18 APRIL 1994. - Decreet betreffende de inrichting van een examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs en de organisatie van de examens afgelegd voor deze examencommissie (Vertaling). - (NOTA : Opgeheven door DDG 1998-08-31/42, art. 121; Inwerkingtreding : onbepaald ) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-03-1996 en tekstbijwerking tot 28-10-2022)
HOOFDSTUK I. - De examencommissie.
Art. 1-10
HOOFDSTUK II. - Inschrijving voor en toelating tot de examens.
Art. 11
Art. 11 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 12-14
Art. 14 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 15-16
HOOFDSTUK III. - Inhoud van de examens.
Art. 17-17.1
Sectie 1. - Lager secundair onderwijs.
Art. 18-19
Sectie 2. - Hoger secundair onderwijs.
Art. 20-23
HOOFDSTUK IV. - Verloop van de examens.
Art. 24-30
Art. 30 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 30bis, 31
HOOFDSTUK V. - Beoordeling van de examens.
Art. 32-36.1
HOOFDSTUK VI. - Beroep en raadpleging van de dossiers.
Art. 37-38
HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 39-41
1994033072 1995033085 1997033013 1998092250 1999033115 2001033064 2002033076 2003033066 2006033048 2009203940 2010202611 2019204103 2020205559 2023204425
HOOFDSTUK I. - De examencommissie.
Artikel 1.Er wordt een examencommissie voor het secundair onderwijs ingericht, hierna "de examencommissie" genoemd.
[1 De examencommissie reikt de volgende getuigschriften uit :
1° het getuigschrift van lager secundair onderwijs (algemeen onderwijs);
2° het getuigschrift van lager secundair onderwijs (technisch onderwijs);
3° het getuigschrift van lager secundair onderwijs (beroepsonderwijs);
4° het getuigschrift van hoger secundair onderwijs (algemeen onderwijs);
5° het getuigschrift van hoger secundair onderwijs (technisch onderwijs);
6° het getuigschrift van hoger secundair onderwijs (beroepsonderwijs);
7° het bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs.]1
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 37, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.2.De examencommissie is samengesteld uit :
een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter;
een secretaris en plaatsvervangende secretaris;
examinators [1 ...]1.
De voorzitter [1 ...]1 alsmede de examinators of plaatsvervangende examinators zijn stemgerechtigd.
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 38, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.3. (De Regering wijst) de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aan buiten het onderwijzend personeel onder de houders van een diploma van hoger onderwijs uitgereikt na ten minste vier jaar studies overeenkomstig de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949. <DDG 1998-06-29/30, art. 41, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
Art.4.<DDG 1998-06-29/30, art. 42, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1998> De Regering wijst de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen aan, die [1 ...]1 leden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap zijn.
----------
(1)<DDG 2011-06-27/03, art. 43, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
Art.5.[2 De voorzitter kiest de examinator vakgebonden uit onder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs, van het hoger onderwijs en van de voortgezette schoolopleiding en onder de personen met een overeenkomstig bewijs van pedagogische bekwaamheid. Ook de gepensioneerde leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden hier als leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel beschouwd.]2
[1 In afwijking van het eerste lid kan de Regering, voor de uitreiking van het getuigschrift van het hoger secundair beroepsonderwijs, examinators [2 ...]2 aanwijzen onder de leden van de opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand.]1
De regering kan andere criteria van onverenigbaarheid vastleggen.
[2 ...]2
[1 ...]1
----------
(1)<DDG 2011-06-27/03, art. 44, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.6.
<Opgeheven bij DDG 2016-06-20/09, art. 40, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.7. Per zittingdag wordt een presentiegeld uitbetaald. Het bedrag ervan wordt door de regering vastgelegd. Voor het gebruik van het openbaar vervoer of van een privé voertuig wordt een reiskostenvergoeding toegekend waarvan het bedrag door de regering bepaald wordt.
Art.8. De voorzitter zorgt voor het regelmatig verloop van de examens en leidt de beraadslagingen. Bij afwezigheid of verhindering wordt de voorzitter door de plaatsvervangende voorzitter of door de oudste aanwezige examinator vervangen.
Art.9. Bij afwezigheid van de secretaris wordt deze door één van de plaatsvervangende secretarissen of door één van de examinators vervangen.
Art.10. De regering bepaalt de regels voor de werking van de examencommissie.
HOOFDSTUK II. - Inschrijving voor en toelating tot de examens.
Art.11. <DDG 2004-05-17/49, art. 40, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005> Er is één examenzittijd per jaar. De examencommissie kan beslissen een tweede zittijd te organiseren.
Art.11 TOEKOMSTIG RECHT. [1 Er zijn twee zittijden per jaar.]1 ----------
(1)<BDG 2022-06-27/13, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2023>
Art.12. Om aan de examens deel te nemen dienen inschrijvingsrechten betaald te worden waarvan het bedrag door de regering wordt vastgelegd. Deze mogen niet lager dan (euro 12) en niet hoger dan (euro 95) liggen. Deze inschrijvingsrechten worden in geen enkel geval terugbetaald. <DDG 2002-01-07/53, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.13.De regering legt de inschrijvingsprocedure vast en bepaalt welke documenten bij het inschrijvingsformulier moeten worden gevoegd.
[1 De examinandi kunnen zich slechts voor één studierichting per examenzittijd laten inschrijven.]1
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 41, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.14.<DDG 1998-06-29/30, art. 47, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1998> Alle examinandi zonder uitzondering worden toegelaten tot de examens voor het lager en hoger secundair algemeen, [1 technisch en beroepsonderwijs]1.
(Tot de tweede zittijd kunnen de examinandi toegelaten worden die voor de eerste zittijd ingeschreven waren. De toelating geldt slechts voor de vakken waartoe de examinandi in de eerste zittijd toegelaten waren. De examencommissie beslist over de toelating van de examinandi.) <DDG 2004-05-17/49, art. 41, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[1 In afwijking van het eerste lid worden alleen de volgende examinandi toegelaten tot de examens van de studierichting van het hoger secundair beroepsonderwijs 'specialisatiejaar algemene vakken' :
1° de leerlingen die het zesde studiejaar van het secundair beroepsonderwijs met vrucht beëindigd hebben;
2° de leerlingen die in het bezit zijn van het getuigschrift van lager secundair onderwijs of van een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift, die de middenstandsleertijd met vrucht volbracht hebben en houder zijn van het eindeleertijdsgetuigschrift, uitgereikt overeenkomstig artikel 7, § 6, tweede lid, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, respectievelijk van een buiten België behaalde en door de Regering als met het eindeleertijdsgetuigschrift gelijkwaardig verklaarde titel van een middenstandsopleiding.]1
[2 In afwijking van het eerste lid worden alleen de volgende examinandi toegelaten tot de examens van de studierichting van het lager secundair beroepsonderwijs 'specialisatiejaar algemene vakken' :
1° examinandi met een eindeleertijdsgetuigschrift of een diploma van opleiding tot ondernemingshoofd (Meisterbrief) of een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift;
2° de leerlingen die zich zowel in algemene vakken als in technische vakken minstens in het tweede jaar bevinden.]2
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 42, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DDG 2018-06-18/08, art. 57, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.14 TOEKOMSTIG RECHT. <DDG 1998-06-29/30, art. 47, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1998> Alle examinandi zonder uitzondering worden toegelaten tot de examens voor het lager en hoger secundair algemeen, [1 technisch en beroepsonderwijs]1.
[3 ...]3
[1 In afwijking van het eerste lid worden alleen de volgende examinandi toegelaten tot de examens van de studierichting van het hoger secundair beroepsonderwijs 'specialisatiejaar algemene vakken' :
1° de leerlingen die het zesde studiejaar van het secundair beroepsonderwijs met vrucht beëindigd hebben;
2° de leerlingen die in het bezit zijn van het getuigschrift van lager secundair onderwijs of van een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift, die de middenstandsleertijd met vrucht volbracht hebben en houder zijn van het eindeleertijdsgetuigschrift, uitgereikt overeenkomstig artikel 7, § 6, tweede lid, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, respectievelijk van een buiten België behaalde en door de Regering als met het eindeleertijdsgetuigschrift gelijkwaardig verklaarde titel van een middenstandsopleiding.]1
[2 In afwijking van het eerste lid worden alleen de volgende examinandi toegelaten tot de examens van de studierichting van het lager secundair beroepsonderwijs 'specialisatiejaar algemene vakken' :
1° examinandi met een eindeleertijdsgetuigschrift of een diploma van opleiding tot ondernemingshoofd (Meisterbrief) of een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift;
2° de leerlingen die zich zowel in algemene vakken als in technische vakken minstens in het tweede jaar bevinden.]2
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 42, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DDG 2018-06-18/08, art. 57, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(3)<BDG 2022-06-27/13, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2023>
Art.15. § 1. Worden toegelaten tot de examens voor het verkrijgen van het bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs de examinandi die :
(1° vóór 15 juni 1995 houder zijn van een diploma of eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs of van een gelijkgesteld getuigschrift, uitgereikt door de centrale examencommissie van de Staat of door de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap of de Vlaamse Gemeenschap voor het hoger secundair algemeen, technisch of kunstonderwijs;
2° vóór 15 juni 1995 houder zijn van een diploma of eindgetuigschrift van het hoger secundair algemeen, technisch of kunstonderwijs of van een gelijkgesteld getuigschrift, uitgereikt door een onderwijsinrichting en gehomologeerd door of voorgelegd aan de homologatiecommissie. Indien het diploma of het getuigschrift het technisch onderwijs betreft, moet het na 1 januari 1965 uitgereikt zijn (...).) <DDG 1995-07-17/36, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 15-06-1995>
3° houders zijn van een buitenlands studiegetuigschrift dat met het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs gelijkgesteld is of waarvan de gelijkstelling ermee aangevraagd is;
4° (...) <DDG 1995-07-17/36, art. 5, 3°, 002; Inwerkingtreding : 15-06-1995>
§ 2. Het bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs zal slechts uitgereikt worden, indien :
a) het getuigschrift bedoeld in § 1, 2°, gehomologeerd is;
b) de gelijkstelling bedoeld in § 1, 3°, door een officieel document bewezen is;
c) (...) <DDG 1995-07-17/36, art. 5, 3°, 002; Inwerkingtreding : 15-06-1995>
Art.16. Een vrijstelling voor bepaalde proeven mag worden toegekend aan houders van een getuigschrift of van een diploma waaruit blijkt dat zij een gelijkwaardig onderwijs met succes gevolgd hebben.
De regering bepaalt de modaliteiten voor en de geldigheidsduur van deze vrijstelling.
HOOFDSTUK III. - Inhoud van de examens.
Art.17.De examinandi worden over de leerstof van het onderwijs met volledig leerplan ondervraagd, met uitzondering van volgende vakken : godsdienst, niet confessionele zedenleer en sport.
[1 De studieprogramma's zijn gerelateerd aan de in de Duitstalige Gemeenschap geldende referentiekaders.]1
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 43, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.17.1. [1 De Regering bepaalt de studierichtingen waarvoor de examens bedoeld in de artikelen 18 tot 21 voor de examencommissie kunnen worden afgelegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2022-06-27/13, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Sectie 1. - Lager secundair onderwijs.
Art.18.Het examen om het getuigschrift van het lager secundair algemeen onderwijs te verkrijgen betreft de leerstof van het derde studiejaar van dit onderwijs [1 ...]1.
[1 De Regering bepaalt de examenvakken in de verschillende studierichtingen binnen de betrokken onderwijsvorm.]1
[1 ...]1
----------
(1)<BDG 2022-06-27/13, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art.19.Het examen om het getuigschrift van het lager [1 secundair technisch onderwijs]1 te verkrijgen betreft de leerstof van het derde studiejaar van het betrokken onderwijs.
Het examen om het getuigschrift van het lager secundair beroepsonderwijs te verkrijgen betreft de leerstof van het derde en van het vierde studiejaar [2 ...]2 van het beroepsonderwijs.
[2 De Regering bepaalt de examenvakken in de verschillende studierichtingen binnen de betrokken onderwijsvorm.]2
[2 ...]2
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 44, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<BDG 2022-06-27/13, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Sectie 2. - Hoger secundair onderwijs.
Art.20.Het examen om het getuigschrift van het hoger secundair algemeen onderwijs te verkrijgen betreft de leerstof van het vijfde en van het zesde studiejaar van dit onderwijs [1 ...]1.
[1 De Regering bepaalt de examenvakken in de verschillende studierichtingen binnen de betrokken onderwijsvorm.]1
[1 ...]1
----------
(1)<BDG 2022-06-27/13, art. 33, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art.21.Het examen om het getuigschrift van het hoger [2 secundair technisch onderwijs]2 te verkrijgen betreft de leerstof van het vijfde en van het zesde studiejaar van het betrokken onderwijs.
Het examen om het getuigschrift van het hoger secundair beroepsonderwijs te verkrijgen betreft de leerstof [3 van het vijfde, het zesde en het zevende studiejaar]3 van het beroepsonderwijs.
[1 In afwijking van het tweede lid zijn de examens van de kandidaten die overeenkomstig artikel 13.1, § 1, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s voorbereid werden door een erkend centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s, gebaseerd op de leerstof die door de regering is bepaald.]1
[3 De Regering bepaalt de examenvakken in de verschillende studierichtingen binnen de betrokken onderwijsvorm.]3
[3 ...]3
----------
(1)<DDG 2011-06-27/03, art. 46, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<DDG 2016-06-20/09, art. 45, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(3)<BDG 2022-06-27/13, art. 34, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art.22. Voor het examen om het bekwaamheidsdiploma te verkrijgen dat toegang verleent tot het hoger onderwijs kiest de examinandus een vak van het zesde studiejaar van het secundair onderwijs, met uitzondering van volgende vakken : godsdienst, niet confessionele zedenleer, sport, stenotypie, alle vakken die verband houden met de uitdrukkingstechniek, bedrijfseconomie, beroepspraktijk, oefeningen in laboratorium en werkcolleges.
Dit vak moet in de leerstof van de afdeling worden gekozen waarin de examinandus een van de in artikel 15, § 1, bedoelde getuigschriften en diploma's heeft verkregen.
De examinandi moeten een verhandeling in het Duits schrijven en kunnen opgeroepen worden tot een discussie over hetzelfde thema.
Art.23. (Opgeheven) <DDG 1998-06-29/30, art. 48, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
HOOFDSTUK IV. - Verloop van de examens.
Art.24.[1 Als het examen door meer dan een examinator wordt geëvalueerd, wordt alleen een gezamenlijk cijfer toegekend.]1
----------
(1)<BDG 2022-06-27/13, art. 35, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art.25. Alle examens zijn mondelinge examens.
De taalexamens alsmede de examens in vakken bepaald door de voorzitter of secretaris in afspraak met de examinators omvatten [1 aanvullend of uitsluitend]1 een schriftelijk gedeelte. De voorzitter of secretaris bepaalt de duur van dit schriftelijk gedeelte in afspraak met de examinators.
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 46, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.26.
<Opgeheven bij BDG 2022-06-27/13, art. 36, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art.27. De mondelinge examens zijn openbaar. Op verzoek van de examinandus kunnen ze met gesloten deuren plaatsvinden.
Art.28. De schriftelijke examens vinden met gesloten deuren plaats.
Alle examinandi die voor hetzelfde examen ingeschreven zijn leggen dit examen samen af. De voorzitter mag op met redenen omklede aanvraag of bij overmacht een afwijking toelaten.
Art.29. De proevenreeks "praktische vakken" vindt met gesloten deuren plaats.
Art.30.In geval van bedrog bij de inschrijving wordt de examinandus onmiddellijk uitgesloten van de zittijd. Alle tot dat ogenblik afgelegde examens worden als niet geslaagd beschouwd.
Bij ernstige storing van de examenprocedure of bij bedrog tijdens een examen wordt de examinandus onmiddellijk van dit examen uitgesloten. Dit examen wordt dan als niet geslaagd beschouwd.
[1 Bij ernstige storing van de examenprocedure of bij bedrog tijdens het verloop van de examens kan de examencommissie de examinandus onmiddellijk van de examenzittijden van het volgende jaar uitsluiten. De uitsluiting wordt de examinandus schriftelijk meegedeeld.]1
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.30 TOEKOMSTIG RECHT. In geval van bedrog bij de inschrijving wordt de examinandus onmiddellijk uitgesloten van de zittijd. Alle tot dat ogenblik afgelegde examens worden als niet geslaagd beschouwd.
Bij ernstige storing van de examenprocedure of bij bedrog tijdens een examen wordt de examinandus onmiddellijk van dit examen uitgesloten. Dit examen wordt dan als niet geslaagd beschouwd.
[1 Bij ernstige storing van de examenprocedure of bij bedrog tijdens het verloop van de examens kan de examencommissie de examinandus onmiddellijk [2 van de volgende examenzittijd]2 uitsluiten. De uitsluiting wordt de examinandus schriftelijk meegedeeld.]1
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<BDG 2022-06-27/13, art. 37, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2023>
Art. 30bis. <Ingevoegd bij DDG 2003-06-30/32, art. 37; Inwerkingtreding : 01-07-2003> De examinandus die bij een examen afwezig is, zonder zich vooraf bij de secretaris te hebben afgemeld, en die niet binnen vijf dagen na het examen zijn afwezigheid uitvoerig en schriftelijk met redenen omkleedt of een medisch attest indient, wordt uitgesloten van de volgende zittijd. De voorzitter beslist of de rechtvaardiging van de afwezigheid al dan niet aanneembaar is. De uitsluiting wordt de examinandus schriftelijk medegedeeld.
Art.31. De regering bepaalt de modaliteiten voor de voorbereiding op en het verloop van de examens.
HOOFDSTUK V. - Beoordeling van de examens.
Art.32. De beraadslagingen vinden met gesloten deuren plaats. De beslissingen worden bij meerderheid der stemmen genomen; voor elk afgelegd vak wordt een mondelinge of schriftelijke stem uitgebracht. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend. Onthoudingen zijn niet toegelaten.
Art.33. De examinandus is voor de verschillende examens geslaagd wanneer hij het cijfer bepaald door de regering heeft behaald.
Art.34. De examencommissie beslist op het einde van de zittijd, zo nodig na een beraadslaging, of de examinandus ervoor geslaagd is of uitgesteld wordt.
De examencommissie beraadslaagt ook om de vakken of de proevenreeksen te bepalen waarvoor een vrijstelling mag worden toegekend. Deze vrijstelling geldt slechts wanneer de examinandus zich op basis van hetzelfde examenprogramma opnieuw inschrijft. De geldigheidsduur van deze vrijstelling wordt door de regering vastgelegd.
(Lid 3 opgeheven) <DDG 1995-07-17/36, art. 5, 3°, 002; Inwerkingtreding : 15-06-1995>
Het resultaat van de beraadslaging wordt in de notulen opgenomen en onmiddellijk in openbare zitting bekendgemaakt.
Art.35. Wanneer de examinandus de proevenreeksen op verschillende zittijden verdeeld heeft, verkrijgt hij na elke zittijd een attest m.b.t. de vrijstelling.
Op de getuigschriften worden noch titel of beroep van de commissieleden noch de plaats of de cijfers behaald door de examinandus vermeld. Naast het getuigschrift van lager of hoger secundair onderwijs wordt de examinandus ook een bulletin uitgereikt.
Art.36. De regering bepaalt het model van de in de artikels 1 en 35 bedoelde getuigschriften en bulletins. De door de examencommissie uitgereikte getuigschriften en bulletins zijn van rechtswege geldig.
Art. 36.1. [1 De examinandus kan de "redelijke aanpassingen" en de "bescherming van de schoolcijfers" aanvragen, vermeld in de artikelen 93.33 en 93.38 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen.
Bij de aanmelding voor een zittijd dient de examinandus een aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers in bij de voorzitter van de examencommissie. Daarvoor gebruikt hij een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier. Indien de aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers wordt ingediend nadat de termijn voor de inschrijving voor een zittijd verstreken is, wordt ze van ambtswege afgewezen.
Bij de aanvraag voor redelijke aanpassingen gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.34, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998. Bij de aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.39, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de in het advies aanbevolen compenserende maatregelen of de in het advies aanbevolen deelgebieden van de bescherming van de schoolcijfers.
De artikelen 93.35 en 93.40 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 zijn van toepassing op de examencommissie, waarbij onder "inrichtingshoofd" en "onderwijsinspectie" de voorzitter van de examencommissie wordt verstaan en onder "leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel" de leden van de examencommissie wordt verstaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-06-20/09, art. 48, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK VI. - Beroep en raadpleging van de dossiers.
Art.37.[1 Tegen de niet-uitreiking van een getuigschrift kan beroep worden ingesteld bij de raad van beroep vermeld in artikel 38 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, volgens de procedure vermeld in artikel 39 van hetzelfde decreet.
Tegen de beoordeling van examengedeelten kan geen beroep worden ingesteld.]1
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 49, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.38.De examinandus mag, op zijn verzoek, onmiddellijk de examensdocumenten raadplegen die hem betreffen. Het verzoek moet binnen twee weken na de openbare bekendmaking van de resultaten schriftelijk bij de secretaris worden ingediend.
[1 De inzage in de examendocumenten vindt plaats in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, onder toezicht van de secretaris of plaatsvervangende secretaris.
De examinandus mag alleen de examendocumenten inzien die hem betreffen.]1
----------
(1)<DDG 2016-06-20/09, art. 50, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.39. Worden opgeheven :
1° de artikels 6, § 3, en 6bis, § 1, 2°, en § 2, van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens;
2° het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 september 1990 houdende organisatie van de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs, gewijzigd bij het besluit van 14 november 1991;
3° het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 26 september 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de examens worden afgenomen, van de organisatie en de werking van de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het algemeen lager secundair onderwijs en voor het lager secundair technisch, beroeps- en kunstonderwijs, eerste afdeling van de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs;
4° het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 26 september 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de examens worden afgenomen, van de organisatie en de werking van de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het hoger secundair technisch, beroeps en kunstonderwijs, derde afdeling van de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs;
5° het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 3 oktober 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de examens worden afgenomen, van de organisatie en de werking van de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het algemeen hoger secundair onderwijs, tweede afdeling van de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs.
Art.40. Het ambt van de leden van de examencommissie die krachtens het besluit van 12 september 1990 houdende organisatie van de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs zijn benoemd eindigt met de inwerkingtreding van dit decreet.
Art. 41. Dit decreet treedt in werking op 1 juli 1994.