14 SEPTEMBER 2023. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de incentives ter bevordering van uitrustingen die het energieverbruik en de geluidsemissies van een voertuig verminderen
Art. 1-7
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° het decreet van 11 maart 2004: het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen;
2° de onderneming: de kleine en middelgrote onderneming en de grote onderneming bedoeld in artikel 1 van het decreet van 11 maart 2004, die een voertuig bezit, waarvoor de verkeersbelasting in het Waalse Gewest verschuldigd is;
3° het voertuig: het motorvoertuig, het samenstel van voertuigen of aanhangwagen bedoeld of gebruikt, of gedeeltelijk of uitsluitend, voor het vervoer over de weg van goederen en waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt, met uitzondering van het motorvoertuig, het samenstel van voertuigen of aanhangwagen, gebruikt op beperkte manier op de openbare weg;
4° de Minister: de Minister bevoegd voor Economie;
5° de "SPW EER" : de "Service public de Wallonie Economie, Emploi, Recherche" (de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling, Onderzoek).
Art.2. § 1. De Minister of zijn daartoe aangewezen afgevaardigde kan, binnen de grenzen van de begrotingskredieten en overeenkomstig de Europese bepalingen die zijn vastgesteld met betrekking tot de-minimissteun, hierna de-minimis-verordening genoemd, een premie toekennen aan de onderneming die:
1° in het Waalse Gewest eigenaar is van een vestigingseenheid als bedoeld in artikel I.2., 16°, van het Wetboek van economisch recht;
2° een nieuwe uitrusting die het energieverbruik of de geluidsemissies vermindert op een voertuig dat voldoet aan de EURO VI-norm of hoger installeert;
3° geen incentives heeft genoten, voor dezelfde uitrusting en met hetzelfde doel, krachtens het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen, het decreet van 11 maart of het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen;
4° aan de fiscale en sociale wetgevingen en reglementeringen voldoet of die zich ertoe verbindt daaraan te voldoen binnen de door het Bestuur bepaalde termijnen.
In 4° kan de "SPW EER", in voorkomend geval, de onderneming erom verzoeken de nodige documenten en bewijzen te overleggen.
§ 2. De Minister bepaalt de in aanmerking komende uitrusting per voertuig bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, alsook het bedrag van de overeenstemmende premie.
Het maximumbedrag van de premie wordt vastgesteld op 10.000 euro per voertuig en beperkt tot 100.000 euro per onderneming voor alle aanvragen die betrekking hebben op facturen uitgereikt tussen 1 januari 2023 en 31 december 2025.
Art.3. § 1. De onderneming dient per schrijven een premie-aanvraag in bij de "SPW EER" op basis van een door de "SPW EER" vastgesteld typeformulier.
Dit bevat minstens de volgende gegevens :
1° het bewijs van de installatie en de betaling van de in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde uitrusting;
2° een verklaring op erewoord van de verantwoordelijke van de onderneming waaruit blijkt dat de plafonds zoals bepaald in de minimis-verordening de laatste twee boekjaren en het lopende boekjaar niet werden overschreden;
3° een verklaring op erewoord van de verantwoordelijke van de onderneming aantoont dat ze aan de fiscale en sociale wetgevingen en reglementeringen voldoet.
§ 2. De premie-aanvraag wordt binnen vier maanden vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad of binnen vier maanden vanaf de laatste factuur met betrekking tot de in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde uitrusting ingediend.
De in aanmerking komende facturen zijn deze die zijn uitgereikt tussen 1 januari 2023 en 31 december 2025.
De onderneming dient één enkele premie-aanvraag in voor één of meer uitrustingen bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°. Een premie-aanvraag kan evenwel één of meerdere voertuigen betreffen.
Art.4. Binnen drie maanden na de datum van ontvangst van de premie-aanvraag kan de "SPW EER" de onderneming een verzoek sturen voor de ontbrekende informatie, waarbij aan de onderneming een termijn van één maand vanaf de ontvangst van dit verzoek wordt toegekend om haar dossier aan te vullen.
Le SPW EER envoie un rappel à l'entreprise lorsque celle-ci n'a pas transmis les renseignements sollicités par l'administration dans le mois de la réception de la demande d'information.
De "SPW EER" stuurt de onderneming een herinnering als zij de door de administratie gevraagde informatie niet binnen een maand na ontvangst van het verzoek om informatie heeft verstrekt. Deze herinnering geeft de onderneming een nieuwe termijn van één maand. Na het verstrijken van deze nieuwe termijn neemt de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot weigering van de investeringspremie en stelt de onderneming hiervan in kennis per aangetekende brief met ontvangstbewijs of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend.
Als de onderneming de door de administratie gevraagde informatie niet binnen een maand heeft verstrekt, krijgt ze een herinnering met een extra termijn van een maand. Na het verstrijken van deze nieuwe termijn neemt de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot weigering van de investeringspremie en stelt de onderneming hiervan in kennis per aangetekende schrijven met ontvangstbewijs of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend.
Art.5. De "SPW EER" onderzoekt de ontvankelijkheid van de premie-aanvraag en de Minister of de gemachtigd ambtenaar neemt een beslissing tot toekenning of weigering van de premie.
Bij beslissing tot toekenning wordt de premie bedoeld in artikel 2, § 2, in één keer uitbetaald.
Bij beslissing tot weigering, geeft de "SPW EER" daar kennis van aan de onderneming per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend.
Art.6. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen die ingaat de dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 7. De Minister bevoegd voor economie is belast met de uitvoering van dit besluit.