsstoornissen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 69, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.84. [1 Opdracht
De opdracht van de time-outinstelling omvat volgende opdrachten:
1° het geven van onderwijs aan de jongeren vermeld in artikel 93.83 in de time-outinstelling, wat volgende opdrachten omvat :
1.1. reïntegratie in de oorspronkelijke school of in het oorspronkelijke ZAWM;
1.2. integratie in een nieuwe school of in een nieuw ZAWM;
1.3. voorbereiding op de examens van de externe examencommissies of de examens aan scholen of ZAWM's;
1.4. verbinding van theorie en praktijk door stages mogelijk te maken;
1.5. voorbereiding op een beroepsopleiding, waarbij uitgebreide ondersteuning wordt geboden bij :
1.5.1. het vinden van een passende leertijd;
1.5.2. de voorbereiding op een toelatingsexamen;
1.5.3. de vroegtijdige samenwerking met de ZAWM's, toegesneden op het concrete geval;
1.6. in de tijd beperkte, sociaal-pedagogische, individuele begeleidingen in bijzonder moeilijke crisissituaties;
2° ondersteuning van de scholen, de ZAWM's, de personen belast met de opvoeding, de jongeren en de diensten met een adviserende functie die op verwante gebieden werkzaam zijn, om alternatieven uit te werken voor jongeren die het gevaar lopen vroegtijdige schoolverlaters te worden of voor jongeren die al vroegtijdige schoolverlaters zijn. De adviesverlening omvat volgende taken op het gebied van de sociaal-emotionele stoornissen :
2.1. preventieve voorlichting, bewustwording en adviesverlening voor de personeelsleden van de school of van het ZAWM;
2.2. adviesgesprekken over analyses van individuele gevallen;
2.3. advies geven over individuele ondersteuningsplannen en over de manier waarop les wordt gegeven;
2.4. het reïntegratieproces van time-outleerlingen begeleiden;
3° deskundig advies over sociale en emotionele aspecten aanbieden, waarbij :
3.1. de betrokken personeelsleden van de school en van de ZAWM's ter plaatse advies krijgen en ondersteund worden, om te voorkomen dat de jongere de school of de leertijd vroegtijdig verlaat en om voor oplossingen ter plaatsen te zorgen;
3.2. de jongeren en de betrokken personeelsleden van de school of van het ZAWM, na de time-outinterventie, in het kader van reïntegratie- en integratieprocessen begeleid worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 70, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.85. [1 Samenwerking met de gewone en gespecialiseerde scholen en met de ZAWM's
De scholen en ZAWM's die door de time-outinstelling ondersteund worden, hebben de volgende verplichtingen :
1° ze stellen de time-outinstelling onderwijsmateriaal voor wiskunde, Duits en Frans als eerste vreemde taal ter beschikking; ze doen dit bij de inschrijving in de time-outinstelling, alsook op regelmatige tijdstippen tijdens de periode waarin de leerling aan het onderwijs in de time-outinstelling deelneemt. In opdracht van de coördinator van de time-outinstelling stellen de oorspronkelijke scholen of oorspronkelijke ZAWM's ook onderwijsmateriaal voor andere vakken ter beschikking van de time-outinstelling;
2° ze nodigen een vertegenwoordiger van de time-outinstelling uit op klassenraden van de oorspronkelijke school of het oorspronkelijke ZAWM, zodat hij de klassenraad kan informeren over de ontwikkeling van de leerling die in de time-outinstelling onderwijs volgt;
3° het bevoegde personeelslid van de time-outinstelling en de betrokken personeelsleden van de oorspronkelijke school of van het oorspronkelijke ZAWM komen minstens één keer om de twee maanden bijeen;
4° bij (re)ïntegratieprocessen organiseert de oorspronkelijke school of het oorspronkelijke ZAWM minstens een voorbereidende bijeenkomst waaraan de betrokken personeelsleden van de school of van het ZAWM, alsook vertegenwoordigers van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren deelnemen. In het kader van die bijeenkomst worden de door de time-outinstelling aanbevolen maatregelen voorgesteld en wordt de uitvoering ervan voorbereid;
5° voor de uitvoering van het onderwijsaanbod kan de time-outinstelling een beroep doen op personeel, uitrusting en lokalen van de volgende instellingen :
a. alle secundaire scholen en instituten voor voortgezette schoolopleiding, ongeacht tot welke inrichtende macht ze behoren;
b. ZAWM's.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 71, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.86. [1 Samenwerking met andere gespecialiseerde diensten
Zo nodig doet de time-outinstelling een beroep op de ondersteuning van de dienst voor jeugdbijstand.
Minstens één keer per schooljaar vindt een coördinatievergadering plaats voor de evaluatie en de bijsturing van de samenwerking :
1° tussen vertegenwoordigers van de dienst voor jeugdbijstand, de dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand en de time-outinstelling;
2° tussen vertegenwoordigers van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren en de time-outinstelling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 72, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.87.[1 - Geheimhoudingsplicht
De personeelsleden van de time-outinstelling zijn in het kader van de uitvoering van hun taken tot geheimhouding verplicht. Artikel 4.11 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren is van toepassing, waarbij onder 'centrum' de time-outinstelling moet worden verstaan.]1
----------
(1)<DDG 2021-06-28/11, art. 154, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 93.88. [1 Inschrijving van de leerlingen
De jongeren vermeld in artikel 93.83 kunnen als regelmatige leerlingen in de time-outinstelling ingeschreven worden, indien ze op het tijdstip van de inschrijving aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° ze zijn leerplichtig;
2° ze zijn ten minste 12 jaar oud;
3° ze zijn ingeschreven in een school of instelling voor middenstandsopleidingen in de Duitstalige Gemeenschap of hebben hun woonplaats in de Duitstalige Gemeenschap;
4° in de in artikel 93.91 vermelde beslissing van de onderwijsinspectie wordt gepleit voor de inschrijving.
De onderwijsinspectie kan wegens uitzonderlijke omstandigheden in specifieke gevallen afwijken van de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 1° en 2°.
De leerling die in de time-outinstelling ingeschreven is, blijft ook ingeschreven in de school of het ZAWM waar hij ingeschreven was tot op het ogenblik van zijn inschrijving in de time-outinstelling.
Door de time-outinstelling te bezoeken, voldoet de leerling aan de leerplicht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 74, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.89. [1 Aanvraag voor het geval dat de jongere in een school of een ZAWM ingeschreven is
§ 1 - Indien het hoofd van de school of het ZAWM waar de jongere ingeschreven is, hierna oorspronkelijke school te noemen, een inschrijving in de time-outinstelling noodzakelijk acht op grond van de criteria vermeld in artikel 93.83, organiseert het hoofd van die school of het ZAWM - na een eerste adviesgesprek tussen de betrokken personeelsleden die een bevorderingsambt of selectieambt bekleden, de coördinator van de time-outinstelling, een vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren - een 'waar-staat-de-leerling-gesprek' met de personen belast met de opvoeding, de coördinator van de time-outinstelling, de betrokken personeelsleden van de oorspronkelijke school en een vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren.
Externe deskundigen kunnen bij het 'waar-staat-de-leerlinggesprek' betrokken worden.
De jongere kan tijdens of voor dat gesprek gehoord worden door één of meer personen die aan dat gesprek deelnemen, voor zover de personen belast met de opvoeding het daarmee eens zijn.
Het hoofd van de oorspronkelijke school is verantwoordelijk voor het opstellen van een verslag over het 'waar-staat-de-leerlinggesprek'; dat verslag bevat het volgende :
1° de deelnemers van het 'waar-staat-de-leerlinggesprek';
2° plaats en datum van het 'waar-staat-de-leerlinggesprek';
3° doelstellingen;
4° denkpistes voor mogelijke oplossingen;
5° beslissing van de deelnemers;
6° lijst van de betrokken personeelsleden van de oorspronkelijke school.
Het hoofd van de oorspronkelijke school stelt, in overleg met de deelnemers van het 'waar-staat-de-leerlinggesprek', het verslag over dat gesprek op en zendt het binnen tien werkdagen aan hen toe.
§ 2 - Indien de deelnemers van het 'waar-staat-de-leerlinggesprek' voorstander zijn van een inschrijving in een time-outinstelling, vraagt het hoofd van de oorspronkelijke school de schriftelijke toestemming van de personen belast met de opvoeding om een aanvraag in die zin in te dienen en om het advies vermeld in het tweede lid, 4°, in te winnen. Het hoofd van de oorspronkelijke school dient een aanvraag tot inschrijving in een time-outinstelling in bij de coördinator van de time-outinstelling.
De aanvraag van het hoofd van de oorspronkelijke school bevat :
1° de contactgegevens van de leerling;
2° de toestemming van de personen belast met de opvoeding;
3° het standpunt van de klassenraad;
4° het advies van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren dat een gemotiveerde aanbeveling omtrent de ondersteuningsplaats bevat;
5° het verslag over het 'waar-staat-de-leerlinggesprek';
6° de gegevens over de vermoedelijke verblijfsduur in de time-outinstelling;
7° een kopie van het laatste rapport;
8° een overzichtslijst met alle leerkrachten van de leerling, met vermelding van het vak dat ze geven;
9° de mededeling van de aanspreekpartner in de oorspronkelijke school.
§ 3 - De coördinator van de time-outinstelling neemt binnen tien werkdagen een standpunt in omtrent de vermelde aanvraag en zendt de aanvraag, samen met zijn standpunt over de mogelijkheid tot opvang op korte termijn, per gewone brief toe aan de onderwijsinspectie. Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd.
Voor het bepalen van zijn standpunt kan de coördinator van de time-outinstelling zich laten adviseren door externe deskundigen.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op een inschrijving in de time-outinstelling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 75, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.90. [1 Aanvraag voor het geval dat de jongere niet meer in een school of een ZAWM ingeschreven is
§ 1 - Indien de jongere die voldoet aan de criteria vermeld in artikel 93.83 in geen enkele school of geen enkel ZAWM in de Duitstalige Gemeenschap meer ingeschreven is en de onderwijsinspectie een inschrijving in een time-outinstelling noodzakelijk acht, organiseert de onderwijsinspectie - op eigen initiatief of op verzoek van de personen belast met de opvoeding of op verzoek van andere instellingen - een 'waar-staat-de-leerlinggesprek' waaraan de personen belast met de opvoeding, de coördinator van de time-outinstelling en een vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren deelnemen.
De onderwijsinspectie kan externe deskundigen en de betrokken personeelsleden van de school of het ZAWM waar de jongere het laatst ingeschreven was, bij het gesprek betrekken.
Artikel 93.89, § 1, derde tot vijfde lid, is van toepassing, waarbij de coördinator verantwoordelijk is voor het opstellen van het verslag.
§ 2 - Indien de deelnemers van het 'waar-staat-de-leerlinggesprek' voorstander zijn van een inschrijving in een time-outinstelling, dienen de personen belast met de opvoeding de aanvraag tot inschrijving in de time-outinstelling in bij de coördinator van de time-outinstelling en geven ze hun schriftelijke toestemming om het advies vermeld in het tweede lid, 4°, in te winnen.
De coördinator van de time-outinstelling neemt binnen tien werkdagen een standpunt in omtrent de vermelde aanvraag en zendt de aanvraag, samen met zijn standpunt over de mogelijkheid tot opvang op korte termijn, per gewone brief toe aan de onderwijsinspectie. Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd.
De aanvraag van de coördinator van de time-outinstelling bevat :
1° de contactgegevens van de leerling;
2° de aanvraag en de toestemming van de personen belast met de opvoeding;
3° het advies van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren dat een gemotiveerde aanbeveling omtrent de ondersteuningsplaats bevat;
4° het verslag over het 'waar-staat-de-leerlinggesprek';
5° de gegevens over de vermoedelijke verblijfsduur in de time-outinstelling;
6° een kopie van het laatste rapport.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 76, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.91. [1 Beslissing van de onderwijsinspectie
Binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot inschrijving in de time-outinstelling neemt de onderwijsinspectie een beslissing over de opvang van de leerling in de time-outinstelling; in die beslissing legt ze de inschrijvingsdatum en de verblijfsduur vast. Bij stilzwijgen wordt de aanvraag als goedgekeurd beschouwd. Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd.
Binnen drie werkdagen na de dag waarop de beslissing werd genomen, wordt de beslissing van de onderwijsinspectie per gewone brief meegedeeld aan:
1° het hoofd van de oorspronkelijke school, indien de aanvraag overeenkomstig artikel 93.89 geschied is, waarbij het hoofd van de oorspronkelijke school de beslissing ter kennis brengt van de personen belast met de opvoeding en van de coördinator van de time-outinstelling;
2° de coördinator van de time-outinstelling, indien de aanvraag overeenkomstig artikel 93.90 geschied is, waarbij die coördinator de beslissing ter kennis brengt van de personen belast met de opvoeding.
Indien de aanvraag bij stilzwijgen als goedgekeurd wordt beschouwd, is de inschrijvingsdatum de eerste schooldag die volgt op het verstrijken van de termijn vermeld in het eerste lid en stemt de verblijfsduur overeen met de duur die in de aanvraag werd voorgesteld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 77, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.92. [1 Verlenging van het verblijf en voortijdige beëindiging
Op aanvraag van de coördinator van de time-outinstelling kan de onderwijsinspectie het verblijf van de jongere in de time-outinstelling overeenkomstig artikel 93.91 verlengen. De aanvraag van de coördinator van de time-outinstelling bevat :
1° de contactgegevens van de leerling;
2° de toestemming van de personen belast met de opvoeding;
3° een actuele stand van zaken van de time-outinstelling;
4° de gegevens over de vermoedelijke verlenging van de verblijfsduur in de time-outinstelling.
In overleg met de adviseurs voor bevorderingspedagogiek en met de personen belast met de opvoeding kan de coördinator de deelneming van een leerling aan het onderwijs in de time-outinstelling voortijdig beëindigen. Hij licht de onderwijsinspectie schriftelijk in over de voortijdige beëindiging en bezorgt de onderwijsinspectie een gemotiveerd eindverslag. Het lid is niet van toepassing in geval van wangedrag van de leerling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 78, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.93. [1 Uitsluiting en tijdelijke verwijdering uit de time-outinstelling
Overeenkomstig de artikelen 42 tot 45 kan de coördinator van de time-outinstelling leerlingen uitsluiten uit de time-outinstelling of tijdelijk uit de time-outinstelling verwijderen.
Als de jongere door de dienst voor jeugdbijstand of door de dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand begeleid wordt, wordt overleg gepleegd met die bevoegde dienst en met een vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren; dat overleg geschiedt voordat de in artikel 45 vermelde procedure bij tijdelijke verwijdering en bij uitsluiting uit de school wordt gevolgd. De uitnodiging voor dat overleg gaat uit van de coördinator.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 79, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.94. [1 Organisatie van de lessen
Het onderwijs in de time-outinstelling kan:
1° sociaal-pedagogische maatregelen, lessen in algemene, technische en beroepsvakken omvatten en aangevuld worden met stages;
2° georganiseerd worden per vak of vakoverschrijdend, in het kader van onderwijseenheden en in het kader van het sociaal-pedagogisch leeraanbod.
Het onderwijs in de time-outinstelling wordt verstrekt op de schooldagen bepaald in hoofdstuk VI, met uitzondering van de stages, die tijdens de schoolvakanties van het schooljaar mogen plaatsvinden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 80, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.95. [1 Time-outinstelling
Een time-outinstelling mag opgericht en gesubsidieerd worden als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1° de time-outinstelling is verbonden aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school;
2° ze telt op 15 november van het betrokken schooljaar op zijn minst drie leerlingen.
Als de time-outinstelling niet voldoet aan de voorwaarde vermeld in het eerste lid, 2°, wordt ze vanaf 16 november gesloten of, naargelang van het geval, niet langer gesubsidieerd en zijn de loon- en werkingskosten tot 15 november voor rekening van de inrichtende macht.
Op verzoek van de onderwijsinspectie kan de Regering een afwijking van de voorwaarde vermeld in het eerste lid, 2°, toekennen; die afwijking geldt alleen voor het betrokken schooljaar.
De time-outinstelling wordt geleid door het hoofd van de school waaraan de time-outinstelling verbonden is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 81, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 93.96. [1 Betrekkingenpakket
De time-outinstelling krijgt vier betrekkingen in het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school en een betrekking in het ambt van coördinator van een time-outinstelling.
De school waar de jongere tot het tijdstip van zijn inschrijving in de time-outinstelling ingeschreven was, ontvangt het lestijdenpakket. Als de jongere op het tijdstip van zijn inschrijving in de time-outinstelling een leerovereenkomst had, blijft hij meetellen voor de klassennormen van de ZAWM's.
De middelen voor pedagogische doeleinden of, naargelang van het geval, de middelen tot verlaging van de schoolkosten gaan naar de school waar de jongere tot het tijdstip van zijn inschrijving in de time-outinstelling ingeschreven was.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 82, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
HOOFDSTUK IX. - Opdrachten van het personeel.
Afdeling 1. - Beschrijving van de opdrachten.
Art.94. Opdrachten. De opdrachten van de personeelsleden omvatten de prestaties die beslist nodig zijn voor de uitoefening van hun respectievelijke functie en andere opdrachten die bijdragen tot de verwezenlijking van het schoolproject.
Art.95. Vastlegging. Na er met de betrokken personeelsleden gesproken te hebben, verdeelt de inrichtende macht of het schoolhoofd op billijke wijze de opdrachten, waarvoor de personeelsleden al hun beroepsvaardigheden zullen moeten aanwenden, en legt ze schriftelijk vast.
Art.96.Schoolhoofd. De opdracht van het schoolhoofd bestaat erin :
1° voor de pedagogische en organisatorische leiding van de school op de voordracht van de inrichtende macht te zorgen;
2° het maatschappelijk project, het opvoedkundig project en het schoolproject in praktijk te brengen;
3° het personeel van de school te leiden en te begeleiden;
4° de school buiten te vertegenwoordigen;
5° het verstrekken van het onderwijs te garanderen;
6° de klasseraden en andere schoolvergaderingen te voorzitten;
7° de cursussen te verdelen;
8° de wekelijkse en jaarlijkse uurroosters op te maken;
9° de leerlingen op de voordracht van de inrichtende macht op te nemen en uit de school uit te sluiten;
10° de toezichten en de vervangingen te organiseren;
11° na te gaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen en het schoolreglement nageleefd worden;
12° met de personeelsleden, de pedagogische raad [4 , het middenmanagement]4 en andere representatieve verenigingen binnen de school samen te werken;
13° met de PMS-centra samen te werken;
14° de leerlingen en de personen belast met hun opvoeding te adviseren;
15° met de inrichtende macht samen te werken;
16° bijscholingen en voortgezette opleidingen te organiseren;
17° bijscholingen en voortgezette opleidingen persoonlijk te volgen;
18° taken te vervullen die tot de verwezenlijking van [2 het schoolproject en het schoolcurriculum]2 bijdragen. [1 ,]1
[1 19° de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning coördineren;]1
[3 20° de taken te vervullen die bijdragen tot de schoolontwikkeling in de zin van het model en de schoolontwikkelingsdoelen om de kwaliteit continu te verbeteren;
21° de middenmanager te belasten met operatieve managementtaken inzake schoolorganisatie en met strategische taken inzake school- en onderwijsontwikkeling.]3
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 155, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2010-10-25/05, art. 29, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(3)<DDG 2018-06-18/08, art. 83, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
(4)<BDG 2022-06-27/13, art. 41, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 96.1.[1 Departementshoofd van een gespecialiseerde school
De opdracht van het departementshoofd van een gespecialiseerde school omvat vooral de volgende taken :
1° de pedagogische en organisatorische leiding over het door het inrichtingshoofd toegewezen takenpakket;
2° de coördinatie van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;
3° de ondersteuning van het inrichtingshoofd bij de uitvoering van het maatschappelijk project, het opvoedkundig project en het schoolproject;
4. [2 het opmaken van de wekelijkse en jaarlijkse uurroosters, de organisatie van het toezicht en de vervangingen evenals andere administratieve taken;]2
5° de ondersteuning van het inrichtingshoofd bij het leiden en begeleiden van het personeel van de school;
6° de coördinatie bij de implementering van de kerncompetenties en referentiekaders;
7° de coördinatie bij de aanschaf van didactisch materiaal;
8° de bevordering van de teamvorming binnen het personeel;
9° het verwelkomen van nieuwe leerkrachten en het bijdragen tot hun snelle integratie;
10° de samenwerking met de personeelsleden, de pedagogische raad en de andere vertegenwoordigingsorganen van de school;
11° de samenwerking met de psycho-medisch-sociale centra;
12° de adviesverlening aan de leerlingen en de personen belast met hun opvoeding;
13° zich permanent bijscholen en voortgezette opleiding volgen;
14° taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 156, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2011-06-27/03, art. 50, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
Art. 96.2.[1 Middenmanager van een gewone secundaire school
De operatieve en strategische taken van de middenmanager van een gewone secundaire school omvatten vooral het volgende :
1° adviesverlening aan en ondersteuning van de schoolleiding en het lerarenkorps inzake schoolontwikkeling;
2° ondersteuning van de schoolleiding bij managementtaken op het gebied van schoolorganisatie en organisatie- en personeelsontwikkeling;
3° conceptuele planning, structurerende planning en kennismanagement voor schoolspecifieke ontwikkelingsprocessen;
4° verandermanagement door het initiëren, coördineren en sturen van schoolontwikkelingsprocessen, in het bijzonder op het gebied van onderwijsontwikkeling;
5° kwaliteitsontwikkeling en kwaliteitsbewaking, in het bijzonder het documenteren en evalueren van schoolspecifieke ontwikkelingsprocessen;
6° opbouwen, ondersteunen, leiden en begeleiden van lerarenteams en werkgroepen;
7° waarborgen van een praktijkgerichte kennistransfer tussen de schoolleiding en het lerarenkorps;
8° coördinatie en uitbouw van een netwerk van alle schoolorganen;
9° organisatie van voortgezette opleidingen binnen de school en leiden van doelgerichte pedagogische vergaderingen;
10° ontwikkeling van organisatorische ondersteuningsmogelijkheden om de werkomstandigheden en werkresultaten in het dagelijks leven op school te verbeteren;
11° overdracht van praktijkrelevante bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek [2 ;]2]1
[2 12° coördinatie, implementering, uitvoering en evaluatie van de manier waarop vakoverschrijdende competenties op het gebied van mediageletterdheid, politieke vorming en beroepskeuze worden doorgegeven.]2
----------
(1)<DDG 2018-06-18/08, art. 84, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
(2)<BDG 2022-06-27/13, art. 42, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 96.3.
<Opgeheven bij DDG 2020-06-22/15, art. 67, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.97.[2 §1.]2 Onderwijzend personeel. De opdracht van elk lid van het onderwijzend personeel bestaat hoofdzakelijk erin :
1° de hem toegewezen opdracht te vervullen, t.w. de lestijden en de overige pedagogische activiteiten volgens het leerplan te programmeren, voor te bereiden en te verstrekken;
2° zijn opvoedingsopdracht te vervullen, d.w.z de leerling regelmatig en persoonlijk te begeleiden en zijn zin voor verantwoordelijkheid te ontwikkelen;
3° regelmatig deel te nemen aan de georganiseerde bijscholingen en voortgezette opleidingen;
4° aan de schoolvergaderingen deel te nemen;
5° aan de personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klasseraad en coördinatievergaderingen deel te nemen;
6° de toezichten en vervangingen waar te nemen;
7° de contacten met de ouders te organiseren en ervoor te zorgen dat zij aan de ouderavonden deelnemen;
8° mede te beslissen bij de interne en externe evaluatie van de school;
9° met de PMS-centra samen te werken;
10° een klas te leiden en de desbetreffende administratieve taken waar te nemen, zoals het opstellen van verslagen en schoolrapporten;
11° [1 mee te werken aan het schoolcurriculum en vakcurricula uit te werken;]1
12° een leraarsagenda te houden;
13° de werken van de leerlingen te verbeteren en de leerlingen regelmatig te beoordelen;
[7 13.1° begeleiding, advisering en mentorschap van leraren in opleiding en beginnende leerkrachten;]7
14° taken te vervullen die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.
[2 § 2. In afwijking van § 1 omvat de opdracht van de pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs de volgende taken :
1° observeren van leseenheden, afzonderlijke leerlingen en groepen van leerlingen;
2° adviseren en ondersteunen van het onderwijzend personeel bij het plannen en uitvoeren van doelgerichte differentiatie- of ondersteuningsmaatregelen tijdens de lessen voor afzonderlijke leerlingen of voor groepen van leerlingen;
3° zoeken, voorbereiden, opmaken en invoeren van ondersteuningsmateriaal en ondersteuningsstrategieën;
4° individueel werk met leerlingen en groepen van leerlingen;
5° opmaken van individuele documentatie over de ontwikkeling van leerlingen;
6° samenwerking, uitwisseling en coördinatie met de relevante partners; daartoe behoren onder meer de personen belast met de opvoeding, het onderwijzend personeel, het paramedisch of psychosociaal personeel, het opvoedend hulppersoneel, externe adviseurs of therapeuten;
7° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
8° deelnemen aan bijscholingen, voortgezette opleidingen en pedagogische conferenties;
9° opdrachten die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.
De pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs mag in het kader van zijn werk geen ander personeelslid van het bestuurs- en onderwijzend personeel vervangen.]2
[3 § 3. In afwijking van § 1 omvat de opdracht van de leraar-mediathecaris in het gewoon secundair onderwijs de volgende taken :
1° opbouw van de collectie : keuze van de aan te schaffen media, in nauwe samenwerking met de leerkrachten, het opvoedend personeel en de mediatheekcommissie van de school;
2° onderhoud van de collectie : hoofdverantwoordelijke voor het bibliotheektechnisch beheer bij de catalogisering van de collectie in het verbond MediaDG;
3° planning van maatregelen voor de technische uitrusting van de schoolmediatheek, in overleg met de gemachtigde voor de schoolmediatheken;
4° organisatie en administratief beheer van de schoolmediatheek;
5° samenwerking met de schoolmediatheken van de andere secundaire scholen, de openbare bibliotheken en de pedagogische mediatheek van de autonome hogeschool;
6° advisering van de gebruikers van de schoolmediatheek;
7° deelnemen aan opleidingen en voortgezette opleidingen inzake bibliotheekwezen en mediapedagogiek, alsook begeleiden van hulpkrachten in de schoolmediatheek;
8° opmaken van een pakket van maatregelen inzake mediapedagogiek met alle geplande activiteiten in de schoolmediatheek per semester;
9° andere door de inrichtende macht bepaalde opdrachten.]3
[4 § 4- In afwijking van § 1 omvat de opdracht van de leermeester taalklassen of taalcursussen en van de leraar taalklassen de volgende taken :
1° adviseren en ondersteunen van het onderwijzend personeel bij het plannen en uitvoeren van doelgerichte differentiatie- of ondersteuningsmaatregelen tijdens de lessen voor afzonderlijke leerlingen of voor groepen van leerlingen;
2° individueel werk met leerlingen en groepen van leerlingen;
3° opmaken van individuele documentatie over de ontwikkeling van leerlingen;
4° uitvoeren van de taalniveautests die door de onderwijsinspectie zijn goedgekeurd;
5° samenwerking, uitwisseling en coördinatie met de relevante partners, waartoe onder meer de volgende personen behoren: de personen belast met de opvoeding, het onderwijzend personeel van de gewone scholen, de adviseur voor bevorderingspedagogiek;
6° deelneming aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad, coördinatievergaderingen en vergaderingen van de integratieraad;
7° deelnemen aan bijscholingen, voortgezette opleidingen en pedagogische conferenties;
8° opdrachten die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen;
9° de lesopdracht, d.w.z. planning, voorbereiding en uitvoering van de lesuren en de andere pedagogische activiteiten;
10° de opvoedende taak, d.w.z. de regelmatige en persoonlijke begeleiding van de leerling en de ontwikkeling van zijn zin voor verantwoordelijkheid;
11° het toezicht houden;
12° oudercontacten organiseren en deelnemen aan spreekuren voor ouders;
13° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;
14° samenwerken met het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;
15° een klas leiden en de desbetreffende administratieve taken uitvoeren, zoals het opstellen van verslagen en schoolrapporten;
16° het meewerken aan het schoolcurriculum en het uitwerken van vakcurricula;
17° het houden van een lerarenagenda;
18° het corrigeren van werken van de leerlingen en de formatieve evaluatie van de leerlingen.
De leermeester taalklassen of taalcursussen en de leraar taalklassen mogen in het kader van hun werk geen ander personeelslid van het bestuurs- en onderwijzend personeel vervangen.]4
[5 § 5 - In afwijking van § 1 omvat de opdracht van de coördinator van een time-outinstelling de volgende taken :
1° de aanschaf van didactisch materiaal voor de time-outinstelling coördineren;
2° nieuwe medewerkers in een time-outinstelling verwelkomen en bijdragen tot hun snelle integratie;
3° samenwerken met de vertegenwoordigers van de scholen of instellingen voor middenstandsopleidingen;
4° samenwerken met relevante instellingen en externe deskundigen;
5° advies verlenen aan leerlingen en personen belast met hun opvoeding;
6° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;
7° conflicten beslechten en de kwaliteit van het teamwerk handhaven;
8° ontwikkelingsprocessen die specifiek zijn voor time-outinstellingen documenteren en evalueren en praktijkrelevante bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek doorgeven;
9° het schoolhoofd ondersteunen bij het bewaken van de kwaliteit van het pedagogische en psychosociale aanbod van de time-outinstelling.]5
[6 § 6 - Met behoud van de toepassing van § 1 omvat de opdracht van de kleuteronderwijzer de ondersteuning van de kinderen bij de lichaamsverzorging, het toiletbezoek en de maaltijden. De kleuteronderwijzer kan die taken eventueel delegeren aan de kleuterschoolassistent.]6
[8 § 7 - Onverminderd § 1 omvat de opdracht van de vakleerkracht voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs de voorbereiding van de activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs en de uitvoering ervan in teamteaching met de klastitularis.]8
----------
(1)<DDG 2010-10-25/05, art. 30, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DDG 2015-06-29/19, art. 35, 025; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DDG 2016-06-20/09, art. 115, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DDG 2017-06-26/09, art. 32, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(5)<DDG 2018-06-18/08, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(6)<DDG 2018-06-25/08, art. 8, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(7)<DDG 2021-06-28/11, art. 155, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(8)<DDG 2022-06-27/08, art. 4, 036; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.98.[5 § 1.]5 Opvoedend personeel. De opdracht van elk lid van het opvoedend personeel bestaat hoofdzakelijk erin :
1° zijn opvoedingsopdracht te vervullen, d.w.z. de leerlingen regelmatig en persoonlijk te begeleiden en hun zin voor verantwoordelijkheid te ontwikkelen;
2° de toezichten en vervangingen waar te nemen;
3° administratieve taken te vervullen;
4° regelmatig deel te nemen aan de georganiseerde bijscholingen en voortgezette schoolopleidingen;
5° aan pedagogische vergaderingen deel te nemen;
6° aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klasseraad en coördinatievergaderingen deel te nemen;
7° de contacten met de ouders te organiseren en ervoor te zorgen dat zij aan de ouderavonden deelnemen;
8° mede te beslissen bij de interne en externe evaluatie van de school en van hun eigen werk;
9° met de PMS-centra samen te werken;
10° taken te vervullen die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.
[5 § 2.]5 [1 Onverminderd [5 § 1]5 omvat de opdracht van de school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek de volgende taken :
1° hulp bij het opstellen van individuele ondersteuningsplannen en bij het aanpassen van de leerdoelstellingen;
2° begeleiding en advisering van de personeelsleden bij het omgaan met leerlingen die verschillende leermogelijkheden hebben;
3° begeleiding en advisering bij het inzetten van methoden en materialen voor pedagogische ondersteuning;
4° ontwikkeling van individuele leerstrategieën bij individuele leerlingen;
5° initiëren en ontwikkelen van bijscholingen over pedagogische ondersteuning in samenwerking met de Autonome Hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap.
De school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek vervult deze taken op het gebied van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone scholen en in [2 de gespecialiseerde school]2 .]1
[5 § 3.]5 [4 Met behoud van de toepassing van het eerste lid omvat de opdracht van de adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school de volgende taken :
1° de advisering en begeleiding van de gewone scholen en de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en in de kmo's bij de verdieping en uitbreiding van hun methodisch-didactische, pedagogische en psychologische competenties inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;
2° de begeleiding van leerlingen die wegens bijzondere moeilijkheden gedurende enige tijd de gewone lessen niet meer volgen en sociaal-pedagogische begeleiding moeten krijgen om zo snel mogelijk weer aan het dagelijkse schoolleven te kunnen deelnemen;
3° organisatie en uitvoering van maatregelen om de competenties inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bij de personeelsleden in het onderwijs uit te breiden;
4° adviseren en begeleiden op het gebied van intercultureel onderwijs en taalonderwijs;
5° meewerken aan de ontwikkeling van concepten inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning aan de sturing van de uitvoering van die concepten.]4
[5 § 4. In afwijking van § 1 omvat de opdracht van de coördinator voor bevorderingspedagogiek in het gespecialiseerd onderwijs de volgende taken :
1° advisering en ondersteuning van de leerkrachten bij het lesgeven of doelgerichte differentiërende of ondersteunende maatregelen voor afzonderlijke leerlingen of groepen van leerlingen, eventueel teamteaching;
2° lessen, afzonderlijke leerlingen en groepen van leerlingen observeren;
3° de interne en externe hulp en de contacten met de ouders coördineren;
4° speciaal materiaal of speciale methoden voorbereiden en invoeren die de leerkrachten en/of de leerlingen daarna zelfstandig kunnen benutten;
5° alle vormen van pedagogische ondersteuning aan de school in kwestie coördineren;
6° een catalogus voor ondersteunend materiaal selecteren en opmaken;
7° de samenwerking met de andere instellingen die op de campus gevestigd zijn, bevorderen;
8° gerichte ondersteuning bieden wanneer het personeel voortgezette opleidingen volgt;
9° werken met kinderen;
10° de individuele ontwikkeling van de leerlingen documenteren, in samenwerking met de klastitularis en/of de therapeuten (ondersteuningsportfolio);
11° deelnemen aan regelmatige bijeenkomsten met partnerorganisaties, in het bijzonder het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, maar ook - onder meer - de dienst voor jeugdbijstand, de dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand en therapeutische instellingen;
12° indien nodig deelnemen aan teamvergaderingen, conferentiedagen, supervisie, voortgezette opleiding en klassenraden.
De coördinatoren voor bevorderingspedagogiek hebben geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de klastitularissen.
De coördinator voor bevorderingspedagogiek in het gespecialiseerd onderwijs mag in het kader van zijn werk geen ander personeelslid van het bestuurs- en onderwijzend personeel vervangen.]5
[6 § 5 - Met behoud van de toepassing van § 1 omvat de opdracht van de kleuterschoolassistent onder leiding van de kleuteronderwijzer de volgende taken :
1° met de kinderen spelen;
2° met de kinderen tekenen, knutselen en werken;
3° met de kinderen muziek maken;
4° met de kinderen turnen, zwemmen en gaan wandelen;
5° de kinderen ondersteunen bij de lichaamsverzorging, het toiletbezoek en de maaltijden;
6° ervoor zorgen dat de speel- en turntoestellen klaar staan voor gebruik;
7° spel- en knutselmateriaal onderhouden en proper houden;
8° de groepsruimten poetsen;
9° de spel- en sportvoorzieningen buiten proper houden;
10° logistieke ondersteuning bieden bij de voorbereiding en uitvoering van feesten en evenementen.
De kleuterschoolassistent voert de taken vermeld in het eerste lid, 2° tot 4°, altijd in aanwezigheid van een kleuteronderwijzer uit.
De kleuteronderwijzers hebben beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de kleuterschoolassistenten.]6
[7 § 6. Met behoud van de toepassing van § 1 omvat de opdracht van de beheerder Financiën en Gebouwen vooral de volgende taken:
1° materieel beheer van de onderwijsinstelling, d.w.z.:
a) alle bestellingen afwikkelen met inachtneming van de bepalingen voor overheidsopdrachten;
b) alle rekeningen van de school controleren en vrijgeven voor ondertekening door de schoolleiding;
c) leveringen in ontvangst nemen en de voorraad beheren;
2° financieel beheer van de onderwijsinstelling, d.w.z.:
a) de boekhouding en comptabiliteit verrichten met inachtneming van de wettelijke voorschriften;
b) de ontvangsten en uitgaven van de hele school beheren;
c) de kas beheren;
d) de kostenafrekeningen beheren;
e) de inventarissen opstellen en bijhouden;
3° de jaarlijkse budgetplanning en investeringsplanning voorbereiden;
4° alle overeenkomsten van de school controleren en vrijgeven voor ondertekening door de schoolleiding;
5° de financiële afwikkeling van de Erasmus+projecten coördineren;
6° algemeen gebouwenmanagement zoals planning en supervisie van infrastructuurwijzigingen in de school;
7° optreden als aanspreekpartner voor economische en financiële belangen;
8° zorgen voor de supervisie en coördinatie van het vak- en dienstpersoneel dat in de school werkzaam is;
9° administratieve, logistieke en technische ondersteuning bieden aan de schoolleiding;
10° deelnemen aan personeelsvergaderingen;
11° zich bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;
12° taken uitvoeren die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen."
In afwijking van het eerste lid behoren de taken vermeld in het eerste lid, 2°, niet tot de opdracht van de beheerder Financiën en Gebouwen als die taken uitgeoefend worden door een schoolexterne rekenplichtige die is aangesteld overeenkomstig het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap. In dat geval ondersteunt de beheerder Financiën en Gebouwen de schoolexterne rekenplichtige bij het verrichten van die taken.]7
[8 § 7 - Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 omvat de opdracht van de assistent in een gespecialiseerde basisschool de volgende taken onder leiding van de klastitularis:
1° de klastitularis ondersteunen bij het uitvoeren van binnenschoolse en buitenschoolse activiteiten;
2° de kinderen ondersteunen bij de lichaamsverzorging, het toiletbezoek en de maaltijden;
3° ervoor zorgen dat de speel- en turntoestellen klaar staan voor gebruik;
4° spel- en knutselmateriaal onderhouden en proper houden;
5° de groeps- en klaslokalen proper houden;
6° de spel- en sportvoorzieningen buiten proper houden;
7° logistieke ondersteuning bieden bij de voorbereiding en uitvoering van feesten en evenementen.
De assistent in een gespecialiseerde basisschool voert de taak vermeld in het eerste lid, 1°, altijd uit in aanwezigheid van een klastitularis.
De klastitularissen hebben beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de assistenten in een gespecialiseerde basisschool.]8
----------
(1)<DDG 2009-05-11/15, art. 157, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2010-06-28/08, art. 46, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(3)<DDG 2012-01-16/06, art. 27, 019; Inwerkingtreding : 01-12-2011>
(4)<DDG 2016-06-20/09, art. 116, 026; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(5)<DDG 2017-06-26/06, art. 36, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(6)<DDG 2018-06-25/08, art. 9, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(7)<DDG 2020-06-22/15, art. 68, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(8)<BDG 2022-06-27/13, art. 43, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 98.1.[1 Paramedisch personeel
§ 1. De opdracht van de verpleegkundigen omvat vooral de volgende taken :
1° de verpleegkundige opdracht, dat wil zeggen de bevordering van het algemeen welzijn van de leerling, de door de arts bevolen medische hulp, de eerste hulp bij ongevallen en ziekte, de coördinatie en begeleiding van de bezoeken aan de schoolarts evenals het coördineren en verstrekken van medische inlichtingen tussen de ouders en de school;
2° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van de sociale en persoonlijke vaardigheden van de leerling, inzonderheid de bevordering van de zelfredzaamheid van de leerlingen qua hygiëne en voeding, en hulpverlening aan meervoudig gehandicapten bij het toiletbezoek;
3° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
4° deelnemen aan pedagogische conferenties;
5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
6° vervangingen;
7° oudercontacten organiseren, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
8° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;
9° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
10° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.
§ 2. De opdracht van de kinderverzorgers omvat vooral de volgende taken :
1° de verzorgende taken, dat wil zeggen de bevordering van het algemeen welzijn van de leerling, de eerste hulp bij ongevallen en ziekte, de coördinatie en begeleiding van de bezoeken aan de schoolarts evenals het coördineren en verstrekken van medische inlichtingen tussen de ouders en de school;
2° de opvoedende opdracht, de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van de sociale en persoonlijke vaardigheden van de leerling, inzonderheid de bevordering van de zelfredzaamheid van de leerlingen qua hygiëne en voeding, en hulpverlening aan meervoudig gehandicapten bij het toiletbezoek;
3° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
4° deelnemen aan pedagogische conferenties;
5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
6° vervangingen;
7° oudercontacten organiseren, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
8° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;
9° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
10° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.
§ 3. De opdracht van de logopedisten, kinesitherapeuten en ergotherapeuten omvat vooral de volgende taken :
1° de therapeutische opdracht, dat wil zeggen het onderzoeken van de uitgangssituatie van de leerlingen en het opstellen van een individueel therapieplan rekening houdend met de medische voorschriften, het toepassen van passende methoden en technieken, de samenwerking met de klastitularis en de ouders evenals het opmaken en bijhouden van een dossier per leerling;
2° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van zijn persoonlijke en sociale vaardigheden door passende therapievormen;
3° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
4° deelnemen aan pedagogische conferenties;
5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
6° vervangingen;
7° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
8° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;
9° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
10° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.
Onverminderd het vorige lid omvat de opdracht van de kinesitherapeuten en de ergotherapeuten bovendien de hulp aan meervoudig gehandicapten bij het toiletbezoek.]1
[2 § 4 - De opdracht van de paramedische coördinator voor inclusieve scholen omvat vooral de volgende taken:
1° de paramedische ondersteuningsmaatregelen in inclusieve scholen coördineren;
2° paramedische concepten voor de inclusieve scholen ontwikkelen, in overleg met de schoolleiding van de gespecialiseerde school;
3° pedagogiek met assistentie van dieren organiseren en begeleiden in inclusieve scholen;
4° het schoolhoofd van de gespecialiseerde school ondersteunen bij de leiding en begeleiding van het paramedisch personeel van de gespecialiseerde school dat in inclusieve scholen wordt ingezet;
5° het toezicht organiseren;
6° klassenraden en 'waar-staat-de-leerlinggesprekken' organiseren en leiden;
7° observatiestages organiseren en begeleiden;
8° de overstap van leerlingen uit het lager onderwijs naar het secundair onderwijs coördineren;
9° personeelsvergaderingen, pedagogische conferenties en coördinatievergaderingen leiden en bijwonen;
10° met de personeelsleden, de pedagogische raad en andere representatieve verenigingen binnen de school samenwerken;
11° advies verlenen aan de leerlingen en de personen belast met hun opvoeding;
12° samenwerken met externe partners, in het bijzonder met het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;
13° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;
14° taken uitoefenen die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 158, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2019-05-06/10, art. 118, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 98.2.[1 Psychosociaal personeel
§ 1. De opdracht van de psychosociale begeleider omvat vooral de volgende taken :
1° de psychosociale begeleiding van leerlingen met opvallend gedrag of met emotionele en gedragsstoornissen;
2° de advisering van en hulp aan personeelsleden bij de beheersing van moeilijke opvoedingssituaties;
3° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling en de ontwikkeling en bevordering van zijn persoonlijke en sociale vaardigheden door de ontwikkeling van zijn verantwoordelijkheidsbesef;
4° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
5° deelnemen aan pedagogische conferenties;
6° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
7° vervangingen;
8° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
9° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school en van het eigen werk;
10° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
11° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen."
§ 2. De opdracht van de maatschappelijk assistent omvat vooral de volgende taken :
1° de sociale opdracht, dat wil zeggen het probleemgericht opvoedende en adviserende werk, de hulp bij het voorkomen, beheersen en oplossen van sociale problemen evenals de coördinatie tussen school, ouders en verschillende sociale instellingen;
2° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van zijn persoonlijke en sociale vaardigheden door aangepast advies;
3° de beroepsoriëntatie van de leerling in samenwerking met de [2 [4 door de Regering bepaalde dienst]4]2, inzonderheid de planning en begeleiding van de stages samen met de leerling, de personen belast met de opvoeding en de leraars;
4° vervangingen;
5° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
6° deelnemen aan pedagogische conferenties;
7° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
8° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
9° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;
10° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
11° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.]1
[3 De opdracht van de adviseur voor schoolpsychologie omvat vooral de volgende taken:
1° psychosociale en psychopedagogische adviesverlening, ondersteuning en begeleiding van leerlingen met gedragsproblemen en gevoels- en gedragsstoornissen;
2° adviesverlening en bemiddeling in crisissituaties;
3° advisering en ondersteuning van personeelsleden om moeilijke opvoedingssituaties aan te kunnen;
4° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van zijn sociale en persoonlijke vaardigheden door zijn verantwoordelijkheidszin te ontwikkelen;
5° preventiemaatregelen en interventies in groepen en klassen plannen, coördineren, uitvoeren en evalueren;
6° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
7° deelnemen aan pedagogische vergaderingen;
8° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
9° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
10° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school, alsook meewerken aan het uitwerken van concepten;
11° samenwerken met het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, alsook met andere begeleidende diensten, in het bijzonder ook op het gebied van beroepsintegratie;
12° taken uitoefenen die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2009-05-11/15, art. 159, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DDG 2016-12-13/07, art. 52, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<DDG 2019-05-06/10, art. 119, 032; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(4)<DDG 2023-11-13/18, art. 49, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 98.3.[1 - Administratief personeel
De opdracht van de leden van het administratief personeel omvat vooral de volgende taken:
1° administratieve, logistieke en technische ondersteuning bieden aan de schoolleiding;
2° secretariaatswerk en administratieve taken organiseren en uitvoeren;
3° de boekhouding organiseren en bijhouden;
4° vergaderingen en conferenties plannen, organiseren en daarbij assisteren;
5° deelnemen aan personeelsvergaderingen;
6° zich bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;
7° opdrachten die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.]1
[2 In afwijking van het eerste lid bestaat de opdracht van de IT-verantwoordelijke vooral uit de volgende taken:
1° computerondersteund onderwijs op de school vakkundig begeleiden en stimuleren;
2° het onderwijzend personeel adviseren en helpen bij het kiezen en inzetten van geschikte onderwijssoftware;
3° de in de school beschikbare IT-uitrusting beheren, verzorgen en onderhouden;
4° advies en administratieve ondersteuning bieden bij de aanschaf van IT-materiaal;
5° hulp verlenen bij de foutenanalyse, alsook advies en ondersteuning bieden bij het oplossen van IT-systeemproblemen;
6° ondersteuning en hulp verlenen bij de IT-ondersteunde afwikkeling van administratieve taken;
7° advies geven over systeembeveiliging, met name uitvoering en actualisering van systemen om de gegevensbeveiliging te waarborgen;
8° hardware en software herstellen;
9° een jaarlijkse inventaris van de hardware opstellen;
10° de in de school aanwezige technische apparatuur beheren, verzorgen en onderhouden, met name de printers, de fotokopieermachines, de digitale schoolborden en de klank- en lichttechniek;
11° de mediatheek technisch ondersteunen;
12° deelnemen aan personeelsvergaderingen en pedagogische conferenties;
13° deelnemen aan coördinatievergaderingen van de IT-verantwoordelijken in het onderwijs;
14° samenwerken met de functionaris voor gegevensbescherming van de school;
15° samenwerken met externe diensten en bedrijven, in het bijzonder met het departement Informatica van het Ministerie;
16° zich bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;
17° taken uitvoeren die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2019-05-06/10, art. 120, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 156, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
HOOFDSTUK X. - Bijscholing en voortgezette opleiding van het personeel.
Art.99. Doeleinden. § 1. Alle personeelsleden zijn ertoe gehouden regelmatig aan bijscholingen en aan de voortgezette opleiding deel te nemen.
§ 2. De bijscholing en voortgezette opleiding georganiseerd voor het onderwijzend en opvoedend personeel alsmede voor het schoolhoofd dienen ertoe :
1° de persoonlijke en professionele ontwikkeling te bevorderen;
2° de kwaliteit van de aangeboden opleidingen te garanderen;
3° nader kennis te maken met de maatschappelijke omgeving van de school;
4° de kennis van het verstrekte vak te actualiseren en uit te breiden;
5° de pedagogische bekwaamheden en vaardigheden te bevorderen;
6° nieuwe onderwijsvormen en -methodes, alsmede actuele leermiddelen te leren kennen en ze desgevallend in de praktijk te gebruiken;
7° de menselijke betrekkingen te verbeteren.
Art.100.Conceptie. De [1 onderwijsinspectie]1 legt een concept vast voor de voortgezette opleiding.
----------
(1)<DDG 2012-06-25/09, art. 47, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art.101. Organisatie en verwezenlijking van de maatregelen m.b.t. de bijscholing en de voortgezette opleiding. De Regering belast deskundigen met volgende opdrachten :
1° maatregelen m.b.t. de bijscholing en de voortgezette opleiding op de voordracht van de Regering te programmeren en te verwezenlijken;
2° maatregelen m.b.t. de bijscholing en de voortgezette opleiding op de voordracht van een inrichtende macht of van een school te programmeren en te verwezenlijken;
3° inlichtingen te verstrekken over de bijscholing en de voortgezette opleiding die door andere binnen- of buitenlandse instellingen aangeboden worden.
Art.102. Opstelling van het plan van bijscholing en voortgezette opleiding. Voor elk schooljaar stelt de pedagogische raad zijn eigen plan van bijscholing en voortgezette opleiding op in overeenstemming met de inrichtende macht of haar vertegenwoordiger.
Meerdere scholen kunnen samen bijscholingsmaatregelen programmeren.
De inrichtende macht kan de personeelsleden ertoe dwingen aan een bijscholing of een voortgezette opleiding deel te nemen.
Art.103. (Opgeheven) <DDG 2002-12-16/43, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
HOOFDSTUK X.1. [1 - Wekelijkse werktijd]1
----------
(1)
Art. 103.1.[1 - Wekelijkse werktijd van de personeelsleden die een wervingsambt bekleden in de categorie van het opvoedend hulppersoneel in het gewoon en het gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs."
De personeelsleden die een wervingsambt bekleden in de categorie van het opvoedend hulppersoneel in het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs presteren in het kader van een voltijdse betrekking gemiddeld 36 tot 38 uren van 60 minuten per week. Het gemiddelde wordt over een referentieperiode van vier maanden berekend.
In afwijking van het eerste lid presteert een coördinator voor bevorderingspedagogiek in het gespecialiseerd onderwijs, in het kader van een voltijdse betrekking, gemiddeld 38 uren van 60 minuten per week. Het gemiddelde wordt over een referentieperiode van vier maanden berekend. De coördinator voor bevorderingspedagogiek presteert in de praktijk ten minste 19 uren van 60 minuten per week bij één inrichtende macht.
In afwijking van het eerste lid presteert een kleuterschoolassistent, in het kader van een voltijdse betrekking, gemiddeld 36 uren van 60 minuten per week. Het gemiddelde wordt over een referentieperiode van vier maanden berekend. De kleuterschoolassistent presteert in de praktijk ten minste 9 uren van 60 minuten bij één inrichtende macht.
In afwijking van het eerste lid presteert een assistent in een gespecialiseerde basisschool, in het kader van een voltijdse betrekking in het gespecialiseerd onderwijs, gemiddeld 36 uren van 60 minuten per week. Het gemiddelde wordt over een referentieperiode van vier maanden berekend. De assistent in een gespecialiseerde basisschool presteert in de praktijk ten minste 9 uren van 60 minuten in een gespecialiseerde basisschool.
De wekelijkse werktijd mag in geen geval 50 uur overschrijden.]1
----------
(1)<BDG 2022-06-27/13, art. 44, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen van het decreet van 30 juni 1997 houdende Oprichting, handhaving, sluiting en organisatie van het gewoon basisonderwijs op basis van een betrekkingenpakket en van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs.
Art.104. Artikel 3, 12° van het decreet van 30 juni 1997 houdende oprichting, handhaving, sluiting en organisatie van het gewoon basisonderwijs op basis van een betrekkingenpakket wordt opgeheven.
Art.105. Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt door volgende bepaling vervangen :
"Artikel 5. In het kleuteronderwijs worden in aanmerking genomen de leerlingen die hun woonplaats in de Duitstalige Gemeenschap hebben en die tot de laatste schooldag van de maand september gedurende ten minste 10 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.
In afwijking van het eerste lid kunnen ook de leerlingen in aanmerking worden genomen die hun woonplaats in het ambtsgebied van een buitenlandse entiteit hebben, indien deze evenredig bijdraagt in de personeels- en werkingskosten die de Duitstalige Gemeenschap voor deze kleuterschool moet dragen; die kostenbijdrage moet in een geschreven overeenkomst vastgelegd zijn.".
Art.106. In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt de passus "geen 8 regelmatige leerlingen" door de passus "geen 12 regelmatige leerlingen" vervangen.
Art.107.§ 1. In artikel 9 van hetzelfde decreet wordt de passus "van de artikels 10 tot 12" door de passus "van de artikels 11 en 12" vervangen.
§ 2. Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.108. In artikel 11, § 1 van hetzelfde decreet wordt de passus "Onverminderd artikel 10" door de passus "Onverminderd artikel 6 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs" vervangen.
Art.109. In artikel 12, lid 2 van hetzelfde decreet wordt de passus "in de artikels 10 en 11" door de passus "in artikel 11" vervangen.
Art.110. Artikel 19 van hetzelfde decreet wordt door volgend lid aangevuld :
"De leerlingen die krachtig moeten worden gesteund, zoals bedoeld in artikel 29 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs, en die een gewone lagere school bezoeken en wekelijks tenminste aan 14 lestijden deelnemen, worden eveneens in aanmerking genomen.".
Art.111. Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen :
"Artikel 21. Een vestigingsplaats lager onderwijs die ten minste 12 regelmatige leerlingen telt, verkrijgt op 1 oktober een bepaald aantal voltijdse betrekkingen, berekend als volgt :
Aantal leerlingen | Aantal voltijdse betrekkingen |
12-15 | 1,25 |
16-20 | 1,5 |
21-25 | 2 |
26-30 | 2,25 |