30 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 8quater, 25, 31bis en 32 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, en de artikelen 5bis en 9septies van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
HOOFDSTUK 1. - De handarbeiders wier loon geheel of gedeeltelijk uit fooien of bedieningsgeld bestaat.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - De gelegenheidswerknemers.
Art. 2-7
HOOFDSTUK 3. - Indexatie en aanpassingen van de forfaitaire daglonen van de werknemers beoogd in de artikelen 25 en 31 bis, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Art. 8-9
HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen.
Art. 10-12
HOOFDSTUK 1. - De handarbeiders wier loon geheel of gedeeltelijk uit fooien of bedieningsgeld bestaat.
Artikel 1. Artikel 25 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 maart 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
" Artikel 25. § 1. Wat de handarbeiders betreft die één van de functies bepaald door de Minister van Sociale Zaken uitoefenen en wier loon geheel of gedeeltelijk uit fooien of bedieningsgeld bestaat, worden de bijdragen, in de gevallen voorzien in lid 2 van deze paragraaf, berekend op grond van een bedrag dat verkregen wordt door de forfaitaire daglonen te vermenigvuldigen met het aantal arbeidsdagen van het kwartaal, opgesomd in artikel 24, 1°, a, b en c.
De Minister van Sociale Zaken bepaalt de paritaire comités en subcomités in welke de forfaitaire daglonen van toepassing zijn evenals de uitgeoefende functies waarop deze forfaitaire daglonen kunnen toegepast worden.
De forfaitaire daglonen worden per functie door de Minister van Sociale Zaken vastgesteld.
Deze forfaitaire daglonen zijn van toepassing wanneer de arbeidsregeling van de werknemer minder dan 6 dagen per week bedraagt in de loop van het kwartaal.
Wanneer de arbeidsregeling van de werknemer zes dagen per week bedraagt in de loop van het kwartaal, worden de forfaitaire daglonen verminderd met 16,7 %.
Wat de werknemers betreft wier loon geheel of gedeeltelijk uit fooien of bedieningsgeld bestaat en die één van de functies bepaald door de Minister van Sociale Zaken niet uitoefenen of die één van de functies bepaald door de Minister van Sociale Zaken uitoefenen bij een werkgever die niet onder een paritair comité of subcomité bepaald door de Minister van Sociale Zaken ressorteert, worden de bijdragen berekend op de werkelijke lonen, zonder dat deze lager mogen zijn dan het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen of dan het toepasselijke conventionele sectorloon.
§ 2. Indien de forfaitaire daglonen, geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 32, § 4, en aangepast overeenkomstig de bepalingen van artikel 32bis, minder bedragen dan 1/21ste, voor wat betreft de tewerkstelling in de vijfdagenweek, of 1/26ste, voor wat betreft de tewerkstelling in de zesdagenweek, van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen en worden de bijdragen berekend op dit laatste bedrag.
§ 3. Indien de forfaitaire daglonen, geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 32, § 4, en aangepast overeenkomstig de bepalingen van artikel 32bis, minder bedragen dan 1/5de, voor wat betreft de tewerkstelling in de vijfdagenweek, of 1/6de, voor wat betreft de tewerkstelling in de zesdagenweek, van de conventionele minimum weeklonen van toepassing in de betrokken sector en verkregen door het uurloon van toepassing in de sector te vermenigvuldigen met de normale wekelijkse arbeidsduur, worden de bijdragen berekend op dit laatste bedrag, vanaf 1 juli 2007.
Voor het Paritair Comité voor het hotelbedrijf is het eerste lid van de huidige paragraaf integraal van toepassing vanaf 1 oktober 2008. De aanpassing zal gerealiseerd worden in stappen tijdens de periode aanvangend op 1 juli 2007 en eindigend op 1 oktober 2008. Onze Minister van Sociale Zaken bepaalt de te realiseren aanpassingen op de data die hij zal bepalen.
§ 4. Wanneer de wekelijkse arbeidstijdregeling van de in § 1 bedoelde werknemer voorziet in een deeltijdse arbeidsregeling, is het evenredigheidsprincipe zoals voorzien bij artikel 14bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers van toepassing. Onze Minister van Sociale Zaken bepaalt de toepassingsmodaliteiten.
De prestaties in onderbroken dienst worden altijd beschouwd als zijnde voltijds uitgeoefend.
§ 5. Wanneer de werknemer gedeeltelijk met fooien en bedieningsgeld wordt betaald en het loon van het kwartaal dat niet uit fooien en bedieningsgeld bestaat, met uitzondering van de eindejaarspremie, meer bedraagt dan het overeenkomstig de eerste paragraaf vastgestelde bedrag, worden de bijdragen uitsluitend berekend op het gedeelte dat niet uit fooien of bedieningsgeld bestaat overeenkomstig het bepaalde in afdeling 1.
De bijdragen worden steeds op de eindejaarspremie berekend, ongeacht of deze rechtstreeks door de werkgever of door een derdebetaler wordt betaald. "
HOOFDSTUK 2. - De gelegenheidswerknemers.
Art.2. Artikel 8quater van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, opnieuw ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 2005, wordt opgeheven met ingang vanaf 1 juli 2007.
Art.3. Van 1 januari 2007 tot 31 december 2007 wordt, voor de toepassing van artikel 31bis, § 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, het bijhouden van het aanwezigheidsregister afgeleverd door het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca gelijkgesteld met het bijhouden van het gelegenheidsformulier voor de horecasector.
Art.4. Artikel 31bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1994 en vervangen bij het koninklijk besluit van 14 oktober 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 april 2007 wordt vervangen als volgt :
" § 1. De bijdragen verschuldigd voor de gelegenheidsarbeiders bedoeld in artikel 8bis worden berekend op een forfaitair dagloon, zoals hierna bepaald :
1° wat de handarbeiders betreft die onder het Paritair Comité voor de landbouw ressorteren, bedraagt het forfaitair dagloon 14,20 EUR;
2° wat de handarbeiders betreft die onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf ressorteren, bedraagt het forfaitair dagloon 13,86 EUR;
In afwijking van het vorige lid worden, voor handarbeiders die werken in de witloofteelt, de verschuldigde bijdragen berekend op een forfaitair dagloon dat respectievelijk 13,86 EUR bedraagt voor de eerste 65 dagen van tewerkstelling en 17,33 EUR voor de 35 extra dagen bedoeld in artikel 8bis, § 2, tweede lid.
Ieder jaar wordt dit forfaitair dagloon op 1 januari geïndexeerd zoals bepaald in artikel 32 en wordt het ook geactualiseerd in het licht van de ontwikkeling van de lonen zoals bepaald in artikel 32bis.
Onverminderd de toepassing van burgerlijke of strafsancties, worden de voor de gelegenheidswerkers verschuldigde bijdragen berekend op de werkelijke lonen :
1° Wanneer de werknemers niet in het bezit zijn van een "gelegenheidsformulier" toegekend door de instelling aangewezen door de Ministers van Werk en van Sociale Zaken en bestemd om het aantal dagen van tewerkstelling van de werknemer in respectievelijk de tuinbouwsector of de landbouwsector vast te stellen of wanneer zij de regels voor het bijhouden ervan niet naleven.
Onze voornoemde Ministers bepalen het model, de toekenningsvoorwaarden en de wijze waarop dit formulier bijgehouden wordt; er wordt in geen enkel geval een duplicaat bezorgd.
2° Wanneer de werkgever nalaat de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling te doen overeenkomstig artikel 5bis, § 2 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling.
§ 2. De bijdragen verschuldigd voor de werknemers in dienst genomen voor een maximumduur van twee opeenvolgende dagen bij een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, in het kader van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of met een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk, en ten aanzien van wie de werkgever gebruik maakt van artikel 5bis, § 3, 1°, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, hierna gelegenheidswerknemers genoemd, worden berekend op het werkelijke loon, behalve en voorzover zij één der functies bepaald door de Minister van Sociale Zaken bij toepassing van artikel 25, § 1, eerste en tweede lid uitoefenen wanneer hun loon bestaat uit fooien of bedieningsgeld. In dat laatste geval worden de bijdragen berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 25; het forfaitair dagloon wordt met 6 euro verhoogd wanneer de prestaties verricht worden op zaterdag of op de dag voor een feestdag en met 12 euro wanneer de prestaties verricht worden op een zondag of een feestdag.
Wanneer de werkgever gebruik maakt van artikel 5bis, § 3, 2°, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, worden de bijdragen verschuldigd voor de werknemers in dienst genomen voor een maximumduur van twee opeenvolgende dagen bij een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, in het kader van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of met een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk, hierna gelegenheidswerknemers genoemd, berekend op een forfaitair dagloon, zoals hierna bepaald :
1° Wat de gelegenheidswerknemers betreft die vallen onder het tijdsblok van 5 uur in de zin van artikel 5bis, § 3, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en voorzover de dag geen prestatie met onderbroken dienst bevat, bedraagt het forfaitair dagloon 32,93 euro, geïndexeerd volgens de bepalingen van artikel 32, § 4, en aangepast volgens de bepalingen van artikel 32bis, § 1.
Het bedrag van 32,93 euro wordt vervangen door het volgende bedrag :
a) 38,93 euro wanneer de prestaties verricht worden op zaterdag of op de dag voor een feestdag;
b) 44,93 euro wanneer de prestaties verricht worden op een zondag of een feestdag.
2° Wat de gelegenheidswerknemers betreft die vallen onder het tijdsblok van 11 uur in de zin van artikel 5bis, § 3, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels alsook indien de prestatie een onderbroken dienst bevat, bedraagt het forfaitair dagloon 65,86 euro, geïndexeerd volgens de bepalingen van artikel 32, § 4, en aangepast volgens de bepalingen van artikel 32bis, § 1.
Het bedrag van 65,86 euro wordt vervangen door het volgende bedrag :
a) 71,86 euro wanneer de prestaties verricht worden op een zaterdag of op de dag voor een feestdag;
b) 77,86 euro wanneer de prestaties verricht worden op een zondag of een feestdag.
De werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf dient, uitgezonderd indien hij gebruik maakt van artikel 5bis, § 3, 1° van het koninklijk besluit van 5 november 2002, tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, een register voor werktijdregeling bedoeld in artikel 4, § 3 van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten bij te houden waarin de gelegenheidswerknemers worden vermeld. Voor de periode van 1 juli 2007 tot 31 december 2007 wordt het bijhouden van het aanwezigheidsregister uitgereikt door Waarborg en sociaal fonds horeca gelijkgesteld met het bijhouden het register voor werktijdregeling bedoeld in artikel 4, § 3 van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten
Onverminderd de toepassing van burgerlijke of strafsancties en van de bepalingen van het eerste lid, 1° en 2° van deze paragraaf, wanneer de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling gedaan is voor een tijdsblok van 5 uur terwijl het register voor werktijdregeling bedoeld in artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten aangeeft, dat de werknemer meer dan 5 uren heeft gepresteerd alsook wanneer de effectieve prestaties 5 uren overschrijden, worden de bijdragen verschuldigd voor de gelegenheidswerknemers berekend op het forfaitair dagloon van toepassing voor het tijdsblok van 11 uur, geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 32, § 4, en aangepast overeenkomstig de bepalingen van artikel 32bis, § 1.
Onverminderd de toepassing van burgerlijke of strafsancties, worden de voor de gelegenheidswerknemers verschuldigde bijdragen berekend op de werkelijke lonen, zonder dat deze lager kunnen zijn dan de forfaitaire daglonen bedoeld in artikel 25 voor de functie die de werknemer bekleedt, wanneer het bovengenoemde artikel op hem van toepassing zou zijn geweest :
1° wanneer de werkgever die er niet van vrijgesteld is bij toepassing van het derde lid van deze paragraaf niet in het bezit is van het register voor werktijdregeling bedoeld in artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten of het niet dagelijks bijhoudt;
2° wanneer de werkgever nalaat dagelijks de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling te doen overeenkomstig artikel 5bis, § 3, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling.
§ 3. De regelgeving vervat in §§ 1 en 2 en in artikel 8bis valt onder de toepassing van de de minimis-steun zoals vervat in de Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun en de eventuele latere wijzigingen van deze verordening.
Het totaalbedrag van de de minimis-steun die is verleend aan één onderneming mag niet hoger zijn dan 200.000 euro over een periode van drie jaar. De relevante periode van drie jaar is van verschuivende aard, zodat bij elke toepassing van de regeling het totaalbedrag van de de minimis-steun die gedurende de voorgaande drie jaar is verleend, in aanmerking moet worden genomen.
De toekenning van de regeling vervat in §§ 1, 2 en 3 en in artikel 8bis is verbonden aan de voorwaarde dat de onderneming de verbintenis aangaat dat ze het plafond vermeld in de Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun, niet zal overschrijden.
§ 4. Voor de toepassing van de vorige paragrafen wordt de werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid gelijkgesteld met een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf of het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf of het Paritair Comité voor de landbouw wanneer de tewerkstelling plaats heeft bij een gebruiker die ressorteert onder bovengenoemde Paritaire Comités, behalve wat de werkgever betreft die werknemers tewerkstelt die onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf ressorteren, in het werk van de witloofteelt, voor wat betreft de 35 laatste dagen van de 100 dagen bedoeld in artikel 8bis, tweede lid, 4°. "
Art.5. Artikel 5bis van het koninklijk besluit van 5 november 2002, tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 2005, wordt vervangen als volgt :
" Art. 5bis. § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder gelegenheidswerknemers, de werknemers in dienst genomen voor een maximumduur van twee opeenvolgende dagen bij dezelfde werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of met een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk, evenals de werknemers bedoeld bij artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
§ 2. De werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf of onder het Paritair Comité voor de landbouw of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid, deelt, voor de gelegenheidswerknemers die hij tewerkstelt, per dag en tegelijkertijd met de gegevens opgesomd in artikel 4, de volgende gegevens mee :
1° het tijdstip van het begin van de prestatie;
2° het tijdstip van het einde van de prestatie.
§ 3. De werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, deelt, voor de gelegenheidswerknemers die hij tewerkstelt, per dag en tegelijkertijd met de gegevens opgesomd in artikel 4, de volgende gegevens mee :
1° ofwel het tijdstip van het begin van de prestatie en het tijdstip van het einde van de prestatie;
2° ofwel het tijdstip van het begin van de prestatie en het tijdsblok dat overeenstemt met de prestaties van de werknemer.
Het tijdsblok van 5 uur stemt overeen met prestaties van 5 uur en minder. Het tijdsblok van 11 uur stemt overeen met prestaties van meer dan 5 uur.
Door voor de eerste keer ofwel aan de hand van het systeem "tijdstip van het begin van de prestatie en tijdstip van het einde van de prestatie" ofwel aan de hand van het systeem "tijdsblok" aan te geven, maakt de werkgever een keuze voor een aangiftesysteem, die bindend is voor één kalenderjaar ten opzichte van al zijn gelegenheidswerknemers.
Wanneer de werkgever het aangiftesysteem wenst te wijzigen voor het volgende kalenderjaar, dient hij dit ten laatste op 1 oktober van het lopende kalenderjaar te melden, opdat deze wijziging zou ingaan op 1 januari van het nieuwe kalenderjaar.
De eerste keuze die hij maakt tussen de beide aangiftesystemen is bindend voor de periode van 1 juli 2007 tot 31 december 2008. Indien voor de periode die op 1 juli 2007 een aanvang neemt de werkgever het systeem "tijdsblok" kiest en voorzover hij overeenkomstig de bepalingen van artikel 9octies, vóór 30 juni 2007 aan het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca die keuze mededeelt, wordt hij voor de periode gaande van 1 juli 2007 tot 31 december 2007 aanzien als de verplichtingen opgelegd door dit artikel nageleefd te hebben indien hij enerzijds het aanwezigheidsregister afgeleverd door het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca bijhoudt en er dagelijks de voorziene vermeldingen in inschrijft en anderzijds aan de loonfiche van de werknemers beoogd in de artikelen 25 en 31bis, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, een dagelijks overzicht voegt van de prestaties van de werknemer toe voor de periode waarop de loonfiche betrekking heeft.
De werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid moet gebruik maken van het systeem "tijdstip van het begin van de prestatie en tijdstip van het einde van de prestatie". "
Art.6. Artikel 9septies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juli 2006, wordt vervangen als volgt :
" Artikel 9septies. § 1. Tegen uiterlijk 15 oktober 2007 bezorgt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de Minister van Sociale Zaken, aan de Minister van Werk alsook aan de Nationale Arbeidsraad een evaluatieverslag over dit stelsel van DIMONA voor gelegenheidswerknemers.
Dit evaluatierapport moet betrekking hebben op wat volgt :
- de traceerbaarheid van de corrigerende aangiften en de annuleringen;
- de feedback per werkgever, uitgevoerd door het bestuur van de sociale zekerheid, met name over de annuleringen van de DIMONA;
- een onderzoek door de inspectiediensten van de gevallen waarin de werkgevers hun corrigerende aangifte of de annulering te laat verrichten en de redenen die de werkgevers daarvoor geven.
In dat opzicht moeten duidelijke stromen worden geïdentificeerd om de anomalieën en de eventuele technieken voor afspraken tussen werkgevers en werknemers aan het licht te brengen.
§ 2. Tegen uiterlijk 1 maart 2009 bezorgt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de Minister van Sociale Zaken, aan de Minister van Werk alsook aan de Nationale Arbeidsraad een evaluatieverslag over het stelsel van DIMONA dat vanaf 1 juli 2007 van kracht is voor de gelegenheidswerknemers in de sector van het hotelbedrijf.
Dit evaluatierapport moet betrekking hebben op de elementen vermeld in § 1, lid 2 en 3. "
Art.7. In hetzelfde koninklijk besluit van 5 november 2002 wordt een artikel 9octies ingevoegd, luidende :
" § 1. De werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf deelt vóór 30 juni 2007 aan het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca (het Fonds) de keuze mee die hij gemaakt heeft tussen de twee voorstellen die hem worden geboden bij artikel 5bis, § 3, eerste lid.
De veranderingen van keuze gedaan met toepassing van artikel 5bis, § 3, vierde lid van het voornoemde koninklijk besluit moeten eveneens aan het Fonds worden betekend, vóór 30 september van een kalenderjaar om van toepassing te zijn vanaf 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin hij zijn verandering van keuze heeft betekend, en voor de eerste keer vóór 30 september 2008.
§ 2. Het Fonds bezorgt - via elektronische weg - aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid :
1° ten laatste tegen 15 juli 2007, de keuzes van de in de vorige paragraaf bedoelde werkgevers;
2° ten laatste tegen 1 november 2008 en nadien ten laatste tegen 1 november van elk jaar, de in de vorige paragraaf bedoelde veranderingen van keuze.
§ 3. Het Fonds houdt de lijsten bij met de keuzes en de veranderingen van keuze die aan dit Fonds werden meegedeeld. Het houdt ze ter beschikking van de diensten van de sociale inspectie. "
HOOFDSTUK 3. - Indexatie en aanpassingen van de forfaitaire daglonen van de werknemers beoogd in de artikelen 25 en 31 bis, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Art.8. Artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001 en het koninklijk besluit van 21 april 2007, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 4. Op 1 januari van elk jaar en de eerste keer op 1 april 2007, worden de forfaitaire daglonen bedoeld in artikel 25, § 1, tweede lid, aangepast aan de schommelingen van de index, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 1 van 25 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 22 maart 1999, en haar toekomstige wijzigingen. "
Art.9. Artikel 32bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 april 2007, wordt vervangen als volgt :
" Art. 32bis. § 1. Op 1 januari van elk jaar worden de forfaitaire daglonen, geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen voorzien voor de sector waaronder de werkgevers ressorteren, waarop de socialezekerheidsbijdragen worden berekend, aangepast aan de evolutie van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen in de zin van artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 gesloten op 2 mei 1988 in de Nationale Arbeidsraad houdende wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 21 van 15 mei 1975 en nr. 23 van 25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 juli 1988.
Wanneer een verhoging van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen in de loop van het jaar wordt vastgesteld, worden de forfaitaire daglonen aangepast met ingang van de datum van deze verhoging.
§ 2. Op 1 januari van elk jaar en de eerste keer op 1 juli 2007 worden de forfaitaire daglonen, geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen voorzien voor de sector waaronder de werkgevers ressorteren, waarop de socialezekerheidsbijdragen worden berekend, aangepast aan de evolutie van de conventionele lonen van toepassing in de sector waartoe de werkgever behoort.
Daartoe deelt de voorzitter van het Paritair Comité voor de betrokken sector ten laatste op 1 december van ieder jaar en de eerste keer op 1 mei 2007 aan de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en aan de Minister van Sociale Zaken het volgende mee :
1° voor iedere functie, het uurloon van toepassing op 1 december van het vorige kalenderjaar;
2° voor iedere functie, het uurloon van toepassing op 1 december van het jaar in de loop waarvan de informatie wordt meegedeeld;
3° voor iedere functie, de normale wekelijkse arbeidsduur van toepassing in de betrokken sector op 1 december van het vorige kalenderjaar.
Indien de functies worden herverdeeld in verschillende categorieën met het oog op de indeling van de functies, dient de Voorzitter van het Paritair Comité voor de betrokken sector, de gegevens van de hierboven vermelde leden per categorie van functies mee te delen.
Wanneer een collectieve arbeidsovereenkomst voorziet in een verhoging van de conventionele lonen op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar in de loop waarvan de informatie wordt meegedeeld, moet dit element vermeld worden in de mededeling van de Voorzitter van het betrokken Paritair Comité.
Een verhoging van de conventionele lonen in de loop van het jaar dient onmiddellijk door de Voorzitter van het betrokken Paritair Comité aan de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Minister van Sociale Zaken te worden meegedeeld.
Op basis van deze informatie stellen de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gezamenlijk aan de Minister van Sociale Zaken het bedrag van het forfaitair dagloon voor dat van toepassing is op 1 januari van het volgende kalenderjaar.
Wanneer de verhoging van de conventionele lonen wordt vastgesteld tijdens het jaar, stellen de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gezamenlijk aan de Minister van Sociale Zaken het bedrag van het forfaitair dagloon voor dat van toepassing is op de dag van de verhoging van de conventionele lonen.
De Minister van Sociale Zaken beschikt over een termijn van 5 werkdagen om opmerkingen te formuleren. Bij ontstentenis van een reactie van de Minister, wordt het door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voorgestelde bedrag beschouwd als goedgekeurd en wordt het aan de werkgevers meegedeeld via de website van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, evenals aan de Voorzitter van het betrokken Paritair Comité.
Indien de Minister van Sociale Zaken opmerkingen formuleert binnen de termijn bepaald in het achtste lid van deze paragraaf legt hij aan de Nationale Arbeidsraad een voorstel voor met betrekking tot het bepalen van de forfaitaire daglonen. Na ontvangst van het advies van de Nationale Arbeidsraad of na het verstrijken van de termijn binnen dewelke de Raad zijn advies moet uitbrengen, bepaalt de Minister de forfaitaire daglonen en deze worden meegedeeld via de website van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, evenals aan de Voorzitter van het betrokken Paritair Comité.
§ 3.
§§ 1 en 2 hebben betrekking op de volgende Paritaire Comités :
1° het Paritair Comité voor het hotelbedrijf;
2° het Paritair Comité voor de landbouw;
3° het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf. "
HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen.
Art.10. De werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf voegt aan de loonfiche van de werknemers beoogd in de artikelen 25 en 31bis, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, een dagelijks overzicht van de prestaties van de werknemer toe voor de periode waarop de loonfiche betrekking heeft.
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2007, met uitzondering van artikel 3 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2007 en van de artikelen 2, 4, 5, 6, 7, en 10 die in werking treden op 1 juli 2007.
Art. 12. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 april 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
R. DEMOTTE
De Minister van Werk,
P. VAN VELTHOVEN.