18 JULI 2019. - Koninklijk besluit betreffende de cumulatie van onderbrekingsuitkeringen en de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van vermindering van de arbeidsprestaties
Art. 1-21
1991012632 1991013073 1998002123 1999012413 2001013224 2002012710 2009204878 2013201170 2014202144 2014202327
Artikel 1. In artikel 14 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 december 1992, 14 maart 1996, 19 december 2014 en 6 december 2018, wordt tussen het tweede en derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties bepaald in artikel 7. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum :
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking.".
Art.2. In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 21 december 1992, worden in het eerste lid de woorden "of meer dan 1 jaar zelfstandige activiteit telt" vervangen door de woorden "of langer een zelfstandige activiteit uitoefent dan toegelaten op basis van artikel 14, tweede of derde lid".
Art.3. In artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 december 2014 en 6 december 2018, wordt tussen het derde en vierde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum :
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van een voltijdse betrekking;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van een voltijdse betrekking.".
Art.4. In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, worden in het eerste lid de woorden "of meer dan 1 jaar zelfstandige activiteit telt" vervangen door de woorden "of langer een zelfstandige activiteit uitoefent dan toegelaten op basis van artikel 6, § 1, derde of vierde lid".
Art.5. In artikel 122 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 19 december 2014 en 6 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, tussen het eerste en tweede lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt:
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum :
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van een voltijdse betrekking;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van een voltijdse betrekking.";
2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden ", vierentwintig of zestig" ingevoegd tussen de woorden "twaalf" en "maanden", en worden de woorden ", zoals bepaald in § 1, tweede lid." ingevoegd na de woorden "zelfstandige activiteit".
Art.6. In artikel 123 worden in het tweede lid de woorden "12 maanden" opgeheven.
Art.7. In artikel 23 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 19 december 2014 en 6 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt, tussen het eerste en tweede lid, een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum :
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van de prestaties die hem normaal worden opgelegd;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van de prestaties die hem normaal worden opgelegd.";
2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "bij meer dan twaalf maanden zelfstandige activiteit" vervangen door de woorden "bij een langere zelfstandige activiteit dan toegelaten op basis van § 1, eerste of tweede lid".
Art.8. In artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 juni 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2015, wordt 3° aangevuld met een nieuwe zin, luidend als volgt :
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum :
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking.".
Art.9. In artikel 8, § 1, van hetzelfde besluit worden in het eerste lid de woorden "of meer dan een jaar zelfstandige activiteit telt" vervangen door de woorden "of een langere zelfstandige activiteit uitoefent dan toegelaten op basis van artikel 7, § 2, 3°".
Art.10. In artikel 17 van het koninklijk besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 19 december 2014 en 6 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt 3° aangevuld met een nieuwe zin, luidend als volgt :
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum :
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van de prestaties die hem normaal worden opgelegd;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van de prestaties die hem normaal worden opgelegd";
2° in paragraaf 2, 2°, worden de woorden ", vierentwintig of zestig" ingevoegd tussen de woorden "twaalf" en "maanden".
Art.11. In artikel 18 van hetzelfde besluit worden in het eerste lid de woorden "of meer dan een jaar zelfstandige activiteit telt" vervangen door de woorden "of een langere zelfstandige activiteit uitoefent dan toegelaten op basis van artikel 17, § 1, eerste lid, 3° ".
Art.12. In artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 16 november 2009 houdende toekenning aan de personeelsleden van de Belgische Technische Coöperatie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 december 2014 en 6 december 2018, tussen het tweede en derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum :
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking.".
Art.13. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden in het eerste lid de woorden "of meer dan één jaar zelfstandige activiteit uitoefent" vervangen door de woorden "of een langere zelfstandige activiteit uitoefent dan toegelaten op basis van artikel 12, § 1, tweede of derde lid ".
Art.14. In artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 29 april 2013 houdende toekenningen aan de personeelsleden van de Cel voor Financiële Informatieverwerking van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 juli 2014, 19 december 2014 en 6 december 2018, wordt tussen het tweede en derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum :
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking.".
Art.15. In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2014, worden in het eerste lid de woorden "of meer dan één jaar zelfstandige activiteit uitoefent" vervangen door de woorden "of een langere zelfstandige activiteit uitoefent dan toegelaten op basis van artikel 12, § 1, tweede of derde lid.".
Art.16. In artikel 23, § 1, van het koninklijk besluit van 10 april 2014 houdende toekenning van het recht op ouderschapsverlof en verlof voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid aan bepaalde werknemers, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 december 2018, wordt tussen het tweede en derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum :
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking.".
Art.17. In artikel 24 van hetzelfde besluit worden in het eerste lid de woorden "of meer dan één jaar zelfstandige activiteit uitoefent" vervangen door de woorden "of een langere zelfstandige activiteit uitoefent dan toegelaten op basis van artikel 23, § 1, tweede of derde lid ".
Art.18. In artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit van 12 mei 2014 houdende toekenning aan de contractuele personeelsleden van de Ombudsdienst voor Energie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 december 2018, wordt tussen het tweede en derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
"De onderbrekingsuitkeringen kunnen ook gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties. In dat geval, in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan, wordt de cumulatie toegelaten gedurende een periode van maximum:
- vierentwintig maanden, in geval van vermindering met 1/2 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking;
- zestig maanden, in geval van vermindering met 1/5 of 1/10 van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking.".
Art.19. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden in het eerste lid de woorden "of meer dan één jaar zelfstandige activiteit uitoefent" vervangen door de woorden "of een langere zelfstandige activiteit uitoefent dan toegelaten op basis van artikel 14, § 1, tweede of derde lid".
Art.20. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2019.
Art. 21. De minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking, de minister bevoegd voor Energie, de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, de minister bevoegd voor Belgocontrol en de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen, en de minister bevoegd voor Telecommunicatie en Post, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.