Details





Titel:

10 NOVEMBER 2004. - Decreet tot invoering van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, tot oprichting van een " Fonds wallon Kyoto " (Waals Kyotofonds) en betreffende de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-12-2004 en tekstbijwerking tot 02-09-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden en begripsomschrijving.
Afdeling 1. - [1 Toepassingsgebied en algemene doelstellingen]1
Art. 1, 1/1
Afdeling 2. - Begripsomschrijving.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - [1 Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten voor de vaste installaties]1
Afdeling 1. - [1 Toewijzing van emissierechten]1
Art. 3, 3/1, 3/2, 3/3
Afdeling 2. [1 Wijzigingen van de toewijzing]1
Onderafdeling 1.
Art. 4
Onderafdeling 2.
Art. 5
Onderafdeling 3.
Art. 5/1
Onderafdeling 4.
Art. 5/2
Onderafdeling 5.
Art. 5/3
Onderafdeling 6.
Art. 5/4, 6-8
Afdeling 3. - [1 Rapportage en verificatie van de emissies en inlevering van de emissierechten]1
Art. 9-10, 10/1
Afdeling 4. - [1 - Informatieverbreiding en beroepsgeheim]1
Art. 11
Afdeling 5. - Sancties.
Art. 11/1, 12
Afdeling 6.
Art. 12bis, 12ter
HOOFDSTUK II/1. [2 - Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten voor de luchtvaartactiviteiten]2
Art. 12/1, 12/2, 12/2/1, 12/2/2, 12/2/3, 12/2/4, 12/3, 12/4, 12/5, 12/6, 12/7, 12/8, 12/9, 12/10, 12/11, 12/12
HOOFDSTUK III. - Oprichting van een " Fonds wallon Kyoto ".
Art. 13
HOOFDSTUK IV. - [1 Projectactiviteiten]1
Art. 14-16, 16/1
HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
Art. 17-18, 18/1, 18/2
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen.
Art. 19-23
BIJLAGEN.
Art. N1, N1/1, N2, N2/1, N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999027439 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden en begripsomschrijving.
Afdeling 1. - [1 Toepassingsgebied en algemene doelstellingen]1   ----------   (1)
Artikel 1.[1 Dit decreet is van toepassing op de door de Regering bepaalde activiteiten en op de broeikasgassen opgesomd in bijlage 1 en vormt een gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wCIziging van RichtlCIn 96/61/EG van de Raad, hierna Richtlijn 2003/87/EG genoemd ]1.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/50, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 1/1.[1 Dit decreet streeft naar de verminderingsdoelstelling voor de broeikasgasemissies die aan het Waalse Gewest opgelegd is krachtens het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, ondertekend te New York op 9 mei 1992 en van de daarop volgende beslissingen die op internationaal, [3 Europees]3, nationaal en gewestelijk niveau zijn aangenomen.
   De in dit decreet bedoelde instrumenten en mechanismen worden ontwikkeld met als enig doel de vermindering van de broeikasgasemissies te bevorderen onder voorwaarden die economisch gezien doeltreffend en performant zijn.]1
  [2 Dit decreet voorziet ook in aanzienlijkere verminderingen van broeikasgasemissies om de verminderingsniveaus te bereiken die op wetenschappelijk vlak noodzakelijk geacht worden teneinde een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (2)<DWG 2012-06-21/08, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<DWG 2020-01-23/07, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 21-02-2020>

Afdeling 2. - Begripsomschrijving.
Art.2.1° emissierecht : overeenkomstig de bepalingen van dit decreet overdraagbaar recht om, uitsluitend teneinde aan de eisen van dit decreet te voldoen, gedurende een bepaalde periode één ton kooldioxide-equivalent uit te stoten;
  2° [5 broeikasgassen " : de gassen opgesomd in de bijlage bij dit decreet en andere gasvormige bestanddelen van de atmosfeer, zowel natuurlijke als antropogene, die infrarode straling absorberen en weer uitstralen;
   3° " installatie " : een inrichting in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning die één of meer door de Regering bepaalde broeikasgasuitstotende activiteiten uitvoert, alsook elke andere daaraan rechtstreeks gekoppelde activiteit die technisch gebonden is aan de activiteiten uitgevoerd op de locatie en die effecten op de emissies en de verontreiniging kan hebben;
   4° [7 emissies: emissie van broeikasgassen door in een installatie aanwezige bronnen of de emissie door een vliegtuig dat een door de Regering bepaalde luchtvaartactiviteit uitvoer]7
   5° [6 ...]6
   6° " ton koolstofdioxide-equivalent " : een metrische ton koolstofdioxide (CO2) of een hoeveelheid van elk ander broeikasgas met een gelijkwaardig aardopwarmingsvermogen;]5
  7° [5 ...]5
  8° persoon : publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon;
  9° [6 ...]6
  10° [1 gastland : het land op het grondgebied waarvan de projectactiviteit zich feitelijk bevindt, voor zover ze voldoet aan de voorwaarden bepaald bij de beslissingen van de Conferentie van de Partijen die handelt als Vergadering van de Partijen bij het Protocol van Kyoto;]1
  11° Protocol van Kyoto : Protocol bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, opgesteld te Kyoto, op 11 december 1997, en waarmee de Waalse Gewestraad heeft ingestemd bij decreet van 21 maart 2002;
  12° [2 RVNKV]2 : het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering;
  13° partij bedoeld in bijlage I van de [2 RVNKV]2 : een partij van bijlage I bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering die het Protocol van Kyoto heeft goedgekeurd zoals bepaald in artikel 1, § 7, van dit protocol;
  14° projectactiviteit : projectactiviteit goedgekeurd door één of meerdere partijen bedoeld in bijlage I bij de [2 RVNKV]2 overeenkomstig artikel 6 (project uitgevoerd krachtens de gemeenschappelijke uitvoering - JI) of artikel 12 (project uitgevoerd krachtens het mechanisme voor schone ontwikkeling - CDM) van het Protocol van Kyoto en de beslissingen goedgekeurd overeenkomstig de R.V.N.K.V of het Protocol van Kyoto;
  15° eenheid van toegewezen hoeveelheid ([3 AAU]3) : eenheid vastgelegd overeenkomstig artikel 3, § 7, van het Protocol van Kyoto en de beslissingen goedgekeurd overeenkomstig de [2 RVNKV]2 of het Protocol van Kyoto;
  16° emissieverminderende eenheid (EVE) : eenheid verleend overeenkomstig artikel 6 van het Protocol van Kyoto en de beslissingen goedgekeurd overeenkomstig de [2 RVNKV]2 of het Protocol van Kyoto;
  17° gecertificeerde emissiereductie ([4 CER]4) : eenheid verleend overeenkomstig artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de beslissingen goedgekeurd overeenkomstig de [2 RVNKV]2 of het Protocol van Kyoto;
  18° [1 eenheid van verwijderingen per put (RMU) : eenheid opgemaakt of verleend overeenkomstig de artikelen 3.3. en 3.4. van het Protocol van Kyoto en de beslissingen goedgekeurd overeenkomstig het RVNKV of het Protocol van Kyoto;]1
  19° put : een proces, activiteit of mechanisme, natuurlijk of kunstmatig, waardoor een broeikasgas, een aërosol of een voorloper van een broeikasgas uit de atmosfeer wordt verwijderd;
  20° [1 ...]1
  21° flexibiliteitsmechanismen : mechanisme van vermindering van de broeikasgassen met als doel de partijen bedoeld in bijlage I bij de [2 RVNKV]2 te helpen hun emissiedoelstellingen op kostenbesparende wijze te halen;
  22° [1 gemeenschappelijke uitvoering (JI) : flexibiliteitsmechanisme waarmee een partij kan investeren in de projecten tot stand gebracht in de landen opgenomen in bijlage I bij het RVNKV om de broeikasgasemissies in het gastland te verminderen of de verwijdering ervan via koolstofputten te verhogen;]1
  23° mechanismen voor schone ontwikkeling (CDM) : flexibiliteitsmechanisme waarmee een partij bedoeld in bijlage I bij de [2 RVNKV]2 kan investeren in een land dat niet opgenomen is in bijlage I bij de R.V.N.K.V om de investeringen inzake de vermindering van broeikasgasemissies en een duurzame ontwikkeling van de ontwikkelingslanden te stimuleren;
  24° [5 verbranden " : het oxideren van brandstoffen, ongeacht de wijze waarop de warmte, de elektrische of de mechanische energie die tijdens dit proces vrijkomt wordt gebruikt, en andere rechtstreeks daarmee verband houdende activiteiten, met inbegrip van rookgasreiniging;]5
   [5 25° " elektriciteitsopwekker " : een installatie die op of na 1 januari 2005 elektriciteit heeft geproduceerd om aan derden te worden verkocht en waarin geen van de door de Regering bepaalde activiteiten worden uitgevoerd, behalve het "verbranden van brandstof ".]5
  [8 26° de niet-CO2 effecten van de luchtvaart: de effecten op het klimaat van het vrijkomen, bij de verbranding van brandstof, van stikstofoxiden (NOx), roetdeeltjes, geoxideerde zwavelsoorten en effecten van waterdamp, met inbegrip van contrails, uit een vliegtuig dat dat een door de Regering bepaalde luchtvaartactiviteit uitvoert;
   27° CORSIA: de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart zoals besloten door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.]8
  ----------
  (1)<DWG 2010-10-06/07, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (2)<DWG 2010-10-06/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (3)<DWG 2010-10-06/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (4)<DWG 2010-10-06/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (5)<DWG 2012-06-21/08, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (6)<DWG 2020-01-23/07, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 21-02-2020>
  (7)<DWG 2024-04-25/50, art. 3,a, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (8)<DWG 2024-04-25/50, art. 3,c, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK II. - [1 Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten voor de vaste installaties]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - [1 Toewijzing van emissierechten]1   ----------   (1)
Art.3.[1 § 1. De Regering organiseert de inzameling van de gegevens met het oog op de bepaling van de installaties die onder dit decreet vallen, en van de kosteloze toewijzing van rechten voor elke installatie.
   In het kader van de handelingen aangenomen door de Europese Commissie krachtens richtlijn 2003/87/EG en, in voorkomend geval, in aanvulling op die handelingen, kan ze de gegevens vaststellen die de exploitant van de installatie doorgeeft, alsmede de eisen met betrekking tot de integriteit van die gegevens en de verificatie ervan, en de modaliteiten voor de doorgifte en de verwerking van de gegevens.
   § 2. De Regering legt de lijst van de installaties die onder dit decreet vallen, voor elke periode van vijf jaar aan de Europese Commissie voor.
  [3 Voor de periode die begint op 1 januari 2026 legt de Regering de lijst uiterlijk op 30 september 2024 voor]3.
   Elke lijst bevat informatie over de productieactiviteit, de overdracht van warmte en gas, de elektriciteitsproductie en de emissies op het niveau van de subinstallaties gedurende de vijf kalenderjaren die aan de indiening ervan voorafgaan.
   De Regering wijst alleen kosteloze emissierechten toe aan de installaties waarvoor de krachtens paragraaf 1, tweede lid, en derde lid, vereiste informatie is verstrekt en op voorwaarde dat de Europese Commissie de opneming van deze installaties in de lijst niet heeft geweigerd.]1
  [2 § 3. Onder voorbehoud van het tweede lid wijst de Regering geen kosteloze emissierechten toe aan elektriciteitsopwekkers, installaties voor het afvangen van CO2, pijpleidingen voor het vervoer van CO2 of CO2-opslagplaatsen.
   Om te voldoen aan een economisch aantoonbare vraag met betrekking tot de productie van warmte of koeling, worden kosteloze emissierechten toegewezen voor de stadsverwarming en voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, zoals gedefinieerd in het decreet van 12 april 2001 betreffende de gewestelijke elektriciteitsmarkt. Voor elk jaar na 2013 wordt de totale hoeveelheid emissierechten die aan dergelijke installaties worden verleend voor de productie van dit type warmte aangepast met behulp van de in artikel 9 van richtlijn 2003/87/EG bedoelde lineaire factor, behalve voor de jaren waarvoor deze emissierechten op uniforme wijze worden aangepast overeenkomstig artikel 10bis, paragraaf 5, van richtlijn 2003/87/EG.]2
  ----------
  (1)<DWG 2020-01-23/07, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-02-2020>
  (2)<DWG 2020-01-23/07, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<DWG 2024-04-25/50, art. 4,1°, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.3/1. [1 De hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten wordt met twintig procent verminderd voor de installatie:
   1° waarop de verplichting rust om een energieaudit uit te voeren of een gecertificeerd energiebeheersysteem in te voeren overeenkomstig de artikelen 11 en volgende van het decreet van 9 december 1993 en het besluit van de Waalse regering van 8 september 2016 en;
   2° waarin de aanbevelingen van het auditverslag of het gecertificeerde energiebeheersysteem niet worden uitgevoerd.
   In afwijking van lid 1 wordt de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten niet verlaagd indien:
   1° de exploitant aantoont dat hij andere maatregelen ter vermindering van de broeikasgasemissies heeft genomen die gelijkwaardig zijn aan de maatregelen die worden aanbevolen in het auditverslag of in het gecertificeerde energiebeheersysteem voor de betrokken installatie of;
   2° de afschrijvingsperiode voor de overeenstemmende investeringen meer dan drie jaar bedraagt of;
   3° de kosten van de overeenkomstige investering onevenredig zijn.
   Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder "decreet van 9 december 1993", het decreet van 9 december 1993 decreet van 9 december 1993 ter bevordering van het rationeel gebruik en onder "besluit van de Waalse Regering van 8 september 2016", het besluit van de Waalse Regering van 8 september 2016 tot invoering van een verplichting tot uitvoering van energie-audits overeenkomstig het decreet van 9 december 1993 betreffende de bevordering van rationeel energiegebruik, energiebesparingen en hernieuwbare energieën.
   De Regering kan in het kader van de handelingen die op grond van Richtlijn 2003/87/EG door de Europese Commissie zijn aangenomen, en, in voorkomend geval, in aanvulling op deze handelingen de modaliteiten van toepassing van dit artikel vaststellen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-25/50, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.3/2. [1 . De hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten wordt met twintig procent verminderd voor de installaties:
   1° waarvan de broeikasgasemissieniveaus hoger liggen dan het tachtigste percentiel van de emissieniveaus voor de betrokken productnormen en;
   2° waarvoor de exploitanten op 1 mei 2024 nog geen klimaatneutraliteitsplan hebben opgesteld.
   Het klimaatneutraliteitsplan is in overeenstemming met de klimaatneutraliteitsdoelstelling van artikel 2, § 1er, van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van het kader om klimaatneutraliteit te bereiken en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 401/2009 en (EU) 2018/1999 en definieert:
   1° maatregelen en investeringen gericht op het bereiken van klimaatneutraliteit tegen 2050 op het niveau van de vestiging, exclusief het gebruik van koolstofcompensatiekredieten;
   2° streefwaarden en tussentijdse mijlpalen die het mogelijk maken om uiterlijk op 31 december 2025 en vervolgens op 31 december van elk vijfde jaar de vooruitgang te meten die is geboekt bij het bereiken van klimaatneutraliteit overeenkomstig 1°;
   3° een raming van de impact van elk van de maatregelen en investeringen bedoeld in 1° op de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.
   Het bereiken van de streefwaarden en mijlpalen, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt geverifieerd voor de periode tot en met 31 december 2025 en vervolgens voor elke periode tot en met 31 december van elk vijfde jaar, overeenkomstig de verificatie- en accreditatieprocedures die zijn vastgelegd in de verordening bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid.
   Er worden geen emissierechten kosteloos toegewezen boven tachtig procent als de streefwaarden en tussentijdse mijlpalen niet zijn geverifieerd voor de periode tot eind 2025 of voor de periode van 2026 tot 2030.
   De Regering kan in het kader van de handelingen die op grond van Richtlijn 2003/87/EG door de Europese Commissie zijn aangenomen, en, in voorkomend geval, in aanvulling op deze handelingen de modaliteiten van toepassing van dit artikel vaststellen . ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-25/50, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.3/3.[1 Installaties in bepaalde sectoren of deeltakken krijgen geen kosteloze toewijzing van emissierechten als zij vallen onder andere maatregelen ter bestrijding van het risico van koolstoflekkage die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, hierna "Verordening (EU) 2023/956" genoemd.
   Onverminderd de toepassing van Verordening (EU) 2023/956 wordt er geen gratis toewijzing gegeven voor de vervaardiging van de goederen die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 2023/956.
   In afwijking van lid 2 worden in de eerste jaren waarin Verordening (EU) nr. 2023/956 van toepassing is, kosteloos emissierechten in verminderde hoeveelheden toegewezen voor de productie van de in bijlage I bij die verordening vermelde goederen. Op de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de productie van deze goederen wordt een reductiefactor toegepast, de zogenaamde MACF-factor. De MACF-factor is gelijk aan honderd procent voor de periode tussen de inwerkingtreding van deze verordening en het einde van 2025 en is, behoudens de toepassing van de bepalingen van artikel 36, § 3, b), van die Verordening, gelijk aan 97,5 procent in 2026, 95 procent in 2027, 90 procent in 2028, 77,5 procent in 2029, 51,5 procent in 2030, 39 procent in 2031, 26,5 procent in 2032 en 14 procent in 2033. Vanaf 2034 is de MACF-factor niet van toepassing. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-25/50, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 2. [1 Wijzigingen van de toewijzing]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1.   
Art.4.[1 Het niveau van de emissierechten die kosteloos worden toegewezen aan installaties waarvan de activiteiten, volgens een beoordeling verricht op basis van een voortschrijdend gemiddelde over twee jaar, met meer dan 15 % zijn toegenomen of afgenomen ten opzichte van het niveau dat oorspronkelijk is gebruikt om de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de betrokken periode te bepalen, wordt, in voorkomend geval, door de Regering aangepast.
   De Regering kan in het kader van de handelingen die op grond van Richtlijn 2003/87/EG door de Europese Commissie zijn aangenomen, en, in voorkomend geval, in aanvulling op deze handelingen aanvullende nadere regels vaststellen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2020-01-23/07, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Onderafdeling 2.   
Art.5.[1 De Regering wijst geen kosteloos emissierecht toe aan een installatie die haar activiteit heeft stopgezet, [2 ...]2. Installaties waarvan de broeikasgasemissievergunning is verlopen of is ingetrokken en installaties waarvan de activiteit of de hervatting van de activiteit technisch onmogelijk is, worden geacht hun activiteiten te hebben gestaakt.
   De Regering kan in het kader van de handelingen die op grond van Richtlijn 2003/87/EG door de Europese Commissie zijn aangenomen, en, in voorkomend geval, in aanvulling op deze handelingen de modaliteiten van toepassing van dit artikel vaststellen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2020-01-23/07, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<DWG 2024-04-25/50, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 3.   
Art. 5/1.
  <Opgeheven bij DWG 2020-01-23/07, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Onderafdeling 4.   
Art. 5/2.
  <Opgeheven bij DWG 2020-01-23/07, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Onderafdeling 5.   
Art. 5/3.
  <Opgeheven bij DWG 2020-01-23/07, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Onderafdeling 6.   
Art. 5/4.
  <Opgeheven bij DWG 2020-01-23/07, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.6.[1 De exploitant stelt de Regering in kennis van alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toewijzing van emissierechten.
   Indien de exploitant de wijzigingen niet nauwkeurig of niet volledig heeft medegedeeld, levert hij op verzoek van de Regering de overmatige emissierechten in.
   De Regering kan in het kader van de handelingen die op grond van Richtlijn 2003/87/EG door de Europese Commissie zijn aangenomen, en, in voorkomend geval, in aanvulling op deze handelingen aanvullende modaliteiten op de eerste en tweede leden vaststellen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2020-01-23/07, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2) niet in nederlandse versieArt.7.[1 Ingeval capaciteit voor de opwekking van elektriciteit op het grondgebied vanwege aanvullende gewestelijke maatregelen wordt gesloten, kan de Regering emissierechten schrappen uit de totale hoeveelheid geveilde emissierechten tot maximaal een hoeveelheid die overeenkomt met het gemiddelde volume geverifieerde emissies van de betrokken installatie over een periode van vijf jaar vóór de sluiting ervan.]1
  ----------
  (1)<DWG 2020-01-23/07, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.8.
  <Opgeheven bij DWG 2012-06-21/08, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Afdeling 3. - [1 Rapportage en verificatie van de emissies en inlevering van de emissierechten]1
  ----------
  (1)<DWG 2010-10-06/07, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>

Art.9.   
Art.10.§ 1. [1 Elke exploitant van een installatie bedoeld in dit decreet bewaakt de emissies teweeggebracht door zijn installatie in de loop van elk burgerlijk jaar en rapporteert er aan het eind van betrokken jaar over bij het "Agence wallonne de l'Air et du Climat", overeenkomstig de Verordening " bewaking en rapportage " aangenomen door de Europese Commissie.
   De exploitant verstuurt zijn rapportage, die door een geaccrediteerde verificateur geverifieerd wordt overeenkomstig de door de Europese Commissie aangenomen Verordening " verificatie ", [2 uiterlijk op de door de Regering vastgestelde datum]2.
   § 2. [2 ...]2
   § 3. Bij gebrek aan overmaking vóór 31 maart van een rapportage die als voldoende erkend wordt [2 door de verificateur]2, geeft het Agentschap de exploitant, de Regering, de persoon die het register van de emissierechten bijhoudt en de technisch ambtenaar zoals bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, kennis van het verbod om emissierechten van de installatie af te staan zolang een rapportage door de exploitant niet als voldoende is geverifieerd.]1
  § 4. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de toepassing van dit artikel. Die modaliteiten kunnen o.a. beroepsmodaliteiten bevatten.
  ----------
  (1)<DWG 2012-06-21/08, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<DWG 2020-01-23/07, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 10/1.[1 Op basis van zijn geverifieerde rapportage over de broeikasgasemissies levert de exploitant van een installatie bedoeld in dit decreet uiterlijk 30 [3 september]3 van elk jaar het aantal rechten in dat overeenstemt met de totale emissies van de installatie in de loop van het [3 voorgaand]3 burgerlijk jaar.
   Er is geen verplichting tot inlevering in het geval van emissies geverifieerd als zijnde het voorwerp van een winning en vervoer met het oog op een vaste opslag naar een installatie waarvoor een vergunning van kracht is overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide.
  [3 Er ontstaat geen verplichting om emissierechten in te leveren voor broeikasgasemissies die geacht worden op een zodanige wijze te zijn gevangen en gebruikt dat zij permanent chemisch gebonden zijn aan een product, zodat zij niet in de atmosfeer kunnen komen onder normale gebruiksomstandigheden, met inbegrip van elke normale activiteit die plaatsvindt na het einde van de levensduur van het product.]3
   [2 Om te voldoen aan de verplichting bedoeld in het eerste lid maken de exploitanten gebruik hetzij van emissierechten die hen kosteloos zijn toegewezen, hetzij van de door veiling verworven emissierechten.]2
  [2 Emissierechten die met ingang van 1 januari 2013 worden verleend, zijn voor onbepaalde tijd geldig. Emissierechten die met ingang van 1 januari 2021 worden verleend, bevatten een aanduiding waaruit blijkt in welke periode van tien jaar te rekenen vanaf 1 januari 2021 zij zijn verstrekt, en zijn geldig voor emissies met ingang van het eerste jaar van die periode.]2
   De ingeleverde emissierechten worden vervolgens geannuleerd.]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-06-21/08, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<DWG 2020-01-23/07, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<DWG 2024-04-25/50, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 4. - [1 - Informatieverbreiding en beroepsgeheim]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-06-21/08, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.11.[1 Onverminderd artikel 458 van het Strafwetboek, worden de beslissingen en verslagen betreffende de hoeveelheid en de verlening van emissierechten, alsook de bewaking ervan, de rapportage erover en uitdeling ervan onmiddellijk en systematisch verbreid op de website van het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" teneinde een niet-discriminerende toegang tot die gegevens te garanderen.]1   ----------   (1)
Afdeling 5. - Sancties.

Art. 11/1.[1 § 1. Elke exploitant die de rapportage overeenkomstig en binnen [3 de krachtens artikel 10, § 1, bepaalde]3 termijn niet stuurt, moet een boete van 500 euro per werkdag vertraging betalen. Als de vertraging hoger is dan twintig werkdagen, wordt de boete forfaitair bepaald op 15.000 euro.    De door de Regering aangewezen ambtenaar stelt het aantal dagen vertraging vast en legt de boete in één keer op. Hij geeft kennis van zijn beslissing bij aangetekend schrijven aan de betrokken exploitant binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op [3 de dag waarop de termijn voor de verzending van de geverifieerde rapportage afloopt]3. Die beslissing vermeldt de beroepsmogelijkheden.    § 2. De exploitant die de in § 1 bedoelde beslissing aanvecht, kan op straffe van uitsluiting een beroep indienen binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing.    Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing.    Het beroep wordt d.m.v. een verzoekschrift bij de politierechtbank ingediend.    Het verzoekschrift bevat de identiteit en het adres van de exploitant, de aangevochten beslissing, de redenen waarom de beslissing wordt aangevochten.    De beslissingen van de politierechtbank zijn niet vatbaar voor beroep.    § 3. De beslissing waarbij een administratieve boete wordt opgelegd, heeft uitvoerende kracht op de vervaldatum van een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum van kennisgeving ervan, behalve in geval van beroep krachtens § 2.    De boete dient te worden betaald binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de dag waarop de beslissing uitvoerende kracht heeft verworven. De boete wordt gestort in het fonds bedoeld in artikel 13.]1   ----------   (1)   (2)   (3)
Art.12.§ 1. [2 Er wordt een boete wegens overmatige emissies opgelegd aan elke exploitant die uiterlijk 30 [4 september]4 van elk jaar niet voldoende emissierechten heeft ingeleverd ter dekking van zijn emissies van het voorgaande jaar.
   De boete bedraagt 100 EUR per door de installatie uitgestoten ton kooldioxide-equivalent waarvoor de exploitant geen emissierechten heeft ingeleverd.
   Het bedrag van de boete op de overtollige emissies betreffende de vanaf 1 januari 2013 afgegeven emissierechten is gekoppeld aan de Europese consumptieprijzenindex.]2
  § 2. De betaling van de boete stelt de exploitant niet vrij van de verplichting tot inlevering van een hoeveelheid emissierechten gelijk aan de overtollige emissies, uiterlijk bij de inlevering van de emissierechten voor het volgende kalenderjaar.
  § 3. Zolang de exploitant ze niet inlevert [1 overeenkomstig artikel 10/1]1, kunnen de emissierechten die hij bezit niet vanaf 1 [4 oktober]4 worden afgestaan naar rato van de hoeveelheid die volgens de Regering moet worden ingeleverd.
  § 4. [3 De boete wordt opgelegd door de door de Regering aangewezen ambtenaar.
   De ambtenaar geeft kennis van zijn beslissing bij aangetekend schrijven aan de betrokken exploitant binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op het verstrijken van de termijn bepaald voor het inleveren van de emissierechten.
   Die beslissing om een boete op te leggen vermeldt de beroepsmogelijkheden.
   De beroepsprocedure en de modaliteiten voor de inning van de boete zijn degene die bepaald zijn in artikel 11/1, §§ 2 en 3.]3
  § 5. De naam van de exploitant die zijn verplichting tot inlevering van voldoende emissierechten niet nakomt wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  § 6. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de toepassing van dit artikel.
  ----------
  (1)<DWG 2010-10-06/07, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (2)<DWG 2012-06-21/08, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<DWG 2013-10-24/09, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 16-11-2013>
  (4)<DWG 2024-04-25/50, art. 11, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 6.
  <Opgeheven bij DWG 2012-06-21/08, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 12bis.[1 § 1. Er wordt een boete van 100 euro voor elk overmatig niet-ingeleverd emissierecht opgelegd aan elke exploitant die de in [2 artikel 6, tweede lid]2, bedoelde emissierechten niet binnen de door de Regering bepaalde termijn inlevert.    De boete op de overmatige niet-ingeleverde emissierechten verhoogt overeenkomstig de Europese consumptieprijzenindex.    § 2. De betaling van de boete ontslaat de exploitant niet van de verplichting tot inlevering van de overmatige emissierechten.    § 3. De procedure m.b.t. het opleggen van de boete, de beroepsprocedure en de modaliteiten voor de inning van de boete zijn degene die bepaald zijn in artikel 12, § 4.]1   ----------   (1)   (2)   (3) niet in nederlandse versieArt. 12ter.   
HOOFDSTUK II/1. [2 - Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten voor de luchtvaartactiviteiten]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>
  (2)<DWG 2013-10-24/09, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 16-11-2013>

Art. 12/1.[2 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de toewijzing en de verlening door de Regering van emissierechten voor de door de Regering bepaalde luchtvaartactiviteiten, op de vliegtuigexploitanten voor wie het Waalse Gewest de bevoegde overheid is krachtens het samenwerkingsakkoord van 2 september 2013 tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, hierna het samenwerkingsakkoord van 2 september 2013 genoemd.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>
  (2)<DWG 2013-10-24/09, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 16-11-2013>

Art. 12/2.[1 . § 1. Elke vliegtuigexploitant dient een monitoringplan voor de emissies die worden geproduceerd door de vliegtuigen die hij exploiteert ter goedkeuring in bij het "Agence wallonne de l'Air et du Climat". Hij bewaakt en rapporteert aan het Agentschap, na het einde van het betreffende jaar, de emissies die gedurende elk kalenderjaar zijn geproduceerd, in overeenstemming met de uitvoeringshandelingen die door de Europese Commissie zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 2003/87/EG.    De exploitant verstuurt zijn verslag, die door een geaccrediteerde verificateur geverifieerd wordt overeenkomstig de door de Europese Commissie aangenomen Verordening "verificatie", uiterlijk op de door de Regering bepaalde datum.    Als tegen 31 maart geen door de verificateur als bevredigend erkend verslag is ingediend, stelt het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" de exploitant, de Regering en de persoon die verantwoordelijk is voor het bijhouden van het emissierechtenregister er onmiddellijk van in kennis dat de vliegtuigexploitant geen emissierechten mag overdragen zolang het verslag van de vliegtuigexploitant niet als bevredigend is geverifieerd.    § 2. Vanaf 1 januari 2025 monitort en rapporteert elke vliegtuigexploitant aan het "Agence wallonne de l'Air et du Climat de niet-CO2 effecten van elk vliegtuig dat hij exploiteert, gedurende elk kalenderjaar, na het einde van elk betrokken jaar, in overeenstemming met de uitvoeringsbesluiten aangenomen door de Europese Commissie krachtens Richtlijn 2003/87/EG.    § 3. In specifieke omstandigheden waarin een vliegtuigexploitant actief is op een zeer beperkt aantal luchtvaartterreincombinaties of op een zeer beperkt aantal landencombinaties waarvoor compensatievereisten gelden, of op een zeer beperkt aantal landencombinaties waarvoor geen compensatievereisten gelden, kan die vliegtuigexploitant het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" verzoeken dat de gegevens die krachtens artikel 14, § 6, van Richtlijn 2003/87/EG, door de Europese Commissie worden gepubliceerd, niet op het niveau van de vliegtuigexploitant worden gepubliceerd, waarbij wordt toegelicht waarom openbaarmaking zijn commerciële belangen zou schaden.    Op basis van dat verzoek kan het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" de Commissie verzoeken die gegevens op een hoger aggregatieniveau te publiceren. De Commissie beslist over het verzoek.    § 4. De Regering kan, binnen het kader van de door de Europese Commissie krachtens Richtlijn 2003/87/EG aangenomen handelingen, nadere regels vaststellen voor de toepassing van dit artikel met betrekking tot de regels inzake monitoring en rapportage van vliegtuigemissies en niet-CO2 effecten van de luchtvaart ]1.   ----------   (1)
Art. 12/2/1.[1 De Regering kent gratis emissierechten toe aan vliegtuigexploitanten. De emissierechten worden toegewezen in verhouding tot het aandeel van de geverifieerde emissies van luchtvaartactiviteiten die voor 2023 zijn opgegeven. Deze berekening houdt ook rekening met geverifieerde emissies van luchtvaartactiviteiten die zijn gerapporteerd voor vluchten die pas vanaf 1 januari 2024 onder de regeling voor de handel in emissierechten van de Europese Unie vallen.
   De Regering geeft de kosteloos toegewezen emissierechten voor 2024 en 2025 uiterlijk op 30 juni van het betreffende jaar uit. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/50, art. 14, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2024>

Art. 12/2/2.[1 De Regering wijst emissierechten toe uit de reserve bedoeld in artikel 3, lid 6, van Richtlijn 2003/87/EG om het prijsverschil tussen het gebruik van fossiele kerosine en het gebruik van in aanmerking komende vliegtuigbrandstoffen geheel of gedeeltelijk te dekken, rekening houdend met de stimulansen die uitgaan van de koolstofprijs en de geharmoniseerde minimumbelastingniveaus voor fossiele brandstoffen.
   Commerciële vliegtuigexploitanten kunnen jaarlijks een toewijzing van emissierechten aanvragen op basis van de hoeveelheid van elke in aanmerking komende vliegtuigbrandstof die wordt gebruikt op subsonische vluchten waarvoor emissierechten moeten worden ingeleverd overeenkomstig artikel 12/2/3, § 1, tussen 1 januari 2024 en 31 december 2030, met uitzondering van vluchten waarvoor aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan op grond van artikel 12/5, § 1.
   Als voor een bepaald jaar de vraag naar rechten voor het gebruik van deze brandstoffen groter is dan de beschikbare rechten, wordt de hoeveelheid rechten voor alle betrokken vliegtuigexploitanten uniform verlaagd met de toewijzing voor dat jaar.
   De Regering kan in het kader van de handelingen die op grond van Richtlijn 2003/87/EG door de Europese Commissie zijn aangenomen, en, in voorkomend geval, in aanvulling op deze handelingen de modaliteiten van toepassing van dit artikel vaststellen ]1.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/50, art. 15, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2024>

Art. 12/2/3.[1 Uiterlijk op 30 september van elk jaar moet elke vliegtuigexploitant een aantal emissierechten inleveren dat overeenkomt met zijn totale emissies tijdens het voorgaande kalenderjaar, zoals geverifieerd door een geaccrediteerde verificateur overeenkomstig de door de Europese Commissie aangenomen verificatieverordening.
   § 2. Voor de toepassing van CORSIA berekent de Regering elk jaar, overeenkomstig de uitvoeringshandeling vastgesteld door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 25bis, § 3, van Richtlijn 2003/87/EG, de compensatievereisten voor het voorgaande kalenderjaar. Zij informeert de vliegtuigexploitanten uiterlijk op 30 november van elk jaar over deze eisen.
   De Regering berekent ook, in overeenstemming met de uitvoeringshandeling die door de Europese Commissie is aangenomen, de definitieve totale compensatievereisten voor een bepaalde CORSIA-nalevingsperiode. Zij informeert de vliegtuigexploitanten die voldoen aan de door haar vastgestelde voorwaarden uiterlijk op 30 november van het jaar volgend op het laatste jaar van de betreffende CORSIA-nalevingsperiode over deze eisen.
   § 3. Vliegtuigexploitanten die houder zijn van een door België afgegeven bewijs luchtvaartexploitant of die in België zijn geregistreerd, annuleren de in artikel 11bis van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde eenheden alleen voor de overeenkomstig paragraaf 2 meegedeelde hoeveelheid voor de betreffende CORSIA-nalevingsperiode.
   De annulering vindt uiterlijk plaats op 31 januari 2025 voor emissies van 2021 tot 2023 en uiterlijk op 31 januari 2028 voor emissies van 2024 tot 2026.
   § 4. In afwijking van paragraaf 1 hoeven vliegtuigexploitanten geen emissierechten in te leveren :
   1° voor emissies tot en met 31 december 2026 van vluchten naar en vanuit landen die zijn opgenomen in de uitvoeringshandeling aangenomen door de Europese Commissie krachtens artikel 25 bis, § 3, van Richtlijn 2003/87/EG;
   2° voor emissies tot en met 31 december 2026 van vluchten tussen de EER en landen die niet zijn opgenomen in de uitvoeringshandeling aangenomen door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 25 bis, § 3, van Richtlijn 2003/87/EG, met uitzondering van vluchten naar Zwitserland en naar het Verenigd Koninkrijk;
   3° voor emissies van vluchten naar en vanuit de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling, zoals gedefinieerd door de Verenigde Naties, andere dan die welke zijn opgenomen in de uitvoeringshandeling aangenomen door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 25bis, § 3, van Richtlijn 2003/87/EG en andere dan staten waarvan het bruto binnenlands product per inwoner hoger is dan of gelijk is aan het gemiddelde van de Europese Unie ]1.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/50, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2024>

Art. 12/2/4.[1 [2 Artikel 10/1, lid 4 en lid 5, en artikel 11 zijn van toepassing]2 op de emissierechten en op de emissies van luchtvaartactiviteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-10-20/03, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 10-11-2016>
  (2)<DWG 2024-04-25/50, art. 17, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2024>

Art. 12/3.[2 Artikel 11/1 is van toepassing op elke luchtvaartuigexploitant die de jaarlijkse emissierapportage overeenkomstig en binnen de termijn bepaald [4 door de Regering]4 niet stuurt.
  [3 [4 Artikel 12 is van toepassing op elke vliegtuigexploitant die uiterlijk op 30 september van elk jaar niet voldoende emissierechten heeft ingeleverd om zijn emissies voor het voorgaande jaar te dekken]4.]3
  [4 ...]4
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>
  (2)<DWG 2013-10-24/09, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 16-11-2013>
  (3)<DWG 2016-10-20/03, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 10-11-2016>
  (4)<DWG 2024-04-25/50, art. 18, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2024>

Art. 12/4.[1 In afwijking van de artikelen 12/2, § 1, 12/2/3, § 1, en 12/3, lid 2, wordt voldaan aan de eisen van die bepalingen en worden geen maatregelen genomen tegen vliegtuigexploitanten wat betreft emissies tot en met 31 december 2030 van vluchten tussen een luchtvaartterrein in een ultraperifeer gebied van een lidstaat en een luchtvaartterrein in diezelfde lidstaat, met inbegrip van een ander luchtvaartterrein in hetzelfde ultraperifeer gebied of in een ander ultraperifeer gebied van dezelfde lidstaat ]1.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/50, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2024>

Art. 12/5.[1 . § 1. In afwijking van de artikelen 12/2, § 1, 12/2/3, § 1er, en 12/3, lid 2, wordt aan de in die bepalingen vermelde eisen geacht te zijn voldaan en wordt geen actie ondernomen tegen vliegtuigexploitanten wat betreft:
   1° alle emissies van vluchten naar of van luchtvaartterreinen in landen buiten de EER, met uitzondering van vluchten naar luchtvaartterreinen in het Verenigd Koninkrijk of Zwitserland, in elk kalenderjaar van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2026, onder voorbehoud van de in artikel 28 ter van richtlijn 2003/87/EG bedoelde evaluatie;
   2° alle emissies van vluchten tussen een luchtvaartterrein in een ultraperifere regio in de zin van artikel 349 VWEU en een luchtvaartterrein in een andere regio van de EER in elk kalenderjaar van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2023, onder voorbehoud van de in artikel 28 ter van richtlijn 2003/87/EG bedoelde evaluatie.
   Voor de toepassing van artikel 11bis van Richtlijn 2003/87/EG en de artikelen 12/2/3, § 1, en 12/2, § 1, moeten de geverifieerde emissies van vluchten andere dan die bedoeld in het eerste lid worden beschouwd als geverifieerde emissies van de vliegtuigexploitant.
   § 2. In afwijking van artikel 12/2, § 1, wordt van vliegtuigexploitanten niet verlangd dat zij monitoringplannen inleveren waarin maatregelen worden uiteengezet om emissies te monitoren en te rapporteren met betrekking tot vluchten die vallen onder de in paragraaf 1bedoelde afwijkingen.
   § 3. In afwijking van de artikelen 12/2, § 1, 12/2/3, § 1, en 18bis van Richtlijn 2003/87/EG, worden de emissies van een vliegtuigexploitant met totale jaarlijkse emissies van minder dan 25 000 ton CO2 of van een vliegtuigexploitant met totale jaarlijkse emissies van minder dan 3 000 ton CO2 van andere vluchten dan die welke in paragraaf 1, 1° en 2°, worden bedoeld, beschouwd als geverifieerde emissies indien die werden vastgesteld met gebruikmaking van het instrument voor kleine emittenten dat bij Verordening (EU) nr. 606/2010 van de Commissie (*5) is goedgekeurd en door Eurocontrol werd voorzien van gegevens uit zijn ETS-ondersteuningsfaciliteit.
   De Regering mag voor niet-commerciële vliegtuigexploitanten vereenvoudigde procedures toepassen, op voorwaarde dat dergelijke procedures niet minder nauwkeurig zijn dan het instrument voor kleine emittenten.
   Voor de toepassing van lid 1 wordt onder Verordening (EU) nr. 606/2010 verstaan, Verordening (EU) nr. 606/2010 van de Commissie van 9 juli 2010 inzake de goedkeuring van een vereenvoudigd instrument, ontwikkeld door de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol), voor de raming van het brandstofverbruik van bepaalde vliegtuigexploitanten met een geringe emissie.
   § 4. Paragraaf 1 is alleen van toepassing op landen waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 25 of artikel 25bis van Richtlijn 2003/87/EG is gesloten, overeenkomstig de voorwaarden van die overeenkomst ]1.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/50, art. 20, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2024>

Art. 12/6. [1 § 1. De luchtvaartuigexploitant voor wie het Waalse Gewest de administrerende overheid is overeenkomstig artikel 12/4, kan een aanvraag indienen voor een toewijzing van kosteloos toe te wijzen emissierechten uit een bijzondere reserve voor luchtvaartuigexploitanten, indien hij de volgende voorwaarden vervult :
   1° een door de Regering bepaalde luchtvaartactiviteit aanvangen na het jaar waarop de bewaking betrekking heeft, zoals bedoeld in artikel 12/5, § 1, voor de tweede periode of voor een latere periode; of
   2° wier tonkilometergegevens gemiddeld met meer dan 18 % per jaar zijn gestegen tussen het jaar waarop de bewaking betrekking heeft, zoals bedoeld in artikel 12/5, § 1, voor de tweede periode of een latere periode en het tweede kalenderjaar van die periode;
   en wier activiteiten bedoeld in 1°, of bijkomende activiteiten bedoeld in 2°, niet geheel of gedeeltelijk een voortzetting zijn van een eerder door een andere luchtvaartuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteit.
   Een toewijzing aan een luchtvaartexploitant overeenkomstig lid 1, § 2°, mag 1 000 000 rechten niet overschrijden
   De aanvraag wordt bij de Regering ingediend uiterlijk op 30 juni 2015 wat betreft de tweede periode of uiterlijk op 30 juni van het derde jaar van de periode waarop de aanvraag slaat.
   1° De aanvraag :
   bevat de bewaakte, gerapporteerde en geverifieerde tonkilometergegevens voor de luchtvaartuigactiviteiten bepaald door de Regering en uitgevoerd door de exploitant in 2014 wat betreft de tweede periode of gedurende het tweede kalenderjaar van de latere periode waarop de aanvraag betrekking heeft;
   2° bewijst dat aan de in lid 1 bedoelde criteria is voldaan, en
   3° bevat voor een luchtvaartuigexploitant in de zin van lid 1, 2° :
   a) de procentuele stijging van het aantal door die luchtvaartuigexploitant gerealiseerde tonkilometers, tussen het jaar waarop de bewaking betrekking heeft zoals bedoeld in artikel 12/5, § 1, voor de tweede periode of voor een latere periode, en het tweede kalenderjaar van die periode;
   b) de absolute groei van het aantal door die luchtvaartuigexploitant gerealiseerde tonkilometers, tussen het jaar waarop de bewaking betrekking heeft zoals bedoeld in artikel 12/5, § 1, voor de tweede periode of voor een latere periode, en het tweede kalenderjaar van die periode; en
   c) de absolute groei boven het in § 1, eerste lid, 2°, genoemde percentage, van het aantal door die luchtvaartuigexploitant gerealiseerde tonkilometers, tussen het jaar waarop de bewaking betrekking heeft zoals bedoeld in artikel 12/5, § 1, voor de tweede periode of voor een latere periode, en het tweede kalenderjaar van die periode.
   § 2. De Regering legt de ontvangen aanvragen voor aan de Commissie uiterlijk op 31 december 2015 voor wat betreft de tweede periode of uiterlijk binnen zes maanden na de uiterste datum bedoeld in § 1, derde lid, voor de latere periodes.
   § 3. Binnen drie maanden na de goedkeuring door de Europese Commissie van een beslissing tot bepaling van de benchmark overeenkomstig artikel 3septies, § 5, van Richtlijn 2003/87/EG worden de volgende hoeveelheden door de Regering berekend en bekendgemaakt :
   1° de hoeveelheid rechten die uit de bijzondere reserve wordt toegewezen aan iedere luchtvaartuigexploitant wiens aanvraag overeenkomstig § 2 aan de Commissie is voorgelegd. Deze toewijzing wordt berekend door de benchmark te vermenigvuldigen met :
   a) voor een onder § 1, eerste lid, 1°, vallende luchtvaartuigexploitant, de tonkilometergegevens die vermeld zijn in de aanvraag die aan de Commissie is voorgelegd;
   b) voor een onder § 1, eerste lid, 2°, vallende luchtvaartuigexploitant, de absolute groei in tonkilometers boven het in § 1, eerste lid, 2°, genoemde percentage, die vermeld zijn in de aanvraag die aan de Commissie is voorgelegd, en
   2° de hoeveelheid rechten die aan iedere luchtvaartuigexploitant voor elk jaar is toegewezen, die wordt bepaald door het hem volgens 1° aantal toegewezen rechten te delen door het aantal volledige kalenderjaren dat overblijft in de tweede periode of in een latere periode waarop de toewijzing betrekking heeft.
   De in het eerste lid, 1°, bedoelde benchmark mag er niet toe leiden dat de jaarlijkse toewijzing per tonkilometer hoger ligt dan de jaarlijkse toewijzing per tonkilometer aan onder artikel 12/5, § 3, vallende luchtvaartuigexploitanten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>

Art. 12/7. [1 De rechten die niet kosteloos toegewezen moeten worden, worden geveild.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>

Art. 12/8. [1 Artikel 7, § 1, 3, 5 en 6 is van toepassing op de overeenkomstig dit hoofdstuk verleende emissierechten.
   De rechten die door een bevoegde autoriteit binnen de Europese Unie worden verleend, worden voor de nakoming van de verplichtingen van de exploitanten ingevolge lid 3 als geldig erkend.
   Elke luchtvaartuigexploitant levert uiterlijk 30 april van ieder jaar een hoeveelheid emissierechten in die gelijk is aan de totale emissies van het luchtvaartuig gedurende het voorgaande kalenderjaar, die overeenkomstig artikel 12/10, § 3, geverifieerd zijn en die voortvloeien uit de door de Regering bepaalde luchtvaartactiviteiten, waarvoor hij de luchtvaartuigexploitant is.
   De overeenkomstig het derde lid ingeleverde rechten worden daarna geannuleerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>

Art. 12/9. [1 Gedurende de eerste periode kunnen de luchtvaartuigexploitanten CER's en ERU's gebruiken tot 15 % van het aantal emissierechten dat ze ingevolge artikel 12/8 moeten inleveren.
   Voor de tweede periode en de latere periodes wordt het percentage van de CER's en ERU's dat in verband met de luchtvaartactiviteiten kan worden gebruikt, door de Regering bepaald.
   Er wordt onmiddellijk een emissierecht verleend en ingeleverd door de Regering in ruil voor een CER of een ERU waarover de luchtvaartuigexploitant beschikt volgens het register.
   Artikel 8, § 2 is van toepassing op de overeenkomstig dit hoofdstuk verleende emissierechten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>

Art. 12/10.[1 § 1. De Regering bepaalt de regels betreffende de bewaking van en de rapportage over de emissies van luchtvaartuigen en de tonkilometergegevens overeenkomstig de in bijlage I/1 bepaalde principes.
   Elke luchtvaartuigexploitant legt een plan voor de bewaking van de luchtvaartuigemissies en tonkilometergegevens ter goedkeuring aan de Regering voor.
   § 2. Elke luchtvaartuigexploitant brengt verslag uit aan de Regering over de tonkilometersgegevens en gedurende elk kalenderjaar, of, vanaf 1 januari 2010, over de emissies van het luchtvaartuig dat hij exploiteert na afloop van het betrokken jaar.
   De luchtvaartuigexploitant stuurt zijn jaarlijkse emissierapportage die overeenkomstig § 3 geverifieerd is, aan de Regering uiterlijk op de tweede donderdag van de maand maart voor de emissies van het vorige jaar.
   § 3. De rapportages die door de luchtvaartuigexploitanten voorgedragen worden, worden overeenkomstig de in bijlage II/1 vermelde criteria geverifieerd door een door de Regering erkende verificateur.
   Op basis van het verificatieverslag beslist de Regering of de jaarlijkse emissierapportages bevredigend zijn.
   Een luchtvaartuigexploitant wiens rapportage uiterlijk 31 maart van elk jaar voor waar betreft de luchtvaartuigemissies van het vorige jaar niet erkend is als bevredigend, mag geen emissierechten meer overdragen, totdat een rapportage van die exploitant als bevredigend is geverifieerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>

Art. 12/11. [1 Artikel 11 is van toepassing op de overeenkomstig dit hoofdstuk verleende emissierechten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>

Art. 12/12. [1 § 1. Artikel 11/1 is van toepassing op elke luchtvaartuigexploitant die de jaarlijkse emissierapportage overeenkomstig en binnen de termijn bepaald in artikel 12/10, § 2, tweede lid, niet stuurt.
   § 2. De naam van de luchtvaartuigexploitant die zich niet houdt aan de eis inzake het inleveren van voldoende emissierechten, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
   § 3. Er wordt een boete wegens overmatige emissie opgelegd aan elke luchtvaartuigexploitant die uiterlijk 30 april van elk jaar niet voldoende emissierechten heeft ingeleverd ter dekking van zijn emissies in het voorgaande jaar. De boete wegens overmatige emissie bedraagt 100 EUR voor elke ton uitgestoten kooldioxide-equivalent waarvoor de luchtvaartuigexploitant geen emissierechten heeft ingeleverd.
   De betaling van de boete wegens overmatige emissie ontslaat de luchtvaartuigexploitant niet van de verplichting bij de inlevering van emissierechten in verband met het volgende kalenderjaar een hoeveelheid emissierechten in te leveren die gelijk is aan die emissieoverschrijding.
   De boeten worden gestort in het fonds bedoeld in artikel 13.
   § 4. De Regering kan de Europese Commissie verzoeken een exploitatieverbod op te leggen aan een luchtvaartuigexploitant die niet aan de eisen van dit decreet voldoet, indien zulks niet met andere dwangmaatregelen kon worden gewaarborgd.
   Elk overeenkomstig het eerste lid geformuleerde verzoek bevat :
   1° het bewijs dat de luchtvaartuigexploitant zijn verplichtingen krachtens dit decreet niet heeft nagekomen;
   2° gegevens over dwangmaatregelen die genomen zijn om de naleving van het decreet te waarborgen;
   3° de motivering voor het opleggen van een exploitatieverbod op communautair niveau; en
   4° een aanbeveling voor de reikwijdte van een exploitatieverbod op communautair niveau en de eventueel toe te passen voorwaarden.
   Wanneer de Europese Commissie van mening is een beslissing volgend op een krachtens het eerste lid ingediend verzoek te nemen, deelt ze de essentiële feiten en overwegingen aan de luchtvaartuigexploitant mee die aan dat besluit ten grondslag liggen. De luchtvaartuigexploitant krijgt de gelegenheid om binnen 10 werkdagen na de mededeling schriftelijke opmerkingen aan de Europese Commissie voor te leggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-10-06/07, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2009>

HOOFDSTUK III. - Oprichting van een " Fonds wallon Kyoto ".

Art.13.§ 1. Er wordt voorzien in een " Fonds wallon Kyoto " op de ontvangstenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van het Gewest.
  § 2.[7 De ontvangsten van het fonds worden bestemd voor de uitvoering van de volgende opdrachten:
   1° de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, de aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering en de financiering van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en demonstratieprojecten met het oog op de vermindering van de uitstoot en de aanpassing aan de klimaatverandering, met inbegrip van deelname aan initiatieven die deel uitmaken van het Europees strategisch plan voor energietechnologie en de Europese technologieplatforms;
   2° de ontwikkeling van hernieuwbare energie en netten voor elektriciteitstransmissie om te voldoen aan de doelstelling van de Unie inzake hernieuwbare energie en de streefcijfers van de Unie voor connectiviteit, alsook de ontwikkeling van andere technologieën die bijdragen tot de overgang naar een veilige en duurzame, koolstofarme economie, en het helpen voldoen aan de doelstelling van de Unie om de energie-efficiëntie op te voeren tot de niveaus waartoe is besloten in de toepasselijke wetgevingshandelingen, met inbegrip van de productie van elektriciteit van zelfverbruikers van hernieuwbare energie en hernieuwbare-energiegemeenschappen;
   3° maatregelen om ontbossing te voorkomen, de bescherming en het herstel van veengebieden, bossen en andere grondgebaseerde ecosystemen en biodiversiteitsvriendelijke bebossing en herbebossing te doen toenemen, ook in ontwikkelingslanden die de Overeenkomst van Parijs hebben geratificeerd, en maatregelen om technologie over te dragen en de aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering in deze landen te vergemakkelijken;
   4° bevordering van vastlegging door bosbouw en in de bodem in de Unie;
   5° het milieutechnisch veilig afvangen en de geologische opslag van CO2, met name die welke afkomstig is van een reeks industriële bedrijfstakken en deeltakken, ook in derde landen, en innovatieve technologische methoden voor koolstofverwijdering, zoals het rechtstreeks uit de lucht halen van koolstof, en koolstofopslag;
   6° het investeren in en vaart te zetten achter de overgang naar vormen van vervoer die aanzienlijk bijdragen tot het koolstofvrij maken van de sector, met inbegrip van de ontwikkeling van diensten en technologieën op het gebied van klimaatvriendelijk passagiers- en goederenvervoer per spoor en met de bus, maatregelen om het vervoer over water koolstofvrij te maken, met inbegrip van de verbetering van de energie-efficiëntie van schepen, havens, innovatieve technologieën en infrastructuur, en duurzame alternatieve brandstoffen, zoals waterstof en ammoniak die worden geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen, en emissievrije aandrijftechnologieën, alsmede het financieren van maatregelen ter ondersteuning van het koolstofvrij maken van luchthavens overeenkomstig een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, en tot intrekking van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad, en een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer;
   7° de financiering van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten inzake energie-efficiëntie en schone technologieën in de sectoren die onder dit decreet vallen;
   8° maatregelen die tot doel hebben energie-efficiëntie, systemen voor stadsverwarming en isolatie, efficiënte en hernieuwbare verwarmings- en koelsystemen te ondersteunen of de grondige en gefaseerde grondige renovatie van gebouwen te ondersteunen, te beginnen met de renovatie van de slechtst presterende gebouwen;
   9° het verlenen van financiële steun om sociale aspecten in huishoudens met een laag en middeninkomen op te vangen door verstorende belastingen te verlagen en gerichte verminderingen van rechten en heffingen in verband met hernieuwbare elektriciteit;
   10° de financiering van regelingen voor klimaatdividenden met een beproefd positief milieueffect;
   11° de dekking van de administratieve kosten van het beheer van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten;
   12° de financiering van klimaatmaatregelen en de aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering in kwetsbare derde landen;
   13° het bevorderen van de verwerving van vaardigheden en de omscholing van de beroepsbevolking om bij te dragen tot een rechtvaardige overgang naar een klimaatneutrale economie, in nauwe samenwerking met de sociale partners, en het investeren in de omscholing en bijscholing van werknemers die mogelijk getroffen worden door de overgang;
   14° maatregelen om elk restrisico van koolstoflekkage weg te nemen in de sectoren die vallen onder bijlage I bij Verordening (EU) nr. 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, om de overgang te ondersteunen en om het koolstofarm maken van die sectoren te bevorderen, met inachtneming van de regels inzake staatssteun;
   15° financiële maatregelen ten gunste van de sectoren of deelsectoren die onder dit decreet vallen en die zijn blootgesteld aan een reëel risico van koolstoflekkage vanwege de aanzienlijke indirecte kosten die zij daadwerkelijk maken als gevolg van de doorberekening van de kosten van broeikasgasemissies in de elektriciteitsprijzen, in overeenstemming met de regels inzake staatssteun.
   Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, kunnen de maatregelen bijdragen omvatten aan het Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en aan het Aanpassingsfonds dat operationeel is gemaakt door de Klimaatveranderingsconferentie van Poznan (COP 14 en COP/MOP 4).
   Wanneer de Regering de bestemming bepaalt van de opbrengst van de veiling van emissierechten, houdt zij rekening met de noodzaak om de internationale financiering voor de bestrijding van de klimaatverandering in de kwetsbare derde landen, bedoeld in het eerste lid, 12°, verder te verhogen]7.
  § 3. [8 De acties en projecten die door het fonds worden gefinancierd, vermelden de inkomsten uit de veiling van broeikasgasemissierechten als financieringsbron]8.
  § 4. (De Regering bepaalt de modaliteiten voor de spijzing en het beheer van het fonds.
  Dat fonds wordt gespijsd door het geheel van de volgende opbrengsten :
  1° de opbrengst van de boetes die [2 krachtens dit decreet]2 worden opgelopen;
  2° de opbrengst van de eventuele verkoop van de emissierechten in de toewijzingsreserves;
  3° de opbrengst van de toekenning van de emissierechten tegen betaling die niet kosteloos worden toegewezen, [2 ...]2;
  4° [9 ...]9
  5° [4 ...]4) <DWG 2006-06-22/44, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 22-07-2006>
  [2 6° de opbrengst van heffingen geïnd in het kader van het beheer van het verzoek tot goedkeuring van de projectactiviteiten krachtens artikel 15, tweede lid.]2
  ----------
  (1)<DWG 2008-03-05/39, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 25-07-2008>
  (2)<DWG 2010-10-06/07, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (3)<DWG 2010-10-06/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (4)<DWG 2012-06-21/08, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (5)<DWG 2014-02-20/12, art. 28, 008; Inwerkingtreding : 20-03-2014>
  (6)<DWG 2020-01-23/07, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 21-02-2020>
  (7)<DWG 2024-04-25/50, art. 21,1°, 011; Inwerkingtreding : 05-06-2023>
  (8)<DWG 2024-04-25/50, art. 21,2°, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (9)<DWG 2024-04-25/50, art. 21,3°, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK IV. - [1 Projectactiviteiten]1   ----------   (1)
Art.14.[1 Overeenkomstig het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, gesloten te Brussel op 19 februari 2007, is het Gewest bevoegd voor de goedkeuring van de volgende projectactiviteiten :
   1° elke projectactiviteit die volledig of gedeeltelijk gefinancierd wordt door het Gewest, of door een provincie of een gemeente, gelegen op zijn grondgebied;
   2° elke projectactiviteit waarvan dat gewest AAU', RMU's, ERU's of CER's wil verwerven;
   3° elke CDM- of JI-projectactiviteit waarvoor het verzoek tot goedkeuring wordt ingediend door een natuurlijke persoon met zijn woonplaats in het Gewest of door een rechtspersoon met een vestigingseenheid in het Gewest;
   4° elke projectactiviteit, die op het grondgebied van het Gewest wordt uitgevoerd.
   Als een projectactiviteit tegelijkertijd onder de bevoegdheid valt van meerdere Gewesten of van één of meerdere Gewesten en de Federale overheid, dan wordt ze behandeld overeenkomstig de overeenkomsten die tussen de verschillende overheden zijn aangenomen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2010-10-06/07, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>

Art.15.[1 § 1. De Regering bepaalt de criteria inzake betoelaagbaarheid en de procedures voor de goedkeuring van de projectactiviteiten en belast de door haar aangewezen dienst of instelling met de goedkeuring van projecten die in het kader van de JI of het CDM worden uitgevoerd.    De Regering kan het beheer van het verzoek tot goedkeuring van de projectactiviteiten doen afhangen van de betaling door de aanvrager van een heffing waarvan ze het bedrag bepaalt.    § 2. De Regering kan bepaalde rechtspersonen machtigen tot deelname aan projectactiviteiten.    De Regering blijft verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen die haar worden opgelegd krachtens het RVNKV en het Protocol van Kyoto en zorgt ervoor dat deze deelname overeenstemt met de overeenkomstig het RVNKV of het Protocol van Kyoto relevante en goedgekeurde oriëntaties, modaliteiten en procedures.]1   ----------   (1)
Art.16.§ 1. [1 De Regering bepaalt dat de projectactiviteiten waaraan zij deelneemt of die ze goedkeurt, voorbereid en uitgevoerd worden overeenkomstig de artikelen 6 en 12 van het Protocol van Kyoto en de beslissingen goedgekeurd in het kader van deze bepalingen.]1
  Deze projectgebonden activiteiten hebben als gezamenlijk resultaat :
  1° verminderingen of verwijderingen van bijkomende en duurzame reële emissies in vergelijking met wat er zou gebeuren als de overgelegde projectgebonden activiteit niet zou plaatsvinden;
  2° de overdracht of het tot stand brengen van technologieën of knowhow die zonder gevaar voor het milieu en ecologisch rationeel zijn.
  De Regering stelt ook vast dat het gastland verzocht werd zijn voorrechten uit te oefenen om te bevestigen dat de projectgebonden activiteiten tot een duurzame ontwikkeling bijdragen.
  § 2. De referentieniveaus bepaald door de latere beslissingen goedgekeurd uit hoofde van de [2 RVNKV]2 of het Protocol van Kyoto voor de projectgebonden activiteiten die ondernomen worden in de landen die een toetredingsverdrag met de Europese Unie hebben ondertekend, moeten volkomen overeenstemmen met het acquis van de Gemeenschap, met inbegrip van de voorlopige afwijkingen voorzien in het toetredingsverdrag.
  [4 CER's of ERU's kunnen niet worden verleend om de broeikasgasemissies van de activiteiten waarop dit decreet van toepassing is, te verminderen of te beperken.]4
  § 3. Wat betreft de JI- of CDM-projecten die de emissies van een installatie die onder het toepassingsveld van Richtlijn 2003/87/EG valt, rechtstreeks verminderen of beperken, kunnen EVE of [3 CER]3 slechts tot 31 december 2012 verleend worden indien in het register een gelijke hoeveelheid emissierechten van de overeenstemmende rekeningen van de exploitant van die inrichting geannuleerd werden.
  Wat betreft de JI- of CDM-activiteiten die de emissies van een installatie die onder het toepassingsveld van bovengenoemde richtlijn valt, onrechtstreeks verminderen of beperken, kunnen EVE of [3 CER]3 slechts tot 31 december 2012 verleend worden indien een gelijke hoeveelheid emissierechten in het gastland geannuleerd werd.
  § 4. (NOTA : niet vertaald)
  ----------
  (1)<DWG 2010-10-06/07, art. 35, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (2)<DWG 2010-10-06/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (3)<DWG 2010-10-06/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2010>
  (4)<DWG 2016-10-20/03, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 10-11-2016>

Art. 16/1.
  <Opgeheven bij DWG 2020-01-23/07, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Art.17.[1 In artikel 10, § 2, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de decreten van 10 november 2004 en 22 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
   1° in het eerste lid wordt het woord " gespecificeerde " geschrapt;
   2° tussen het eerste en het tweede lid wordt volgend lid ingevoegd :
   " Wat betreft de inrichtingen met één of meer broeikasgasuitstotende installaties of activiteiten, worden de wijzigingen die de exploitant in het bewakingsplan aanbrengt alsook degene die goedgekeurd of aangebracht worden door het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" bij het register gevoegd. ";
   3° in het vormalige derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden " de instelling die zij aanwijst " vervangen door de woorden " het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" " en worden de woorden " aanzienlijk " en " gespecificeerde " geschrapt;
   4° de paragraaf wordt aangevuld met volgend lid :
   " Bij gebreke daarvan voegt de technisch ambtenaar het nieuwe bewakingsplan bij de emissievergunning. ".]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-06-21/08, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.18.[1 Artikel 17, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 september 2002, wordt aangevuld met een punt 10°, luidend als volgt :    " 10° wat betreft de inrichtingen met één of meer broeikasgasuitstotende installaties of activiteiten, bepalen of een vergunning om broeikasgassen uit te stoten afgegeven kan worden.]1   ----------   (1)
Art. 18/1. [1 Artikel 45, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 september 2002, wordt aangevuld met een punt 5°, luidend als volgt :
   " 5° wat betreft de inrichtingen met één of meer broeikasgasuitstotende installaties of activiteiten, de vergunning om broeikasgassen uit te stoten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-06-21/08, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 18/2. [1 In paragraaf 5 van artikel 76quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 22 november 2007, worden de woorden "De §§ 2 en 3" vervangen door de woorden "De §§ 2 tot 4" en worden de woorden "artikel 9, § 1" vervangen door de woorden "artikel 10, § 1".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-06-21/08, art. 35, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen.

Art.19. Tijdens de eerste referentieperiode kan de Regering aan de Europese Commissie vragen dat in geval van overmacht extrarechten worden verleend aan bepaalde inrichtingen waar één of meer door de Regering aangewezen activiteiten of installaties met gespecificeerde broeikasgassen plaatsvinden.
  Onder voorbehoud van het akkoord van de Europese Commissie kan de Regering toestemming geven voor het verlenen van extra, niet-overdraagbare rechten aan de exploitanten van die inrichtingen.

Art.20. Bepaalde installaties kunnen tot en met uiterlijk 31 december 2007 tijdelijk uit de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten uitgesloten worden.   De lijst van de installaties of activiteiten waarvoor een aanvraag is ingediend wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.   De Regering kan verzoeken om de toepassing van de procedure bedoeld in artikel 27 van Richtlijn 2003/87/EG en vergewist zich ervan dat betrokken inrichting :   a) haar emissies beperkt tot een niveau dat gelijkwaardig is aan dat welk krachtens dit decreet gehaald zou worden;   b) onderworpen is aan voorschriften inzake bewaking, rapportage van broeikasgasemissies en verificatie die gelijkwaardig zijn aan die waarin dit decreet voorziet;   c) onderworpen is aan sancties die minstens gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in artikel 12 in geval van niet naleving van de voorschriften die op haar van toepassing zijn.   De Regering kan de modaliteiten voor de toepassing van dit artikel bepalen.
Art.21. § 1. De exploitant van een bestaande inrichting bedoeld in het eerste Waalse toewijzingsplan voor emissierechten richt binnen twintig dagen na de inwerkingtreding van dit decreet bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of tegen ontvangbewijs een aanvraag om broeikasgassen te kunnen uitstoten aan de bevoegde overheid.
  De aanvraag wordt opgemaakt d.m.v. een formulier dat door de bevoegde overheid vastgelegd wordt.
  § 2. De bevoegde overheid stuurt haar beslissing bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst naar de exploitant binnen dertig dagen, te rekenen van de datum waarop zij de aanvraag ontvangt.
  § 3. De exploitant kan bij de Regering een beroep instellen tegen de beslissingen bedoeld in paragraaf 2.
  Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep binnen tien dagen na ontvangst van de beslissing door de exploitant bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst gericht of tegen ontvangstbewijs afgegeven aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu ter attentie van de Minister van Leefmilieu.
  Het beroep is niet opschortend voor de omstreden beslissing.
  Binnen twintig dagen vanaf de datum van ontvangst van het beroep stuurt de Regering haar beslissing bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de verzoeker.
  § 4. Als de bevoegde overheid in eerste instantie of inzake beroep niet over de nodige informatie beschikt, kan zij of de instanties die in het onderzoek van de aanvraag tussenkomen de exploitant om bijkomende informatie verzoeken.
  § 5. De bevoegde overheid neemt haar beslissing op grond van de richtsnoeren vastgelegd bij de Europese beschikking van 29 januari 2004 betreffende de goedkeuring van richtsnoeren voor de bewaking van en rapportage over broeikasgasemissies overeenkomstig Richtlijn 2004/87/EG van het Europees Parlement en van de Raad. De Regering kan deze richtsnoeren nader bepalen.

Art.22. Bij wijze van overgangsmaatregel kan de Regering voor de bewaking een dienst of instelling machtigen om na te gaan of de eventuele kosten die op de elektriciteitsgebruikers worden afgewenteld namens de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten ingevoerd bij dit decreet of namens het stelsel van de groene getuigschriften ingevoerd bij het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, de opgelopen reële kosten weerspiegelen.
  De Regering kan de modaliteiten voor deze bewaking bepalen.

Art.23. Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

BIJLAGEN.

Art. N1.Bijlage I. [1 Broeikasgassen bedoeld in artikel 2, 2° :
   - Kooldioxide (CO2);
   - Methaan (CH4);
   - Stikstofoxide (N2O);
   - onvolledig gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen (HFK's);
   - perfluorkoolwaterstoffen (PFK's);
   - Zwavelhexafluoride (SF6).]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-06-21/08, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. N1/1.   
Art. N2.
  <Opgeheven bij DWG 2012-06-21/08, art. 37, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. N2/1.
  <Opgeheven bij DWG 2012-06-21/08, art. 37, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. N3.
  <Opgeheven bij DWG 2012-06-21/08, art. 37, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>