5 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-11-2002 en tekstbijwerking tot 31-03-2022)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Gegevens op de aangifte.
Afdeling I. - Aangifte van indiensttreding.
Art. 4-5, 5bis, 6-7, 7/1, 7/2, 8
Afdeling II. - Aangifte van uitdiensttreding.
Art. 9
HOOFDSTUK III. - Nadere regels betreffende de aangifte.
Art. 9bis, 9ter, 9quater, 9quinquies, 9sexies, 9septies, 9octies, 10-11
HOOFDSTUK IV. - Toezicht.
Art. 12
HOOFDSTUK IVbis. - <Ingevoegd bij W 2002-12-24/31, 205art. ; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Strafbepalingen.
Art. 12bis
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 12ter, 12quater, 13-14
2003022358 2004022061 2005012500 2005012757 2005022565 2005027388 2006022715 2007022691 2013022016 2013206324 2016206135 2018201420 2021206112
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers.
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit worden gelijkgesteld met :
1° werknemers :
a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon;
b) de personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de sociale zekerheid van de werknemers;
c) [2 de leerlingen zoals bepaald in uitvoering van artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;]2
[1 d) [3 de personen bedoeld in artikel 1/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;]3
e) [3 de personen bedoeld in artikel 1ter van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg van en naar het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.]3.]1
2° werkgevers : de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen of die met werkgevers worden gelijkgesteld in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald bij de socialezekerheidswetgeving.
----------
(1)<KB 2013-01-14/05, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2014-05-15/02, art. 25, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
(3)<W 2018-12-21/49, art. 22, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.3.§ 1. Evenwel worden uit het toepassingsgebied uitgesloten :
1° [3 ...]3
2° de personen bedoeld in de artikelen 16, 16bis, [2 ...]2 (17ter, § 1er,) 17quinquies (,17 sexies) en 18 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; <KB 2003-03-27/54, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <KB 2005-07-03/49 art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
3° (...) <KB 2005-10-14/38, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
4° (...) <KB 2005-10-14/38, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
5° [1 [4 ...]4;]1
[1 6° [4 ...]4.]1
§ 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het in § 1 bedoelde toepassingsgebied wijzigen.
----------
(1)<KB 2013-01-14/05, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2016-12-25/48, art. 23, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2018-05-15/05, art. 28, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(4)<W 2018-12-21/49, art. 23, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK II. - Gegevens op de aangifte.
Afdeling I. - Aangifte van indiensttreding.
Art.4. De werkgever deelt aan de instelling, die belast is met de inning van de socialezekerheidsbijdragen, hierna de instelling genoemd, de volgende gegevens mee :
1° het nummer waaronder de werkgever is ingeschreven bij de instelling. Zo dit nummer niet voorhanden is, vermeldt de werkgever, indien het een natuurlijk persoon betreft, zijn identificatienummer van de sociale zekerheid, bedoeld in artikel 1, 4° van het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteitskaart ten behoeve van alle sociaal verzekerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 houdende de modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de wettelijke pensioenstelsels of, bij ontbreken daarvan, zijn naam, voornaam en hoofdverblijfplaats, ofwel andere mogelijke identificatiewijzen die worden bepaald door de instelling. Indien het een rechtspersoon betreft, vermeldt hij de maatschappelijke benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel ofwel andere mogelijke identificatiewijzen die worden bepaald door de instelling;
2° het identificatienummer van de sociale zekerheid van de werknemer, bedoeld in artikel 1, 4° van voormeld koninklijk besluit van 18 december 1996, of, zo dit nummer niet bestaat, de naam, de voornamen, de geboorteplaats en -datum en de hoofdverblijfplaats van de werknemer;
3° het nummer van de sociale identiteitskaart, bedoeld in artikel 2, derde lid, 7°, van voormeld koninklijk besluit van 18 december 1996;
4° de datum van indiensttreding van de werknemer;
5° in voorkomend geval, het nummer van het Paritair Comité waaronder de werknemer ressorteert;
6° in voorkomend geval, de datum van uitdiensttreding van de werknemer;
7° in voorkomend geval, het bewijs zoals bepaald door de instelling dat de sociale identiteitskaart elektronisch werd gelezen.
Art.5. <Ingevoegd bij KB 2005-10-14/38, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2006> Samen met de gegevens opgesomd in artikel 4 deelt de werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf de volgende gegevens mee :
1° de nummers van de kaarten, bedoeld in artikel 137, § 4, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
2° een aanduiding van de hoedanigheid van de werknemer, indien het gaat om personen bedoeld in artikel 4 van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969.
Art. 5bis.[1 § 1. [2 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder gelegenheidswerknemers, de werknemers bedoeld bij [3 artikel 2/4 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en bij]3 artikel 8bis en artikel 31ter, eerste lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.]2
§ 2. De werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité [3 voor het tuinbouwbedrijf, het paritair comité voor de landbouw, het paritair comité voor de begrafenisondernemingen]3 of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid, deelt, voor de gelegenheidswerknemers die hij tewerkstelt, per dag en tegelijkertijd met de gegevens opgesomd in artikel 4, de volgende gegevens mee :
1° het tijdstip van het begin van de prestatie;
2° het tijdstip van het einde van de prestatie.
§ 3. [2 De werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, deelt, voor de gelegenheidswerknemers zoals bedoeld in artikel 31ter van het koninklijk besluit van 28 november 1969, die hij tewerkstelt, per dag en tegelijkertijd met de gegevens opgesomd in artikel 4, de volgende gegevens mee :
1° ofwel het tijdstip van het begin van de prestatie en het tijdstip van het einde van de prestatie;
2° ofwel het tijdstip van het begin van de prestatie in het geval van een dagblok.
Een dagblok stemt overeen met prestaties van 6 uur en meer.
De werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en die gelegenheidswerknemers tewerkstelt bij een gebruiker die ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf, moet het ondernemingsnummer en het Paritair Comité van de gebruiker vermelden.]2 ]1
[3 § 4. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, dit artikel uitbreiden of beperken tot de gelegenheidswerknemers en hun werkgevers die ressorteren onder de door Hem gespecificeerde sectoren.]3
----------
(1)<KB 2007-04-30/42, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
(2)<KB 2013-11-12/06, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<W 2018-12-21/49, art. 50, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2019>
Art.6.[1 § 1.]1 Samen met de gegevens opgesomd in de artikelen 4 en 5 deelt de werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid de volgende gegevens mee :
1° de datum van aanvang van tewerkstelling bij de gebruiker;
2° de datum van het einde van de tewerkstelling bij de gebruiker;
3° het nummer waaronder de gebruiker is ingeschreven bij de instelling. Zo dit nummer niet voorhanden is, vermeldt de werkgever, indien het een natuurlijk persoon betreft, zijn naam, voornaam en hoofdverblijfplaats, ofwel andere mogelijke identificatiewijzen die worden bepaald door de instelling. Indien het een rechtspersoon betreft, vermeldt hij de maatschappelijke benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel ofwel andere mogelijke identificatiewijzen die worden bepaald door de instelling;
4° het nummer van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid;
5° in voorkomend geval, het bewijs zoals bepaald door de instelling dat de sociale identiteitskaart elektronisch werd gelezen.
(6° per dag, indien de uitzendkracht is tewerkgesteld als gelegenheidswerknemer bij een gebruiker die ressorteert onder het paritair comité van het hotelbedrijf, de landbouw of het tuinbouwbedrijf :
1° het tijdstip van het begin van de prestaties;
2° het tijdstip van het einde van de prestaties.) <KB 2005-10-14/38, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
[1 § 2. In afwijking van paragraaf 1 deelt de werkgever die onder het Paritair Comité voor uitzendarbeid valt en die een werknemer aanwerft met een overeenkomst voor onbepaalde duur met toepassing van artikel 8ter van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, ten laatste op het moment waarop de werknemer zijn prestaties aanvat, de in artikel 4 en 5 opgesomde gegevens mee.
Voor uitzendopdrachten toevertrouwd aan een werknemer met een overeenkomst voor onbepaalde duur deelt de werkgever het identificatienummer van de werknemer, bedoeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, of, indien dit nummer niet bestaat, de naam, de voornamen, de geboorteplaats en -datum en de hoofdverblijfplaats van de werknemer mee, evenals de in § 1 opgesomde gegevens, met uitzondering van de gegevens die reeds in het bezit zijn van de instelling die de bijdragen int.]1
----------
(1)<W 2017-09-30/01, art. 42, 019; Inwerkingtreding : 16-10-2017>
Art.7.Samen met de gegevens opgesomd in de artikelen 4 tot en met 6, deelt de werkgever voor de personen, bedoeld in artikel 120 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de volgende gegevens mee :
1° een aanduiding van de hoedanigheid van student;
2° het adres van de plaats van de uitvoering van de overeenkomst, indien dit adres verschilt van (het adres van de maatschappelijke zetel van de werkgever dat in de Kruispuntbank van Ondernemingen wordt ingeschreven); <KB 2005-10-14/38, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
3° de datum van het einde van de uitvoering van de overeenkomst.
[2 4° ingedeeld per kalenderkwartaal, het aantal uren, bedoeld in artikel 17bis van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969, waarop de student zal worden tewerkgesteld.]2
----------
(1)<W 2011-07-28/07, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<W 2016-12-01/13, art. 2,1°, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. 7/1. [1 De werkgever die flexi-jobwerknemers tewerkstelt als bedoeld in artikel 3, 3°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, deelt voor deze werknemers per kwartaal dat vervat is in de duurtijd van de arbeidsovereenkomst, de gegevens mee opgesomd in artikel 4, aangevuld met de hoedanigheid van flexi-jobwerknemer.
Gaat het om een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur die mondeling wordt gesloten, dan worden de gegevens opgesomd in artikel 4 meegedeeld per dag, aangevuld met de hoedanigheid van flexi-jobwerknemer en het tijdstip van het begin en einde van de prestatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-11-16/05, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-12-2015>
Art.7/2. [1 Samen met de gegevens opgesomd in artikel 4, deelt de werkgever voor de personen, bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969, de volgende gegevens mee, niet vroeger dan 15 dagen voor het begin van elk kwartaal:
1° ingedeeld per kalenderkwartaal, het aantal uren, bedoeld in artikel 17, § 1, derde lid, van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969, waarop de werknemer zal worden tewerkgesteld;
2° de datum van indiensttreding en de datum van uitdiensttreding van de werknemer per kwartaal;
3° de aard van de gewerkte prestatie van de werknemer zoals bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 2°, of in het derde lid, 1° en 2°, van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969, volgens de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bepaalde modaliteiten.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid treedt op als verwerkingsverantwoordelijke voor de persoonsgegevens bedoeld in het eerste lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2021-12-23/09, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.8. De gegevens opgesomd in deze afdeling worden meegedeeld uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer zijn prestaties aanvat.
Afdeling II. - Aangifte van uitdiensttreding.
Art.9.Uiterlijk de eerste werkdag die volgt op de beëindiging van de aangegeven tewerkstelling deelt de werkgever aan de instelling de volgende gegevens mee :
1° het nummer dat de aangifte van indiensttreding identificeert, bedoeld in artikel 10, of, indien dit nummer niet bestaat, de gegevens bedoeld in artikel 4, a) tot en met c) ;
2° de datum van uitdiensttreding van de werknemer.
De werkgever bedoeld in de artikelen 4, (5bis,) [1 6, 7 [2 , 7/1 en 7/2]2]1 verricht deze aangifte evenwel niet indien de datum bedoeld in 2° niet verschilt van de datum die reeds werd aangegeven met toepassing van [1 artikel 4, 6°, artikel 6, 2°, artikel 5bis, § 2, 2° en § 3, eerste lid, 1°, artikel 7, 3°, [2 artikel 7/1, of artikel 7/2]2]1. <KB 2005-10-14/38, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
----------
(1)<KB 2016-12-13/02, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 19-12-2016>
(2)<KB 2021-12-23/09, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK III. - Nadere regels betreffende de aangifte.
Art. 9bis.<Ingevoegd bij W 2002-12-24/31, art. 204; Inwerkingtreding : 01-01-2003> [4 § 1.]4 De werkgever verricht de in dit besluit bedoelde aangiften langs elektronische weg, in de vorm en volgens de nadere regelen bepaald door de instelling.
[1 Een elektronische toepassing wordt door de instelling ter beschikking gesteld :
1° om aan de in artikel 7 bedoelde werknemers, tewerkgesteld in het statuut zoals bedoeld in artikel 17bis van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969, toe te staan de in artikel 7 bedoelde gegevens en de aanpassingen ervan in toepassing van artikel 9ter, derde lid, te raadplegen;
2° om aan de werkgevers bedoeld in artikel 7 toe te staan het aantal [3 uren]3 te raadplegen waarop de student nog kan worden tewerkgesteld in het statuut zoals bedoeld in artikel 17bis van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969.]1
[2 Een elektronische toepassing wordt door de instelling ter beschikking gesteld :
1° om aan de in artikel 5bis, § 3, bedoelde werknemers, tewerkgesteld in het statuut zoals bedoeld in artikel 31ter van het voormelde koninklijk besluit van 28 november 1969, toe te staan de in artikel 5bis, § 3, bedoelde gegevens te consulteren;
2° om aan de werkgevers bedoeld in artikel 5bis, § 3, toe te staan het aantal dagen waarop de gelegenheidswerknemer nog kan worden tewerkgesteld in het statuut als bedoeld in artikel 31ter van het voormelde koninklijk besluit van 28 november 1969 te consulteren, evenals het aantal dagen waarop hij zelf nog gelegenheidswerknemers tewerk kan stellen overeenkomstig artikel 31ter van hetzelfde koninklijk besluit van 28 november 1969.]2
[4 § 2. Een elektronische toepassing wordt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ter beschikking gesteld:
1° om aan de werknemers bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het voormelde koninklijk besluit van 28 november 1969 toe te staan de in artikel 7/2 van dit besluit bedoelde gegevens te raadplegen;
2° om aan de werkgevers die een werknemer tewerkstellen bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het voormelde koninklijk besluit van 28 november 1969 toe te staan het aantal uren te raadplegen waarop hun werknemer nog kan worden tewerkgesteld.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid treedt op als verwerkingsverantwoordelijke voor de persoonsgegevens bedoeld in het eerste lid.]4
----------
(1)<W 2011-07-28/07, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<W 2013-11-11/01, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<W 2016-12-01/13, art. 2,2°, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
(4)<W 2022-03-17/11, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 9ter.<ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 100 ; Inwerkingtreding : 01-07-2005> De gegevens inzake arbeidstijd bedoeld in [2 artikel 5bis, § 2, 2°, en § 3, eerste lid, 1°, artikel 6, 6°, 2° en artikel 7/1, tweede lid]2, kunnen worden gewijzigd door de werkgever tot het einde van de kalenderdag waarop ze betrekking hebben wanneer de werknemer zijn prestaties vroeger beëindigt dan voorzien.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de termijn waarbinnen de werkgever zijn aangifte moet wijzigen wanneer de werknemer zijn prestaties verlengt ten opzichte van het einduur dat werd aangegeven bij het begin van de dag.
[1 De gegevens bedoeld in artikel 7, 4°, kunnen worden gewijzigd door de werkgever, tot het einde van de termijn bedoeld in artikel 21, laatste lid van de voormelde wet van 27 juni 1969.]1
----------
(1)<W 2011-07-28/07, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<W 2016-12-01/13, art. 2,3°, 016; Inwerkingtreding : 16-12-2016>
Art. 9quater. <ingevoegd b ij W 2005-07-20/41, art. 101 ; Inwerkingtreding : 01-07-2005> De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, binnen welke termijn een DIMONA kan worden geannuleerd.
Art. 9quinquies.<ingevoegd bij KB 2006-07-01/62, art. 1; Inwerkingtreding : 01-07-2006> Wanneer een [2 werknemer]2 wordt tewerkgesteld voor een langere dagelijkse periode dan deze aangekondigd in de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling die in het begin van de dag wordt gedaan, moet de werkgever de gegevens aanpassen betreffende de arbeidstijd, zoals deze worden beoogd bij [2 artikel 5bis, § 2, 2°, en § 3, eerste lid, 1°, artikel 6, 6°, 2° en artikel 7/1, tweede lid]2, uiterlijk binnen de periode van acht uur die op het in, de initiële aangifte voorziene einduur volgt. Wanneer het initieel aangekondigde einduur tussen 20 en 24 uur valt, heeft de werkgever de tijd tot acht uur van de volgende kalenderdag.
----------
(1)<W 2013-11-11/01, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-10-2013; zie ook 2013-11-11/01, art. 7>
(2)<W 2016-12-01/13, art. 2,4°, 016; Inwerkingtreding : 16-12-2016>
Art. 9sexies. <ingevoegd bij KB 2006-07-01/62, art. 2; Inwerkingtreding : 01-07-2006> Een DIMONA-aangifte kan tot het einde van de kalenderdag waarop deze betrekking heeft worden geannuleerd.
Als de DIMONA-aangifte sloeg op een periode die twee kalenderdagen of meer bestrijkt, dient deze te worden geannuleerd uiterlijk op het einde van de eerste kalenderdag van de prestatie dat was voorzien.
Art. 9septies.[1 § 1. Tegen uiterlijk 15 oktober 2007 bezorgt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de Minister van Sociale Zaken, aan de Minister van Werk alsook aan de Nationale Arbeidsraad een evaluatieverslag over dit stelsel van DIMONA voor gelegenheidswerknemers.
Dit evaluatierapport moet betrekking hebben op wat volgt :
- de traceerbaarheid van de corrigerende aangiften en de annuleringen;
- de feedback per werkgever, uitgevoerd door het bestuur van de sociale zekerheid, met name over de annuleringen van de DIMONA;
- een onderzoek door de inspectiediensten van de gevallen waarin de werkgevers hun corrigerende aangifte of de annulering te laat verrichten en de redenen die de werkgevers daarvoor geven.
In dat opzicht moeten duidelijke stromen worden geïdentificeerd om de anomalieën en de eventuele technieken voor afspraken tussen werkgevers en werknemers aan het licht te brengen.
§ 2. Tegen uiterlijk 1 maart 2009 bezorgt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de Minister van Sociale Zaken, aan de Minister van Werk alsook aan de Nationale Arbeidsraad een evaluatieverslag over het stelsel van DIMONA dat vanaf 1 juli 2007 van kracht is voor de gelegenheidswerknemers in de sector van het hotelbedrijf.
Dit evaluatierapport moet betrekking hebben op de elementen vermeld in § 1, lid 2 en 3.]1
----------
(1)<KB 2007-04-30/42, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Art. 9octies.
<Opgeheven bij KB 2013-11-12/06, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art.10. Na ontvangst van de aangifte van indiensttreding, bedoeld in de artikelen 4 tot en met 8, deelt de instelling onmiddellijk een Dimona-nummer mee aan de werkgever.
Art.11. Uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de aangifte wordt door de instelling een bericht opgesteld met het nummer, bedoeld in artikel 10, en met de geregistreerde gegevens.
Indien de werkgever de in dit bericht vermelde gegevens niet betwist binnen vijf werkdagen na de toezending van het bericht, worden deze definitief, behoudens materiële vergissing, en gelden zij als bewijs van de aangifte.
De berichten worden aan de werkgever ter beschikking gesteld in de vorm en volgens de nadere regelen bepaald door de instelling.
HOOFDSTUK IV. - Toezicht.
Art.12. [1 De inbreuken op de bepalingen van dit koninklijk besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van dit koninklijk besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 96, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
HOOFDSTUK IVbis. -
Art. 12bis. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 51°, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 12ter. <Ingevoegd bij W 2002-12-24/31, art. 206; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het toepassingsgebied wijzigen.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in de artikelen 4 tot en met 9 bedoelde gegevens wijzigen en bepalen dat bijkomende gegevens in de aangifte moeten worden opgenomen.
Art. 12quater. <Ingevoegd bij W 2002-12-24/31, art. 207; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Het koninklijk besluit van 22 februari 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt opgeheven.
Het koninklijk besluit van 24 september 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling van uitzendkrachten, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt opgeheven.
Art.13. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003, met uitzondering van artikel 3, § 1, 3° en 4°, welke bepalingen in werking treden op 1 januari 2003 en ophouden uitwerking te hebben op (1 januari 2005). <W 2004-06-23/47, art. 2, 004 ; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 14. Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.