Details





Titel:

19 DECEMBER 1998. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-1998 en tekstbijwerking tot 29-12-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Jeugdwerkbeleid.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Oppervlaktewateren.
Art. 3-6
Afdeling 2. - Afvalheffingen.
Art. 7-8
HOOFDSTUK IV. - Onderwijs.
Art. 9-18
HOOFDSTUK V. - Binnenlandse Aangelegenheden en Stedelijk Beleid.
Afdeling 1. - Investeringsfonds.
Art. 19-20
Afdeling 2. - Sociaal Impulsfonds.
Art. 21-25
Afdeling 3. - Provinciefonds.
Art. 26
HOOFDSTUK VI. - DAB Linker Scheldeoever (LSO).
Art. 27-34
HOOFDSTUK VII. - Terugvordering van overheidssteun.
Art. 35
HOOFDSTUK VIII. - VLAMIVORM.
Art. 36-41
HOOFDSTUK IX. - Ruimtelijke ordening.
Art. 42-46
HOOFDSTUK X. - Lease in-Lease out.
Art. 47
HOOFDSTUK XI. - Successierechten.
Art. 48
HOOFDSTUK XII.
Art. 49-51, 51bis, 52-54
HOOFDSTUK XIII. - Emancipatiezaken.
Art. 55
HOOFDSTUK XIV.
Art. 55bis
Afdeling 1.
Art. 56
Afdeling 2.
Art. 57-58
Afdeling 3.
Onderafdeling 1.
Art. 59, 59bis
Onderafdeling 2.
Art. 60
Onderafdeling 3.
Art. 60bis
Afdeling 4.
Art. 60ter, 60quater, 60quinquies
Afdeling 4.
Art. 61-62
HOOFDSTUK XV. - Toerisme.
Art. 63
HOOFDSTUK XVI. - Inwerkingtreding.
Art. 64







Artikels:

HOOFDSTUK I.   
Artikel 1.
  <Opgeheven bij DVR 2021-12-23/05, art. 44, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

HOOFDSTUK II. - Jeugdwerkbeleid.
Art.2. § 1. In artikel 6 van het decreet van 17 december 1997 houdende subsidiëring van provinciebesturen inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid worden de woorden " de eerste twee jaren volgend op de inwerkingtreding " vervangen door het woord " 1998 ".
  § 2. In artikel 9 van het decreet van 17 december 1997 houdende subsidiëring van provinciebesturen inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid wordt een 2°bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " 2°bis de provinciebesturen subsidiëren de jeugdwerkinitiatieven die in hoge mate gericht zijn op het werken met gehandicapte kinderen of jongeren en waarvoor de gemeentebesturen in 1998 worden gesubsidieerd op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 22 december 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie die een jeugdwerkbeleid voeren voor maatschappelijk achtergestelde kinderen en jongeren. Deze subsidie bedraagt ten minste 100 procent van het subsidiebedrag dat werd toegekend op basis van boven genoemd besluit, op voorwaarde dat de werking van deze jeugdwerkinitiatieven minstens op hetzelfde peil behouden blijft als in 1998.Indien dit niet het geval is, dan wordt de subsidie in evenredige mate verminderd. ".
  § 3.In artikel 9 van het decreet van 17 december 1997 houdende subsidiëring van provinciebesturen inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid wordt een 3°bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " 3°bis het totaal van de subsidiebedragen die de provinciebesturen moeten garanderen in uitvoering van artikel 9, 2°bis wordt voorafgenomen van het beschikbare krediet, waarna het saldo wordt verdeeld zoals bepaald in artikel 6, derde lid, en artikel 9,3°. Vervolgens wordt het subsidiebedrag per provinciebestuur verhoogd met de subsidies die het provinciebestuur moet garanderen in uitvoering van artikel 9, 2°bis. ".

HOOFDSTUK III. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Oppervlaktewateren.
Art.3. In artikel 32duodecies, § 3, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij decreet van 22 december 1995 en gewijzigd bij decreet van 20 december 1996, worden de woorden " mag niet meer bedragen dan 50 % van de totale kosten " vervangen door de woorden " mag niet meer bedragen dan 50 % van de totale kosten, tenzij het hemelwater en het afvalwater gescheiden worden. In dit laatste geval kan het percentage van 50 % opgetrokken worden tot 75 % ".

Art.4. In artikel 35quater, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 21 december 1990 en gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 22 december 1993, 21 december 1994, 20 december 1996 en 8 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in 1° worden onder " Qw = " de woorden " dat Qw gelijk is aan het quotiënt van de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totale gefactureerde kosten, exclusief BTW, gedeeld door 40 en in voorkomend geval verhoogd met de hoeveelheid water die in hetzelfde jaar gratis werd geleverd " vervangen door de woorden " dat Qw gelijk is aan het quotiënt van enerzijds de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totaal gefactureerde kosten, exclusief BTW, verhoogd met de aftrek voor de hoeveelheid water die in hetzelfde jaar gratis werd geleverd en anderzijds de deelfactor 50 ";
  2° in 3° worden onder " Qw = " de woorden " dat Qw gelijk is aan het quotiënt van de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totale gefactureerde kosten, exclusief BTW, gedeeld door 40 en in voorkomend geval verhoogd met de hoeveelheid water die in hetzelfde jaar gratis werd geleverd " vervangen door de woorden " dat Qw gelijk is aan het quotiënt van enerzijds de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totaal gefactureerde kosten, exclusief BTW, verhoogd met de aftrek voor de hoeveelheid water die in hetzelfde jaar gratis werd geleverd en anderzijds de deelfactor 50 ";
  3° in 4° de vijfde streep, die luidt als volgt : " waarbij het effluentwater van bedoelde particuliere zuiveringsinstallatie gedurende het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar in een oppervlaktewater werd geloosd; " schrappen;
  4° in 4° de zesde streep, eerste lid vervangen door wat volgt :
  " - wordt een 100 % vrijstelling verleend. ";
  5° in 4°, zesde streep, tweede lid, het woord " vermindering " telkens vervangen door het woord " vrijstelling ".

Art.5. In artikel 35quinquies, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 21 december 1990 en gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992,18 december 1992, 22 december 1993, 21 december 1994, 22 december 1995, 20 december 1996 en 19 december 1997, worden de woorden " De hoeveelheid geloosd koelwater wordt geacht overeen te stemmen met de in de lozings- of milieuvergunning toegelaten hoeveelheid, tenzij de heffingsplichtige het bewijs levert dat de reëel geloosde hoeveelheid kleiner is " vervangen door de woorden : " Met ingang van het heffingsjaar 1992 wordt de hoeveelheid geloosd koelwater geacht overeen te stemmen met :
  - hetzij, de in de lozings- of milieuvergunning toegelaten hoeveelheid;
  - hetzij, de hoeveelheid aangegeven in de voor 1 september 1991 ingediende lozingsvergunningsaanvraag zolang over deze laatste nog geen uitspraak is gedaan;
  - tenzij de heffingsplichtige het bewijs levert dat de reëel geloosde hoeveelheid kleiner is. ".

Art.6. In artikel 35septies van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 21 december 1990 en gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993, 6 juli 1994, 21 december 1994, 22 december 1995, 20 december 1996 en 19 december 1997, worden de woorden " in geval de facturen het waterverbruik niet vermelden wordt door de Maatschappij aangenomen dat dit verbruik gelijk is aan het quotiënt van de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totale gefactureerde kosten, exclusief BTW, gedeeld door 40 " vervangen door de woorden " in geval de facturen het waterverbruik niet vermelden wordt door de Maatschappij aangenomen dat dit verbruik gelijk is aan het quotiënt van enerzijds de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totaal gefactureerde kosten, exclusief BTW, verhoogd met de aftrek voor de hoeveelheid water die in hetzelfde jaar gratis werd geleverd en anderzijds de deelfactor 50 ".

Afdeling 2. - Afvalheffingen.
Art.7. Aan artikel 47, § 2, 10°, van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993, 21 december 1994, 22 december 1995, 20 december 1996 en 19 december 1997, wordt een c) toegevoegd die luidt als volgt :
  " c) in afwijking van a) en b) wordt met ingang van 1 januari 1998 het bedrag van de milieuheffing vastgesteld op 535 frank per ton, wanneer het gaat om het storten van huishoudelijke afvalstoffen die niet konden worden verbrand in een oven vergund voor huishoudelijke afvalstoffen, om reden dat deze oven op vrijwillige basis door de exploitant tijdelijk om milieuredenen buiten dienst werd gesteld. Deze afwijking geldt evenwel voor elke oven slechts gedurende een periode van 18 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand tijdens dewelke de oven op vrijwillige basis werd gesloten. "

Art.8. Aan artikel 47 van hetzelfde decreet wordt een § 2ter ingevoegd, die luidt als volgt :
  " § 2ter. In afwijking van de bepalingen van § 2 wordt het bedrag van de milieuheffing vastgesteld op 0 frank per ton, voor de verwerking van afvalstoffen die afkomstig zijn van de door de overstromingsramp van september 1998 getroffen delen van de in Vlaanderen gelegen gemeenten vermeld in het koninklijk besluit van 18 september 1998 waarbij de hevige stortregens die op 13, 14 en 15 september 1998 gevallen zijn op het grondgebied van verschillende gemeenten als een algemene ramp worden erkend en waarbij de geografische uitgestrektheid van deze ramp wordt afgebakend, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  - de afvalstoffen moeten voor verwerking aangeboden zijn in de periode van 16 september 1998 tot en met 15 november 1998;
  - de afvalstoffen zijn veroorzaakt door de overstromingsramp van september 1998;
  - het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten moet voor de afvalstoffen een attest afleveren dat bevestigt dat de afvalstoffen aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voldoen. ".

HOOFDSTUK IV. - Onderwijs.
Art.9. Wordt toegevoegd aan artikel 53, § 4, van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 :
  " 4° de opbrengsten uit de verkoop of verhuur van gebouwen of terreinen aangekocht lastens het voormalige Gebouwenfonds voor de Rijksscholen die voor 1 januari 1989 voor vervreemding werden overgedragen aan het Ministerie van Financiën. ".

Art.10. In artikel 209, § 1, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt het bedrag " 4000 " vervangen door " 4500 ",het jaartal " 1999 " door " 2000 ", het jaartal " 1998 " door " 1999 " en " 198 " door " 199 ".

Art.11. <DVR 1999-05-18/86, art. 69, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2000> In artikel 178, § 1, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt de zinsnede " 1996 gelijk aan 18 111,0 miljoen frank " vervangen door de zinsnede " 1999 gelijk aan 19 378,4 miljoen frank ". De zinsnede " in 1996 met 160 miljoen frank, in 1997 met 140 miljoen frank, in 1998 met 120 miljoen frank, " wordt geschrapt.

Art.12. In artikel 184 van hetzelfde decreet wordt " L96 " telkens vervangen door " L99 ", wordt " C96 " telkens vervangen door " C99 " en wordt " 1996 " telkens vervangen door " 1999 ".

Art.13. <DVR 1999-05-18/86, art. 67, 003; Inwerkingtreding : 06-02-2000> In artikel 136 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :
  " De bedragen noodzakelijk voor de uitgaven voortvloeiend, uit de wettelijke en conventionele werkgeversbijdragen en lasten, met inbegrip van het door de instelling gefinancierd aanvullend pensioen, teneinde een gelijkwaardig geldelijk statuut te verzekeren als voor de universiteiten andere dan die vermeld in artikel 3, 4° a) en 5°, zijn vanaf 1999 gelijk aan, uitgedrukt in miljoenen franken :


de Katholieke Universiteit Leuven326,5
het Limburgs Universitair Centrum5,4
de Katholieke Universiteit Brussel8,1
de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen32,9
de Universitaire Instelling Antwerpen9,5
e Vrije Universiteit Brussel119,6


Art.14. Artikel 44, § 2, van het decreet betreffende de lerarenopleiding en de nascholing van 16 april 1996 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 2. Vanaf 1997 worden de bedragen vermeld in deze titel geïndexeerd als volgt :
  Nx= Tx (Cx/Cx-1)
  Waarbij
  Nx : gelijk is aan het geïndexeerde bedrag in begrotingsjaar x;
  Tx : gelijk is aan het bedrag dat in de tabel voor het betreffende begrotingsjaar vermeld staat; vanaf begrotingsjaar 2004 is dit bedrag gelijk aan het bedrag voor het begrotingsjaar 2003;
  Cx : gelijk is aan de gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar x;
  Cx-1 : gelijk aan de gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar x-1; vanaf begrotingsjaar 2004 is deze gelijk aan de gezondheidsindex bij het begin van het jaar 2003. ".

Art.15. § 1. Aan artikel 130, § 2, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd door artikel 96 van het decreet van 14 juli 1998 betreffende het Onderwijs IX, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt :
  " Vanaf het begrotingsjaar 1999 wordt dit bedrag voor de gezamelijke universiteiten vastgelegd op 438,4 miljoen frank (prijsniveau 1995). ".
  § 2. (Aan artikel 130, § 6, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd door artikel 96 van het decreet van 14 juli 1998 betreffende het Onderwijs IX, wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt :
  " Voor het begrotingsjaar 1999 bedraagt het basisbedrag WAO 1995, uitgedrukt in miljoenen franken, voor de universiteit Gent 4 846,2.) <DVR 1999-05-18/86, art. 68, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2000>

Art.16. In artikel 157, § 2, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs worden de woorden " niet meer dan 15 bedragen " vervangen door " niet meer dan 16 bedragen ".

Art.17. In artikel 32, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " Naast de in het vorig lid toegekende bijkomende werkingsmiddelen ontvangen de gesubsidieerde internaten 80 miljoen frank bijkomende werkingsmiddelen.
  Dit bedrag wordt jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A2, zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet betreffende het Onderwijs II.
  Dit bedrag wordt verdeeld op basis van het aantal interne leerlingen per internaat in het secundair onderwijs die in het voorafgaande schooljaar een studietoelage, zoals bedoeld in de wet van 19 juli 1971 betreffende de toekenning van studietoelagen, bekwamen. ".

Art.18. Artikel 17 treedt in werking op 1 januari 1999.

HOOFDSTUK V. - Binnenlandse Aangelegenheden en Stedelijk Beleid.
Afdeling 1. - Investeringsfonds.
Art.19. In artikel 2 van het decreet van 20 maart 1991 betreffende het Investeringsfonds ter verdeling van de subsidies voor bepaalde onroerende Investeringen die in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest door of op initiatief van de provincies, de gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gedaan, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 6 juli 1994 en 21 december 1994 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : " De referentiedotatie wordt vastgesteld op 5 055,1 miljoen frank ";
  2° in het vierde lid worden de woorden " S : het gemiddelde van de uurlonen op 1 januari 1993 " vervangen door de woorden " S : het gemiddelde van de uurlonen op 1 januari 1998 ".
  3° in het vierde lid worden de woorden " door het Ministerie van Economische Zaken voor de maand januari 1993 " vervangen door de woorden " door het Ministerie van Economische Zaken voor de maand januari 1998 ".

Art.20. In artikel 3 van het decreet van 20 maart 1991 betreffende het Investeringsfonds ter verdeling van de subsidies voor bepaalde onroerende Investeringen die in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest door of op initiatief van de provincies, de gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gedaan, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 6 juli 1994 en 21 december 1994 wordt een § 2bis ingevoegd, die luidt als volgt :
  " § 2bis. In 1999 wordt 73 miljoen frank voorbehouden voor gemeenten die de stemverrichtingen naar aanleiding van de verkiezingen van het Vlaams Parlement automatiseren door het gebruik van informatica-apparatuur. ".

Afdeling 2. - Sociaal Impulsfonds.
Art.21. In artikel 3 van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, gewijzigd bij de decreten van 10 december 1996 en 19 december 1997 wordt § 3 vervangen door wat volgt :
  " § 3. Vanaf 1999 wordt de netto-opbrengst van de aan het begrotingsjaar voorgaande jaren aan de in hoofdstuk VIII, afdeling 2 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, bedoelde heffingen, intresten en administratieve geldboeten ten voordele van het Vlaamse Gewest, verminderd met de vergoeding voor de administratiekosten, bedoeld in artikel 44 van hetzelfde decreet, en andere inningskosten aangewend voor de hiernavolgende uitgaven :
  1° het bedrag ter dekking van de uitgaven verbonden aan de uitvoering van de samenwerkingovereenkomst " bestendiging armoedebeleid en steunpunt armoede ";
  2° de kosten voor de bekendmaking van de werking van het Sociaal Impulsfonds en van de acties, die zijn gefinancierd met trekkingsrechten op het Sociaal Impulsfonds;
  3° de subsidiëring van projecten inzake interlokale samenwerking;
  4° de organisatie van colloquia met betrekking tot lokale besturen, ingericht met medewerking van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden;
  5° aanvulling van de werkingsuitgaven van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden in het kader van haar werking;
  6° initiatieven inzake vorming van lokale mandatarissen en ambtenaren, ingericht met medewerking van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden.
  Het saldo wordt verdeeld onder de gemeenten die op hun verzoek belast zijn met het beheer van de inventaris met betrekking tot de heffing op de leegstand, bedoeld in artikel 28 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, en daartoe toegevoegd aan de dotatie bedoeld in de decreten van 31 juli 1990 tot instelling van het Vlaams Gemeentefonds en tot regeling van een bijzondere dotatie voor sommige gemeenten van het Vlaams Gewest en 7 november 1990 tot vaststelling van de regelen inzake de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds. ".

Art.22. § 1. In artikel 4, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden " een bedrag van 80 miljoen frank " vervangen door de woorden " een bedrag van 100 miljoen frank ".
  § 2. Artikel 5, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
  " Jaarlijks wordt in programma 53.2 van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap een vastleggingskrediet ingeschreven ten bedrage van 40 000 000 frank voor onderzoekingen en experimenten met een supracommunale waarde of draagwijdte evenals voor ondersteuning van verenigingen die actief zijn in en voor de vierde wereld, en een vastleggingskrediet van 20 000 000 frank voor vorming, begeleiding, informatie en sensibilisering in het kader van dit decreet. ".

Art.23. In artikel 6, § 5, eerste lid, en artikel 6, § 6, derde lid, van het decreet van 14 mei 1996, tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds wordt het jaartal '2000' vervangen door het jaartal '1999'.
  In artikel 6, § 5, derde lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden " In het jaar van de actualisatie " vervangen door de woorden " In het jaar na de actualisatie ".

Art.24. Aan artikel 3 van het decreet van 31 juli 1990 tot instelling van het Vlaams Gemeentefonds en tot regeling van een bijzondere dotatie voor sommige gemeenten van het Vlaamse Gewest, gewijzigd bij decreet van 14 mei 1996, wordt een lid toegevoegd :
  " Vanaf de verdeling voor het jaar 1999 wordt de berekende dotatie verhoogd met het saldo bedoeld in artikel 3, § 3, laatste lid van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds. ".

Art.25. In artikel 6 van het decreet van 7 november 1990 tot vaststelling van de regelen inzake de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, gewijzigd bij decreet van 6 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " in drie delen " worden vervangen door de woorden " in vier delen ";
  2° er wordt een 4° toegevoegd dat luidt als volgt : " het saldo bedoeld in artikel 3, laatste lid van het decreet van 31 juli 1990 tot instelling van het Vlaams Gemeentefonds en tot regeling van een bijzondere dotatie voor sommige gemeenten van het Vlaamse Gewest is bestemd voor de gemeenten die op hun verzoek belast zijn met het beheer van de inventaris met betrekking tot de heffing op de leegstand en dit in verhouding tot de gekende opbrengst voor die gemeente. ".

Afdeling 3. - Provinciefonds.
Art.26. (Opgeheven) <DVR 2000-06-30/39, art. 28, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2000>

HOOFDSTUK VI. - DAB Linker Scheldeoever (LSO).
Art.27. De uitvoering van de opdrachten van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever zoals omschreven in de wet van 8 mei 1929 met betrekking tot het aanleggen van een tunnel onder de Schelde te Antwerpen en de inrichting der gronden op de Linkeroever aldaar en de rechten, verplichtingen en goederen worden overgedragen aan het Vlaamse Gewest.

Art.28. De personeelsleden van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever worden overgedragen aan het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en geïntegreerd in het departement Leefmilieu en Infrastructuur.

Art.29. § 1. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regelen inzake de overdracht van deze personeelsleden.
  § 2. Zij behouden ten minste hun hoedanigheid, graad, administratieve en geldelijke anciënniteit, evenals de toelagen, vergoedingen, premies en andere voordelen die zij hadden krachtens de reglementering van toepassing op de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever.
  Zij behouden deze toelagen, vergoedingen, premies en andere voordelen slechts in zoverre de voorwaarden voor de toekenning blijven bestaan in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Art.30.
  <Opgeheven bij DVR 2006-04-21/55, art. 21bis, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.31.
  <Opgeheven bij DVR 2006-04-21/55, art. 21bis, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.32.
  <Opgeheven bij DVR 2006-04-21/55, art. 21bis, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.33.
  <Opgeheven bij DVR 2006-04-21/55, art. 21bis, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.34. De wet van 8 mei 1929 met betrekking tot het aanleggen van een tunnel onder de Schelde te Antwerpen en de inrichting der gronden op den Linkeroever aldaar wordt opgeheven.

HOOFDSTUK VII. - Terugvordering van overheidssteun.
Art.35. § 1. In het geval van het niet naleven van de informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag, kan de steun die is toegekend op basis van artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 oktober 1991 tot regeling van de bevordering van het industrieel wetenschappelijk- technologisch onderzoek in Vlaanderen, teruggevorderd worden indien deze tekortkoming zich heeft voorgedaan binnen een periode van 5 jaar die ingaat op de datum van beslissing tot toekenning van steun. De Vlaamse regering regelt de nadere modaliteiten van deze terugvordering.
  § 2. Onder informatie- en raadplegingsprocedures wordt verstaan : de procedures bedoeld in de artikelen 3, 7 en 11 van CAO nummer 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972, artikel 6 van CAO nummer 24 van 2 oktober 1975 betreffende de procedure van inlichting en raadpleging van werknemersvertegenwoordiging met betrekking tot het collectief ontslag, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 januari 1976, de artikelen 6 tot 8 van het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag, de artikelen 4 en 37 van CAO nummer 62 van 6 februari 1996 betrefffende de instelling van een Europese Ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 maart 1996 en artikel 66 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling.

HOOFDSTUK VIII. - VLAMIVORM.
Art.36. Het opschrift van het decreet van 19 december 1997 houdende een vermindering van de onroerende voorheffing van tewerkstellingsbevorderende investeringen wordt aangevuld met de woorden : " in vorming ".

Art.37. In artikel 1 van hetzelfde decreet wordt het woord " gewestaangelegenheid " vervangen door de woorden : " gewest- en gemeenschapsaangelegenheid ".

Art.38. § 1. In artikel 2, § 1, van hetzelfde decreet wordt het jaar " 1998 " vervangen door het jaar " 1999 ";
  § 2. In artikel 2, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " en het wegtransport " worden vervangen door " , het transport op de weg en te water, de arbeidsbemiddeling, de reiniging van gebouwen, de informatica en aanverwante sectoren ";
  2° de datum " 30 juni 1998 " wordt vervangen door de datum " 31 mei 1999 ";
  3° tussen de woorden " investeringstegemoetkoming " en " verleend " worden de woorden " in vorming " ingevoegd.

Art.39. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " het kalenderjaar 1996 " worden vervangen door de woorden " het kalenderjaar 1997 " en de woorden " het kalenderjaar 1997 " wordt telkens vervangen door de woorden " het kalenderjaar 1998 ";
  2° § 1, 1°, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " 1° in de mate dat de belastingplichtige vormingsintenties aangeeft ten gunste van werkenden in de onderneming;
  2° op voorwaarde dat de onder 1° vermelde vormingsintenties een bijkomende vormingsinspanning inhouden bovenop het vormingsniveau van de onderneming in 1998, tenzij het vormingsniveau van de belastingplichtige in 1998 een door de Vlaamse regering vast te stellen percentage van de loonmassa overschrijdt; ";
  3° in § 1 wordt " 2° " vervangen door " 3° ";
  4° in § 2 wordt het getal " 20 000 " vervangen door " 25 000 ";
  5° in § 3 wordt het woord " arbeidsplaats " telkens vervangen door " personeelseenheid ";
  6° in § 4 wordt het bedrag " 100 000 ECU " vervangen door het bedrag " 2 500 000 euro ";
  7° in § 5 worden de woorden vanaf " dat zij geen " tot en met " van toepassing zou zijn " vervangen door de woorden : " dat zij conform de EU-kaderregeling inzake opleidingssteun over een periode van drie jaar geen opleidingssteun zal aanvragen of genieten, die meer bedraagt dan 2 500 000 euro ";
  8° in § 6 worden de woorden : " en het wegtransport " vervangen door de woorden : " , het transport op de weg en te water, de arbeidsbemiddeling, de reiniging van gebouwen, de informatica en aanverwante sectoren ";
  9° in § 6 worden de woorden " inzake toename of behoud van de tewerkstelling en investeringen, zoals omschreven in artikel 3, § 1, voldoet " vervangen door de woorden " zoals bepaald in §§ 1, 4 en 5, voldoet ".

Art.40. In hetzelfde decreet wordt een artikel 3bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Artikel 3bis. De investeringstegemoetkoming moet binnen een termijn van maximaal één jaar vanaf de datum van de definitieve toekenning ervan aan de onderneming besteed worden aan vorming voor werkenden in de onderneming zoals werd aangegeven in de vormingsintenties. Het vormingsniveau moet gedurende die termijn met minimaal de investeringstegemoetkoming verhoogd worden ten opzichte van het vormingsniveau van 1998, tenzij het vormingsniveau van de belastingplichtige, zowel in 1998 als tijdens de in dit artikel vermelde termijn, voldoet aan het percentage, bedoeld in artikel 3, § 1. ".

Art.41. In artikel 4 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord " wegtransport " wordt vervangen door de woorden : " het transport op de weg en te water, de arbeidsbemiddeling, de reiniging van gebouwen, de informatica, aanverwante sectoren ";
  2° na het woord " personeelseenheid " worden de volgende woorden ingevoegd : " ,vorming, vormingsniveau, bijkomende vormingsinspanning en vormingsintenties ";
  3° na de woorden " aanvraag en controle " worden de volgende woorden toegevoegd : " en inzake de terugvor dering in het geval niet aan de vormingsvoorwaarde zoals bepaald in artikel 3bis of niet aan de informatie- of raadplegingsprocedure bij collectief ontslag werd voldaan. ".

HOOFDSTUK IX. - Ruimtelijke ordening.
Art.42. Aan artikel 35, tweede lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, worden de volgende zinnen toegevoegd :
  " Als waarde van het goed op het ogenblik van verwerving wordt in aanmerking genomen, het bedrag dat als grondslag heeft gediend voor de heffing van de registratie- of successierechten over de volle eigendom van het goed, of, bij ontstentenis van zulke heffing, de verkoopwaarde van het goed in volle eigendom op de dag van de verwerving. Als waarde van het goed op het ogenblik van het ontstaan van het recht op schadevergoeding wordt in aanmerking genomen :
  1° in geval van overdracht van het goed, het bedrag dat als grondslag heeft gediend voor de heffing van de registratie- of successierechten over de volle eigendom van het goed, of, indien zulke heffing ontbreekt, de verkoopwaarde van het goed in volle eigendom op de dag van de overdracht met als minimum de overeengekomen waarde;
  2° in geval van weigering van een bouw- of verkavelingsvergunning of in geval van een negatief stedenbouwkundig attest, de verkoopwaarde op dat ogenblik. ".

Art.43. In artikel 35 van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd :
  " De waarde van het goed op het ogenblik van de verwerving wordt geactualiseerd door ze te vermenigvuldigen met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de kalendermaand voorafgaand aan die waarin de schadevergoeding is vastgesteld en het zo bekomen getal te delen door het gemiddelde indexcijfer van de consumtieprijzen van het jaar van verwerving door de vergoedingsgerechtigde, in voorkomend geval, omgerekend op dezelfde basis als eerstgenoemd indexcijfer. De aldus bekomen waarde wordt verhoogd met de kosten van verwerving en met de uitgaven die door de vergoedingsgerechtigde zijn gedragen met het oog op de realisatie van de bestemming van het goed op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het plan als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. ".

Art.44. In artikel 36 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 worden in het tweede lid de woorden " artikel 35, derde lid " vervangen door de woorden " artikel 35, vierde lid ".

Art.45. Artikel 35, vierde lid, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.46. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de reeds aanhangig gemaakte vorderingen tot schadevergoeding, waarover nog geen in kracht van gewijsde gegane uitspraak bestaat.

HOOFDSTUK X. - Lease in-Lease out.
Art.47. In artikel 12 van het decreet van 7 juli 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 wordt § 2 opgeheven.
  De Vlaamse regering wordt gemachtigd om het Boudewijngebouw aan te kopen onder de voorwaarden bepaald in artikel 12 van het decreet van 7 juli 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998.

HOOFDSTUK XI. - Successierechten.
Art.48. Voor wat het Vlaamse Gewest betreft worden in artikel 60bis van het Wetboek der Successierechten, zoals ingevoegd bij artikel 21 van het decreet van 20 december 1996 en gewijzigd bij de artikelen 26 en 27 van het decreet van 8 juli 1997, de volgende wijzigingen aangebracht.
  1° in § 1 worden de woorden " in de vijf jaar voorafgaand aan het overlijden " vervangen door de woorden " in de drie jaar voorafgaand aan het overlijden ".
  2° de tweede alinea van § 1 wordt vervangen als volgt :
  " Voor de berekening van de 50 procent wordt tevens rekening gehouden met de activa of de aandelen :
  - die in het bezit zijn of waren van ascendenten of descendenten en hun echtgenoten, of van de zijverwanten van de overledene tot en met de tweede graad;
  - die in het bezit zijn van kinderen van vooroverleden broers en zusters van de overledene.
  Fusie, splitsing, inbreng van aandelen, of andere verrichtingen in de drie jaar vóór het overlijden, waarbij de betrokkene rechtstreeks of onrechtstreeks aandeelhouder werd of blijft, belet niet dat het 3 %-tarief wordt toegepast, op voorwaarde dat de betrokkene vóór en na de verrichting aan de voorwaarden voldoet.
  Voor aandelen in vennootschappen met een sociaal oogmerk (VSO) geldt de 50 % eigendoms-voorwaarde niet. ".
  3° in § 5 wordt de vijfde alinea toegevoegd aan de vierde alinea.
  4° aan § 5 wordt een alinea toegevoegd, luidend als volgt :
  " In afwijking van het vorig lid blijft de tariefvermindering voorlopig volledig behouden, tijdens genoemde periode van vijf jaar, indien het voortschrijdende gemiddelde aantal in het Vlaamse Gewest tewerkgestelde personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse eenheden, berekend op het einde van elk van de eerste vijf jaar na het overlijden, tenminste gelijk is aan 50 procent van het aantal personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse eenheden, op het ogenblik van het overlijden. Indien en in de mate dat de tewerkstelling uitgedrukt in voltijdse eenheden na verloop van de termijn van vijf jaar lager is dan het aantal personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse eenheden, op het ogenblik van het overlijden, is de belasting tegen het normale tarief verschuldigd. ".
  5° § 11, tweede en derde alinea, wordt als volgt gewijzigd :
  " Indien bijkomende rechten verschuldigd worden, tengevolge van het niet langer vervullen van de voorwaarden vermeld in dit artikel, dienen de erfgenamen, legatarissen of begiftigden dit te melden bij wijze van aanvullende aangifte, binnen de vijf maanden nadat de verschuldigdheid definitief is komen vast te staan.
  Zij die de vermindering als bedoeld in dit artikel genoten hebben moeten, na verloop van een termijn van vijf jaar na het overlijden, aantonen dat de voorwaarden gesteld voor het behoud van het voordeel, vervuld zijn. ".

HOOFDSTUK XII.   
Art.49.
  <Opgeheven bij DVR 2020-12-18/12, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.50.
  <Opgeheven bij DVR 2020-12-18/12, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.51.
  <Opgeheven bij DVR 2020-12-18/12, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 51bis.
  <Opgeheven bij DVR 2020-12-18/12, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.52.
  <Opgeheven bij DVR 2020-12-18/12, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.53.
  <Opgeheven bij DVR 2020-12-18/12, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.54.
  <Opgeheven bij DVR 2020-12-18/12, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK XIII. - Emancipatiezaken.
Art.55. De dienst van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap bevoegd voor emancipatiezaken wordt ertoe gemachtigd, binnen de perken van de aan deze toegewezen kredieten, de uitgaven ten laste te nemen met het oog op de uitvoering van het emancipatiebeleid van de Vlaamse regering en dit zowel wat betreft de diensten van de Vlaamse Gemeenschap als wat betreft het opzetten en doorvoeren van pilootprojecten in de instellingen van openbaar nut afhangend of het onder toezicht staand van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, en dit ongeacht de aard van de ten laste te nemen uitgaven.

HOOFDSTUK XIV.   
Art. 55bis.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Afdeling 1.   
Art.56.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Afdeling 2.   
Art.57.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.58.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Afdeling 3.   
Onderafdeling 1.   
Art.59.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art. 59bis.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Onderafdeling 2.   
Art.60.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Onderafdeling 3.   
Art. 60bis.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Afdeling 4.   
Art. 60ter.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art. 60quater.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art. 60quinquies.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Afdeling 4.   
Art.61.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.62.
  <Opgeheven bij DVR 2013-05-03/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

HOOFDSTUK XV. - Toerisme.
Art.63. § 1. In het kader van het bijzonder programma ter promotie van het toerisme aan de Vlaamse kust (Actieplan Kust 2002), wordt de Vlaamse regering ertoe gemachtigd om ten laste van de begrotingen 1997, 1998 en 1999 volgende subsidies toe te kennen en in dezelfde of volgende begrotingsjaren uit te betalen :


ProjectRechthebbendeMaximaal totaal bedrag van de subsidie
   over de drie begrotingsjaren
Frimout centrumStad Oostende25,0
Fort NapoleonVZW stichting Vlaams Erfgoed5,0
De pierStad Blankenberge135,0
Flanders New-Port 2002Stad Nieuwpoort167,0
WestmuseumVZW Hof ter Bloemmmolens 200225,5
OLV ter DuinenGemeente Koksijde40,0
BakkerijmuseumVZW Walter Plaetinck5,0
SeafrontStad Brugge20,0
JachthavenStad Veurne5,5
Totaal 428,0

  § 2. Indien één van de bovengemelde projecten niet wordt uitgevoerd kan de Vlaamse regering de aan dit project in § 1 toegewezen subsudie herverdelen over de andere rechthebbenden zonder dat echter per rechthebbende het maximaal totaal bedrag van de subsidie meer dan 50 % van de geraamde kostprijs mag bedragen.
  § 3. De Vlaamse regering stelt de verdere voorwaarden inzake toekenning en uitbetaling van de subsidie vast in afwijking van het koninklijk besluit van 17 februari 1967 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van de subsidies door de staat verleend voor de ontwikkeling van de toeristische infrastructuur en de decreten van 29 mei 1984 houdende de oprichting van een Vlaams Commissariaat-Generaal voor Toerisme en van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Raad voor het Toerisme.
  § 4. Dit artikel heeft uitwerking met ingang vanaf 1 januari 1997.
  (NOTA : Artikel 63, § 4, werd gewijzigd door artikel 39 van DVR 1999-12-22/35. Dit artikel 39 wordt ingetrokken bij DVR 2000-06-30/39, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2000>)

HOOFDSTUK XVI. - Inwerkingtreding.
Art. 64. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1999, behoudens andersluidende bepalingen in dit decreet.