9 DECEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging of opheffing van diverse uitvoeringsbesluiten als gevolg van de invoering van het wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen
Art. 1-17
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten
Art. 18-25
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
Art. 26-28
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde
Art. 29-30
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde
Art. 31-33
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 34-39
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 februari 2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Art. 40-42
HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2019 tot aanwijzing van de centraliserende organisaties en van de unieke contactpunten t.a.v. het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten
Art. 43
HOOFDSTUK 9. - Inwerkingtreding
Art. 44-45
BIJLAGEN. (ERRATUM, zie B.St. 03-02-2020, p.5740)
Art. N1-N4
1927030350 1936033150 1969122905 1970070811 1992003833 2019011084 2019041053
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen
Artikel 1. In artikel 215 van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2017 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, worden de woorden "voor de betekening van het dwangschrift voorzien in artikel 202/5 van het Wetboek diverse rechten en taksen" vervangen door de woorden "voordat deze taks, interesten en boeten in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen worden opgenomen".
Art.2. In artikel 2241 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 februari 2006, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 december 2006 en 17 februari 2019, worden de woorden "voor de betekening van het dwangschrift voorzien in artikel 202/5 van het Wetboek diverse rechten en taksen" vervangen door de woorden "voordat deze taks, interesten en boeten in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen worden opgenomen".
Art.3. Artikel 2244 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 maart 1989 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019 wordt vervangen als volgt:
"Art. 2244. De jaarlijkse taks op de winstdeelnemingen en, in voorkomend geval, de interesten en boeten worden, voordat deze taks, interesten en boeten worden opgenomen in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen, betaald door storting of overschrijving op de financiële rekening van het kantoor dat bij artikel 2241, eerste lid, 1° en 2°, aangeduid is voor het heffen van de jaarlijkse taks op de verzekeringsovereenkomsten."
Art.4. In artikel 225 van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 30 juni 1993, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 december 2006 en 17 februari 2019, wordt de inleidende zin die begint met de woorden " De taks op het lange termijnsparen" en eindigt met de woorden "waar gevestigd zijn:" vervangen door de volgende zin:
"De taks op het lange termijnsparen en, in voorkomend geval, de interesten en boeten worden, voordat deze taks, interesten en boeten worden opgenomen in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen, betaald door storting of overschrijving op de financiële rekening van het kantoor waar gevestigd zijn: ".
Art.5. Artikel 228 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, wordt vervangen als volgt:
"Art. 228. De belasting voor aanplakking en, in voorkomend geval, de boeten worden, voordat deze taks en boeten worden opgenomen in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen, betaald door storting of overschrijving op de financiële rekening door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde."
Art.6. In artikel 2407octies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, worden de woorden "voor de betekening van het dwangschrift voorzien in artikel 202/5 van het Wetboek diverse rechten en taksen" vervangen door de woorden "voordat deze taks, interesten en boeten in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen worden opgenomen".
Art.7. In boek II van hetzelfde besluit wordt een titel XII ingevoegd die de artikelen 2407duodecies tot 2407quaterdecies bevat, luidende:
"Titel XII - Jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen
Art. 2407duodecies. De aangifte van de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen wordt overeenkomstig het model in bijlage 4 van dit besluit opgesteld op papier. Zij vermeldt:
1° het aanslagjaar;
2° de benaming, de statutaire zetel en in voorkomend geval, het ondernemingsnummer of een ander nummer toegekend door de Federale Overheidsdienst Financiën, van de aangevende instelling;
3° de oprichtingsdatum van deze instelling;
4° de totale belastbare grondslag;
5° het bedrag van de verschuldigde taks.
Indien de collectieve beleggingsinstelling verschillende compartimenten bevat, wordt de belastbare grondslag per compartiment gedetailleerd onderaan de aangifte.
Wanneer het totaal van de in België netto uitstaande bedragen uitgedrukt is in een buitenlandse munt, wordt aangeduid:
a) de omrekeningskoers in euro op datum van 31 december van het voorafgaande jaar of, in voorkomend geval, de laatste koers voorafgaand aan de eenendertigste december. De omrekeningskoers wordt, indien nodig, bepaald overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 september 1992 tot vaststelling van de nadere regels voor de omrekening in euro van bedragen die in de openbare en administratieve akten zijn uitgedrukt in bepaalde munteenheden;
b) de omrekeningswaarde van het totaal van de in België netto uitstaande bedragen in euro.
Art. 2407terdecies. De jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen en in voorkomend geval, de interesten en de boeten, worden betaald, voordat deze taks, interesten en boeten in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen worden opgenomen, door storting of overschrijving op de financiële rekening van de dienst aangeduid door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde.
Op het stortings- of overschrijvingsformulier worden de benaming, het ondernemingsnummer en de statutaire zetel van de collectieve beleggingsinstelling op het tijdstip van de betaling alsmede het aanslagjaar waarvoor de betaling geschiedt, vermeld.
Art. 2407quaterdecies. § 1. De aanvraag tot teruggave van de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen, interesten en boeten wordt overeenkomstig het model in bijlage 5 van dit besluit opgesteld op papier.
§ 2. De teruggave van de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen, interesten en boeten geschiedt aan de persoon die de taks gekweten heeft.
De teruggave wordt aangevraagd aan de leidende ambtenaar van de dienst aangeduid door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde. Deze ambtenaar meldt de ontvangst van de aanvraag de dag waarop zij hem toekomt.
De teruggave is ondergeschikt aan het voorleggen van de documenten die het bestaan van de oorzaak van de terugbetaling rechtvaardigen.".
Art.8. In boek II van hetzelfde besluit wordt een titel XIII ingevoegd die de artikelen 2407quinquiesdecies tot 2407septiesdecies bevat, luidende:
"Titel XIII - Jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen
Art. 2407quinquiesdecies. De aangifte van de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen wordt overeenkomstig het model in bijlage 6 van dit besluit opgesteld op papier. Zij vermeldt:
1° het aanslagjaar;
2° de benaming, de statutaire zetel en in voorkomend geval het ondernemingsnummer of een ander nummer toegekend door de Federale Overheidsdienst Financiën, van de aangevende onderneming;
3° de oprichtingsdatum van deze onderneming;
4° de belastbare grondslag;
5° het bedrag van de verschuldigde taks.
Art. 2407sexiesdecies. De jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen en in voorkomend geval, de interesten en de boeten, worden betaald, voordat deze taks, interesten en boeten in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen worden opgenomen, door storting of overschrijving op de financiële rekening van de dienst aangeduid door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde.
Op het stortings- of overschrijvingsformulier worden de benaming, de statutaire zetel en het ondernemingsnummer van de verzekeringsonderneming op het tijdstip van de betaling alsmede het aanslagjaar waarvoor de betaling geschiedt, vermeld.
Art. 2407septiesdecies. § 1. De aanvraag tot teruggave van de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen, interesten en boeten wordt overeenkomstig het model in bijlage 7 van dit besluit opgesteld op papier in twee exemplaren.
§ 2. De teruggave van de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen, interesten en boeten geschiedt aan de persoon die de taks gekweten heeft.
De teruggave wordt aangevraagd worden aan de leidende ambtenaar van de dienst aangeduid door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde. Deze ambtenaar meldt de ontvangst van de aanvraag de dag waarop zij hem toekomt.
De teruggave is ondergeschikt aan het voorleggen van de documenten die het bestaan van de oorzaak van de terugbetaling rechtvaardigen.".
Art.9. Artikel 2409 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 december 2006, wordt opgeheven.
Art.10. In artikel 24011 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art.11. In artikel 240/12, eerste lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, worden de woorden "voor de betekening van het dwangschrift voorzien in artikel 202/5 van het Wetboek diverse rechten en taksen" vervangen door de woorden "voordat deze taksen in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen worden opgenomen".
Art.12. Artikel 240/13 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, wordt vervangen als volgt:
"Art. 240/13. De betaling van de diverse taksen wordt, nadat deze taksen in het uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen worden opgenomen, gedaan overeenkomstig hetgeen voorzien is in de artikelen 15 tot 17 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.".
Art.13. In hetzelfde besluit wordt een artikel 24014 ingevoegd, luidende:
"Art. 24014. Inzake diverse taksen wordt de belastingschuld op naam van de betrokken belastingschuldige opgenomen in een innings- en invorderingsregister bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen.
Indien de belastingschuldige overleden is, wordt de belastingschuld opgenomen in een innings- en invorderingsregister op zijn naam, voorafgegaan van het woord "Nalatenschap".".
Art.14. In hetzelfde besluit wordt een bijlage 4 ingevoegd die als bijlage 1 is gevoegd bij dit besluit.
Art.15. In hetzelfde besluit wordt een bijlage 5 ingevoegd die als bijlage 2 is gevoegd bij dit besluit.
Art.16. In hetzelfde besluit wordt een bijlage 6 ingevoegd die als bijlage 3 is gevoegd bij dit besluit.
Art.17. In hetzelfde besluit wordt een bijlage 7 ingevoegd die als bijlage 4 is gevoegd bij dit besluit.
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten
Art.18. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2004, wordt opgeheven.
Art.19. Artikel 2bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 maart 1997, wordt opgeheven.
Art.20. Artikel 2ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1997, wordt opgeheven.
Art.21. In artikel 2quater van hetzelfde koninklijk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1993, vernummerd en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 september 1993, vernummerd en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, worden de woorden: ", in de jaarlijkse aangiften van de goederen van de verenigingen zonder winstoogmerken en van de taks op de collectieve beleggingsinstellingen, op de kredietinstellingen en op de verzekeringsondernemingen en in de jaarlijkse opgaven van de taks op de coördinatiecentra" vervangen door de woorden "en in de aangiften van de taks tot vergoeding der successierechten";
2° in de Nederlandse tekst van het tweede lid, wordt het woord "onderhandsche" vervangen door het woord "onderhandse".
Art.22. Artikel 8quater van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, wordt opgeheven.
Art.23. Artikel 8quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, wordt opgeheven.
Art.24. Bijlage 2 van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten wordt opgeheven.
Art.25. Bijlage 4 van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
Art.26. In artikel 8 van het koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, worden de woorden "in hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 17 februari 2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen" vervangen door de woorden "in de artikelen 15 tot 17 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen".
Art.27. In Titel I van hetzelfde besluit wordt Hoofdstuk III, dat artikel 12 bevat, opgeheven.
Art.28. In Titel I van hetzelfde besluit wordt Hoofdstuk IV, dat artikel 13 bevat, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 maart 1994, opgeheven.
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde
Art.29. In artikel 81, § 3, van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het tweede lid, worden de woorden "door de vordering in rechte bedoeld in artikel 89 van het Wetboek" vervangen door de woorden "door de vordering in rechte bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen";
b) in het vierde lid, worden de woorden "door de vordering in rechte bedoeld in artikel 89 van het Wetboek" vervangen door de woorden "door de vordering in rechte bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen".
Art.30. In artikel 83 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 2019 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het derde lid, worden de woorden "door de vordering in rechte bedoeld in artikel 89 van het Wetboek" vervangen door de woorden "door de vordering in rechte bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen";
b) in het vijfde lid, worden de woorden "door de vordering in rechte bedoeld in artikel 89 van het Wetboek" vervangen door de woorden "door de vordering in rechte bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen".
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde
Art.31. In artikel 9 van het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, worden de woorden "in hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 17 februari 2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen" vervangen door de woorden "in de artikelen 15 tot 17 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen".
Art.32. In artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, worden de woorden "in hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 17 februari 2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen" vervangen door de woorden "in de artikelen 15 tot 17 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen".
Art.33. In artikel 11 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, worden de woorden "in hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 17 februari 2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen" vervangen door de woorden "in de artikelen 15 tot 17 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen".
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art.34. In artikel 139 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, worden de woorden "in hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 17 februari 2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen" vervangen door de woorden "in de artikelen 15 tot 17 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen".
Art.35. In hoofdstuk III, afdeling V van hetzelfde besluit, worden opgeheven:
1° onderafdeling I, die de artikelen 146 en 147 bevat;
2° onderafdeling II, die de artikelen 148 tot 163 bevat;
3° onderafdeling IV, die de artikelen 167 tot 171 bevat;
4° onderafdeling V, die de artikelen 172 tot 175 bevat.
Art.36. In artikel 177, § 3 van hetzelfde besluit worden de woorden "wordt overeenkomstig de bepalingen van hetzelfde Wetboek gevestigd en ingevorderd door de administratie der directe belastingen" vervangen door de woorden "wordt overeenkomstig de bepalingen van hetzelfde Wetboek gevestigd door de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen, en wordt overeenkomstig het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen ingevorderd".
Art.37. In hoofdstuk III van hetzelfde besluit, wordt het opschrift van afdeling XIII vervangen als volgt:
"Afdeling XIII.- Naleving van de inhoudingsplicht voor de fiscale en niet-fiscale schulden van een aannemer of onderaannemer".
Art.38. Artikel 210 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 december 2007, wordt vervangen als volgt:
"Art. 210. Wanneer de in artikel 55 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen opgelegde storting niet is verricht, wordt de in artikel 393 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde administratieve boete, voor ten hoogste drie overtredingen, verminderd tot een achtste, een vierde of de helft van die boete naargelang het respectievelijk een eerste, een tweede of een derde overtreding betreft, op voorwaarde dat degene die de storting niet heeft verricht, een overeenkomst had afgesloten met een aannemer die op het ogenblik van het afsluiten ervan geen fiscale en niet-fiscale schulden had, en dat die aannemer op het ogenblik van de vaststelling van de overtreding :
1° ofwel, geen fiscale en niet-fiscale schulden meer heeft;
2° ofwel, nog steeds fiscale en niet-fiscale schulden heeft en degene die de storting niet heeft verricht, op verzoek van de administratie alsnog de vereiste storting heeft uitgevoerd binnen de door haar opgelegde termijn en het bewijs van storting wordt overgelegd.".
Art.39. In artikel 233 van hetzelfde besluit worden de woorden "133, 136 tot 176 en 207 tot 230" vervangen door de woorden "133, 136 tot 144/7, 210bis, 210ter en 225 tot 230".
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 februari 2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Art.40. Hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 17 februari 2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, dat de artikelen 1 tot 4 bevat, wordt opgeheven.
Art.41. Artikel 46 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.42. In artikel 47 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "in hoofdstuk 1" vervangen door de woorden "in de artikelen 15 tot 17 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen".
HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2019 tot aanwijzing van de centraliserende organisaties en van de unieke contactpunten t.a.v. het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten
Art.43. In artikel 1, § 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 7 april 2019 tot aanwijzing van de centraliserende organisaties en van de unieke contactpunten t.a.v. het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder a) wordt vervangen als volgt: "a) de ontvanger bedoeld in artikel 75, tweede lid, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen";
2° in de bepaling onder b) worden de woorden "van hetzelfde Wetboek" vervangen door de woorden "van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992";
3° de bepaling onder d) wordt opgeheven;
4° de bepaling onder j) wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 9. - Inwerkingtreding
Art.44. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.
In afwijking van het eerste lid, heeft artikel 21 uitwerking op 23 augustus 2019.
Art.45. De minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit koninklijk besluit.
BIJLAGEN. (ERRATUM, zie B.St. 03-02-2020, p.5740)
Art. N1. Bijlage 1. - Aangifte van de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen - Aanslagjaar ......
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 03-02-2020, p. 5741)
Art. N2. Bijlage 2. - Aanvraag tot teruggave van de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 03-02-2020, p. 5744)
Art. N3. Bijlage 3. - Aangifte van de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen - Aanslagjaar .....
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 03-02-2020, p. 5746)
Art. N4. Bijlage 4. - Aanvraag tot teruggave van de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 03-02-2020, p. 5749