11 MAART 2004. - Decreet betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-2004 en tekstbijwerking tot 23-10-2023)
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving, voorwerp en toepassingsgebied.
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Incentives.
Art. 6-9
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor de toekenning en de instandhouding, aanvraag- en toekenningsprocedures, uitbetalings-, controle- en bestraffingswijze.
Art. 10-17
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen, opheffings- en overgangsbepalingen.
Art. 18-20
2004027295 2005201359 2005202502 2006200728 2006200729 2008202032 2009201570 2009202320 2009202578 2011205543 2013204546 2013204562 2014203717 2015200574 2015201244 2017200280 2018010939 2018205047 2018205048 2019202068 2020201174 2021200321 2022034726 2022034727 2022205620 2023047547 2023047549 2024202661
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving, voorwerp en toepassingsgebied.
Artikel 1.§ 1. (In de zin van dit decreet is de kleine en middelgrote onderneming, de onderneming waarvan de criteria worden bepaald in de artikelen 2 en 3 van [1 bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, hierna " bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014]1.) <BWG 2005-04-15/45, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 2. (De grote onderneming is de onderneming die niet beantwoordt aan de criteria voor de bepaling van de kleine en middelgrote ondernemingen opgenomen in de artikelen 2 en 3 van [1 bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014]1.) <BWG 2005-04-15/45, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 3. De regering kan de criteria bedoeld in paragraaf 1 nader bepalen of ze aanpassen om ervoor te zorgen dat dit decreet in overeenstemming is met de communautaire regels die goedgekeurd zijn als de bepalingen van de artikelen 87 tot en met 89 van het verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap.
----------
(1)<BWG 2015-02-26/17, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.2. Om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van het Gewest kan de regering binnen de specifieke perken van de begroting zoals jaarlijks vastgesteld, incentives toekennen aan de onderneming die een bedrijfszetel in het Gewest heeft en er een in artikel 6 bedoeld investeringsprogramma verwezenlijkt.
Art.3. De incentives nemen de vorm aan van een investeringspremie of van een vrijstelling van de onroerende voorheffing. De investeringspremie en de vrijstelling van de onroerende voorheffing kunnen samengevoegd worden.
Zij worden toegewezen krachtens eenzijdige beslissingen en de wijze waarop de incentive toegekend wordt, maakt het voorwerp uit van een overeenkomst gesloten tussen de partijen.
De incentives worden toegekend met inachtneming van de regelgeving van de Europese Gemeenschap en, meer in het bijzonder, in overeenstemming met de multisectorale kaderregeling door de Gemeenschap van de steunmaatregelen van staatswege voor milieubescherming en met de richtsnoeren voor de staatssteun in de landbouwsector.
Voor eenzelfde investeringsprogramma mag de onderneming het voordeel van de incentives bepaald bij dit decreet niet samenvoegen met de steun die zij gekregen heeft krachtens andere gewestelijke decreet- of regelgeving.
De incentives bepaald bij dit decreet mogen samengevoegd worden met de incentives uit de Europese structuurfondsen.
Art.4.Om in aanmerking te komen voor de incentives dient de onderneming :
1° ofwel een natuurlijke persoon te zijn met de hoedanigheid van handelaar of die een zelfstandig beroep uitoefent [1 ofwel een vereniging gevormd tussen die personen]1;
2° ofwel één van de vennootschappen opgesomd in [2 artikel 1:5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of opgericht krachtens het recht van een lidstaat van de Europese Unie]2 of een Europees economisch samenwerkingsverband te zijn.
De publiekrechtelijke rechtspersoon en de vereniging zonder winstoogmerk zijn uitgesloten van het voordeel van de incentives bepaald bij dit decreet.
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(2)<DWG 2023-04-06/06, art. 77, 009; Inwerkingtreding : 02-11-2023>
Art.5. Uitgesloten van het voordeel van de incentives wordt de onderneming waarvan de activiteiten onder één der volgende gebieden vallen :
1° bankwezen en andere financiële instellingen, verzekeringswezen en vastgoed;
2° energie- of waterproductie en -verdeling;
3° onderwijs, opvoeding en vorming;
4° gezondheid en gezondheidszorgen;
5° sportactiviteiten, vrijetijdsbesteding en verdeling van cultuurproducten;
6° grootdistributie;
7° vrije beroepen.
In afwijking van het eerste lid, 2°, is de energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen of kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling in de zin van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt een sector die toegelaten wordt tot het voordeel van de incentives indien het een kleine onderneming betreft en voorzover bedoelde onderneming niet in handen is van een middelgrote of grote onderneming waarvan de bedrijvigheid onder de energiesector ressorteert.
De regering bepaalt de sectoren of deelsectoren die overeenstemmen met die bedrijvigheidsgebieden die uitgesloten zijn van het voordeel van de incentives.
In dat geval dienen de beginselen en doelstellingen van de duurzame ontwikkeling in zijn beslissing in overweging te worden genomen.
De regering kan, na een evaluatie die hij minstens driejaarlijks verricht, meer bepaald op grond van de jaarlijks aan de Waalse Gewestraad overgemaakte verslagen, de uitgesloten sectoren of deelsectoren wijzigen.
HOOFDSTUK II. - Incentives.
Art.6. De regering kan de incentives toekennen aan de onderneming die minstens een bedrijfszetel in het Waalse Gewest heeft en die een investeringsprogramma verwezenlijkt om één of meerdere van de volgende doelstellingen te bereiken :
1° de milieubescherming, namelijk elke actie die ertoe strekt de negatieve gevolgen voor de natuurlijke omgeving of de natuurlijke hulpbronnen te herstellen of te voorkomen of een rationeel gebruik van die hulpbronnen aan te moedigen, namelijk :
a. de investeringen waardoor de onderneming de bestaande normen van de Gemeenschap kan overschrijden of de investeringen die zij verwezenlijkt bij ontstentenis van dergelijke verbindende normen;
b. de investeringen die verwezenlijkt worden door een kleine of middelgrote onderneming die zich daardoor in overeenstemming brengt met de nieuwe normen van de Gemeenschap tijdens een periode van drie jaar te rekenen van de goedkeuring door de Europese Gemeenschap van die nieuwe normen;
c. de acties voor de valorisering en de vermindering van de afvalstoffen in het productieproces;
2° het duurzame energiegebruik, namelijk de investeringen waardoor :
a. de terugdringing van het energieverbruik in een productieproces;
b. de totstandkoming van energieën uit hernieuwbare energiebronnen;
c. de totstandkoming van installaties voor kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling in de zin van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt mogelijk worden.
Art.7.De investeringen waarvoor incentives toegekend kunnen worden, zijn beperkt tot de bijkomende kosten om de doelstellingen inzake milieubescherming te bereiken. [1 Die in aanmerking komende kosten worden berekend na aftrek van de kostenbesparingen tijdens de eerste vijf levensjaren van de investering.]1.
De regering bepaalt de types toegelaten investeringen nader.
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art.8. De regering bepaalt de bijzondere voorwaarden en modaliteiten voor de toekenning van de incentives waarbij hij rekening houdt met de grootte van de onderneming en met de impact van het investeringsprogramma op de duurzame ontwikkeling.
De investeringspremie wordt uitgedrukt in een percentage van het toegelaten investeringsprogramma en mag niet overschrijden :
1° 30 % bruto van de investeringen verwezenlijkt door een onderneming om de normen van de Gemeenschap te overschrijden;
2° 40 % bruto van de investeringen verwezenlijkt door een onderneming ter zake van duurzaam energiegebruik;
3° 15 % bruto van de investeringen verwezenlijkt door een kleine of middelgrote onderneming om zich in overeenstemming te brengen met de normen van de Gemeenschap.
Tegen de maximumpercentages van het tweede lid, 1° en 2°, kan een bonus worden toegekend in volgende gevallen :
1° 5 % indien de onderneming zich in de regio's bevindt die vallen onder artikel 87, § 3, c., van het verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap;
2° 10 % indien de onderneming zich in de regio's bevindt die vallen onder artikel 87, § 3, a., van het verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap;
3° 10 % indien het een kleine of middelgrote onderneming betreft.
Die percentages worden door de regering bepaald.
Art.9. De regering kan de onderneming die in het kader van een investeringsprogramma zoals bedoeld in artikel 6 investeringen in onroerende goeden, met inbegrip van de investeringen in materieel dat geacht is onroerend van aard of door bestemming te zijn, een vrijstelling van de onroerende voorheffing voor de onroerende goeden toekennen.
Die vrijstelling kan worden toegekend :
1° aan de grote onderneming voor een duur van drie jaar;
2° aan de middelgrote onderneming voor een duur van vier jaar;
3° aan de kleine onderneming voor een duur van vijf jaar.
Die vrijstelling kan evenwel enkel worden toegekend voor een maximumduur van zeven jaar voor het materieel en de werktuigen in het geval van een bedrijfsoprichting.
De duur bedoeld in het tweede en het derde lid wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar volgend op de bezetting of het gebruik van het onroerend goed.
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor de toekenning en de instandhouding, aanvraag- en toekenningsprocedures, uitbetalings-, controle- en bestraffingswijze.
Art.10. De incentives worden toegekend aan de onderneming die de wetsbepalingen over de uitoefening van zijn bedrijvigheid naleeft en de wet- en regelgeving in fiscale, sociale en ecologische aangelegenheden naleeft of die zich daartoe verbindt binnen de termijn vastgesteld door het bevoegde bestuur.
Art.11. De regering bepaalt de voorwaarden voor de instandhouding van de incentives en de doelstellingen die de onderneming zich ertoe verbindt te bereiken. Zij worden opgenomen in de overeenkomst bedoeld in artikel 3, tweede lid.
Art.12. De onderneming is er tijdens een termijn van vijf jaar te rekenen van de datum waarop de verwezenlijking van de investeringen beëindigd wordt, toe verplicht die investeringen aan te wenden voor de doeleinden en tegen de voorwaarden zoals voorzien, ze niet af te staan en ze in stand te houden in de bestemming waarvoor de incentive was toegekend.
De investeringen in immateriële activa dienen uitgebaat te worden in de incentivegerechtigde onderneming tijdens minstens vijf jaar te rekenen van de toekenning van de incentive, behalve indien die immateriële activa uit duidelijk voorbijgestreefde technieken bestaan.
Indien het kapitaal of het stemrecht in de onderneming die voor de incentive in aanmerking komt, in handen is van één of meerdere grote ondernemingen ter hoogte van 25 %, verbinden zich de onderneming of de ondernemingen die die participatie in handen heeft of hebben, ertoe om de incentives terug te geven voor rekening van de grote onderneming, gedurende de termijn bedoeld in het eerste lid.
Art.13. De onderneming licht de ondernemingsraad in over de motieven en wijze van uitbetaling van de toegekende incentives, evenals over de bepaalde controlemaatregelen.
Art.14. De regering stelt de procedures voor aanvraag en toekenning van de incentives vast en houdt daarbij rekening met de omvang van de onderneming.
Elke aanvraag voor een incentive dient aanleiding te geven tot een beslissing binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het tijdstip waarop het dossier volledig is.
De regering bepaalt de procedure en de berekeningswijze van de termijn bedoeld in het tweede lid.
(De Regering kan de onderneming vrijstellen van de overmaking van de gegevens nodig voor het onderzoek van de aanvragen om incentives op voorwaarde dat die gegevens via andere kanalen beschikbaar zijn.) <BWG 2006-02-09/35, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006>
Art.15.[1 § 1. De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.
§ 2. Onverminderd paragraaf 3 worden de incentives bedoeld in artikel 3 terugbetaald overeenkomstig het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden:
1° in geval van niet-naleving van de bepalingen uitgebracht bij of krachtens dit decreet of de verplichtingen vervat in de individuele beslissing tot toekenning en in de overeenkomst;
2° in geval van faillissement, ontbinding of vrijwillige dan wel gerechtelijke vereffening van de grote onderneming;
3° in geval van al dan niet bewuste verstrekking door de grote onderneming van onjuiste of onvolledige inlichtingen ongeacht het effect van die inlichtingen op het bedrag van de incentives, onverminderd de strafrechtelijke vervolging van de personen die die inlichtingen verstrekt zouden hebben.
In geval van teruggave van de incentive bedoeld in artikel 9 wordt de vrijstelling van de onroerende voorheffing ab initio geschrapt.
§ 3. Wanneer er willens en wetens onjuiste of onvolledige informatie verstrekt wordt om de incentive bedoeld in artikel 3 te verkrijgen, kan de onderneming, haar aangestelde of lasthebber een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro worden opgelegd volgens de procedure of tegen de voorwaarden vastgesteld bij de bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen ]1.
----------
(1)<DWG 2019-02-28/25, art. 132, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art.16.De regering kan van artikel 15 afwijken en de incentives instandhouden :
1° in het geval waarin de niet-naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 12 toe te schrijven is aan overmacht, namelijk abnormale en onvoorziene omstandigheden die vreemd zijn aan diegene die ze inroept en waarvan de gevolgen onvermijdelijk blijken te zijn ondanks alle gedane inspanningen;
2° [1 in het geval van fusie of splitsing van ondernemingen, inbreng van een algemeenheid of bedrijfstak, afstand van algemeenheid of bedrijfstak, [2 bedoeld in Boek 12 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2, evenals in geval van een procedure van gerechtelijke reorganisatie bedoeld in Titel V van Boek XX van het Wetboek van economisch recht, indien de bedrijvigheid van de onderneming in het Waalse Gewest voortgezet wordt, indien de investeringen overgedragen worden naar de nieuwe juridische constructie en in stand gehouden worden in de bestemming waarvoor ze zijn toegekend, en indien de verplichtingen die oorspronkelijk aan de begunstigde zijn opgelegd, worden nagekomen;]1
3° in geval van afstand of wijziging van de bestemming of de gebruiksvoorwaarden, indien de grote onderneming op voorhand om de toelating door de regering verzoekt.
[1 In geval van instandhouding van de incentives bij een overdracht van onderneming of bij een verkoop van activa aan het einde van procedure van gerechtelijke reorganisatie, zoals bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt het eventuele saldo van de premie niet gestort.]1
[1 De Regering kan van artikel 15 afwijken door, in de gevallen waarin de feiten die tot teruggave aanleiding geven, niet ontstaan zijn uit een fout of een vrijwillige handeling van de onderneming of diens aandeelhouders, de incentives te beperken tot de verhouding tussen het aantal jaar waarin werkelijk gebruik is gemaakt van het goed waarvoor een incentive is toegekend en het aantal jaar bepaald in artikel 12 zonder dat evenwel minder dan drie jaar mag verstrijken zijn tussen het einde van de doorvoering van de investering en de dag waarop de gebeurtenis plaatsvindt die de intrekking van de incentive verantwoordt.]1
De regering kan afwijken van artikel 15 door af te zien van een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de incentives indien de kosten verbonden aan het verhalen ervan hoger dan de bedragen zelf dreigen te zijn.
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(2)<DWG 2023-04-06/06, art. 78, 009; Inwerkingtreding : 02-11-2023>
Art.17. De regering bepaalt de wijze van uitbetaling en terugbetaling van de incentives.
De incentives kunnen niet uitbetaald worden in geval van faillissement, ontbinding of vrijwillige dan wel gerechtelijke vereffening van de onderneming.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen, opheffings- en overgangsbepalingen.
Art.18.De regering deelt elk kwartaal een statistieke informatie mee betreffende de toegekende incentives aan de " Conseil économique et social de la Région wallonne " (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest) aan [1 de beleidsgroep Leefmilieu]1 en aan het " Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique " (Waals Instituut voor Evaluatie, Toekomstverwachting en Statistiek).
De regering deelt de " Conseil économique et social de la Région wallonne " jaarlijks een kwantitatief en kwalitatief verslag mee over het economisch expansiebeleid dat tijdens het voorgaande kalenderjaar gevoerd is, samen met de bestanddelen van de doorgevoerde evaluatie.
----------
(1)<DWG 2017-02-16/37, art. 44, 006; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
Art.19. Opgeheven worden :
1° de artikelen 5 en 5bis van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;
2° artikel 32.13 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische reoriëntatie ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2002.
Bij wijze van overgangsbepaling worden de dossiers ingediend door een grote onderneming na 30 september 2003 behandeld op grond van dit decreet.
De aanvragen ingediend door een kleine of een middelgrote onderneming vóór de inwerkingtreding van dit decreet blijven onderworpen aan de wet van 4 augustus 1978 tot economische reoriëntatie gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992.
Art. 20. De regering stelt de datum vast voor de inwerkingtreding van elke bepaling van dit decreet.