Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

15 JULI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten wat betreft de integratie van de opdrachten van het agentschap Inspectie RWO in het departement Leefmilieu, Natuur en Energie en in het agentschap Wonen-Vlaanderen, alsook betreffende de begrotingsfondsen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-09-2016 en tekstbijwerking tot 28-02-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Wonen
Art. 3-27
HOOFDSTUK 3. - Ruimtelijke ordening
Art. 28-36
HOOFDSTUK 4. - Onroerend Erfgoed
Art. 37-41
HOOFDSTUK 5. - Inkomsten uit handhaving
Art. 42-55
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 56-58





Uitvoeringsbesluit(en):

2016205238  2017011215  2018011042 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. § 1. In artikel 13, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juni 2014 en 25 juli 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 6° wordt de zinsnede "bijzondere wet." vervangen door de zinsnede "bijzondere wet";
  2° een punt 7° en 8° worden toegevoegd, die luiden als volgt:
  "7° de uitvoering van de handhavingstaken met betrekking tot ruimtelijke ordening tot op datum van de oprichting van een beleidsdomein omgeving;
  8° de uitvoering van de handhavingstaken met betrekking tot onroerend erfgoed tot op datum van de oprichting van een beleidsdomein omgeving.".
  § 2. In artikel 13, § 2, 1°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juni 2014 en 25 juli 2014, worden de woorden "leefmilieu en natuur" vervangen door de woorden "leefmilieu en natuur, hierin begrepen de uitvoering van de handhavingstaken met betrekking tot ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed.".
  § 3. In artikel 15, § 1, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden "van de bijzondere wet" vervangen door de zinsnede "van de bijzondere wet, met uitzondering van de uitvoering van de handhavingstaken met betrekking tot ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed, vermeld in artikel 13, § 1, 7° en 8".
  § 4. In artikel 15, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt:
  "1° ruimtelijke ordening, met uitzondering van de uitvoering van handhavingstaken, vermeld in artikel 13, § 1, 7° ;";
  2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt:
  "3° beheer en bescherming onroerend erfgoed, met uitzondering van de uitvoering van handhavingstaken, vermeld in artikel 13, § 1, 8°, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald.".
  § 5. In artikel 29, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de inleidende zin wordt het woord "drie" vervangen door het woord "twee";
  2° punt 3° wordt opgeheven.

Art.2. In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2014, 27 februari 2015 en 13 maart 2015 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 2°, d) wordt opgeheven;
  2° punt 5°, j) wordt opgeheven;
  3° punt 9°, a) wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 2. - Wonen
Art.3. In artikel 1, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen-Vlaanderen, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012, worden tussen het woord "uitvoering" en de zinsnede ", de monitoring" de woorden "met inbegrip van de handhaving en het toezicht" ingevoegd.

Art.4. Aan artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 worden een punt 5°, 6° en 7° toegevoegd, die luiden als volgt:
  "5° de nodige handhavingsmaatregelen te treffen met het oog op preventie, effectieve bestraffing en het tijdige herstel van wanbedrijven of overtredingen inzake huisvesting;
  6° erover te waken dat de externe actoren in het beleidsveld Woonbeleid handelen conform de wetgeving en de beginselen van behoorlijk bestuur, door een georganiseerd toezicht op hun werking en activiteiten;
  7° door een georganiseerde controle erover te waken dat de begunstigden de subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend in het beleidsveld Woonbeleid aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze worden toegekend en dat ze de voorwaarden naleven die ter zake worden gesteld.".

Art.5. In artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid wordt punt 13° vervangen door wat volgt:
  "13° controle uit te oefenen op de voorwaarden, verbintenissen en aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend ter ondersteuning van het beleid inzake huisvesting, onder meer op grond van de hierna vermelde bepalingen en van de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan:
  a) de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971;
  b) hoofdstuk II en hoofdstuk IV van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;
  c) hoofdstuk III van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993;
  d) het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
  e) het besluit van de provincieraad van de provincie Vlaams-Brabant van 22 oktober 2013 tot oprichting van het autonoom provinciebedrijf Vlabinvest APB;
  en deze subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen in te vorderen bij de begunstigden die de verbintenissen of voorwaarden niet naleven of die ze niet aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze werden toegekend.";
  2° aan het tweede lid worden een punt 14° tot en met 16° toegevoegd, die luiden als volgt:
  "14° de handhavingsmaatregelen toe te passen, vermeld in artikel 20 tot en met 20quinquies van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
  15° toezicht uit te oefenen op de sociale woonorganisaties en de sociale kredietverstrekkers met toepassing van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, met inbegrip van de sancties die kunnen worden getroffen door de toezichthouder voor de sociale huisvesting;
  16° controle uit te oefenen op de toewijzing van woningen die geheel of gedeeltelijk werden gefinancierd op basis van de bepalingen van:
  a) de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971;
  b) hoofdstuk II en hoofdstuk IV van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;
  c) hoofdstuk III van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993;
  d) het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
  e) het besluit van de provincieraad van de provincie Vlaams-Brabant van 22 oktober 2013 tot oprichting van het autonoom provinciebedrijf Vlabinvest APB.";
  3° er wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt:
  "Met behoud van de toepassing van de bepaling van het tweede lid, 13° en 15°, behoort het administratief toezicht op de lokale en provinciale besturen niet tot de bevoegdheid van het agentschap.".

Art.6. Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 4. Het agentschap is niet bevoegd voor de opdrachten die door of ter uitvoering van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode worden toevertrouwd aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen.".

Art.7. Aan artikel 8 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Het hoofd van het agentschap:
  1° wordt aangewezen als gemachtigde voor het viseren en uitvoerbaar verklaren van dwangbevelen als vermeld in artikel 59 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
  2° kan, op het volledige grondgebied van het Vlaamse Gewest, de functie uitoefenen van:
  a) wooninspecteur als vermeld in artikel 20 van voormeld decreet van 15 juli 1997;
  b) toezichthouder voor de sociale huisvesting als vermeld in artikel 29bis van voormeld decreet van 15 juli 1997.
  3° worden de volgende specifieke delegaties verleend:
  a) het aanstellen van wooninspecteurs en toezichthouders voor de sociale huisvesting en het bepalen van hun ambtsgebieden;
  b) het aanwijzen van ambtenaren die belast worden met de invordering van subsidies, toelagen, premies en tegemoetkomingen en het opstellen van dwangbevelen als vermeld in 1° ;
  c) het aanstellen van ambtenaren met opsporings- en vaststellingsbevoegdheid als vermeld in artikel 20 § 2 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.".

Art.8. In artikel 169, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2006 tot gedeeltelijke operationalisering van het beleidsdomein ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed en houdende aanpassingen van de regelgeving inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007, worden de woorden "of het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie RWO, naargelang de in voormelde regeling vermelde bevoegdheden betrekking hebben op de dossierbehandeling of op de controle" opgeheven.

Art.9. In artikel 171, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "het agentschap Wonen-Vlaanderen en, voor de controle, aan het agentschap Inspectie RWO" vervangen door de woorden "de entiteit die is belast met de uitoefening van de controle op de voorwaarden, verbintenissen en aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend ter ondersteuning van het beleid inzake huisvesting".

Art.10. In artikel 5, 9°, van bijlage III, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode worden de woorden "het agentschap Inspectie RWO" vervangen door de woorden "de toezichthouder voor de sociale huisvesting".

Art.11. In artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014, worden de woorden "Het agentschap Inspectie RWO" vervangen door "De entiteit die is belast met de uitoefening van de controle op de voorwaarden, verbintenissen en aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend ter ondersteuning van het beleid inzake huisvesting,".

Art.12. Artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 houdende bepaling van de inwerkingtreding van het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking en houdende bepaling van de in dat kader te verlenen bevoegdheden wordt opgeheven.

Art.13. De wooninspecteurs die bevoegdheden kregen met toepassing van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 houdende bepaling van de inwerkingtreding van het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, behouden deze bevoegdheden totdat de leidend ambtenaar van de entiteit die bevoegd is inzake de strafrechtelijke handhaving van de woningkwaliteitsnormen daar anders over beslist. Hetzelfde geldt voor de ambtenaren die werden aangewezen als ambtenaar met opsporings- en vaststellingsbevoegdheden zoals bedoeld in artikel 20, § 2, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.

Art.14. In artikel 6, § 5, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2010, worden de woorden "het agentschap Inspectie RWO" vervangen door de woorden "de gewestelijke wooninspecteur".

Art.15. In artikel 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 oktober 2013, tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode wordt punt 2° opgeheven.

Art.16. In artikel 11, eerste lid, 10°, van hetzelfde besluit, worden de woorden "het agentschap Inspectie RWO" vervangen door de woorden "de entiteit die bevoegd is inzake het toezicht op de inschrijvingsregisters".

Art.17. In artikel 54, § 4, van hetzelfde besluit, worden de woorden "het agentschap Inspectie RWO" telkens vervangen door de woorden "de entiteit waartoe de toezichthouders behoren".

Art.18. In artikel 55 van hetzelfde besluit, worden de woorden "het agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed" vervangen door de woorden "de entiteit die bevoegd is inzake het toezicht op het sociale huurstelsel".

Art.19. In artikel 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010 tot vaststelling van de aanvullende voorwaarden en de procedure voor de erkenning als sociale huisvestingsmaatschappij en tot vaststelling van de procedure voor de beoordeling van de prestaties van sociale huisvestingsmaatschappijen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012, wordt de zinsnede ", het intern verzelfstandig agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO" opgeheven.

Art.20. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 houdende de organisatie van het toezicht, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode, wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
  "4° afdeling Toezicht: de afdeling toezicht van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen-Vlaanderen, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005;".

Art.21. In artikel 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 januari 2014, worden de woorden "van Inspectie RWO" telkens geschrapt.

Art.22. In artikel 10, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "Inspectie RWO" vervangen door de woorden "afdeling Toezicht".

Art.23. In artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 tot instelling van een tegemoetkoming voor kandidaat-huurders, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014, wordt de zin "Het agentschap Inspectie RWO wordt belast met de invordering als de begunstigde de tegemoetkoming niet vrijwillig terugbetaalt." opgeheven.

Art.24. In artikel 33 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten en de daaraan verbonden werkingskosten, worden de woorden "artikel 3, § 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO" vervangen door de woorden "artikel 3, tweede lid, 13°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen-Vlaanderen".

Art.25. In artikel 3, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen, worden de woorden "van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie RWO" opgeheven.

Art.26. In artikel 5, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 oktober 2013 houdende de procedure voor de planning, de programmatie en de realisatie van woonprojecten, wordt punt 4° opgeheven.

Art.27. In artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 tot bepaling van de nadere regels met betrekking tot de beheeraspecten van sociale huisvestingsmaatschappijen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010 tot vaststelling van de aanvullende voorwaarden en de procedure voor de erkenning als sociale huisvestingsmaatschappij en tot vaststelling van de procedure voor de beoordeling van de prestaties van sociale huisvestingsmaatschappijen worden de woorden "Inspectie RWO" vervangen door de woorden "Wonen-Vlaanderen".

HOOFDSTUK 3. - Ruimtelijke ordening
Art.28. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2000 houdende de aanwijzing van ambtenaren die bevoegd zijn om de misdrijven op het gebied van de ruimtelijke ordening en stedenbouw op te sporen en vast te stellen, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, worden de woorden "van het agentschap Inspectie RWO van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed" vervangen door "van de entiteit die belast is met de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening en die daartoe worden aangewezen door de leidend ambtenaar van deze entiteit,".

Art.29. In artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "het agentschap Inspectie RWO" worden vervangen door de woorden "de entiteit die belast is met de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening,".
  2° er wordt een tweede tot en met vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
  "De ambtenaren die op de datum van de inwerkingtreding van dit artikel bevoegd waren om misdrijven op het gebied van de ruimtelijke ordening en stedenbouw op te sporen en vast te stellen en die werkzaam blijven binnen de entiteit die belast is met de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening, behouden hun bevoegdheid tot aan een andersluidende beslissing van de leidend ambtenaar van de entiteit die belast is met de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening.
  De ambtenaren die op datum van de inwerkingtreding van dit artikel bevoegd waren om opdrachten zoals omschreven in artikel 6.1.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening uit te voeren op basis van een bestaand protocol, behouden hun bevoegdheid tot aan een andersluidende beslissing van de leidend ambtenaar van de entiteit die belast is met de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening.
  Elk bestaand protocol dat is afgesloten in het kader van artikel 7, § 3, 2° van het besluit van 10 november 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO blijft van kracht zolang dit niet is vervangen door een protocol als vermeld in artikel 36, tweede lid, 2°, van dit besluit.".

Art.30. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011, wordt punt 4° opgeheven.

Art.31. In artikel 9 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, wordt het woord "Inspectie RWO " vervangen door het woord "de entiteit die belast is met de uitvoering van handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening".

Art.32. Artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 oktober 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opmaak van gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en gemeentelijke plannen van aanleg, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 13. Het departement voert de controle uit op de naleving van de voorwaarden gesteld in dit besluit.".

Art.33. Artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2001 tot bepaling van de voorwaarden voor toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opleiding van gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren en voor de betaling van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren in kleine gemeenten, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 18. Het departement voert de controle uit op de naleving van de voorwaarden gesteld in dit besluit.".

Art.34. In artikel 58 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 3, 2°, wordt de zinsnede "de afdeling Inspectie van het Agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed" vervangen door de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening";
  2° in paragraaf 6 wordt de zinsnede "het Agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed" vervangen door de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening".

Art.35. In artikel 6, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010 houdende de vaststelling van het procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, worden de woorden "door de administrateur-generaal van het agentschap Inspectie RWO aangewezen" opgeheven.

Art.36.
  <Opgeheven bij BVR 2018-02-09/12, art. 48, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

HOOFDSTUK 4. - Onroerend Erfgoed
Art.37. Aan artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2012, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:
  "Het agentschap heeft eveneens als missie:
  1° de entiteit bevoegd voor de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld onroerend erfgoed met zijn expertise bijstaan bij het treffen van de nodige handhavingsmaatregelen met het oog op preventie, effectieve bestraffing en het tijdige herstel van inbreuken en misdrijven inzake onroerend erfgoed en, als ze betrekking hebben op het varend erfgoed of het roerend archeologisch erfgoed, inzake het cultureel erfgoed;
  2° erover te waken dat de externe actoren in het beleidsveld Onroerend Erfgoed handelen conform de wetgeving en de beginselen van behoorlijk bestuur, door een georganiseerd toezicht op hun werking en activiteiten;
  3° door een georganiseerde controle erover te waken dat de begunstigden de subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend in het beleidsveld Onroerend Erfgoed aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze worden toegekend en dat ze de voorwaarden naleven die ter zake worden gesteld.".

Art.38. Aan artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt een punt 4° toegevoegd dat luidt als volgt:
  "4° wat de handhaving en het toezicht betreft door:
  a) raadgevingen en aanmaningen te geven zoals bedoeld in artikel 11.3.1 en 11.3.2 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
  b) de entiteit die bevoegd is inzake de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld onroerend erfgoed met zijn expertise bij te staan bij de toepassing van handhavingsmaatregelen, bedoeld in:
  1) hoofdstuk V van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten;
  2) artikelen 31 en 32 en hoofdstuk VI van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium;
  3) hoofdstuk VIII van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg;
  4) hoofdstuk V van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed;
  5) hoofdstuk 11 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
  c) controle uit te oefenen op de aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend ter ondersteuning van het beleid inzake onroerend erfgoed, onder meer op grond van de hierna vermelde wettelijke en decretale bepalingen en van de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan:
  1) het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten;
  2) het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium;
  3) het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg;
  4) het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed;
  5) het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
  d) de subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen, vermeld in c), in te vorderen bij de begunstigden die de voorwaarden waaronder ze werden toegekend niet naleven of die ze niet aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze werden toegekend.".
  In artikel 9/1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, worden een punt 10° en een punt 11° toegevoegd die luiden als volgt:
  "10° het beslissen over de beroepen tegen beslissingen tot toepassing van bestuursdwang, vermeld in artikel 11.5.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
  11° het beslissen over de beroepen tegen beslissingen tot het opleggen van een last onder dwangsom, vermeld in artikel 11.5.15 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art.39. De leidend ambtenaar van de entiteit belast met de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld onroerend erfgoed kan op het volledige grondgebied van het Vlaamse Gewest de functie uitoefenen van inspecteur Onroerend Erfgoed, zoals bedoeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
  Hij is bevoegd om:
  1° de andere inspecteurs Onroerend Erfgoed aan te stellen en hun ambtsgebied te bepalen;
  2° de ambtenaren aan te wijzen die de inbreuken en misdrijven inzake het onroerend erfgoed opsporen en vaststellen in een proces-verbaal of een verslag van vaststelling;
  3° de ambtenaren, bedoeld in artikel 11.3.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 aan te wijzen;
  4° dwangbevelen uit te vaardigen met betrekking tot sommen die verschuldigd zijn ingevolge de handhaving van het onroerend erfgoed.
  Hij kan de bevoegdheden, vermeld in het tweede lid, delegeren tot op het meest functionele niveau.

Art.40. In artikel 11.6.2 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 worden tussen de woorden "kunnen ze" en de woorden " worden teruggevorderd" de woorden "door het agentschap of de inspecteur Onroerend Erfgoed" ingevoegd.

Art.41. In artikel 12.1.1, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "het agentschap" vervangen door de woorden "de entiteit".

HOOFDSTUK 5. - Inkomsten uit handhaving
Art.42. In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer "Grondfonds", vervangen bij het besluit van 23 juni 2006 en gewijzigd bij het besluit van 11 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt:
  "De leidend ambtenaar van het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed wordt aangesteld als inhoudelijk ordonnateur van het Grondfonds voor de betaalbaarstelling van kredieten, andere dan voor de verrichtingen inzake de planbatenheffing als vermeld in titel II, hoofdstuk VI, afdeling 2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening en dan deze bedoeld in het derde lid. Hij kan zijn bevoegdheid delegeren aan ambtenaren van niveau A van het departement.";
  2° een derde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "De leidend ambtenaar van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie wordt aangesteld als inhoudelijk ordonnateur voor de betaalbaarstelling van kredieten voor de verrichtingen die betrekking hebben op de uitvoering van de handhavingstaken met betrekking tot de ruimtelijke ordening in toepassing van titel VI van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, evenwel met uitzondering van de verrichtingen die tot de gewone dienst behoren en de verrichtingen in verband met beleidsondersteunende taken en beleidsevaluatie. Hij wordt tevens belast met de inning van de inkomsten uit de handhaving die voortvloeien uit de toepassing van Titel VI van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Hij kan zijn bevoegdheid delegeren aan ambtenaren van niveau A van zijn departement.".

Art.43. Artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 23 juni 2006, wordt vervangen als volgt:
  "De leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed wordt aangesteld als beheerder van het Grondfonds, met uitzondering van wat in het tweede lid is bepaald. Hij kan zijn bevoegdheden, bedoeld in dit hoofdstuk, overdragen aan ambtenaren van niveau A die tot zijn administratie behoren. Deze ambtenaren mogen niet als ordonnateur van het Grondfonds worden voorgedragen of benoemd.
  De leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie oefent de bevoegdheden van beheerder zoals bedoeld in artikel 17 uit voor zover deze betrekking hebben op de uitvoering van de handhavingstaken met betrekking tot de ruimtelijke ordening in toepassing van titel VI van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, evenwel met uitzondering van de verrichtingen die tot de gewone dienst behoren en de verrichtingen in verband met beleidsondersteunende taken en beleidsevaluatie.".

Art.44. In artikel 17 van hetzelfde besluit wordt in het tweede lid van paragraaf 1 de tabel vervangen door de volgende tabel:
  "


Bedragen
  in euro
Openbare
  aanbesteding
  Algemene
  offerteaanvraag
Beperkte aanbesteding Beperkte
  offerteaanvraag
Onderhandelings-
  procedure met voorafgaande bekendmaking
Onderhandelings-
  procedure zonder voorafgaande
  bekendmaking
Werken 13.000.000 2.000.000 1.500.000 1.000.000
Leveringen 8.000.000 1.200.000 900.000 600.000
Diensten 2.400.000 800.000 500.000 200.000
"

Art.45. Art. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2000 betreffende de administratieve geldboete voor het overtreden van een bekrachtigd stakingsbevel, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "rekenplichtige van het Herstelfonds, vermeld in artikel 6.4.56 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009" vervangen door de zinsnede "rekenplichtige ambtenaar van het Grondfonds, vermeld in artikel 5.6.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, die daartoe wordt aangewezen door de leidend ambtenaar van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie";
  2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "van Herstelfonds" vervangen door de zinsnede "ambtenaar van het Grondfonds, vermeld in paragraaf 1".

Art.46. In artikel 3, eerste lid van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, worden de woorden "rekenplichtige van het Herstelfonds" vervangen door de zinsnede "rekenplichtige ambtenaar van het Grondfonds zoals vermeld in artikel 2, paragraaf 1".

Art.47. In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, wordt het woord "Herstelfonds" vervangen door het woord "Grondfonds".

Art.48. In artikel 4, tweede lid, en artikel 6, tweede lid, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, worden de woorden "van het Herstelfonds" vervangen door de zinsnede "ambtenaar van het Grondfonds zoals vermeld in artikel 2, paragraaf 1".

Art.49. In artikel 7, tweede lid, en artikel 8, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "rekenplichtige van het Herstelfonds" worden vervangen door de zinsnede "rekenplichtige ambtenaar van het Grondfonds zoals vermeld in artikel 2, paragraaf 1";
  2° de woorden "rekeningnummer van het Herstelfonds" wordt vervangen door de woorden "rekeningnummer van het Grondfonds".

Art.50. In artikel 6, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 betreffende de berekening en de betaling van de meerwaarde, laatst gewijzigd bij het besluit van 29 mei 2009 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de eerste zin worden de woorden "rekenplichtige van het Herstelfonds, vermeld in artikel 6.1.56 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening" vervangen door de zinsnede "rekenplichtige ambtenaar van het Grondfonds, vermeld in artikel 5.6.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, die daartoe wordt aangewezen door de leidend ambtenaar van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie onder de personeelsleden belast met de taken van uitvoering van de handhaving van de ruimtelijke ordening binnen zijn entiteit";
  2° in de tweede zin wordt na het woord "rekenplichtige" de woorden "ambtenaar van het Grondfonds" toegevoegd.

Art.51. In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, wordt het woord "Herstelfonds" vervangen door het woord "Grondfonds".

Art.52. In artikel 7, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, worden de woorden "van het Herstelfonds" vervangen door de zinsnede "ambtenaar van het Grondfonds zoals vermeld in artikel 6, tweede lid".

Art.53. In de artikel 19, § 1, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen, worden de woorden "Herstelfonds, vermeld in artikel 6.4.56 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009" vervangen door de woorden "Fonds voor de Wooninspectie, vermeld in artikel 19 van het decreet van 29 juni 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2007".

Art.54. De leidend ambtenaar van de entiteit die bevoegd is voor de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld onroerend erfgoed, wordt aangesteld als inhoudelijk ordonnateur van het Fonds onroerend erfgoed voor het aanrekenen van de vastgestelde rechten en het toewijzen van de ontvangsten en voor de betaalbaarstelling van kredieten voor de verrichtingen die betrekking hebben op de handhavingstaken op het beleidsveld onroerend erfgoed. Hij kan zijn bevoegdheid delegeren aan ambtenaren van niveau A van zijn entiteit.
  Het Fonds onroerend erfgoed is het begrotingsfonds zoals bedoeld in artikel 25 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991.

Art.55. Het saldo van de dienst met afzonderlijk beheer Herstelfonds dat beschikbaar is na aftrek van de schuldvorderingen, als over te dragen bij afsluiting van de jaarrekening 2015, wordt vastgesteld op een totaal van € 15.297.276,29. Dit beschikbare saldo wordt conform artikel 11 van het decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016, toegewezen als volgt:
  1° € 2.195.754,87 wordt toegewezen aan het Fonds onroerend erfgoed;
  2° € 2.591.509,73 wordt toegewezen aan het Fonds voor de Wooninspectie;
  3° € 10.510.011,69 wordt toegewezen aan de dienst met afzonderlijk beheer Grondfonds.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.56. De volgende regelgevende teksten worden opgeheven:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2006 betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer Herstelfonds.

Art.57. De volgende regelgevende teksten hebben uitwerking met ingang van 1 september 2016:
  1° het decreet van 4 mei 2016 houdende wijziging van diverse decreten ingevolge de integratie van de opdrachten van het agentschap Inspectie RWO in het departement Leefmilieu, Natuur en Energie en het agentschap Wonen-Vlaanderen, alsook betreffende de begrotingsfondsen en andere technische aanpassingen, behoudens voor wat betreft de afwijkingen voorzien in artikel 32, tweede lid van dat decreet;
  2° dit besluit.

Art. 58. De Vlaamse minister, bevoegd voor onroerend erfgoed, de Vlaamse minister bevoegd voor huisvesting en de Vlaamse minister bevoegd voor ruimtelijke ordening, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.