Details





Titel:

26 JANUARI 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten inzake tijdskrediet, thematische verloven en loopbaanonderbreking



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991012632  1991013073  1999012413  2001013224  2002012710  2009204878  2013201170  2014202144  2014202327 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 8, § 2bis, van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 mei 2019, wordt het tweede lid opgeheven.

Art.2. In artikel 4quinquies van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 september 2012 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 mei 2017 en 18 juli 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven;
  2° in paragraaf 3 wordt het derde lid opgeheven;
  3° in paragraaf 4 wordt het derde lid opgeheven.

Art.3. In artikel 13 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, laatstelijk gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 mei 2017 en 18 juli 2019, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art.4. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 mei 2017 en 31 augustus 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2 wordt de zin "Wanneer de voltijdse werknemer gedurende minstens vijf jaar verbonden is geweest met een arbeidsovereenkomst met zijn werkgever wordt dit bedrag verhoogd tot 425,31 euro." opgeheven;
  2° in paragraaf 3 wordt de zin "Wanneer de voltijdse werknemer gedurende minstens vijf jaar verbonden is geweest met een arbeidsovereenkomst met zijn werkgever wordt dit bedrag verhoogd tot 212,65 euro." opgeheven;
  3° in paragraaf 5, wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin:
  "Voor de werknemer die een tijdskrediet opneemt voor de zorg van zijn kind in toepassing van artikel 5, § 2, tweede lid, wordt deze anciënniteitsvoorwaarde op ten minste 36 maanden gebracht.";
  4° tussen paragraaf 5 en paragraaf 6 wordt een paragraaf 5/1 ingevoegd, luidende:
  " § 5/1. De onderbrekingsuitkeringen worden toegekend aan de werknemer die zijn arbeidsprestaties volledig schorst, in toepassing van artikel 5, voor zover hij hetzij voltijds is tewerkgesteld in de onderneming gedurende de 12 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever, hetzij in een deeltijdse arbeidsregeling is tewerkgesteld in de onderneming gedurende de 24 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever.
  De onderbrekingsuitkeringen worden toegekend aan de werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, in toepassing van artikel 5, voor zover hij voltijds is tewerkgesteld in de onderneming gedurende de 12 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever.
  Voor de berekening van de 12 of 24 maanden bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de bepalingen van artikel 11, paragrafen 1 tot 3, van de CAO nr. 103 van toepassing.".

Art.5. In artikel 5, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 30 december 2014 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 mei 2017 en 22 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder a) wordt opgeheven;
  2° na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
  "Bij opname van een voltijds tijdskrediet wordt een recht op onderbrekingsuitkeringen toegekend gedurende maximaal 48 maanden voor de werknemers die hun arbeidsprestaties volledig schorsen om voor hun kind te zorgen tot de leeftijd van 5 jaar. Bij opname van een halftijds of een vijfde tijdskrediet wordt een recht op onderbrekingsuitkeringen toegekend gedurende maximaal 48 maanden aan de werknemers die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking of verminderen met een vijfde om voor hun kind te zorgen tot de leeftijd van acht jaar. In geval van adoptie kan de schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties aanvangen vanaf de inschrijving in het bevolkings- of het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn woonplaats heeft. De periode waarvoor de schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties werd gevraagd of de periode van verlenging moet aanvangen voor het tijdstip waarop het kind voormelde leeftijd van vijf of acht jaar bereikt.".

Art.6. In artikel 6/3, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 mei 2017 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 juni 2017 en 5 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 1° wordt de zin "Voor de werknemer die de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft worden de bedrag van 86,32 en 116,08 euro vervangen door 129,48 euro" opgeheven;
  2° in de bepaling onder 2° wordt de zin "Voor de werknemer die de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft wordt dit bedrag van 254,46 euro vervangen door 343,04 euro" opgeheven;
  3° in de bepaling onder 4° wordt de zin "Voor de werknemer die de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft worden de bedragen van 43,16 en 58,04 euro vervangen door 64,74 euro." opgeheven.

Art.7. In het koninklijk besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in artikel 7, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 mei 2017, wordt de zin "Wanneer de voltijdse werknemer gedurende minstens vijf jaar tewerkgesteld is geweest bij zijn werkgever wordt dit bedrag verhoogd tot 425,31 euro." opgeheven;
  2° in artikel 8, § 1, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 mei 2017, wordt de zin "Wanneer de voltijdse werknemer gedurende minstens vijf jaar tewerkgesteld is geweest bij zijn werkgever wordt dit bedrag verhoogd tot 212,65 euro." opgeheven;
  3° in artikel 14, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2005, 23 mei 2017 en 18 juli 2019, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art.8. In artikel 9 van het koninklijk besluit van 16 november 2009 houdende toekenning aan de personeelsleden van de Belgische Technische Coöperatie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 mei 2017 en 18 juli 2019, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art.9. In artikel 9 van het koninklijk besluit van 29 april 2013 houdende toekenning aan de personeelsleden van de Cel voor Financiële Informatieverwerking van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 mei 2017 en 18 juli 2019, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art.10. In artikel 20 van het koninklijk besluit van 10 april 2014 houdende toekenning van het recht op ouderschapsverlof en verlof voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid aan bepaalde werknemers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 mei 2017 en 5 mei 2019, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art.11. In artikel 11 van het koninklijk besluit van 12 mei 2014 houdende toekenning aan de contractuele personeelsleden van de Ombudsdienst voor Energie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 23 mei 2017 en 18 juli 2019, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2023, met uitzondering van artikel 4, 3°, dat in werking treedt op 1 juni 2023.
  Dit besluit is van toepassing op de aanvragen die bij de werkgever worden ingediend vanaf de in het eerste lid bedoelde datum van inwerkingtreding.
  De verlaging van de maximumperiode voor de toekenning van de onderbrekingsuitkeringen van 51 naar 48 maanden, als bedoeld in artikel 5, 2°, is ook van toepassing op de tijdskredieten met motief voor de zorg van zijn kind tot de leeftijd van acht jaar die uiterlijk op 31 januari 2023 zijn aangevangen, voor zover de werknemer op 1 februari 2023 minder dan 30 maanden tijdskrediet voor de zorg van zijn kind tot de leeftijd van 8 jaar heeft opgenomen.
  De werknemers bedoeld in het derde lid hebben het recht om de bij de werkgever aangevraagde periode van tijdskrediet voor de zorg van hun kind tot de leeftijd van 8 jaar in te korten met het aantal maanden waarvoor zij ingevolge het derde lid geen recht op onderbrekingsuitkeringen zullen hebben. De werkgever kan deze vroegtijdige eenzijdige beëindiging van het betrokken tijdskrediet niet weigeren.

Art. 13. De minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Financiën, belast met de Nationale Loterij, de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking, de minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Energie, de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post en de minister bevoegd voor Mobiliteit, belast met Skeyes en de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.