19 DECEMBER 1997. - Decreet houdende een vermindering van de onroerende voorheffing ter stimulering van tewerkstellingsbevorderende investeringen [in vorming]. (DVR 1998-12-19/30, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-01-1998 en tekstbijwerking tot 31-12-1998)
Art. 1-3, 3bis, 4-5
Artikel 1. Dit decreet regelt een (gewest- en gemeenschapsaangelegenheid). <DVR 1998-12-19/30, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art.2. § 1. In dit decreet wordt onder onroerende voorheffing het totale bedrag aan onroerende voorheffing en provinciale en gemeentelijke opcentiemen verstaan dat ten laste van de belastingplichtige met betrekking tot het aanslagjaar (1999) werd ingekohierd. <DVR 1998-12-19/30, art. 38, § 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
§ 2. Aan ondernemingen actief in de sectoren van de bewerkende en de verwerkende nijverheid, de bouwnijverheid (, het transport op de weg en te water, de arbeidsbemiddeling, de reiniging van gebouwen, de informatica en aanverwante sectoren) wordt op hun verzoek, dat uiterlijk op (31 mei 1999) het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap dient te bereiken, een investeringstegemoetkoming (in vorming) verleend die in mindering komt van de onroerende voorheffing op onroerende goederen, met inbegrip van materieel en outillage, die door de belastingplichtige in het Vlaamse Gewest zijn belegd en die door deze ondernemingen voor de uitoefening van beroepswerkzaamheden worden aangewend. <DVR 1998-12-19/30, art. 38, § 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art.3. § 1. Deze investeringstegemoetkoming wordt toegekend :
1° (in de mate dat de belastingplichtige vormingsintenties aangeeft ten gunste van werkenden in de onderneming;
2° op voorwaarde dat de onder 1° vermelde vormingsintenties een bijkomende vormingsinspanning inhouden bovenop het vormingsniveau van de onderneming in 1998, tenzij het vormingsniveau van de belastingplichtige in 1998 een door de Vlaamse regering vast te stellen percentage van de loonmassa overschrijdt;) <DVR 1998-12-19/30, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
(3°) indien de tewerkstelling van de belastingplichtige in het Vlaamse Gewest in (het kalenderjaar 1998) toegenomen of minstens behouden is in vergelijking met (het kalenderjaar 1997). <DVR 1998-12-19/30, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
§ 2. De investeringstegemoetkoming bedraagt :
1° (25 000) BEF per personeelseenheid tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest voor kleine ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden inzake personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal, en samenstelling van kapitaal voor kleine ondernemingen in toepassing van de wet van 4 augustus 1978 inzake economische expansie en zoals omschreven in de communautaire kaderregeling van 16 juli 1996 inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen; <DVR 1998-12-19/30, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
2° 10 000 BEF per personeelseenheid tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest voor de overige belastingplichtigen.
§ 3. De investeringstegemoetkoming wordt verhoogd met :
1° ofwel 5 000 BEF per bijkomend gecreëerde (personeelseenheid) in het Vlaamse Gewest in de loop van (het kalenderjaar 1998); <DVR 1998-12-19/30, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
2° ofwel 10 000 BEF per bijkomend gecreëerde (personeelseenheid) in het Vlaamse Gewest voor een laaggeschoolde langdurig werkloze in de loop van (het kalenderjaar 1998). <DVR 1998-12-19/30, art. 39, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
§ 4. Het totale bedrag van de investeringstegemoetkoming kan per belastingplichtige nooit meer bedragen dan de onroerende voorhefing te zijnen laste ingekohierd, met een absoluut maximum van (2 500 000 euro). <DVR 1998-12-19/30, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
§ 5. Het verkrijgen en behouden van het voordeel van de investeringstegemoetkoming is onderworpen aan de voorwaarde dat de onderneming de volgende verbintenis aangaat en naleeft : (dat zij conform de EU-kaderregeling inzake opleidingssteun over een periode van drie jaar geen opleidingssteun zal aanvragen of genieten, die meer bedraagt dan 2 500 000 euro.) <DVR 1998-12-19/30, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
§ 6. De investeringstegemoetkoming betreft eveneens de onroerende voorheffing verschuldigd door belastingplichtigen die de betreffende onroerende goederen verhuren of in financiële leasing geven aan ondernemingen die de goederen aanwenden in de be- of verwerkende nijverheid, de bouwnijverheid (, het transport op de weg en te water, de arbeidsbemiddeling, de reiniging van gebouwen, de informatica en aanverwante sectoren) in het Vlaamse Gewest, en waarbij de huurder of leasingnemer aan de vereisten (zoals bepaald in §§ 1, 4 en 5, voldoet). In dat geval is de investeringstegemoetkoming onderworpen aan de voorwaarde dat de investeringstegemoetkoming volledig wordt overgedragen ten gunste van deze huurder of leasingnemer. <DVR 1998-12-19/30, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 3bis. <Ingevoegd bij DVR 1998-12-19/30, art. 40; Inwerkingtreding : 01-01-1999> De investeringstegemoetkoming moet binnen een termijn van maximaal één jaar vanaf de datum van de definitieve toekenning ervan aan de onderneming besteed worden aan vorming voor werkenden in de onderneming zoals werd aangegeven in de vormingsintenties. Het vormingsniveau moet gedurende die termijn met minimaal de investeringstegemoetkoming verhoogd worden ten opzichte van het vormingsniveau van 1998, tenzij het vormingsniveau van de belastingplichtige, zowel in 1998 als tijdens de in dit artikel vermelde termijn, voldoet aan het percentage, bedoeld in artikel 3, § 1.
Art.4. De Vlaamse regering omschrijft de begrippen been verwerkende nijverheid, bouwnijverheid, (het transport op de weg en te water, de arbeidsbemiddeling, de reiniging van gebouwen, de informatica, aanverwante sectoren) en laaggeschoolde langdrurig werkloze, bepaalt wat onder personeelseenheid (,vorming, vormingsniveau, bijkomende vormingsinspanning en vormingsintenties) wordt verstaan, alsook de criteria voor de vaststelling van de toename of het behoud van de tewerkstelling, stelt bijzondere regels vast ten aanzien van ondernemingen die niet per kalenderjaar boekhouden en stelt nadere regelen vast inzake aanvraag en controle (en inzake de terugvor dering in het geval niet aan de vormingsvoorwaarde zoals bepaald in artikel 3bis of niet aan de informatie- of raadplegingsprocedure bij collectief ontslag werd voldaan). <DVR 1998-12-19/30, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 5. De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-01-1998 door BVR 1998-02-17/36, art. 16)
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 19 december 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid,
Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER
De Vlaamse minister van Economie, K.M.O., Landbouw en Media,
E. VAN ROMPUY