Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 DECEMBER 1970. - Wet betreffende de economische expansie. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest door DVR2005-12-23/34, art. 8 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006; zie ook DVR2003-01-31/44, art. 41) (NOTA : opgeheven voor het Brusels Hoofdstelijk Gewest met ingang op een onbepaalde datum bij ORD2007-12-13/39, art. 75, 3°, ; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-01-1989 en tekstbijwerking tot 10-01-2008)



Inhoudstafel:

TITEL I TOEKENNING VAN AANMOEDIGINGEN DIE DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET PLAN BEGUNSTIGEN.
Art. 1
HOOFDSTUK I Aanmoedigingen voor investeringen.
Afdeling I Aanmoedigingen.
Art. 2-5, 5bis, 5ter, 5quater, 6-9
Afdeling 2 Regionale tegemoetkomingen.
Art. 10-11
A. Rentevoetverminderingen.
Art. 12
B. Uitstel van terugbetaling.
Art. 13
Bbis. Investeringspremies. <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
Art. 13bis, 13ter
C. Arbeidsplaatspremies.
Art. 14
D. Fiscale voordelen.
Art. 15-17
Afdeling III Eventuele en gedeeltelijke tegenprestatie voor verleende tegemoetkomingen.
Art. 18
Afdeling IV Staatswaarborg.
Art. 19-21
HOOFDSTUK II Vooruitgangscontracten.
Art. 22-23
HOOFDSTUK III Contracten ter bevordering van het ondernemingsbeheer.
Art. 24
HOOFDSTUK IV Contracten ter bevordering van de technologie.
Art. 25
HOOFDSTUK V Contracten betreffende de reconversie of de herstructurering van ondernemingen.
Art. 26-29
HOOFDSTUK VI - Toekenning van aansporingen en verzekeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van Europese industriele programma's die het onderwerp zijn van bijzondere internationale overeenkomsten. <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
Art. 29bis, 29ter
TITEL II - REGIONALE INFRASTRUCTUUR VOOR HET ONTHAAL VAN INDUSTRIELE, AMBACHTELIJKE EN DIENSTENONDERNEMINGEN.
HOOFDSTUK I - Gronden ten behoeve van de industrie, het ambachtswezen of de diensten.
Afdeling I - Verwerving van gronden.
Art. 30, 30bis
Afdeling II Aanleg en uitrusting van gronden.
Art. 31, 31bis
Afdeling III Ter beschikkingstelling van de gronden voor de industrie, het ambachtswezen of de diensten.
Art. 32, 32bis
HOOFDSTUK II Compensatie van sommige tijdelijke handicaps.
Art. 33
TITEL III WIJZIGINGEN AAN DE WETTELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE NATIONALE INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ EN DE GEWESTELIJKE INVESTERINGSMAATSCHAPPIJEN.
Art. 34-35
TITEL IV DIVERSE BEPALINGEN.
Art. 36-38, 38bis, 38ter, 38quater, 39-48



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

TITEL I _ TOEKENNING VAN AANMOEDIGINGEN DIE DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET PLAN BEGUNSTIGEN.
Artikel 1. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De met het oog op de stimulering van de economische expansie en haar rechtmatige verdeling onder de gewesten, voorziene aanmoedigingen worden toegekend ofwel krachtens ministeriële beslissingen, ofwel krachtens contracten afgesloten tussen de Staat, vertegenwoordigd door de Minister die Economische Zaken, Streekeconomie of Middenstand in zijn bevoegdheid heeft, in voorkomend geval, samen met de betrokken Ministers, binnen de perken van hun bevoegdheid, en elke natuurlijke of morele persoon van privaat of publiek recht, die zich ertoe verbindt een of meer verrichtingen uit te voeren die bijdragen tot de verwezenlijking van de sectoriële, technologische en regionale doelstellingen van het plan.
  Het overleg met de belangrijkste sectoren en ondernemingen en de voornaamste economische en sociale groepen wordt georganiseerd op de manier die het best strookt met de doelmatigheid, ten einde het aandeel te bepalen dat iedereen neemt in de verwezenlijking van de sectoriële, technologische en regionale doelstellingen van het plan.
  <Voor het Waalse Gewest wordt art. 1 door de volgende bepaling vervangen : " De aanmoedigingen die voorzien zijn, onder andere middelen, om te bijdragen tot de socio-economische ontwikkeling van het Waalse Gewest worden toegekend krachtens contracten afgesloten tussen, enerzijds, het Waalse Gewest, en anderzijds, elke natuurlijke of rechtspersoon van privaat of publiek recht, die zich ertoe verbindt een of meer verrichtingen uit te voeren die bijdragen tot de verwezenlijking van een duurzame ontwikkeling en tot de aanmoediging van het scheppen van werkplaatsen. De aanmoedigingen worden slechts toegekend indien zij doorslaggevend bijdragen tot de verwezenlijking van deze verrichtingen. " (DWG 1992-06-25/33, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992)>

HOOFDSTUK I _ Aanmoedigingen voor investeringen.
Afdeling I _ Aanmoedigingen.
Art.2. De Staat kan, binnen de perken van de begrotingskredieten, onder de voorwaarden en in de vormen die bij de volgende artikelen worden voorgeschreven, onderstaande tegemoetkomingen verlenen :
  a) Een tegemoetkoming, regionale tegemoetkoming genoemd, ten gunste van de verrichtingen, gelokaliseerd in de artikel 11 vermelde ontwikkelingszones. Deze verrichtingen moeten rechtstreeks bijdragen tot de oprichting, de uitbreiding, de omschakeling, de modernisering van hetzij industriële of ambachtelijke ondernemingen, hetzij openbare diensten, hetzij ondernemingen uit de dienstensector die het voorwerp hebben commerciële of toeristische activiteiten, technieken van beheer en organisatie, van engineering, van research en van ontwikkeling, en een stuwende invloed hebben op de economische expansie, ongeacht of deze verrichtingen door de ondernemingen zelf of door andere natuurlijke personen of privaat- of publiekrechterlijke rechtspersonen worden uitgevoerd, doch voor zover ze aan het algemeen economisch belang beantwoorden;
  b) (opgeheven) <W 1985-08-12/52, art. 1, 002>
  <uitvoeringsbesluit impliciet opgeheven : KB 1980-04-25 (B.St. 01-05-1980)>
  Een in Ministerraad overlegd besluit kan het voordeel van de voorziene bepalingen uitbreiden tot andere ondernemingen dan die welke vermeld zijn in dit artikel.
  <Voor het Waalse Gewest wordt art. 2 door de volgende bepaling vervangen : " § 1. De in afdeling 2 voorziene bepalingen kunnen worden toegepast op de ondernemingen gevestigd in de overeenkomstig artikelen 10 en 11 bepaalde zones, indien het gaat om :
  1. industriële of ambachtelijke ondernemingen of ondernemingen uit de toeristische sector, uit de commerciële of dienstensector;
  2. ondernemingen uit de tuinbouw- en visteeltsector;
  3. ondernemingen uit de landbouwsector.
  Mogen echter geen recht hebben op de in hoofdstuk I voorziene tegemoetkomingen :
  1. de sector van de banken en van andere financiële instellingen, van de verzekeringen en van de immobiliën;
  2. de sector van energie- en waterproductie en -verdeling, met uitzondering van de productie van alternatieve en hernieuwbare energieën;
  3. de onderwijs- en vormingssectoren;
  4. de gezondheidssector;
  5. de sector van sport, vrijetijdsbesteding en kultuur;
  6. de sector van de grote distributie;
  7. de vrije beroepen.
  § 2. Er dient te worden verstaan onder onderneming iedere natuurlijke persoon of iedere in een commerciële vennootschap opgerichte rechtspersoon, met uitzondering van de publiekrechtelijke vennootschappen.
  § 3. De investeringen die het onderwerp kunnen worden van een tegemoetkoming bij toepassing van de in afdeling 2 voorziene bepalingen zijn de investeringen van materiële vaste activa en immateriële vaste activa bedoeld in de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen.
  § 4. De Executieve bepaalt de lijst van de uitgesloten activiteiten en kan de uitsluitingen uitbreiden tot andere activiteitensectoren of -takken. In dat geval, moet haar gemotiveerde beslissing uitsluitend rekening houden met de beginselen en doeleinde van duurzame ontwikkeling of van schepping van werkplaatsen. Zij bepaalt de in aanmerking komende investeringen en ondernemingstypes. " (DWG 1992-06-25/33, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992)>

Art.3. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Het toekennen van de tegemoetkomingen wordt afhankelijk gemaakt van een voorafgaand onderzoek van de toestand van de onderneming, en van de door de investeerder aangegane verbintenis de toekenningsvoorwaarden ervan te eerbiedigen.

Art.4. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Wanneer de investeringen betrekking hebben op bestaande activiteiten, worden de tegemoetkomingen verminderd of geweigerd, indien die investeringen slechts een betrekkelijk kleine aangroei vertegenwoordigen ten opzichte van het reeds geinvesteerde kapitaal.
  Behoudens de door het Ministerieel Comité voor Economische en Sociale Coordinatie bepaalde uitzonderingen, kan het voordeel van de tegemoetkomingen niet worden verleend voor de uitgaven betreffende hernieuwing van de bestaande outillage.

Art.5. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/43, art. 19; Inwerkingtreding : onbepaald ) Buiten de in artikel 11 genoemde ontwikkelingszones, kunnen de in deze wet voorziene tegemoetkomingen verleend worden voor sectoriële of technologische verwezenlijkingen van bijzonder belang. Bij een in Ministerraad overlegd besluit bepaalt de Koning de criteria en de algemene toepassingsmodaliteiten.
  Op voorstel van de Ministers die Economische Zaken en Streekeconomie in hun bevoegdheid hebben, neemt het Ministerieel Comité belast met de economische en sociale coordinatie, iedere nuttige beslissing met het oog op genoemde verwezenlijkingen.

Art. 5bis. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/43, art. 19; Inwerkingtreding : onbepaald ) <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 2bis, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> § 1. In het kader van de inwerkingstelling van zijn beleiden van bijzondere aard, kan het Gewest, onder bijzondere voorwaarden, de in deze wet voorziene tegemoetkomingen toekennen aan de in artikel 2 bedoelde ondernemingen.
  § 2. Het Gewest kan rekening houden met de investeringen die zowel bestemd zijn voor de productie als voor het gebruik van vaste activa waardoor de uitvoering van deze beleiden van een bijzonder belang toegelaten worden.
  § 3. De beleiden van bijzonder belang van het Gewest zijn onder meer :
  - de sanering van vervuilde ruimten;
  - de bescherming van het leefmilieu, onder andere door het aansporen tot de naleving van strengere normen dan welke voorgeschreven zijn door de Staat, de Gewesten of Europese Gemeenschappen, en door de bevordering van recycleren en recuperatieactiviteiten;
  - de bevordering van hernieuwbare energieën en van energiebesparingen.
  § 4. De Executieve bepaalt de criteria en de modaliteiten voor de toekenning van deze tegemoetkomingen.

Art. 5ter. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> De in dit hoofdstuk voorziene tegemoetkomingen kunnen niet gekumuleerd worden met andere gewestelijke tegemoetkomingen voor eenzelfde investering.

Art. 5quater. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 3bis, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> De tegemoetkomingen kunnen slechts aan de ondernemingen uitgekeerd worden indien zij de fiscale, sociale en leefmilieuwetgevingen en reglementeringen naleven of indien zij de verbintenis aangaan in aangepaste termijnen zich ernaar te schikken.

Art.6. <Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> Met toepassing van dit hoofdstuk, kan het voordeel van de verminderde rentevoet toegekend worden :
  1. voor leningen toegestaan door kredietinstellingen van privaat-, publiek- of internationaal recht, te dien einde erkend;
  2. voor gewone of in aandelen omzetbare obligaties, uitgegeven door de belanghebbende ondernemingen, en verworven of waarvoor ingetekend wordt door een openbare of private kredietinstelling, door de (Federale Investeringsmaatschappij) of door een gewestelijke investeringsmaatschappij. Bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, kan dit voordeel worden uitgebreid tot de obligaties verworven of waarvoor ingetekend wordt door andere privaatrechtelijke personen. <KB 1994-06-16/31, art. 3, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
  (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap, dit artikel wordt de volgende bepaling toegevoegd :
  "3. voor leasing en andere door de Vlaamse regering goedgekeurde financieringswijzen, waarvan de modaliteiten worden bepaald door deze laatste." <DVR 1996-12-20/37, art. 72; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.7. <Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> Onder de door de Koning bepaalde voorwaarden kunnen door de bevoegde Ministers toelagen aan de erkende kredietinstellingen worden verleend om het deze mogelijk te maken leningen tegen verlaagde rentevoet ten gunste van de in de artikelen 2 en 5 bedoelde verrichtingen toe te staan. Deze leningen moeten ten minste één van volgende doeleinden dienen :
  _ de rechtstreekse financiering van de investeringen in gebouwde of ongebouwde onroerende goederen en in outillage of materieel, die voor de verwezenlijking van voornoemde verrichtingen nodig zijn;
  _ de wederaanlegging van bedrijfskapitalen, die door de vroegere financiering van soortgelijke investeringen werden aangesproken;
  _ de rechtstreekse financiering van immateriële investeringen, zoals de markt- en organisatiestudiën, en het onderzoek naar of de uitwerking van prototypen, nieuwe produkten en nieuwe fabricageprocédés en commercialisatiemethodes.
  Een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalt de voorwaarden tot erkenning van de kredietinstellingen door tussenkomst waarvan de tegemoetkomingen kunnen worden verleend.
  De Koning stelt de voorwaarden vast waaronder artikel 6, 2, wordt toegepast. Opdat de obligaties van het voordeel van de verminderde rentevoet zouden genieten, moet de opbrengst der lening tot ten minste één van de in het eerste lid van het huidig artikel bepaalde doeleinden dienen.

Art.8. <Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> Het bedrag van de in artikel 7 vermelde toelagen is gelijk aan het verschil tussen de door de schuldenaar werkelijk gedragen rente tegen verlaagde rentevoet en de door de geldschieter berekende rente. Deze rente kan de voor dergelijke verrichtingen normale rentevoet, zoals deze door de Koning bepaald wordt, niet overschrijden.

Art.9. <Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> In de mate waarin de aangemoedigde verrichtingen gefinancierd worden met eigen middelen van de onderneming, kunnen de in onderhavige wet voorziene rentevoetverminderen, geheel of gedeeltelijk, vervangen worden door een gelijkwaardige niet terugvorderbare kapitaalpremie.

Afdeling 2 _ Regionale tegemoetkomingen.
Art.10. De tegemoetkomingen, voorzien in de onderhavige afdeling, zijn van toepassing op de verrichtingen vermeld in artikel 7, of meer in het algemeen op de investeringsverrichtingen, uitgevoerd in de ontwikkelingszones en die rechtstreeks bijdragen tot het creëren van nieuwe activiteiten en arbeidsplaatsen, of het nu om nieuwe ondernemingen gaat of om uitbreiding van bestaande ondernemingen. Dit betreft de eigenlijke industriële activiteiten, het ambtswezen en de diensten vermeld in artikel 2.
  <Voor het Waalse Gewest worden in art. 10 de woorden " op de verrichtingen vermeld in artikel 7, of meer in het algemeen op de investeringsverrichtingen " door de volgende woorden vervangen : " op de in artikel 2 bepaalde investeringen " (DWG 1992-06-25/33, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992)>

Art.11. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De ontwikkelingszones worden afgebakend bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit in het kader van het plan op advies van de bij de wet van 15 juli 1970 ingestelde Gewestelijke Economische Raden. Bij ontstentenis van dergelijke adviezen, worden zij voorlopig afgebakend bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
  De afbakening van de ontwikkelingszones zal geschieden op basis van de onderstaande criteria :
  _ huidig en te voorzien structureel tekort aan werkgelegenheid (onder meer werkloosheid, potentieel arbeidsaanbod, definitieve uitwijking of pendelmigraties, belangrijke verliezen aan arbeidsplaatsen) vastgesteld op grond van de arbeidsbalansen;
  _ werkelijk of nakend verval van belangrijke economische activiteiten in de zone;
  _ abnormaal lage levensstandaard;
  _ traagheid van de economische groei.
  De op basis van deze criteria bepaalde zones moeten een organisch geheel vormen, dat het voeren van een doelmatig regionaal ontwikkelingsbeleid mogelijk maakt.
  (Evenwel mag de gezamelijke bevolking van de ontwikkelingszones 25 pct. van de bevolking van het Rijk niet overtreffen.) <W. 17-8-1973, art. 1>
  De ontwikkelingszones worden in twee groepen, categorie 1 of 2, ingedeeld naargelang van de scherpte van de economische problemen die zich voordoen. Voor de indeling in categoriën wordt de in lid 1, bepaalde procedure toegepast. De afbakening van de ontwikkelingszones en de indeling ervan in categorieën worden periodiek herzien in het teken van de bereikte uitslagen.

A. Rentevoetverminderingen.
Art.12. § 1. (Onverminderd de maxima vastgesteld door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, kunnen de rentevoetverminderingen toegekend op grond van de onderhavige afdeling, kunnen hoogstens 7 pct. bedragen gedurende een maximumduur van vijf jaar; ze worden toegepast op een bedrag dat 75 pct. van de totale waarde van de aangemoedigde investering niet overschrijdt). <W 1985-08-12/52, art. 2, 002>
  § 2. De maximale verminderingen kunnen worden toegepast op de investeringen verricht in de zones van categorie 1; ze nemen in waarde af in de zone 2.
  § 3. De rentevoetvermindering kan bijkomend met één percent worden verhoogd in het geval van investeringen die een gevorderde technologie veronderstellen en het voorwerp zijn van een vooruitgangscontract, zoals bepaald in artikel 22.
  § 4. (opgeheven) <W 1985-08-12/52, art. 1, 002>
  § 5. Een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalt, voor elke categorie van zones, de maximale rentevoetverminderingen alsmede de drempel waaronder de verminderde rentevoet niet kan worden gebracht. Nochtans kan die drempel nooit lager dan 1 pct. liggen.
  <Voor het Waalse Gewest wordt art. 12 door de volgende paragraaf aangevuld : " § 6. In het Waalse Gewest wordt er geen tegemoetkoming toegekend in de vorm van een rentevoetvermindering. " (DWG 1992-06-25/33, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992)>

B. Uitstel van terugbetaling.
Art.13. De berekening van de voordelen die uit de rentevoetverminderingen voortvloeien, kan, voor de kredieten met betrekking tot de in artikel 10 van onderhavige wet voorziene verrichtingen, rekening houden met een uitstel van terugbetaling gedurende een periode van maximum drie jaar.

Bbis. Investeringspremies.
Art. 13bis. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> Er kan een investeringspremie aan de in artikel 2 bedoelde ondernemingen toegekend worden, ongeacht haar financieringswijze, waarvan de Executieve de toekennings- en vereffeningsvoorwaarden bepaalt.
  De premie mag niet hoger zijn dan het maximum bedrag dat toegelaten zou zijn voor een rentevoetvermindering, overeenkomstig artikelen 12 en 13.
  Binnen een termijn van dertig dagen na de indiening van een volledig dossier of van een aanvraag tot machtiging om te beginnen waarbij een behoorlijk ingevulde signaletische kaart gevoegd is, wordt de onderneming ingelicht over het al dan niet in aanmerking komen van haar aanvraag.
  Het gebrek van antwoord binnen de voorziene termijn impliceert niet automatisch dat de aanvraag aangenomen is.

Art. 13ter. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 7bis, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> In afwijking van artikel 13bis, kunnen de ondernemingen van de dagelijkse of wekelijkse geschreven opiniepers recht hebben op een tegemoetkoming die gelijk is aan 15 % van het bedrag der investeringen die in aanmerking kunnen komen.

C. Arbeidsplaatspremies.
Art.14. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) § 1. Een deel van de bij onderhavige afdeling voorziene tegemoetkomingen kan vervangen worden door de toekenning van arbeidsplaatspremies ten einde arbeidsintensieve investeringen op bijzondere wijze te stimuleren.
  Deze aanmoediging bestaat in een niet terugvorderbare premie, toegekend op het einde van ieder jaar van een periode die vijf jaar kan bereiken, naar rato van het aantal nieuwe arbeidsplaatsen effectief gecreëerd en regelmatig bezet op de overeengekomen plaats.
  Zo een nieuwe onderneming wordt opgericht, wordt het geheel van het personeel in aanmerking genomen. Zo het gaat om een uitbreiding van een bestaande onderneming, vermeldt het tegemoetkomingscontract het effectief dat normaal tewerkgesteld werd vóór de investering en kunnen de arbeidsplaatspremies slechts worden toegekend voor het bijkomend personeel.
  Het contract voorziet de teruggave van de tegemoetkoming indien, binnen de twee jaar die volgen op het laatste jaar van de toekenning van de premies, het personeel verminderd wordt zonder voorafgaande toestemming van de Minister die Economische Zaken, Streekeconomie of Middenstand in zijn bevoegdheid heeft.
  § 2. De arbeidsplaatspremies nemen in waarde af naargelang zij betrekking hebben op zones van categorie 1 of 2.
  De arbeidsplaatspremies kunnen opgedreven worden tot het dubbel, indien het gaat om investeringen die bijdragen tot de vorming van een regionale industriële groeipool of indien zij betrekking hebben op industriële sectoren, gekenmerkt door gevorderde technologie of die nog niet bestaan in het land.
  Daarenboven kunnen verhogingen voorzien worden voor sommige nauwkeurig bepaalde categorieën van arbeidsplaatsen of van tewerkgestelde arbeiders.
  Afgezien van alle investeringen kunnen arbeidsplaatspremies worden toegestaan aan kleine en middelgrote ondernemingen met ten hoogste 10 werknemers.
  De voordelen bepaald in de artikelen 12 en 13 kunnen verdubbeld worden voor de kleine en middelgrote ondernemingen, die een groot aantal arbeidsplaatsen scheppen ten opzichte van een geringe investering.
  Een koninklijk besluit in Ministerraad overlegd op gezamenlijk voorstel van de Ministers tot wier bevoegdheid de Economische Zaken of de Streekeconomie en de Middenstand behoren, bepaalt het bedrag en regelt de bijzondere modaliteiten van de arbeidsplaatspremies bedoeld in het vorenstaande lid.

D. Fiscale voordelen.
Art.15. § 1. In de zones van categorie I, kan machtiging verleend worden om, in afwijking van de bepalingen van de artikelen 45, 4° en 49, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, gedurende maximum drie opeenvolgende belastbare tijdperken overeengekomen in het tegemoetkomingscontract, een jaarlijkse afschrijving toe te passen die gelijk is aan tweemaal de normale lineaire afschrijvingsannuiteit voor de investeringen in materieel, outillage en hiermede gelijkgestelde nijverheidsgebouwen, verworven of samengesteld overeenkomstig de aangemoedigde verrichting.
  § 2. Binnen de dertig dagen volgend op de bekendmaking van onderhavige wet, zal gebruik worden gemaakt van de bij artikel 37 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen voorziene mogelijkheid de aanslag van de niet-vrijgestelde meerwaarden te verminderen, op voorwaarde dat de realisatieprijs geinvesteerd wordt in de bij onderhavige wet bedoelde ontwikkelingszones in een termijn gaande van zes maanden vóór het begin van het belastbaar tijdperk waarin de meerwaarde is verwezenlijkt tot twaalf maanden na het einde van datzelfde tijdperk.
  <Voor het Waalse Gewest wordt art. 15 door de volgende bepaling vervangen : (afgeschaft> <DWG 1993-12-23/66, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1994>

Art.16. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De ondernemingen die het voordeel van een tegemoetkoming van de Staat voor de bij de artikelen 2 en 5 genoemde verrichtingen hebben genoten ten einde een investering in onroerende goederen te verwezenlijken, kunnen van de onroerende voorheffing op deze onroerende goederen worden vrijgesteld en zulks voor maximum vijf jaar ingaande op 1 januari na de ingebruikneming ervan.
  De vrijstelling geldt, onder de in het vorige lid bepaalde voorwaarden en onder voorbehoud van beperking tot de goederen die werkelijk het voorwerp zijn geweest van de investeringen, zowel voor de gebouwen en de gronden die daarmede eenzelfde kadastraal perceel vormen, als voor het materieel en de outillage, onroerend van natuur of door bestemming, ingeschreven in de kadastrale legger.
  De bepalingen van onderhavig artikel kunnen ook worden toegepast zo de onderneming de investering heeft verricht, onder de in de artikelen 2 en 5 bepaalde voorwaarden, zonder bij andere artikelen van onderhavige wet voorziene tegemoetkomingen van de Staat te hebben genoten.
  <Voor het Waalse Gewest wordt art. 16 door de volgende bepaling vervangen : " De ondernemingen die, overeenkomstig artikelen 2, 5 en 5bis, een investering in onroerende goederen verwezenlijkt hebben, kunnen van de onroerende voorheffing op deze onroerende goederen worden vrijgesteld, met inbegrip van het materieel, onroerend van natuur of door bestemming, ingeschreven in de kadastrale legger.
  Deze vrijstelling kan worden toegekend voor maximum vijf jaar ingaande op 1 januari na de inbezitneming of ingebruikneming van het onroerend goed. " (DWG 1992-06-25/33, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992)>

Art.17. Artikel 102bis van het koninklijk besluit nr 64 van 30 november 1939, waarin het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten, bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1947 en gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 14 juli 1966, is opgenomen, wordt door de volgende bepaling vervangen : ...

Afdeling III _ Eventuele en gedeeltelijke tegenprestatie voor verleende tegemoetkomingen.
Art.18. <Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> § 1. Voor de investeringen hoger dan 100 miljoen frank, bevat het bedrag waarop de verminderingen van de rentevoeten voorzien in de voorgaande afdelingen kunnen slaan (zegge maximum 75 pct. van de investering), twee delen:
  A. Wanneer het gaat om investeringen waarvan het bedrag gelijk aan of minder is dan 750 miljoen frank, maar hoger dan 100 miljoen frank :
  1. een schijf gelijk aan 50 pct. van de investering, die aanleiding geeft zonder andere voorgaande tot de eventuele toekenning van de aanmoediging;
  2. een eventuele tweede schijf gelijk aan het saldo van het bedrag dat de rentevoetvermindering geniet, waarvoor de toekenning van de rentevoetvermindering kan aanleiding geven, onder door de Minister die Economische Zaken of Streekeconomie in zijn bevoegdheid heeft vast te stellen voorwaarden, tot een overhandiging aan de Staat, als tegenprestatie, van in aandelen omzetbare obligaties.
  B. Wanneer het gaat om investeringen waarvan het bedrag hoger is dan 750 miljoen frank;
  1. een schijf gelijk aan de eerste tweederde van het bedrag dat de rentevoetvermindering geniet, waarvoor de eventuele toekenning van de aanmoediging zonder tegenprestatie geschiedt;
  2. een eventuele tweede schijf gelijk aan het saldo van het bedrag dat de rentevoetvermindering geniet, waarvoor de toekenning van de aanmoediging aanleiding kan geven, onder de door de Minister die Economische Zaken of Streekeconomie onder zijn bevoegdheid heeft vast te stellen voorwaarden, tot een overhandiging aan de Staat van in aandelen omzetbare obligaties.
  (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap, worden in artikel 18, § 1, de bedragen " 100 miljoen frank " en " 750 miljoen frank " telkens vervangen door respectievelijk de bedragen " 2.500.000 euro " en " 18.750.000 euro " <DVR 2001-12-21/48, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)
  § 2. De investeerder heeft de mogelijkheid de voordelen, die aanleiding geven tot een tegenprestatie in aandelen omzetbare obligaties, te verzaken.
  De overhandiging van in aandelen omzetbare obligaties is niet vereist in de mate dat niet terugvorderbare premies in kapitaal worden toegekend.
  § 3. De uitgifte-, conversie- en beheersmodaliteiten van de in aandelen omzetbare obligaties van de onderneming die de investering realiseert, worden bepaald volgens bij koninklijk besluit vastgestelde regels.
  De investeerder heeft de mogelijkheid de obligaties terug te betalen vóór de voor de conversie voorziene vervaldag.
  Deze effecten worden beheerd door de (Federale Investeringsmaatschappij) of door een Gewestelijke Investeringsmaatschappij, volgens een contract af te sluiten tussen die maatschappijen en de Staat, vertegenwoordigd door de Minister die Economische Zaken en Streekeconomie in zijn bevoegdheid heeft en de Minister die Financiën in zijn bevoegdheid heeft. <KB 1994-06-16/31, art. 3, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >

Afdeling IV _ Staatswaarborg.
Art.19. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) § 1. De Staatswaarborg kan door de bevoegde Ministers worden toegekend :
  1. voor de terugbetaling van kapitaal, rente en bijkomstigheden van de in artikel 6 bedoelde leningen;
  2. voor de terugbetaling van kapitaal, rente en bijkomstigheden van de obligaties en van de in aandelen omzetbare obligaties, verworven of waarop ingetekend wordt door een erkende kredietinstelling, door de (Federale Investeringsmaatschappij) of door een Gewestelijke Investeringsmaatschappij. <KB 1994-06-16/31, art. 3, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
  <Voor het Waalse Gewest wordt art. 19, § 1 door de volgende bepaling vervangen : " § 1. De waarborg van het Gewest kan door de Executieve worden toegekend :
  1. voor de terugbetaling van kapitaal, rente en bijkomstigheden van de leningen voor de rechtstreekse of onrechtstreekse financiering van investeringen opgenomen in de activa van de balans onder de post " Vastliggende middelen ";
  2. voor de terugbetaling van kapitaal, rente en bijkomstigheden van de obligaties en van de in aandelen omzetbare obligaties, verworven of waarop ingetekend wordt door een erkende kredietinstelling, door de Nationale Investeringsmaatschappij of door de " Société régionale d'Investissement de Wallonie " (Waalse gewestelijke investeringsmaatschappij). " (DWG 1992-06-25/33, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992)>
  § 2. Indien echter de lening waarvan sprake in paragraaf 1, 1°, niet werd toegestaan door een openbare kredietinstelling, of wanneer de verwerving of de intekening waarvan sprake in paragraaf 1, 2° niet gebeurd is door een instelling van de openbare financiële sector, dan zal de waarborg tegen 75 pct. kunnen overschrijden van de nog verschuldigde som, na tegeldemaking van de waarborgen die eventueel ten gunste van de lener werden gegeven.

Art.20. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De staatswaarborg kan insgelijks door de bevoegde Ministers worden verleend, wanneer een behoorlijk vastgesteld in gebreke blijven van het particuliere initiatief dient te worden verholpen :
  a) voor de terugbetaling, tegen hun prijs van intekening of van aankoop, van de door de (Federale Investeringsmaatschappij) of door een Gewestelijke Investeringsmaatschappij ingetekende of verworven aandelen, in geval van verdwijnen van de vennootschap die deze aandelen uitgaf, welke ook de juridische vorm van deze verdwijning weze; <KB 1994-06-16/31, art. 3, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
  b) voor de minimale vergoeding, gedurende een overeengekomen periode, van de aandelen, waarop ingetekend werd of die verworven werden door de (Federale Investeringsmaatschappij) of door een Gewestelijke Investeringsmaatschappij; <KB 1994-06-16/31, art. 3, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
  c) voor de minimale vergoeding, de terugbetaling of de wederaankoop van de aandelen, uitgegeven door de (Federale Investeringsmaatschappij) of door een Gewestelijke Investeringsmaatschappij. Een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalt de voorwaarden waaronder dezelfde waarborg kan worden verbonden aan de aandelen uitgegeven door vennootschappen opgericht door de (Federale Investeringsmaatschappij) met het oog op een industriële activiteit in de ontwikkelingszones. <KB 1994-06-16/31, art. 3, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art.21. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) (§ 1. Het globale bedrag waarvoor de staatswaarborg, bij toepassing van onderhavige wet, kan worden verleend, is vastgesteld op een uitstaand bedrag van 35 miljard frank; de Koning kan dit bedrag op 50 miljard brengen door vrijmaking van drie tranches van elk 5 miljard frank.) <W 30-12-1977>
  § 2. De staatswaarborg wordt, onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden, afhankelijk gesteld van de storting door de kredietinstelling of door degenen die een lening bekomen hebben, van een bijdrage op de gewaarborgde sommen, welke bestemd is tot dekking van de Staatswaarborg.
  Bij de aanvraag om staatswaarborg dient de kredietinstelling aan de bevoegde Minister kennis te geven van het bestaan van een te harer gunste vastgelegde zakelijke of persoonlijke waarborg. De kredietinstelling die deze verklaring zou verzuimen of een onjuiste mededeling zou doen, verliest het voordeel van deze waarborg, die zal worden beschouwd als zijnde gesteld ten gunste van de Staat; bovendien zal de kredietinstelling van de lijst van de met het oog op de toepassing van onderhavige wet erkende kredietinstellingen worden geschrapt.

HOOFDSTUK II _ Vooruitgangscontracten.
Art.22. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De vooruitgangscontracten zijn overeenkomsten afgesloten tussen de Staat en de ondernemingen die, overeenkomstig het economisch plan en de wetenschapsprogrammatie, een over meer jaren gespreid programma van technologische en industriële en/of commerciële ontwikkeling wensen uit te voeren.
  Dergelijk programma dient tegelijk verscheidene van de hieronder opgesomde verrichtingen te bevatten :
  het onderzoek, het uitwerken van nieuwe procédés of produkten, de commerciële promotie, de organisatie en de rationalisatie van het beheer, de samensmelting, de concentratie en andere overeenkomsten onder verschillende ondernemingen, de investering en, in het algemeen, alle beheersverrichtingen, die op het nagestreefd doel gericht zijn.
  De termen van het contract kunnen slaan op :
  a) de uitgaven met betrekking tot de keuze van de meest aangepaste methodes van organisatie, van beheer en van promotie;
  b) de uitgaven van wetenschappelijke en technologische aard: het betreft hier onder meer het onderzoek naar of de uitwerking van prototypen, van nieuwe produkten of nieuwe fabricageprocédés, ten einde deze in België aan te wenden;
  c) de investeringsuitgaven;
  d) verwante faciliteiten inzake bestellingen door de overheidssector, wanneer zij klaarblijkelijk promotiemogelijkheden bieden, waarover de verantwoordelijke Minister van de betrokken overheidssector nochtans zal worden geraadpleegd; de modaliteiten van de faciliteiten zullen worden vastgesteld door de Minister verantwoordelijk voor het beheer van de contractant van de overheidssector, in overeenstemming met de Ministers die Economische Zaken en Streekeconomie in hun bevoegdheid hebben;
  e) faciliteiten inzake uitvoer, delcredere en andere gelijkaardige domeinen, rekening gehouden met de bevoegdheden van de betrokken Ministers.
  De tegemoetkomingen met betrekking tot de uitgaven, die voorkomen onder a) en b), zijn het voorwerp van de artikelen 24 en 25.
  De tegemoetkomingen voor de investeringen zijn die voorzien in hoofdstuk I.
  De Koning stelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de procedure vast voor het overleg tussen de Ministers die respectievelijk Economische Zaken en het Wetenschapsbeleid in hun bevoegdheid hebben.

Art.23. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Wanneer de omvang van het vooruitgangscontract zulks verantwoordt, hetzij omdat het verscheidene beheersverrichtingen betreft, hetzij omdat zijn geldigheidsduur voldoende lang is, kan het contract de aanduiding voorzien van een afgevaardigde bij iedere contracterende onderneming, ten einde te waken voor de optimale uitvoering van genoemd contract, zowel van de kant van de onderneming als van die van de medecontracterende overheid.
  De onderneming verschaft hem de grootst mogelijke faciliteiten van informatie en staat hem toe, in de hoedanigheid van raadgever, te zetelen in de beheersorganen waar zijn tegenwoordigheid wenselijk is om zijn opdracht goed te vervullen.

HOOFDSTUK III _ Contracten ter bevordering van het ondernemingsbeheer.
Art.24. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De ondernemingen die de aan hun bepaald geval best aangepaste methodes van organisatie, beheer en promotie wensen uit te kiezen, hebben de mogelijkheid om, in gemeenschappelijk overleg met de Ministers die Economische Zaken en Streekeconomie of Middenstand in hun bevoegdheid hebben, de instelling voor beheersadvies te kiezen, die het best met hun behoeften overeenstemt.
  In dit geval kunnen de Ministers die Economische Zaken en Streekeconomie of Middenstand in hun bevoegdheid hebben, een binnen een termijn die drie jaar niet mag overschrijden, terugvorderbare renteloze tegemoetkoming verlenen, die maximaal (75) pct. kan bedragen van het ereloon dat gevraagd wordt door de instelling voor beheersadvies. <W 30-3-1976, art. 55>
  De ondernemingen verbinden er zich nochtans toe de aldus bekomen tegemoetkoming onverwijld aan de Staat terug te betalen, in de mate dat de maatregelen, voorgesteld door de adviseur en in aanmerking genomen door de Ministers die Economische Zaken en Streekeconomie of Middenstand in hun bevoegdheid hebben, niet werkelijk toegepast worden binnen de vooropgestelde termijnen.

HOOFDSTUK IV _ Contracten ter bevordering van de technologie.
Art.25. Voor de uitgaven betreffende het onderzoek naar of de uitwerking van prototypen, van nieuwe produkten of nieuwe fabricageprocédés kunnen aan elke natuurlijke of rechtspersoon van publiek of privaat recht, renteloze voorschotten, terugvorderbaar zodra de uitwerking van het prototype, het produkt of het nieuwe procédé aanleiding zal geven hebben tot een rendabele industriële of commerciële exploitatie, toegekend worden door de bevoegde Ministers tot beloop van 80 pct. van de met dit doel gedane of te verrichten uitgaven.
  Deze voorschotten kunnen samengaan met de verplichting voor de begunstigde bijdragen te betalen op de exploitatiewinsten, onverminderd de terugbetaling van het bekomen voorschot. Er kunnen geen bijdragen geëist worden, hoger dan het bekomen voorschot.
  De Minister die Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft mag contracten afsluiten en beheren voor het onderzoek, de ontwikkeling en, op verzoek van de bevoegde Minister, het leveren van produkten, materieel of nieuwe procédés voor rekening van de Staat en Belgische overheidsinstellingen of voor rekening van internationale instellingen waarvan België lid is.
  Wanneer deze contracten eveneens het toekennen van voorschotten behelzen, die eventueel gepaard gaan met de verplichting voor de begunstigde bijdragen te betalen zoals hierboven aangeduid, kunnen zij, ten voordele van de Staat, clausules bevatten met betrekking tot het intellectuele eigendom van het resultaat der onderzoekingen.
  De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden waarin de bevoegde Ministers hun bevoegdheden, omschreven in de voorgaande alinea, uitoefenen, alsmede de procedures voor overleg tussen de Ministers, die respectievelijk Economische Zaken en Wetenschapsbeleid in hun bevoegdheid hebben.
  De Koning stelt, op voorstel van de Minister die Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft, de maatregelen vast, die moeten genomen worden om het onderzoek te coordineren van de aanvragen, ingediend om het voordeel van de bepalingen betreffende het aanmoedigen van het wetenschappelijke en technologische onderzoek te kunnen genieten.
  (NOTA : Artikel 25 geldig voor het Waals Gewest :
  Art. 25. (Opgeheven) <DWG 05-07-1990, art. 11>)
  (NOTA : Artikel 25 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 25. (Opgeheven) <ORD 2002-02-21/38, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 16-03-2002>)

HOOFDSTUK V _ Contracten betreffende de reconversie of de herstructurering van ondernemingen.
Art.26. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Wanneer een onderneming die zich omschakelt of herstructureert, om een staatstegemoetkoming verzoekt, maken de Ministers die Economische Zaken en Streekeconomie of Middenstand in hun bevoegdheid hebben, deze tegemoetkoming afhankelijk van een voorafgaand onderzoek betreffende de toestand van de betrokken onderneming, in het algemeen kader van de betrokken sector.
  Het onderzoek wordt uitgevoerd door elke persoon of instelling uit de openbare sector, die de Minister nuttig oordeelt te dien einde aan te duiden. Wanneer een beroep gedaan wordt op een persoon of op een instelling van de privé-sector, handelen deze onder de verantwoordelijkheid van de personen of van de instelling van de openbare sector die hun opdracht geeft. De onderneming verleent aan die persoon of aan die instelling de ruimste mogelijkheden van onderzoek. Dit onderzoek heeft tot doel te bepalen in welke mate de onderneming vatbaar is voor reconversie of herstructurering.

Art.27. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De contracten dienen een programma te voorzien dat omvat :
  1. het uitschakelen van alle oorzaken _ van welke aard ook _ van de moeilijkheden der onderneming;
  2. alle maatregelen van beheer geschikt om de toestand te saneren;
  3. de noodzakelijke investeringen.
  De contracten kunnen eveneens voorzien in de aanduiding van een afgevaardigde van de Staat, die de goede afloop van de hierboven bepaalde maatregelen kan controleren.

Art.28. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De contracten kunnen worden afgesloten :
  _ hetzij met de onderneming zelf, op voorwaarde dat de in artikel 27 bedoelde afgevaardigde of iedere andere door de Minister aangeduide persoon in de beheers- en controleorganen kan zetelen en over een voldoende recht op informatie en controle beschikken;
  _ hetzij met een derde, die in staat en ook bereid is het herstelprogramma te verwezenlijken naar aanleiding van een overname van de bedreigde onderneming of van elke andere verrichting die tot gevolg heeft het beheer van de betrokken onderneming onder de verantwoordelijkheid van de betrokken derde te doen overgaan.

Art.29. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De tegemoetkomingen kunnen de volgende zijn :
  1. het beroep op een adviseur, waarvoor de tegemoetkomingen voorzien in artikel 24 van toepassing zijn;
  2. inzake de investeringsuitgaven zijn de tegemoetkomingen voorzien in hoofdstuk I van toepassing.
  In sommige gevallen kan afgeweken worden van artikel 4 door het voordeel van de tegemoetkomingen aan de investering toe te kennen voor het geheel of een gedeelte van de uitgaven tot modernisering van de bestaande outillage.

HOOFDSTUK VI - Toekenning van aansporingen en verzekeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van Europese industriele programma's die het onderwerp zijn van bijzondere internationale overeenkomsten.
Art. 29bis. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> Tegemoetkomingen kunnen door de Executieve aan ondernemingen van het Gewest toegestaan worden, die deelnemen aan de verwezenlijking van een Europees industrieel programma, op basis van de bepalingen van een akkoordprotocol gesloten tussen de Staat en het Gewest.

Art. 29ter. (Opgeheven) <DWG 1998-01-22/36, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-02-1998>

TITEL II - REGIONALE INFRASTRUCTUUR VOOR HET ONTHAAL VAN INDUSTRIELE, AMBACHTELIJKE EN DIENSTENONDERNEMINGEN.
HOOFDSTUK I - Gronden ten behoeve van de industrie, het ambachtswezen of de diensten.
Afdeling I - Verwerving van gronden.
Art.30. (NOTA : Artikel 30, met uitzondering van paragraaf 2, c, is opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/42, art. 24; Inwerkingtreding : onbepaald ) § 1. Over het gehele grondgebied, kunnen de Staat, de provincies, de gemeenten en de openbare rechtspersonen aangeduid door de Koning overgaan tot de onteigening en verwerving voor algemeen nut van de onroerende goederen noodzakelijk voor de aanleg van gronden voor de industrie, het ambachtswezen of diensten, voor de aanleg van hun toegangswegen of voor bijkomende infrastructuurwerken. Tot het onteigeningsbesluit en de aanwijzing van de gronden wordt, op voorstel van de Minister die Openbare Werken onder zijn bevoegdheid heeft, door de Koning besloten. Er kan gebruik worden gemaakt van de onteigeningsprocedure per zone.
  Het bij het besluit gevoegde plan kan beperkt blijven tot de aanduiding van de bestaande toestand, de begrenzing van de bezetting en van de gronden voor de industrie, het ambachtswezen of de diensten, de toegangswegen en de bijkomende infrastructuurwerken.
  Het koninklijk besluit zal voorafgegaan worden door een openbaar onderzoek van vijftien dagen, gedaan door de onteigenaar; de onteigenaar zal eveneens een verwittiging sturen aan iedere eigenaar, volgens de aanduidingen van het kadaster, van de onroerende goederen begrepen in de hogergenoemde gronden, of die nodig zijn tot het aanleggen van hun toegangswegen of voor bijkomende infrastructuurwerken. De wegen die de aan onteigening onderworpen onroerende goederen doorkruisen, worden aan hun bestemming onttrokken. De erfdienstbaarheden die deze onroerende goederen belasten, worden vervallen verklaard.
  Het recht van wederafstand voorzien bij artikel 23 van de wet van 17 april 1835 kan niet worden ingeroepen voor de bij dit artikel bedoelde onteigening.
  § 2. a) De Aankoopcomités voor onroerende goederen, opgericht bij de Minister die Financiën in zijn bevoegdheid heeft, kunnen, ongeacht de betrokken openbare rechtspersoon, belast worden met het uitvoeren van alle verwervingen alsmede met het instellen van de vervolgingen en het leiden van de procedures tot onteigening van onroerende goederen in uitvoering van onderhavige wet. De voorzitters van de Aankoopcomités zijn bevoegd om de openbare rechtspersoon, die onteigent, in rechte te vertegenwoordigen.
  Wanneer hij geen beroep doet op het Comité moet de openbare rechtspersoon elk bod dat hij van zins is in der minne of voor de rechtbank te doen, aan het visum van genoemd Comité onderwerpen; dat ontwerp van bod wordt vergezeld van een verantwoordend verslag. Het Comité dient zijn visum of zijn weigering tot viseren te betekenen binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier met het ontwerp van bod. In geval van noodzaak kan die termijn met een maand worden verlengd op verzoek van het Comité.
  In geval van weigering tot viseren, bepaalt het Comité het maximumbedrag dat het bod mag bedragen; het motiveert dat bedrag. Het visum wordt geacht verleend te zijn wanneer het Comité de in het tweede lid voorgeschreven termijn laat verstrijken.
  b) Onteigeningen, die achtereenvolgens afgekondigd werden, met het oog op het scheppen van een geheel voor de industrie, het ambachtswezen of de diensten, worden, voor de schatting van de waarden der onteigende goederen, als een geheel beschouwd.
  Bij de schatting van de waarde van het onteigende goed, wordt geen rekening gehouden met de verworven meerwaarden van dit goed :
  _ hetzij ingevolge zijn opneming in dat geheel;
  _ hetzij wegens de aan het geheel aangebrachte aanpassingen tijdens de periode van de voorlopige inhuurneming, voorzien bij artikel 17, § 2, van de wet van 26 juli 1962 betreffende de spoedprocedure met betrekking tot de onteigening voor algemeen nut;
  _ hetzij ingevolge valorisatie en uitrusting van de gronden voor de industrie, het ambachtswezen of de diensten, of ingevolge projecten tot valorisatie en uitrusting van deze gronden, na de bekendmaking van het besluit zoals bedoeld in het eerste lid van hogergenoemde § 1.
  c) In geval van onteigening wordt gehandeld overeenkomstig de bepalingen van de wet van 26 juli 1962 betreffende de spoedprocedure met betrekking tot de onteigening voor algemeen nut.
  d) De investeringen vertegenwoordigd door de verwerving van gronden voor de industrie, het ambachtswezen of de diensten kunnen rentevoetverminderingen of niet terugvorderbare premies genieten zoals deze voorzien in hoofdstuk I van titel I, zonder rekening te houden met de in genoemd hoofdstuk vermelde beperkingen.
  De staatswaarborg kan verleend worden voor de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van kapitaal, rente en bijkomstigheden van deze leningen of obligaties.
  Bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, bepaalt de Koning de toekenningsvoorwaarden van de rentevoetverminderingen, van de niet terugvorderbare premies en van de staatswaarborg, alsmede de rentevoetverminderingen en de bedragen van de niet terugvorderbare premies.

Art. 30bis. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/42, art. 24; Inwerkingtreding : onbepaald ) <ingevoegd voor het Waalse Gewest bij BWG 1990-03-15/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1990-06-17> In het Waalse Gewest hebben de in artikel 30, § 1, 1e lid, bedoelde onteigening en verwerving van onroerende goederen betrekking op de onroerende goederen die noodzakelijk zijn voor de aanleg van gronden en van gebouwen voor de industrie, het ambachtswezen en diensten, voor de aanleg van hun toegangswegen of voor bijkomende infrastructuurwerken.

Afdeling II _ Aanleg en uitrusting van gronden.
Art.31. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/42, art. 24; Inwerkingtreding : onbepaald ) § 1. De aanleg en de uitrusting door de provincies, gemeenten en door de Koning aangeduide openbare rechtspersonen, van gronden voor de industrie, het ambachtswezen of de diensten of andere regionale infrastructuur voor onthaal van de investeerders, kunnen subsidies genieten toegekend door toedoen van de Minister die Openbare Werken in zijn bevoegdheid heeft.
  Bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalt de Koning de toekenningsvoorwaarden en de percentages van de subsidies.
  § 2. Voor het gedeelte van die investeringen gefinancierd door leningen of door uitgifte van obligaties, kan het voordeel van de rentevoetvermindering verleend worden zonder rekening te houden met de in hoofdstuk I van titel I vermelde beperkingen.
  Voor het gedeelte van die investeringen gefinancierd met eigene middelen, kan de rentevoetvermindering geheel of gedeeltelijk worden vervangen door een gelijkwaardige niet terugvorderbare kapitaalpremie.
  De staatswaarborg kan verleend worden voor de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van kapitaal, rente en bijkomstigheden van die leningen of obligaties.
  Bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalt de Koning de toekenningsvoorwaarden van de rentevoetverminderingen van de kapitaalpremies en van de staatswaarborg, alsmede het bedrag van de rentevoetverminderingen.

Art. 31bis. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/42, art. 24; Inwerkingtreding : onbepaald ) <ingevoegd voor het Waalse Gewest bij BWG 1990-03-15/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1990-06-17> In het Waalse Gewest, kunnen de gemeenten, de provincies, de verenigingen van gemeenten en andere door de Executieve aangewezen openbare rechtspersonen bovendien subsidies genieten die toegekend worden door toedoen van de Executieve of van de door haar afgevaardigde Minister voor de bouw, de verandering en de verwerving van gebouwen die een infrastructuur voor het onthaal van de investeerders vormen.
  De Executieve bepaalt de toekenningsvoorwaarden en de percentages van de subsidies.

Afdeling III _ Ter beschikkingstelling van de gronden voor de industrie, het ambachtswezen of de diensten.
Art.32. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/42, art. 24; Inwerkingtreding : onbepaald ) § 1. Wanneer een openbare rechtspersoon een tegemoetkoming van de Staat heeft genoten voor de verwerving, de aanleg, of de uitrusting van gronden voor de nijverheid, het ambachtswezen of de diensten, worden die gronden ter beschikking gesteld van de gebruikers door verhuring of door verkoop.
  In geval van verkoop, moet de authentieke akte clausules bevatten die preciseren :
  1. de economische bedrijvigheid die op de grond zal dienen te worden uitgeoefend alsmede de andere voorwaarden van zijn gebruik;
  2. dat de openbare rechtspersoon of de Staat, vertegenwoordigd door de Ministers die Economische Zaken of Streekeconomie en Openbare werken in hun bevoegdheid hebben, de grond zal kunnen terugkopen in het geval dat de gebruiker de in 1° genoemde bedrijvigheid staakt, of in het geval dat hij de andere voorwaarden tot gebruik niet naleeft.
  Nochtans, op voorwaarde dat de openbare rechtspersoon hiermede instemt, zal de gebruiker het goed weer kunnen verkopen, in welk geval de akte van wederverkoop de hierboven vermelde clausules moet bevatten.
  De terugkoop, voorwerp van de in de tweede alinea, sub 2° vermelde clausule, zal geschieden tegen de prijs van de eerste verkoop door de overheid, aangepast overeenkomstig de schommelingen van het door de regering bekendgemaakte indexcijfer van de consumptieprijzen. De infrastructuur en de gebouwen _ met uitzondering van het materieel en de outillage _ die de gebruiker toebehoren en op de grond zijn gelegen, worden teruggekocht tegen de verkoopwaarde. Indien echter de verkoopwaarde hoger ligt dan de kostprijs, zoals deze in de boekhouding werd opgenomen verminderd met de inzake belastingen aangenomen afschrijvingen, dan zal de terugkoop tegen deze laatste prijs geschieden. De verkoopwaarde en de aldus bepaalde kostprijs worden door de bevoegde rijksdiensten vastgesteld.
  § 2. Een openbare rechtspersoon kan geen einde maken aan het gebruik voor de industrie, het ambachtswezen of de diensten, van een grond waarvoor hij een tegemoetkoming van de Staat heeft genoten of die grond verkopen voor andere doeleinden dan het gebruik voor de industrie, het ambachtswezen of de diensten, dan met het akkoord van de Staat, vertegenwoordigd door de in paragraaf 1 genoemde Ministers en onder de door deze laatsten eventueel vastgestelde voorwaarden.
  § 3. De Aankoopcomités voor onroerende goederen, opgericht bij de Minister die Financiën in zijn bevoegdheid heeft, alsmede de Ontvangers van de Domeinen zijn bevoegd, ongeacht de betrokken openbare rechtspersoon, om, zonder speciale formaliteiten en volgens de in de paragrafen 1 en 2 bepaalde modaliteiten, over te gaan tot de onderhandse verkoop of tot de verhuring onderhands, voor een periode die negen en negentig jaar niet overschrijdt, van de krachtens onderhavige wet verworven of onteigende onroerende goederen of van de domaniale onroerende goederen, waarvoor de regering tot een bestemming, voorzien door onderhavige wet, zou beslissen. Grossen van de akten voorzien bij dit lid kunnen worden uitgereikt.
  De betrokken openbare rechtspersonen kunnen zelf overgaan tot de verkoop of de verhuring van de door hun krachtens onderhavige wet verworven of onteigende onroerende goederen.
  Wanneer hij geen beroep doet op hun medewerking, moet de openbare rechtspersoon het ontwerp van de verkoop- of verhuringsakte aan het visum van het Comité of van de Ontvanger onderwerpen; een verslag verantwoordt de verkoop- of verhuringsvoorwaarden. Het Comité of de Ontvanger dient zijn visum of zijn weigering tot viseren te betekenen binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier. In geval van noodzaak kan dit termijn worden verlengd met een nieuwe maand op verzoek van het Comité of van de Ontvanger.
  In geval van weigering tot viseren, stelt het Comité of de Ontvanger, op een gemotiveerde wijze, de voorwaarden vast die voor het visum worden geëist. Het visum wordt geacht te zijn verleend wanneer het Comité of de Ontvanger de in het voorgaand lid vastgestelde termijn laat verstrijken.

Art. 32bis. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/42, art. 24; Inwerkingtreding : onbepaald ) <ingevoegd voor het Waalse Gewest bij BWG 1990-03-15/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1990-06-17> In het Waalse Gewest geschiedt de terugkoop van de grond of van het onroerend goed, onderwerp van de in artikel 32, § 1, 2e lid, 2, vermelde clausule, tegen de prijs van de markt der onroerende goederen. In geen enkel geval mag deze prijs hoger zijn dan dewelke vastgesteld door de Aankoopcomités voor onroerende goederen.

HOOFDSTUK II _ Compensatie van sommige tijdelijke handicaps.
Art.33. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) In de mate dat uitzonderlijk zware voorwaarden voor een voorbehandeling van oppervlaktewaters voor industrieel gebruik en voor zuivering en afvoer van afvalwaters of de ontoereikendheid aan infrastructuur in een zone niet gecompenseerd worden door initiatieven genomen door de departementen van Volksgezondheid en Openbare Werken, en wanneer de plaats van inplanting werd gekozen in akkoord met de Minister die Streekeconomie in zijn bevoegdheid heeft, kan bij een in Ministerraad overlegde beslissing, een bijzondere tegemoetkoming worden verleend om de noodzakelijke installatie voor de voorbehandeling van oppervlaktewater voor industrieel gebruik en voor de zuivering en de afvoer van afvalwaters van een onderneming of de noodzakelijke infrastructuurwerken om een tijdelijke lokalisatiehandicap te overwinnen, gedeeltelijk te subsidiëren.
  Een bijzondere tegemoetkoming, waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan de tegemoetkomingen voor ondernemingen gevestigd in een zone van categorie 1, kan bij in Ministerraad overlegde beslissing worden toegekend voor investeringen in een voedingsbekken van een grondwaterreserve waarvan de exploitatie van wezenlijk belang is voor de bevrediging van de drinkwaterbehoeften van de nationale gemeenschap.
  Die installaties mogen geen aanleiding geven tot het lozen van afvalwater.

TITEL III _ WIJZIGINGEN AAN DE WETTELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE NATIONALE INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ EN DE GEWESTELIJKE INVESTERINGSMAATSCHAPPIJEN.
Art.34. § 1. De wet van 2 april 1962 tot oprichting van een Nationale Investeringsmaatschappij en van erkende Gewestelijke Investeringsmaatschappijen, gewijzigd door de wet van 14 april 1965 en het koninklijk besluit van 23 mei 1967, wordt als volgt gewijzigd :
  1 tot 4. (...) <impliciet opgeheven W 30-03-1976, art. 2>
  5. Het derde lid van artikel 7 wordt, na de woorden "de beslissing" als volgt gewijzigd : ...
  6. Artikel 8 wordt, na het woord "aangeboden", als volgt gewijzigd : ...
  7. (...) <impliciet opgeheven W 30-03-1976, art. 2>
  § 2. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, kan de Koning wijzigingen aanbrengen in hoofdstuk II van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van een Nationale Investeringsmaatschappij en van Gewestelijke Investeringsmaatschappijen, dat op de erkende Gewestelijke Investeringsmaatschappijen betrekking heeft.
  Die nieuwe bepalingen zullen kracht van wet hebben.

Art.35. (opgeheven) <KB 1994-06-16/31, art. 7, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >

TITEL IV _ DIVERSE BEPALINGEN.
Art.36. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) <W 17-8-1973, art. 2> Ter wille van de gevolgen die zij op de tewerkstelling en op de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan kunnen hebben, moeten de Minister tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoren, de Minister tot wiens bevoegdheid Financiën behoren, alsmede de betrokken Staatssecretaris voor Streekeconomie voorafgaandelijk ingelicht worden over alle verrichtingen waarbij beoogd wordt een deel te vervreemden dat ten minste een derde vertegenwoordigt van het kapitaal der ondernemingen waarvan de bedrijvigheid op het nationaal grondgebeid plaats heeft en waarvan de eigen middelen ten minste 100 miljoen frank bedragen.
  Art. 36. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  <W 17-8-1973, art. 2> Ter wille van de gevolgen die zij op de tewerkstelling en op de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan kunnen hebben, moeten de Minister tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoren, de Minister tot wiens bevoegdheid Financiën behoren, alsmede de betrokken Staatssecretaris voor Streekeconomie voorafgaandelijk ingelicht worden over alle verrichtingen waarbij beoogd wordt een deel te vervreemden dat ten minste een derde vertegenwoordigt van het kapitaal der ondernemingen waarvan de bedrijvigheid op het nationaal grondgebeid plaats heeft en waarvan de eigen middelen ten minste (2 500 000 euro) bedragen. <DVR 2001-12-21/48, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Art. 36. (WAALS GEWEST)
  <W 17-8-1973, art. 2> Ter wille van de gevolgen die zij op de tewerkstelling en op de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan kunnen hebben, moeten de Minister tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoren, de Minister tot wiens bevoegdheid Financiën behoren, alsmede de betrokken Staatssecretaris voor Streekeconomie voorafgaandelijk ingelicht worden over alle verrichtingen waarbij beoogd wordt een deel te vervreemden dat ten minste een derde vertegenwoordigt van het kapitaal der ondernemingen waarvan de bedrijvigheid op het nationaal grondgebeid plaats heeft en waarvan de eigen middelen ten minste (2 500 000 euro) bedragen. <DWG 2002-07-04/35, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.37. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Het voorafgaande onderzoek van de toestand van de onderneming waarvan de Minister het toekennen van tegemoetkomingen of van een vooruitgangscontract afhankelijk maakt, wordt uitgevoerd door iedere persoon of elke instelling van de overheidssector die de Minister gepast acht hiervoor aan te wijzen. Wanneer er een beroep gedaan wordt op een persoon of een instelling van de particuliere sector, dan treden deze op onder de verantwoordelijkheid van de persoon of de instelling van de overheidssector die hen mandateert.
  Bij een in Ministerraad overlegd besluit, stelt de Koning elke regeling vast, die nuttig is om de toepassing van de verbintenissen, aangegaan door de begunstigden van de tegemoetkomingen, te controleren, met inbegrip van de organisatie der geldelijke straffen door intrekking, vermindering of schorsing van de tegemoetkomingen, wanneer de begunstigden zich verzetten tegen de voorziene controles of deze tegenwerken.
  De Koning stelt de voorwaarden vast waaronder de Ondernemingsraad, wanneer vertegenwoordigers van het personeel erom verzoeken, kan worden ingelicht over de redenen en de modaliteiten van de verleende tegemoetkoming alsmede van de voorgeschreven controlemaatregelen.
  Wanneer de eigen middelen van een onderneming minder bedragen dan de bij de instellingen van de publieke sector geleende middelen en wanneer er een beroep gedaan wordt op de voordelen, voorzien in onderhavige wet, wordt de controle uitgeoefend door bemiddeling van een ambtenaar, aangeduid door de Ministers die respectievelijk enerzijds Economische Zaken, Streekeconomie of Middenstand en anderzijds Financiën onder hun bevoegdheid hebben, en waarvan de vergoeding ten laste valt van de overheidsgelden.

Art.38. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) § 1. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalt de Koning de regels, toepasselijk op de begunstigden van de in onderhavige wet voorziene tegemoetkomingen, de gevallen waarin zij het voordeel ervan verliezen of gehouden zijn tot teruggave, onverminderd rechtsvorderingen tot schadevergoeding of gerechtelijke vervolgingen.
  Dit besluit stelt alle nuttige modaliteiten ter zake vast, met inbegrip van de vormen waarin tot de onderbreking of de teruggave van tegemoetkomingen besloten wordt, van de fiscale en andere gevolgen die ermee gepaard gaan en van de toe te passen terugvorderingsregels.
  § 2. In ieder geval verliezen degenen die de bij onderhavige wet bedoelde leningen en tussenkomsten hebben genoten, het genot van de voordelen die zij hebben bekomen zo zij, vóór het verstrijken van een termijn van één jaar te rekenen vanaf de laatste betaling van de rente van deze leningen of van een termijn van vier jaar te rekenen vanaf de uitkering van de tussenkomst, de ingevolge de tegemoetkoming van de Staat opgetrokken of aangekochte onroerende goederen, outillage en materieel, en de door de Staat krachtens artikel 25 gefinancierde uitvindingen vervreemden, niet of niet langer gebruiken overeenkomstig de voorgeschreven doeleinden en voorwaarden.
  Nochtans blijft het genot van de bij onderhavige wet voorziene voordelen behouden wanneer de vervreemding of de wijziging van de aanvankelijke bestemming of van de voorziene gebruiksvoorwaarden vooraf door de bevoegde Ministers werden goedgekeurd.
  In de andere gevallen, moeten de begunstigden aan de Schatkist de ontvangen kapitaalpremies en toelagen, die op rekening van de kredietinstelling werden gestort ten einde deze in de mogelijkheid te stellen de vermindering van de rentevoet toe te staan, terugbetalen. Zij moeten insgelijks het bedrag van alle belastingen betalen, waarvan zij bij toepassing van artikel 16 werden vrijgesteld.
  De bevoegde Ministers kunnen anderdeels :
  a) Een einde maken aan de krachtens artikel 19 toegekende staatswaarborg, hetgeen de kredietinstelling zal toelaten de onmiddellijke terugstorting te vorderen van de leningen waarvoor deze waarborg was verstrekt.
  b) De onmiddellijke terugstorting van het krachtens artikel 25 toegestane voorschot vorderen.
  (NOTA 1 : Voor het Waalse Gewest wordt art. 38 door de volgende bepaling vervangen :
  " § 1. In het kader van de toekenningsbeslissing maakt de Executieve het behoud van de tegemoetkomingen afhankelijk van de naleving van sommige termijnen en voorwaarden, meer bepaald welke vastgesteld zijn in artikel 5quater.
  § 2. De ondernemingen, die recht gehad hebben op de in afdeling II voorziene tegemoetkomingen, moeten de voordelen die zij bekomen hebben teruggeven indien zij, binnen een termijn van vier jaar vanaf de datum van het einde van de investeringstegeldemaking, de investeringen die aanleiding gegeven hebben tot de toekenning van een tegemoetkoming vervreemden, niet of niet langer meer gebruiken overeenkomstig de voorgeschreven doeleinden en voorwaarden.
  Zij zijn tevens gehouden tot de teruggave van de tegemoetkomingen indien zij de in artikel 5quater vastgestelde verplichtingen niet naleven.
  § 3. Nochtans kan de Executieve, in het kader van een toekenningsbeslissing, de in § 2 vastgestelde termijn verlengen.
  § 4. De Executieve kan de teruggave van de tegemoetkomingen beperken ten belope van de verhouding tussen het aantal jaren van werkelijk gebruik van het goed dat het onderwerp was van een tegemoetkoming en het in paragraaf 2 voorzien aantal jaren.
  Indien minder dan twee jaar verlopen zijn sinds het einde van de verwezenlijking van de investering tot de dag waarop de intrekking van de tegemoetkoming rechtvaardigd is, moet zij echter volledig teruggegeven worden.
  § 5. De ondernemingen, die tegemoetkomingen bekomen hebben ten gevolge van het bewust of niet bewust verstrekken van onjuiste inlichtingen, moeten ze terugbetalen. " <DWG 1992-06-25/33, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992>)
  (NOTA 2 : Voor de Vlaamse Gemeenschap, aan artikel 38 wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 3. In ieder geval verliezen degenen die in titel I, hoofdstuk I, van onderhavige wet bedoelde aanmoedigingen voor investeringen hebben genoten, het recht op de aanmoedigingen en moeten de aanmoedigingen worden terugbetaald indien de vervreemding of wijziging van de aanvankelijke bestemming of de geplande gebruiksvoorwaarden van de investeringen zich voordoet binnen een periode van 5 jaar die ingaat op de datum van de volledige realisatie van de investeringen.
  Deze bepaling heeft uitwerking op alle aanvragen voor tegemoetkomingen die met ingang van 17 juli 2000 worden ingediend en op alle aanvragen voor tegemoetkomingen die vóór 17 juli 2000 zijn ingediend maar waaromtrent op die datum nog geen beslissing over de aanvraag was genomen. ". <DVR 2000-12-22/41, art. 56; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art. 38bis. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> In geval van faillissement, akkoord door afstand van de activa, ontbinding en van vrijwillige of gerechtelijke uitverkoop van de onderneming, worden de ontvangen voordelen terugbetaald overeenkomstig artikel 38.
  In geval van fusie, overname, splitsing of verkoop van de onderneming, kan de Executieve het behoud van de tegemoetkomingen toekennen wanneer de economische bedrijvigheid van de onderneming voortgezet wordt en de bekomen voordelen overgebracht zijn in het nieuwe rechtsgebied op dezelfde wijze als voor de investeringen die de toekenning van de tegemoetkoming gerechtvaardigd hebben. Bij gebreke, worden de tegemoetkomingen terugbetaald.

Art. 38ter. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> De Executieve kan, wanneer de aan de terugbetaling van de tegemoetkomingen verbonden administratieve onkosten hoger zouden zijn dan het bedrag ervan, de rechthebbende ondernemingen vrijstellen van hun terugbetaling.

Art. 38quater. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 1992-06-25/33, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992> De Executieve kan een einde maken aan de overeenkomstig artikel 19 toegekende waarborg van het Gewest wanneer de door de kredietinstelling of door de rechthebbende verstrekte inlichtingen onjuist blijken te zijn of in geval van niet-naleving van de toekenningsvoorwaarden van de waarborg.

Art.39. (NOTA : Artikel 39, 1° opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Ingeval artikel 38 is toegepast :
  1° kan de onroerende voorheffing, zelfs buiten de termijn gesteld in artikel 259 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, worden gevestigd;
  2° vormt de teruggave van premies of subsidies vroeger bekomen in uitvoering van de artikelen 9, 14, 29, 30, 31 of 33 en vrijgesteld van belastingen in uitvoering van artikel 44, eerste lid, van deze wet, geen bedrijfsuitgave in de zin van artikel 44 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, voor het belastbaar tijdperk waarin zij is verricht of behoorlijk is ingeboekt als een schuld die een zeker en vaststaand karakter heeft verkregen, onverminderd nochtans de toepassing van artikel 44, 2e lid, van deze wet.

Art.40. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Afgezien van de strafvervolgingen, die toepasselijk zijn op de personen die de bevoegde Ministers wetens onnauwkeurige of onvolledige inlichtingen hebben verstrekt om op ongeoorloofde wijze in het genot van de bij de onderhavige wet verleende voordelen te treden, geldt de bij artikel 38 genoemde teruggaveverplichting voor de ondernemingen die de tegemoetkoming van de Staat niet zouden hebben genoten indien de door hen verstrekte inlichtingen nauwkeurig en volledig waren geweest.

Art.41. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De bij onderhavige wet bepaalde hulp kan eveneens worden toegekend teneinde hulp te verlenen aan nijverheids-, handels- of ambachtsondernemingen, waarvan de economische bedrijvigheid ernstig getroffen wordt door een openbare ramp die bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit als dusdanig erkend wordt.
  Voor de toepassing van deze bepaling kunnen de Ministers die Economische Zaken, Streekeconomie en Middenstand in hun bevoegdheid hebben, ieder wat hem betreft, afwijkingen van de ter uitvoering van artikel 11 van onderhavige wet bepaalde geografische begrenzing verlenen.
  In het geval bedoeld bij het eerste lid kan de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit en in afwijking van artikel 12:
  1° de rentevoet verminderen tot meer dan 5 pct. bedoeld in § 1 van dit artikel, derwijze dat de dus verminderde rentevoet gebracht wordt op 1 pct. durende drie jaar;
  2° de maximumduur van de verminderingen der rentevoeten met een jaar verlengen;
  3° de toepassing van de verminderingen der rentevoeten voor een bedrag dat hoger is dan 75 pct. van de totale waarde van de aangemoedigde investering toestaan.) <W 5-3-1976>
  <Voor het Waalse Gewest wordt art. 41 door de volgende bepaling vervangen : " De in hoofdstuk I bepaalde hulp kan eveneens worden toegekend teneinde hulp te verlenen aan nijverheids-, handels- of ambachtsondernemingen, waarvan de economische bedrijvigheid ernstig getroffen wordt door een openbare ramp die bij de Executieve als dusdanig erkend wordt.
  Voor de toepassing van het eerste lid kan de Executieve afwijkingen van de ter uitvoering van artikel 11 bepaalde geografische begrenzing verlenen. " (DWG 1992-06-25/33, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992)>

Art.42. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/42, art. 24; Inwerkingtreding : onbepaald ) Krachtens een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit kan in uitzonderlijke en dringende gevallen, waarin het algemeen belang zulks vergt, machtiging worden verleend voor het optrekken van gebouwen of de aankoop van gebouwde en ongebouwde onroerende goederen op kosten van de Staat, ten einde deze, eventueel onderhands, te verkopen of te verhuren, aan een industriële of ambachtelijke onderneming, of een onderneming uit de dienstensector, die vooraf met de Staat een contract nopens de ingebruikneming van voormelde gebouwen heeft gesloten.
  Artikel 32, paragraaf 1, tweede en derde alinea zijn van toepassing.

Art.43. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Binnen de perken van de op de begroting uitgetrokken kredieten, kan de Minister die Economische Zaken, Streekeconomie of Middenstand in zijn bevoegdheid heeft, de voor de toepassing van onderhavige wet nuttige studiën of onderzoekingen van economische en sociale aard doen uitvoeren.

Art.44. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Indien en in de mate dat de in uitvoering van de artikelen 9, 14, 29, 30, 31 of 33 verleende premies of subsidies betrekking hebben op lichamelijke of onlichamelijke activa, zijn die premies of subsidies ten name van de genieters vrij van inkomstenbelastingen voor het belastbaar tijdperk waarin ze zijn verleend, maar voor de berekening van de afschrijvingen, meerwaarden of minderwaarden worden zij afgetrokken van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de desbetreffende bestanddelen.
  Ingeval artikel 38 is toegepast, wordt de in vorig lid gestelde aftrekking niet meer verricht met ingang van het belastbaar tijdperk waarin de premies of subsidies werkelijk zijn teruggegeven of behoorlijk zijn ingeboekt als schulden die een zeker en vaststaand karakter hebben verkregen.
  <Voor het Waalse Gewest worden in art. 44 de woorden " in uitvoering van de artikelen 9, 14, 29, 30, 31 of 33 " door de volgende woorden vervangen : " in uitvoering van de artikelen 12, 13, 13bis, 14, 29, 30, 31 of 33 " (DWG 1992-06-25/33, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992)>

Art.45. Worden opgeheven :
  1. De wet van 18 juli 1959, tot invoering van bijzondere maatregelen ter bestrijding van de economische en sociale moeilijkheden in sommige gewesten, gewijzigd bij de wetten van 14 februari 1961, 20 november 1962, 30 juli 1963 en bij het koninklijk besluit nr 22 van 23 mei 1967;
  2. De wet van 14 juli 1966, tot tijdelijke instelling van uitzonderlijke hulpverlening ter versnelling van de economische reconversie en ontwikkeling van de steenkoolmijngebieden en van bepaalde andere gewesten die met ernstige en dringende problemen te kampen hebben, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 22 van 23 mei 1967, het koninklijk besluit nr 85 van 10 november 1967 en verlengd bij de wet van 23 december 1969 en bij de wet van 8 juli 1970.
  De bepalingen van voornoemde wetten, alsmede de toepassingsbesluiten, blijven nochtans van toepassing op de zaken die het voorwerp waren van beslissingen, genomen vóór de inwerkingtreding van onderhavige wet.
  De instellingen opgericht op grond van de bepalingen van de wet van 18 juli 1959 worden als zodanig in stand gehouden. De Koning kan aanvullende criteria vaststellen waaraan die instellingen moeten voldoen. Hij bepaalt tegelijkertijd de termijn waarbinnen de statuten van die instellingen dienen te worden aangepast, zoniet verliezen de genoemde instellingen de opdracht die hun door de wet van 18 juli 1959 werd toevertrouwd.
  De beslissingen tot het verlenen van de Staatswaarborg, genomen bij toepassing van de hierboven vermelde wetten, of van vroegere wetten, worden ten laste gelegd van een plafond, onderscheiden van dit dat werd vastgelegd bij artikel 21.

Art.46. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Artikel 4 van het koninklijk besluit nr 73 van 10 november 1967, tot wijziging van de wet van 24 mei 1959, blijft van kracht. Nochtans zullen de gemeenten die zullen worden opgenomen in de categorieën 1 en 2, voorzien door onderhavige wet, de plaats innemen van de gemeenten aangeduid op basis van de wetten van 18 juli 1959 en 14 juli 1966.

Art.47. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) Deze wet treedt in werking op 1 januari 1971.
  De Koning kan sommige reglementaire bepalingen, genomen op grond van de opgeheven wetten, in stand houden en, eventueel, ze aanpassen.

Art. 48. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2004-03-11/41, art. 21; Inwerkingtreding : 01-07-2004) De Ministers die Economische Zaken en Streekeconomie in hun bevoegdheid hebben, brengen jaarlijks bij de Wetgevende Kamers verslag uit over de toepassing van onderhavige wet.
  <Voor het Waalse Gewest wordt art. 48 door de volgende bepaling vervangen : " Om de drie maanden, maakt de Executieve een statistische informatie betreffende de toegekende tegemoetkomingen over aan de " Conseil régional wallon " en aan de " Conseil économique et social de la Région wallonne.
  Anderzijds maakt de Executieve jaarlijks een kwantitatief en kwalitatief verslag over aan de " Conseil régional wallon " betreffende het door haar gevoerde beleid inzake economische expansie tijdens het voorafgaand kalenderjaar met het oog op een grondige evaluatie ervan. " (DWG 1992-06-25/33, art. 19bis, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992)>