Details





Titel:

30 SEPTEMBER 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan [...] voor het voortraject van personen met een handicap ) <Opschrift gewijzigd bij BVR2022-03-11/30, art. 11 , 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-11-2011 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Erkenning
Art. 3-8
HOOFDSTUK 3. - Opdracht
Art. 9-10
HOOFDSTUK 4. - Subsidiëring
Art. 11-17
HOOFDSTUK 5.
Art. 18-21
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Art. 22-24
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 25-28
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2011201540 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° agentschap : het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  2° sociaal netwerk : een of meer natuurlijke personen die vanuit een familiale, sociale of emotionele band de zorgvrager, niet beroepshalve maar meer dan occasioneel, helpen of ondersteunen, of die betrokken zijn bij zijn dagelijkse leven;
  3° dienst : de dienst Ondersteuningsplan;
  4°[3 ...]3
  5° ondersteuningsplan : beschrijving van het geheel van ondersteuning waarop de zorgvrager een beroep kan doen, met inbegrip van de reguliere diensten, het sociale netwerk, materiële ondersteuning en ondersteuning, geleverd door voorzieningen die erkend en gesubsidieerd zijn door het agentschap;
  [1 5° /1 [2 ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering: een ondersteuningsplan als vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning en over de terbeschikkingstelling van dat budget;]2]1
  6° reguliere diensten : ondersteuning die verstrekt wordt door functies in te zetten van diensten binnen de gezondheids- en welzijnszorg;
  7° zorgvrager : de persoon met een handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, of een vermoeden ervan, die voldoet aan de voorwaarden van artikel 20 en 21 van voormeld decreet.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2015-11-27/27, art. 52, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (3)<BVR 2022-03-11/30, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.2. Het agentschap kan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en binnen de grenzen van de daarvoor op zijn begroting ingeschreven kredieten diensten Ondersteuningsplan erkennen en subsidiëren.

HOOFDSTUK 2. - Erkenning
Art.3.Met behoud van de toepassing van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 8bis en hoofdstuk II met uitzondering van artikel 11, b) en 11, c) van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, omvat de aanvraag tot erkenning de volgende gegevens :
  1° [1 ...]1;
  2° het bewijs dat er voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 4 [2 van dit besluit]2;
  3° het engagement om binnen zes maanden na de erkenning overeenkomsten voor te leggen die gesloten zijn met de andere diensten in de provincie, waarbij afspraken worden gemaakt om ervoor te zorgen dat heel de provincie territoriaal bediend wordt en alle doelgroepen aan bod komen;
  4° [2 het engagement om deel te nemen aan het afstemmingsoverleg, vermeld in artikel 8, § 5, van dit besluit]2.
  ----------
  (1)<BVR 2018-07-20/24, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<BVR 2022-03-11/30, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.4.§ 1. Om erkend te worden, moet de dienst opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.
  In de raad van bestuur van de vereniging zonder winstoogmerk zijn minstens de volgende partijen vertegenwoordigd :
  1° voorzieningen en diensten die erkend [1 of vergund]1 zijn door het agentschap;
  2° de reguliere diensten;
  3° verenigingen voor personen met een handicap;
  4° multidisciplinaire teams die erkend zijn door het agentschap.
  [1 De samenstelling van de raad van bestuur waarborgt de onafhankelijke positie van de dienst. Elk lid kan maar een van de partijen, vermeld in het eerste lid, vertegenwoordigen.
   Naast de begeleiding, vermeld in dit besluit, biedt de dienst geen begeleiding, zorg of ondersteuning die de onafhankelijke positie van de dienst in het gedrang brengt.]1
  § 2. [1 ...]1
  § 3. De dienstverlening van de dienst wordt uitgevoerd door werknemers van de dienst, onder directe aansturing van de verantwoordelijke van de dienst.
  [1 Elke werknemer van de dienst neemt op jaarbasis minstens één keer deel aan een vorming over het inhoudelijke thema dat wordt vastgesteld conform artikel 8, § 4, tweede lid, van dit besluit]1.
  § 4. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-03-11/30, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.5. Per provincie kunnen maximaal drie diensten vergund, erkend en gesubsidieerd worden. Voor de toepassing van dit besluit behoort het tweetalige gebied Brussel - Hoofdstad tot de provincie Vlaams-Brabant.

Art.6.Voor het jaar 2011 wordt de programmatie vastgesteld op 18.700 begeleidingen. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan dat aantal jaarlijks wijzigen binnen de grenzen van de kredieten die daarvoor ingeschreven zijn op de begroting.
  Een dienst wordt erkend voor een aantal begeleidingen.
  [1 De diensten reserveren op vraag van het agentschap het aantal begeleidingen dat het agentschap vaststelt voor de begeleiding van [2 zorgvragers]2 die zich op verzoek van het agentschap laten begeleiden door de dienst voor de opmaak van een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering.
   Dit aantal kan fluctueren.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/07, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2022-03-11/30, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.7. De dienst is verplicht om, in samenwerking met de andere erkende diensten van de provincie, in elke gemeente van de provincie minstens één contactpunt te realiseren.
  Daarvoor maken, in voorkomend geval, de verschillende erkende diensten binnen de provincie afspraken.
  De contactpunten worden georganiseerd in samenwerking met lokale overheden en welzijnsoverleg. De dienst werkt nauw samen met organisaties voor welzijnswerk.
  De dienst organiseert een permanente bereikbaarheid tijdens de kantooruren.
  Op verzoek van de zorgvrager vindt de dienstverlening plaats in de verblijfplaats van de zorgvrager.

Art.8.[1 . § 1. De diensten richten zich tot alle zorgvragers en zorgen er samen binnen de provincie voor dat zorgvragers van alle doelgroepen de dienstverlening kunnen gebruiken.
   § 2. De diensten hanteren de volgende principes bij de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 9:
   1° de zorgvrager in zijn context staat centraal;
   2° de zorgvrager en zijn context hebben de regie bij de opmaak, de uitvoering en de evaluatie van het ondersteuningsplan en bij de opmaak van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering;
   3° er wordt vertrokken van en ingezet op de mogelijkheden en sterktes van de zorgvrager en zijn context;
   4° de ondersteuningsvragen van de cliënt worden verkend met familie, sociaal netwerk en eventueel betrokken hulpverleners;
   5° het ondersteuningsplan faciliteert zo inclusief mogelijke oplossingen, met als dat mogelijk is een complementaire inzet van de diverse ondersteuningsbronnen, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;
   6° binnen de samenwerking, vermeld in paragraaf 4, en in overleg met de persoon en zijn sociaal netwerk worden de nodige afspraken gemaakt over:
   a) de opvolging, de evaluatie en de eventuele bijsturing van het ondersteuningsplan;
   b) wie de opdrachten, vermeld in punt a), na afloop van de begeleiding door de dienst continueert, opvolgt en bijstuurt.
   § 3. De diensten werken in het kader van de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 9 van dit besluit, samen met de volgende diensten en organisaties:
   1° diensten die conform artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap erkend zijn voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp;
   2° de aanbieders van zorg en ondersteuning die conform het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap, vergund zijn door het agentschap;
   3° bijstandsorganisaties als vermeld in artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering;
   4° ouderinitiatieven geregistreerd bij het agentschap conform artikel 2 van het ministerieel besluit van 19 december 2018 betreffende de registratie van ouderinitiatieven in het kader van de persoonsvolgende financiering;
   5° groenezorginitiatieven geregistreerd bij het agentschap conform artikel 3 van het ministerieel besluit van 20 februari 2017 tot regeling van de dagondersteuning die wordt geboden door groenezorginitiatieven;
   6° andere welzijnsvoorzieningen.
   § 4. De diensten werken onderling samen en stemmen af. De diensten rapporteren op periodieke wijze over de samenwerking en afstemming op de wijze die het agentschap vaststelt.
   De diensten bepalen jaarlijks in onderling overleg het inhoudelijk thema waarover dat jaar vorming wordt georganiseerd voor de werknemers van de diensten.
   De diensten hebben periodiek overleg om ervoor te zorgen dat een uniformiteit in omgaan met ondersteuningsvragen over de verschillende diensten heen gegarandeerd blijft.
   De diensten kunnen bijkomende vormingen over andere thema's aanbieden.
   § 5. De dienst neemt deel aan het afstemmingsoverleg dat het agentschap periodiek organiseert.
   De diensten stemmen de eigen werking af met de werking van andere welzijnsvoorzieningen ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-03-11/30, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

HOOFDSTUK 3. - Opdracht
Art.9.[1 § 1. In dit artikel wordt verstaan onder outreach: kennisoverdracht van minimaal één uur en maximaal twee uur over kracht- en netwerkgericht werken en over vraagverduidelijking en ondersteuningsplanning aan een groep van minimaal drie ondersteuners van personen met een handicap of een externe organisatie.
   § 2. De diensten hebben de volgende opdrachten:
   1° de zelfregie van de cliënt en zijn netwerk bij de opmaak, de uitvoering en de evaluatie van het ondersteuningsplan versterken;
   2° de ondersteuningsvragen van de persoon en zijn sociaal netwerk in kaart brengen;
   3° de ondersteuningsbronnen, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, die beschikbaar zijn of gemaakt kunnen worden, in kaart brengen;
   4° de ondersteuningsbronnen, vermeld in punt 3°, waar nodig versterken en nieuwe ondersteuningsbronnen toegankelijk maken en de inzet ervan faciliteren;
   5° het bestaande sociale netwerk van de zorgvrager versterken en inzetten. Als de zorgvrager niet over een sociaal netwerkt beschikt, staat de dienst de zorgvrager bij om een sociaal netwerk te creëren;
   6° reguliere diensten inzetten of versterken;
   7° rechtstreeks toegankelijke ondersteuning van het agentschap inzetten;
   8° onderzoeken of de inzet van een persoonsvolgend budget, complementair aan de inzet van andere ondersteuningsbronnen, nodig en mogelijk is en voor welke ondersteuning, met welke frequentie en intensiteit;
   9° begeleiden bij de opmaak van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering;
   10° het ondersteuningsplan mee helpen realiseren en opvolgen;
   11° outreach.
   § 3. Vraagverheldering en ondersteuningsplanning houdt in dat de dienst conform de kwaliteitsindicatoren die het agentschap in overleg met de diensten vaststelt, bekijkt op welke wijze de ondersteuning van de zorgvrager zo inclusief mogelijk georganiseerd kan worden.
   Het ondersteuningsplan omvat ten minste de elementen, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
   § 4. De diensten zorgen voor de opstart van de uitvoering van het ondersteuningsplan en werken daarvoor samen met de diensten, vermeld in artikel 8, § 3, 1° tot en met 4°.
   De diensten kunnen op eigen initiatief of op verzoek van ondersteuners van personen met een handicap of een externe organisatie outreach bieden.
   De diensten begeleiden de zorgvrager op hun verzoek of op verzoek van het agentschap bij de opmaak van een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering conform de visie en principes van de diensten. Als het verzoek uitgaat van de zorgvrager, beoordeelt de dienst of het aangewezen is om op dat verzoek in te gaan ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-03-11/30, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.10.De dienst gaat[2 ...]2 na op welke wijze de ondersteuning van de zorgvrager zo inclusief mogelijk georganiseerd kan worden. Daarvoor wordt in dialoog met de zorgvrager een ondersteuningsplan opgesteld.
  Het ondersteuningsplan omvat ten minste de elementen, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
  Het ondersteuningsplan voorziet in :
  1° het versterken en inzetten van het bestaande sociale netwerk van de zorgvrager. Als de zorgvrager niet over een sociaal netwerk beschikt zal de dienst de zorgvrager bijstaan om een sociaal netwerk te creëren;
  2° het inzetten of versterken van de inzet van reguliere diensten;
  3° het inzetten van rechtstreeks toegankelijke ondersteuning van het agentschap;
  4° de inzet van niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning die door het agentschap gesubsidieerd wordt.
  [1 De dienst begeleidt [2 zorgvragers]2 op hun verzoek of op verzoek van het agentschap bij de opmaak van een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/07, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2022-03-11/30, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

HOOFDSTUK 4. - Subsidiëring
Art.11.§ 1. [3 [4 § 1. De volgende begeleidingen komen in aanmerking voor subsidiëring :
   1° de begeleidingen met het oog op de opmaak van een ondersteuningsplan die verstrekt zijn aan zorgvragers die ingeschreven zijn bij het agentschap en nog geen zorg en ondersteuning krijgen die wordt gesubsidieerd door het agentschap, met uitzondering van de individuele materiële bijstand, vermeld in artikel 2, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap, de bijstand door tolken voor doven en slechthorenden, vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 houdende vaststelling van de regels volgens dewelke het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap de kosten van bijstand door tolken voor doven en slechthorenden ten laste nemen, of de rechtstreeks toegankelijke hulp;
   2° de begeleidingen met het oog op de opmaak van een ondersteuningsplan die verstrekt zijn aan personen met een vermoeden van handicap of ernstig risico op de ontwikkeling van een handicap die nog niet ingeschreven zijn bij het agentschap;
   3° de begeleidingen met het oog op de opmaak van een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering;
   4° de begeleidingen in het kader van outreach.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt de gevallen waarin kan worden afgeweken van de voorwaarde dat er nog geen zorg en ondersteuning die wordt gesubsidieerd door het agentschap, mag worden gekregen, vermeld in het eerste lid, 1°.
   Maximaal vijf procent van het aantal begeleidingen waarvoor een dienst is erkend mag worden aangewend voor outreach]4.]3
  § 2. De maximale duur van de begeleiding om een ondersteuningsplan voor de zorgvrager op te stellen bedraagt twaalf maanden.
  [3 In afwijking van het eerste lid mag in vijf procent van de begeleidingen de maximale duur van de begeleiding om een ondersteuningsplan voor de zorgvrager op te stellen achttien maanden bedragen.]3
  Een begeleiding bestaat uit een rechtstreeks persoonscontact en duurt minstens één uur. Als een begeleiding om inhoudelijke of organisatorische redenen langer duurt dan twee uur of als aaneensluitende begeleidingen langer duren dan twee uur, mogen twee begeleidingen aangerekend worden.
  Het gemiddelde aantal begeleidingen per zorgvrager mag niet hoger zijn dan twaalf.
  De zorgvrager is geen financiële bijdrage verschuldigd voor de begeleidingen.
  [3Als bij het doorlopen van het traject voor de opmaak van een ondersteuningsplan blijkt dat de persoon met een handicap verzoekt om niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, waarvoor een aanvraag met een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering moet worden ingediend bij het agentschap, mag voor de begeleiding bij de opmaak van een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering geen extra begeleiding worden aangerekend en mag het gemiddelde aantal begeleidingen per zorgvrager, vermeld in het vierde lid, niet worden overschreden. ]3
  § 3. Een vraag naar begeleiding [3 voor de opmaak van een ondersteuningsplan]3 door de dienst kan hernieuwd worden door alle [4 zorgvragers]4 die op dat ogenblik nog geen ondersteuning krijgen van voorzieningen of diensten die erkend en gesubsidieerd zijn door het agentschap.
  Een vraag kan alleen hernieuwd worden als aan een of meer van de volgende voorwaarden voldaan is :
  1° uit een geneeskundig attest blijkt dat de handicap dermate geëvolueerd is dat de ondersteuning uit het voorgaande ondersteuningsplan niet meer volstaat;
  2° wijzigingen in het sociale netwerk of in de situatie van de gebruiker hebben als gevolg dat de ondersteuning uit het voorgaande ondersteuningsplan niet meer volstaat;
  3° wijzigingen van reglementaire aard hebben een wijziging van de inzet van reguliere diensten tot gevolg waardoor de ondersteuning uit het voorgaande ondersteuningsplan niet meer volstaat;
  4° de vraag wordt gesteld op scharniermomenten in de levensloop zoals bij de overgang naar hoger onderwijsvormen of bij de overgang van minderjarigen- naar meerderjarigenzorg.
  [3 § 4. Een verzoek om begeleiding bij de opmaak van een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering kan hernieuwd worden telkens als er een nieuw ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering moet worden opgemaakt.]3
  ----------
  (1)<BVR 2013-02-22/15, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2013>
  (2)<BVR 2013-10-18/21, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
  (3)<BVR 2015-11-27/07, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<BVR 2022-03-11/30, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.12.De personeelsformatie wordt uitgedrukt in personeelspunten.
  De tabel, die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd, geeft per functie de puntenwaarde aan per voltijdse equivalent.
  Van de personeelspunten moet ten minste 80% ingezet worden met personeelsleden van functies 13 tot en met 21 van de tabel, die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd.
  [1 [2 Van de personeelspunten kan maximaal 3 % omgezet worden in een bedrag per punt om handicapspecifieke knowhow in te kopen. Het bedrag per punt bedraagt 834 euro (achthonderdvierendertig euro)]2.]1
  [2 De middelen, bepaald in het vierde lid,]2 mogen niet ingezet worden om andere organisaties onder eigen gezag begeleidingen te laten verrichten.
  [2 Het bedrag, vermeld in het vierde lid, mag niet aangewend worden voor reservevorming of voor de aanwerving van personeel of voor de vergoeding van eigen personeelskosten. De besteding van het bedrag mag gespreid worden over meer dan een boekhoudkundig jaar.]2
  [3 In afwijking van het zesde lid kan het bedrag, vermeld in het eerste lid, aangewend worden voor de vergoeding van variabele prestaties die niet vergoed worden conform [4 artikel 13/1 en 13/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten.]4]3
  [2 Het bedrag, vermeld in het vierde lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met de gezondheidsindex, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, volgens de formule :
   (basisbedrag x index december 20../index december 2017).]2
  ----------
  (1)<BVR 2014-03-21/47, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (2)<BVR 2017-12-22/43, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<BVR 2024-03-22/19, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<BVR 2024-07-05/15, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.13.De dienst ontvangt naar rato van zijn erkenningsaantal 0,24 personeelspunten per begeleiding.
  [2 [3 Als de som van de personeelspunten die op basis van de geboden begeleidingen worden toegekend, meer dan 95% bedraagt van het aantal personeelspunten dat overeenstemt met het aantal begeleidingen waarvoor de dienst is erkend, ontvangt de dienst, in afwijking van het eerste lid, het aantal personeelspunten dat overeenstemt met het aantal begeleidingen waarvoor de dienst is erkend.]3]2
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/07, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2017-05-12/12, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<BVR 2024-03-22/19, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.14. De tewerkstelling van de personeelsleden mag nog niet gesubsidieerd worden door het agentschap, de Vlaamse Gemeenschap of andere federale, communautaire, regionale of lokale overheden.

Art.15. De personeelssubsidies worden toegekend op basis van de salarisschalen en de daaraan gekoppelde diplomavoorwaarden en de anciënniteitsregels, vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van de minderjarigen en van gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, en van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector.

Art.16. Per gepresteerde begeleiding ontvangt de dienst een werkingstoelage van 25 euro (vijfentwintig euro), met een maximum van het aantal begeleidingen, vermeld in de erkenning.
  Het bedrag, vermeld in het eerste lid, is gebonden aan het referte-indexcijfer (basis 2004 = 100), dat van kracht is bij de inwerkingtreding van dit besluit. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna G-index te noemen, volgens de formule :
  (basisbedrag x G-index december 20../G-index maand voor inwerkingtreding).

Art.17.§ 1. De personeelssubsidies en de werkingstoelagen worden per maand betaald voor een bedrag van acht procent van [1 de totale subsidie]1 op jaarbasis, dat wordt geraamd op basis van de bekende personeels- en cliëntgegevens.
  § 2. Het jaarverslag en het financieel verslag worden ingediend uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het werkingsjaar.
  [2 Het agentschap]2, bepaalt de inhoud en de vorm van het jaarverslag en het financieel verslag.
  § 3. Het saldo van de personeelssubsidies en de werkingstoelagen wordt verrekend na de goedkeuring van het jaarverslag en het financieel verslag, binnen achttien maanden die volgen op de datum, vermeld in paragraaf 2. De facto is dat 24 maanden na het einde van het werkingsjaar, op voorwaarde dat het jaarverslag en het financieel verslag op tijd en overeenkomstig de instructies van het agentschap ingediend zijn.
  ----------
  (1)<BVR 2017-12-22/43, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<BVR 2022-03-11/30, art. 9, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

HOOFDSTUK 5.   
Art.18.
  <Opgeheven bij BVR 2022-03-11/30, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.19.
  <Opgeheven bij BVR 2022-03-11/30, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.20.
  <Opgeheven bij BVR 2022-03-11/30, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.21.
  <Opgeheven bij BVR 2022-03-11/30, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Art.22. Aan artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " Voor de diensten Ondersteuningsplan moet geen individuele dienstverleningsovereenkomst opgesteld worden. ".

Art.23. Aan artikel 30 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " De diensten Ondersteuningsplan moeten geen collectieve inspraak organiseren. ".

Art.24. In artikel 55, § 1, van hetzelfde besluit wordt tussen het woord " Agentschap " en het woord " dat " het woord " Zorginspectie " ingevoegd.

HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.25. De bepalingen van dit besluit worden uiterlijk voor 1 juli 2013 door het agentschap geëvalueerd, in overleg met de daartoe bevoegde adviesorganen van het agentschap.

Art.26. De middelen die toegekend zijn in het uitbreidingsbeleid 2011 voor trajectbegeleiding binnen diensten begeleid wonen en thuisbegeleiding worden ten laatste vanaf 1 januari 2012 overgeheveld naar de diensten Ondersteuningsplan van de respectieve provincie
  De administrateur-generaal van het agentschap bepaalt de toewijzing van die middelen aan de respectieve diensten, het tijdstip en de wijze van overheveling.

Art.27. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2011.

Art.28. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Het ondersteuningsplan, vermeld in artikel 10, tweede lid



  
  
ondersteuningsdomeinenondersteunings-
  vormen
ondersteunings-
  bron
gradatie (1)
  
wonen  
  
werken dagbesteding  
  
vrije tijd  
  
gedrag, ontwikkeling en functioneren  
  
vorming en onderwijs  
  
omgeving  
  
algemeen  

  (1) Frequentie en Intensiteit.

Art. N2. Bijlage 2. - De tabel, vermeld in artikel 12, tweede lid

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 18-08-2020, p. 61287)

  Vervangen door :
  <BVR 2020-07-17/42, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>