12 MEI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake publiciteitsinrichtingen, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid en het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is en tot opheffing van diverse besluiten.(Citeertitel: "de Publiciteitsverordening van 12 mei 2023")
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Algemene voorwaarden
Art. 4-8
HOOFDSTUK 3. - Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen
Art. 9-10
HOOFDSTUK 4. - Niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen
Art. 11-13
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
Art. 14
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is
Art. 15-16
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 17-22
1957120501 1958010805 1959121401 1960012003 1960050601 1963022605 1965041309 1966031802 1969032706 1980030402 2009035737 2010035645
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Dit besluit wordt aangehaald als: de Publiciteitsverordening van 12 mei 2023.
Artikel2. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° herkenbaar: door een persoon in normale omstandigheden leesbaar of begrijpbaar;
2° oppervlakte van een publiciteitsinrichting: de oppervlakte van een publiciteitsinrichting, met inbegrip van de eventuele omkadering, of de oppervlakte van een omschrijvende rechthoek rond een publiciteitsboodschap, waarbij bij meerzijdige publiciteitsinrichtingen de oppervlakten van de zijden die vanuit een punt kunnen worden gezien, worden samengeteld. De verschillende zijden van wisselende publiciteitsboodschappen worden maar een keer geteld;
3° publiciteitsboodschap: visuele communicatie met als doel een zaak, product of activiteit te identificeren, bekend te maken of te promoten, ongeacht of die communicatie statisch, dynamisch, digitaal of analoog is;
4° publiciteitsinrichting: elk visueel middel en elke constructie, met inbegrip van alle onderdelen ervan en ongeacht het verplaatsbare of tijdelijke karakter ervan, met als doel om publiciteitsboodschappen op een vaste plaats kenbaar te maken aan het publiek;
5° zaak: een bedrijf, handelszaak, horeca, vereniging, organisatie, overheidsinstelling, vrij beroep of dienst;
6° zaakgebonden publiciteitsboodschap: een publiciteitsboodschap die betrekking heeft op een actieve zaak op die locatie, zoals de naam, het logo, de vermelding van de activiteit, of de vermelding van een van de belangrijkste producten of diensten die ter plaatse aangeboden worden;
7° zaakgebonden publiciteitsinrichting: een publiciteitsinrichting met louter zaakgebonden publiciteitsboodschappen.
Artikel3. Dit besluit is van toepassing op het plaatsen of aanbrengen van publiciteitsinrichtingen als al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de publiciteitsboodschap is herkenbaar vanaf de openbare weg;
2° voor het plaatsen of aanbrengen van de publiciteitsinrichting is een omgevingsvergunning of een meldingsakte vereist.
Dit besluit is ook van toepassing als overgegaan wordt van een bestaande vergunde of vergund geacht zaakgebonden publiciteitsinrichting naar een niet-zaakgebonden publiciteitsinrichting.
HOOFDSTUK 2. - Algemene voorwaarden
Artikel4. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing, met behoud van de toepassing van andere regelgeving, in het bijzonder de regelgeving over inname van het openbaar domein en de regelgeving over onroerend erfgoed.
Het plaatsen of aanbrengen van de publiciteitsinrichting is in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften of met geldende afwijkingsmogelijkheden ervan.
Artikel5. Publiciteitsinrichtingen en publiciteitsboodschappen hebben geen negatieve impact op de verkeersveiligheid en zijn niet hinderlijk voor:
1° de zichtbaarheid van reglementaire verkeerssignalisatie of de reglementair aangebrachte straatnaamborden;
2° de doeltreffendheid van reglementaire verkeerssignalisatie of de reglementair aangebrachte straatnaamborden door onder andere gelijkenissen te vertonen met die verkeerssignalisatie of straatnaamborden.
De publiciteitsinrichting mag de vrije doorgang over de openbare weg nooit hinderen, noch het veilig uitrijden van een goed in het gedrang brengen.
Artikel6. Publiciteitsinrichtingen mogen inwendig of uitwendig verlicht worden als al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de weggebruiker wordt niet verblind;
2° de helderheid van vrij programmeerbare inwendig verlichte publiciteitsinrichtingen is instelbaar en past zich automatisch aan het omgevingslicht aan.
Artikel7. Publiciteitsinrichtingen die knipperende of flitsende publiciteitsboodschappen weergeven, kunnen alleen worden toegelaten als de publiciteitsboodschap louter herkenbaar is vanop de volgende openbare wegen:
1° de openbare wegen waar geen of maar beperkt gemotoriseerd verkeer is toegelaten, zoals in winkel-wandelstraten of verkeersluwe straten;
2° de openbare wegen waar gemotoriseerd verkeer tijdelijk is verboden, zoals bij evenementen, gedurende de periode waarvoor dat tijdelijke verbod geldt.
Artikel8. § 1. Publiciteitsinrichtingen met bewegende publiciteitsboodschappen of publiciteitsinrichtingen waarbij van de ene publiciteitsboodschap naar de andere publiciteitsboodschap wordt overgegaan zijn niet toegelaten als de publiciteitsboodschappen aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze zijn herkenbaar vanaf autosnelwegen;
2° ze zijn herkenbaar op minder dan vijftig meter voor een kruispunt met een andere weg of een oversteekplaats voor zwakke weggebruikers;
3° ze zijn herkenbaar voor en in een gevaarlijke bocht van een weg, vanaf de verkeerssignalisatie die daarvoor is aangebracht.
§ 2. Publiciteitsinrichtingen met bewegende publiciteitsboodschappen of publiciteitsinrichtingen waarbij van de ene publiciteitsboodschap naar de andere publiciteitsboodschap wordt overgegaan, zijn alleen toegelaten als de publiciteitsinrichtingen voldoen aan al de volgende voorwaarden:
1° de weergavetijd van een publiciteitsboodschap bedraagt minimaal zes seconden;
2° er wordt niet overgegaan van de ene publiciteitsboodschap naar de andere publiciteitsboodschap door speciale effecten te gebruiken, zoals vervagen, slepen, in- of uitzoomen;
3° bij bewegende publiciteitsboodschappen beweegt maximaal een derde van het beeld.
De voorwaarden, vermeld in het eerste lid, gelden niet als de publiciteitsboodschappen alleen herkenbaar zijn vanaf de volgende openbare wegen:
1° de openbare wegen waar geen of maar beperkt gemotoriseerd verkeer is toegelaten, zoals in winkel-wandelstraten of verkeersluwe straten;
2° de openbare wegen waar gemotoriseerd verkeer tijdelijk is verboden, zoals bij evenementen, gedurende de periode waarvoor dat tijdelijke verbod geldt.
HOOFDSTUK 3. - Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen
Artikel9.. Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen en publiciteitsboodschappen die voldoen aan de algemene voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2, kunnen worden toegelaten als al de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, vervuld zijn.
Artikel10. Zaakgebonden publiciteitsboodschappen kunnen worden geïntegreerd in functionele inrichtingen, zoals zonneschermen, luifels, markiezen, terrasafsluitingen of windschermen.
Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen kunnen worden aangebracht op een vergunde of vergund geachte constructie, die geen gebouw is en die functioneel bij de zaak hoort, zoals een silo, een schoorsteen of een pyloon, als een aangebrachte publiciteitsinrichting niet uitsteekt buiten de constructie waarop ze is aangebracht.
Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen kunnen worden toegelaten aan of op een vergund of vergund geacht gebouw als de plaatsing aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
1° de plaatsing gebeurt evenwijdig met de gevel en de publiciteitsinrichting steekt niet uit buiten het gevelvlak of de kroonlijst;
2° de plaatsing gebeurt niet evenwijdig met de gevel of de publiciteitsinrichting steekt uit boven de kroonlijst, met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 10% van het geveloppervlak van de gevel waarop of waarboven de publiciteitsinrichting is aangebracht;
3° de plaatsing gebeurt op het dak met een maximale hoogte van 2,5 meter boven de kroonlijst.
Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen kunnen worden geïntegreerd in de afsluitingen en steigers van bouwplaatsen als de plaatsing van de publiciteitsinrichting wordt beperkt tot een van de volgende perioden:
1° voor de duur van de uitvoering van vergunde stedenbouwkundige handelingen, met een maximum van drie jaar;
2° voor de duur van de uitvoering van de meldingsplichtige handelingen, met een maximum van zes maanden;
3° één maand in geval van handelingen die vrijgesteld zijn van de stedenbouwkundige vergunningsplicht.
In de volgende gevallen kunnen vrijstaande zaakgebonden publiciteitsinrichtingen worden toegelaten:
1° bij plaatsing in de eerste vier meter vanaf de grens met de openbare weg, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a) de totale oppervlakte van de publiciteitsinrichtingen bedraagt maximaal vier vierkante meter per zaak en maximaal tien vierkante meter per gebouwencomplex;
b) de publiciteitsinrichting wordt niet in de zijtuinstrook geplaatst;
2° bij plaatsing vanaf de vierde meter vanaf de grens met de openbare weg, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a) de totale oppervlakte van de publiciteitsinrichtingen bedraagt maximaal tien vierkante meter per zaak en maximaal veertig vierkante meter per gebouwencomplex;
b) de publiciteitsinrichting wordt niet in de zijtuinstrook geplaatst.
Op gemotiveerd verzoek van de aanvrager en na het houden van een openbaar onderzoek kunnen in uitzonderlijke gevallen beperkte afwijkingen van de bepalingen, vermeld in dit artikel, worden toegelaten. De gevraagde afwijking mag de verkeersveiligheid niet meer in het gedrang brengen dan een plaatsing die aan de bepalingen van dit artikel voldoet. Als een advies van de wegbeheerder is vereist, dan behandelt dat advies de invloed van de gevraagde afwijking op de verkeersveiligheid. De publiciteitsinrichting blijft steeds in verhouding tot de aanwezige constructies, gebouwen en hun omgeving.
HOOFDSTUK 4. - Niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen
Artikel11. Niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen en publiciteitsboodschappen die voldoen aan de algemene voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2, kunnen enkel worden toegelaten als al de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, vervuld zijn.
Artikel12. Niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen vermelden de naam en de contactgegevens van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de publiciteitsinrichting heeft aangebracht of laten aanbrengen.
Artikel13. § 1. Niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen kunnen worden toegelaten aan of op een vergund of vergund geacht gebouw als al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de publiciteitsboodschap is niet herkenbaar vanaf een autosnelweg;
2° de plaatsing gebeurt evenwijdig met:
a) een zijgevel, als de publiciteitsboodschap herkenbaar is vanaf een gewestweg;
b) een gevel, als de publiciteitsboodschap niet herkenbaar is vanaf een gewestweg;
3° de afstand van de publiciteitsinrichting tot de randen van de gevel in kwestie bedraagt minimaal vijftig centimeter en de publiciteitsinrichting steekt niet uit buiten het gevelvlak of de kroonlijst;
4° de publiciteitsinrichting wordt niet geplaatst voor bestaande gevelopeningen;
5° de totale oppervlakte van de publiciteitsinrichting bedraagt maximaal veertig vierkante meter per gevel en is steeds in verhouding tot de aanwezige gebouwen en hun omgeving.
§ 2. Niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen kunnen worden geïntegreerd in de afsluitingen en steigers van bouwplaatsen als al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de publiciteitsboodschap is niet herkenbaar vanaf een autosnelweg;
2° de plaatsing van de publiciteitsinrichting wordt beperkt tot een van de volgende perioden:
a) voor de duur van de uitvoering van vergunde stedenbouwkundige handelingen, met een maximum van drie jaar;
b) zes maanden in geval van meldingsplichtige stedenbouwkundige handelingen waarvan akte is genomen;
c) één maand in geval van handelingen die vrijgesteld zijn van de stedenbouwkundige vergunningsplicht.
§ 3. Vrijstaande niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen kunnen worden toegelaten als al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de publiciteitsboodschap is niet herkenbaar vanaf een autosnelweg;
2° de totale oppervlakte van de publiciteitsinrichtingen bedraagt maximaal 2,5 vierkante meter per kadastraal perceel;
3° de publiciteitsinrichting wordt niet in de zijtuinstrook geplaatst.
Op gemotiveerd verzoek van de aanvrager en na het houden van een openbaar onderzoek kunnen in uitzonderlijke gevallen beperkte afwijkingen van de afmetingen vermeld in het eerste lid, 2°, worden toegelaten. De gevraagde afwijking mag de verkeersveiligheid niet meer in het gedrang brengen dan een plaatsing die aan de bepalingen van dit artikel voldoet. Als een advies van de wegbeheerder is vereist, dan behandelt dat advies de invloed van de gevraagde afwijking op de verkeersveiligheid. De publiciteitsinrichting blijft steeds in verhouding tot de aanwezige constructies, gebouwen en hun omgeving.
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
Artikel14. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 2011, wordt punt 3° opgeheven.
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is
Artikel15. In het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt het opschrift van hoofdstuk 9 vervangen door wat volgt:
"Hoofdstuk 9 Publiciteitsinrichtingen".
Artikel16. Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en 15 juli 2016, wordt vervangen door wat volgt:
"Artikel 9. Voor de toepassing van dit artikel zijn de definities, vermeld in artikel 2 van de Publiciteitsverordening van 12 mei 2023, van toepassing.
Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is niet nodig om de volgende handelingen uit te voeren, voor zover de handelingen voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5, 6, 7 en 8 van de Publiciteitsverordening van 12 mei 2023:
1° het plaatsen of aanbrengen van niet-lichtgevende zaakgebonden publiciteitsinrichtingen aan een vergund of vergund geacht gebouw, met een totale oppervlakte van maximaal 4 vierkante meter per zaak;
2° het plaatsen of aanbrengen van publiciteitsinrichtingen op straatmeubilair dat geplaatst is door of in opdracht van een overheid, of op nutsvoorzieningen die behoren tot het openbaar domein, op voorwaarde dat de publiciteitsboodschap maximaal de helft van de oppervlakte of tijd inneemt;
3° het plaatsen of aanbrengen van publiciteitsinrichtingen die voortvloeien uit wettelijke of reglementaire bepalingen;
4° het plaatsen of aanbrengen van publiciteitsinrichtingen die alleen informatie van de overheid bevatten of die deel uitmaken van sensibiliseringscampagnes van de overheid;
5° het plaatsen of aanbrengen van publiciteitsinrichtingen door of in opdracht van een overheid met het oog op politieke affichage of affichage voor activiteiten van sociale, culturele, pedagogische, caritatieve, levensbeschouwelijke, sportieve en recreatieve aard;
6° het plaatsen of aanbrengen van publiciteitsinrichtingen voor verkiezingen van het Europees, Federaal of Vlaams Parlement, of voor provincie-, gemeente- of districtsraadsverkiezingen als de voorwaarden van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 vervuld zijn;
7° het plaatsen of aanbrengen van publiciteitsinrichtingen op een onroerend goed, waarbij wordt bekendgemaakt dat dat goed te koop of te huur is als al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
a) de totale maximale oppervlakte bedraagt niet meer dan vier vierkante meter per onroerend goed;
b) de publiciteitsinrichting wordt uiterlijk veertien dagen na de verhuring of verkoop verwijderd;
8° het plaatsen of aanbrengen van publiciteitsinrichtingen waarmee het publiek geïnformeerd wordt over tijdelijke en kleinschalige activiteiten van sociale, culturele, pedagogische, caritatieve, levensbeschouwelijke, sportieve en recreatieve aard als al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
a) de publiciteitsinrichting wordt niet geplaatst of aangebracht op plaatsen waar de publiciteitsboodschap herkenbaar is vanaf autosnelwegen;
b) de publiciteitsinrichting wordt geplaatst of aangebracht in de gemeente waar de activiteit plaatsvindt of in de omliggende gemeenten;
c) de activiteit wordt georganiseerd door een niet-commerciële organisator;
d) de totale maximale oppervlakte bedraagt niet meer dan vier vierkante meter per bord;
e) er wordt maximaal een bord per perceel geplaatst of, bij percelen die een straatbreedte van meer dan vijftig lopende meter hebben, maximaal een bord per begonnen vijftig lopende meter aan de straat;
f) eventuele vermeldingen van sponsors bedragen maximaal een derde van de totale oppervlakte;
g) de publiciteitsinrichting wordt maximaal zestig dagen voor het begin van de activiteit geplaatst of aangebracht en wordt uiterlijk veertien dagen na de activiteit verwijderd.".
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Artikel17. De publiciteitsinrichtingen die zijn geplaatst in overeenstemming met de geldende wettelijke bepalingen, mogen behouden blijven.
Artikel18. Provinciale stedenbouwkundige verordeningen kunnen dit besluit niet aanvullen.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen kunnen dit besluit aanvullen.
De gemeenteraden brengen eventueel bestaande gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen binnen vierentwintig maanden na de datum van de inwerkingtreding van deze verordening in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening.
Artikel19. De volgende regelingen worden opgeheven:
1° het koninklijk besluit van 5 december 1957 houdende bepaling van de landschappen waarvoor regelen worden gesteld op het aanplakken en reclame maken, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 februari 1959, 18 april 1963, 2 oktober 1964 en 27 maart 1969;
2° het koninklijk besluit van 8 januari 1958 houdende bepaling van de toeristische verkeerswegen waarvoor regelen worden gesteld op het aanplakken en reclame maken, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 februari 1959 en 18 april 1963;
3° het koninklijk besluit van 14 december 1959 waarbij regelen worden gesteld op het aanplakken en reclame maken, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 november 1960, 28 juni 1963 en 27 februari 1964, en bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2004;
4° het koninklijk besluit van 20 januari 1960 houdende bepaling van de waterlopen waarop de regelen inzake aanplakken en reclame van toepassing zijn, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 november 1960;
5° het koninklijk besluit van 1 maart 1960 houdende bepaling van de verkeerswegen waarvoor regelen worden gesteld op het aanplakken en reclame maken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 november 1960;
6° het koninklijk besluit van 6 mei 1960 houdende bepaling van de landschappen en van de toeristische verkeerswegen waarvoor regelen worden gesteld op het aanplakken en reclame maken;
7° het koninklijk besluit van 26 februari 1963 houdende aanwijzing van de wegen die vallen onder de tweede paragraaf van het koninklijk besluit van 14 december 1959 waarbij regelen worden gesteld op het aanplakken en reclame maken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 april 1965;
8° het koninklijk besluit van 13 april 1965 houdende aanwijzing van de wegen die vallen onder de tweede paragraaf van het koninklijk besluit van 14 december 1959 waarbij regelen worden gesteld op het aanplakken en reclame maken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 1969;
9° het koninklijk besluit van 18 maart 1966 houdende aanwijzing van wegen die vallen onder de tweede paragraaf van het koninklijk besluit van 14 december 1959 waarbij regelen worden gesteld op het aanplakken en reclame maken;
10° het koninklijk besluit van 27 maart 1969 houdende aanwijzing van de wegen die vallen onder de tweede paragraaf van het koninklijk besluit van 14 december 1959 waarbij regelen worden gesteld op het aanplakken en reclame maken;
11° het koninklijk besluit van 4 maart 1980 houdende instelling van een interministeriële commissie van advies inzake het aanplakken en reclame maken.
Artikel20. Dit besluit is van toepassing op vergunningsaanvragen die vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit worden ingediend.
Artikel21. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 22. De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.